In liquidatie
Jaarverslag 2014
Inhoud Bestuursverslag Personalia Kerncijfers Verslag van het Algemeen Bestuur Besluit tot liquidatie Collectieve waardeoverdrachten Liquidatiesaldo Uitvoering Afspraken met de werkgever Vooruitblik 2015 Hoofdlijnen in 2014 Financiële positie Pensioenen Beleggingen Risicomanagement Actuariële analyse Uitvoeringskosten Code Pensioenfondsen Verslag van het Verantwoordingsorgaan Reactie van het algemeen bestuur op het verslag van het Verantwoordingsorgaan Jaarrekening Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten over 2014 Toelichting op de jaarrekening Toelichting op de balans Toelichting op staat van baten en lasten Overige gegevens Bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Bestuur en organisatie Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
5 6 7 8 8 8 9 10 10 11 11 12 14 18 22 22 24 26 28 29 31 32 33 35 40 51 59 60 60 61 67
3
Bestuursverslag
5
Personalia Algemeen Bestuur Naam mr. J. Volkers, voorzitter R.J. Zijlman, secretaris drs. J. Bout AAG * J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA** mr. I.M. Laan FB prof. dr. R.L. ter Hoeven*** drs. M. van Luijk RA ****
Op voordracht van Werkgever Pensioengerechtigden Werkgever Werkgever Werknemers Werknemers Werkgever Werknemer
Lid sinds 2007 2001 2008 2003 2006 2005 2015 2015
Einde zittingsduur 2015 2016 2014 2017 2014 2017 2019 2019
Verantwoordingsorgaan Naam mr. F. Bracht E.M. van der Hall RA W.M. de Jong RA
Op voordracht van Werkgever Werknemers Pensioengerechtigden
Lid sinds 2008 2014 2010
Einde zittingsduur 2017 2017 2018
Beleggingsadviescommissie drs. J.C.M. Hendriks RA mr. I.M. Laan FB R.J. Zijlman T. Berendsen MBA (beleggingsdeskundige, geen lid van de beleggingsadviescommissie) Commissie Uitbesteding J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA** R.J. Zijlman Commissie Communicatie J.C.M. Hendriks RA mr. I.M. Laan FB mr. F. Bakker (HR Deloitte) Jaarwerk Commissie J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA** Klachten- en Geschillencommissie J.C.M. Hendriks RA drs. L.M.H.J. van Hoorn RA** mr. I.M. Laan FB Compliance Officer drs. W. Kievit (Independence Compliance Manager Deloitte Nederland) Actuaris drs. R.K. Sagoenie AAG (Milliman) certificerend actuaris dr. R.G.J. den Hertog AAG (Montae Advies B.V.), raadgevend actuaris Accountant J.C. van Kleef RA (KPMG Accountants N.V.), externe accountant * tot 1 april 2014 ** tot 1 december 2014 *** benoemingsdatum DNB 13 januari 2015 (datum AB-vergadering 4 september 2014) **** benoemingsdatum DNB 13 maart 2015 (datum AB-vergadering 19 februari 2015)
6
Kerncijfers Kerncijfers
2014
2013
2012
2011
2010
Aantal verzekerden Actieve deelnemers -Eindloonregeling Deloitte/Flex regeling
22
17
22
115
118
4.385
4.327
4.363
4.448
4.388
4.407
4.344
4.385
4.563
4.506
-Eindloonregeling Deloitte/Flex regeling
3.124
2.834
2.875
3.850
3.912
-Beschikbarepremieregeling
7.294
7.509
7.067
6.716
6.296
10.418
10.343
9.942
10.566
10.208
-Beschikbarepremieregeling Gewezen deelnemers
Pensioengerechtigden eindloon Deloitte/Flex regeling
1.847
1.576
1.473
1.464
1.371
16.672
16.263
15.800
16.593
16.085
Totale premie werkgever en deelnemers
29.596
28.302
29.363
28.935
26.639
Kostendekkende premie
29.561
28.213
29.195
29.000
25.634
Pensioenuitkeringen
25.663
23.849
24.039
23.644
22.717
Toeslagverlening inactieven
3,00%
1,00%
0,00%
1,00%
0,00%
Marktwaarde beleggingen verzekerd depot AEGON
475.087
420.325
418.974
387.689
403.973
Vordering pensioenfonds op grond van garantiecontract AEGON*
173.145
103.259
141.974
133.182
65.011
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen AEGON
648.232
523.584
560.948
520.871
468.984
Totaal
Premie en pensioenuitkeringen (x € 1.000)
Vermogenssituatie pensioenfonds (x € 1.000) Bezittingen
5.881
5.932
-
-
-
31.842
27.060
25.531
25.208
24.621
Beleggingen voor risico deelnemers
323.591
303.533
253.667
208.267
202.903
Vorderingen en overlopende activa
17.845
19.554
19.808
17.321
22.733
1.027.391
879.663
859.954
771.667
719.241
656.068
529.516
560.948
520.871
468.984
8.930
8.355
8.886
8.494
7.851
Totaal voorziening pensioenverplichtingen risico fonds
664.998
537.871
569.834
529.365
476.835
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
323.591
303.533
253.667
208.267
202.903
-
865
1.730
2.595
-
3.008
804
1.633
3.962
7.139
991.597
843.073
826.864
744.189
686.877
35.794
36.590
33.090
27.478
32.364
105,4%
106,8%
105,8%
105,2%
106,8%
79,3%
87,6%
80,9%
80,0%
93,2%
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen PVI DC Beleggingen voor risico pensioenfonds (vrije depot AEGON)
Totaal bezittingen Verplichtingen Voorzieningen pensioenverplichtingen Voorzieningen pensioenverplichtingen gecedeerde polissen
Voorziening garantiekosten Schulden en overlopende passiva Totaal verplichtingen Stichtingskapitaal en reserves Solvabiliteit pensioenfonds Dekkingsgraad op basis garantiecontract** Dekkingsgraad als geen sprake zou zijn van garantiecontract***
*
Voorzieningen pensioenverplichtingen AEGON op marktwaarde minus de marktwaarde van de beleggingen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen (verzekerd depot).
**
Totaal bezittingen (exclusief beleggingen voor risico deelnemers) minus schulden gedeeld door de voorzieningen pensioenverplichtingen (exclusief voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) plus overige voorzieningen.
*** Dekkingsgraad op basis van het garantiecontract waarbij de vordering op de herverzekeraar wordt gewaardeerd tegen de marktwaarde van de beleggingen in het herverzekeringsdeel technische voorzieningen (verzekerd depot AEGON).
7
Verslag van het Algemeen Bestuur
Besluit tot liquidatie De werkgever Deloitte en de ondernemingsraad van Deloitte hebben besloten de uitvoering van de beschikbare premieregeling door het fonds per eind 2014 te beëindigen en de uitvoering vanaf 1-12015 onder te brengen bij een nieuwe uitvoerder, zijnde de PPI Cappital. In het verlengde hiervan heeft de werkgever de uitvoeringsovereenkomst met het fonds opgezegd. Daarmee wordt Stichting Pensioenfonds Deloitte in liquidatie een zogenaamd slapend fonds. Dat wil zeggen dat het fonds niet meer jaarlijks “gevoed” wordt door nieuwe pensioenopbouw. Verder kunnen de uitvoeringskosten van het fonds uiteindelijk niet meer in rekening worden gebracht bij de werkgever. Deze kosten komen daardoor ten laste van het fonds en daarmee ten laste van de middelen ten behoeve van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Dit is volgens het fondsbestuur geen wenselijke en toekomstbestendige situatie. Omdat het fondsbestuur het pensioenfonds slechts een korte periode als slapend fonds wil laten bestaan, in verband met de eerder genoemde financiële nadelen, zal het fondsbestuur de komende tijd toewerken naar een liquidatie van het fonds. Het formele besluit tot liquidatie is genomen op 22 januari 2015. Deze liquidatie is afgerond als De Nederlandsche Bank formeel het toezicht op het fonds heeft beëindigd en het fonds wordt uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Er moet echter eerst nog veel werk worden verricht voordat deze laatste stappen kunnen worden gezet. Zo moeten eerst alle pensioenverplichtingen worden overgedragen naar nieuwe pensioenuitvoerders via zogenaamde collectieve waardeoverdrachten. Als daarna ook het liquidatiesaldo extern wordt aangewend voor de pensioenen van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden resteert een volledig leeg fonds. Het fonds heeft dan geen nut meer en kan ophouden te bestaan.
Collectieve waardeoverdrachten Het fonds voert twee soorten pensioenregelingen uit. Er zijn (gewezen) deelnemers die een kapitaal opbouwen vanuit de beschikbare premieregeling. Daarnaast zijn er gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met aanspraken vanuit eindloonregelingen. Zowel de beschikbare premiekapitalen als eindloonaanspraken worden via collectieve waardeoverdrachten overgedragen naar andere pensioenuitvoerders. Zoals hiervoor is aangegeven, wordt de beschikbare premieregeling van Deloitte vanaf 1-1-2015 uitgevoerd door Cappital. Wetende dat het fonds niet als slapend fonds verder wenst te gaan en daarom de bij het pensioenfonds in het verleden opgebouwde premiekapitalen wenst over te dragen naar een andere pensioenuitvoerder, ligt het voor de hand dat het fondsbestuur de mogelijkheid heeft onderzocht om alle beschikbare premiekapitalen over te dragen naar Cappital. Deze mogelijkheid bleek aantrekkelijk en haalbaar te zijn. Aantrekkelijk omdat Cappital lagere beheerkosten in rekening brengt en – net als Robeco dat thans namens het fonds de kapitalen belegt – een degelijke beleggingsopzet kent. Haalbaar omdat de werkgever Deloitte bereid is de verschuldigde aankoopkosten bij Cappital te vergoeden. De verkoopkosten worden evenmin ten laste van het kapitaal van de deelnemers gebracht doordat het pensioenfonds deze kosten voor haar rekening neemt. Hierdoor gaat het kapitaal van de deelnemers dus volledig over. De overdracht van de kapitalen naar Cappital vindt plaats via een zogenaamde collectieve waardeoverdracht die is geregeld in de Pensioenwet. Omdat het fonds toewerkt naar een liquidatie vindt de collectieve waardeoverdracht plaats op basis van artikel 84 van de Pensioenwet. Het fonds moet DNB vragen om goedkeuring van deze collectieve waardeoverdracht. Er is dan geen goedkeuring nodig van de individuele (gewezen) deelnemer of de arbeidsongeschikte deelnemer. Het fonds kent ook gewezen deelnemers of pensioengerechtigden met een of meerdere pensioenaanspraken die voortvloeien uit de eindloonregelingen van het pensioenfonds, inclusief pensioenaanspraken die in het verleden bij het fonds zijn aangekocht met de beschikbare premiekapitalen. Om te voorkomen dat negatieve ontwikkelingen – lage rente, dalende aandelenkoersen, langer leven dan verwacht – deze aanspraken ooit zouden aantasten hebben het fondsbestuur en de werkgever Deloitte er in het verleden voor gekozen om de aanspraken te
8
herverzekeren bij AEGON. Hiervoor heeft het fonds een zogenaamd garantiecontract gesloten met AEGON. Eind 2014 liep dit contract af. Er waren op dat moment voor het fonds twee mogelijkheden: het contract wordt volgens de in het verleden afgesproken condities afgewikkeld. Dat betekent dat AEGON garandeert dat alle toekomstige pensioenuitkeringen worden uitbetaald, ook bij minder gunstige ontwikkelingen op de financiële markten en ook bij een verder stijgende levensverwachting van alle mensen in Nederland. Verder bestaat er een kans dat AEGON de komende jaren winst uitkeert. De eventuele winstuitkeringen zijn afhankelijk van de zogeheten “overrente”. Dit is het in enig jaar behaalde beleggingsrendement op de geldmiddelen die tegenover de voorziening pensioenverplichtingen staan, verminderd met de vaste rekenrente van 4% over deze voorziening pensioenverplichtingen. Voorts worden hierop de verschuldigde garantiepremie en de administratiekosten in mindering gebracht. Eventuele nadelige uitkomsten hiervan komen weliswaar voor rekening van AEGON maar worden verrekend met toekomstige voordelige uitkomsten. Deze winstuitkeringen zijn dus onzeker. Het is zeer wel denkbaar dat de financiële markten gemiddeld of minder dan gemiddeld presteren en dan ontvangt het fonds geen beleggingswinsten van AEGON; het contract wordt vervangen door een zogenaamde “pension buyout”. Ook dan blijft AEGON de uitbetaling van alle pensioenuitkeringen garanderen. Belangrijk verschil is echter dat AEGON niet langer behoeft te blijven beleggen voor het fonds en dus ook niet langer winstuitkeringen behoeft te doen. In ruil hiervoor krijgt het fonds per direct een afkoopwaarde ter grootte van de actuariële waarde van de verwachte toekomstige winstuitkeringen. Hiermee is de winstuitkering dus nu al volledig zeker. Na raadpleging van externe deskundigen, het Verantwoordingsorgaan, de Visitatiecommissie en het bestuur van de VVPD heeft het fondsbestuur gekozen voor de “pension buyout” zodat zekerheid ontstaat over de winstuitkering en daarmee over de middelen voor toekomstige indexatie van de aanspraken. Na een intensief onderhandelingsproces heeft het fondsbestuur een akkoord bereikt met AEGON: het fonds ontvangt een afkoopwaarde van ongeveer 11,5 mln euro. Gegeven de huidige kennis en inzichten is dat volgens de eerder genoemde partijen en het fondsbestuur een afkoopwaarde die zondermeer fair is te noemen. Onderdeel van de “pension buyout” is dat de aanspraken via een collectieve waardeoverdracht door het fonds worden overgedragen aan AEGON. Het fonds blijft dan niet langer tussen de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden en AEGON staan. In plaats daarvan krijgen de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden rechtstreekse aanspraken op AEGON. Dit is uiteraard volledig in lijn met het besluit van het fonds om niet als slapend fonds verder te gaan en daarom alle aanspraken over te dragen naar andere pensioenuitvoerders. De genoemde collectieve waardeoverdracht is geregeld in de Pensioenwet. Omdat het fonds toewerkt naar een liquidatie vindt de collectieve waardeoverdracht plaats op basis van artikel 84 van de Pensioenwet. Het fonds moet DNB vragen om goedkeuring van deze collectieve waardeoverdracht. Er is geen goedkeuring nodig van de individuele (gewezen) deelnemer of arbeidsongeschikte deelnemer.
Liquidatiesaldo De verwachting is dat een positief liquidatiesaldo resteert na de overdracht van alle pensioenaanspraken en pensioenkapitalen naar andere pensioenuitvoerders, de liquidatiekosten zijn betaald en nadat het fonds alle vorderingen en alle financiële verplichtingen heeft afgewikkeld. In de eindfase van het liquidatietraject zal het fondsbestuur, conform de statuten van het fonds, het liquidatiesaldo op de volgende wijze een pensioenbestemming geven: het aandeel in het liquidatiesaldo van de (gewezen) deelnemers en arbeidsongeschikten in de beschikbare premieregeling (DC-regeling) wordt overgedragen aan Cappital. Zij verdeelt de ontvangen middelen over de (gewezen) deelnemers in de DC-regeling bij Cappital per 31 december 2014 die op het moment van ontvangst van de middelen nog een DC-kapitaal hebben, in beginsel naar rato van hun pensioenkapitaal per 31 december 2014 inclusief dividend dat is toegekend in 2014 en wordt uitbetaald op 2 januari 2015. Individuele inkomende waardeoverdrachten worden daarbij meegenomen indien zij voor eind 2013 zijn verwerkt; het aandeel in het liquidatiesaldo van de gewezen deelnemers, arbeidsongeschikten en pensioengerechtigden in de eindloonregelingen (DB-regelingen) wordt gestort in een
9
indexatiedepot bij een verzekeraar of een andere door de Pensioenwet genoemde pensioenuitvoerder. Dit indexatiedepot zal na liquidatie van het pensioenfonds worden beheerd door een op te richten Pensioencommissie. De commissie zal onder meer dienen toe te zien op een adequate belegging van het vermogen. Verder wordt de commissie verantwoordelijk voor de besluitvorming over tijdstip en hoogte van de toekomstige aanwending uit dit depot voor de inkoop van indexatie van de bij AEGON ondergebrachte slapende pensioenaanspraken en ingegane pensioenuitkeringen.
Uitvoering De uitvoerder van het pensioenfonds, A&O Services, heeft de uitvoeringsovereenkomst met het pensioenfonds per 1 januari 2015 opgezegd. Dit heeft de volgende gevolgen. De werkzaamheden voor de tot 31 december 2014 opgebouwde kapitalen in de beschikbare premieregeling had Stichting Pensioenfonds Deloitte uitbesteed aan twee partijen: Robeco belegt het geld en A&O Services (A&O) in Rijswijk verzorgt de administratie. Vanaf 1 januari 2015 gaat een andere partij de rol van A&O overnemen. Het fonds heeft namelijk – in verband met het opzeggen van de uitvoeringsovereenkomst door A&O – TKP in Groningen gevraagd de administratie van de beschikbare premieregeling vanaf 1 januari 2015 te verzorgen. Robeco blijft tot de collectieve waardeoverdracht het geld beleggen. Via een collectieve waardeoverdracht gaan de kapitalen over van het pensioenfonds naar Cappital. Hierbij hoort uiteraard ook dat het fonds de pensioenadministratie overdraagt aan Cappital. Deze collectieve waardeoverdracht zal in de loop van 2015 worden gerealiseerd. Tot dat moment zal TKP (waarvan Cappital een dochteronderneming is) de administratie verzorgen. Via een collectieve waardeoverdracht gaan de eindloonaanspraken over van het pensioenfonds naar AEGON. Hierbij hoort uiteraard ook dat het fonds die pensioenadministratie overdraagt aan AEGON. Met AEGON is echter afgesproken dat AEGON de administratie pas op termijn overneemt. Tot het moment van overdracht naar AEGON blijft het pensioenfonds zorg dragen voor de pensioenadministratie en pensioenuitkeringen. De administratie van alle pensioenaanspraken en pensioenuitkeringen uit de eindloonregelingen heeft het fonds uitbesteed aan een externe partij. De afgelopen jaren was dit A&O Services (A&O) in Rijswijk. Vanaf 1 januari 2015 gaat een andere partij de rol van A&O overnemen. Het fonds heeft namelijk AGH (Administratie Groep Holland) in Rijswijk gevraagd de aanspraken- en uitkeringenadministratie vanaf 1 januari 2015 te verzorgen. AGH verzorgt ook de uitkeringen vanaf 1 januari 2015. Tevens voert AGH vanaf 1 januari 2015 de financiële administratie.
