PERIODIEK TIJDSCHRIFT DRIEENVIJFTIGSTE JAARGANG NO. 2, JUNI 2006
IN DIT NUMMER ”HANGBUIKZWIJNEN”
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Periodiek tijdschrift drieenvijftigste jaargang no. 2 - 2006
Omslagbeeld: Huidafwijking t.g.v. overgevoeligheid?
ISSN 0417 - 4631
De Stichting Diergeneeskundig Memorandum, opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven van wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair gebied. Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster van het tijdschrift “Diergeneeskundig Memorandum”. De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel mogelijk gemaakt in Nederland door: Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden. Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en Intervet Nederland B.V. te Boxmeer Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan de praktiserende dierenartsen in Nederland, Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen: Voor Nederland 8 18,00 per jaargang. Voor het buitenland 8 25,50 per jaargang. Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen worden besteld d.m.v. een overschrijving à 8 7,50 per exemplaar voor Nederland of 8 9,00 voor het buitenland op een van onze rekeningen. Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter J. Schrooyen, secretaris † F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.) R. Schippers (Boehringer Ingelheim) J. Vernooij (Intervet Nederland)
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Redactie- en Administratieadres: Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel tel.: 0411-676822 fax: 0411-671595 e-m:
[email protected] website: de-em.nl Postbankrekening 64 70 06 BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06 Rabobank Boxtel 1688.49.674 BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74 Verklaring: De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie. Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel
Van de Redactie
Sommige lezers zullen met enige verbazing kennis hebben genomen van de titel van deze DM uitgave. “Hangbuikzwijnen” zijn toch ook “gewone” varkens? En de bij deze dieren voorkomende ziekten zullen zich toch niet anders manifesteren bij een minivarken met een andere huidskleur, een groot aantal centimeters extra retroperitoneaal vet en, als gevolg daarvan, een volumineuze buik? De collegae, die -ondanks dit mogelijke vooroordeel- dit DM gaan lezen, zullen vanaf de eerste pagina’s al tot de ontdekking komen, dat het hangbuikzwijn toch een aparte plaats inneemt als hobbydier, met vaak een andere pathofysiologie dan het gewone varken. De redactie streeft er naar om enerzijds nummers te wijden aan orgaansystemen van de “gewone” huisdieren, waarmee iedere collega vrijwel dagelijks wordt geconfronteerd en anderzijds specifieke diersoorten te laten behandelen door specialisten, die hiermee dagelijks werken dan wel gewerkt hebben. Hierbij wordt dan niet alleen ingegaan op de pathologie, de diagnostiek en de therapie maar ook op de fysiologie, de genetica en eventuele problemen bij de klinische diagnostiek inclusief het hanteren van de betreffende diersoort. Zo zijn er in de loop van de jaren nummers verschenen over aquariumvissen, de kalkoen, de kangoeroe, reptielen, het konijn en zelfs-nr 6, jaargang 20, 1973de teddybeer……. Het hangbuikzwijn wordt niet alleen meer op
kinderboerderijen gehouden, maar ook privé als hobbydier. U zult zich, al lezend, al snel realiseren, dat dit “varkentje vaak anders moet worden gewassen c.q.aangepakt” dan het gewone varken, ook letterlijk: vangen en optillen aan de poten leidt vaak tot dislocatie van de heup vanwege de zwakke spierstructuur: U bent gewaarschuwd… Afgezien van het gegeven, dat deze dieren veelal aanzienlijk ouder worden dan het gewone varken met hieraan gerelateerde pathologie- zult U vele andere wetenswaardigheden en “tips” voor de dierenarts in dit nummer tegenkomen. We noemen er enkele: het ijzertekort bij jonge biggen is vaak duidelijker dan bij conventioneel gehouden biggen, entropion treedt regelmatig op, hypernatriëmie kan in verband worden gebracht met het regelmatig voeren van zoute snacks zoals chips, huidafwijkingen als blown coat syndroom maar ook huidafwijkingen vanwege het te vaak wassen door de eigenaar, specifieke intoxicaties die te maken kunnen hebben met het feit dat de dieren in huis worden gehouden (alcohol, antivries, etc..) enzovoorts. De redactie is er trots op, dat zij U dit interessante en zeer lezenswaardige nummer hierbij mag aanbieden. De collegae Hetty van Beers en Annelies Nieuwenhuizen hebben, naar de mening van de redactie, met deze DM uitgave, een waardevolle aanvulling gegeven aan de rij DM-standaardwerken over specifieke diersoorten.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
*MFJUJT EFUJKECPN JOVXTUBM 7BDDJOFFSNFU &OUFSJTPM*MFJUJT )FUFOJHFWBDDJOUFHFOJMFJUJT 6OJGPSNFSFWBSLFOT )PHFSFHFNJEEFMEFHSPFJ HEBH
6OJFLFPSBMFFOTUSFTTWSJKFUPFEJFOJOH
*MFJUJTJTEF WFS[BNFMOBBN WBOPB 1*" 11& 1)&FUD
)FUESJOLXBUFSWBDDJOEBU[JDI[FMGUFSVHWFSEJFOU
&OUFSJTPM*MFJUJT -BXTPOJB JOUSBDFMMVMBSJT HFBUUFOVFFSE MFWFOE WBDDJO WPPS WBSLFOT MZP¾MJTBBU FO PQMPTNJEEFM WPPS PSBMF TVTQFOTJF *OEJDBUJF "DUJFWF JNNVOJTBUJF WBO LMJOJTDI HF[POEF WBSLFOT WBO XFLFOMFFGUJKEFOPVEFSPNEFJOUFTUJOBMFMBFTJFTWFSPPS[BBLUEPPS-BXTPOJBJOUSBDFMMVMBSJTJOGFDUJFUFWFSNJOEFSFOFOPNEFWBSJBUJFJOHSPFJFOIFUWFSMJFTBBOHFXJDIUEBUJOWFSCBOEHFCSBDIUXPSEUNFUEF[JFLUFUF WFSNJOEFSFO0OEFSWFMEDPOEJUJFTXFSEFFOWFSTDIJMJOHFNJEEFMEFEBHFMJKLTFHSPFJUPUHEBHHF[JFOWPPSHFWBDDJOFFSEFWBSLFOTJOWFSHFMJKLJOHNFUOJFUHFWBDDJOFFSEFWBSLFOT#FTDIFSNJOHCFHJOUWBOBGXFLFO OBWBDDJOBUJFFOIPVEUUFONJOTUFXFLFOBBO$POUSBJOEJDBUJFTFOCJKXFSLJOHFO(FFOCFLFOE%PTFSJOHNMPSBMFTVTQFOTJFQFSEJFS8BDIUUJKEFOOVMEBHFO6%" 3&(/-
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
7PPSNFFSJOGPSNBUJFLVOUVDPOUBDUPQOFNFONFU#PFISJOHFS*OHFMIFJNCW 1PTUCVT ,""MLNBBSWFUNFEJDB!BMLCPFISJOHFSJOHFMIFJNDPN5FMFGPPO 'BY
Inhoudsopgave Hangbuikzwijnen
Van de redactie Inhoudsopgave De auteurs Voorwoord
1 3 9 11
I
Algemene informatie, hanteren en klinisch onderzoek
12
Het Vietnamese Hangbuikzwijn Naam Afstamming Geschiedenis en verspreiding
12 12 12 12
Anatomie en fysiologie Kleur Huid Formaat en gewicht Bouw Carpaalklieren Digestieapparaat Gebit Gebitsafwijkingen Bloedwaarden
13 13 13 14 14 15 15 15 15 15
Hanteren en fixatietechniek Fixatie
15 17
Lichamelijk onderzoek Huid, beharing, hoornige structuren Temperatuur Pols Slijmvliezen Conditie Jonge biggen Auscultatie hart en longen Fokdieren Lokomotieapparaat en rug
17 17 17 17 18 18 18 18 18 18
18 18 18 18 18 19 19 19 19 19 19
Injectietechniek Subcutane injecties Intramusculaire injecties Intraveneuze injecties V. auricularis V. cephalica V. saphena Intraperitoneale injecties Pediatrisch infuus in het bot Bloedafname Urineafname
OU
OT WBO FLUFUF XFLFO
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
II
Huisvesting, voeding en gedrag
20
Huisvesting Temperatuur Indeling verblijf Werphok Omheining Huisvesting in huis
20 20 20 20 20 20
Voeding en voedingsziekten Voeding van de neonaat tot gespeende big Voeding van spenen tot volwassenheid Voeding van de drachtige zeug Voeding van de lacterende zeug Voeding van de gecastreerde beer Voeding van de beer
20 20 22 22 22 22 23
Voedingsdeficienties en voedingsziekten Obesitas Ijzertekort bij biggen Vitamine E/ Selenium tekort Calcium- en fosfordeficientie
23 23 25 25 25
Gedrag Normaal gedrag Karakter Stemgeluid Wroeten, vernielzucht Modderbad, waterbad Zindelijkheid Berengedrag in huis Dominantie Speekselen en tandenknarsen Gedragsproblemen Agressief gedrag Bedelgedrag
25 25 25 26 26 26 26 26 26 27 27 27 27
III
28
Voortplanting en fertiliteitsproblemen
Normale voortplanting en fertiliteit Pubertijd en geslachtsrijpheid Cyclus, gedrag en oestrussymptomen bij de zeug Dekking Dektijdstip Dekmethodes Drachtigheidsdiagnostiek Draagtijd Gedrag van de zeug rondom de partus De partus Aantal biggen per worp Agressie van de zeug post-partum Verzorging biggen Spenen Uitblijven partus Partusinductie Ongewenste dracht Dystocia Agalactie
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
28 28 28 28 28 28 29 29 29 29 29 29 30 30 30 30 30 30 30
Fertiliteitsproblemen - niet infectieuze oorzaken Dracht Lactatie Anatomische abnormaliteiten Hormonale verstoringen Nutritionele anoestrus
31 31 31 31 31 31
Fertiliteitsproblemen - infectieuze oorzaken SMEDI, enterovirussen Porcine parvovirusinfectie
31 31 31
IV
Ziekten ingedeeld naar orgaansysteem / Intoxicaties
32
Aandoeningen van de huid Rui, haaruitval en alopecia Droge schilferige huid Intertrigo Zonnebrand, zonnesteek Overige huidaandoeningen
32 32 32 32 32 33
Aandoeningen van het respiratieapparaat Rhinitis Necrotiserende rhinitis of ’Bullnose’ Snurkers Pneumonie, pleuritis
33 33 33 35 35
Aandoeningen van het circulatieapparaat Moerbeihartziekte Endocarditis valvularis Pericarditis Congenitale tricuspidalisklepdysplasie Persisterende ductus Botalli Bloedparasieten
35 35 35 35 35 35 35
Aandoeningen van het digestieapparaat Aangeboren afwijkingen Neonatale diarree Diarree rond het spenen Diarree bij oudere varkens Maagulcera, gastritis Obstipatie Rectumprolaps en rectumstricturen Liggingsveranderingen van het maagdarmkanaal
36 36 36 36 36 36 37 37 37
Aandoeningen van het urogenitaalapparaat Vaginale uitvloeiing Cystitis en nephritis Tumoren Hernia inguinalis, hernia umbilicalis
37 37 37 37 37
Aandoeningen bij borgen en beren Cryptorchidie Urethra-obstructie Urineophoping en urinedruppelen Balanoposthitis Paraphimosis Penisdeviatie Penisverwondingen Persistererend frenulum Orchitis Tumoren
37 37 37 38 38 38 38 38 38 38 38 D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
Aandoeningen van het bewegingsapparaat Congenitale/erfelijke afwijkingen Dislocatie Fracturen Kreupelheid en arthritis Afwijkingen aan de klauwen Infectieuze kreupelheid en arthritis Abcessen Bursitis van het sternum Tetanus Osteomalacie Splayleg
38 38 39 39 39 39 39 41 41 41 41 41
Aandoeningen van het centraal zenuwstelsel Infectieuze oorzaken Keukenzoutvergiftiging Trilziekte Hypoglycaemie Epilepsie Hydrocephalus Anaphylactische reacties Paralyse Otitis media, otitis interna
41 41 41 42 42 42 42 42 42 42
Aandoeningen van het oog Entropion Ooguitvloeiing Abnormale wimpers
42 42 42 43
Aandoeningen van het oor Oormijt Othaematoom
43 43 43
Intoxicaties Ethyleenglycol/antivries Alcohol Algen Chemische stoffen Chocolade Organofosfaat/fosforesters Rodenticiden en andere bestrijdingsmiddelen Zware metalen Planten(delen) Mycotoxinen
43 43 43 43 43 44 44 44 44 44 44
V
Infectieziekten bij hangbuikzwijnen
46
Virusziekten Porcine parvovirusinfecties Varkenspokken Mond-en klauwzeer Blaasjesziekte Ziekte van Aujeszky Klassieke varkenspest Afrikaanse varkenspest Rabies Inclusion Body Rhinitis Influenza Transmissible gastroenteritis Rotavirus Porcine enterovirus infecties
46 46 46 46 46 47 47 47 47 47 47 47 47 47
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
PMWS/Wegkwijnziekte PRRS-virus Overige virusziekten
47 48 48
Bacteriële ziekten Vlekziekte Streptokokken Stafylokokken Listeriose Haemophilus parasuis Actinobacillus pleuropneumoniae Actinobacillus suis Pseudomonas aeruginosa Bordetella bronchiseptica Pasteurella multocida Atrofische Rhinitis Mycoplasma spp. Clostridium perfringens type C Escherichia coli Salmonellosis Brachyspira Brucellosis Leptospirosis Eubacterium suis Actinomyces pyogenes Tuberculosis Tetanus
48 48 48 48 49 49 49 49 49 51 51 51 51 51 52 52 52 52 52 53 53 53 53
Parasitaire ziekten Ectoparasieten Endoparasieten Coccidiosis
53 53 54 54
Mycosen Ringworm Candidiasis
54 54 54
VI
Sedatie en anaesthesie
55
Anaesthesie Sedatie/premedicatie Algehele anaesthesie voor kortdurende ingrepen Algehele anaesthesie voor langdurende ingrepen Injectie-anaesthesie Inhalatie-anaesthesie Recovery en postoperatieve zorg Post-operatieve pijnbestrijding Anaesthesie bij sectio caesaria Complicaties tijdens de anaesthesie Euthanasie
55 55 55 55 55 55 56 57 57 57 57
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
VII (Non-)chirurgische ingrepen
58
58 58 58 58 59 59 59 59 59 60 60 60 60 60 60 60 60
Tanden knippen bij pasgeborenen Hoektanden verwijderen bij de (gecastreerde) beer Pedicuren Castratie Cryptorchidie Hernia inguinalis Hernia umbilicalis Ovariohysterectomie/ovariectomie Sectio caesaria Entropion/ Trichiasis Rectumprolaps Atresia ani Othaematoom Fractuurbehandeling Opheffen urethtra-obstructie Verwijdering diverticulumpreputiale Paraphimosis
VIII Vaccinaties
61
IX Wettelijke aspekten Bijlage I: Diagnostische methoden
63
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
66
De auteurs
H.M.G. (Hetty) van Beers-Schreurs, PhD, DVM, specialist Varkensgezondheid, Kienhout 3, 3991 PA Houten Afgestudeerd in 1988, daarna werkzaam bij de Universiteit Utrecht, Faculteit der Diergeneeskunde, Vakgroep Inwendige Ziekten en Voeding, aanvankelijk als “dierenarts-assistent”, vanaf 1996 als Universitair Docent. Gepromoveerd in 1996 op het onderwerp “Changes in the function of the large intestine of weaned piglets”. Ten behoeve van onderzoek werden de cursussen “Stralenbeveiliging tbv gebruik Isotopen” en de cursus “Proefdierkunde: art 9 functionaris” met succes gevolgd. Sinds 1999 in het bezit van de basiskwalificatie onderwijs. Vanaf dat moment werkzaam bij de Hoofdafdeling Gezondheidszorg Landbouwhuisdieren, afd. Varken. Sinds mei 2005 werkzaam bij GD, Deventer als hoofd Varkensgezondheidszorg. Commissiewerkzaamheden en Maatschappelijke functies: Lid diverse commissies Fac. Diergeneeskunde o.a. “Project Eindtermen Curriculum Diergeneeskunde” 2005; Lid Technische Commissie Varken van het Veterinair Kwaliteitsorgaan 1999-2005; Lid Algemeen Bestuur PAOD 2004 – heden; Secretaris (1999-2004) en voorzitter (2004-2005) Groep Varkensgezondheidszorg van de KNMvD.
A.A. (Annelies) Nieuwenhuizen is op 27 februari 1965 geboren in de Legmeerpolder te Amstelveen en heeft haar V.W.O. diploma behaald in 1983 op het Keizer Karel College in Amstelveen. In 1996 behaalde zij haar dierenartsexamen met differentiatie gezelschapsdieren bij de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. Haar afstudeerscriptie “Het Vietnamese hangbuikzwijn, een varken als hobbydier en als patiënt” was de basis voor dit Diergeneeskundig Memorandum. Na haar afstuderen is zij op verschillende plaatsen in Nederland werkzaam geweest als zelfstandig waarnemend dierenarts, gezelschapsdieren. Vanaf 2000 t/m 2003 heeft ze gewerkt bij dierenartsenpraktijk Naarden (part-time), naast het waarnemen en het moederschap van dochter Ande (1999) en zoon Bart (2002). Momenteel werkt ze nog steeds op flexbasis als gezelschapsdierenarts bij dierenkliniek Diemen en is lid van het bestuur van de Agatha Snellenschool, Utrecht, de basisschool van haar kinderen.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 10
Voorwoord
In de Verenigde Staten van Amerika en Groot-Brittannië is het een trend om verschillende, meestal minivarkensrassen, als gezelschapsdier te houden. Vooral Vietnamese hangbuikzwijnen zijn populair. Ook in Nederland groeit de populariteit van (mini-)varkens als huisdier en dierenartsen worden regelmatig geconfronteerd met vragen over deze diersoort. Deze vragen worden gesteld aan dierenartsen werkzaam in de gezelschapsdieren, die vaak relatief weinig ervaring hebben met varkensachtigen. Om die reden is op verzoek van de redactie van het Diergeneeskundig Memorandum de scriptie “Het Vietnamese hangbuikzwijn; een varken als hobbydier en als patiënt” van collega Annelies Nieuwenhuizen bewerkt en geactualiseerd. Niet alleen voor de gezelschapsdierenpracticus biedt dit Memorandum extra informatie. Hangbuikzwijnen vertonen soms afwijkingen die niet in een regulier handboek voor varkensziekten terug te vinden zijn. Het doel van dit Memorandum is dan ook een naslagwerk te zijn voor alle dierenartsen die vragen over hangbuikzwijnen krijgen. De opzet van dit Diergeneeskundig Memorandum vertoont grote overeenkomsten met die van een willekeurig handboek. Op 2 deelfacetten is door de auteurs gekozen voor een andere aanpak. Met betrekking tot de diagnostische mogelijkheden voor de verschillende aandoeningen is gekozen voor een overzichtstabel waarin aangegeven wordt welke dierlijk materiaal onderzocht kan worden en welke tests daarvoor beschikbaar zijn. Deze tabel vindt U achter in dit DM, als bijlage 1 Het therapeutisch plan is alleen in de tekst uitgewerkt voor aandoeningen van niet microbiëleof ecto-parasitaire oorsprong. Voor de overige therapeutische plannen verwijzen we graag naar “Guide to Veterinary Antimicrobial Therapy, 4th edition, 2003”, Alfasan Nederland BV, Woerden, the Netherlands en Intervet International BV, Boxmeer, the Netherlands en naar “Veterinary Endo- and Ectoparasitic Control Guide 2001”, Alfasan Nederland BV, Woerden, the Netherlands. Door deze keuze verwachten de auteurs de leesbaarheid van dit DM te verhogen. De oorspronkelijke scriptie is bewerkt door drs. E. van Kesteren en drs. Y. van der Hall. In het kader van hun afstudeeropdrachten aan de Faculteit der Diergeneeskunde hebben zij de tekst geactualiseerd. Wij willen beide collegae daarvoor hartelijk danken. Wij zijn geen van beiden meer betrokken bij de Faculteit der Diergeneeskunde, maar willen graag van de gelegenheid gebruik maken de Faculteit te bedanken voor de ruimte die zij ons geboden heeft de basis voor dit Memorandum te schrijven. Dr. H.M.G. van Beers-Schreurs Drs. A.A. Nieuwenhuizen
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 11
HOOFDSTUK I: Algemene informatie, hanteren en klinisch onderzoek HET VIETNAMESE HANGBUIKZWIJN
Geschiedenis en verspreiding
Naam Als er gesproken wordt over hangbuikzwijnen, wordt meestal het Vietnamese hangbuikzwijn bedoeld. Dit kleine zwartgekleurde varken heeft in Vietnam de korte naam Í. In de Engelstalige literatuur wordt gesproken over ’the Vietnamese “potbellied pig”.
* Het hangbuikzwijn in Vietnam Het Í varken komt voor in de delta van de Rode rivier, waar er ongeveer 2,5 miljoen leven. Het is een klein varken. De volwassen varkens bereiken een gewicht van 90-100 kg.; de beertjes zijn kleiner dan de zeugjes. Hun kleur is van oorsprong zwart. Het is een vet-type varken met een hangbuik. Een ander Vietnamees hangbuikvarken is de Mon Cai. Dit varken lijkt op Í maar is iets zwaarder en heeft een zwarte kleur met witte aftekeningen. Beide rassen zijn erg vroeg vruchtbaar en kunnen zonder problemen meer dan 10 nesten achter elkaar krijgen. Het varken is een poly-oestrisch dier. Er zijn in Vietnam en in China nog veel meer kleine rassen met een hangbuik die zwart of zwart-wit van kleur zijn. De varkenshouderij in Vietnam wordt voornamelijk op kleine familiebedrijfjes gerealiseerd. Varkens zijn een bron van vlees, vet en mest. Het oorspronkelijke ras wordt vrij licht geslacht, op een gewicht van 50 kg. Ze hebben gekleurd vlees en zacht vet. Door de uitstekende smaak en textuur onderscheidt het zich van Europese varkens.
Afstamming Varkens, zowel de wilde als gedomesticeerde dieren, behoren tot de orde van de Artiodactyla, de evenhoevigen, de suborde Suinae en de familie Suidae, de varkens. Deze familie kent 5 genera. Van het genus Sus scrofa of wilde zwijn van Europa en Azië (Eurasian Wild boar, sanglier) stammen alle gedomesticeerde varkens af. Het komt voor in een gebied dat zich uitstrekt van West-Europa tot Oost-Siberië. Er zijn vele subspecies ontstaan in dit grote gebied. De subspecies waarvan de gedomesticeerde varkens afstammen, zijn in Europa Sus scrofa scrofa of Europees wild zwijn, in Zuidoost-Azië Sus scrofa vittatus of bandvarken (Asia’s banded pig of Malaysia and Indonesia) en Sus scrofa cristatus (Indian wild boar of Jungle pig). Het Vietnamese hangbuikzwijn stamt af van het bandvarken (Sus scrofa vittatus). schema 1: afstamming Vietnamees hangbuik-zwijn ORDE ARTIODACTYLA SUBORDE SUINAE FAMILIE SUIDAE GENUS SUS S. barbatus S. sulawesi S. salvanius S. SCROFA S. verrucosus SUBSPECIES SUS SCROFA o.a. S. scrofa scrofa SUS SCROFA VITTATUS S. scrofa cristatus
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 12
Foto 2: Vietnamees Hangbuikzwijn
* Het Vietnamese hangbuikzwijn in Europa De eerste Vietnamese hangbuikzwijnen zijn in 1866, bij de opening van de dierentuin in Boedapest, naar Europa gekomen. In de jaren ’60 werden Vietnamese hangbuikzwijnen geïmporteerd door laboratoria, voor de ontwikkeling van minivarkens als proefdier. In 1960 zijn er zwarte Vietnamese hangbuikzwijnen uit de Stuttgarter Zoo gehaald en in 1964 bontgekleurde Vietnamese hangbuikzwijnen uit de Oost-Berlijnse Zoo. Deze varkens zijn naar de Universiteit van Göttingen gebracht voor de ontwikkeling van het Göttinger minivarken. De kleine afmetingen en de goede fertiliteit van het Vietnamese hangbuikzwijn wilde men combineren met Minnesota minipigs en het Duitse landras, om een klein laboratoriumvarken te verkrijgen. Er is een bonte, zwaardere en een blanke, lichte lijn van Göttinger minivarkens ontstaan. In Nederland worden Göttinger minivarkens in laboratoria en als hobbyvarken gehouden.
Foto 3: Göttinger minipig 4 jaar oud
* Vietnamese potbellied pigs in de Verenigde Staten van Amerika In 1985 zijn hangbuikvarkens uit Noorwegen naar Canada geëxporteerd vanwaar de nakomelingen in de Verenigde Staten terecht zijn gekomen. Later zijn er meer Vietnamese hangbuikzwijnen naar de VS gehaald. In de VS zijn ze erg populair als huisdier. Deze ”miniature pet pigs” worden in de stad gehouden en ook uitgelaten als een hond. Ze wonen vaak in huis. De varkentjes worden meestal kleiner gefokt dan het oorspronkelijke type. De North American Potbellied Pig Association (NAPPA) heeft een rasstandaard opgesteld waarbij de varkentjes liefst minder
dan 35,6 cm en maximaal 45,7 cm hoog mogen zijn en liefst minder dan 22,7 kg wegen, maximaal 43,1 kg. Hoe kleiner de varkens worden, hoe hoger de prijs waarvoor ze verkocht kunnen worden. Helaas worden hierdoor al problemen gezien, zoals die voorkomen bij b.v. Perzische katten en Buldoggen, ten gevolge van een (te) korte snuit. * Het Vietnamese hangbuikzwijn in Nederland Vietnamese hangbuikzwijnen zijn door dierentuinen en kinderboerderijen bekend geworden in Nederland. Ze worden ook bij particulieren gehouden als hobbyvarken. Er is hier ook geprobeerd om ze kleiner te fokken. Ondanks de registratieplicht (zie hoofdstuk 9) voor hobbyvarkens is het moeilijk te achterhalen hoeveel hangbuikzwijnen er in Nederland zijn en wat er precies mee wordt gedaan. ANATOMIE EN FYSIOLOGIE Kleur De oorspronkelijke kleur van Í is zwart. Bij de Mon Cai is de kop meestal zwart met een witte snuit en soms een witte vlek op het voorhoofd en zwarte vlekken op de rest van het lichaam, vaak op de romp of als zadel. Er zijn zwarte en zwart-wit gevlekte dieren uit Vietnam naar Europa gehaald en gekruist zodat er allerlei kleurvarianten voorkomen. Er bestaat onder andere de ’Royal White Line’ waarbij de varkens bijna helemaal wit zijn met enkele donkergekleurde stippen. Meishanvarkens uit China hebben een zwarte kleur met witte voeten. Er zijn ook Göttinger minivarkens in Nederland die bont gekleurd zijn. Huid De huid is erg gerimpeld, vooral op de snuit. Het beertje heeft een rand van borstels over zijn nek en rug lopen. De subcutane vetlaag is vooral in de nek en op de thorax dik. Vietnamese hangbuikzwijnen in goede conditie hebben zo’n twee centimeter subcutaan vet en twee tot vier centimeter retroperitoneaal vet. Dieren met obesitas hebben vele centimeters meer vet. De huid van varkens is relatief erg dik. Vooral op de poten is deze extra stug, hetgeen injecteren en het inbrengen van venecatheters lastig maakt. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 13
Foto 4: Stugge huid op de poten
Foto 5: Gottinger minipig 10 weken oud
Formaat en gewicht De grootte van de Nederlandse hangbuikzwijnen en die in andere landen is niet te voorspellen vanwege kruisingen met andere rassen. Deze niet ras-zuivere dieren kunnen groter en zwaarder worden dan het oorspronkelijke varken Í (voor zover dat nog bestaat in Europa en de VS). In tabel 1 wordt een samenvatting gegeven van gewichten die in de literatuur zijn gevonden met de daarbij behorende leeftijden.
Bouw van het Vietnamese hangbuikzwijn (Í-type) Vietnamese hangbuikzwijnen hebben een korte gedrongen kop met een smal voorhoofd en een duidelijke indeuking bij de overgang naar de snuit en kleine, spits opstaande oren. De snuit is kort. Echter, de oren van Chinese Meishanvarkens en hun kruisingen zijn groot en zwaar en hangen zoals de oren van een spaniël. De ogen liggen diep in de oogkas, vooral bij oudere dieren. Varkens hebben geen tarsaalplaat in hun oogleden. De rug buigt wat door en de volumineuze buik hangt, wat zeer typerend is voor dit ras.
Tabel 1: lichaamsgewicht op verschillende leeftijden
leeftijd
gewicht gewicht buiten oorspronkelijk Vietnam in kg ras Í in kg
Geboortegewicht
0,450
2 maanden
4,5
3-4 maanden
15-20
7-8 maanden
30-40
volwassen varken (C groter dan F)
90-100
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 14
0,113-0,60
7,3
11,4-100 (zeug) 9-70 (beer)
Foto 6: Doorgezakte rug bij bonte hangbuikzwijntjes
De buik raakt soms zelfs de grond, zeker bij drachtige of lacterende zeugen. Als de uier de grond raakt kan een zogenaamde tepellift nodig zijn. De poten zijn fijn gebouwd en kort en de voeten zijn plantigraad waarbij alle klauwen de grond raken. Dit is een aanpassing aan het moerasachtige gebied waar ze oorspronkelijk voorkomen. De structuur
van de spieren is lichter en kwetsbaarder dan die van gangbare varkens. De staart van een Vietnamees hangbuikzwijn is lang en recht met een kwastje aan het puntje. Kruisingen met gangbare varkens zijn vaak te herkennen doordat hun staart meer krult. Vietnamese hangbuikzwijnen hebben een klein scrotum, dat laag subpubisch wordt gedragen. Carpaalklieren Van alle gedomesticeerde zoogdieren zijn alleen varkens in het bezit van klieren op het caudomediale oppervlak van de carpus. Ze bestaan uit 3 tot 4 kleine maar wel zichtbare gaatjes in de huid, omringd door klierweefsel vlak onder de oppervlakte van de huid. Hun functie is niet duidelijk. Digestie-apparaat De maag van een hangbuikzwijn is relatief groot voor een varken. In het caecum worden de voedingsvezels gefermenteerd. Bovendien is het colon ascendens lang bij deze varkens. Gebit Het varken heeft een omnivorengebit. De tandformules bij het Vietnamese hangbuikzwijn zijn: Melkgebit
3i 1c 3p = 28 3i 1c 3p
Volwassen gebit 3I 1C 4P 3M = 44 3I 1C 4P 3M Biggen worden geboren met 8 tandjes (2 x (i3 en c1) boven en onder. De melktandjes kunnen zwart zijn bij de geboorte. Wisselen begint op een leeftijd van ongeveer 8 maanden en duurt tot ongeveer 20 maanden leeftijd. De permanente hoektanden breken door op een leeftijd van 10-15 maanden bij zeugjes en beertjes. Ze groeien het hele leven door. De eerste premolaar van de bovenkaak en onderkaak wordt niet gewisseld.
Foto 7: Permanent doorgroeiende hoektanden
Gebitsafwijkingen Het ontbreken van P1 of p1 onder en/of boven komt vrij vaak voor. Indien deze tand wel doorbreekt, dan vindt dat plaats op een leeftijd van 6 maanden. Verder wordt het ontbreken van twee snijtanden en/ of M1 en P3 in de bovenkaak bij het Vietnamese hangbuikzwijn vaak gezien, evenals afwijkende tandvormen, afwijkende occlusie en polyodontie. Bloedwaarden bij het Vietnamese hangbuikzwijn Er is weinig literatuur waarin bloedwaarden van het Vietnamese hangbuikzwijn voorkomen. De bloedwaarden voor verschillende minivarkens die in laboratoriumonderzoeken worden gebruikt zijn beter bekend. Vaak worden de bloedwaarden van de gangbare varkens als referentie gebruikt. Voor ‘normaalwaarden’ bij hangbuikzwijnen en gangbare varkens wordt verwezen naar de handboeken. Verder kan het raadzaam zijn de referentiewaarden op te vragen, die het laboratorium dat het onderzoek uitvoert, hanteert. HANTEREN EN FIXATIETECHNIEK Hangbuikzwijnen zijn snel gestressed bij hanteren. Het aan de achterpoten vangen en omhoog tillen van hangbuikzwijnen moet worden afgeraden omdat hun spierstructuur licht is en de heup kan dislokeren. Ze moeten om dezelfde reden ook niet aan hun voorpoten worden opgetild. Biggen vastgrijpen juist achter de voorpoten bij hun borstkas kan wel. Jonge biggetjes kunnen net als puppies worden gehanteerd; wat oudere biggen kunnen onder de arm worden gedragen. Er moet op worden gelet dat het hangbuikzwijn bij een onderzoek stevig kan staan zonD.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 15
Panacur®
Spoelwormen?
Panacur doorbreekt de cyclus Spoelwormen vormen een groeiend probleem bij
Daarom is er Panacur, het breedspectrum wormmiddel.
zeugen èn vleesvarkens. Ze veroorzaken leverschade,
Panacur doodt volwassen spoelwormen en voorkomt zo
remmen de groei en vermenigvuldigen zich razendsnel.
nieuwe ei-uitscheiding. Daarnaast pakt Panacur eitjes èn
Een volwassen spoelworm legt 200.000 eitjes per dag
larven aan. Door te ontwormen met Panacur doorbreekt
en die eitjes kunnen langer dan 5 jaar overleven. Goed
u de cyclus en rekent u effectief af met spoelwormen.
ontsmetten is dus geen garantie dat ze verdwijnen.
Panacur is leverbaar in poeder en pellets.
Panacur® pellets, REG NL 08968 Vrij. Fenbendazol 15 mg per gram. Breedspectrum wormmiddel voor varkens. Dosering 5 mg fenbendazol per kg lg. Wachttijd: 14 dagen. Panacur® poeder 4%, REG NL 05388 Vrij. Fenbendazol 40 mg per gram. Breedspectrum wormmiddel voor varkens. Dosering 5 mg fenbendazol per kg lg. Wachttijd: 28 dagen.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer
D.M. 53e jaargang blz. 16 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl Telefoon:- No. 04852 587654
der weg te glijden. Hierbij kunnen kleine varkens op de tafel worden gezet, grotere kunnen beter op de vloer blijven staan en eventueel op hun zijde worden gelegd, in welke positie sommige varkens rustiger blijven. Dit wordt soms vergemakkelijkt door het varken op zijn buik te wrijven. Fixatie Jonge biggen kunnen op hun rug worden gelegd. Door hierbij over de big heen te gaan zitten en de voorpoten naar achteren te brengen en tussen benen en biggelijf vast te klemmen, is de big gefixeerd en kan door de zittende persoon de kop tegen de grond geduwd worden voor een goede houding van de hals bij het afnemen van een bloedmonster. Onhandelbare dieren zoals beren, kunnen met een strop om hun neus en achter hun hoektanden gehaakt worden gefixeerd. Niet alle hangbuikzwijnen gaan er aan hangen zoals gangbare varkens dat doen. Ze kunnen ermee gaan vechten en zo zichzelf en de omstanders verwonden. Zeugen en beren zonder grote hoektanden kunnen gefixeerd worden door ze op hun achterste te zetten tussen de benen van degene die ze vasthoudt(vergelijkbaar met de methode bij schapen). Er kan ook een z.g. Panepinto-sling1 gebruikt worden om een varken te fixeren. Dit is een soort canvas hangmat in een metalen frame, met 4 gaten in het canvas waar de poten van het varken doorheen kunnen steken, zodat het varken met zijn buik op het canvas hangt. Er kan eventueel een vijfde gat in gemaakt worden zodat er gemakkelijk bloed kan worden afgenomen. LICHAMELIJK ONDERZOEK Het klinisch onderzoek moet zo rustig mogelijk plaatsvinden. Varkens reageren goed op de stem en vinden het meestal fijn om achter de oren gekrabbeld te worden. Voedsel kan eventueel gebruikt worden om het dier rustig te houden tijdens het onderzoek en verder moet de vloer of tafel niet glad zijn. Het klinisch onderzoek begint met de inspectie van o.a. de conditie van het dier (vooral op obesitas letten), gedrag, bewustzijnsniveau,
lokomotie en ademhaling. Hieronder volgen de aandachtspunten bij het klinisch onderzoek van het Vietnamese hangbuikzwijn. In tabel 2 worden enkele fysiologische en anatomische waarden genoemd. Tabel 2: enkele anatomische en fysiologische waarden van het Vietnamese hangbuikzwijn. variabele
normaal waarde
ademfrequentie -jonge big -volwassen dier
20-50 /min. 13-20 /min.
rectale temperatuur
37,6 + 0,8 °C
hartfrequentie in rust -pasgeboren big -volwassen dier
200 /min. 70 /min.
gem. aantal tepels
10,7
speenleeftijd (zie ook spenen)
4-6 weken
volwassen op
7-8 mnd tot 18 mnd
ouderdom
15-25 jaar
hoogte
van < 45 cm tot 60 cm
Huid, beharing, hoornige structuren Let bij inspectie van de huid vooral op de oren, de oksels en de huidplooien op de kop en in de lies en op de aanwezigheid van ectoparasieten. De klauwtjes moeten worden bekeken evenals de stand van de poten. Temperatuur Temperaturen kan het beste aan het begin van het onderzoek gedaan worden als het hangbuikzwijn nog rustig is. Er is een dagvariatie in de temperatuur van 0,5-0,9 °C. Voor de juiste beoordeling van de patiënt dient de temperatuur altijd op hetzelfde tijdstip gemeten te worden. Pols De perifere pols kan bij het varken aan de A. auricularis intermedius of aan de A. coccygea opgenomen worden. Bij varkens < 50 kg
http://www.bhenrich.com/Transports/Panepinto_Slings/panepinto_slings.html: voor een afbeelding van de Panepinto-sling 1
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 17
kan de frequentie opgenomen worden door palpatie van de ictus cordis of door hartauscultatie. Slijmvliezen Bij het oogslijmvlies moet er goed op uitvloeiing en conjunctivitis worden gelet en op deformiteiten van de oogleden. De kleur van tandvlees en mondslijmvlies is te beoordelen door het dier wat voedsel aan te bieden. Conditie Bij een hangbuikzwijn in ideale conditie zijn de ribben en de ruggengraat wel te voelen maar niet te zien. Jonge biggen Bij biggetjes moet altijd op de anus worden gelet i.v.m. atresia ani, evenals op het voorkomen van een hernia umbilicalis, hernia inguinalis of cryptorchidie. Auscultatie hart en longen Dit kan bij behaarde, dikke varkens erg moeilijk zijn, zeker als het varken niet meewerkt. Net achter de voorpoten, dorsaal van het sternum is de lokatie waar geausculteerd kan worden. Fokdieren Een beer of zeug, waarmee men wil gaan fokken, moet minimaal 5 tot 6 paar tepels hebben. Lokomotieapparaat en rug Dit wordt als laatste onderzocht omdat het pijnlijk kan zijn voor het dier en verder onderzoek lastig maakt. INJECTIETECHNIEK Subcutane injecties Deze worden bij het hangbuikzwijn vlak achter het oor of in de liesplooi (bij biggen) gegeven. Intramusculaire injecties Het is lastig om bij hangbuikzwijnen een i.m. injectie te geven, omdat ze een dikke subcutane vetlaag hebben in vergelijking met andere varkens. Bovendien geven injecties in het subcutane vet onvoorspelbare effecten van een anaestheticum. Intramusculaire inD.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 18
jecties kunnen gegeven worden in de cervicale of thoracale delen van de M. trapezius. Hierbij moet dan wel een naald van minimaal 5 cm (2 inch) lengte worden gebruikt omdat de spier anders veelal niet wordt bereikt. De huid is wel dunner in dit gebied. De beste i.m. injectieplaatsen zijn de M. semimembranosus, M. semitendinosus, of het caudale deel van de M. biceps femoris, omdat de subcutane vetlaag over deze spieren minder dik is en de spieren hierdoor met een 3,8 cm (1½ inch) lange, 20 gauge naald te bereiken zijn. In erg kleine of jonge varkentjes kan een 2,5 cm (1 inch) lange naald voldoende zijn. De bilspieren zijn wel geschikt voor een eenmalige injectie van een kleine hoeveelheid, b.v. voor anaesthesie, maar ze zijn minder geschikt voor het toedienen van grote hoeveelheden injectievloeistof of voor herhaalde toedieningen. Hiervoor kan beter de hals gebruikt worden. Intraveneuze injectie Intraveneuze injecties veroorzaken vaak veel stress bij het hangbuikzwijn dat om die reden beter eerst gesedeerd kan worden (zie hoofdstuk 6: Sedatie en anaesthesie). Intraveneuze injecties kunnen gegeven worden in de V. auricularis op de dorsale zijde van het oor, de V. cephalica en de laterale V. saphena. De dikke nek van hangbuikzwijnen en het overdadige kossem beletten het geven van intraveneuze injecties in de V. cava cranialis. Alle oppervlakkige venen bij het hangbuikzwijn zijn dunwandig. Het is aan te raden om intraveneuze medicijnen langzaam toe te dienen om haematomen op de punctieplaats te voorkomen. Een butterfly of een ‘indwelling’ catheter kan het beste worden gebruikt om een infuus aan te leggen. V. auricularis De oorvene is niet erg geschikt voor het toedienen van grote hoeveelheden vloeistof. Toch worden deze venen vaak gekozen voor catheterisatie omdat het de enige venen zijn die goed zichtbaar te maken zijn bij het varken. Daarentegen is de oorvene moeilijk te vinden bij hangbuikzwijnen omdat de oren en de venen klein zijn en de huid donker. Het catheteriseren van de oorvene voorkomt perivasculaire reacties die meestal optreden na het gebruik van injectienaalden. Vooraf-
gaand aan het plaatsen van een catheter wordt het dier eerst gefixeerd d.m.v. een strop. Een zeer effectieve, maar moeilijke en lawaaiige methode. Vervolgens wordt een rubber tourniquet geplaatst om de oorbasis. Daarna wordt het oor dorsaal met alcohol ingewreven, zodat de bloedvaten nog beter zichtbaar worden. Er wordt dan een 3,8-5 cm (1½-2 inch) lange, 20-22 gauge catheter (of butterfly) ingebracht, afhankelijk van de grootte van de vene. Nadat de catheter geplaatst is, moet deze met een paar hechtingen worden vastgezet en daarna vastgetaped. De tape wordt om het hele oor gedraaid nadat er eerst een rolletje verbandgaas aan de onderkant (concave kant) van het oor is geplaatst. Hierbij moet de tape niet proximaal van de punt van de catheter worden geplakt, waardoor de vene zou kunnen collaberen. V. cephalica Indien het niet lukt om de oorvene te gebruiken kan geprobeerd worden om de V. cephalica te bereiken, waarvoor eerst een kleine incisie in de huid gemaakt wordt (cutdown over the vene). De V. cephalica is lastig zichtbaar te maken maar soms is de vene wel te voelen. V. saphena De laterale V. saphena is wel goed zichtbaar te maken maar er kunnen geen grote hoeveelheden bloed uit afgenomen worden. Intraperitoneale injecties Intraperitoneale injectie kan onvermijdelijk zijn als het niet mogelijk is om intraveneus te injecteren, maar deze methode is in het algemeen niet aan te bevelen. In vette dieren is er ondanks de lengte van de naald een mogelijkheid dat toch in het retroperitoneale vet wordt geïnjecteerd. Dit heeft een vertraagde absorptie tot gevolg. Er is ook altijd een kans dat er een orgaan wordt aangeprikt of dat door irritatie van de toegediende vloeistof peritonitis en adhesie optreden. De plaats van injectie is 2-5 cm van de middellijn, ter hoogte van de navel. Bij jonge dieren wordt aangeraden deze bij de achterhand vast te houden zodat de kop naar beneden wijst en het darmconvoluut in de richting van de longen zakt. De kans op aanprikken van de darmen is zo het kleinst.