Afspraken met de werkgever Nadat Deloitte de uitvoeringsovereenkomst had opgezegd, heeft het fonds met Deloitte overlegd over een vergoeding voor de kosten die het fonds maakt en zal maken vanwege liquidatie, collectieve waardeoverdrachten, transactiekosten, administratiekosten en overige kosten vanwege het in stand houden van het fonds tot aan het moment van uitschrijving uit de registers van de kamer van koophandel. De Onderneming betaalt het fonds een bedrag van € 1,6 miljoen in verband met deze kosten. Vanwege mogelijke onverwachte kosten die begin 2015 onbekend en niet voorzien waren, zoals bijvoorbeeld boetes en of kosten verband houdend met het beëindigen van de verzekeringen ingeval van overlijden of rechtszaken tegen het fonds in het kader van de opheffing, zullen zowel de werkgever als het fonds, in aanvulling op de eerder genoemde € 1,6 miljoen, ieder een bedrag van € 100.000 beschikbaar stellen. Na overleg en instemming van beide partijen, kunnen onbekende en niet voorziene uitgaven voor het fonds hieruit op een 50-50 basis tot een bedrag van € 200.000 betaald worden. Indien het bedrag dat onbekend en niet voorzien was € 200.000 overstijgt, zal het fonds het meerdere voor haar rekening nemen.
10
Vooruitblik 2015 In 2015 zal het bestuur veel tijd besteden aan de realisatie van de collectieve waardeoverdrachten. Hiertoe hoort in de eerste plaats het informeren van DNB. Immers DNB dient de collectieve waardeoverdrachten goed te keuren. Daarnaast dienen de beleggingen en de administraties over te worden gedragen aan Cappital en AEGON. Tenslotte wordt de opzet van het indexatiedepot en de bijbehorende Pensioencommissie nader uitgewerkt in 2015. Hoewel het indexatiedepot waarschijnlijk pas in 2016 zal worden gevormd – als het liquidatiesaldo bekend is – wil het bestuur reeds in 2015 de uitgangspunten voor de indexatie na de liquidatie van het fonds formuleren. Omdat de twee collectieve waardeoverdrachten nog niet zijn goedgekeurd door DNB zijn deze nog niet verwerkt in de jaarrekening. Oftewel, in de jaarrekening staan de verplichtingen nog op de balans van het fonds. Indien DNB de twee collectieve waardeoverdrachten goedkeurt en deze geëffectueerd kunnen worden, verdwijnen de verplichtingen van de balans. Tegelijkertijd neemt dan de activa-post “Beleggingen voor risico pensioenfonds” met 9,767 mln euro toe. De reden is dat het fonds met AEGON een pension buyout is overeengekomen. Indien de CWO, die de basis vormt van deze pension buyout, doorgaat, is AEGON bereid een bedrag van 9,767 mln euro te betalen. Dit is het saldo van 11,5 mln euro aan afkoopwaarde van toekomstige overrente en 1,733 mln euro die het fonds aan AEGON betaalt voor de inkoop van de verplichtingen behorende bij de gecedeerde polissen. In 2015 treedt het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) in werking. Het nFTK heeft aanzienlijke gevolgen voor het beleid van de Nederlandse pensioenfondsen. Voor Pensioenfonds Deloitte in liquidatie zijn de gevolgen echter zeer beperkt. Omdat het fonds in liquidatie is, is een haalbaarheidstoets niet nodig. Omdat het fonds geen opbouw meer kent vanaf 1 januari 2015 raken de nieuwe regels voor de premiestelling het fonds evenmin. Tenslotte is het fonds herverzekerd waardoor aanpassingen van het crisisplan, het vereist eigen vermogen en het indexatiebeleid niet benodigd zijn.
Hoofdlijnen in 2014 Bij Pensioenfonds Deloitte in liquidatie zijn in 2014 op zowel het belegd vermogen in het gesepareerd depot bij AEGON voor de eindloonregelingen, als op het vrije vermogen belegd bij AEGON positieve beleggingsrendementen behaald; 11,27% (2013: 5,16%) respectievelijk 7,00% (2013 6,40%) (beide percentages na kosten). De voorziening pensioenverplichtingen op marktwaarde voor de eindloonregelingen is met circa € 124,6 mln gestegen ten opzichte van 31 december 2013. Dit wordt veroorzaakt door de daling van de marktrente in 2014. Eind 2014 was de rekenrente 1,66%. Ter vergelijking: eind 2013 was sprake van een rekenrente van 2,61%. In dat kader heeft het garantiecontract dat Pensioenfonds Deloitte in liquidatie in 2005 met AEGON Levensverzekering N.V. afsloot, ook in 2014 zijn waarde bewezen. Door het garantiecontract is het financiële risico met betrekking tot de hogere voorziening pensioenverplichtingen op marktwaarde immers afgedekt. Ten opzichte van een toename van de voorziening pensioenverplichtingen staat ook een toename van de waarde van het garantiecontract. Per saldo heeft de hogere voorziening pensioenverplichtingen in 2014 voor het pensioenfonds dus geen effect gehad. Rekening houdend met het garantiecontract is de dekkingsgraad van het pensioenfonds in 2014 ten opzichte van 2013 gedaald met 1,4% van 106,8% naar 105,4%. Deze daling wordt veroorzaakt door de toename van de verplichtingen en gedeeltelijk gecompenseerd door het rendement op de eigen beleggingen en de in 2014 gerealiseerde interestwinst. Door het garantiecontract met AEGON zijn kortingen op pensioenaanspraken of pensioenuitkeringen bij Pensioenfonds Deloitte in liquidatie niet aan de orde. In beginsel kan namelijk bij het pensioenfonds geen sprake zijn van een dekkingsgraad lager dan 100%. Dat zou alleen anders zijn als AEGON onverhoopt niet meer aan haar verplichtingen uit het garantiecontract zou kunnen voldoen. Dit betreft het kredietrisico op AEGON. Dat scenario acht het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds echter zeer onwaarschijnlijk. Ook in 2014 was AEGON één van de Nederlandse verzekeraars met de hoogste kredietwaardigheid. Het contract met AEGON biedt geen garanties voor toeslagverlening. Cijfermatig kan het belang van het garantiecontract voor het pensioenfonds als volgt worden geïllustreerd. Wanneer het pensioenfonds geen garantiecontract zou hebben gehad, dan was eind 2014 de dekkingsgraad 79,3% geweest. In dat geval zou dus wel degelijk sprake zijn geweest van een forse onderdekking met niet aanzienlijke kortingen op pensioenen tot gevolg.
11
De jaarresultaten van de beleggingen van de diverse beleggingsfondsen in de beschikbarepremieregeling lieten in 2014 op totaalniveau een positief beeld zien. In alle standaard adviesmixen voor deelnemers in het Serviceniveau Volledig beheer was per saldo sprake van een positief rendement. Voor adviesmixen van jongere deelnemers – waar een hoger risicoprofiel mogelijk is - was sprake van rendementen tussen 11,6% en 12,3% (2013: 5,40% en 10,30%). Voor de adviesmixen voor oudere deelnemers – waar het beleggingsrisico geleidelijk wordt afgebouwd – zijn rendementen behaald tussen 3,2% en 10,6% (2013: 2,30% en 6,60%). De rendementen in Serviceniveau Eigen beheer kunnen per deelnemer verschillen, afhankelijk van de zelf gekozen beleggingsmix. In juni 2014 heeft het Algemeen Bestuur besloten per 1 juli 2014 een toeslag te verlenen over de ingegane pensioenuitkeringen van 3%. Ook de premievrije aanspraken in de Deloitte Eindloonregeling en de FLEX-regeling zijn met 3% verhoogd. Het jaar 2014 is uiteindelijk afgesloten met een negatief saldo van € 0,8 miljoen (2013: € 3,5 miljoen positief). Dit negatieve saldo is onttrokken aan de statutaire reserve van het pensioenfonds die daarmee ultimo 2014 daalde naar € 35,8 ( 2013: € 36,6 miljoen).
Financiële positie Wat betreft de financiële positie van Pensioenfonds Deloitte in liquidatie moet onderscheid gemaakt worden tussen de verplichtingen ten aanzien van de beschikbare premieregeling in de opbouwfase enerzijds en de verplichtingen ten aanzien van de eindloonregelingen (Eindloonregeling Deloitte en Flex regeling) en de beschikbare premieregeling in de uitkeringsfase anderzijds. Opbouwfase beschikbare premieregeling De beschikbare premieregeling is gebaseerd op de veronderstelling dat door zowel inleg als rendement op de pensioendatum kapitaal is gespaard, De (gewezen) deelnemer kan op dat moment voor zichzelf een levenslang ouderdomspensioen, eventueel in cominbatie met een levenslang nabestaandenpensioen, inkopen. Hierdoor komen het rendements- en het renterisico en het langlevenrisico voor rekening van de (gewezen) deelnemer. De pensioenverplichtingen uit de beschikbare premieregeling zijn voor het pensioenfonds tijdens de opbouwfase altijd gelijk aan de actuele marktwaarde van de beleggingen. De financiële positie van het pensioenfonds speelt voor de beschikbare premieregeling in de opbouwfase geen rol. De (gewezen) deelnemer had in de beschikbare premieregeling op pensioendatum de mogelijkheid om met zijn opgebouwde pensioenkapitaal - tijdens de looptijd van het garantiecontract - op 4% rekenrente - een pensioen bij het pensioenfonds (via AEGON) aan te kopen. Als de deelnemer van deze mogelijkheid gebruik maakt is het garantiecontract ook in de uitkeringsfase voor (gewezen) deelnemers in de beschikbare premieregeling van belang. De (gewezen) deelnemer kan er ook voor kiezen om voor zijn pensioenkapitaal op pensioendatum bij een andere pensioenuitvoerder levenslange pensioenuitkeringen aan te kopen op grond van de bij die pensioenuitvoerder geldende voorwaarden en tarieven. Deze laatste mogelijkheid wordt pensioenshoppen genoemd. Door het aflopen van het garantiecontract en de pension buyout die het fonds en AEGON daarna zijn overeengekomen, is een pensioen aankopen bij het pensioenfonds (via AEGON) niet langer mogelijk. Eindloonregelingen De financiële risico’s van het pensioenfonds ten aanzien van de eindloonregelingen, alsmede ingegane levenslange pensioenuitkeringen vanuit de beschikbare premieregeling, zijn afgedekt door een garantiecontract. In dit contract is vastgelegd dat alle nominale pensioenaanspraken levenslang worden gegarandeerd door de herverzekeraar. Met het garantiecontract is het fonds een herverzekerd fonds. Het langleven risico, het beleggingsrisico en het verzekeringsrisico komen voor rekening van AEGON. Per 1 januari 2005 zijn alle opgebouwde pensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden onder dit contract gebracht. Ook de jaarlijkse opbouw van aanspraken en de inkoop van eventuele toeslagen worden onder de voorwaarden van het contract bij AEGON ingekocht. Het garantiecontract kent geen staartverplichtingen. Na beëindiging van het contract per 31 december 2014 en na de pension buyout die het fonds en AEGON daarna zijn
12
overeengekomen blijven de garanties met betrekking tot de op dat moment opgebouwde nominale aanspraken onverkort gelden. Waarderingsgrondslagen Tot en met 2006 werd een vaste rekenrente van 4% gehanteerd voor de vaststelling van de technische voorzieningen. Vanaf 2007 is het pensioenfonds balanstechnisch overgegaan op actuariële grondslagen conform het Financieel Toetsingkader (FTK). Een belangrijk onderdeel van het FTK is dat zowel de beleggingen als de technische voorzieningen worden berekend op marktwaarde. De technische voorzieningen worden daarbij bepaald met de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. Dit is de termijnstructuur van de actuele nominale marktrente. In samenhang met de duur van de verwachte uitkeringstroom van het pensioenfonds kwam de te hanteren rekenrente eind 2014 overeen met 1,66% (2013: 2,61%). De technische voorzieningen zijn verder vastgesteld op basis van een recente sterftetafel: de prognosetafel AG2014 van het Actuarieel Genootschap. In de toelichting op de balans is een volledige opsomming van de gehanteerde grondslagen opgenomen. Tot slot zijn de technische voorzieningen van het pensioenfonds gesplitst in twee posten, te weten de technische voorziening AEGON en de technische voorzieningen overig. De laatste post betreft de bij diverse andere verzekeringsmaatschappijen bestaande polissen van werknemers van (accountants-) praktijken die in de loop van de tijd met Pensioenfonds Deloitte in liquidatie zijn gefuseerd. Omdat toentertijd nog geen wettelijk recht op waardeoverdracht bestond, heeft het pensioenfonds voor deze deelnemers de pensioenverplichtingen uit het verleden overgenomen en zijn tegelijkertijd de bestaande polissen aan het pensioenfonds gecedeerd. Als gevolg van de verslagleggingsregels voor garantiecontracten worden vanaf boekjaar 2007 de beleggingen die verband houden met het garantiecontract bij AEGON (verzekerd depot) niet langer opgenomen in de balans van het pensioenfonds. Overigens zijn deze beleggingen voor het overzicht wel in de kerncijfers en de toelichting op de balans weergegeven. Tegenover de verplichtingen op de passivazijde van de balans staan op de activazijde de vorderingen op de herverzekeraar. Door het gelijkstellen van de vordering op AEGON aan de verplichtingen van het pensioenfonds onstaat de situatie dat het beleggingsrisico niet tot uitdrukking komt in de jaarcijfers van het pensioenfonds. Dit sluit aan op de gedachte achter het met AEGON afgesloten garantiecontract. Het pensioenfonds ontvangt jaarlijks haar aandeel in de (eventueel) behaalde positieve overrente. Wanneer in een jaar een negatieve overrente wordt gerealiseerd, zal een eventuele positieve overrente in het volgende jaar (en eventueel de daarop volgende jaren) in eerste instantie worden gebruikt om het negatieve saldo overrente aan te vullen danwel te verrekenen. Het berekenen van de technische voorzieningen tegen marktwaarde in plaats van de met AEGON overeengekomen grondslagen, waaronder een rekenrente van 4%, heeft voor het pensioenfonds in de praktijk dus geen invloed op het feitelijk beschikbare eigen vermogen van het fonds. De bestedingsruimte van het pensioenfonds blijft voor wat betreft de maximaal beschikbare middelen voor eventuele toeslagverlening beperkt tot het niveau van het stichtingskapitaal, de reserves en eventueel gerealiseerde overrente. Dekkingsgraad De financiële positie van het pensioenfonds komt tot uitdrukking in de zogeheten dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de verhouding tussen de totale bezittingen (exclusief beleggingen voor risico deelnemers) minus schulden gedeeld door de voorzieningen pensioenverplichtingen (exclusief voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) plus overige voorzieningen. Anders gezegd: de dekkingsgraad geeft de verhouding weer tussen enerzijds het pensioenvermogen en anderzijds de technische voorzieningen bij AEGON. Het pensioenvermogen is daarbij de som van de technische voorzieningen en het eigen vermogen (stichtingskapitaal en reserves) van het pensioenfonds. De dekkingsgraad kan wijzigen door positieve of negatieve beleggingsresultaten van beleggingen voor risico fonds.
13
Ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen voor volledig herverzekerde pensioenfondsen zoals Pensioenfonds Deloitte in liquidatie moet worden uitgegaan van 1% van de voorziening pensioenverplichtingen. Deze middelen zijn onderdeel van het vrije vermogen. In de volgende opstelling wordt de dekkingspositie en de dekkingsgraad op marktwaarde per 31 december 2014 weergegeven: Dekkingspositie en dekkingsgraad (x € 1.000) Aanwezig balanstotaal Af: Beleggingen voor risico deelnemers Af: Beleggingen garantiecontract Af: Vordering op AEGON (garantiecontract) Af: Vordering PVI DC Af: Overig Aanwezige solvabiliteit (eigen vermogen) Af: Minimaal vereist eigen vermogen (2) Dekkingspositie VEV -/- MVEV (1) Reservepositie Aanwezige dekkingsgraad Vereiste dekkingsgraad
31.12.2014
31.12.2013
1.027.391 -323.591 -475.087 -173.145 -5.881 -13.893 35.794 -9.886 25.908 nihil 25.908
879.663 -303.533 -420.325 -103.259 -5.932 -10.024 36.590 -8.414 28.176 nihil 28.176
105,4% 101,0%
106,8% 101,0%
(1) VEV betekent vereist eigen vermogen en MVEV betekent minimaal vereist eigen vermogen. (2) Het minimaal vereist eigen vermogen betreft 1% van het totaal van voorzieningen pensioenverplichtingen AEGON, voorzieningen pensioenverplichtingen andere verzekeraars en pensioenverplichtingen voor risico deelnemers. Dit is inclusief DC-buffer (2014: € 3.236 en 2013: € 3.035). Dekkingsgraad per 31 december, rekening houdend met het garantiecontract, heeft zich de afgelopen jaren als volgt ontwikkeld:
Dekkingsgraad per 31 december
2014 105,4%
2013 106,8%
2012 105,8%
2011 105,2%
2010 106,8%
De minimaal vereiste dekkingsgraad is vastgesteld op 101,0%. De vereiste dekkingsgraad wordt voor ons pensioenfonds verondersteld gelijk te zijn aan de minimaal vereiste dekkingsgraad. Derhalve is bij Pensioenfonds Deloitte in liquidatie in 2014 sprake geweest van een toereikende solvabiliteit. Indien bij de berekening van de aanwezige dekkingsgraad ook een buffer van 1% voor de DC kapitalen wordt meegenomen bedraagt de dekkingsgraad ultimo 2014 104,9% (2013: 106,4%). Het belang van het garantiecontract voor Pensioenfonds Deloitte in liquidatie kan worden geïllustreerd door de waarde van het garantiecontract eind 2014 te vergelijken met de marktwaarde van de beleggingen op datzelfde moment. De technische voorzieningen die vallen onder het garantiecontract met AEGON bedragen circa € 648 miljoen (2013: € 523 miljoen). De onderliggende beleggingen bij AEGON hebben per 31 december echter een marktwaarde van circa € 475 miljoen (2013: € 420 miljoen). De waarde van het garantiecontract overtreft dus de waarde van de beleggingen. Het pensioenfonds heeft daarmee een vordering op AEGON van € 173 miljoen.
Pensioenen Het pensioenfonds past eind 2014 de volgende pensioenreglementen toe: a. Het reglement Beschikbare premieregeling. Deze regeling geldt voor werknemers geboren na 31 december 1950 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever zijn en voor werknemers die vanaf 1 januari 2001 in dienst van de werkgever gekomen zijn. De pensioenrichtdatum voor het ouderdomspensioen is 65 jaar. Het partnerpensioen is gedurende het deelnemerschap gedekt op risicobasis. Bij tussentijdse beëindiging kan de gewezen deelnemer een tijdelijk partnerpensioen op risicobasis aankopen. Dit tijdelijke partnerpensioen op risicobasis wordt gefinancierd met een deel van het tot dan toe opgebouwde pensioenkapitaal. b. Het reglement Eindloonregeling Deloitte dat van toepassing is op de gesloten groep deelnemers geboren vóór 1 januari 1951 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever waren. Voor
14
c.
d.
deelnemers die geboren zijn na 31 december 1950, en die geen waardeoverdracht hebben gedaan naar de beschikbare premieregeling, zijn de aanspraken premievrij gemaakt (bijzondere slapersrechten). Het reglement Flex regeling, gebaseerd op een eindloonsysteem, voor een gesloten groep deelnemers (uit de voormalige VB-groep) geboren vóór 1 januari 1951 die op 31 december 2000 in dienst van de werkgever waren. Voor deelnemers die geboren zijn na 31 december 1950, en die geen waardeoverdracht hebben gedaan naar de beschikbare premieregeling, zijn de aanspraken premievrij gemaakt (bijzondere slapersrechten). Het reglement ANW-hiaat-verzekering waaraan deelnemers in de beschikbare premieregeling, de eindloonregeling Deloitte of de Flex-regeling op vrijwillige basis en voor eigen rekening kunnen deelnemen.
Naast bovengenoemde regelingen voert het fonds nog enkele “oudere” regelingen uit met ingegane pensioenuitkeringen danwel nog niet ingegane premievrije aanspraken: e. Het pensioenreglement van medewerkers die op 1 januari 1996 niet meer in actieve dienst waren van de voormalige VB-groep, op grond waarvan lopende uitkeringen worden gedaan, respectievelijk premievrije aanspraken bestaan, maar geen actieve opbouw meer plaatsvindt. f. Het reglement Aanvullend Arbeidsongeschiktheidspensioen, met ingegane pensioenen. g. De Overgangsregeling 40-dienstjaren, voor werknemers van de voormalige VB-groep, met ingegane uitkeringen. h. Het reglement arbeidsongeschiktheidsuitkering VB Groep. Op 31 december 2014 is het pensioenfonds door de beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst door de werkgever een slapend pensioenfonds geworden. Vanaf dat moment vindt er dus geen opbouw van aanspraken of kapitalen door de deelnemers meer plaats. Het pensioenfonds kent louter nog gewezen deelnemers en pensioengerechtigen met reeds opgebouwde aanspraken of kapitalen vanuit de bovengenoemde regelingen. Kenmerken pensioenregelingen De kenmerken van Eindloonregeling Deloitte, Flex-pensioenregeling respectievelijk Beschikbarepremieregeling waren ultimo 2014 als volgt: Flex-pensioenregeling
Pensioenrichtleeftijd
Eindloonregeling Deloitte 65 jaar
65 jaar
Beschikbarepremieregeling 67 jaar
Prepensioenrichtleeftijd
60 jaar
61 jaar
n.v.t.
Franchise
€ 21.201
€ 21.180
€ 13.449
Pensioengrondslag
Pensioengevend salaris (middelgrondslag) minus franchise
Pensioengevend salaris (middelgrondslag) minus franchise
Pensioengevend salaris minus franchise
Maximum pensioensalaris € 83.242
n.v.t.
€ 125.000
Ouderdomspensioen
1,75% van de pensioengrondslag (maximum 40 jaar opbouw)
1,94% van de pensioengrondslag (maximum 36 jaar opbouw)
Gebaseerd op beschikbare premiestaffel
Partnerpensioen
70% van het ouderdomspensioen
75% van het ouderdomspensioen
Gebaseeerd op beschikbare premiestaffel dan wel risico bij overlijden voor de pensioendatum.
Wezenpensioen
20% van het partnerpensioen
20% van het partnerpensioen
20% van het partnerpensioen
15
Toeslagbeleid Het pensioenfonds heeft de ambitie om jaarlijks de pensioenrechten en pensioenaanspraken aan te passen aan de gestegen prijzen op basis van de door het CBS vastgestelde ‘consumentenprijsindex alle huishoudens’ van oktober van het afgelopen jaar ten opzichte van oktober van het daaraan voorafgaande jaar. Ten aanzien van de beschikbare premieregeling geldt het toeslagbeleid uiteraard alleen indien en voorzover de pensioenuitkeringen bij het pensioenfonds zijn ingekocht. Het pensioenfonds heeft in zijn interne toeslagenprotocol vastgelegd dat ruimte voor toeslagverlening bestaat indien de feitelijke dekkingsgraad hoger is dan 105%. Randvoorwaarde is, dat na toekenning van een toeslag, de feitelijke dekkingsgraad hoger dan 105% moet zijn. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en -aanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit overrendementen, het rendement op het vrije vermogen en/of het vrije vermogen. Voor bijzondere slapersrechten – slaper in de eindloonregeling maar nog actieve deelnemer in de beschikbare premieregeling en de arbeidsongeschikten – wordt jaarlijks een toeslag verleend ter hoogte van de algemene, voor alle salarisgroepen geldende, stijging van de zogenoemde normsalarissen bij de werkgever. De financiering van de toeslagen voor de groep ‘bijzondere slapers’ komt volledig ten laste van de werkgever. Toeslagverlening 2014 In juni 2014 heeft het Algemeen Bestuur besloten per 1 juli 2014 een toeslag van 3% te verlenen over de ingegane pensioenuitkeringen. Ook de premievrije aanspraken in de Deloitte Eindloonregeling en de FLEX-regeling zijn verhoogd met 3%. Het besluit om een toeslag over 2014 te verlenen is via de Pensioenkrant van 2014 aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden van het pensioenfonds meegedeeld. Wijzigingen in pensioenreglementen Jaarlijks worden alle pensioenreglementen van het pensioenfonds geactualiseerd op gewijzigde weten regelgeving. Tevens worden de reglementen beoordeeld op inconsistenties en onduidelijkheden en worden (indien wenselijk) aangepast. In alle reglementen zijn de diverse bedragen (onder andere de franchise en afkoopbedragen) aangepast en zijn wijzigingen in wet- en regelgeving doorgevoerd. In het reglement van de beschikbare premieregeling is een belangrijke wijziging opgenomen. Bij de collectieve waardeoverdracht hoort namelijk een belangrijke maar tegelijkertijd voor de hand liggende wijziging van de beschikbare premieregeling: het is niet meer mogelijk om met het kapitaal een pensioen aan te kopen bij het fonds. De aankoop dient plaats te vinden bij een door de deelnemer zelf te kiezen verzekeraar. In de reglementen van de eindloonregelingen (Eindloonregeling, Deloitte Flex regeling) zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd: • De flexfactoren behorende bij uitruil, vervroeging, e.d. die in het reglement stonden zijn vervangen door de nieuwe standaard flexfactoren van AEGON; • De bepalingen rond de indexatie worden aangepast aan de nieuwe situatie: geen financiering meer vanuit overrente, louter nog financiering vanuit de vrije reserve. • De aanpassing van de aanspraken aan de voor alle medewerkers geldende algemene loonontwikkeling bij Deloitte voor de bijzondere slapers – slaper in de eindloonregeling maar nog actieve deelnemer in de beschikbare premieregeling en de arbeidsongeschikten – wordt niet meer, voor rekening van de werkgever, door het fonds verzorgd. De werkgever zal mogelijke toekomstige aanpassingen rechtstreeks regelen met AEGON. In de brief van januari 2015 zijn de (gewezen) deelnemers en de pensioengerechtigden over de wijzigingen in de reglementen geïnformeerd.
16
Mutatieoverzicht deelnemers Deelnemers van 21 jaar en ouder (incl. arbeidsongeschikten)
Stand 1 januari Bij: nieuwe deelnemers
2014
2013
4.344
4.385
761
623 761
Af: uitdiensttreding pensionering en overlijden
-662 -105
Correc ties Stand 31 dec ember
623 -621 -40
-767
-661
69
-3
4.407
4.344
De eindstand actieve deelnemers ultimo 2014 bestaat uit 22 deelnemers bij AEGON en 4.385 deelnemers bij Robeco. Gewezen deelnemers
Stand 1 januari Bij: vertrek met premievrije rec hten sc heiding/einde samenleving
2014
2013
10.343
9.942
659 64
604 723
Af: uitgaande waardeoverdrac ht pensionering, afkoop, overlijden
-19 -216
Correc ties Stand 31 dec ember
604 -23 -208
-235
-231
-413
28
10.418
10.343
Uitkeringsgerechtigden met ouderdoms-, partner-, wezen- of arbeidsongeschiktheidspensioen
Stand 1 januari Bij: pensionering
2014
2013
1.576
1.473
348
164 348
Af: overlijden afkoop
Correc ties Stand 31 dec ember
-74 -20
164 -21 -
-94
-21
17
-40
1.847
1.576
17
Deelnemerscommunicatie In 2014 is, in afstemming met de Commissie Communicatie, het uniform pensioenoverzicht wederom geactualiseerd. Hierdoor wordt aangesloten bij de laatste modellen van de pensioenkoepels. De pensioenoverzichten zijn in de tweede helft van het jaar verzonden aan de rechthebbenden. Zij zijn geïnformeerd over de laatste stand van zaken met betrekking tot hun pensioen (-aanspraken), respectievelijk pensioenkapitalen en mogelijk bereikbare pensioenen. In oktober 2014 is de pensioenkrant verstuurd, daarin is onder andere gecommuniceerd over de toeslagverlening en de wijziging van het pensioenreglement in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Daarnaast is met de daarvoor in aanmerking komende deelnemers gecommuniceerd over de mogelijkheid om vervroegd met pensioen te gaan en daarmee gebruik te maken van de aantrekkelijke inkoopvoorwaarden die nog golden in het verslagjaar. Meer dan 150 personen hebben hiervan gebruik gemaakt. De Commissie Communicatie is in 2014 driemaal bijeen gekomen. Daarnaast zijn de commissieleden actief betrokken bij de beoordeling van diverse communicatiemiddelen.
Beleggingen Algemeen De algemene doelstelling van het pensioenfonds is een zo goed mogelijk rendement behalen binnen de randvoorwaarden van een aanvaardbaar risico. Om de beoogde pensioenuitkeringen op korte en lange termijn veilig te stellen, wenst het Algemeen Bestuur de belegde middelen op een verantwoorde en solide wijze te beleggen. Het pensioenfonds belegt vanuit het zogeheten prudent person beginsel. Daarbij moeten de beleggingen gericht zijn op de belangen van de pensioen- en aanspraakgerechtigden en voldoen aan kwalitatieve beginselen van veiligheid, kwaliteit en spreiding van risico’s. Korte terugblik beleggingsjaar 2014 Het beleggingsjaar 2014 stond in het teken van het economisch herstel in grote delen van de wereld. Dat herstel vond zijn weerslag in oplopende beurskoersen op de meeste effectenbeurzen, ook in Nederland. Het consumentenvertrouwen bleef nog bescheiden waardoor de consumptieve bestedingen nog bescheiden bleven maar toch ook een licht stijgende tendens vertoonden aan het einde van het jaar. De lange rente daalde verder, voor een deel ook vooruitlopend op het aangekondigde opkoopprogramma van de ECB. Ook deze ontwikkeling gaf een positieve stimulans aan de aandelenkoersen. De werkloosheid nam af, zowel in Europa als in Amerika. Al deze ontwikkelingen leidden tot goede rendementen op de portefeuilles van de (gewezen) deelnemers in de beschikbare premieregeling. Voor de (gewezen) deelnemers in de toegezegde pensioenregelingen waren de gevolgen niet merkbaar omdat deze pensioenen zijn herverzekerd. Beleggingen Eindloonregeling Deloitte en Flex regeling (AEGON) Beleggingen in het verzekerd depot De beleggingen van het vermogen waar pensioenverplichtingen uit de eindloonregelingen tegenover staan, worden door AEGON beheerd in het verzekerd depot. Op dit gedeelte rust het garantiecontract tussen Pensioenfonds Deloitte in liquidatie en AEGON. AEGON is dan ook juridisch en economisch eigenaar van dit depot. Een groot deel van het verzekerd depot wordt door AEGON belegd in zogenoemde Strategic Allocation Funds: SAF Equity en SAF Fixed Income, waarbij strategisch 24,01% wordt belegd in aandelen en 58,49% in vastrentende waarden. Naast de beleggingen in Strategic Allocation Funds heeft het pensioenfonds in het verzekerd depot ook van oudsher nog een portefeuille onderhandse leningen. Deze worden in tegenstelling tot het Strategic Allocation Fund Fixed Income aangeduid met ‘vastrentende waarden’. Het betreft hier langjarige onderhandse leningen aan bijvoorbeeld gemeenten en woningbouwcorporaties met op zichzelf een hoge kredietwaardigheid. Er wordt op deze portefeuille geen actief beleid gevoerd. De laatste onderhandse lening loopt in 2025 uit.
18
Eventuele gerealiseerde overrente uit het verzekerd depot (na verrekening van eventuele eerder gerealiseerde onderrendementen) wordt jaarlijks toegevoegd aan het vrije depot. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds kan het beleggingsbeleid in het verzekerd depot slechts in beperkte mate beïnvloeden. AEGON staat immers garant voor de uitkeringen nu en in de toekomst. Aangezien het economische risico van deze beleggingen bij AEGON ligt, voert AEGON ook het strategisch en tactisch beleggingsbeleid van het verzekerd depot. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks in het verzekerd depot over 2014 kunnen als volgt worden samengevat (in%): Verzekerd depot
Strategische allocatie
Feitelijke allocatie per
Performance Pensioenfonds
Performance benchmark
31-12-2014
2014
2014
Strategic Allocation Fund Equity
24,01
23,15
11,55
Strategic Allocation Fund Fixed Income
58,49
56,43
10,98
9,41
Onderhandse leningen (vastrentende waarden)
17,50
14,54
15,92
11,18
0,00 100,00
5,88 100,00
0,00 11,59
0,00
Liquiditeiten Totaal (gewogen)
10,36
9,95
Het totaalresultaat over het hele jaar voor het Verzekerd depot is 11,59% voor kosten (11,27% na kosten). Dit resultaat ligt hoger dan de benchmark van 9,95%. De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille van het verzekerd depot in 2014 ten opzichte van 2013 zijn als volgt weer te geven: Beleggingsportefeuille AEGON (bedragen x € 1.000,-) 31.12.2014
31.12.2013
Verzekerd depot Vastrentende waarden SAF Aandelen SAF Vastrentende waarden Futures Liquide Middelen Totaal
68.754 110.069 268.299 473 27.492 475.087
63.539 105.774 253.494 -2.736 254 420.325
Beleggingsrendement (in % voor kosten) Beleggingsrendement (in % na kosten) Benchmark (in % voor kosten)
11,59% 11,27% 9,95%
5,45% 5,16% 3,49%
Beleggingen in het vrije depot Het vermogensdeel waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan, wordt separaat door Aegon beheerd in een vrij depot. Het daarop gerealiseerde rendement komt geheel ten goede aan het pensioenfonds en kan bijvoorbeeld worden aangewend voor toeslagverlening. Het Algemeen Bestuur bepaalt, na advies van de Beleggingsadviescommissie, het te voeren beleggingsbeleid binnen het vrije depot op basis van een neutraal risicoprofiel en streeft binnen dat profiel naar een rendement boven de benchmark. Naast staatsobligaties en aandelen wordt onder meer belegd in bedrijfsobligaties, vastgoed en grondstoffen. De strategische beleggingsmix, realisatie en benchmarks in het vrije depot over 2014 kunnen als volgt worden samengevat: Vrije depot
Strategische allocatie
Feitelijke allocatie per
Performance Pensioenfonds
Performance benchmark
31-12-2014
2014
2014
Aandelen
30,00
30,13
6,82
Vastrentende waarden
60,00
60,79
9,76
8,79
5,00
5,55
27,59
29,72
5,00 0,00 100,00
3,52 0,01 100,00
-34,19 0,00 7,32
-33,92
Vastgoed Grondstoffen Liquiditeiten Totaal (gewogen)
4,17
0,00 6,05
19
De beleggingen in het vrije depot hebben in 2014 een rendement behaald van 7,32% voor kosten (7,00% na kosten). Dit rendement ligt hoger dan de benchmark van 6.05%. Bij de beleggingen in het vrije depot is het risicoprofiel hoger dan in het verzekerd depot. De ontwikkelingen in de beleggingsportefeuille van het vrije depot in 2014 ten opzichte van 2013 zijn als volgt weer te geven: Beleggingsportefeuille AEGON (bedragen x € 1.000,-) 31.12.2014
31.12.2013
Vrije vermogen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed (fondsen) Grondstoffen Liquiditeiten Totaal
9.595 19.355 1.768 1.122 2 31.842
8.563 15.883 1.286 1.326 2 27.060
Beleggingsrendement (in % voor kosten) Beleggingsrendement (in % na kosten) Benchmark (in % voor kosten)
7,32% 7,00% 6,05%
6,74% 6,40% 5,62%
AEGON rapporteert maandelijks de beleggingsresultaten in het verzekerde en vrije depot aan de Beleggingsadviescommissie. Tevens vindt per kwartaal overleg plaats tussen de Beleggingsadviescommissie en AEGON. Jaarlijks verstrekt de vermogensbeheerder een beleggingsverslag aan het Algemeen Bestuur. Beleggingen beschikbare premieregeling (Robeco) De (gewezen) deelnemers aan de beschikbare premieregeling beleggen tot de pensioendatum voor eigen rekening en risico volgens gestandaardiseerde, aan de leeftijd verbonden, adviesmixen (Serviceniveau Volledig beheer). De adviesmixen zijn zo samengesteld dat naarmate de pensioendatum nadert, het beleggingsrisico wordt verminderd. Per 31 december 2014 luidt deze verdeling op grond van het reglement beschikbare premieregeling als volgt: Beleggingsfonds Leeftijd Beleggingshorizon Aandelen Robeco Emerging Markets Equities Robeco Property Equities Robeco European C onservative Equities RobecoSAM Sustainable European Equities Robeco Obligaties Robeco High Yield Bonds Robeco All Strategy Euro Bonds BH Liquiditeiten Roparco Flexioen Totaal
<25 >40 Mix 1
Leeftijdscategorie 25-35 35-45 45-50 50-55 55-59 59-63 30-40 20-30 15-20 10-15 6-10 2-6 Mix 2 Mix 3 Mix 4 Mix 5 Mix 6 Mix 7
>63 <2 Mix 8
15 10 25 35
15 10 5 20 30
15 10 5 15 25
15 10 5 10 20
5 5 5 10 20
5 5 20
5 15
10
10 5
10 10
10 20
10 30
5 50
70
40
20
100
100
100
100
100
100
40 100
70 100
Een deelnemer heeft de mogelijkheid een zelf gekozen beleggingsmix samen te stellen (Serviceniveau Eigen beheer). Dit is mogelijk door actief een keuze te maken uit andere Robeco beleggingsfondsen dan de bovenstaande, maar ook passief door bij overgang naar een hogere leeftijdsklasse de uitstaande beleggingen niet te rebalancen. Een deelnemer die opteert voor andere beleggingsmixen dient daar expliciet voor te kiezen. In het kader van de wettelijke zorgplicht van pensioenfondsen bij beschikbare premieregelingen met beleggingsvrijheid ontvangen de betrokken deelnemers jaarlijks een monitorbrief waarin wordt aangegeven in hoeverre hun feitelijke beleggingen afwijken ten opzichte van de standaardadviesmix die behoort bij de leeftijd van de deelnemer. Wanneer de beleggingshorizon kleiner dan 10 jaar is, wordt er jaarlijks een keer extra gemonitord en ontvangt de deelnemer twee monitoringsbrieven per jaar.