Pediatrisch infuus in bot Bij dieren waarbij het niet (meer) mogelijk is om via oppervlakkige venen langere tijd infuus of medicijnen toe te dienen, bestaat een alternatieve methode voor systemische toediening via een infuus in de mergholte van botten. Dit is in de mediale metaphyse van de tibia gedaan bij een Vietnamees hangbuikzwijn. Bloedafname *Kleine hoeveelheden Hiervoor kunnen de oorvenen, de V. cephalica, de V. saphena en de V. cava cranialis worden gebruikt. *Grotere hoeveelheden Hiervoor is de V. cava cranialis het meest geschikt. De bloedafname kan gedaan worden bij een staand dier of bij een dier in rugligging. De naald wordt ingestoken aan de rechterkant van het sternum in het putje tussen de punt van de schouder en het manubrium sterni, zodat de N. vagus wordt vermeden. De naald wordt gestoken in de richting van de tegenoverliggende schouder. Bij biggen kan dit met een vacutainer of een 22 gauge, 2,5 cm (1 inch) naald terwijl ze op hun rug liggen. Bij oudere dieren moet de naald langer zijn (3,8-5 cm/1½-2 inch). Er kan zo 5 ml bloed van biggen tot 5 weken leeftijd worden afgenomen. Bij hangbuikzwijnen zwaarder dan 23 kg kan zonder problemen 10 ml bloed worden afgenomen. De V. subcutanea abdominis (=V. epigastrica cranialis superficialis) kan bij het staande dier en bij het dier in zijligging gebruikt worden voor snelle afname van 10-20 ml bloed. De ader loopt dorsolateraal van de melklijst en is goed palpabel na stuwing net achter de elleboog. Urine-afname Het catheteriseren van een zeug is goed mogelijk maar bij een beer of borg is het erg moeilijk en vaak onmogelijk om de flexura sigmoidalis te passeren. Bij de zeug moet een dunne catheter (max. 2 mm) met behulp van een speculum worden ingebracht. Bij een mannelijk varken kan urine worden verkregen door de blaas via de buikwand, craniaal van het os pubis te puncteren als het dier op zijn rug ligt. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 19
HOOFDSTUK II: Huisvesting, voeding en gedrag HUISVESTING Temperatuur De temperatuur in een hok moet gemeten worden op dierhoogte. Een omgevingstemperatuur van 28-35 °C is nodig in de eerste levensweek van biggen. Hierna kan de temperatuur per week verlaagd worden met 2 2,5 °C tot de biggen 4-6 weken oud zijn. Er wordt vaak gebruik gemaakt van een warmtelamp in het hok. Volwassen varkens hebben het liefst een hoktemperatuur die niet lager is dan 15,5 °C en niet hoger dan 21 °C. Ze kunnen in de winter wel buiten leven als ze maar de beschikking hebben over een kleine, warme, droge, goed geïsoleerde, tochtvrije ruimte. Hypothermie bij hangbuikzwijnen, die in Groot-Brittannië buiten werden gehouden, is gemeld in de literatuur. In de zomer, bij warm weer (> 23 °C) moeten varkens de beschikking hebben over een schaduwrijke plek en een waterbad of sproeier om af te kunnen koelen en zonnebrand te voorkomen. Indeling verblijf Het toiletgebied dient gescheiden te zijn van het slaapgebied. Varkens urineren graag tijdens het drinken. In het slaapdeel moet altijd bedding aanwezig zijn. Bedding kan bestaan uit stro of zaagsel. Gladde vloeren kunnen poot- en klauwproblemen veroorzaken. Een verharde vloer is aan te bevelen in hokken omdat varkens er anders gaten in graven. De relatieve vochtigheid in varkenshokken moet tussen 50% en 90% liggen. Optimaal is een relatieve vochtigheid van circa 60%. Werphok Dit moet een rustige, tochtvrije plaats zijn met veel bedding erin om een nest te bouwen. Er kan een veilig gebied worden gemaakt voor de biggen door een hekje o.i.d. schuin in een hoek van het hok te plaatsen, net hoog genoeg zodat de biggetjes er nog onderdoor D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 20
kunnen maar de zeug niet. Hier kan ook het beste de warmtelamp worden opgehangen. Omheining Omheiningen voor varkens kunnen van stevig gaas worden gemaakt en moeten minstens 30 cm ingegraven worden omdat de varkens er anders onderdoor wroeten. Huisvesting in huis In huis moet men er rekening mee houden dat varkens alles zullen onderzoeken en kasten e.d. kunnen openmaken, vuilnisbakken plunderen, aan electriciteitskabels knagen etc. Een varken dat niet naar buiten kan om zijn behoefte te doen kan leren om op een kattenbak te gaan. Deze bak moet groot genoeg zijn (b.v. een plastic hondenmand) en gevuld worden met gescheurde kranten, zaagsel, zand of eventueel kattenbakkorrels (hoewel ze hiervan soms eten). De beste plaats is dicht bij de drinkbak i.v.m. urineren. VOEDING EN VOEDINGSZIEKTEN Varkens zijn net als de mens omnivoren. Vietnamese hangbuikzwijnen eten van oorsprong grote hoeveelheden waterplanten. Hierbij komt de hangbuik met zijn grote inhoud goed van pas. Enkele richtlijnen voor de voeding van Vietnamese hangbuikzwijnen worden nu beschreven. Voeding van neonaat tot gespeende big *Colostrum Het is zeer belangrijk dat pasgeboren biggen binnen 12 uur voldoende colostrum krijgen voor een goede maternale immuniteit. De darmwand van biggen is alleen de eerste 24 uur passabel voor immunoglobulinen. In de eerste 12 uur is opname van 15-20 ml colostrum voldoende. Een manier om ervoor te zorgen dat alle biggen voldoende opnemen is het z.g. ”split-suckling”. Hierbij wordt op de eerste dag de helft van een toom, met daarbij de sterkste biggen, 2 tot 3 maal bij de zeug
weggehaald, zodat de zwakste helft de kans heeft om goed te drinken. Indien de biggen niet bij de zeug kunnen drinken moeten ze colostrum per fles of per maagsonde toegediend krijgen, verdeeld over 2 tot 3 voedingen per 12 uur. Een humaan afkolfsysteem kan eventueel worden gebruikt om zeugencolostrum te verkrijgen. -Alternatieven voor zeugencolostrum Koeienbiest of geitenbiest is een goed alternatief in nood. Dit geeft geen specifieke maar wel a-specifieke afweer. Commercieel verkrijgbare colostrumvervangende producten geven geen goede bescherming. -Maagsondevoeding Een maagsonde kan van pas komen om zwakke biggen te voeren die niet uit de fles kunnen drinken. Een sonde van 25 tot 30 cm lang, met een diameter van een dun rietje, voldoet. Iedere 4 uur kan 10 - 20 cc melk of melkvervanger toegediend worden. Eerst dient de afstand tot de maag bepaald te worden. De maagingang van het varken ligt ter hoogte van de 10e – 12e rib, op de overgang van het bovenste naar het middelste derde van de flank. Door projectie van de loop van de slokdarm op het lichaam kan geschat worden of de sonde lang genoeg is of hoe ver de sonde ingebracht moet worden. -Flesvoeding en (bij-)voeding uit een bak Flesvoeding geven is erg arbeidsintensief. De eerste week moeten biggen 6 tot 8 maal per dag de fles hebben. Daarom is het goed om ze al vanaf de tweede dag te leren drinken uit een lage bak die niet omvalt als ze erin gaan staan. Binnen een week zullen biggen geleerd hebben om eruit te drinken en kan de flesvoeding gestaakt worden. De eerste week wordt er iedere 2 tot 4 uur, 10 tot 15 ml verse melk of melkvervanger gegeven per big. Daarna iedere 6 tot 8 uur. De hoeveelheid melk in de bak moet zoveel zijn als de toom in 15 tot 20 minuten opdrinkt. De bak moet na iedere voeding schoongemaakt en gedesinfecteerd worden. *Melk - Vervangende melkproducten2 Als eerste keus is er zeugenmelkvervanger in poedervorm in de handel. Koeienmelk (volle) of geitenmelk kan ook als vervanging dienen, maar niet langer dan een week omdat 2
het vetgehalte erin lager is dan in zeugenmelk (4 % versus 7% vet). Eventueel kan ook een melkproduct voor baby’s (’infant formula’) gebruikt worden. Biggen die opgroeien met (bij-)voeding uit een pan, kunnen na een week een klein handje voer (’starter’) door de melk krijgen. Vanaf 3 weken leeftijd kan gemalen ’grower’ worden verstrekt tot ze volwassen zijn. -Hypoglycaemie In de eerste levensweken is een big voor de glucosevoorziening totaal afhankelijk van melk, via opname van lactose en via gluconeogenese vanuit het melkvet. Bij biggen die te weinig melk binnen krijgen of die veel rillen door onderkoeling kan hypoglycaemie ontstaan. Vooral biggen tot 10 dagen oud zijn er gevoelig voor. Symptomen zijn sloomheid, nerveuze verschijnselen zoals fietsbewegingen en later coma. De therapie van hypoglycaemie bestaat uit het verstrekken van een dextrose oplossing oraal of een glucose oplossing parenteraal. De vaten van hangbuikzwijnbiggen zijn erg klein en daarom is intraveneuze toediening lastig. Het intraperitoneaal toedienen van de glucoseoplossing is dan het enige alternatief. Er moet 1 tot 2 gram glucose per kg lichaamsgewicht gegeven worden. Dit is bij een big van 450 gram ± 10 ml van een 5% glucose oplossing. Bij intraperitoneale toediening mag de concentratie van de glucose oplossing niet hoger zijn dan 5% i.v.m. de kans op een aseptische peritonitis. Oraal kan 2 tot 3 ml van een 50% dextrose oplossing 4 tot 6 maal daags worden gegeven aan erg zwakke biggen. Preventie van hypoglycaemie bestaat uit het goed op temperatuur houden van de biggen vanaf de geboorte, zorgen voor een goede biest- en melkvoorziening en indien nodig bijvoeren van de biggen. *Water Ieder varken, ook de jonge, melkdrinkende big moet altijd de beschikking hebben over voldoende fris en schoon drinkwater. Als de wateropname te laag is of als er sprake is van relatief zout eten in combinatie met een tekort aan drinkwater, kunnen ze last krijgen van zoutintoxicatie of hypernatriëmie.
In Nederland bestaat er “Porcimilk” van Provimi en “Lactosafe” van Denkavit. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 21
*Vast voedsel voor niet-gespeende biggen Vanaf de eerste levensweek kan begonnen worden met het aanbieden van vast voedsel aan biggen. In de Amerikaanse literatuur wordt hiervoor steeds ’starter’ aangegeven hetgeen 18-22% eiwit bevat. Dit wordt ad libitum verstrekt. ’Starter’ moet een hoog percentage wei, melkpoeder en/of vismeel bevatten en weinig maïs/soja-eiwit, omdat de verteerbaarheid hiervan bij jonge biggen slecht is zodat er diarree kan optreden. Alle voerovergangen moeten geleidelijk plaatsvinden vanwege de grote kans op diarree. Overgaan op vast voer kan tijdens de zoogperiode plaatsvinden ongeveer één tot twee weken voor het spenen. *Vast voedsel De meeste in de handel verkrijgbare varkensvoeders zijn goed voor hangbuikzwijnen. Hangbuikzwijnen hebben, vanwege hun grote maaginhoud, een hoog vezelgehalte in hun dieet nodig voor voldoende bulk. Het toevoegen van vezels aan het dieet kan daarom nuttig zijn. Men kan ”gewoon” varkensvoer mengen met (luzerne) hooi in de verhouding 80%-20%. In het verleden werden aan varkensvoer anti-microbiële groeibevorderaars toegevoegd. Sinds januari 2006 is dit niet meer toegestaan. Voeding na spenen tot volwassenheid De biggen moeten op 4 tot 8 weken leeftijd ongeveer 272-635 gram ’starter’ per dag eten. Na ’starter’ gaan ze over op ’grower’ dat een lager eiwitgehalte (14-18%), een lager energiegehalte en een hoger vezelgehalte bevat en gemaakt is op maïs/soja-eiwitbasis. Er wordt 3 tot 5% van het lichaamsgewicht ’grower’ per dag gevoerd, verdeeld over twee maaltijden tot de biggen volwassen zijn. Op 4 maanden leeftijd kan naar een voer met 12% eiwit over worden gegaan omdat een snelle groei niet wenselijk is voor hobbyvarkens. *Voeding volwassen dieren / zeugen Ieder hangbuikzwijn is een individu met een individuele voedingsbehoefte. Daarom dient gevoerd te worden aan de hand van de conditiescore van het dier. De ideale conditie van een hangbuikzwijn is als je de ribben kunt voelen maar niet kunt zien. Het is handig om een streefgewicht van het hangbuikzwijn vast te stellen en aan de hand hiervan de voergift bij te stellen. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 22
De hoeveelheid voer die per dag gegeven mag worden aan een volwassen hangbuikzwijn (niet drachtig, niet lacterend) bedraagt ongeveer 2-3% van het lichaamsgewicht. Hieraan kan nog extra vezel worden toegevoegd voor een goede maagvulling en ter preventie van obstipatie. De hoeveelheid voer kan worden verdeeld over twee maaltijden per dag en er moet niet meer gegeven worden dan wat het hangbuikzwijn in één keer opeet. Het eiwitgehalte dient maximaal 12% te zijn. Hangbuikzwijnen die kunnen grazen en wroeten kunnen hiermee voorzien in hun behoeften maar er moet wel een mineralen/vitaminen supplement gegeven worden. Grazen de varkens de hele dag dan is één portie van een compleet varkensvoer per dag bijvoeren voldoende. Voeding van de drachtige zeug Zeugen en gelten volgen hierbij hetzelfde voederregime. Een zeug moet ongeveer 20% in lichaamsgewicht toenemen tijdens de dracht, waarvan de helft in de laatste 5 weken van de dracht. De eerste 12 weken van de dracht wordt er 2-2,5% van het lichaamsgewicht drachtige zeugenvoer of “breeder” gevoerd. Na 12 weken dracht wordt dit verhoogd naar 3% tot het einde van de dracht. 3-4 dagen voor de uitgerekende werpdatum wordt dit weer verlaagd tot 2% van het lichaamsgewicht. Op de dag dat de zeug werpt kan het voer weggehaald worden en alleen water worden verstrekt. Voeding van de lacterende zeug Er kan een speciaal voer voor lacterende zeugen gegeven worden. De eerste dag na het werpen krijgt de zeug vaak kleine beetjes voer aangeboden, maar in totaal niet meer dan wat ze tijdens de dracht at. Na de eerste dag van de lactatie wordt de voergift geleidelijk verhoogd zodat de zeug haar gewicht op peil kan houden. Dit betekent in principe ad libitum voeren. Op de top van de lactatie, ± 2-4 weken post partum, kan de zeug tweemaal de hoeveelheid voer eten die ze at voor onderhoud. Twee dagen voor het spenen kan de voergift beperkt worden tot onderhoud om de melkproductie te laten dalen en zo uierproblemen na het spenen te voorkomen. Voeding van gecastreerde beer/borg Aan de gecastreerde beer/borg kan, evenals
aan een volwassen zeug, 2-2,5% van het lichaamsgewicht van een ’maintenance’ dieet worden gevoerd. Voeding van een beer Een voedingsrichtlijn voor een volwassen beer is 2-3% van zijn lichaamsgewicht van een voer met 12% eiwit of ’maintenance’ voer. Er kan aan beren ook voer voor drachtige zeugen gegeven worden. *Beloningen / snacks Als mensen voedsel als beloning willen geven bij trainen of als tussendoortje dan kunnen ze het beste stukjes fruit, groente of rozijnen geven.
Voor de meeste ziekten die kunnen ontstaan door deficiënties van vitaminen, mineralen en essentiële vetzuren wordt verwezen naar de varkenshandboeken omdat de symptomen bij hangbuikzwijnen overeenkomen met die van gangbare varkens. De symptomen die veel gezien worden bij deficiënties zijn: huidproblemen zoals een droge, schilferige huid, verminderde fertiliteit en dode of zwakke biggen, langzame groei, minder eetlust, diarree, zwakke botten, kreupelheid en stijfheid. Obesitas Hét probleem van hangbuikzwijnen is obesitas. Veel van deze varkentjes zijn te dik. Vooral zeugjes hebben de neiging om te dik te worden en zetten overbodige extra energie om in dikke lagen subcutaan vet. Zeugjes kunnen hierdoor problemen krijgen met de fertiliteit. Ze worden moeilijk drachtig, hebben problemen bij het werpen en de lactatie is vaak onvoldoende of komt helemaal niet op gang. Andere problemen die worden gezien bij te dikke hangbuikzwijnen zijn: entropion en/of trichiasis , huidplooidermatitis en locomotieproblemen. Verder verergert obesitas osteoarthritis, kan het tot hartfalen lijden en kan het respiratoire problemen geven omdat vet vooral ophoopt in de keelstreek. De staartbasis is ook een predilectieplaats voor vetdepots. De preventie van obesitas bestaat uit het geven van goed voer met voldoende vezels en een niet te hoge energiewaarde; dit mag dus beslist geen voer zijn dat bedoeld is voor een vleesvarken. Ook beweging is essentieel voor een gezond hangbuikzwijn en het voorkomt obesitas, hoefproblemen en obstipatie.
Foto 8: Varkensvoer: een mengsel van varkensvoer plus fruit
VOEDINGSDEFICIËNTIES EN VOEDINGS-ZIEKTEN Voedingsproblemen bij hangbuikzwijnen kunnen samenhangen met de hoeveelheid en de kwaliteit van het voer. Indien voer verkeerd of te lang wordt bewaard kan de kwaliteit achteruit gaan. Ook is een onbalans van nutriënten door het voeren van afval, snacks of zelfgemaakte diëten mogelijk.
Foto 9: Entropion en/of trichiasis huidplooidermatitis bij obesitas
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 23
Vaccineren tegen mycoplasma?
One-shot
• • • • •
Ingelvac M.hyo
Zeer snelle bescherming, al 2 weken na vaccinatie Ook bij zeer hoge infectiedruk, zeer effectief Veilig toevoegmiddel (Impran), op basis van niet-minerale oliën Geen interferentie met maternale antistoffen bij vaccinatie op 3 weken leeftijd 34 weken bescherming aangetoond1
Ingelvac M.hyo; Samenstelling: geïnactiveerd Mycoplasma hyopneumoniae, J-stam, isolaat B-3745; Indicatie: Actieve immunisatie van varkens vanaf een leeftijd van drie weken ter vermindering van longschade veroorzaakt door Mycoplasma hyopneumoniae; Dosering: toedienen van één dosis van 2 ml; Contra-indicatie: dracht en lactatie; Bijwerkingen: Depressie, afname van de eetlust, zwelling ter hoogte van de injectieplaats; Reg NL: 9968; UDD. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Boehringer Ingelheim 1)
Bron: Genzow et.al. AASV 2004
Boehringer Ingelheim bv / Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar / Telefoon: 072-5662411 / Fax: 072-5643213 / Internet: www.boehringer-ingelheim.nl / E-mail:
[email protected]
m
IJzertekort bij jonge biggen Biggen van hangbuikzwijnen worden geboren met een marginale of te lage ijzervoorraad in hun lichaam. De zeugenmelk bevat weinig ijzer en de absorptie in de darm is niet optimaal bij de big zodat er gemakkelijk een ijzertekort met anemie ontstaat. Hangbuikzwijnen die opgroeien of in aanraking komen met grond en ander vuil kunnen genoeg ijzer opnemen door erin te wroeten en ervan te eten. Indien ze niet opgroeien in een dergelijke soort omgeving is het nodig om ze van extra ijzer te voorzien. Dit wordt gedaan door middel van een intramusculaire ijzerinjectie, in de hals of ham, in de eerste paar levensdagen, meestal op de derde dag met een ijzerhydroxide-dextrancomplex. De injectie kan herhaald worden na een week of twee, indien dit nodig wordt geacht. De dosis per big is 50 mg ijzerdextran i.m. Overdosering kan toxisch zijn. Orale verstrekking van ijzerpreparaten is vaak ineffectief en kan tot te lage concentratie van ijzer in het bloed leiden. Complicaties na de ijzerinjectie kunnen optreden indien de big ook een vitamine E en/of seleniumtekort had op het moment van de injectie. De biggen vertonen ernstige dyspneu, tetanische krampen en een wankele gang en sterven binnen enkele uren na de injectie. Dit kan voorkomen worden door de zeug genoeg vitamine E en selenium te voeren tijdens de dracht. Een te groot aanbod van onverzadigde vetzuren in het zeugenrantsoen kan ook een relatief tekort aan vitamine E veroorzaken. Indien de biggen verdacht worden van een vitamine E deficiëntie kan men ze een dag voor de ijzerinjectie een injectie met vitamine E geven. Vitamine E / Selenium tekort Nutritionele myopathie wordt beschreven bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Er zijn geen normaalwaarden bekend voor Vietnamese hangbuikzwijnen van vitamine E en selenium en het is mogelijk dat ze vooral in de groeifase of tijdens de dracht een hogere behoefte dan gangbare varkens hebben. Deficiëntie van vitamine E en selenium kan plotselinge sterfte bij jonge biggetjes geven, waarbij bij pathologisch onderzoek aantasting van de lever, het hart en/of skeletspieren gevonden wordt.
Men kan extra vitamine E en selenium geven omdat vitamine E in varkensvoer afgebroken kan zijn voordat de zak voer leeg is. Biggen moeten een injectie krijgen op de eerste dag, de 14e dag, met spenen, en op 8 weken leeftijd in oplopende dosering. Zeugen en beren zouden ieder half jaar een injectie moeten krijgen. Hierbij is het advies voor alle leeftijden nog een dagelijkse dosis van 50 IU vitamine E of 200 IU iedere 4 dagen per os te geven door middel van een vitamine E capsule door het voer of als snack. Calcium- en fosfordeficiëntie Dit komt niet snel voor bij dieren die compleet varkensvoer krijgen. Als lacterende zeugen geen aangepast rantsoen krijgen of als er aan varkens een zelfgemaakt dieet of afval gevoerd wordt, dan kunnen er problemen met de calcium/fosforhuishouding optreden. Hier moet aan gedacht worden indien er sprake is van onbegrepen kreupelheden, spontane botbreuken of bij een ”downerzeug”. GEDRAG Het gedrag van hangbuikzwijnen wordt in de literatuur uitvoerig beschreven door veel auteurs. Hieronder volgt een weergave van de meest relevante informatie uit deze literatuur. Normaal gedrag Varkens zijn intelligente dieren. Ze hebben een zeer goed ontwikkeld reukvermogen waardoor ze voorzichtig zijn als ze ergens komen waar het ‘vreemd’ ruikt. Geuren spelen een belangrijke rol in het sociale gedrag. Het gezichtsvermogen is matig; vooral aan fel licht hebben ze een hekel. Hun gehoor is goed maar ze moeten hun kop draaien om te lokaliseren waar een geluid vandaan komt. Ze schrikken snel van vreemde geluiden; het is verstandig een jong dier aan veel verschillende geluiden te laten wennen. Het zijn aanhankelijke, zachtaardige huisdieren die zich snel aan mensen hechten. Varkens houden van spelen. Karakter Het karakter van een Vietnamees hangbuikzwijn is meestal goedaardig, maar er bestaan lijnen waarbij agressiviteit lijkt te vererven. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 25
Het temperament van een hangbuikzwijn is bij aanschaf niet altijd duidelijk. Het gedrag van de eigenaar heeft veel invloed op het gedrag van het varken.
hiervoor een alternatief bieden. Modder geeft meer afkoeling dan puur water omdat het minder snel verdampt. Varkens kunnen overigens goed zwemmen.