20
Veruit de meeste (gewezen) deelnemers in de beschikbare premieregeling beleggen tot de pensioendatum volgens gestandaardiseerde, aan de leeftijd verbonden, adviesmixen in Serviceniveau Volledig beheer. In 2014 maakte gemiddeld ongeveer 3,6% van alle (gewezen) deelnemers in de beschikbare premieregeling gebruik van het Serviceniveau Eigen beheer. Van deze groep had 11,4% een zeer offensief beleggingsprofiel en 28,8% een zeer defensief beleggingsprofiel. Het belegd vermogen en het rendement per adviesmix in 2014 ten opzichte van 2013, 2012 en 2011 waren als volgt: Adviesmix (x € 1.000) Mix 1 (<25 jaar) Mix 2 (25-34 jaar) Mix 3 (35-44 jaar) Mix 4 (45-49 jaar) Mix 5 (50-54 jaar) Mix 6 (55-58 jaar) Mix 7 (59-62 jaar) Mix 8 (>63 jaar) Eigen beheer mix Totaal
Adviesmix (x € 1.000) Mix 1 (<25 jaar) Mix 2 (25-34 jaar) Mix 3 (35-44 jaar) Mix 4 (45-49 jaar) Mix 5 (50-54 jaar) Mix 6 (55-58 jaar) Mix 7 (59-62 jaar) Mix 8 (>63 jaar) Eigen beheer mix Totaal
2014
2013
Belegd vermogen % Rendement Belegd vermogen % Rendement 613 39.594 98.574 48.656 45.231 28.889 16.092 2.335 31.442 311.426
12,30% 12,10% 11,90% 11,60% 10,60% 10,00% 6,30% 3,20% Individueel
2012
523 35.655 83.728 38.962 37.013 28.238 24.273 2.918 38.109 289.419
10,30% 9,20% 7,30% 5,40% 6,60% 6,40% 4,20% 2,30% Individueel
2011
Belegd vermogen % Rendement Belegd vermogen % Rendement 566 34.458 73.214 34.524 30.822 26.633 18.788 1.170 33.493 253.667
15,19% 15,05% 14,76% 14,46% 13,12% 11,81% 7,82% 4,78% Individueel
553 29.519 59.046 28.921 25.138 22.211 13.275 766 28.838 208.267
-/-/-/-/-/-
6,36% 5,59% 4,59% 3,59% 1,32% 0,52% 1,21% 1,65% Individueel
Geconstateerd kan worden dat in 2014 meer rendement is behaald dan in 2013. In alle standaardadviesmixen is sprake van een positief rendement. Voor adviesmixen van jongere deelnemers – waar een hoger risicoprofiel mogelijk is - was sprake van rendementen tussen 11,6% en 12,3% (2013: 5,40% en 10,30%). Voor de adviesmixen voor oudere deelnemers – waar het beleggingsrisico geleidelijk wordt afgebouwd – zijn rendementen behaald tussen 3,2% en 10,6% (2013: 2,30% en 6,60%). De rendementen in Serviceniveau Eigen beheer kunnen per deelnemer verschillen, afhankelijk van de zelf gekozen beleggingsmix.
21
De rendementen van de onderliggende Robeco beleggingsfondsen, waaruit de leeftijdsafhankelijke adviesmixen zijn opgebouwd, kunnen in 2014 ten opzichte van 2013, 2012 en 2011 als volgt worden weergegeven: Rendement Robeco beleggingsfondsen Rendement Robeco Emerging Markets Equities D EUR shares Robeco Property Equities D EUR shares Robeco European C onservative Equities D EUR SAM Sustainable European Equities Robeco Sarasin C ommodities (Robeco C ommodities) Robeco High Yield Bonds B EUR shares Robeco All Strategie Euro Bonds BH EUR shares Flexioen spaarrekening (Roparco)
Rendement Robeco beleggingsfondsen Rendement Robeco Emerging Markets Equities D EUR shares Robeco Property Equities D EUR shares Robeco European C onservative Equities D EUR SAM Sustainable European Equities Robeco Sarasin C ommodities (Robeco C ommodities) Robeco High Yield Bonds B EUR shares Robeco All Strategie Euro Bonds BH EUR shares Flexioen spaarrekening (Roparco)
2014 2013 Benchmark Rendement Benchmark 12,8% 11,4% -/-9,8% -/-6,8% 30,5% 30,1% -/-5,5% 0,5% 13,4% 6,8% 18,6% 19,8% 7,9% 6,8% 20,9% 19,8% 18,9% 20,1% 21,3% 21,9% n.v.t. n.v.t. -/-10,7% n.n.b. 4,0% 2,5% 6,9% 7,5% 11,1% 11,1% 2,4% 2,2% 1,5% n.v.t. 1,9% n.v.t.
2012 2011 Benchmark Rendement Benchmark 16,3% 16,4% -/- 16,8% -/- 15,7% 25,2% 25,9% -/- 2,5% -/- 2,4% 15,6% 15,5% -/- 1,6% n.v.t. 16,3% 17,3% -/- 8,0% -/- 8,1% 16,8% 14,8% -/- 5,6% -/- 1,8% 1,6% n.n.b. -/- 8,3% n.n.b. 18,2% 16,1% 3,5% 3,9% 12,7% 11,2% 3,2% n.n.b. 2,4% n.v.t. 2,4% n.v.t.
Deelnemers die hebben gekozen voor Serviceniveau Eigen beheer kunnen ook beleggen in een groot aantal niet-Robeco-beleggingsfondsen die overigens wel door Robeco ten behoeve van Pensioenfonds Deloitte in liquidatie worden geadministreerd. Beleggen in deze fondsen is zowel mogelijk voor actieve deelnemers in de beschikbare premieregeling als voor gewezen deelnemers.
Risicomanagement Bij het bepalen van het beleid en het nemen van belangrijke besluiten maakt het bestuur een afweging tussen risico, rendement en beheersing van de risico’s. Basis voor dit beheersbeleid is een risicoanalyse waarbij de voor het pensioenfonds bestaande risico’s in kaart zijn gebracht. Deze risicoanalyse is uitgevoerd volgens het door DNB aangereikte risicomanagement model (FIRM). Er is daarbij sprake van financiële risico’s en niet-financiële risico’s. Het Algemeen Bestuur heeft zijn beleid met betrekking tot risicobeheersing tevens verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Jaarlijks vindt een evaluatie van het huidige risicomanagement plaats waarbij het Algemeen Bestuur kan besluiten het risicobeleid bij te stellen. Voor een nadere toelichting omtrent deze risico’s en het gevoerde beleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de toelichting op de jaarrekening.
Actuariële analyse Premie In de pensioenregelingen van het pensioenfonds waarin nog premie wordt betaald is de totale premie betaald over 2014 als volgt: aantal actieve deelnemers Beschikbarepremieregeling Eindloonregelingen/Flex regeling Anw-hiaatverzekering
2014
4.385 22 427
premie (x € 1,000) 23.123 150
aantal actieve deelnemers
2013
4.327 17 503
premie (x € 1,000) 20.924 79 158
22
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (x € 1.000)
2014
2013
Feitelijke premie
29.596
28.302
Kostendekkende premie Gedempte premie
29.561 29.561
28.213 28.213
2014
2013
3.140
4.796
23.123 2.412 263 1.920 -432 -865 29.561
20.924 2.135 257 1.381 -415 -865 28.213
De kostendekkkende premie wordt als volgt uitgesplitst: (x € 1.000) Actuariële kosten opbouw (incl. onvoorwaardelijke toeslag verlening Premie beschikbare premieregeling Garantiepremie Solvabiliteitsopslag Opslag uitvoeringskosten Vrijval excassokosten Vrijval uit voorziening garantiepremie
De feitelijke premie voor de eindloonregelingen is gelijk aan de bruto actuariële premie volgens de grondslagen van herverzekeraar Aegon en de uitvoeringskosten. Onder de bruto actuariële premie worden de netto premies ter financiering van de jaarinkoop, de inkoop over verstreken dienstjaren en de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid verstaan alsmede de overige kostenopslagen in rekening gebracht door de herverzekeraar Aegon. Deze premie wordt bij de werkgever in rekening gebracht. Er wordt eveneens getoetst of de premie tenminste gelijk is aan de gedempte kostendekkende premie. De (gedempte) kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van een disconteringsvoet van 4% en de sterftekansen die zijn ontleend aan het garantiecontract overeenkomstig de mededeling van DNB dat het een herverzekerd pensioenfonds is toegestaan om de premie die met de verzekeraar is overeengekomen, te beschouwen als het onderdeel van de kostendekkende premie actuarieel nodig is in verband met de aangroei van de verplichtingen. De kostendekkende premie is verder de som van de volgende componenten:
de actuarieel benodigde koopsom voor pensioenopbouw en risicodekking tijdens het boekjaar in verband met de aangroei van pensioenverplichtingen; de opslag voor het bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende (minimaal) vereist eigen vermogen; de opslag van de bij de aangroei van de pensioenverplichtingen behorende uitvoeringskosten.
De verzekering van ANW-hiaatpensioen wordt gefinancierd door betaling van een jaarlijks per 1 januari vast te stellen risicopremie welke afhankelijk is van de leeftijd van de deelnemer en het geslacht van de deelnemer en zijn of haar partner en wordt geheel gefinancierd door de deelnemer. Uitkomsten van de solvabiliteitstoets Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het op een bepaald moment niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen van de eindloonregelingen na te kunnen komen. Dit wordt ook wel solvabiliteitsrisico genoemd. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt afgeleid van de hoogte van de dekkingsgraad. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikend. Hierbij is van belang dat het herverzekeringscontract met Aegon loopt tot 1 januari 2015. Oordeel van de certificerend actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar de mening van de waarmerkend actuaris voldoende. Bij handhaving van het tot dusverre gevoerde beleid zal het pensioenfonds waarschijnlijk – uitgaande van de door de actuaris op het beoordelingsmoment relevant en realistisch geachte
23
veronderstellingen – kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Uitvoeringskosten Voor een goed overzicht van de totale uitvoeringskosten maakt het pensioenfonds onderscheid tussen: -kosten pensioenbeheer: administratiekosten, externe advieskosten en toezicht -vermogensbeheerkosten AEGON -vermogensbeheerkosten Robeco
Kosten pensioenbeheer: administratiekosten, externe advieskosten en toezicht Bedragen x € 1.000 Administratiekosten A&O Administratiekosten PGGM Administratiekosten Robeco Administratiekosten AEGON Totaal administratiekosten Externe accountant (KPMG) Actuariële kosten Advieskosten Contributies en bijdragen Heffing DNB Heffing AFM Pensioenregister Totaal contributies en bijdragen Overige beheerkosten Pensioenkrant Visitatiecommissie Vacatiegelden (Bestuur en Verantwoordingsorgaan) Diversen Totaal overige beheerkosten Totaalkosten extern advies en toezicht
2014 968 28 248 1.244
2013 798 27 238 1.063
50 188 258
54 31 56
43 4 2
46 2 2 49
68 43 20
50
24 25 22 56 131 676
127 318
De toename van met name de administratiekosten PGGM, de actuariële kosten en de advieskosten worden voornamelijk veroorzaakt door kosten gerelateerd aan de transitie en de toekomstplannen van het fonds. Volgens de definitie van de Pensioenfederatie worden pensioenbeheerkosten in euro’s per deelnemer berekend door de totale pensioenbeheerkosten te delen door het totaal aantal actieve deelnemers en gepensioneerden 6.232 (2013: 5.920). Hiermee komt het pensioenfonds uit op € 308,(2013: € 233,-) per deelnemer. De toename per deelnemer heeft te maken met extra kosten die zijn gemaakt in verband met de liquidatie van het fonds. Het pensioenfonds is van mening dat pensioenbeheerkosten mede in het licht van het totaal aantal slapers moeten worden bezien. Niet alleen heeft Pensioenfonds Deloitte in liquidatie relatief veel slapers (10.418), de uitvoeringskosten ten aanzien van slapers zijn in de praktijk voor het pensioenfonds ook niet siginificant lager dan die voor actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Zo ontvangen alle slapers periodiek een pensioenkrant en krijgen slapers in de beschikbarepremieregeling jaarlijks een UPO. Inclusief slapers komen de totale pensioenbeheerkosten per deelnemer over 2014 uit op € 115 (2013: € 85,-) per deelnemer. Overigens bedragen over 2014 de totale bijdragen van de werkgever en werknemers in de pensioenbeheerkosten € 1.542.000 (2013: € 1.446.000,-; zie toelichting op staat van baten en lasten, onder premiebijdragen). Dit bedrag is lager dan de feitelijke pensioenbeheerkosten over 2014. Daarmee hebben de pensioenbeheerkosten over 2014 negatieve gevolgen gehad voor de vermogenspositie van het pensioenfonds danwel de hoogte van aanspraken of uitkeringen.
24
Vermogensbeheerkosten Het grootste deel van de beleggingskosten van Aegon en Robeco wordt niet rechtstreeks bij het pensioenfonds in rekening gebracht, maar ingehouden op de bruto rendementen van de beleggingsfondsen. Beleggingskosten Aegon Overeenkomstig de aanbevelingen van de Pensioenfederatie heeft Aegon de vermogensbeheer- en transactiekosten over 2014 gerapporteerd in verhouding tot het gemiddeld belegd vermogen. Het gemiddeld belegd vermogen is hierbij het gemiddelde van het totale belegde vermogen per eind van elke kalendermaand. Vermogensbeheer – en transactiekosten verzekerd depot Aegon 2014 Bedragen x € 1.000 Vaste beheerfee verzekerd depot Variabele kosten verzekerd depot Beheerfee SAF fondsen verzekerd depot Restitutie beheerfee verzekerd depot Kosten vermogensbeheer verzekerd depot totaal
Kosten 12 65 1.448 -/- 226
n.v.t. 54.383 437.058 n.v.t.
% kosten van gemiddeld belegd vermogen 0,00 0,12 0,33 0,00
1.299
437.058
0,30
53
437.058
0.01
157
437.058
0,04
Gemiddeld belegd vermogen
% kosten van gemiddeld belegd vermogen 0,30 0,22
Performance gerelateerde kosten Transactiekosten verzekerd depot
Gemiddeld belegd vermogen
Kosten vermogensbeheer- en transactiekosten vrij depot AEGON 2014 Bedragen x € 1.000 Kosten vermogensbeheer vrij depot Transactiekosten vrij depot
Kosten 88 65
28.831 28.831
Het verzekerd en vrije depot worden binnen AEGON apart behandeld wat betreft kosten. In het vrije depot worden geen vaste kosten gerekend, alleen de (variabele) beheerkosten die binnen de fondsen zelf worden ingehouden. De transactiekosten bevatten per beleggingscategorie de op- en afslagen die in 2014 uit hoofde van aan- en verkooptransacties in beleggingsfondsen zijn betaald.
Beleggingskosten Robeco Kosten vermogensbeheer Robeco Bedragen x € 1.000 Beheerfee Omvangskorting Saldo feitelijke kosten vermogensbeheer Robeco
2014 2.948 -/-1.592 1.356
2013 2.583 -/-1.395 1.188
Robeco brengt geen aankoopkosten, switchkosten en kosten voor onttrekking, waardeoverdracht of pensionering in rekening. Wel is sprake van jaarlijkse beheerfee die per beleggingsfonds kan variëren.
25
De beheerfee van de beleggingsfondsen in Serviceniveau Volledig beheer en Serviceniveau Eigen beheer over 2014 zijn als volgt nader te specificeren: Kosten per Robeco beleggingsfonds (x € 1.000) Robeco Emerging Markets Equities Robeco Property Equities Robeco European Conservatieve Equities Rorento Sarasin Commodity SAM Sustainable European Equities Robeco Robeco High Yield Bonds Robeco All Strategy Euro Bonds Overige Robeco-fondsen Totaal kosten (netto)
Gemiddeld belegd vermogen 29.317 21.498 14.294 3.998 3.448 33.608 71.617 20.122 91.022 1.881 290.805
Beheerfee % 1,50 1,50 1,00 0.70 0,65 1,25 1,00 1,00 0,70 0,70-1,50
Kosten 440 322 143 28 22 420 716 201 637 19 2.948
Het gemiddeld belegd vermogen is hierbij het gemiddelde van het totale belegde vermogen per eind van elk kwartaal. De overige beleggingsfondsen bestaan uit andere Robeco fondsen waaruit deelnemers in Serviceniveau Eigen beheer kunnen kiezen. Het totale belegd vermogen in deze fondsen is relatief klein. De totale netto beleggingskosten van Robeco ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen dat zij voor het pensioenfonds onder beheer heeft, komt in 2014 uit op 0,47% (2013: 0,46%).
Code Pensioenfondsen Op 1 januari 2014 is de Code Pensioenfondsen in werking getreden. De Code komt voor pensioenfondsen in de plaats van de Principes voor goed pensioenfondsbestuur en maakt deel uit van het volledige stelsel van bestaande wet- en regelgeving. Daarnaast geven de aanbevelingen, convenanten en Code Pensioenfondsen van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid richting aan de governance. De Code bestaat uit 83 normen die een aanvulling vormen op wet- en regelgeving. Deze normen zijn weliswaar leidend, maar de Code laat ruimte voor de eigen verantwoordelijkheid van het pensioenfondsbestuur in de beleidskeuzes die men maakt. Pensioenfondsen mogen de normen naleven volgens het ‘pas toe of leg uit’-beginsel. Dit betekent dat een pensioenfonds de normen toepast of in het jaarverslag motiveert waarom het een norm niet (volledig) toepast. De Code is erop gericht om het bewustzijn van goed pensioenfondsbestuur te stimuleren bij bestuurders, leden van intern toezicht, verantwoordingsorgaan en belanghebbendenorgaan. Het bestuur van Pensioenfonds Deloitte in liquidatie heeft in 2014 de Code Pensioenfondsen in haar bestuursvergadering besproken. Een en ander heeft aanleiding gegeven tot het wijzigen van de reglementen van het Verantwoordingsorgaan en de Visitatiecommissie en de statuten van het fonds. Ook is er gesproken over het diversiteitsbeleid van het fonds. In 2014 is hieraan aandacht besteed door aan zowel de raad van bestuur van Deloitte als de Ondernemingsraad van Deloitte dit beleid onder de aandacht te brengen. Beide organen werd namelijk verzocht een werkgevers- en werknemersbestuurslid voor te dragen vanwege vacatures in het bestuur.
26
Rotterdam, 18 juni 2015 Stichting Pensioenfonds Deloitte in liquidatie namens het Algemeen Bestuur
J. Volkers voorzitter
R.J. Zijlman secretaris
27
Verslag van het Verantwoordingsorgaan
Verslagjaar 2014 De rol van het Verantwoordingsorgaan De rol van het Verantwoordingsorgaan is het beoordelen van het bestuur van de Stichting Pensioenfonds Deloitte met betrekking tot het door hen gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor een goed bestuur van het pensioenfonds. Het uitgangspunt hierbij is de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Hiertoe heeft het verantwoordingsorgaan enkele wettelijke bevoegdheden, o.a. het adviesrecht, waarvan het in 2014 verscheidene malen gebruik heeft gemaakt. Het Verantwoordingsorgaan neemt voor de uitvoering van haar taken kennis van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie zoals notulen en beleidsdocumenten. Leden van het Verantwoordingsorgaan Namens werkgever: Namens werknemers: Namens gepensioneerden:
mr F. (Frank) Bracht E.M. (Emile) van der Hall RA W.M. (Wim) de Jong RA
Behandelde onderwerpen tijdens vergaderingen In het verslagjaar 2014 heeft het Verantwoordingsorgaan een aantal vergaderingen gehad met het bestuur en de bestuurssecretaris van het fonds. In deze vergaderingen kwamen vooral de ontwikkelingen met betrekking het aflopen van het garantiecontract met AEGON, de liquidatie van het fonds en de collectieve waardeoverdrachten aan de orde. Het Verantwoordingsorgaan heeft positief geadviseerd inzake het besluit van het bestuur over te gaan tot collectieve waardeoverdracht van de pensioenverplichtingen van de stichting en het voornemen van het bestuur de stichting daarna te liquideren. Het bestuur geeft in haar jaarverslag een goed beeld van wat er zich in 2014 en daarvoor heeft afgespeeld. Voorts heeft het Verantwoordingsorgaan aandacht besteed aan o.a.: De afspraken met de werkgever inzake de liquidatie; De beleidsnotie inzake het op te zetten indexatiedepot; De informatie aan de deelnemers; Het rapport van de visitatiecommissie; Het jaarverslag en de jaarrekening 2014; De uitkomsten van het onderzoek van de controlerend accountant en certificerend actuaris van het fonds; De in het verslag opgenomen vooruitblik naar 2015.
Jaarverslag en jaarrekening 2014 van de Stichting Pensioenfonds Deloitte Tijdens de interne vergadering van 13 mei 2015 heeft het Verantwoordingsorgaan het concept jaarverslag van de Stichting Pensioenfonds Deloitte besproken. Het Verantwoordingsorgaan heeft
28
enkele aanvullingen / aandachtspunten ter kennis gebracht aan het bestuur van het fonds en op 18 juni 2015 heeft het Verantwoordingsorgaan tijdens een vergadering met het bestuur het concept jaarverslag en jaarrekening 2014 in detail besproken. De openstaande vragen zijn door het bestuur tot genoegen beantwoord. Het Verantwoordingsorgaan heeft met instemming kennis genomen van de voorstellen van het bestuur om te komen tot een indexatiedepot voor de pensioenen die vallen onder de eindloonregeling. Deze instemming geldt ook de voorstellen voor het beheer van dit depot. Het Verantwoordingsorgaan heeft voorts met instemming kennis genomen van de afspraken die met AEGON zijn gemaakt over de overdracht en verdere afwikkeling van de eindloonregeling. Het Verantwoordingsorgaan adviseert de aanbevelingen van de Visitatiecommissie op zijn merites te beoordelen en zo mogelijk over te nemen. Het Verantwoordingsorgaan onderstreept de opmerking in het verslag van de accountant onder punt 2.5, betreffende de overdracht van gecedeerde polissen. Alvorens tot overdracht over te gaan dient eerst een volledige verificatie van de deelnemers en aanspraken met de verzekeringsinstanties te zijn gedaan. In 2015 zal het bestuur veel aandacht besteden aan de realisatie van de collectieve waardeoverdrachten. Hierbij hoort in de in eerste plaats het verkrijgen van de goedkeuring van DNB. Het Verantwoordingsorgaan heeft met het bestuur van het Fonds afgesproken frequent over de voortgang van het proces van waardeoverdracht, liquidatie e.d. geïnformeerd te worden. De transitie pensioenbeheer en de financiële administratie vereist een blijvende intensieve aandacht van het bestuur. De waardeoverdracht en de liquidatie van het pensioenfonds zijn belangrijke gebeurtenissen voor de deelnemers. Het Verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur dringend in de komende periode zeer veel aandacht te besteden aan de communicatie met de deelnemers over de gevolgen van deze stappen. Op basis van het bovenstaande is het verantwoordingsorgaan van oordeel dat het bestuur een evenwichtig beleid heeft gevoerd, waarbij rekening is gehouden met de belangen van alle belanghebbenden. Het Verantwoordingsorgaan spreekt haar waardering uit over de zeer grote inzet van het bestuur gedurende het verslagjaar.
mr F. Bracht
E.M. van der Hall RA
W.M. de Jong RA
Reactie van het algemeen bestuur op het verslag van het Verantwoordingsorgaan Het Algemeen bestuur van het Pensioenfonds Deloitte heeft kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan over het boekjaar 2014. Het Verantwoordingsorgaan heeft in de vergadering van het Algemeen Bestuur d.d. 18 juni 2015 een nadere toelichting gegeven op het verslag. Het Algemeen Bestuur heeft toegezegd de aanbevelingen en voorgestelde heroverwegingen in haar volgende vergadering nader te bespreken en het Verantwoordingsorgaan vervolgens over de besluitvorming te informeren.
29
30
Jaarrekening
31
Balans per 31 december 2014 Na verwerking saldo van baten en lasten (x € 1.000)
31.12.2014
31.12.2013
toelichting Activa
Beleggingen voor risico pensioenfonds
4
31.842
27.060
Beleggingen voor risico deelnemers
5
323.591
303.533
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen
6
654.113
529.516
Vorderingen en overlopende activa
7
17.845
19.554
1.027.391
879.663
Passiva Stichtingskapitaal en reserves
8
35.794
36.590
Technische voorzieningen
9
656.068
529.516
Technische voorzieningen gecedeerde polissen
10
8.930
8.355
Voorziening garantiekosten
11
-
865
Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
12
323.591
303.533
Overige schulden en overlopende passiva
13
3.008
804
1.027.391
879.663
32
Staat van baten en lasten over 2014 (x € 1.000)
2014
2013
14 15 16 17 18
40.881 23.123 1.864 36.058 37.517 124.648
6.106 20.924 1.666 16.972 25.562 -37.364
19
2.724 266.815
1.606 35.472
20 21
126.258 575
-37.364 -531
22 23 24
25.663 1.920 1 20.058 39.556 -48 53.218 410
23.849 1.381 43 35.640 2.641 1.261 4.423 629
267.611
31.972
-796
3.500
(x € 1.000)
2014
2013
Mutatie algemene reserve
-796
3.500
toelichting Baten Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Baten uit herverzekering garantiecontract AEGON Mutatie vordering herverzekeringsdeel technische voorzieningen Overige baten Lasten Mutaties in de technische voorziening AEGON Mutatie technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen Pensioenuitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Saldo overdracht van aanspraken Mutatie pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Overige mutaties voor risico deelnemers Herverzekeringen overig Lasten uit herverzekering garantiecontract AEGON Overige lasten
Saldo van baten en lasten
25 26 27 28
Bestemming saldo
33
Kasstroomoverzicht over 2014 (x € 1.000) Kassstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen Mutaties liquiditeiten Uitgaven Aankopen en verstrekkingen beleggingen Totaal kasstroom beleggingsactiviteiten Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Bijdragen van werkgevers en werknemers Overgenomen pensioenverplichtingen Uitkering herverzekering Overige Uitgaven Uitkeringen Pensioenuitvoeringskosten Overgedragen pensioenverplichtingen Premies herverzekering Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Totale mutaties Verloop liquide middelen Stand per 1 januari Mutaties liquide middelen Stand per 31 december
2014
2013
525 58.866 0
-169 9.975 3
-48.156 11.235
-29.424 -19.615
65.644 2.389 39.656 239
28.170 2.019 29.057 -148
-25.675 -1.920 -38.005 -52.326 -9.998
-24.337 -1.381 -4.721 -9.194 19.465
1.237
-150
505 1.237 1.742
655 -150 505
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten De beleggingsopbrengsten bestaan uit ontvangen rente op obligaties, deposito’s en liquide middelen. De aankopen, verkopen en aflossingen van beleggingen worden onder de toelichting bij de balans nader gespecificeerd. Kasstroom uit pensioenactiviteiten De bijdragen van de werkgever en werknemers bestaan uit bijdragen in dat jaar. De pensioenuitvoeringskosten zijn de kosten van A&O, AEGON, Robeco en de controlerend accountant, raadgevend actuaris en waarmerkend actuaris.
34
Toelichting op de jaarrekening 1 Inleiding Het doel van Stichting Pensioenfonds Deloitte in liquidatie, statutair gevestigd te Rotterdam, is uitvoering te geven aan door Deloitte Holding B.V. en haar dochtermaatschappijen en/of de Stichting gesloten pensioenovereenkomsten, die door het pensioenfonds zijn aanvaard, door het verlenen van pensioenaanspraken aan deelnemers en hun na te laten betrekkingen. De jaarrekening is opgesteld op basis van de continuïteitsveronderstelling in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Het besluit tot liquidatie heeft op basis van RJ 170.104 geen direct effect op de waardering van activa en passiva per balansdatum. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s. In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen, waarmee wordt verwezen naar de nummering van de toelichting. 2 Grondslagen voor de waardering Algemeen Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Overige activa en passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop deze betrekking hebben. Vergelijking met voorgaand jaar In de jaarrekening zijn vanaf 2014 het pensioenbeleggingsplan en herverzekeringsvordering terzake de DC separaat als vordering en verplichtingen opgenomen. Deze posten waren eerder gesaldeerd opgenomen. De vergelijkende cijfers 2013 zijn voor de vergelijkbaarheid hiervoor aangepast. Deze aanpassing heeft geleid tot een verhoging van het balanstotaal van circa EUR 20 miljoen (2013: idem). Schattingen en veronderstellingen Bij toepassing van de grondslagen en de regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten. Opname van een actief, verplichting, bate of last Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een passief, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een passief, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.
35
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Belastingen De activiteiten van het pensioenfonds zijn vrijgesteld van belastingheffing in het kader van de vennootschapsbelasting. Beleggingen voor risico pensioenfonds De beleggingen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld vindt waardering plaats op basis van geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Beleggingen voor risico deelnemers De grondslag voor de waarderingen van de beleggingen voor risico deelnemers zijn gelijk aan die voor de beleggingen die voor rekening van het pensioenfonds worden aangehouden. Het betreft hier de pensioenkapitalen uit de beschikbare premieregeling. Herverzekeringsdeel technische voorzieningen Uitgaande herverzekeringspremies worden verantwoord in de periode waarop de herverzekering betrekking heeft. Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden verantwoord op het moment dat de verzekerde gebeurtenis zich voordoet. Bij de waardering worden de herverzekerde uitkeringen contant gemaakt tegen de rentetermijnstructuur, onder toepassing van de actuariële grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit herverzekeringscontracten die classificeren als garantiecontracten worden gelijkgesteld aan de hiertegenover staande voorziening voor pensioenverplichtingen. In de toelichting op de balans dient, indien sprake is van een herverzekeringscontract waarvoor een gesepareerd beleggingsdepot wordt aangehouden, het verloop van de beleggingen zichtbaar te worden gemaakt. Voor de grondslagen van die verloopoverzichten gelden de grondslagen zoals hierna opgenomen. Algemeen Alle beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers worden gewaardeerd op actuele waarde. Slechts indien de actuele waarde van een belegging niet betrouwbaar kan worden vastgesteld, vindt waardering plaats op basis van de geamortiseerde kostprijs. Participaties in beleggingsinstellingen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Alle gerealiseerde en ongerealiseerde resultaten worden direct in de staat van baten en lasten verantwoord. Mix-fondsen De onderliggende participatiewaarden van de Strategic Allocation Funds van AEGON kennen een verdeling 56,43%/14,54% voor wat betreft vastrentende en zakelijke waarden. De overige 29,03% bestaat uit een portefeuille onderhandse leningen, futures en liquide middelen. Deze worden in tegenstelling tot het Strategic Allocation Fund Fixed Income aangeduid met ‘vastrentende waarden’. De betreffende waarderingsgrondslagen worden onderstaand nader toegelicht.
36
Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige nettokasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico; oninbaarheid) en de looptijd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen worden gewaardeerd tegen de door de beleggingsinstelling gerapporteerde intrinsieke waarde (zijnde de marktwaarde van de participaties op basis van het aandeel in de onderliggende intrinsieke waarden gebaseerd op onderliggende marktwaarde). Onderhandse leningen Onderhandse leningen worden gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde wordt berekend op basis van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, tegen de geldende marktrente, rekening houdend met mogelijk vervroegde aflossingen. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Het betreft hier onder meer de bij diverse verzekeringsmaatschappijen bestaande polissen voor deelnemers van in het verleden met Deloitte gefuseerde partijen. De aanspraken uit de bestaande polissen bij diverse verzekeringsmaatschappijen zijn aan het fonds gecedeerd (voordat er een wettelijk recht op waardeoverdracht bestond) en worden gewaardeerd op basis van de grondslagen van het pensioenfonds. Vorderingen uit hoofde van winstdelingsregelingen in herverzekeringscontracten worden verantwoord op het moment van toekenning door de verzekeringsmaatschappij. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. Technische Voorzieningen (pensioenverplichtingen) De voorziening pensioenverplichtingen bij AEGON en overige verzekeringsmaatschappijen wordt gewaardeerd op marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de RenteTermijnStructuur zoals door DNB gepubliceerd. Bij de berekening van de voorziening pensioenverplichtingen is uitgegaan van de op de balansdatum geldende pensioenreglementen en van de over de verstreken deelnemersjaren toegekende aanspraken. Jaarlijks wordt door het Algemeen Bestuur besloten of op de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenrechten toeslag wordt verleend. Alle per balansdatum bestaande toeslagbesluiten zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige salarisontwikkelingen.
37
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend wegens arbeidsongeschiktheid. Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt uitgegaan van voor de toezichthouder acceptabele grondslagen, waarbij rekening wordt gehouden met de voorzienbare trend in overlevingskansen. De berekeningen per 31 december 2014 zijn uitgevoerd op basis van de volgende actuariële uitgangspunten en veronderstellingen: de door de DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur per 31 december 2014 komt overeen met een rekenrente van 1,66% (2013: 2,61%); de sterftekansen zijn ontleend aan de, door het Actuarieel Genootschap gepubliceerde, prognosetafel AG2014; op de overlijdenskansen worden correctiefactoren CRC-7 toegepast, zoals vastgesteld door CRC (Commissie Referentietarief Collectief ). in verband met toekomstige uitkerings- en administratiekosten wordt een opslag van 2,00% gelegd op de netto voorziening. De ophoging van het opslagpercentage van 1,75% naar 2,00% heeft geen impact op de activa-post “Herverzekeringsdeel technische voorzieningen”, maar is ten laste gekomen van het fonds (effect € 1.610.000) in de post “Mutaties in de technische voorziening AEGON. Overige technische voorzieningen Onder de post Overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico’s voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, dit betreft de toekomstige arbeidsongeschiktheidsuitkeringen welke premievrij zijn meeverzekerd onder de DC regeling. Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de voor de deelnemers gestorte premies in de beschikbare premieregeling. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De waardering van de pensioenverplichtingen voor rekening en risico deelnemers wordt bepaald volgens dezelfde grondslagen als die gelden voor de corresponderende beleggingen voor risico deelnemers. Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Dit betreft de verplichtingen uit hoofde van de voor de deelnemers gestorte premies in de beschikbare premieregeling. Het beleggingsrisico ligt bij de deelnemers. De waardering van de pensioenverplichtingen voor rekening en risico deelnemers wordt bepaald volgens dezelfde grondslagen als die gelden voor de corresponderende beleggingen voor risico deelnemers. Voorziening garantiekosten Op dit moment neemt het fonds jaarlijks circa € 0,9 miljoen van de door AEGON in rekening gebrachte garantiekosten voor haar rekening. In 2011 is besloten om vanaf 1 januari 2011 tot het eind van de contractperiode per 31 december 2014 een voorziening garantiekosten te vormen. Jaarlijks valt uit deze voorziening het bedrag dat voor rekening komt van het fonds vrij. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten).