Stemgeluid De communicatie tussen varkens verloopt grotendeels m.b.v. vocaliseren, ze gebruiken veel verschillende geluiden. Een varken dat bang is zal gillen. Door het dier op jonge leeftijd aan veel situaties te laten wennen, is het gillen te reduceren. Vooral oppakken en vasthouden op de grond zullen luid protest uitlokken als een varken dit niet gewend is. Eigenaren kunnen hun varken zo trainen dat het een iets minder vocaal ingestelde patiënt wordt.
Zindelijkheid Varkens zijn van nature zindelijke dieren en ze zullen hun nest nooit met opzet bevuilen. Ze kiezen een toiletgebied om hun behoefte te doen en dit is in principe de enige plaats die ze hiervoor zullen gebruiken maar soms kiezen ze er meerdere. Het is vrij eenvoudig om ze te trainen om dit bijvoorbeeld op een soort kattenbak te doen of op een vaste plaats in de tuin. Ze zullen geen toiletgebied kiezen op plaatsen waar ze ook eten. Varkens houden ervan om te urineren en defaeceren op de vochtigste plek in hun omgeving. Ze urineren vaak tijdens het drinken. Vroeg gespeende biggen doen er langer over om zindelijk te worden. Zeugen kunnen onzindelijk worden, wanneer ze in oestrus komen en laten dan overal druppels urine vallen.
Wroeten, vernielzucht Hangbuikzwijnen zijn erg nieuwsgierig en zullen hun omgeving grondig willen onderzoeken. Zodra ze zich ergens op hun gemak voelen beginnen ze met hun snuit te ruiken en te graven. Dit graafgedrag kan resulteren in een totaal verwoeste tuin of zelfs vloerbedekking. Het voorkomen van dit ”sloopgedrag” is mogelijk door alternatieven te bieden zoals ballen, papieren zakken, dekens of andere voorwerpen om mee te spelen of in te wroeten. Het aanbieden van een plek in de tuin, waar ze hun natuurlijke gedrag wel mogen uitvoeren, is ook een mogelijkheid. Een varken dat dit gedrag niet mag of kan uitvoeren zal zich gaan vervelen. Ook beweging is afleiding voor het varken. Het is aan te raden om niet één maar altijd meerdere varkens te houden zodat ze ook elkaar kunnen vermaken en zich aan een rangorde leren houden. Een varken dat alleen thuis gelaten wordt zal zich snel vervelen; sommige varkens kwijnen weg als ze veel alleen zijn of worden lui, anderen worden agressief. Een enkel varken zal zich wel meer op de eigenaar richten dan wanneer er meer varkens tegelijk gehouden worden. Modderbaden, waterbad Varkens kunnen vrijwel niet transpireren, ze hebben alleen een rijtje zweetklieren op de snuit. Als ze buiten zijn op warme dagen willen ze een modderpoeltje graven om verkoeling te zoeken. Een kinderbadje of plastic zandbak met een klein laagje water kan D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 26
Berengedrag in huis Het houden van volwassen, ongecastreerde beren in huis is niet aan te bevelen. Ze scheiden feromonen uit met hun speeksel en markeren met hun urine het huis. De lucht die hiermee gepaard gaat is onaangenaam. Bovendien kunnen ze gevaarlijk zijn voor mens en dier vanwege hun scherpe hoektanden. Dominantie Varkens leven van nature in kleine groepen en hebben hierin een rangorde. Pasgeboren biggen hebben een speenrangorde waar ze om vechten. De grootste en sterkste biggen drinken aan de voorste en dus de beste tepels. Varkens zullen met elkaar wedijveren om de beste slaapplaats, voerplaats of andere gewenste dingen. Beren die met elkaar zijn opgegroeid, zullen niet met elkaar vechten maar in andere gevallen kunnen ze vechten om de rangorde, soms tot de dood er op volgt. Indien varkens uit verschillende nesten bij elkaar gebracht worden, kunnen er rangorde gevechten uitbreken.
liseerd worden op mensen en de omgeving. Varkens die in hun jonge leven te weinig met mensen omgaan, zullen schuw worden. Het opvoeden van een varken kan al op jonge leeftijd beginnen. Consequent zijn bij de opvoeding is erg belangrijk.
Foto 10: Vechtende varkens
Om deze gevechten te beperken en de dieren rustig aan elkaar te laten wennen kan een tranquillizer gegeven worden, net als bij gangbare varkens. Een alternatief is dat de varkens bij elkaar gebracht worden in een vreemd hok dat ze geen van allen kennen. Het beste kan men dit doen vlak voordat er gevoerd wordt of vlak voor de nacht. Eventueel kunnen ze allemaal besprenkeld worden met hetzelfde geurtje. Indien dit niet werkt is een tranquillizer geïndiceerd (zie hoofdstuk 6: sedatie en anesthesie). Speekselen en tandenknarsen Speekselen is normaal gedrag bij hangbuikzwijnen als ze opgewonden zijn, bijvoorbeeld bij het voeren of het dekken. Tandenknarsen zonder reden is normaal gedrag bij het hangbuikzwijn, maar kan ook een uiting zijn van ongenoegen. Gedragsproblemen Een varken moet net als een hond gesocia-
Agressief gedrag Er kunnen gedragsproblemen ontstaan bij varkens die in huis leven als er geen duidelijkheid is over wie de baas is in huis. Het zijn vaak varkens die alleen gehouden worden, weinig of geen toegang naar buiten hebben en verwend zijn door hun eigenaren. Agressiviteit is soms erfelijk bepaald. De agressie in huis begint vaak op een leeftijd van 12 tot 18 maanden, wanneer het varken mentaal volwassen wordt en zich begint te manifesteren. Dit uit zich in eerste instantie in agressie naar bezoekers, later op een leeftijd van 24 tot 30 maanden zal het varken ook de eigenaar willen domineren. Het kan helpen om ze dan te verplaatsen naar een buitenplaats zodat hun territorium verandert en ze een ander varken als gezelschap te geven, bij voorkeur een zeug. Zeugen zijn van nature groepsleidsters. Als de zeug bovendien groter is dan het agressieve varken, dan wordt dit eerder gedomineerd in een gevecht en leert zo onderdanigheid. Het goed begrijpen van het gedrag van een varken is essentieel. Bedelgedrag Bedelen komt voor bij varkens die getraind worden met voedsel als beloning. Het is beter om bij het trainen geen voedsel te gebruiken maar een voorwerp waar het varken graag mee speelt.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 27
HOOFDSTUK III: Voortplanting en fertiliteitproblemen NORMALE VOORTPLANTING EN FERTILITEIT De voortplanting bij Vietnamese hangbuikzwijnen lijkt in veel opzichten op die van gangbare varkens. Hangbuikzwijnen zijn echter veel vroeger geslachtsrijp dan gangbare varkens en het aantal biggen per worp is kleiner. Verder is het door de kleinere afmetingen van de geboorteweg moeilijker om bij dystocia manueel in te grijpen. Pubertijd en geslachtsrijpheid Beertjes kunnen al seksueel gedrag vertonen vanaf een leeftijd van 6-8 weken en bovendien fertiel sperma produceren. Vaak zijn ze op een leeftijd van 8-10 weken seksueel volwassen en ze kunnen vanaf een leeftijd van 12-15 weken voor de fok gebruikt worden. Gelten zijn seksueel volwassen op een leeftijd van 3,5-4 maanden. Om ongewenste dracht te voorkomen dienen beer en zeug gescheiden te worden voordat ze 3 maanden oud zijn. Cyclus, gedrag en oestrussymptomen bij de zeug Gedomesticeerde varkens zijn poly-oestrisch en de cyclus duurt gemiddeld ongeveer 21 dagen met een variatie van 19-23 dagen. Wanneer zeugen eenmaal cyclisch zijn, blijven ze dit hun hele leven. Uitzonderingen hierop zijn anoestrus tijdens de dracht en (een deel van) de lactatieperiode en tijdens ziekte. Soms blijven zeugen anoestrisch als de biggen gespeend zijn aan het einde van de zomer omdat ze bij hogere omgevingstemperaturen minder eten. De verminderde opname van energie en eiwitten veroorzaakt een nutritionele anoestrus. De meeste zeugen komen 3 tot 7 dagen na het spenen weer in oestrus. De oestrus begint als de gelt of zeug blijft staan voor de beer en duurt bij gelten 12-18 uur en bij zeugen 24-48 uur. De eerste symptomen van oestrus bij de zeug zijn het roder worden en zwellen van de vulva en er kan een beetje heldere vaginale uitvloeiing te zien zijn. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 28
Oestrusgedrag wordt het beste getoond indien er een beer in de buurt is en is hetzelfde als bij gangbare varkens. De zeug wordt onrustig, eet minder en blijft staan voor de beer maar ook voor de mens, als deze druk uitoefent op het lumbosacrale gebied, de “stareflex”. Een zeug in oestrus kan onzindelijk worden en is soms moeilijker te hanteren dan anders. Zeugjes kunnen bij afwezigheid van een beer op elkaar rijden.
Foto 11: Berige zeug vertoont “rijgedrag”
Dekking Pariteit en aantal geworpen biggen Gelten kunnen op 4 maanden leeftijd al gedekt worden. Als men voorkeur heeft voor grote worpen kan beter gewacht worden tot de tweede of derde oestrus waarbij meer ovulaties optreden. Zeugen bereiken een piek in het aantal geworpen biggen in hun 5e-6e pariteit. Dektijdstip Gelten ovuleren op 24-36 uur en zeugen op 3044 uur na het begin van de oestrus Volwassen varkens moeten 6-12 uur voor de verwachte ovulaties gedekt worden. Gelten kunnen dus op 12-24 uur na het begin van de oestrus gedekt worden en zeugen op 24-36 uur. Dekmethodes Een keer dekken per dag op de 1e en de 2e dag
van de oestrus is voldoende. De methodes die gebruikt kunnen worden zijn: dekken uit de hand, zeug en beer samen ophokken tijdens de oestrus en gebruik maken van kunstmatige inseminatie. Beertjes die weinig ervaring hebben in omgaan met het andere geslacht, kunnen een slecht libido hebben. Drachtigheidsdiagnostiek *Uitblijven oestrus Indien de zeug 18-24 dagen na de dekking niet in oestrus komt, is de kans groot dat ze drachtig is. Het is goed om de zeug na het uitblijven van de verwachte oestrus nog een paar weken goed in de gaten te blijven houden. Ten gevolge van vroeg embryonale sterfte waarbij resorptie van de embryo’s optreedt, kan de cyclus verlengd zijn en kan de zeug een tot twee weken later dan verwacht alsnog in oestrus komen. *Progesteron Rond dag 16 van de cyclus treedt regressie van de corpora lutea op en daalt de progesteronspiegel. Een zeug die niet dragend is heeft een progesteronwaarde van < 1 ng/ml in het bloed op dag 17 tot 19 na het dekken. Drachtige zeugen hebben vanaf dag 18 tot dag 20 een progesteronwaarde van > 1 ng/ml, omdat er progesteron door de corpora lutea wordt geproduceerd. Progesteronbepaling is voor en na deze dagen en bij vroegembryonale sterfte onnauwkeurig. *Oestrogeensulfaat Dit wordt door de foeten geproduceerd en kan op dag 30 worden bepaald om uitsluitsel over drachtigheid te geven. Vanwege de zeer hoge kosten wordt dit niet routinematig gedaan. *Echografisch onderzoek Drachtigheid kan vanaf dag 24 met echografisch onderzoek worden vastgesteld. *Buikomvang De buikomvang is een slechte graadmeter voor dracht bij het hangbuikzwijn omdat ze dit slecht tonen. Pas in het laatste deel van de dracht wordt dit zichtbaar. Draagtijd De draagtijd bij hangbuikzwijnen, die in de
literatuur genoemd wordt, varieert van 109 tot 117 dagen. Zeugen hebben gemiddeld een draagtijd van 114 dagen. Gelten kunnen iets eerder werpen op 112-113 dagen. Gedrag zeug rondom de partus De laatste week van de dracht zwelt de uier. Ongeveer 3-4 dagen voor het werpen wordt de vulva hyperaemisch en oedemateus. In de laatste 2-3 dagen voor het werpen worden de afzonderlijke mammapakketten duidelijk zichtbaar met op de tepels druppeltjes secretum. Een zeug zal de laatste 24 uur voor het werpen veranderen van gedrag. Ze wordt onrustig en gaat een nest maken. Als er materiaal voorhanden is neemt ze dit in haar bek naar de plaats waar ze haar nest wil bouwen. Indien er geen materiaal is om een nest te maken zal ze in de bodem wroeten. Ze gaat ook vaker urineren en defaeceren. Sommige zeugen hebben last van obstipatie in het laatste deel van de dracht en moeten gelaxeerd worden. Hiervoor kan kieseriet (= MgSO4 , 2 x daags 10 gram) of zemelen (2 x daags 15 gram) gebruikt worden. Andere ruwe celstofbronnen ter voorkoming van obstipatie zijn tarwegries, bietenpulp en luzerne. De partus De meeste zeugen biggen in 3-4 uur, maar sommigen doen er 10 uur over. De tijd tussen de biggen is 10-15 minuten. Indien het langer duurt dan 30 minuten is hulp bieden nodig. De zeug eet de placenta’s van de biggen op maar dit kan beter voorkomen worden omdat ze er indigestie van kunnen krijgen. Aantal biggen per worp Het aantal biggen dat wordt geboren varieert van 1 tot 15 biggen per worp. Het gemiddelde aantal biggen per worp ligt tussen de 4 en 8 biggen. Agressie zeug post-partum Zeugen kunnen erg agressief worden als er eenmaal biggen geboren zijn. Ze verdedigen hun biggen door te bijten naar ieder mens of dier, dat te dichtbij komt. Het aanvallen, bijten of zelfs doden van eigen biggen komt ook voor bij hangbuikzwijnen, vooral bij gelten. Dit gedrag kan al beginnen terwijl de zeug nog aan het werpen is. Het is D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 29
het beste om de biggen die er al zijn weg te nemen van de agressieve zeug en later weer terug te zetten. Er kan eventueel ook een tranquillizer gegeven worden, zoals azaperon. Azaperon heeft geen nadelig effect op de nog ongeboren biggen en op de partus. De pasgeboren biggetjes kunnen er wel wat sloom van worden maar als ze goed warm gehouden worden is dit geen probleem. Aanbevolen hoeveelheid is 2 mg/kg, hetgeen overeenkomt met 1 ml/20 kg lg.
is er sprake van een verlengde dracht. Zeugjes die meer dan 116 dagen dragen blijken vaak niet drachtig te zijn.
Verzorging biggen De biggen moeten ter wereld komen in een kraamstal die schoon en tochtvrij is, met een beschermd gebied zodat de biggen kunnen vluchten bij agressie van de zeug. Ook moet de ruimte warm genoeg zijn. Hypothermie is een predisponerende factor voor doodliggen en hypoglycaemie. Symptomen zijn o.a. sloomheid, biggen die op een hoopje bij elkaar liggen en niet meer drinken. Eventueel kan er een warmtelamp opgehangen worden. Er moet goed op gelet worden of de biggen kunnen drinken, mogen drinken en genoeg te drinken krijgen. Colostrumopname op de eerste levensdag is erg belangrijk voor een goede start. Zeugen hebben meestal 5, sommigen 6 paar tepels. Bij grote tomen met meer dan 10 biggen zal er bijgevoerd moeten worden. De navelstrengen van de pasgeboren biggen moeten worden ontsmet met jodiumoplossing. Het knippen van tandjes bij biggen mag volgens het Ingrepenbesluit (2001) niet routinematig uitgevoerd worden. Beertjes kunnen al in hun eerste levensweek gecastreerd worden (zie chirurgische ingrepen).
Ongewenste dracht Abortus kan worden opgewekt met een dosis van 5 mg PGF2a na de 12e dag van de dracht. Eerder zijn de corpora lutea er nog niet gevoelig voor. Oestrus treedt binnen 3-5 dagen op na toediening.
Spenen De zeug voedt haar biggen ongeveer 4-5 weken voordat ze ze gaat spenen. Speenleeftijden die door auteurs genoemd worden variëren van 4-5 weken tot 7-8 weken. Spenen op 8 kg lichaamsgewicht wordt ook genoemd. De biggen moeten al een tijdje vast voedsel eten voordat ze gespeend mogen worden. Men moet op tijd maatregelen nemen om ongewenste dekkingen van jonge geltjes te voorkomen, ze kunnen immers al vanaf 3 maanden vruchtbaar zijn. Uitblijven partus, verlengde dracht Indien een zeugje langer dan 115 dagen draagt D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 30
Partusinductie Dit kan geïndiceerd zijn bij een verlengde dracht. Indien binnen 3 dagen voor de verwachte partusdatum een dosis van 5 mg PGF2a/zeug gegeven wordt bij het hangbuikzwijn, zal dit bij 95% van de dieren de partus op gang brengen binnen 24-30 uur.
Dystocia De meeste zeugen werpen probleemloos. Oorzaken voor dystocia tijdens de partus kunnen maternaal of foetaal zijn. Obesitas kan de partus belemmeren. Indien er geen obstructies in het geboortekanaal gevonden zijn, kan men 5-10 IU/zeug oxytocine geven (s.c. of i.m.). Let op, de bijsluiters van dit product adviseren vaak hoeveelheden van 20-40 IE/zeug. Dit kan echter tot een zodanig contractie van de uterus leiden dat de bloedvoorziening te kort schiet en de biggen intra-uterien overlijden. Indien het dier niet reageert, kan er in een later stadium nog extra oxytocine toegediend worden. In andere gevallen is meestal een sectio caesaria de beste oplossing (zie chirurgische ingrepen). Agalactie Agalactie kan meerdere oorzaken hebben zoals een slechte conditie van de zeug, hypocalcaemie, endotoxinen, infectie met E. coli of Klebsiella spp., Staphylococcen spp., Streptococcen spp. e.a. Het ontdekken van agalactie gebeurt meestal doordat de biggen aangeven dat ze niet genoeg te drinken hebben. Ze blijven onrustig na het zogen en proberen de zeug aan te zetten tot het laten schieten van meer melk. Hierdoor kunnen de tepels beschadigd raken. De mammapakketten kunnen ontstekingsverschijnselen vertonen. Er kunnen ook maar een of enkele mammapakketten zijn die geen melk produceren. De big die een dergelijk pakket heeft
gekozen zal het slechter doen dan zijn toomgenoten en moet geholpen worden. De zeug kan een verhoogde temperatuur hebben en ziek zijn maar ook een subklinisch verloop komt voor. Therapie bij de zeug met mastitis bestaat uit het systemisch toedienen van antibiotica die goed in het uierweefsel doordringen, corticosteroïden bijv. Voreen® (1 ml/10 kg lg) , en oxytocine (5-10 IE/zeug) om de melk te laten schieten. De biggen moeten worden bijgevoerd. Indien bij zeugen, die al eerder last hebben gehad van agalactie, de geboorte m.b.v. PGF2a 1 tot 3 dagen van te voren wordt opgewekt is er minder kans op agalactie. FERTILITEITSPROBLEMEN Niet-infectieuze oorzaken Dracht Een voor de hand liggende oorzaak voor het uitblijven van de oestrus. Lactatie In ieder geval de eerste 3 weken van de lactatie is de zeug anoestrisch, hierna kunnen er oestrus doorbraken komen. Anatomische abnormaliteiten Deze zijn vooral bij gelten die wel oestrisch zijn maar niet drachtig worden van belang. Vergroeiingen e.d. in de baarmoeder, na een zware partus, kunnen problemen geven bij oudere zeugen. Hormonale verstoringen Cysteuze ovaria die progesteron of oestrogenen produceren, kunnen de cyclus verstoren. Mycotoxicosis door opname van Zearalenon, het mycotoxine van een Fusarium-schimmel die op maïs en granen groeit, kan hyperoestrogenisme veroorzaken omdat het oestrogene activiteit bezit. Dit kan zelfs bij jonge geltjes een gezwollen vulva, uierontwikkeling en ovariumatrofie geven. Bij cyclische zeugen veroorzaakt het schijndracht. Bij drachtige zeugen wordt een verlaging van het aantal geboren biggen en een verhoogde abortuskans gezien.
Nutritionele anoestrus Indien er bij een zeug eiwittekort en/of energietekort bestaat heeft ze al haar energie nodig voor onderhoud en zal ze niet oestrisch worden. Bij dieren die buiten worden gehouden moet bij koud weer rekening gehouden worden met een hogere energiebehoefte. Infectieuze oorzaken Niet alle infectieuze oorzaken, die bekend zijn bij gangbare varkens, zijn gezien bij hangbuikzwijnen, maar er is geen reden om aan te nemen dat ze niet kunnen voorkomen en ze moeten dus in de differentiële diagnose meegenomen worden. SMEDI, Porcine enterovirusinfecties e.a. Porcine enterovirus is een belangrijke veroorzaker van het SMEDI-syndroom. Dit syndroom staat voor Stillbirth, Mummification, Embryonic Death and Infertility. Infecties worden via faeces overgebracht, meestal vlak na het spenen, waardoor dragers ontstaan. Het zijn vooral seronegatieve gelten die tijdens de dracht worden besmet waarbij SMEDI optreedt. Infectie voor of na de 35e dag van de dracht is net als bij parvovirusinfecties van belang voor de symptomen die erbij optreden. SMEDI-achtige verschijnselen komen ook voor bij infecties met de ziekte van Aujeszky, Brucellose, Leptospirose, Listeriose, Parvovirusinfecties, Vlekziekte, Klassieke varkenspest, Transmissible Gastroenteritis en Abortus Blauw (PRRS). Er bestaan verschillende typen enterovirussen. Diagnostiek is niet eenvoudig, er is geen test voor beschikbaar. Er kan tegen enterovirussen niet worden gevaccineerd. Porcine parvovirusinfectie Porcine parvovirusinfectie komt zeker voor bij hangbuikzwijnen als oorzaak van vroegembryonale sterfte en hierdoor schijndracht indien een seronegatieve, drachtige gelt (of zeug) er voor de 35e dag mee geïnfecteerd wordt. Mummificatie treedt op als infectie na de 35e dag plaatsvindt. Abortussen worden zelden gezien. Het virus kan worden aangetoond in buikvocht van doodgeboren biggen. In het bloed van de zeugen kunnen antistoffen worden aangetoond. Tegen parvovirusinfectie kan worden gevaccineerd.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 31
HOOFDSTUK IV: ZIEKTEN INGEDEELD NAAR ORGAANSYSTEEM / INTOXICATIES AANDOENINGEN VAN DE HUID Rui, haaruitval en alopecia Normaal is er een seizoensgebonden variatie in het haarkleed van het hangbuikzwijn. Tijdens erg warm weer en soms eenmaal, maar meestal tweemaal per jaar, valt een groot deel van de borstels uit. De huid vervelt hierbij zodat het dier jeuk krijgt en overal tegenaan gaat schuren om het oude vel en haar kwijt te raken. Als het nieuwe haar na een paar weken begint te groeien, helpt dit de oude huidlaag kwijt te raken. Borstelen versnelt het proces. Hangbuikzwijnen die vooral binnen worden gehouden krijgen minder lang haar en doen langer over het ruien dan dieren die meer buiten gehouden worden. Het Vietnamese hangbuikzwijn is erg gevoelig voor het ”blown coat” syndroom. Hierbij vallen alle haren of een deel ervan uit. Dit komt voor na stress, ziekte, hitte, dracht, lactatie en koorts. De haren groeien weer aan in 6 tot 10 weken. Schuren door jeuk veroorzaakt door Haematopinus suis of Sarcoptes scabei kan ook kaalheid geven. Biggen kunnen kaal worden geboren indien de zeug tijdens de dracht een jodium tekort heeft gehad. Een enkel maal wordt een afwijking aan de huid gevonden die zou lijken op een allergische reactie. Een aanwijsbare oorzaak voor dit beeld is echter niet achterhaald
Foto 12: Huidafwijking t.g.v. overgevoeligheid? D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 32
Droge, schilferige huid / parakeratose Hangbuikzwijnen kunnen een droge, schilferige huid hebben die niet jeukt. Dit is normaal bij jonge biggetjes vanaf een leeftijd van 1 week omdat ze ”uit hun huid groeien”. Een extreem droge huid kan optreden door een slecht dieet en deficiënties van vetzuren, vitaminen of mineralen. Vooral deficiënties van vitamine A, panthoteenzuur, nicotinezuur, riboflavine, biotine en zink kunnen huidafwijkingen geven. Parakeratose is het gevolg van een zinkdeficiëntie, een te hoge calciumgift of beide. Een droge, schilferige huid kan ook optreden als mensen hun hangbuikzwijn erg vaak wassen en hierbij een te agressieve shampoo gebruiken, of wanneer het varken vaak verblijft in een omgeving met droge lucht. Wanneer er geen duidelijke oorzaak van de droge huid te vinden is, zijn voedings-supplementen met vitaminen, vetzuren en mineralen geïndiceerd zonder het dieet hiermee uit balans te brengen. Volwassen dieren kunnen baat hebben bij een topicale applicatie van baby- of plantaardige olie. Bij het wassen is een humane shampoo voor een gevoelige huid met eventueel een crèmespoeling erna aan te bevelen. Indien er jeuk aanwezig is in combinatie met een schilferige, droge huid kunnen luizen of schurftmijten de oorzaak zijn. Intertrigo Huidplooidermatitis komt vooral voor bij hangbuikzwijnen met obesitas. Zonnebrand, zonnesteek (hyperthermie) Zonnebrand komt vaker voor bij licht gekleurde varkens maar ook bij donker gekleurde hangbuikzwijnen kan het een probleem zijn. Symptomen van zonnebrand zijn een warme pijnlijke huid met exsudaat, erytheem en oedeem vooral achter de oren en midden op de rug. De aandoening gaat gepaard met veel pijn, sommige varkens vertonen symptomen die lijken op paresis posterior en ze schreeu-
wen. Soms hebben ze last van conjunctivitis. Therapie bestaat uit de huid koelen met water en insmeren met babyolie. Zonnesteek wordt gezien bij varkens die oververhit zijn geraakt door inspanning bij warm weer. Symptomen kunnen bestaan uit hyperpneu, collaps, spierzwakte en tremoren, braken, diarree, starende blik, verhoogde lichaamstemperatuur en symptomen die passen bij cerebraal oedeem. Therapie bestaat uit het zo spoedig mogelijk koelen van het dier met water en het op een koele plek met schaduw brengen. Zonnebrand en zonnesteek kunnen voorkomen worden als het varken een schaduwrijke plek heeft en water beschikbaar heeft om in te baden. Verbrandingsverschijnselen kunnen ook veroorzaakt worden door andere bronnen als een kachel, chemische middelen, bevriezing of photosensitisatie door sommige planten of medicijnen.
*Epitheliogenesis imperfecta Deze aangeboren afwijking kan worden gezien bij minivarkens.
Overige huidaandoeningen
AANDOENINGEN VAN HET RESPIRATIEAPPARAAT
*Insectenbeten Verschillende stekende of bijtende insecten kunnen vooral in de zomermaanden huidirritatie veroorzaken met papels. Wassen met een milde antiseptische oplossing kan voorkomen dat de beten geïnfecteerd raken. *Pityriasis rosea suis Deze huidaandoening geeft circulaire laesies met crustae aan de randen en kan worden verward met ringworm. De laesies zitten vooral op de borst en het abdomen maar kunnen ook gegeneraliseerd voorkomen. Het komt meestal voor bij biggen van 1 tot 3 maanden en verdwijnt spontaan in 2 tot 6 weken tijd. *Tumoren van de huid Het is aannemelijk dat tumoren bij het hangbuikzwijn, dat meestal ouder wordt dan het gemiddelde gangbare varken, meer gezien zullen worden. Bij het Sinclair miniatuurzwijn worden melanomen beschreven. Ook bij het (jonge) hangbuikzwijn komen melanomen vrij frequent voor. Ze kunnen spontaan in regressie gaan waarbij gegeneraliseerde depigmentatie van de huid optreedt.
*Infectieuze aandoeningen van de huid Vlekziekte, Streptococcen spp., Staphylococcen spp., Klassieke varkenspest, varkenspokken, mond- en klauwzeer, vesiculaire varkensziekte, ringworm, Candida, luizen en schurftmijten kunnen huidafwijkingen geven (zie hoofdstuk 5: infectieziekten bij hangbuikzwijnen). *Abcessen en granulomen Abcessen ontstaan uit kleine wondjes of schuurplekken en kunnen resulteren in een purulente arthritis. Streptococcen spp., Staphylococcen spp. en Actinomyces pyogenes spelen vaak een rol. Intramusculaire injecties in de achterpoot kunnen tot (steriele) abcedering leiden, met als gevolg kreupelheid door pijn.
Infectieuze agentia, omgevings- en andere stressfactoren spelen een rol bij het ontstaan van respiratoire problemen. Omdat hangbuikzwijnen een relatief kleine longcapaciteit hebben, kunnen deze aandoeningen grote gevolgen hebben voor de aangetaste dieren. Rhinitis Atrofische rhinitis en Inclusion body rhinitis zijn infectieuze ziekten van de neus die voorkomen bij het hangbuikzwijn (zie hoofdstuk 5: infectieziekten bij hangbuikzwijnen). Necrotiserende rhinitis of ‘bullnose’ Hiermee wordt een zwelling op de zij- of bovenkant van de neus bedoeld. De zwelling is hard en bevat bij incisie stinkend, necrotisch materiaal. Indien botaantasting optreedt, kan er deformatie van de snuit of kop optreden. De aandoening ontstaat door infectie van wondjes op de neus, ontstaan bij wroeten of vechten, of wondjes in het monddak ontstaan bij het niet zorgvuldig tandjesknippen, met bacteriën uit de omgeving. Fusobacterium necrophorum wordt hierbij vaak geïsoleerd. Therapie bestaat uit het langdurig geven van antibiotica (systemisch) met evt. chirurgisch D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 33
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 34
ingrijpen. Preventief is het voorkomen van vechten van belang. Als het inkorten van de tanden onvermijdelijk is, is slijpen aan te bevelen boven het knippen van de tanden. Snurkers Snurkers zijn hangbuikzwijnen die een (relatief) te lang palatum molle hebben en hierdoor een stridor vertonen. Indien nodig kan er chirurgisch ingegrepen worden zoals bij brachycephale honden gebruikelijk is. Pneumonie, pleuritis Pneumonie is een van de meest voorkomende doodsoorzaken bij hangbuikzwijnen. Er zijn bacteriële, virale, parasitaire en andere oorzaken bekend (voor meer details over de ziektes zie hoofdstuk 5: Infectieziekten bij hangbuikzwijnen). *Bacteriële oorzaken B. bronchiseptica, P. multocida, Mycoplasma spp., Actinomyces spp, Streptococcen spp. en P. aeroginosa zijn aangetoond in het respiratieapparaat bij hangbuikzwijnen. Deze laatste verwekker komt bij het gangbare varken niet vaak voor als primaire oorzaak van pneumonie. Actinobacillus pleuropneumoniae is een andere bacteriële verwekker van pneumonie en pleuritis. *Virale oorzaken Influenza is aangetoond bij Vietnamese hangbuikzwijnen maar ook de ziekte van Aujeszky en PRRS kan pneumonie veroorzaken. *Parasitaire oorzaken Migrerende larven van Ascaris suum en longwormen kunnen (mede)verantwoordelijk zijn voor respiratoire problemen bij hangbuikzwijnen. *Aspiratiepneumonie Een pneumonie door aspiratie van vreemd materiaal is een niet-infectieuze oorzaak van pneumonie en pleuritis bij het hangbuikzwijn. AANDOENINGEN VAN HET CIRCULATIE-APPARAAT Moerbeihartziekte Dit is een ziekte waarbij het hart wordt aange-
tast en plotselinge sterfte kan optreden bij snel groeiende varkens. Vitamine E- en selenium deficiëntie worden als oorzaak genoemd. De diagnose wordt meestal pas bij sectie gesteld. Indien de eigenaar meer dieren heeft, wordt geadviseerd deze injecties met Vit. E te geven. (25.000 IE voor big < 10 kg). Endocarditis valvularis Infecties met Streptococcen spp. of Erysipelothrix kunnen een endocarditis veroorzaken die de hartkleppen aantast. Plotselinge sterfte komt voor, de diagnose wordt door de patholoog gesteld. Pericarditis Fibrineuze pericarditis veroorzaakt door Streptococcen spp. is beschreven bij het Vietnamese hangbuikzwijn. Door middel van echografisch onderzoek werd duidelijk dat er een grote hoeveelheid vloeistof in het pericard en ascites aanwezig waren. Er was tevens sprake van leverstuwing. Het is bij hangbuikzwijnen moeilijk te zien of er ascites of stuwing van de V. jugularis aanwezig is. Andere bacteriële oorzaken van pericarditis bij hangbuikzwijnen kunnen zijn: Staphylococcen spp., Haemophilus parasuis en Mycoplasma hyorhinis. Congenitale tricuspidalisklep dysplasie Deze congenitale afwijking aan de hartkleppen is beschreven bij het Vietnamese hangbuikzwijn. De diagnose werd d.m.v. auscultatie, radiologisch en echografisch onderzoek met doppler en angiografie gesteld. Bij pathologisch onderzoek werden o.a. afwijkingen aan de papillairspieren gezien van de rechter ventrikelwand. Chordae tendineae waren niet duidelijk aanwezig. Het pathologische beeld was vergelijkbaar met dat van honden en katten met de afwijking. Persisterende ductus arteriosus Botalli Deze congenitale afwijking komt voor bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Bloedparasieten Eperythrozoön suis is een bloedparasiet die bij varkens voorkomt en anemie en icterus kan veroorzaken. E. suis wordt door bloedzuigende insecten, zoals Haematopinus suis overgedragen, maar de parasiet kan ook door D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 35
onhygiënisch gebruik van instrumenten met besmet bloed en intra-uterien overgebracht worden. Therapeutisch kan men 20-30 mg oxytetracycline/kg l.g. geven, gedurende 5 dagen. Therapie leidt echter niet tot eliminatie van het agens. AANDOENINGEN VAN HET DIGESTIEAPPARAAT Aangeboren afwijkingen Gespleten verhemelte, mega-oesophagus, atresia ani en een recto-vaginale fistel samen met atresia ani bij zeugjes worden genoemd. Atresia ani is erfelijk en varkens die er aan lijden moeten worden uitgesloten van de fokkerij. Neonatale diarree Het optreden van diarree bij niet-gespeende biggen hangt samen met een aantal factoren. Predisponerend werken een slechte opname van colostrum, een laag geboortegewicht, afkoeling, slechte hygiëne en hoge infectiedruk. Infectieuze verwekkers die genoemd worden zijn E. coli, C. perfringens type C, rotavirusinfecties, coccidiose veroorzaakt door Isospora suis en de endoparasiet Strongyloides ransomi. Preventie bestaat uit het elimineren van predisponerende factoren. Vaccinatie van drachtige zeugen is bij problemen die door E. coli en C. perfringens veroorzaakt worden een mogelijkheid om deze bij volgende worpen te voorkomen (zie verder hoofdstuk 5: Infectieziekten bij hangbuikzwijnen). Diarree rond het spenen E. coli infecties rond het spenen kunnen 3 ziektebeelden veroorzaken. Naast speendiarree kunnen ook oedeemziekte en endotoxinenshock optreden t.g.v. E. coli. De biggen met speendiarree lijden aan ernstige diarree, die drie tot zeven dagen na het spenen begint. Diarree bij oudere varkens De verwekkers die bij neonatale diarree zijn genoemd kunnen ook bij oudere dieren voorkomen, maar zij hebben over het algemeen meer weerstand of zijn immuun geworden. Symptomen zullen daarom vaak milder zijn of in het geheel niet optreden. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 36
Diarree bij oudere varkens wordt vooral veroorzaakt door Salmonella en B. hyodysenteriae (verwekker van varkensdysenterie) maar ook endoparasieten zoals Ascaris suum, Trichuris suis, Oesophagostomum spp., Hyostrongylus rubidus en Strongyloides ransomi kunnen diarree geven. Campylobacter spp. zouden een rol kunnen spelen in het Porcine Proliferatieve Enteritissyndroom. Bij Vietnamese hangbuikzwijnen zijn in ieder geval E. coli, C. perfringens, porcine rotavirus en T.G.E. (Transmissible Gastroenteritis) aangetoond bij darmaandoeningen. De therapie bij diarree bestaat, afhankelijk van de oorzaak, uit antibiotica en/of anthelmintica, anticoccidia en het optimaliseren van de omstandigheden. Rehydratie oraal of parenteraal kan nodig zijn. Maagulcera, gastritis Maagulcera komen regelmatig voor bij hangbuikzwijnen die een koolhydraatrijk dieet krijgen. Bij hangbuikzwijnen, die met een speciaalvoer voor minivarkens worden gevoerd gecombineerd met een aanvullende vezelbron, komen maagulcera weinig voor. Er zijn verschillende factoren die gastritis en maagulcera kunnen veroorzaken. Genoemd worden het ontbreken van voldoende vezels in het dieet, te fijn gemalen meel en stress. De rode maagworm Hyostrongylus rubidus kan ook gastritis en maagulcera met maagbloedingen veroorzaken. Symptomen die gezien worden zijn: niet eten, sloom, pijnverschijnselen zoals tandenknarsen, bleke slijmvliezen door anemie, hypothermie, braken en droge donker gekleurde stinkende faeces. Ulcera die perforeren kunnen peritonitis en sterfte veroorzaken. De therapie bestaat uit het voeren van een gemakkelijk te verteren vloeibaar dieet, stressfactoren verwijderen en het toedienen van cimetidine of ranitidine. Cimetidine en ranitidine behoren tot de H2-receptorblokkerende antihistaminica en remmen overdadige maagzuursecretie. Er is geen cimetidine-preparaat geregistreerd voor het varken, wel voor de hond (Zitac®). Sucralfaat (=Ulcogant), een humaan middel, kan ook gegeven worden. Dit middel vormt een complex met eiwitten aan het ulcusoppervlak, waardoor de maagmucosa wordt beschermd tegen inwerking van maagsap.
Verder worden antacida, parenterale antibiotica en ijzertoediening genoemd als therapie. Bij milde gevallen en ter preventie kan het vergroten van de deeltjes in het voer en/of het verhogen van het vezelgehalte een oplossing zijn. Preventief werken ook beweging en het vermijden van stress. In sommige laboratoria wordt cimetidine per os dagelijks toegediend ter preventie van maagulcera bij minivarkens. Obstipatie Meconiumobstipatie is beschreven bij het Vietnamese hangbuikzwijn. Obstipatie bij drachtige zeugen is te verhelpen door de dieren meer beweging te geven, te zorgen voor voldoende wateropname en het toedienen van milde laxantia. Hiervoor kan kieseriet (= MgSO4 , 2 x daags 10 gram) of zemelen (2 x daags 15 gram) gebruikt worden. Andere ruwe celstofbronnen ter voorkoming van obstipatie zijn tarwegries, bietenpulp en luzerne. Rectumprolaps en rectumstricturen Het optreden van een rectumprolaps kan veroorzaakt worden door diarree, endoparasieten, cystitis, dystocia, chronisch hoesten, mycotoxicose (zearalenon) of doordat biggen boven op elkaar zijn gaan liggen. Een rectumstrictuur kan het gevolg zijn van een genezen rectumprolaps en wordt ook gezien na een darminfectie met S. typhimurium. Liggingsveranderingen van het maagdarmkanaal Een milttorsie, torsio intestinalis of een hernia diafragmatica geven acute, ernstige buikpijn. De therapie is chirurgisch. Een volvulus van het colon spirale en het caecum is gezien bij het Vietnamese hangbuikzwijn. AANDOENINGEN VAN HET UROGENITAALAPPARAAT Vaginale uitvloeiing Een witte tot heldere uitvloeiing uit de vagina is normaal tot een paar dagen na het biggen. Er kan ook sprake zijn van een vaginitis, cervicitis of metritis eventueel in combinatie met aandoeningen van de urinewegen.
Leptospira spp., Streptococcus spp. en vele Gram-negatieve organismen kunnen een infectie veroorzaken van de reproductietractus. Cystitis en nephritis Cystitis is de meest voorkomende urogenitale afwijking bij hangbuikzwijnen en treedt bij beren en zeugen even vaak op bij dieren op alle leeftijden. De symptomen van een cystitis waarbij eventueel ook de nieren zijn aangetast bestaan uit polyurie en strangurie, anorexie, sloomheid en bloed in de urine. Er kan een rectumprolaps optreden als de zeug ernstig blijft persen. Predisponerend voor urineweginfecties is onvoldoende vochtopname. Eubacterium suis, E. coli, Klebsiella spp. en Streptococcen spp. worden vaak geïsoleerd bij urineweginfecties. Ook worden Leptospira en vele Gram-negatieven genoemd evenals ochratoxicosis en de subtropische nierworm (Stephanurus dentatus). Therapie bij cystitis bestaat uit antibiotica, liefst op geleide van BO/ABG en evt. urineverzuurders zoals bijvoorbeeld Ammoniumchloride (50 g/dag, oraal, verdeeld over de dag geven). Tumoren Embryonaal nephroma komt voor bij varkens. Hernia inguinalis, Hernia umbilicalis Beide komen regelmatig voor bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Behandeling is als bij gangbare varkens. AANDOENINGEN BIJ BORGEN EN BEREN Cryptorchidie Dit wordt regelmatig gezien bij Vietnamese hangbuikzwijnen en kan uni- of bilateraal voorkomen. Meestal ligt de testikel in het lieskanaal of bij de annulus inguinalis internus. Het advies aan de eigenaar van een cryptorch beertje is om niet te fokken met het dier en het te laten castreren. De therapie bestaat uit castratie en verwijdering van de cryptorche testikel(s). Urethra-obstructie Urethra-obstructies kunnen veroorzaakt worden door calculi die vastlopen in, de bij hangbuikzwijnen vrij nauwe, urethra, door D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 37
poliepen of door stricturen in de urethra. Catheteriseren van beren is erg moeilijk of zelfs onmogelijk vanwege de sigmoïdale curve in de urethra. Er wordt melding gemaakt van een Vietnamees hangbuikzwijn waarbij perineale urethrostomie was toegepast om een obstructie op te lossen. Dit varken had later last van bloedverlies aan het einde van de mictie uit de plaats van de urethrostomie. Er komen vaker complicaties voor na perineale urethrostomie. Urethrotomie hoort ook tot de mogelijkheden. Er wordt een methode beschreven om een extrapelviculaire urethrale of een urethropreputiale anastomose te maken bij Vietnamese hangbuikzwijnen waarbij geen urethrotomie of -stomie mogelijk was. Urine-ophoping en urinedruppelen vanuit het diverticulum preputiale Dit is eigenlijk normaal bij beren en gecastreerde beren. Zij bakenen hun territorium af met een indringende geur. Chirurgisch verwijderen van het diverticulum is mogelijk. Dit zou het mannelijke hangbuikzwijn meer acceptabel maken als huisdier en het voorkomt het vormen van een voedingsbodem in het diverticulum voor bacteriën die balanoposthitis / diverticulitis, distale urethra-irritatie of opkruipende urineweginfecties kunnen veroorzaken.