38
Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. 3 Grondslagen voor de bepaling van het resultaat Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de waarderingsgrondslagen van de in de balans opgenomen posten met betrekking tot beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtsteeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgever en werknemers wordt verstaan de in rekening gebrachte bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde personen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Voor die deelnemers die op 1 januari 2001 onder de eindloonregelingen verzekerd blijven, is de bijdrage gelijk aan de bruto actuariële premie. Premiebijdragen voor risico deelnemers Het bijdragesysteem (premies) is gebaseerd op een leeftijdsafhankelijk percentage van de pensioengrondslag (basispensioenregeling) en van het jaarsalaris (prepensioenregeling). Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van de beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Beleggingsresultaten voor risico deelnemers De grondslagen voor de bepaling van het resultaat zijn gelijk aan de grondslagen voor de bepaling van het resultaat betreffende de beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds. Mutatie in de technische voorziening AEGON De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijziging in de waarde van het herverzekeringsdeel technische voorzieningen. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan de deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Saldo overdracht uit aanspraken Het betreft hier uitgaande waardeoverdrachten, voortvloeiende uit de eindloonregelingen. De berekening heeft plaatsgevonden conform de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Inkomende waardeoverdrachten kunnen gezien het gesloten karakter van de eindloonregeling niet meer plaatsvinden. Kasstroomoverzicht Algemeen Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
39
Toelichting op de balans 4 Beleggingen voor risico pensioenfonds (vrij depot) Deze beleggingen betreffen de middelen van het pensioenfonds waar geen pensioenverplichtingen tegenover staan. (x € 1.000) Beleggingen Liquide middelen
31.12.2014
31.12.2013
31.840 2 31.842
27.058 2 27.060
Het verloop van de post beleggingen is als volgt: Aandelen 8.371
Indirect Vastgoed 1.184
Vastrentende waarden 15.971
1.453
574
4.069
6.096
-1.126
-391
-3.910
-5.427
1.191 9.889
-81 1.286
-247 15.883
863 27.058
Aankopen
15.735
234
6.250
22.219
Verkopen
-14.859
-82
-3.937
-18.878
-48 10.717
330 1.768
1.159 19.355
1.441 31.840
(x € 1.000) Stand 01.01.2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Stand 31.12.2013
Herwaardering Stand 31.12.2014
Totaal 25.526
Aandelen en Vastgoed
De samenstelling van deze post is als volgt: (x € 1.000)
31.12.2014 aantal
31.12.2013 aantal
Aandelen AEAM North America Equity Fund
-
-
254.576
2.625
AEAM Europe Equity Fund
-
-
335.877
3.485
AEAM Emerging Asia Equity Fund
-
-
59.420
1.225
AEAM Japan Equity Fund
-
-
191.132
1.228
AEAM World Equity Index Fund
909.239
9.595
-
-
AEAM Global Commodity Fund
138.630
1.122
107.512
1.326
subtotaal aandelen
10.717
9.889
Indirect Vastgoed AEAM Global Real Estate Fund Totaal
173.270
1.768 12.485
156.907
1.286 11.175
40
Vastrentende waarden
De samenstelling van deze post is als volgt: (x € 1.000) Beleggingsfondsen AEAM ABS Fund AEAM Emerging Market Debt Fund AEAM C ore Eurozone Gov Index Fund AEAM Euro Tactical Interest Rate Overlay AEAM European C redit Fund AEAM Global High Yield Fund
(x € 1.000) Totaal Beleggingen voor risico pensioenfonds
31.12.2014 aantal
31.12.2013 aantal
360.435 511.926
4.841 6.243
1.347.505
8.271
94.180 50.483 579.218 1.048.179 162.774
19.355
1.132 558 6.491 6.025 1.677 15.883
31.12.2014
31.12.2013
31.840
27.058
De vastrentende waarden bestaan volledig uit obligatiefondsen. De aandelen en vastgoed betreffen participaties in beleggingsfondsen van AEGON. De aandelenbeleggingsfondsen beleggen voornamelijk in beursgenoteerde stukken. Het fonds belegt in indirecte beleggingsfondsen, waarbij sprake is van afgeleide marktwaarderingen (niveau 2). Binnen de beleggingsfondsen kan sprake zijn van:
Beleggingen met een marktwaardering (niveau 1) Beleggingen met een afgeleide marktwaardering (niveau 2) Beleggingen wiens waardering door middel van modellen of netto contante waardering is bepaald (niveau 3)
Methode marktwaarde bepaling Aegon Beleggingsfondsen De beleggingen in participaties van Aegon beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie. Deze waarde wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is vastgesteld. Vastgoed Indirecte vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de per balansdatum geldende beurskoers. Niet beursgenoteerd vastgoed wordt minstens een maal per jaar door een externe taxateur gewaardeerd. Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van nietbeursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen worden gewaardeerd op basis van opgaven van een onafhankelijke derde of, indien niet voorhanden, op basis van interne modellen. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoersen. Indien vastrentende waarden of participaties in beleggingsinstellingen niet-beursgenoteerd zijn, vindt waardebepaling plaats op basis van de geschatte toekomstige netto kasstromen (rente en aflossingen) die uit de beleggingen zullen voortvloeien, contant gemaakt tegen de geldende marktrente en rekening houdend met het risicoprofiel (kredietrisico, oninbaarheid) en de looptijd.
41
5 Beleggingen voor risico deelnemers (beschikbare premieregeling) (x € 1.000)
31.12.2014
31.12.2013
289.419
253.667
23.123
20.924
ROBECO Stand per 1 januari Premiebijdragen Herverzekerde premiebijdragen Inkomende waardeoverdrachten Waardeoverdrachten en aankopen pensioen Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Totaal Robeco per 31 december
425
385
2.389
2.019
-39.988
-4.548
36.058
16.972
311.426
289.419
Pensioenbeleggingsplan Totaal Pensioenbeleggingsplan per 31 december Totaal beleggingen voor risico deelnemers
12.165
14.114
323.591
303.533
Bij de samenvoeging van Pensioenfonds Deloitte en Pensioenfonds VB-groep was er aan de VB-kant een batig saldo. Dit batig saldo van de VB-groep is in 2000 verdeeld onder de deelnemers aan de regeling. Het saldo is toen uit het fonds gehaald en in een separate polis bij Aegon gestort, het Pensioenbeleggingsplan. De deelnemers kregen hiermee een rechtstreekse vordering op Aegon en de stortingen werden gedaan door de werkgever, niet het fonds. In 2006 heeft de werkgever nog een keer rechtstreeks een storting in deze polis gedaan in verband met een compensatie. In 2000 is er voor deze separate polis een overeenkomst gesloten met Aegon. In deze overeenkomst is vastgelegd dat de deelnemers een aanspraak krijgen op een premievrij DC kapitaal. Naar nu blijkt is destijds in de overeenkomst de verkeerde contractant vermeld. Er staat dat het pensioenfonds de contractant is, terwijl dit de werkgever had moeten zijn. Dat het de werkgever had moeten zijn sluit aan bij het feit dat de werkgever de stortingen heeft gedaan en bij het feit dat deze aanspraken afwijkend werden behandeld (alle communicatie liep rechtstreeks via AEGON). Het fonds heeft in haar stukken nooit melding gemaakt van DC-kapitalen bij AEGON omdat zij in de veronderstelling was dat deze kapitalen rechtstreeks verzekerd waren, dus zonder tussenkomst van het pensioenfonds. Omdat het contract stelt dat het pensioenfonds wel contractant is, heeft het pensioenfonds besloten deze DC-kapitalen alsnog op te nemen op de balans. 6 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (x € 1.000) Garantiecontract AEGON Uitgestelde herverzekerde uitkeringen PVI
31.12.2014
31.12.2013
648.232 5.881 654.113
523.584 5.932 529.516
31.12.2014
31.12.2013
475.087 173.145 648.232
420.325 103.259 523.584
Garantiecontract AEGON (x € 1.000) Marktwaarde beleggingen verzekerd depot AEGON Vordering pensioenfonds op grond van garantiecontract AEGON
42
De in het garantiecontract opgenomen beleggingen kunnen als volgt worden weergegeven: Vastrentende (x € 1.000)
Mix
Futures
Liquide
Totaal
waarden
fondsen 356.877 10.313
-2.070 -
-1.404 -10.313
418.974
Aankopen
65.571 -
Verkopen
-
-19.284
-
19.284
-
-3.202
-
-
3.202
-
-
-
-
-10.515
-10.515
Stand 01.01.2013
Aflossing Overige mutaties Herwaardering
Middelen -
1.170
11.362
-666
-
11.866
359.268 12.978
-2.736 3.300
254 -16.278
420.325
Aankopen
63.539 -
Verkopen
-
-20.952
-
20.952
-
-3.425
-
-
3.425
19.139
Stand 31.12.2013
Aflossing Overige mutaties
-
-
-
19.139
8.640
27.074
-91
-
35.623
68.754
378.368
473
27.492
475.087
Herwaardering Stand 31.12.2014
-
Vastrentende waarden (x € 1.000) Leningen op schuldbekentenis
31.12.2014 68.754
31.12.2013 63.539
68.754
63.539
Mix fondsen (x € 1.000)
31.12.2014
31.12.2013
AEGON SAF Equity
110.069
105.774
AEGON SAF Fixed Income
268.299
253.494
378.368
359.268
Het fonds belegt in indirecte beleggingsfondsen, waarbij er sprake is van afgeleide markwaarderingen (niveau 2). Binnen de beleggingsfondsen kan sprake zijn van:
Beleggingen met een marktwaardering (niveau 1) Beleggingen met een afgeleide marktwaardering (niveau 2) Beleggingen wiens waardering door middel van modellen of netto contante waardering is bepaald (niveau 3)
Methode marktwaarde bepaling vastrentende waarden en mix fondsen De beleggingen bestaande uit participaties in AEGON beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de intrinsieke waarde van de participatie van deze fondsen. De intrinsieke waarde van deze fondsen wordt elke dag dat de Nederlandse beurs open is vastgesteld en weerspiegelt de reële waarde van deze AEGON beleggingsfondsen op het moment van vaststellen van de intrinsieke waarde. Futures De marktwaarde van futures wordt bepaald aan de hand van de notering op een beurs of een andere gereguleerde markt. Indien geen directe notering beschikbaarbaar is, wordt een theoretische prijs berekend met behulp van data uit actieve markten.
43
Uitgestelde herverzekerde uitkeringen PVI Gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid, ontstaan tijdens het deelnemerschap, wordt het deelnemerschap voortgezet naar evenredigheid van de mate van arbeidsongeschiktheid. Pensioenfonds Deloitte in liquidatie heeft dit risico bij Swiss Re herverzekerd in de vorm van een premievrijstellingsrente. Herverzekerd wordt een jaarrente uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag zoals gedefinieerd in het pensioenreglement. 7 Vorderingen en overlopende activa (x € 1.000) Vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen gecedeerde polissen Vordering op werkgever Herverzekering AEGON Herverzekering Swiss Re Herverzekering Elipslife Overige vorderingen Liquide Middelen
31.12.2014
31.12.2013
10.895 817 765 1.876 37 1.713 1.742 17.845
10.195 22 7.187 -53 -131 1.829 505 19.554
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar, behoudens de vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen gecedeerde polissen en de herverzekering PVI DC. Vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen gecedeerde polissen De vorderingen op herverzekeringsmaatschappijen gecedeerde polissen betreft de in het verleden aan het pensioenfonds gecedeerde polissen bij andere verzekeringsmaatschappijen. Deze gecedeerde polissen zijn gewaardeerd op marktwaarde. Deze vorderingen hebben van oorsprong een langlopend karakter en zullen bij de liquidatie van het fonds worden overgenomen door AEGON. (x € 1.000) AEGON ASR Achmea Delta Lloyd Nationale Nederlanden Zwitserleven Totaal
31.12.2014
31.12.2013
4.813 2.958 136 718 1.403 867 10.895
4.494 2.784 135 735 1.303 744 10.195
Herverzekering AEGON Onderdeel van de vordering op AEGON bestaat onder andere uit de winstdeling van het positieve intrestresultaat 2014 uit het garantiecontract voor een bedrag van € 10,8 miljoen en het technisch resultaat binnen het garantiecontract. De winstdelingsperiode met betrekking tot het technisch resultaat loopt van 1 januari 2005 tot 1 januari 2015. Indien het saldo van de opgerente resultaten aan het einde van deze periode positief, dan wordt 60% van dit saldo aan het fonds uitgekeerd. Een eventueel negatief saldo is voor rekening van AEGON. Het totale technisch resultaat over de periode 2005 tot en met 2014 is nu € 2.589.000 positief. Nu deze periode voorbij is wordt 60% van dit saldo, € 1.553.000 aan het fonds uitgekeerd.
44
Het technische resultaat ultimo 2014 is als volgt opgebouwd: (x € 1.000) Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar Verslagjaar
Resultaat
Intrest%
-750 -526 2.396 993 811 -646 -575 -851 -1.582 2.689
3,22 3,74 4,27 3,93 3,23 2,49 2,16 1,30 1,75 0
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Intrest
Opgerent resultaat -248 -180 814 258 140 -67 -38 -22 -27 0
-998 -706 3.210 1.251 951 -713 -613 -873 -1.609 2.689 2.589
Herverzekering Swiss Re en Elipslife De vorderingen op Swiss Re en Elipslife betreffen nog niet verwerkte afrekeningen bij de herverzekeraars met betrekking tot een overlijdensrisicoverzekering, ANW, PVI en nog te declareren overlijdensclaims die financieel nog moeten worden afgewikkeld. Overige vorderingen (x € 1.000) Beheer fee Robeco (kick back fee) Transitorische intrest Dividendbelasting Pensioenen Overige vorderingen Totaal
31.12.2014
31.12.2013
1.592 2 43 41 35 1.713
1.395 3 341 29 61 1.829
31.12.2014
31.12.2013
11 1.731 1.742
40 465 505
Liquide Middelen
(x € 1.000) Roparco Rekening-courant banken
Onder de overige activa worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. 8 Stichtingskapitaal en reserves (x € 1.000) Stand per 1 januari Uit bestemming saldo van baten en lasten Stand per 31 december
31.12.2014 36.590 -796 35.794
31.12.2013 33.090 3.500 36.590
Solvabiliteit De vermogenspositie van het pensioenfonds is toereikend. Het minimaal vereist eigen vermogen is vastgesteld op 101,0%, te weten € 9,8 miljoen. Het vereist eigen vermogen wordt verondersteld gelijk te zijn aan het minimaal vereist eigen vermogen.
45
De dekkingsgraad van het pensioenfonds op basis van het garantiecontract met AEGON bedraagt per 31 december 2014 105,4%* (2013: 106,9%). Indien bij de berekening van de aanwezige dekkingsgraad ook een buffer van 1% voor de DC kapitalen wordt meegenomen bedraagt de dekkingsgraad ultimo 2014 104,9%** (2013: 106,4%). * Totaal bezittingen (exclusief beleggingen voor risico deelnemers) minus schulden gedeeld door de voorzieningen pensioenverplichtingen (exclusief voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelnemers) plus overige voorzieningen. ** Totaal bezittingen (inclusief beleggingen voor risico deelnemers) minus schulden gedeeld door de voorzieningen pensioenverplichtingen (inclusief voorzieningen pensioenverplichtingen voor risico deelnemers en 1% beleggingsbuffer voor risico deelnemers ) plus overige voorzieningen. 9 Technische voorzieningen (x € 1.000) Garantiecontract AEGON Uitgestelde herverzekerde uitkeringen PVI
31.12.2014 649.842 6.226 656.068
31.12.2013 523.584 5.932 529.516
Garantiecontract AEGON In de technische voorzieningen AEGON zijn de volgende pensioenregelingen opgenomen: Pensioenreglement Eindloonregeling Deloitte Pensioenreglement Flex-regeling Pensioenreglement beschikbare premieregeling, voor de pensioengerechtigde die op pensioendatum met het aanwezige pensioenkapitaal pensioenuitkeringen heeft ingekocht bij AEGON Voor een beschrijving van de pensioenregelingen wordt verwezen naar het hoofdstuk pensioenen in het bestuursverslag. (x € 1.000) Stand per 1 januari Mutaties in het jaar Stand per 31 december
31.12.2014
31.12.2013
523.584 126.258 649.842
560.948 -37.364 523.584
De hoogte van de technische voorziening AEGON is in 2014 niet gelijk aan het herverzekeringsdeel technische voorzieningen inzake het garantiecontract met AEGON. Dit is het gevolg van de aanpassing van de opslag voor excassokosten van 1,75% naar 2%. In het garantiecontract AEGON is deze opslag op 1,75% vastgesteld.
46
De samenstelling van de mutaties in de technische voorzieningen AEGON kan als volgt worden weergegeven: (x € 1.000) 2014 2013 Koopsommen pensioenopbouw Toeslagverlening Benodigde intrest Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen Afkopen Technisch resultaat Wijziging marktrente Dotatie aan voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Aanpassing overlevingstafels Actualisering ervaringssterfte
36.186 13.374 15.937
2.140 3.651 15.518
-24.775 -340 -2.690 91.142
-23.736 -421 1.582 -26.098
1.610 -4.186 126.258
-10.000 -37.364
Koopsommen pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijd opbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening De toeslagverlening heeft een voorwaardelijk karakter. Dit betekent dat geen recht op toeslagverlening bestaat en dat het niet zeker is of en zo ja in hoeverre in de toekomst toeslagverlening kan plaatsvinden. Een eventuele achterstand in de toeslagverlening kan in principe worden ingehaald. Het pensioenfonds streeft er naar de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenrechten (gewezen deelnemers) jaarlijks aan te passen aan de ontwikkeling van de prijsindex. Het bestuur besluit evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd, alsmede uit de vrije reserve. Het toeslagbeleid van het pensioenfonds is uitgebreid beschreven in het hoofdstuk pensioenen van het bestuursverslag. Per 1 juli 2014 heeft 3% toeslagverlening plaatsgevonden. Benodigde intrest De pensioenverplichtingen zijn opgerent op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking uit voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitkeringen (Uitkeringen) Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
47
Dotatie aan voorziening pensioenverplichtingen voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorzieningen betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode. De voorziening voor pensioenverplichtingen AEGON is naar categorieën van deelnemers als volgt samengesteld: (x € 1.000) 31.12.2014 31.12.2013 Actieve deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden Nettopensioenverplichtingen Toekomstige kosten uitvoering pensioenregeling
27.924 151.232 457.944 637.100 12.742 649.842
32.783 129.580 352.230 514.593 8.991 523.584
De methode voor de berekening van de pensioenverplichtingen is zodanig toegepast dat geen sprake is van een financieringsachterstand. In verband met de voorgenomen collectieve waardeoverdracht hebben de technische voorzieningen overwegend een kortlopend karakter. Technische voorziening PVI DC (x € 1.000) Stand per 31 december
31.12.2014
31.12.2013
6.226
5.932
10 Technische voorzieningen gecedeerde polissen (x € 1.000)
31.12.2014
31.12.2013
Stand per 1 januari
8.355
8.886
Mutaties in het jaar
575
-531
8.930
8.355
Stand per 31 december
De technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen betreft de voorziening pensioenverplichtingen van de aanspraken uit gecedeerde polissen 11 Voorziening garantiekosten (x € 1.000) Stand per 1 januari vrijval voorziening garantiekosten Stand per 31 december
31.12.2014
31.12.2013
865
1.730
-865
-865
-
865
Op dit moment neemt het fonds jaarlijks circa € 0,9 miljoen van de door AEGON in rekening gebrachte garantiekosten voor haar rekening. In 2011 is besloten om vanaf 1 januari 2011 tot het eind van de contractperiode per 31 december 2014 een voorziening garantiekosten te vormen. Jaarlijks valt uit deze voorziening het bedrag dat voor rekening komt van het fonds vrij.
48
12 Pensioenverplichtingen voor risico deelnemers (x € 1.000)
31.12.2014
31.12.2013
289.419
253.667
Robeco Stand per 1 januari Wijziging voorziening voor risic o deelnemers
22.007
35.752
311.426
289.419
Stand per 1 januari
14.114
14.002
Wijziging voorziening voor risic o deelnemers
- 1.949
112
Totaal Pensioenbeleggingsplan per 31 dec ember
12.165
14.114
323.591
303.533
Totaal Robec o per 31 dec ember Pensioenbeleggingsplan
Totaal pensioenverplic htingen voor risic o deelnemers
Voor de verloopstaat zie toelichting 5 Beleggingen voor risico deelnemers. 13 Schulden en overlopende passiva (x € 1.000) Belastingen en premies sociale verzekeringen Vooruitontvangen activa Overige schulden
31.12.2014
31.12.2013
1 6 3.001 3.008
1 5 798 804
31.12.2014
31.12.2013
Overige schulden (x € 1.000) Pensioenbeleggingsplan
77
77
2.346
144
Waardeoverdrachten
215
425
Overige schulden
363
152
3.001
798
AEGON
Totaal
De overige schulden hebben een looptijd korter dan één jaar. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Niet toegekende toeslag: inhaaltoeslag Het Algemeen Bestuur kan besluiten over een eventuele inhaaltoeslag. Er bestaat geen recht op inhaaltoeslag. Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds heeft toegezegd om elk jaar een specificatie te geven van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslag.