Persisterend frenulum Dit geeft problemen bij het dekken en kan door doorhalen van het persisterende frenulum worden opgelost. Orchitis Orchitis kan uni- of bilateraal voorkomen. Streptococcus spp. en andere bacteriën kunnen de oorzaak zijn. Tumoren Tumoren kunnen ook voorkomen bij hangbuikzwijnen, zeker wanneer ze de kans krijgen een hoge leeftijd te bereiken. Een hangbuikzwijn wordt momenteel verdacht van een tumor in de testis. Nadere diagnostiek brengt spoedig meer duidelijkheid omtrent de diagnose en prognose.
Balanopostitis Ernstige infecties van de voorhuid en de glans penis komen voor bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Pusophoping in de voorhuid kan lijden tot opkruipende urineweginfecties. Paraphimosis Congenitale paraphimosis is gezien bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Penisdeviatie Het komt voor dat de penis blijft steken in het diverticulum preputiale door een asafwijking. Dit is op te lossen door het diverticulum te verwijderen. Penisverwondingen Haren en/of een ruwe huid van de zeug kunnen tijdens de dekking de penis beschadigen, maar ook door vechten ontstaan wel wondjes aan de penis.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 38
Foto 13: Hangbuikzwijn met tumoreuze ontaarding van de testis, verdacht van “sertolicel”tumor.
AANDOENINGEN VAN HET BEWEGINGSAPPARAAT Beweging is essentieel voor de gezondheid van hangbuikzwijnen. Het is goed voor de conditie van hun hart, longen en poten. Het voorkomt dat de dieren te dik worden, dat het hoorn van de klauwtjes te lang doorgroeit en ze hebben minder last van obstipatie. Bovendien vervelen ze zich minder. Congenitale / erfelijke afwijkingen Afwezigheid van de radius, gefuseerde lumbale wervels, polydactylie en extra poten zijn
gezien bij hangbuikzwijnen. Trichloorfon, gegeven tussen dag 45 en 63 tijdens de dracht, kan arthrogrypose, myoclonia congenita en verlammingen geven bij biggen. Dislocatie van gewrichten en andere letsels door fout hanteren Hangbuikzwijnen moeten niet gevangen worden aan hun poten of aan hun poten omhoog gehouden worden omdat hun gewrichten gemakkelijk disloceren en ook lage rug problemen kunnen krijgen. Vooral de schouderkommen zijn fragiel. Hun spierstructuur is bovendien lichter dan bij het gangbare varken. Fracturen Fracturen van de humerus, de ulna, het femur, de tibia, de tibia met fibula en de calcaneus worden gemeld bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Hierbij moet worden opgemerkt dat ze vooral gevoelig lijken te zijn voor distale articulaire humerusfracturen. Deze kunnen al na minimaal trauma optreden vooral bij jonge dieren. De distale humerus van Vietnamese hangbuikzwijnen lijkt dieper gegroefd te zijn dan bij andere varkens en wellicht zijn ze hierdoor gevoeliger voor breuken in dit gebied. De therapiën die worden toegepast bij fracturen zijn gebaseerd op de osteosynthesetechnieken bij honden. Kreupelheid en arthritis De voeten, hakken, carpus en heup zijn de meest voorkomende lokaties voor kreupelheden van Vietnamese hangbuikzwijnen. Hun van nature doorgezakte rug kan ook een bron van pijn en lokomotieproblemen zijn, vooral bij oudere dieren met obesitas. Bij jonge biggen komt het voor dat ze kreupel zijn doordat de zeug op ze is gaan liggen of ze heeft aangevallen. Er komt ook kreupelheid bij jonge biggen voor waarvan de etiologie niet duidelijk is. Hierbij hebben de biggen stijve achterpoten en ze willen niet graag lopen maar als ze dat toch doen, gaan ze op het puntje van hun tenen staan. Er is geen zwelling of pijnlijkheid van gewrichten. Deze kreupelheid verdwijnt als de dieren ouder worden. Bij sommige dieren gaf toediening van vitamine E verbetering.
Osteochondrose kan optreden bij hangbuikzwijnen jonger dan 1 jaar. Trauma is hierbij een meer voor de hand liggende oorzaak dan te snelle groei. Enchondromatosis/dyschondroplasie en degeneratieve gewrichtsziekten komen ook voor. Standafwijkingen van de poten komen voor bij hangbuikzwijnen eventueel gecombineerd met afwijkingen aan de klauwen. Afwijkingen aan de klauwen Klauwproblemen komen veel voor bij hangbuikzwijnen. Predisponerend voor afwijkende hoorngroei is te weinig beweging en een afwijkende stand van de poten. Er zijn lijnen van hangbuikzwijnen die zeer slecht gevormde klauwen hebben en hierdoor regelmatig gepedicuurd moeten worden. Biotine deficiëntie kan een oorzaak zijn van hoornscheuren.
Foto 14: Het bekappen van de klauwen is een regelmatig terugkerend karweitje
Infectieuze kreupelheid en arthritis Bij jonge biggen worden meestal de carpus, elleboog en de hak aangetast, met als veroorzakers infecties met Streptococcus spp., Staphylococcus spp., A. pyogenes en E. coli. Biggen van gelten lijken vaker aangetast. Bij oudere dieren veroorzaken M. hyorhinis, M. hyosynoviae, E. rhusiopathiae en H. parasuis problemen. Bij oudere varkens komen arthritisproblemen regelmatig voor. Deze worden verergerd door natte, koude, kale betonnen vloeren. Een warme en droge vloer, met een comfortabele bedding, is gewenst bij dieren met aangetaste gewrichten, evenals antibacteriële therapie indien het een septische arthritis is.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 39
Scalibor® Protectorband Een langdurige en brede bescherming
teken
Scalibor Protectorband: zandvliegen
• Uniek releasing systeem • Meervoudige werking • 5 tot 6 maanden werkzaam • Tegen teken • Tegen zandvliegen • Tegen hartwormmuggen • Veilig voor hond en mens • Waterproof • Geurloos
hartwormmuggen
Deltamethrin 4%. Diergeneesmiddel VRIJ. Scalibor Protectorband is geregistreerd ter bestrijding van besmetting met teken en ter bestrijding van bloedzuigen door zandvliegen en heeft een anti-feeding effect op volwassen muggen (Culex pipiens pipiens). De werkingsduur bedraagt 5 tot 6 maanden. Bijwerkingen: lokale huidlaesies en kaalheid. Contra-indicaties: dieren met huidlaesies, dieren jonger dan 7 weken. REG NL 09980/REG NL 09979.
Intervet Nederland bv • Postbus 50 • 5830 AB Boxmeer Telefoon: 0485 587654 • Fax: 0485 587653 • www.intervet.nl
d
n t
Abcessen Abcessen ontstaan uit kleine wondjes, ook schuurplekken kunnen resulteren in een etterige gewrichtsontsteking. Steriele abcessen na intramusculaire injecties in de bil kunnen pijn geven met kreupelheid als gevolg. Bursitis van het sternum Dit kan optreden door chronische irritatie van het sternum door de voerbak of omdat varkens op elkaar springen. Het is een onschuldige aandoening maar kan bij beren, die moeten dekken, problemen geven. Tetanus zie Clostridium tetani. Osteomalacie Zeugen die grote worpen hebben en deze langer dan 5 weken zogen hebben meer kans op osteomalacie. Paresis posterior komt hierbij voor. Splayleg Splayleg komt nooit spontaan voor bij minivarkens maar is hierbij te induceren door dexamethason toe te dienen op iedere dag van de dracht. Dit zou overeenkomen met een zeug die continu onder stress staat tijdens de dracht. Biggen die geboren worden met splayleg kunnen (bijna) niet staan en vertonen een soort spreidzit. Ze kunnen slecht drinken, verhongeren en verkleumen, en kunnen niet snel genoeg wegkomen waardoor doodliggen meer voorkomt. De therapie bij splayleg bestaat uit het bijeen binden van de achterpootjes net onder de hakjes van de big m.b.v. een pleisterbandje. Indien de biggen met splayleg voldoende colostrum/melk opnemen groeien ze over de splayleg heen. AANDOENINGEN VAN HET CENTRAAL ZENUWSTELSEL Aantasting van het centrale zenuwstelsel komt vooral voor vanaf de geboorte tot aan de pubertijd. De symptomen die erbij kunnen worden gezien zijn: depressie en inactiviteit; blindheid; achteruit lopen; cirkelen of doelloos rondlopen; ataxie; tremoren; abnormale lichaamshouding;
speekselen; trillen/schudden van de kop; nystagmus; convulsies; agressiviteit; blijven liggen (recumbency); plotselinge sterfte. Infectieuze oorzaken Bacteriën die in verband gebracht worden met aantasting van het centraal zenuwstelsel zijn S. suis type 2 (zoönose) en andere Streptococcus spp., H. parasuis (ziekte van Glässer), L. monocytogenes (zoönose), E. coli (oedeemziekte, slingerziekte) en Clostridium tetani. Virusziekten die verschijnselen van het centraal zenuwstelsel bij varkens geven zijn: Ziekte van Aujeszky, vomiting and wasting disease (beide treden vooral op bij jonge biggen maar komen in Nederland zelden voor), (Afrikaanse) varkenspest, rabiësvirus en Teschense ziekte (niet in Nederland). Keukenzoutvergiftiging Keukenzoutvergiftiging of hypernatriëmie geeft ernstige symptomen van het centrale zenuwstelsel en is beschreven bij het Vietnamese hangbuikzwijn. De oorzaak is een overmaat aan zout in het dieet of een (relatief) tekort aan drinkwater. Dit laatste is meestal het geval bij gangbare varkens die een zoutvergiftiging oplopen als hun drinknippels verstopt zijn. Er zijn twee gevallen beschreven waarbij in het eerste geval hypernatriëmie een gevolg was van het regelmatig geven van chips als snack naast een commercieel mini-varkensdieet bij een Vietnamees hangbuikzwijn van 5 maanden oud (5,5 kg). In het andere geval werd de hypernatriëmie veroorzaakt door het voeren van een commercieel kattenvoer, dat tot 1,5% zout bevatte, aan een 6 maanden oude hangbuikzwijn. De symptomen waren bij het eerste (chips-) geval: desoriëntatie, ataxie, ondergewicht en het dier leek blind. In het tweede geval waren de symptomen: desoriëntatie, cirkelen, blindheid, dringen, tenesmus, gegeneraliseerde en ’facial-motorische’ toevallen en speekselen. De therapie bestond uit i.v. rehydreren via een oorcatheter. Later werd er subcutaan en/of oraal gerehydreerd met Ringer (halve sterkte) in 2,5% glucose. DMSO en vitamine B zijn toegediend om cerebraal oedeem tegen te gaan. Na enkele dagen waren de toevallen nog niet verdwenen en is er behandeld met diazepam. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 41
Er kunnen maagulcera ontstaan bij dieren met hypernatriëmie. Ter preventie kunnen o.a. cimetidine en sucralfaat gegeven worden. Trilziekte (Myoclonia congenita) Trilziekte is een ziekte van pasgeboren biggen. Ze trillen meestal al meteen vanaf de geboorte. Tijdens het slapen verdwijnen de tremoren. Trilziekte zou mogelijk door een virus worden veroorzaakt. Van gangbare varkens is bekend dat biggen die worden geboren uit chronisch met Klassieke varkenspest besmette zeugen ermee aangetast kunnen zijn. Aujeszkyvirus en Enterovirussen zouden ook veroorzakers kunnen zijn indien de zeugen niet immuun zijn en er tijdens de dracht mee in aanraking komen. De oorzaak kan ook erfelijk zijn. Er kunnen bovendien trilbiggen geboren worden indien er zeugen tijdens de dracht zijn behandeld met trichloorfon. Trilbiggen kunnen herstellen als ze in staat blijven om eventueel met hulp te drinken. Hypoglycaemie De verschijnselen van hypoglycaemie kunnen op trilziekte lijken. Voor de therapeutische benadering van hypoglycaemie wordt verwezen naar hoofdstuk 2: huisvesting, voeding en gedrag. Epilepsie Epilepsie is gezien bij minivarkens. Hydrocephalus Deze aangeboren afwijking is gezien bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Ze overleven dit meestal niet. Anaphylactische reacties Deze zijn gezien bij Vietnamese hangbuikzwijnen en men dient hiermee rekening te houden wanneer er medicijnen worden toegediend. Paralyse Abcessen en tumoren die zich bevinden in het centraal zenuwstelsel of ruggenmerg kunnen hierbij passende symptomen veroorzaken. Berucht hiervoor zijn bij varkens de abcessen die het gevolg zijn van staartbijten.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 42
Otitis media, otitis interna Dit kan bij varkens o.a. evenwichtsstoornissen, Horner syndroom en nystagmus veroorzaken. De therapie is hetzelfde als voor honden. AANDOENINGEN VAN HET OOG Entropion Hangbuikzwijnen zijn gepredisponeerd voor congenitaal entropion. Entropion wordt veroorzaakt door een overmaat aan huidplooien of obesitas of door een combinatie van beide. Het bovenooglid is relatief dik, behalve aan de ooglidrand, door het subcutane vet. Obesitas gecombineerd met forse wenkbrauwen zou kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van entropion en trichiasis door de druk op het bovenooglid zodat de cilia binnenwaarts richting de oogbol geduwd worden. De afwezigheid van een stevige tarsaalplaat vergroot de kans dat het bovenooglid naar binnen krult. De cornea en conjunctiva raken geïrriteerd door de haren en dit kan resulteren in conjunctivitis en soms cornea ulceratie. De iets naar posterior geplaatste oogbol bij varkens beschermt de cornea enigszins tegen beschadiging door ooglidharen en daardoor tegen de keratitis en ulceratie. Entropion kan tijdens de groei van jonge biggen verdwijnen maar anders is chirurgisch corrigeren van de verkeerde ooglidstand nodig. Hiervoor kan de methode volgens Stades, zoals die bij honden gedaan wordt, worden gebruikt. Ooguitvloeiing Veel hangbuikzwijnen kunnen een geringe hoeveelheid bruinrode ooguitvloeiing hebben die als normaal moet worden beschouwd indien er geen andere afwijkingen bij het oog worden gezien. Ooguitvloeiing kan ook door A.R. of andere respiratoire aandoeningen, zoals influenza, veroorzaakt worden. Dit wordt echter alleen in dichtbevolkte populaties gezien. Irritatie van het oog en conjunctivitis komen ook regelmatig voor bij hangbuikzwijnen omdat ze door het wroeten vuil in hun ogen krijgen. Entropion met trichiasis, beschadigde wimpers of ontsteking van de rimpels op de snuit zijn andere oorzaken. Vuil kan door
spoelen uit de ogen worden verwijderd. Abnormale wimpers Afwijkingen aan de wimpers worden soms gezien bij hangbuikzwijnen. AANDOENINGEN VAN HET OOR Oormijt Oormijten van honden en katten kunnen ook hangbuikzwijnen infecteren. Het varken zal met de kop gaan schudden en proberen de oren te krabben. Othaematoom Othaematomen bij minivarkens worden meestal veroorzaakt door trauma van bijten en vechten. Het komt weinig voor dat een othaematoom ontstaat door veel schudden met de kop omdat hangbuikzwijnen kleine oren hebben. Het oor kan chirurgisch behandeld worden zoals bij honden. INTOXICATIES Hangbuikzwijnen die als gezelschapsdier gehouden worden kunnen in aanraking komen met andere stoffen dan gangbare varkens. Planten in de tuin of in de huiskamer zijn potentiële bronnen van vergiftiging evenals bepaalde voedingsmiddelen. Er zal in de anamnese voldoende aandacht besteed moeten worden aan mogelijke bronnen indien een hangbuikzwijn intoxicatiesymptomen vertoont. De symptomen die passen bij een vergiftiging zijn aantasting van het centrale zenuwstelsel, braken, diarree, anorexie, buikpijn, zwakte en plotselinge sterfte. Bij een intoxicatie moeten zo mogelijk specifieke antidota toegediend worden naast een ondersteunende en symptomatische therapie. Vragen over intoxicaties en antidota kunnen voorgelegd worden aan het Nationaal Informatiecentrum voor Vergiftigingen (tel 030-2748888). Ethyleenglycol / antivries Door de zoete smaak wordt het gemakkelijk door varkens opgenomen. 4-5 ml/kg ethyleenglycol is voldoende voor vergiftigingsverschijnselen.
Symptomen die gezien worden zijn depressie, niet willen bewegen en zwakte. Het overkoot gaan en ataxia posterior kan gevolgd worden door trillen, collaps, dik worden van het abdomen (moeilijk te zien bij hangbuikzwijnen), longoedeem, dehydratie en gedempte hartetonen. Varkens ontwikkelen vaak perirenaal oedeem evenals strokleurige vloeistof in de peritoneale en pleurale holtes en soms ook in de buikwand. De nieren worden aangetast omdat er calciumoxalaatvorming plaatsvindt en er ontstaat een uremie met nephrose. De therapie bestaat uit het geven van emetica binnen twee uur na opname van de stof, of medicinale koolstof (b.v. Norit®) en osmotische laxantia (tot 50 gram Natriumsulfaat/dier) binnen drie uur na opname. Er is vloeistoftherapie nodig om de dehydratie op te heffen en om de urine-excretie op gang te houden van de stof en zijn metabolieten. Indien er een niet te corrigeren oligurie of anurie bestaat, is het mogelijk om dialyse via het peritoneum met hoge bicarbonaat/low acetate dialysate te gebruiken. Alcohol (ethanol) Sinclair minivarkens consumeren alcohol vrijwillig. De toxische dosis van pure alcohol is ongeveer 8 g/kg, enkele dosis. Een acute vergiftiging begint met een fase waarin de dieren erg opgewonden raken, snel hierna gevolgd door collaps, coma en sterfte door respiratoire paralyse. Algen Blauwalgen (Microcystis, Anabena, Aphanizomenon) ontwikkelen zich soms in water bij warm weer. Varkens die hierin baden of ervan drinken kunnen last krijgen van speekselen, anorexie, braken, buikpijn, dyspneu, cyanose, tremoren, diarree, icterus, photosensitisatie, convulsies en plotselinge sterfte. De toxinen zijn neuro- en hepatotoxisch en verschijnselen kunnen binnen een uur na opname optreden met sterfte binnen 24 uur. De therapie bestaat uit het geven van onbesmet water, actieve kool (Norit®) en een laxerende dosis minerale olie. Chemische stoffen In en om het huis zijn allerlei chemische stoffen te vinden die toxisch kunnen zijn zoals D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 43
schoonmaakmiddelen, verf, herbiciden etc. Het beschrijven van de therapie bij intoxicaties met deze stoffen gaat te ver in het kader van dit memorandum. Hiervoor wordt verwezen naar speciale literatuur over intoxicaties of het Nationaal Informatiecentrum voor Vergiftigingen (tel 030-2748888). Chocolade Chocolade bevat theobromine (3,7-dimethylxanthine), een alkaloïd van de cacaoboom Theobroma cacao, en wat caffeïne (1,3,7-trimethylxanthine). Pure chocolade bevat de meeste theobromine. Honden kunnen al verschijnselen krijgen bij het eten van 1,3 mg pure (bakkers-) chocolade of 13 mg melkchocolade per kg lichaamsgewicht; de tienvoudige dosis kan bij een hond fataal zijn. De dosering van honden mag geëxtrapoleerd worden naar varkens. Theobromine heeft een direct stimulerend effect op het hart en veroorzaakt diurese en symptomen als dorst, braken, diarree, incontinentia urinae, prikkelbaarheid, nervositeit, spasmen, coma en hartstilstand. Het kan enige tijd duren (± 8 uur) na de opname van de chocolade voordat er verschijnselen optreden, omdat de theobromine volledig wordt opgenomen uit het maagdarmkanaal, maar daarna slechts langzaam wordt uitgescheiden zodat er sprake is van een cumulatief effect. Therapie (bij honden) bestaat uit het geven van emetica, actieve koolstof (Norit®) en het bewaken van de hartfunctie en de vochtbalans. Organofosfaat / fosforesters Deze middelen tegen o.a. schurft kunnen vergiftigingen geven. Symptomen bij een intoxicatie zijn miosis, spierrillingen, speekselen, frequent urineren, bradycardie, buikpijn, diarree, versnelde ademhaling en spierrillingen overgaand in paralyse en circulatiestoornissen met als gevolg sterfte. Antidoot is atropinesulfaat 0,5 mg/kg (NIET gebruiken bij overdosering amitraz). Trichloorfon, gegeven tijdens de dracht kan trilbiggen, arthrogrypose en verlammingen veroorzaken. Ook moet men oppassen bij het geven van anaesthetica en spierverslappers indien een dier pas daarvoor behandeld is met cholinesteraseremmers.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 44
Rodenticiden en andere bestrijdingsmiddelen Strychnine geeft na opname snel symptomen als stijfheid van de spieren en nerveus, angstig en gespannen gedrag. Later treden spasmen op, spontaan of bij een hard geluid, aanraking of fel licht. Warfarine / cumarine (rattengif) geeft bloedingen door vitamine K-antagonisme. Thalliumintoxicatie geeft gastro-intestinale verschijnselen, buikpijn, dyspneu, blindheid, conjunctivitis, gingivitis, tremoren, toevallen, koorts en chronische dermatitis. Zware metalen Lood, kwik, arsenicum en zink worden genoemd. Zink zit b.v. in bepaalde muntjes, shampoo en sunblocklotions. IJzerintoxicatie kan optreden na ijzerinjectie bij jonge biggen. Planten(delen) Er zijn vele vergiftigingen door planten op te lopen en deze worden dan ook niet allemaal genoemd. Kamerplanten die giftig zijn: Dieffenbachia, philodendron, kalanchoe, dracaena spp, oleander, cyclamen etc. Tuin- en wilde planten: Hulst (blad en bessen), zwarte nachtschaduw, adelaarsvaren, buxus, taxus (erg giftig!), lupinus spp., ligusterum spp., rhododendron spp, eikels van de eikeboom, jacobskruid, monnikskap, ridderspoor, ranunculus spp. (blaartrekkende e.a. boterbloemen), helleboris spp. (H. niger of witte kerstroos, H. foetidus of nieskruid e.a.), bollen van hyacinthen en narcissen, vingerhoedskruid e.v.a. Intoxicaties door mycotoxinen *Aflatoxicosis Vooral jonge biggen en drachtige zeugen zijn gevoelig voor de toxinen van Aspergillus flavus en A. parasiticus die groeien op pinda’s, sojabonen, maïs, en andere granen op het veld of tijdens opslag. Vocht en warmte spelen een rol bij de groei. De lever is het voornaamste orgaan dat wordt aangetast. Er kunnen acute uitbraken zijn waarbij dieren dood gaan na een periode van lusteloosheid of subacute uitbraken waarbij zwakte, anorexie en plotselinge sterfte optreedt. Bloedingen kunnen voorkomen.
Ochratoxicosis, veroorzaakt door ochratoxine en citrinine dat wordt geproduceerd door Aspergillus ochraceus en andere Aspergillus spp., Penicillium viridicatum en P. citrinum geeft perirenaal oedeem, vergrote bleke nieren met cysten in de cortex en tubulaire degeneratie en fibrose. Immunosuppressie komt hierbij ook voor. *Fusariotoxicosis Fusariën zijn schimmels die groeien op gra-
nen en maïs. Vooral bij koud en vochtig weer worden de toxinen geproduceerd. Fusarium trinctum geeft oedemen, daling van de leucocyten en diarree; F. scirpi geeft roodverkleuring van de vulva; F. graminearum (F2-toxine/zearalenon) geeft vaginitis, vulvazwelling en vulvaprolaps. Zearalenon heeft een sterke oestrogeenachtige werking en kan ook ontwikkeling van de mammae, ovarium atrofie, pseudograviditeit of kleine worpen geven.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 45
HOOFDSTUK V: Infectieziekten bij hangbuikzwijnen Er is niet veel bekend over de gevoeligheid van Vietnamese hangbuikzwijnen voor ziekten van gangbare varkens, maar in principe zijn ze gevoelig voor alle varkensziekten. Veelal zullen gezondheidsproblemen samenhangen met een verkeerde manier van houden of verzorgen. Vietnamese hangbuikzwijnen worden veel ouder dan het gemiddelde gangbare varken en er is weinig bekend over aandoeningen van oudere varkens. Voor afbeeldingen van de ziektebeelden wordt verwezen naar het “Handboek Varkensziekten”, bewerkt door Van der Valk en Vellenga. Zoals aangegeven staan de diagnostische mogelijkheden voor de diverse infectieziekten weergegeven in bijlage I. VIRUSZIEKTEN Vietnamese hangbuikzwijnen zijn gevoelig voor alle virusziekten die ook bij gangbare varkens voorkomen. Het verschil ligt in het feit dat hangbuikzwijnen meestal niet intensief gehouden worden, zodat de infectiedruk lager is. De kans dat ze in aanraking komen met een virus is kleiner. Men moet echter wel rekening houden met air-borne ziekten zoals Influenza en de ziekte van Aujeszky. De behandeling van virusziekten is net als bij andere diersoorten symptomatisch. Porcine Parvovirusinfecties PPV komt zeker voor bij hangbuikzwijnen. Parvovirus is een van de oorzaken van vruchtbaarheidsproblemen bij varkens. Het is een onderdeel van het SMEDI-syndroom en veroorzaakt o.a. embryonale sterfte en mummificatie. Vooral ongevaccineerde, nietimmune gelten of zeugen zijn gevoelig. De dieren zijn er zelf niet ziek van. Infectie vindt plaats door contact met gecontamineerde faeces. Het verloop en de symptomen zijn zoals beschreven voor gangbare varkens. Dit porcine parvovirus veroorzaakt geen diarree zoals
parvovirusinfecties doen bij honden. Er kan tegen parvovirusinfecties preventief worden geënt. De diagnose kan worden gesteld door parvovirus aan te tonen in het buikvocht van doodgeboren biggen middels een PCR en door het aantonen van antistoffen in het bloed van de zeug. Varkenspokken Dit is een virus dat wordt overgebracht door luizen en vliegen en het kan ook van big tot big gaan. Het virus tast de huid aan, waarbij de laesies vaak alleen aan de buikzijde zitten maar de pokken kunnen ook gegeneraliseerd voorkomen. De ziekte is zelflimiterend en therapie is daarom niet nodig, behandeling met topicale en parenterale antibiotica tegen eventuele secundaire bacteriële infecties is wel geïndiceerd bij ernstige gevallen. De ziekte duurt meestal drie tot vijf weken. Het virus is aan te tonen in de pokken. Varkens die lijden aan varkenspokken moeten niet worden geënt tegen andere ziekten, omdat ze tijdens de ziekte niet reageren op de enting. Er is geen vaccin tegen varkenspokken beschikbaar. Mond- en klauwzeer3 Dit is een zeer besmettelijke virusziekte die de klauwen, uier, het mondslijmvlies en de wroetschijf aantast. Hierop verschijnen blaren, later worden dit pijnlijke zweren. Het beeld is niet te onderscheiden van een infectie met het onschuldige blaasjesziektevirus. Blaasjesziekte (Swine Vesicular Disease, SVD)3 Deze ziekte is klinisch niet te onderscheiden van mond- en klauwzeer. In Nederland wordt verplicht bloed gecontroleerd op SVD bij alle varkens, met uitzondering van de hobbyvarkens.
Voor deze ziekte bestaat er een aangifteplicht. Bij verdenking contact opnemen met VWA: 045-5354232
3
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 46
Ziekte van Aujeszky (Pseudo-Rabies)3 Dit virus geeft aantasting van het centrale zenuwstelsel en pneumonie of storingen in de fertiliteit bij zeugen. Hierbij kan er sprake zijn van het SMEDI-syndroom. Katten, honden en runderen kunnen aangetast worden door het virus van Aujeszky, het verloop is vaak fataal. Het opvallendste symptoom bij honden en katten is jeuk. De jeuk wordt bij varkensachtigen niet gezien. Er kan tegen de Ziekte van Aujeszky gevaccineerd worden. Echter, de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE) bereiden op dit moment een verbod op vaccineren tegen de Ziekte van Aujeszky voor. Voor vragen m.b.t. vaccinatie tegen Ziekte van Aujeszky kan contact opgenomen worden met de PVE (079-3689100). Voor diagnostische mogelijkheden zie Bijlage 1 Klassieke varkenspest3 Klassieke varkenspest komt voor in een acute en een chronische vorm. De symptomen van acute Klassieke varkenspest zijn koorts, oogontsteking, anorexie met verstopping en later diarree. De varkens vertonen hersenverschijnselen en krijgen puntbloedingen in de huid. De chronische vorm geeft een aspecifiek symptomenbeeld. Het klinische beeld wordt bepaald door de secundaire infecties. Er bestaat een vaccin maar er mag alleen onder bepaalde omstandigheden gevaccineerd worden tegen Klassieke varkenspest. Afrikaanse varkenspest3 Deze infectieziekte komt klinisch en pathologisch overeen met de klassieke varkenspest. Er bestaat nog geen vaccin tegen Afrikaanse varkenspest. Afrikaanse varkenspest is in Nederland voorgekomen na het voeren van keukenafval. Rabies3 Rabies komt in Nederland alleen in de grensstreek met Duitsland zeer zelden voor bij het gangbare varken. De meest opvallende symptomen zijn zenuwverschijnselen, zoals excitatie en verlammingen. Inclusion body rhinitis (IBR) Dit is een virale rhinitis bij varkens. Klinisch uit deze infectie zich als een acute, kortdurende rhinitis. De diagnose is te stellen door
het aantonen van intracellulaire insluitlichaampjes bij microscopisch onderzoek van een neusswab. Er is geen therapie nodig omdat de ziekte zelflimiterend is. Drachtige, niet-immune zeugen die geïnfecteerd raken, kunnen verschijnselen vertonen die op het SMEDI-syndroom lijken. Er is geen vaccin beschikbaar Influenza Deze virusinfectie veroorzaakt bij het hangbuikzwijn een pneumonie. Het influenza Avirus infecteert varkens en mensen, het is een zoönose. Tegen Influenza kan gevaccineerd worden. Bij de gangbare varkensachtigen komen de volgende types Influenza voor: H1N1, H1N2 en H3N2 het is niet bekend of H1N2 ook bij hangbuikzwijnen gediagnostiseerd is. Transmissible gastro-enteritis T.G.E. is een oorzaak van diarree bij varkens van alle leeftijden en is aangetoond bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Bij een uitbraak van T.G.E. is het verstrekken van orale rehydratie vloeistoffen de enige therapie. Het is een ziekte met een hoge morbiditeit en een hoge mortaliteit. T.G.E. komt de laatste jaren in Nederland niet meer voor. Rotavirus Rotavirus is aangetoond bij Vietnamese hangbuikzwijnen. Rotavirusinfecties veroorzaken diarree en/of maken het dier vatbaar voor secundaire bacteriële darminfecties. De therapie moet zich richten op de behandeling van deze secundaire infecties. Porcine enterovirus infecties Dit virus is een belangrijke oorzaak van het SMEDI-syndroom bij hangbuikzwijnen (zie hoofdstuk reproductie). PMWS / Wegkwijnziekte Postweaning Multisystemic Wasting Syndrome is in 1991 en 1995 voor het eerst in Canada beschreven. In 2000 traden in Nederland de eerste gevallen op. De ziekte wordt veroorzaakt door het porcine circovirus type 2. Het tast vooral jonge dieren vanaf 6 weken leeftijd aan en de symptomen zijn divers. Anemie, icterus, anorexie, groeivertraging, ademhalingsproblemen en diarree zijn beschreven. Onder de aangetaste dieren kan de D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 47
mortaliteit oplopen tot 80%. Bij sectie wordt een bleek, icterisch kadaver met vergroting van diverse lymfeknopen en een interstitiële pneumonie gevonden. Bij histologie vindt men insluitlichaampjes in de zogenaamde reuscellen. Naast preventieve hygiënemaatregelen bestaat er geen therapie. PRRS-virus Porcine reproductive and respiratory syndrome is een ziekte die bij oudere dieren reproductiestoornissen, zoals abortus en vroeggeboorten, veroorzaakt en bij biggen en jonge dieren respiratoire klachten geeft. Een andere naam voor de ziekte is Abortus Blauw. De verwekker is het “Lelystad-virus”, een RNA-virus. De ziekte is in 1990 voor het eerst in Nederland gezien. Bij de eerste introductie op een vermeerderingsbedrijf treden ernstige reproductiestoornissen op. De zeugen aborteren op dag 107-112 of er worden veel zwakke en dode biggen geboren à terme. Bij jonge biggen en vleesvarkens treden respiratoire klachten, anorexie en koorts op. Er bestaan zowel dode als levende vaccins tegen PRRS. In Nederland komen zowel de Europese als de Amerikaanse stam voor. Alvorens te gaan vaccineren is het belangrijk eerst na te gaan welke stam in de hangbuikzwijnen aangetroffen is. Overige virusziekten Er wordt in de literatuur geen melding gemaakt van vomiting and wasting disease, de ziekte van Teschen3 en porcine epidemische diarree (PED). Er is echter geen reden om aan te nemen dat hangbuikzwijnen hiervoor niet gevoelig zouden zijn. De ziekte van Teschen of Talfan disease komt in Nederland niet voor maar er geldt wel een aangifteplicht voor. In Duitsland is de ziekte wel voorgekomen. BACTERIËLE ZIEKTEN Vlekziekte Vlekziekte wordt veroorzaakt door Erysipelothrix rhusiopathiae. De bacterie komt ubiquitair voor en kan worden aangetroffen in mest, gier, water en in de bodem maar ook in de tonsillen van gezonde varkens. Besmetting van varkens vindt plaats via direct of indirect contact van varkens onderling. De dieren D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 48
kunnen oraal worden besmet, via wondjes (b.v. bij tandvleesbeschadiging door tanden knippen) of door insectensteken. De symptomen bij een vlekziekte-infectie kunnen erg variëren. Vlekziekte kan de oorzaak zijn van huidveranderingen zoals roodheid, cyanose en Backsteinblättern (verheven, rode, rechthoekige vlekken), van endocarditis, chronische arthritis en plotselinge sterfte. In een vroeg stadium is de ziekte te behandelen met antibiotica. Chronische gevallen reageren niet meer op een behandeling. Vaccinatie ter preventie van vlekziekte is mogelijk. Vlekziekte is een zoönose. Streptokokken Streptococcen spp. komen ubiquitair voor en behoren tot de flora van huid en slijmvliezen van dieren en mensen. Ze worden genoemd als verwekkers van infectieuze arthritis bij het hangbuikzwijn als gevolg van een infectie via de navel of via schaaf-, vecht- of tandvleesverwondingen. Ook via de lucht kunnen dieren geïnfecteerd worden. Streptokokkeninfectie kan een fibrinopurulente synovitis, meningitis, pericarditis met peritonitis, vaginitis, cervicitis, metritis en orchitis veroorzaken. Streptoccus suis wordt genoemd als een van de veroorzakers van pneumonie en valvulaire endocarditis bij het hangbuikzwijn. Streptococcus suis type 2, maar ook andere Streptococcus spp. tasten het centrale zenuwstelsel aan. Het zijn vaak jonge biggen die geïnfecteerd raken met streptokokken. De therapie bij een streptokokkeninfectie bestaat uit het geven van antibiotica. Preventie van streptokokkeninfecties bestaat uit een goede desinfectie van de navel en het voorkomen van wondjes door tanden knippen, vechten, ruwe vloeren etc. en goede aseptiek bij ingrepen. Streptococcus suis type 2 is een zoönose en kan de mens via kleine huidwondjes infecteren. Het veroorzaakt bij de mens een meningitis. In de zomer van 2005 is een uitbraak met Streptococcus suis type 2 in China geconstateerd. Stafylokokken Staphylococcus spp. komen ubiquitair voor op huid en slijmvliezen van mens en dier en ze veroorzaken arthritis, synovitis, meningi-
tis en pericarditis. Staphylococcus hyicus is de veroorzaker van een exsudatieve epidermitis die smeerwrang genoemd wordt bij gegeneraliseerd optreden en smeerpokken bij lokale aantasting. Het wordt gezien als een secundaire infectie. De ziekte wordt meestal gezien bij biggen jonger dan acht weken oud, maar kan ook gezien worden bij oudere dieren. Bovendien komt het meer voor bij biggen van gelten en biggen die te weinig colostrum hebben gehad. De aangetaste dieren zijn in de acute fase bedekt met een vettige substantie die uit talg en wondvocht bestaat. Er bestaat ook een dermatitis die pustulaire laesies geeft bij de haarfollikels (stafylokokken acne). De therapie bij stafylokokkeninfecties bestaat uit het systemisch toedienen van antibiotica. Bij smeerwrang worden antibiotica systemisch gegeven met daarbij topicaal antibioticazalf, of wassingen met milde desinfectantia. De preventie van stafylokokkeninfecties bestaat uit een goede colostrum opname en het voorkomen van huidwondjes. Listeriose Listeriose wordt veroorzaakt door Listeria monocytogenes. Het is een kiem die ubiquitair voorkomt. Bij veel diersoorten en de mens wordt de bacterie in de faeces aangetroffen. Listeriose is bij schapen en runderen van groter belang dan bij het varken, waarbij het een weinig voorkomende aandoening is. Listeria monocytogenes wordt genoemd als een van de oorzaken van aantasting van het centrale zenuwstelsel bij het hangbuikzwijn. Listeriose is een zoönose en kan bij de mens een encefalo-meningitis, abortus en septicaemie veroorzaken en er is bij de mens ook een huidvorm bekend. Haemophilus parasuis H. parasuis komt in de hele wereld voor en veroorzaakt de ziekte van Glässer, een fibrineuze polyserositis. De kiem wordt gevonden in de luchtwegen van klinisch gezonde biggen. De bacterie wordt genoemd als een van de oorzaken van infectieuze arthritis, pericarditis en kan het centrale zenuwstelsel aantasten. Vaccinatie is mogelijk.
Actinobacillus pleuropneumoniae (APP) Varkens dragen deze bacterie mee in hun voorste luchtwegen en tonsillen. De ziekte, gekarakteriseerd door pleuritis en pneumonie, ontwikkelt zich na blootstelling aan stress, slechte ventilatie en andere stressfactoren uit de omgeving. APP tast jonge, groeiende biggen aan, maar andere leeftijden kunnen ook worden aangetast. De acute vorm van APP kan plotselinge sterfte veroorzaken met bloederig schuim uit de bek en neusgaten. De chronische vorm veroorzaakt longabcessen en adhaesies van de longen aan de thoraxwand. Overige symptomen kunnen zijn: geringe tot ernstige hoest, ruig haar, verlies van eetlust, verhoogde temperatuur en een stijve gang maar ook een bonzende hartslag en ernstige respiratoire problemen met cyanose kunnen voorkomen. Pericarditis kan optreden na een aanvankelijk succesvolle pneumoniebehandeling en kan plotselinge sterfte veroorzaken. De therapie van APP bestaat uit hoge doseringen antibiotica om de longabcessen te kunnen bereiken. Het vermijden van stress en een goede huisvesting werken preventief bij APP. Vaccinatie is mogelijk tegen APP en wordt aanbevolen indien er problemen zijn. Actinobacillus suis Jonge biggen kunnen door infectie hiermee een septicaemie krijgen; oudere biggen krijgen meestal een arthritis, polyarthritis of pneumonie. Soms worden subcutane abcessen gezien. Pseudomonas aeruginosa Deze bacterie kan als primaire oorzaak van pneumonie bij het Vietnamese hangbuikzwijn gevonden worden. Bij gangbare varkens komt dit niet vaak voor. Er is mogelijk een genetische predispositie bij het Vietnamese hangbuikzwijn aanwezig in de VS omdat er daar een gelimiteerd genetisch bestand is. Factoren die meespelen in het ontstaan van de ziekte zijn stress o.a. transport of extreem heet en vochtig weer en management. Sterfte na recent optreden van respiratoire symptomen wordt beschreven, maar ook herstel na therapie met antibiotica.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 49
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 50
Bordetella bronchiseptica zie Atrofische rhinitis.
katten verspreid kan worden en vanwege de vervorming van de snuit die kan optreden.
Pasteurella multocida zie Atrofische rhinitis.
Mycoplasma spp. Mycoplasma hyopneumoniae is de verwekker van enzoötische pneumonie bij het hangbuikzwijn en predisponeert de longen voor secundaire bacteriële infecties zoals P. multocida en B. bronchiseptica. In Nederland komt de kiem op vrijwel alle varkensbedrijven voor. Bij dieren die nog niet eerder met de bacterie in contact zijn geweest kan deze een acute pneumonie veroorzaken. Deze vorm komt in Nederland zelden voor. Overdracht vindt plaats via aërosol of via direct of indirect contact. M. hyopneumoniae tast de bronchiale epitheelcellen aan en vermindert de bronchiale leucocyten activiteit. In principe dringen de bacteriën niet door tot in het longweefsel. De therapie van Mycoplasma hyopneumoniae-infecties bestaat uit het geven van antibiotica. Vaccineren is mogelijk. Dit wordt aanbevolen door sommige auteurs omdat er door M. hyopneumoniae meer kans is op secundaire infecties die de longcapaciteit, die relatief klein is bij het hangbuikzwijn, ernstig aan kunnen tasten. Mycoplasma spp. kunnen ook een infectieuze arthritis veroorzaken. Mycoplasma hyorhinis kan arthritis bij biggen van 3 tot 10 weken leeftijd veroorzaken. Stress is predisponerend. De symptomen bestaan uit koorts, gezwollen gewrichten, kreupelheid en de dieren weigeren te bewegen. De diagnose is moeilijk te stellen omdat de kiem zich nauwelijks laat kweken. M. hyosynoviae veroorzaakt arthritis nadat er een sepsis via intranasale invasie ontstaan is. De varkentjes zijn 6 tot 8 weken oud voordat ze geïnfecteerd raken en 10 tot 20 weken oud als ze klinische symptomen gaan vertonen. De ziekte wordt gekarakteriseerd door een acute kreupelheid die 3 tot 10 dagen duurt, gevolgd door een geleidelijke verbetering. Het is een non-suppuratieve polyarthritis met weinig tot geen koorts.