49
Voor de premievrije deelnemers en de pensioengerechtigden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslag-verlening (in %) Jaar 2014
Toegekende toeslagverlening
Verschil
1,56
3,00
1,44
Jaar 2013
1,56
1,00
-0,56
Jaar 2012
2,87
0,00
-2,87
Jaar 2011
1,57
1,00
-0,57
Jaar 2010
0,71
0,00
-0,71
Jaar 2009
2,78
0,00
-2,78
Jaar 2008
1,61
1,61
0,00
Jaar 2007
0,88
0,88
0,00
Jaar 2006
1,60
1,60
0,00
Jaar 2005
1,35
1,35
0,00
Jaar 2004
2,03
1,25
-0,78
Per 1 juli 2014 heeft er een inhaalindexatie plaatsgevonden van 1,44%. Verbonden partijen Er is sprake van een financiële relatie tussen het pensioenfonds, Deloitte Holding B.V. en haar dochtermaatschappijen. Er zijn noch leningen verstrekt aan noch is er sprake van vorderingen op (voormalige) bestuurders. Bestuurders nemen op basis van de voorwaarden in het pensioenreglement deel aan de persioenregeling. De uitvoeringsovereenkomst is per 31 december beëindigd. Het pensioenfonds en de werkgever hebben afspraken gemaakt over de afwikkeling van hun relatie.
50
Toelichting op staat van baten en lasten 14 Premiebijdragen (van werkgever en werknemers) (x € 1.000) Werkgeversgedeelte: Risicopremie overlijden Eindloonregeling Risicopremie premievrijstelling Koopsommen inkoopactie 55+ Eenmalige koopsommen Bijdrage liquidatiekosten Administratiekosten Werknemersgedeelte: Anw-hiaatverzekering
2014
2013
2.032 925 29.360 6.522 350 1.542
1.739 79 832 1.852 1.446
150 40.881
158 6.106
De post “Koopsommen inkoopactie 55+” betreft een eenmalige actie om 55+ de kans te geven vroegtijdig hun pensioen in te kopen bij AEGON. 15 Premiebijdragen voor risico deelnemers (x € 1.000) Beschikbarepremieregeling Financiering Voortzetting Pensioenverzekering Aanvullende pensioenregeling
2014
2013
23.062 42 19 23.123
20.805 94 25 20.924
De kostendekkende premie, de feitelijke premie en de gedempte premie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt: (x € 1.000)
2014
2013
Feitelijke premie
29.596
28.302
Kostendekkende premie Gedempte premie
29.561 29.561
28.213 28.213
2014
2013
3.140
4.796
23.123 2.412 263 1.920 -432 -865 29.561
20.924 2.135 257 1.381 -415 -865 28.213
De kostendekkkende premie wordt als volgt uitgesplitst: (x € 1.000) Actuariële kosten opbouw (incl. onvoorwaardelijke toeslag verlening Premie beschikbare premieregeling Garantiepremie Solvabiliteitsopslag Opslag uitvoeringskosten Vrijval excassokosten Vrijval uit voorziening garantiepremie
51
16 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten (x € 1.000) 2014 Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Overige beleggingen Interestresultaat vrije vermogen in depot 2013 Aandelen Vastgoed Vastrentende waarden Overige beleggingen Interestresultaat vrije vermogen in depot
Indirecte beleggingsopbrengsten
totaal
192 29 269 4 5 499
-164 336 1.193 1.365
28 365 1.462 4 5 1.864
137 56 485 30 5 713
1.296 -98 -245 953
1.433 -42 240 30 5 1.666
De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op interest- en dividendopbrengsten. De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op de gerealiseerde en ongerealiseerde koersresultaten. 17 Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (x € 1.000)
Directe beleggingsopbrengsten
Indirecte
Totaal
beleggingsopbrengsten
2014
7.819
28.239
36.058
2013
6.508
10.464
16.972
18 Baten uit herverzekering garantiecontract AEGON (x € 1.000) Uitkeringen AEGON Overrente Technische resultaat AEGON Excasso opslag AEGON Totaal
2014 24.778 10.754 1.553 432 37.517
2013 23.015 2.907 -776 416 25.562
2014
2013
223 700 149 1.592 60 2.724
15
19 Overige baten (x € 1.000) Afwikkeling winstdeling Alhermij/Elips Aegon (PBP-vordering) Gecedeerde polissen AEGON Vermogensbeheer Restitutie beheer fee Robeco Diversen
172 1.395 24 1.606
52
20 Mutatie in technische voorzieningen AEGON (x € 1.000) Mutatie in de voorziening herverzekerde pensioenverplichtingen
2014
2013
126.258
-37.364
126.258
-37.364
21 Mutatie technische voorzieningen overige verzekeringsmaatschappijen (x € 1.000) Gecedeerde polissen
2014
2013
575 575
-531 -531
2014
2013
20.676 3.039 652 193 98 934 71 25.663
19.843 2.786 779 201 75 139 26 23.849
22 Pensioenuitkeringen (x € 1.000) Ouderdomspensioen Partnerpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen ANW-hiaatpensioen Wezenpensioen Afkoop Overige uitkeringen Totaal
De post Afkoop betreft o.a. de afkoop van pensioenen die lager zijn dan de afkoopgrens van € 458,06 (2013: € 451,22) per jaar overeenkomstig artikel 65 tot en met 68 Pensioenwet. 23 Pensioenuitvoeringskosten (x € 1.000) Administratiekosten Accountant Actuariële kosten (controle Milliman) Actuariële kosten (advies Montae) Advieskosten C ontributies en bijdragen Overige beheerkosten
2014
2013
1.244 50 29 159 258 49 131 1.920
1.063 54 31 56 50 127 1.381
Honorarium accountant Het honorarium voor het jaar 2014 van € 49.792 heeft uitsluitend betrekking op de wettelijke controle van de jaarrekening 2014 door KPMG Accountants N.V.
Administratiekosten (x € 1.000) Administratiekosten: - AEGON - Robeco - PGGM - A&O Services B.V.
2014
2013
248 28 968 1.244
238 27 798 1.063
53
Overige beheerskosten
(x € 1.000) Overige beheerkosten: - kantoorkosten - visitatiecommissie - vacatiegelden
2014
2013
20 68 43 131
79 25 23 127
Honorarium Algemeen Bestuur Op grond van artikel 5 lid 12 statuten van het pensioenfonds hebben bestuursleden uitsluitend recht op vergoeding van reis- en verblijfkosten, alsmede vacatiegelden, volgens een door het Algemeen Bestuur vastgestelde regeling, tenzij hun kosten reeds door Deloitte worden gedragen. 24 Saldo overdracht van aanspraken (x € 1.000) Uitgaande overdracht van aanspraken
2014
2013
1
43
Waardeoverdracht betreft de overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. 25 Overige mutaties voor risico deelnemers (x € 1.000)
2014
2013
Saldo overdrachten Overlijden Afkoop Inkoop pensioenaanspraken 55+ actie Inkoop pensioenaanspraken
1.900 753 888 29.360 4.706 37.607
799 682 122 926 2.529
Pensioenbeleggingsplan
1.949 39.556
112 2.641
2014
2013
-2.389 4.289 1.900
-2.019 2.818 799
Saldo overdrachten
(x € 1.000) Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten Totaal
Waardeoverdracht betreft de overdracht van pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de oude werkgever dan wel de overdracht aan pensioenfonds of pensioenverzekeraar van de nieuwe werkgever voor deelnemers aan de beschikbare premieregeling van Deloitte. 26 Herverzekeringen overig (x € 1.000) Premies herverzekering Uitkeringen herverzekering Totaal
2014
2013
3.140 -3.188 -48
2.865 -1.604 1.261
54
27 Lasten uit herverzekering garantiecontract AEGON (x € 1.000) Premies en koopsommen AEGON Indexatie Totaal premies en koopsommen Garantiekosten AEGON Bijdrage werkgever in garantiecontract Vrijval voorziening garantiekosten Overige uitvoeringskosten AEGON Accountantskosten AEGON Interest AEGON
2014
2013
39.014 13.374 52.388 2.412 -1.474 -865 11 746 53.218
838 3.651 4.489 2.135 -1.272 -865 5 11 -80 4.423
2014
2013
6 345 59 410
6 605 18 629
28 Overige lasten (x € 1.000) Arbeidsongeschiktheidspensioen PVI herverzekering Gecedeerde polissen Overig
Risicoparagraaf Het pensioenfonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. In deze paragraaf wordt ingegaan op het beleid van het pensioenfonds ten aanzien van de verschillende risico’s die het fonds bij de uitvoering van zijn taken loopt. Basis voor dit beheersbeleid is een risicoanalyse waarbij de voor het pensioenfonds bestaande risico’s in kaart zijn gebracht. Deze risicoanalyse is uitgevoerd volgens het door DNB aangereikte risicomanagement model (FIRM). Er is daarbij sprake van financiële risico’s en niet-financiële risico’s. Het Algemeen Bestuur heeft zijn beleid met betrekking tot risicobeheersing tevens verwoord in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Jaarlijks vindt een evaluatie van het huidige risicomanagement plaats waarbij het Algemeen Bestuur kan besluiten het risicobeleid bij te stellen. Financiële risico’s In de actuariële analyse is al aangegeven dat één van de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds het solvabiliteitsrisico betreft. Gezien het feit dat het pensioenfonds een garantiecontract heeft met AEGON, is dit risico voor nominale pensioenaanspraken afgedekt. Indien de solvabiliteit van het pensioenfonds zich negatief ontwikkelt, bestaat wel het risico dat er minder ruimte beschikbaar is voor eventuele toeslagverlening. Het solvabiliteitsrisico kan verder worden onderverdeeld in de volgende categorieën financiële risico’s. Matchingrisico Matchingrisico is het risico dat de looptijden van de passiva en activa van het pensioenfonds onvoldoende gematcht zijn waardoor er een verschil in waardeontwikkeling als gevolg van rente bestaat. Het matchingrisico is voor het pensioenfonds niet aan de orde gezien het garantiecontract voor het verzekerd depot met AEGON. Voor het vrije depot is eveneens geen sprake van een matchingrisico aangezien hiertegenover geen onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen staan. Ook ten aanzien van de (opbouwfase van de) beschikbare premieregeling is er geen matchingrisico, de verplichtingen worden immers bepaald door de ontvangen premies en behaalde rendementen.
55
Marktrisico Marktrisico is het risico als gevolg van prijsvolatiliteit (inclusief vreemde valuta), marktliquiditeit en concentratie en correlatie. Het marktrisico is voor het pensioenfonds met betrekking tot het verzekerd depot niet rechtreeks aan de orde gezien het garantiecontract met AEGON. De beleggingsrendementen in het verzekerd depot vormen (via de overrentedeling) echter wel mede de basis voor het toeslagbeleid voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers in de eindloonregelingen. Marktrisico’s zijn er wel voor het vrije depot. Door een brede spreiding over de beleggingscategorieën en regio’s in zowel het verzekerd als het vrije depot wordt het risico van koersdalingen beperkt. Per beleggingscategorie is een strategische weging aangegeven en zijn de bandbreedtes aangegeven. Specifiek ten aanzien van het liquiditeitsrisico kan nog worden opgemerkt dat dit risico door het pensioenfonds wordt beheerst door in het stragische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities. Tevens wordt de rekening-courant verhouding met AEGON maandelijks gemonitord. De koersverschillen van buitenlandse valuta’s ten opzichte van de euro zijn van invloed op het vermogen van het pensioenfonds. In het verzekerd depot is het valutarisico afgedekt. In de beschikbare premieregeling zijn de marktrisico’s voor rekening van de deelnemers en niet voor het pensioenfonds. Via de life-cycle beleggingsfondsen in Serviceniveau Volledig beheer wordt het marktrisico voor de individuele deelnemer lager naarmate de pensioendatum nadert. Kredietrisico Kredietrisico is het risico als gevolg van de waarschijnlijkheid van default, verlies als gevolg van default, concentratie en correlatie. Het pensioenfonds heeft het kredietrisico geminimaliseerd door een garantiecontract aan te gaan met een gerenommeerde herverzekeraar met creditrating van AA- of hoger. Op grond van de huidige Pensioenwet (Besluit FTK) hoeft een pensioenfonds overigens geen rekening meer te houden met een afslag voor kredietrisico. Desondanks houdt het pensioenfonds wel het kredietrisico van tegenpartijen in de gaten. Het Algemeen Bestuur is van mening dat AEGON een voldoende solide herverzekeraar is, en heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat de creditrating in de nabije toekomst lager wordt dan AA-. Het pensioenfonds baseert zich hierbij op periodieke gesprekken met het hoger management van AEGON en hun verwachtingen van de toekomst alsmede de schriftelijke uitingen van AEGON over dit onderwerp aan hun herverzekerde pensioenfondsklanten. Uiteraard kan het pensioenfonds later altijd anders besluiten wanneer de financiële situatie bij AEGON fundamenteel wijzigt. Met betrekking tot de Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. kan hetzelfde worden gezegd. Deze herverzekeraar heeft een credit rating van A-. Ook hierbij is het Algemeen Bestuur van Pensioenfonds Deloitte in liquidatie van mening dat sprake is van een voldoende solide herverzekeraar. Bovendien is de financiële schade voor het fonds bij een eventueel faillissement van deze herverzekeraar veel beperkter. Verzekeringstechnische risico´s De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden en arbeidsongeschiktheid. Uitgangspunt voor Pensioenfonds Deloitte in liquidatie is dat alle risico’s voor het fonds volledig worden herverzekerd. Wijziging van de actuariële grondslagen met betrekking tot het verzekerd depot worden opgevangen door het garantiecontract met AEGON. Zo is door de invoering van nieuwe sterftegrondslagen (AG prognosetafel 2014) met ingang van boekjaar 2014 de hoogte van Voorziening pensioenverplichtingen, en daarmee de vordering van het pensioenfonds op AEGON, toegenomen. Hetzelfde geldt voor de risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in de eindloonregelingen. Tot slot zorgt het pensioenfonds voor een adequate en tijdige actuariële advisering door de raadgevend actuaris. Risico’s van overlijden en arbeidsongeschiktheid in de beschikbare premieregeling zijn herverzekerd bij de Algemene Levensherverzekering Maatschappij.
56
Inflatierisico Inflatierisico is het risico dat door inflatie de koopkracht van het opgebouwde pensioen vermindert. Het risico bestaat dat de beleggingsrendementen en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de dekkingsgraad niet toereikend zijn om invulling te geven aan de toeslagambitie van het pensioenfonds. Eerder in het bestuursverslag is aangegeven dat uit de meest recente continuïteitsanalyse van het pensioenfonds blijkt dat de gemiddelde verwachte toeslag als percentage van de prijsinflatie voor inactieven over 15 jaar 75% bedraagt. Het financiële risico voor het pensioenfonds is echter beperkt doordat de financiering van de toeslagen voor de groep ‘bijzondere slapers’ volledig ten laste komt van de werkgever. Het toeslagbeleid voor gewezen deelnemers in de eindloonregelingen en de pensioengerechtigden heeft een strikt voorwaardelijk karakter (zie paragraaf toeslagbeleid in het bestuursverslag). Systeemrisico Systeemrisico is het risico dat het mondiale systeem (de internationale financiële markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van beleggingsfondsen waarin het pensioenfonds participeert, niet langer verhandelbaar zijn en zelfs al dan niet tijdelijk, hun waarde verliezen. Dit risico is voor het pensioenfonds, evenals voor andere marktpartijen, niet beheersbaar. Niet financiële risico’s Omgevingsrisico Omgevingsrisico is het risico als gevolg van concurrentie, afhankelijkheid, reputatie en ondernemingsklimaat. Gezien de historie van Deloitte (en haar rechtsvoorgangers) en de markt waarin Deloitte opereert, is de verwachting van de continuïteit groot. Verder wordt geen structurele inkrimping van het deelnemersbestand voorzien. Operationeel risico Het operationele risico is het risico als gevolg van inadequate of foutieve interne processen, mensen en systemen of als gevolg van externe gebeurtenissen. Door middel van een ISAE3402 verklaring met betrekkking tot vermogensbeheer geven AEGON en Robeco aan dat deze organisaties ‘in control’ zijn over hun processen. Het Algemeen Bestuur heeft er bij A&O op aangedrongen met een ISAE3402rapportage (type II) te komen specifiek voor de pensioenadministratie van het pensioenfonds. Uitbestedingsrisico Het uitbestedingsrisico is het risico als gevolg van de continuïteit van de bedrijfsvoering, integriteit en kwaliteit van de externe dienstverleners. Vanwege het feit dat het pensioenfonds de uitvoering van de pensioenregeling en het vermogensbeheer heeft uitbesteed aan derde partijen, is het van belang om extra te letten op het uitbestedingsrisico. Het fonds beschikt ten aanzien van elke externe dienstverlener over een uitbestedingsovereenkomst die voldoet aan de wettelijke regels op het gebied van uitbesteding. Met uitvoerende organisaties zijn nadere afspraken omtrent procedures, processen, informatieverschaffing en te leveren diensten vastgelegd in een Service Level Agreement. Het Algemeen Bestuur en de Commissie Uitbesteding worden door middel van periodieke rapportages van de externe uitvoeringsorganisaties in staat gesteld de risico’s voor het pensioenfonds goed te monitoren. De door AEGON aangehouden herverzekeringen en uitgevoerde actuariële berekeningen worden jaarlijks gecontroleerd door de externe actuaris die over zijn bevindingen rapporteert aan het Algemeen Bestuur. Integriteitsrisico Integriteitsrisico is het risico als gevolg van benadeling van derden, voorwetenschap, witwassen, terrorismefinanciering en onoorbaar handelen. Het pensioenfonds kent een gedragscode pensioenfondsen met algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende regels voor insiders. Naast de gedragscode pensioenfondsen zijn de individuele leden van het Algemeen Bestuur uit hoofde van hun dienstbetrekking of partnerschap bij Deloitte Holding B.V. onderworpen aan de naleving van het Global Independence Monitoring System (GIMS) van Deloitte en het Deloitte Onafhankelijkheidsbeleid.
57
IT-risico Informatietechnologie is een belangrijke risicocategorie voor het pensioenfonds. Omdat het pensioenfonds de administratie en het vermogensbeheer volledig heeft uitbesteed, is dit risico tot een uitbestedingsrisico verworden. Bij A&O zijn procedures vastgelegd voor toegankelijkheid van het gebouw en netwerk, autorisaties, continuïteitsplan met noodmaatregelen met betrekking tot essentiële systemen en procedures voor back-up en herstel. Juridisch risico Juridisch risico is het risico als gevolg van wet- en regelgeving, naleving, aansprakelijkheid en afdwingbare contracten. Bovengenoemde risico’s worden door het pensioenfonds beheerst met structurele bestuursondersteuning door personen met gedegen pensioenjuridische opleiding en monitoring van de ontwikkelingen op het gebied van regelgeving, zodat hierop pro-actief kan worden ingespeeld. Wat betreft contracten die het pensioenfonds met derden heeft afgesloten is sprake van een contractenregister dat jaarlijks wordt gemonitord. Voor het aansprakelijkheidsrisico ten behoeve van de bestuursleden en leden van andere organen binnen het pensioenfonds is een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten. Modelrisico Het pensioenfonds werkt bij het ontwikkelen en uitvoeren van haar beleid met allerlei modellen bij het waarderen van financiële instrumenten en pensioenverplichtingen. Een ander voorbeeld is het opstellen van de continuïteitsanalyse. Modellen zijn een benadering van de werkelijkheid en de uitkomsten dienen met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. Het pensioenfonds tracht het modelrisico te beheersen door een gedocumenteerde vastlegging van de toegepaste modellen, een onafhankelijke toets van modellen door de raadgevend actuaris en het gebruik van ‘common sense’. De externe beleggingsdeskundige kijkt namens het pensioenfonds in de Beleggingsadviescommissie kritisch naar de achtergrond van de gehanteerde benchmarks en de gerapporteerde rendementen vanuit de externe vermogensbeheerders. Sponsorrisico Het pensioenfonds heeft een directe en economische en contractuele band met Deloitte als sponsor van het pensioenfonds. Deze afhankelijkheid van de sponsor vertaalt zich in risico’s voor het pensioenfonds. Voorbeelden van sponsorrisico’s zijn faillissementsrisico, betalingsonmacht van de sponsor en het opzeggen door de sponsor van uitvoeringsovereenkomst in de huidige vorm. De sponsorrisico’s worden door het pensioenfonds beheerst door goede contacten met partijen binnen het arbeidsvoorwaardenoverleg Deloitte en heldere (procedure) afspraken in de uitvoeringsovereenkomst bij wijziging of stopzetting van de uitvoering van de pensioenregeling door het pensioenfonds.
Rotterdam, 18 juni 2015
Stichting Pensioenfonds Deloitte in liquidatie namens het Algemeen Bestuur
J. Volkers voorzitter
R.J. Zijlman secretaris
58
Overige gegevens
59
Bestemming van het saldo van baten en lasten
Ten aanzien van de bestemming van het saldo van baten en lasten is geen bepaling opgenomen in de statuten van het pensioenfonds. Ook is de bestemming niet nader uitgewerkt in de actuariële en bedrijfstechnische nota. Het negatieve saldo over 2014 van € 0,8 miljoen is ten laste gekomen van de statutaire reserve van het pensioenfonds die daarmee ultimo 2014 is gedaald naar € 35,8 miljoen. Gebeurtenissen na balansdatum
Er zijn geen gebeurtenissen te melden na de balansdatum die de balans per ultimo 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 beïnvloeden. De goedkeuring van de collectieve waardeoverdrachten door DNB wordt verwacht in de loop van 2015. De opheffing van het fonds zal daarna in 2016 volgen.
60
Bestuur en organisatie
Profiel
Stichting Pensioenfonds Deloitte in liquidatie, statutair gevestigd te Rotterdam, is opgericht op 4 november 1968. De laatste statutenwijziging was op 17 oktober 2014. Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41201190. Het pensioenfonds heeft tot doel uitvoering te geven aan de pensioenregelingen van Deloitte Holding B.V. zoals die zijn verwoord in diverse pensioenreglementen. Hiertoe wordt per 31 december 2014 voor 16.672 deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden ruim € 831 miljoen vermogen (verzekerd depot € 475 miljoen, vrij depot € 32 miljoen, Robeco € 312 miljoen, PBP € 12 miljoen) belegd. Deloitte Holding B.V. is de coördinerende vennootschap. Alle in Nederland gevestigde (dochter-) vennootschappen met in dienstbetrekking werkzame werknemers met wie een pensioenovereenkomst is aangegaan, ressorteren onder door het pensioenfonds uitgevoerde pensioenregelingen. Bestuur Algemeen Bestuur Het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds bestaat uit zes leden. Drie leden worden benoemd door de Raad van Bestuur van Deloitte, twee leden worden worden benoemd door de Ondernemingsraad van Deloitte en één lid wordt benoemd door de Vereniging van Pensioengerechtingden Deloitte. Het Algemeen Bestuur heeft in 2014 met een maandelijkse- of tweewekelijksefrequentie vergaderd. Besproken zijn onder andere, de toekomst van het pensioenfonds, het beleggingsbeleid van het pensioenfonds, de financiële positie van het pensioenfonds, de aspecten rondom het garantiecontract, de pensioenadministratie, wijzigingen in reglementen en het risicomanagement. Daarnaast is het jaarverslag 2013 alsmede het accountantsverslag 2013 en actuarieel verslag 2013 aan de orde geweest. Dagelijks Bestuur Het Dagelijks Bestuur van het pensioenfonds wordt gevormd door de voorzitter en de secretaris. Het Dagelijks Bestuur heeft uitsluitend bevoegdheden conform de statuten en reglementen van het fonds, overeenkomstig de vastlegging in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het Dagelijks Bestuur bereidt de in de vergadering van het Algemeen Bestuur aan de orde komende agendapunten voor. Het Dagelijks Bestuur heeft in 2014 frequent overlegd. Commissies Beleggingsadviescommissie De Beleggingsadviescommissie heeft als mandaat het monitoren van de vermogensbeheerders van het pensioenfonds (AEGON en Robeco), het voeren van een beleggingsbeleid ten opzichte van de strategische benchmark en het opstellen van het beleggingsplan. De Beleggingsadviescommissie adviseert het Algemeen Bestuur over bovengenoemde onderwerpen. De leden van de Beleggingsadviescommissie worden benoemd door het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds. De Beleggingsadviescommissie bestaat uit drie vertegenwoordigers van het Algemeen Bestuur waarvan tenminste één van werkgevers- en één van werknemerszijde. Tevens neemt een externe beleggingsdeskundige deel aan de vergaderingen van de Beleggingsadviescommissie. Tijdens elke vergadering is gesproken met vertegenwoordigers van AEGON en Robeco over de kwartaalrapportages alsmede specifieke beleggingscategorieёn en beleggingsinstrumenten van het pensioenfonds. Commissie Uitbesteding De Commissie Uitbesteding heeft als taak zowel A&O Services (A&O) als de herverzekeraars en vermogensbeheerders (AEGON, Robeco, Algemene Levensherverzekeringsmaatschappij en Elips Life) te monitoren op de tussen het pensioenfonds en genoemde partijen gemaakte afspraken. Hierbij besteedt de Commissie Uitbesteding nadrukkelijk aandacht aan de risico’s en risicobeheersingsmaatregelen behorende bij de uitbesteding van werkzaamheden. De bevindingen van
61
de Commissie Uitbesteding worden gerapporteerd aan het Algemeen Bestuur. De Commissie Uitbesteding heeft in 2014 vele malen vergaderd. Commissie Communicatie De Commissie Communicatie adviseert het Algemeen Bestuur over de interne en externe communicatie van het pensioenfonds. De Commissie Communicatie draagt onder meer bij aan de totstandkoming van standaardbrieven aan de deelnemers en de inrichting en invulling van de website. De Commissie Communicatie bestaat uit twee vertegenwoordigers uit het Algemeen Bestuur, waarbij één vertegenwoordiger van werkgeverszijde is. Tevens neemt een vertegenwoordiger van Deloitte Talent aan de Commissie Communicatie deel. In 2014 zijn er enkele bijeenkomsten geweest van de Commissie Communicatie. Jaarwerkcommissie De Jaarwerkcommissie bereidt de totstandkoming van het jaarverslag (jaarrekening en bestuursverslag) van het pensioenfonds voor. Uitgangspunt is een tijdige en correcte vaststelling van het jaarverslag door het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds. Indien nodig overlegt de Jaarwerkcommissie gedurende het proces van totstandkoming van het jaarverslag met de externe accountant en de waarmerkend actuaris. De Jaarwerkcommissie is in 2014 enkele keren bijeen gekomen om een aantal issues te bespreken. Daarnaast is de Jaarwerkcommissie in 2014 aanwezig geweest bij de slotbespreking van de conceptjaarwerkstukken tussen de externe accountant, de certificerend actuaris en A&O. Klachten- en Geschillencommissie De Klachten- en Geschillencommissie is bevoegd tot het doen van een uitspraak in klachten en geschillen tussen een (gewezen) deelnemer, pensioengerechtigde of een ander, die naar het oordeel van de Klachten- en Geschillencommissie rechtstreeks in zijn belang is getroffen. Voordat de Klachtenen Geschillencommissie een uitspraak kan doen, dient de klacht of het geschil eerst door uitvoeringsorganisatie A&O te zijn behandeld. De Klachten- en Geschillencommissie bestaat uit drie leden van het Algemeen Bestuur die worden benoemd door het Algemeen Bestuur. De leden van de Geschillencommissie mogen geen persoonlijk belang hebben bij de partijen in te behandelen geschillen. De Klachten- en Geschillencommissie heeft in 2014 regelmatig overleg gehad over de afhandeling van bij het pensioenfonds aanhangig gemaakte geschillen. Intern toezicht, Verantwoordingsorgaan en Compliance Officer Intern toezicht: Visitatiecommissie Het pensioenfonds heeft gekozen voor de instelling van een Visitatiecommissie, die jaarlijks de beleids- en bestuursprocedures, de ‘checks and balances’ en de wijze waarop het fonds wordt bestuurd, beoordeelt. Tevens oordeelt de Visitatiecommissie op welke wijze wordt omgegaan met de risico’s op de lange termijn voor het pensioenfonds. Over het verslagjaar 2014 heeft een visitatie plaatsgevonden. Ook is de Visitatiecommissie in 2014 tijdig geinformeerd over het aflopen van het garantiecontract met AEGON, de mogelijke liquidatie van het fonds en de collectieve waardeoverdrachten. Verantwoordingsorgaan Het pensioenfonds heeft een wettelijk vereist verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit drie leden, waarvan één lid wordt benoemd door de Raad van Bestuur Deloitte, één lid wordt benoemd door en uit de kring van deelnemers en één lid wordt benoemd door de Vereniging van Pensioengerechtigden Deloitte. Naast diverse vergaderingen over de ontwikkeling van de toekomst van het pensioenfonds heeft het Verantwoordingsorgaan vergaderd over het concept jaarverslag 2014 van het pensioenfonds. De bevindingen van het Verantwoordingsorgaan zijn opgenomen in het jaarverslag 2014. Een reactie van het het Algemeen Bestuur van het pensioenfonds op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan is tevens in het Jaarverslag 2014 opgenomen.
62
Compliance Officer De Independence Compliance Manager Deloitte Nederland is aangesteld als Compliance Officer van het pensioenfonds. De Compliance Officer houdt toezicht op de deugdelijkheid en effectiviteit van interne regels en procedures. Naleving wet- en regelgeving en gedragscode Op basis van de ontvangen informatie van de uitvoeringsorganisaties, externe accountant, waarmerkend actuaris en de Compliance Officer van het pensioenfonds is het Algemeen Bestuur over 2014 niet bekend met overtredingen van de op het pensioenfonds betrekking hebbende wet- en regelgeving. Het pensioenfonds kent een gedragscode pensioenfondsen met algemene gedragsregels voor verbonden personen en aanvullende regels voor insiders. Het doel van de gedragscode is het waarborgen en handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds door belanghebbenden, alsmede het voorkomen van integriteitsrisico’s. Jaarlijks wordt door de leden van het Algemeen Bestuur de gedragscode getekend. De Compliance Officer heeft het Algemeen Bestuur geraporteerd dat over 2014 geen handelingen of activiteiten hebben plaatsgevonden in strijd met de gedragscode.
Deskundigheidsbevordering Het Algemeen Bestuur hanteert een deskundigheidsplan. Op ieder afzonderlijk kennisgebied dienen tenminste twee bestuursleden minimaal kennisniveau 4 of 5 te bezitten. Verder hebben de leden van het Algemeen Bestuur op ieder afzonderlijk kennisgebied tenminste kennisniveau 3. Ook aan de wettelijke eis dat tenminste twee bestuursleden meerjarige ervaring hebben in het besturen van een organisatie, wordt voldaan. Door bestuursleden wordt regelmatig geparticipeerd in themabijeenkomsten die georganiseerd worden door marktpartijen, verzekeraars, DNB en OPF. Deelname aan bijeenkomsten wordt tussen de bestuursleden afgestemd.
Toezichthouders In 2014 is verschillende malen contact geweest met zowel de Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Deze contacten waren hoofdzakelijk schriftelijk. In 2014 zijn door DNB en de AFM geen boetes of dwangsommen aan het pensioenfonds opgelegd. Ook was geen sprake van het aanstellen van een bewindvoerder en was er geen korte of lange termijn herstelplan van toepassing. Uitbesteding Het pensioenfonds had de pensioenadministratie, de bestuursondersteuning, de deelnemerscommunicatie, de werkzaamheden inzake actuariële berekeningen en de beleggingen van het vermogen van het fonds uitbesteed aan externe deskundigen. Bij uitbesteding handelt het Algemeen Bestuur conform de eisen van de Pensioenwet. Uitbesteding is alleen geoorloofd indien voldoende waarborgen kunnen worden verkregen voor het handhaven van een beheerste en integere bedrijfsvoering. Het pensioenfonds had de administratie (inclusief financiële verslaglegging), de bestuursondersteuning en de deelnemerscommunicatie van het pensioenfonds uitbesteed aan A&O te Rijswijk. In de uitbestedingsovereenkomst tussen het pensioenfonds en A&O is een SLA opgenomen, waarin normen zijn vastgelegd waarop de kwaliteit van de uitvoering van de pensioenregeling wordt getoetst en gestuurd. Indien de normen niet worden gehaald en de afwijking meer bedraagt dan 5% worden maatregelen genomen om de uitvoering te verbeteren. Naast een kwartaalrapportage wordt ook een jaarrapportage opgesteld. Het Algemeen Bestuur heeft daarmee een totaaloverzicht van de geleverde
63
prestaties over het gehele voorafgaande jaar. In 2014 heeft hiervoor diverse malen overleg plaatsgevonden tussen A&O Services, de Uitbestedingscommissie en het fonds. Vanaf 1 januari 2015 heeft het pensioenfonds de financiële administratie, de deelnemers- en de uitkeringenadministratie voor de eindloonregelingen en de deelnemerscommunicatie van het pensioenfonds uitbesteed aan AGH (Administratie Groep Holland) in Rijswijk. De deelnemersadministratie van de beschikbare premieregeling is uitbesteed aan TKP in Groningen. In de herverzekeringsovereenkomst met AEGON is een dienstverleningsovereenkomst opgenomen. Indien AEGON mutatieverwerking, waardeoverdrachten en het beleggings- en depotverslag niet binnen de afgesproken termijnen afhandelt/oplevert, verplicht zij zich tot betaling van een boete aan het pensioenfonds. In 2014 heeft verschillende malen overleg plaatsgehad met AEGON inzake de kwaliteit van bestandsgegevens en controle van mutaties. Vermogensbeheer Het beheer van de belegde middelen van de beschikbare premieregeling is bij Robeco Institutional Asset Management B.V. ondergebracht. Het vermogensbeheer van de aanwezige middelen van de deelnemers voor wie respectievelijk de eindloonregeling van Deloitte en de Flex regeling van de VB Groep van toepassing is, wordt uitgevoerd door AEGON Investment Management B.V. Jaarlijks worden de ISAE3402 rapportages van de organisaties waaraan activiteiten zijn uitbesteed door het pensioenfonds opgevraagd en beoordeeld. Herverzekering De verplichtingen van het pensioenfonds met betrekking tot de eindloonreglement, alsmede andere ingegane pensioenuitkeringen, zijn bij AEGON Levensverzekering N.V. herverzekerd op basis van een garantiecontract. Kenmerk daarvan is dat de herverzekeraar uitbetaling van de uitkeringen garandeert, ook in het geval dat negatieve overrente (rendement lager dan de marktrente) niet wordt goed gemaakt door positieve overrente in latere jaren. Het pensioenfonds draagt verder aan het einde van de contractsperiode niet de kosten die voortvloeien uit de actualisering van sterftegrondslagen. De herverzekeringsovereenkomst eindigde op 31 december 2014. Een technische winstdeling maakte onderdeel uit van het garantiecontract met AEGON. Na een periode van 10 jaar vindt verrekening van het technische resultaat plaats. Een negatief resultaat komt ten laste van AEGON en een positief resultaat komt voor 40% ten gunste van AEGON en voor 60% ten gunste van het pensioenfonds. De premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid vormt tevens onderdeel van de herverzekering bij AEGON. Met betrekking tot de beschikbare premieregeling zijn de langleven-, rente- en beleggingsrisico’s tot de pensioendatum voor rekening van de deelnemer. Het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico is herverzekerd bij Algemene Levensherverzekering Maatschappij N.V. Bij Elips N.V. is een ANWhiaatpensioenregeling op risicobasis verzekerd. Deze verzekeringen zijn per eind 2014 beëindigd in het kader van de liquidatie van het fonds. Corporate governance Uitgangspunten van het corporate governance beleid zijn algemeen geaccepteerde richtlijnen zoals die van de OESO en de Nederlandse Corporate Governance Code. Deze richtlijnen zijn voor zover toepasbaar door de externe vermogensbeheerders van het pensioenfonds onderschreven. Het pensioenfonds is geen directe aandeelhouder in beursgenoteerde ondernemingen maar belegt in aandelen bij beleggingsfondsen via externe vermogensbeheerders. De aandelen in deze beleggingsfondsen zijn juridisch geen eigendom waardoor het pensioenfonds geen stemrecht kan uitoefenen. Om deze reden is het geven van inzicht ten aanzien van het stembeleid of stemgedrag niet aan de orde.
64
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Deloitte te Rotterdam is aan Milliman Pensioenen vof de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Ik heb geconstateerd dat de verplichtingen van het pensioenfonds aangaande de eindloonregelingen volledig zijn herverzekerd door middel van een garantiecontract en dit betrokken in mijn oordeel. In mijn oordeel heb ik geen rekening gehouden met het kredietrisico van de verzekeraar waar (een deel) van de pensioenverplichtingen zijn verzekerd. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.
65
Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum hoger dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Deloitte is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.
Amsterdam, 18 juni 2015
drs. R.K. Sagoenie AAG verbonden aan Milliman Pensioenen v.o.f.
66
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant Aan: het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Deloitte - in liquidatie
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening van Stichting Pensioenfonds Deloitte - in liquidatie te Rotterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het Bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het inrichten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risicoinschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Deloitte - in liquidatie per 31 december 2014 en van het saldo van baten en lasten over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
67
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het Bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Utrecht, 18 juni 2015 KPMG Accountants N.V.
J.C. van Kleef RA
68