Atrofische rhinitis (A.R.) Atrofische rhinitis kan worden veroorzaakt door Bordetella bronchiseptica en door het toxine van Pasteurella multocida (type D en A). Varkens kunnen dragers zijn van B. bronchiseptica en van Pasteurella en ze worden van zeug op big of van varken op varken overgebracht, maar ze kunnen ook door honden en katten verspreid worden. A.R. tast meestal jonge of pasgespeende biggen aan maar komt ook bij oudere dieren voor. Predisponerend voor het optreden van A.R. werken agentia die het neusslijmvlies irriteren zoals stof, ammoniak, virussen of bacteriën. Er treedt een rhinitis op. De klinische symptomen bestaan uit niezen met neus- en ooguitvloeiing, snuiven en groeiachterstand. In de neusuitvloeiing kan bloed zitten. Bij een ernstige aantasting treedt er deviatie van de snuit op, doordat de botaanmaak gestoord raakt en de conchae atrofiëren door de geproduceerde bacteriële toxinen. In de varkenshouderij wordt het optreden van A.R. sterk beïnvloed door omgevingsfactoren. Omdat hangbuikzwijnen zelden gehuisvest worden in een dichtbevolkte of slecht geventileerde omgeving zal de deviatie van de neus minder vaak optreden. Bovendien is de snuit van een hangbuikzwijn al wat kort en gerimpeld, waardoor het onderscheid met een door A.R. aangetaste snuit moeilijk kan zijn. Een vervormde snuit door A.R. maakt het varken gevoeliger voor pneumonie omdat de filterfunctie van de neus is aangetast. Antibiotica toediening is mogelijk als therapie, maar vervormingen die al zijn opgetreden zullen hierdoor niet verdwijnen. De preventie bestaat uit het optimaliseren van het milieu en vaccinatie. Actieve immunisatie van de gelt of de zeug geeft via het colostrum passieve immunisatie van de biggen. Vaccinatie wordt voor ieder hangbuikzwijn aanbevolen omdat A.R. een vaak voorkomende oorzaak van rhinitis bij varkens is van alle leeftijden, omdat het door honden en
Clostridium perfringens type C Deze bacterie veroorzaakt neonatale diarree door toxinenvorming. De symptomen variëren van milde, kortdurende tot bloederige diarree. Therapie bestaat uit het geven van D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 51
antiserum oraal of systemisch en antibiotica. De zeug kan worden gevaccineerd ter preventie van problemen bij een eventuele volgende toom biggen. Escherichia coli E. coli behoort tot de Enterobacteriaceae en deze hebben een ubiquitaire verspreiding. Ze komen in het darmkanaal voor maar ook in de grond en in het water. Coliforme bacteriën veroorzaken neonatale diarree (colibacillosis), speendiarree, oedeemziekte, (poly)arthritis en meningitis, cystitis en nephritis. E. coli-diarree en oedeemziekte, een septicaemie door toxinen met als gevolg neurologische verschijnselen, zijn de meest voorkomende bacteriële ziektecomplexen bij hangbuikzwijnen. Predisponerende factoren zijn een gebrek aan natuurlijke afweer door slechte colostrumopname, een verontreinigde omgeving en overvoeren. Speendiarree kan resulteren in ernstige dehydratie en sterfte. De therapie bestaat uit orale of parenterale antibiotica, het corrigeren van de dehydratie en het verwijderen van omgevingsfactoren die bijdragen aan de ziekte. Vaak zullen biggen goed reageren op medicijnen die voor hetzelfde doel bij puppies worden gebruikt. Vaccinatie van zeugen kan bijdragen aan het verminderen van de problemen bij de biggen. Salmonellosis S. typhimurium veroorzaakt colitis en als gevolg hiervan kan er een rectumstrictuur met een opgezette buik optreden. S. cholerasuis veroorzaakt laesies in meerdere orgaansystemen. Deze bacterie, die niet in Nederland wordt gezien, wordt genoemd als oorzaak van pneumonie en kan het centrale zenuwstelsel aantasten. Diarree wordt er niet altijd bij gezien. De therapie bij salmonellosis bestaat uit antibiotica en ondersteunende maatregelen ter preventie van uitdroging. Brachyspira hyodysenteriae Varkensdysenterie (dysenterie Doyle) wordt veroorzaakt door B. hyodysenteriae. De bacterie wordt overgebracht door dragers, via besmette mest, via besmette kleding en schoeisel en door muizen en ratten. De verschijnselen variëren van een subklinisch ziektebeeld D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 52
tot bloederige diarree en sterfte. Varkens van allerlei leeftijden kunnen aangetast worden maar komt het meest voor bij biggen na het spenen. De therapie bestaat uit het geven van antibiotica parenteraal bij ernstig zieke dieren of oraal via drinkwater of voer. Medicatie van het voer kan met een premix worden toegepast, ook ter preventie van de ziekte. Preventief worden muizen en ratten bestreden. De omgeving wordt gedesinfecteerd na te zijn schoongemaakt en gedroogd. Brucellose3 Brucellose wordt veroorzaakt door Brucella melitensis var. suis. Overdracht vindt plaats via opname van gecontamineerde faeces, vaginale uitvloeiing of geaborteerde foetussen. Beren kunnen Brucella overbrengen met besmet sperma. Hazen kunnen besmet zijn met B. suis en spelen waarschijnlijk een rol bij de verspreiding van Brucellose onder wilde varkens en mogelijk bij varkens met weidegang. Brucella suis veroorzaakt orchitis en ontsteking van de accessoire geslachtsklieren bij beren en abortus en steriliteit bij zeugen. Nederland is vrij van Brucellose. De ziekte is aangifteplichtig. Behandeling en preventieve vaccinaties zijn verboden. Bovendien is Brucellose een zoönose. Het ziektebeeld bij de mens wordt gekenmerkt door koorts met dagelijkse en periodieke schommelingen. Er treedt sterke transpiratie op en miltzwelling met eventueel ook leverzwelling. Leptospirose Er zijn verschillende serotypen leptospira. In Nederland wordt L. bratislava beschouwd als belangrijkste type dat gangbare varkens kan infecteren. Er is echter nog geen infectie beschreven met L. bratislava bij hangbuikzwijnen. Een infectie met Leptospiren zouden bij hangbuikzwijnen de volgende verschijnselen kunnen veroorzaken: cystitis, nephritis, vaginitis, cervicitis en metritis. Leptospiren tasten bij varkensachtigen vooral de nieren aan wat resulteert in uitscheiding van leptospiren via de urine. Overdracht van leptospiren gebeurt via de urine van besmette varkens en ratten of ze worden bij de dekking overgebracht. De infectie vindt plaats via wondjes in de huid, via de mucosa of de conjunctiva. De leptospiren passeren de placenta waarna abortus
optreedt 1 tot 4 weken later. Er kunnen echter ook gemummificeerde vruchten, doodgeboren biggen of zwakke, levend geboren biggen voorkomen. De therapie bij leptospirose bestaat uit het geven van antibiotica. Het is echter ook belangrijk om ratten en muizen te bestrijden. Bovendien moet men vermijden dat het hangbuikzwijn op een terrein of bij waterplassen kan komen die met urine besmet zijn. Leptospirose is een zoönose en veroorzaakt varkenshoedersziekte. Eubacterium suis Deze bacterie kan een cystitis en een nephritis veroorzaken en wordt overgebracht via de beer. Therapie bestaat uit antibiotica gekozen op basis van een antibiogram. Actinomyces pyogenes A. pyogenes is een veroorzaker van kreupelheid bij jonge biggen. Er ontstaat een chronische laesie met pasteus groen, purulent exsudaat en peri-articulaire fibrose. Tuberculose Aviaire tuberculose is meestal de oorzaak van infecties bij gedomesticeerde varkens maar varkens zijn ook gevoelig voor bovine en humane tuberculose. De overdracht vindt plaats via ongekookt pluimveevlees, vuilnis of ongepasteuriseerde melk. Er wordt ook melding gemaakt van aviaire t.b.c. infectie via besmet zaagsel dat als bodembedekking werd gebruikt. Tetanus Tetanus wordt veroorzaakt door Clostridium tetani. Deze bacterie komt ubiquitair voor en dringt het lichaam binnen via wondjes. Het is een ziekte die zelden voorkomt. Het ziektebeeld is zeer typisch en wordt gekenmerkt door spierstijfheid. Tetanus hoort daarom thuis in de differentiële diagnose van een stijf lopend varken, zeker indien dit dier in aanraking kan komen met paardenfaeces of met grond die hiermee verontreinigd is. Hygiënische omstandigheden voor dieren met wonden, aseptiek bij ingrepen, wondtoilet en goede naveldesinfectie kunnen de kans op tetanusinfecties reduceren.
PARASITAIRE ZIEKTEN Vietnamese hangbuikzwijnen zijn gevoelig voor dezelfde ecto- en endoparasieten als het gangbare varken. Net als varkens die de beschikking hebben over een uitloop staan ook hangbuikzwijnen die buiten lopen bloot aan bepaalde worminfecties die bij varkens zonder uitloop nauwelijks voorkomen. Alle genoemde endoparasieten kunnen bij varkens met uitloop voorkomen. Bij varkens zonder uitloop kunnen alleen Ascariden voorkomen omdat die geen fase in hun cyclus hebben die van uitloop afhankelijk is. Ectoparasieten De meest voorkomende ectoparasieten zijn schurftmijten (Sarcoptes scabei var. suis) en luizen (Haematopinus suis). De symptomen van luizen en schurftinfecties zijn jeuk en een geïrriteerde huid. Schurft geeft bovendien een verdikte en schilferige huid vooral bij de kop en in het axillaire gebied. Eigenaren die hangbuikzwijnen met schurft gehanteerd hebben kunnen last krijgen van erythemateuze laesies op de huid van hun borst. Net als bij eigenaren van honden met schurft (Sarcoptes canis) is deze infectie bij de mens niet blijvend en zal deze spontaan verdwijnen indien het huisdier behandeld wordt. De schurftmijt kan gediagnostiseerd worden door middel van microscopisch onderzoek van huidafkrabsels van de oorschelpranden. De diagnose luizen is te stellen door inspectie. Dit kan op de donkere huid van het hangbuikzwijn lastig zijn. De therapie voor beide aandoeningen bestaat uit het parenteraal toedienen van een ectoparasiticum. Let op de tekst in de bijsluiter, deze middelen dienen vaak subcutaan toegediend te worden. Er zijn ook pour-on behandelingen tegen luizen en schurftinfecties. Het hele varken wassen of besproeien met een antischurftmiddel of anti-luismiddel is ook mogelijk. *Vlooien, oormijten, demodex-schurft Het komt af en toe voor dat er vlooien te vinden zijn op het hangbuikzwijn maar dit zijn honden- of kattenvlooien die geen blijvende besmetting vormen. Er wordt ook melding gemaakt van oormijten bij als huisdier gehouden minivarkens, maar D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 53
deze zouden niet veel voorkomen. In zeldzame gevallen kan er sprake zijn van Demodexschurft (follicular mange) waarbij zich een pustulaire dermatitis zou ontwikkelen. De mijt die bij varkens wordt gevonden is Demodex phylloides. Endoparasieten De endoparasieten die voor kunnen komen zijn spoelwormen (Ascaris suum), zweepwormen (Trichuris suis), knobbelwormen (Oesophagostomum spp.), rode maagwormen (Hyostrongylus rubidus), aaltjeswormen (Strongyloides ransomi) en longwormen (Metastrongylus spp.). Er worden nog enkele andere wormen genoemd: nierworm (Stephanurus dentatus), Ascarops strongylina, Trichinella spiralis, Taenia hydatigena en Macracanthorhyncus hirudinaceus. Leverbotinfecties (Fasciola hepatica) kunnen ook bij het varken met weidegang voorkomen in leverbotrijke jaren. In de literatuur over hangbuikzwijnen wordt hier geen melding van gemaakt. Symptomen die voor kunnen komen bij infecties met endoparasieten zijn slechte eetlust, gewichtsverlies, diarree en een vertraagde groei en ontwikkeling. Hoesten kan voorkomen bij Ascariosis (migrerende larven) en Metastrongylosis. Trichuris suis en Strongyloides ransomi kunnen bloederige diarree veroorzaken en een oorzaak zijn van anemie. De larvale stadia van Strongyloides ransomi infecteren jonge biggen via het colostrum en/of de larven kruipen door de huid. Er kan een beeld ontstaan van neonatale diarree of een beeld dat lijkt op smeerwrang. De therapie, die gebaseerd moet zijn op het resultaat van coprologisch onderzoek, bestaat uit toediening van een goed werkzaam anthelminthicum. Trichuris-infecties zijn lastig te behandelen. Preventie Volwassen hobbyvarkens zouden tweemaal per jaar onderzocht moeten worden op endoparasieten d.m.v. coprologisch onderzoek en biggen vanaf 6 weken tot 6 maanden leeftijd iedere twee maanden.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 54
Preventie van ecto- en endoparasieten wordt aanbevolen. Diverse middelen zijn daartoe beschikbaar. Ter preventie van Strongyloides ransomi infecties bij jonge biggen kan aan zeugen 7 dagen voor de te verwachten werpdatum ivermectine gegeven worden. Ascaris suum kan, naast de boven beschreven verschijnselen van hoest, groeivertraging en eventueel diarree, ook de mens besmetten door contact met besmette faeces maar dit komt zelden voor. Coccidiose Coccidia (Isospora suis) kunnen ook voorkomen bij hangbuikzwijnen. Eimeria spp. worden niet beschreven in de literatuur bij het hangbuikzwijn maar kunnen wel voorkomen bij varkens. Coccidiose veroorzaakt diarree met pasteuze, gele mest bij jonge biggen van 5-15 dagen oud. De dieren scheiden niet altijd oöcysten uit waardoor de diagnose bemoeilijkt wordt. In Nederland is toltrazuril geregistreerd voor de behandeling van coccidiose bij varkens. MYCOSEN Ringworm Deze schimmelziekte komt weinig voor bij varkens. De pathogene species die bij varkens het meeste voorkomen zijn Microsporum nanum en Trichophyton verrucosum; M. canis, M. gypseum en T. mentagrophytes worden ook genoemd. M. canis is erg besmettelijk voor de mens en T. mentagrophytes is een zoönose. Om de diagnose te stellen kan een schimmelkweek, een Woodse lamp (alleen M. canis), of microscopisch onderzoek van huidafkrabsels uitsluitsel geven. De therapie bestaat uit het topicaal en oraal (indien nodig) toedienen van antimycotica. Candidiase Candidiase, een gistinfectie, is gemeld bij het Vietnamese hangbuikzwijn. Candida albicans kan de huid aantasten en de tractus digestivus tot en met het oesophageale deel van de maag. Bij biggen komt een fataal verlopende infectie van de mondholte voor.
HOOFDSTUK VI: sedativa en anaesthetica Anaesthesie Er is relatief veel literatuur over anaesthesie bij hangbuikzwijnen door veelvuldig gebruik van (mini-)varkens in onderzoek. Een aantal anatomische eigenschappen van hangbuikzwijnen zoals de kleine oren, de donkere, stugge, geplooide huid, met dikke subcutane vetlaag, en de moeilijke bereikbaarheid van de bloedvaten, maakt het geven van anaesthesie lastiger dan bij grotere, niet gepigmenteerde Göttinger varkens. Het Vietnamese hangbuikzwijn is gevoeliger voor anaesthetica dan de meeste andere varkensrassen. Er zijn in Nederland weinig sedativa en anaesthetica geregistreerd voor gebruik bij het varken zodat er soms “off-label use” toegepast moet worden. Sedatie/Premedicatie *Azaperon Azaperon is een neurolepticum dat sedatie geeft zonder narcose. De dosering voor sedatie is 1-2 mg/kg lg. Volwassen beren mogen hiervan niet meer dan 1 mg/kg hebben, omdat het protrusie van de penis veroorzaakt met kans op beschadigingen. Azaperon geeft perifere vasodilatatie waardoor de oorvenen makkelijker te injecteren zijn. Anaesthesie voor kortdurende ingrepen. *Stressnil-ketamine Voor kortdurende ingrepen, zoals klauwtjes bekappen, oren schoonmaken, bloed -of echo-onderzoek doen, of van castratie kan de anaesthesie als volgt uitgevoerd worden: premedicatie: 4 mg/kg lg azaperon (Stressnil®), i.m. vlak achter het oor, vervolgens 5 tot 10 minuten wachten; anesthesie: 10 mg/kg lg ketamine i.m. toedienen en lidocaine locaal, 0,5-1 ml.
Anaesthesie voor langdurende ingrepen *Pre-anaesthetisch management Een hangbuikzwijn dat ouder is dan 8 weken moet minimaal 12 uur vasten en mag 4-6 uur geen water meer gedronken hebben voordat het onder anaesthesie gaat. Biggen jonger dan 8 weken mogen geen eten of drinken hebben vanaf 1-2 uur voor inductie. Een dier dat niet heeft gevast moet altijd geïntubeerd worden. Een pre-anaesthetisch klinisch onderzoek van hart en respiratieapparaat moet worden gedaan en het dier moet worden gewogen. Premedicatie: Er wordt atropine (0,04 mg/kg i.m.), s.c. of i.v. toegediend. Atropine voorkomt speekselen en het optreden van een bradycardie. De ogen moeten worden gezalfd. Injectie-anaesthesie: Xylazine (2,2 mg/kg) i.m. en hierna ketamine (12-20 mg/kg) i.m. Deze anaesthesie kan worden verlengd door 2-4 mg/kg ketamine i.v. toe te dienen. Een van de andere mogelijkheden is: xylazine (2,2 mg/kg) i.m. met Zoletil® (4,4 mg/kg) i.m. Inhalatie anaesthesie Inhalatie anaesthesie wordt gebruikt voor onderhoud o.a. bij dieren: - jonger dan twee maanden - waarbij een snelle recovery wenselijk is - voor langdurige chirurgie - in shock - met een orgaandysfunctie Halothaan en isofluraan zijn de meest gebruikte middelen voor inhalatieanesthesie bij hangbuikzwijnen. *Inductie De inductie die vooraf gaat aan de inhalatie anaesthesie kan i.m. of i.v. worden toegediend, maar bij gesedeerde varkens kan inductie ook via een masker plaatsvinden. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 55
*Inductie via injectie anaesthesie Zoletil® (6 mg/kg) met xylazine (2,2 mg/kg) i.m. geeft een veilige en snelle anaesthesie. Een andere dosering (Zoletil® 2 mg/kg met xylazine 2 mg/kg) i.v. geeft een snelle inductie en na 5 minuten kan er al geïntubeerd worden. Zoletil® en xylazine mogen bij elkaar in een spuit. *Inductie via een masker Eerst dient men 3-5 minuten zuurstof (3-4 liter/minuut) toe en daarna 3-4% isofluraan of halothaan met zuurstof. Er kan dan 3-4 minuten later worden geïntubeerd. Isofluraan geeft een snellere inductie dan halothaan. Een varken ademt door de neus. Bij gebruik van een masker mag dit de neusgaten niet dichtduwen. *Intubatie Het plaatsen van een tracheatube is het veiligst voor het handhaven van een vrije luchtweg en voor een veilige inhalatie anaesthesie. Intuberen is lastig bij het hangbuikzwijn (en andere varkens) omdat de bek niet ver open kan, de larynx klein is en een ventrale helling heeft. De overgang naar de trachea verloopt met een knik omdat de trachea iets omhoog loopt. Bovendien zijn varkens gevoelig voor laryngospasme en hebben ze een blind eindigend diverticulum pharyngealis, dorsaal van de oesophagusopening, waarin de tube kan vastlopen. Het is raadzaam om het intuberen van varkens eerst te oefenen op dode dieren.
Foto 15: Inbrengen tube bij hangbuikzwijn. Mond opengehouden mbv “mondhoutje”.
De beste manier om bij een varken een vrije luchtweg te behouden is het verticale deel van de onderkaak naar voren te duwen en hierbij D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 56
de tong naar voren uit de bek te trekken. Voor het intuberen kunnen de kaken van het varken met stroken verband achter de haaktanden open getrokken worden. De laryngoscoop die bij kleine hangbuikzwijnen (< 23 kg) gebruikt kan worden is een laryngoscoop met een groot humaan blad (205 mm Miller) maar bij grotere dieren moet deze verlengd worden. Een blad van 250 mm zou voldoende zijn voor alle maten varkens. De maat van de tube die nodig is, varieert met de grootte van het varken maar zal in vergelijking met een hond van hetzelfde gewicht vaak kleiner zijn omdat de trachea relatief klein is. Als de larynx duidelijk zichtbaar is, moet deze met 2% lidocaïne worden gesprayd. Hierna kan de tracheatube geplaatst worden op twee manieren. De eerste manier is om eerst een polyethyleen urinecatheter in de trachea te plaatsen als geleider waar de tube overheen wordt geschoven. De catheter moet stil gehouden worden na het plaatsen want als deze te ver in de luchtwegen geplaatst wordt kan dit de long beschadigen. De tweede manier is om in de tube een stylet te plaatsen als geleider waarna de tube met stylet in de trachea wordt gebracht. Hierna worden de geleiders uit de tube gehaald en wordt de cuff opgeblazen. De tube kan aan onder- of bovenkaak worden vastgemaakt. *Onderhoud tijdens anaesthesie Halothaan of isofluraan worden toegediend als onderhoud tijdens de gasanaesthesie. Zonder gasanaesthesie kan de anaesthesie worden onderhouden met nadoseringen van injectie-anaesthetica i.v., i.m. of via een infuus. Een (waak-)infuus met b.v. Ringerlactaat kan gegeven worden tijdens de operatie met een snelheid van 11-22 ml/kg/uur. Het varken moet bij een langdurige operatie op een verwarmd kussen liggen. Uiteraard moeten de slijmvliezen, CRT, ademhaling en hartfrequentie in de gaten worden gehouden evenals het temperatuursverloop tijdens de operatie. Recovery en postoperatieve zorg De hartfrequentie, ademfrequentie en de lichaamstemperatuur moeten ook tijdens de recovery in de gaten gehouden worden. In-
dien er sprak is van hypothermie (lichaamstemperatuur < 36,1 °C) dan moet het dier warm worden gehouden. De tracheatube wordt verwijderd indien het varken weer een slikreflex heeft en kauwbewegingen maakt. Als de tube er net uit is gehaald bij het varken moet gedurende 5 minuten goed op afwijkende ademgeluiden gelet worden omdat er mogelijk een laryngospasme of voorste luchtwegobstructie kan optreden. Eventueel moet dan opnieuw worden geïntubeerd. Postoperatieve pijnbestrijding Afhankelijk van de heftigheid en soort van de te verwachten pijn kan er postoperatief een pijnstiller gegeven worden. Voor het varken zijn in Nederland de volgende analgetica geregistreerd voor gebruik bij varkens: Vetalgin® (1,5-2,0 ml/ 10 kg lg. i.v. of i.m.), Ketofen® 10% (3 ml/ 100 kg lg. i.m.), Finadyne® Swine, oplossing voor injectie 50 mg/ ml,(2.2 mg/kg lg i.m.), Novem® 20: 2ml/100 kg lg. i.m. Anaesthesie bij sectio zeug In de literatuur wordt o.a. vermeld ketamine (1,5 mg/kg i.v.) met xylazine (0,75 mg/kg i.v.) gecombineerd met lokale anaesthesie. Indien de mogelijkheid van gasanaesthesie bestaat kan er atropine (0,04 mg/kg i.m.) met azaperon (1-2 mg/kg i.m.) worden gegeven waarna inductie via een masker met isofluraan kan plaatsvinden. Azaperon geeft sedatie van de zeug maar ook slaperige biggen, want het gaat door de placenta heen. Als de biggen warm worden gehouden overleven ze het meestal wel omdat azaperon weinig ademdepressie geeft. Een ander nadeel is dat de zeug sloom is na de bevalling en soms niet in staat te zogen. De kans op doodliggen is groter.
Complicaties tijdens de anaesthesie *Ademhalingsdepressie Diepe algehele anaesthesie geeft bij vette varkens regelmatig als complicatie een ademstilstand. Het is mogelijk dat er bij het vette varken druk op de larynx ontstaat bij strekken van de kop waardoor de ademhaling stopt. De kop moet in een natuurlijke hoek worden gepositioneerd en kunstmatige ademhaling moet worden gestart. Dit kan door iedere 4 seconden druk op het abdomen uit te oefenen tot het dier weer een spontane ademhaling heeft, of geïntubeerd is en beademd wordt. Er kan ook Doxapram® gegeven worden bij dieren die (nog) niet geïntubeerd zijn om de ademhaling te stimuleren. Dit kan i.v. (0,50,9 mg/kg) of onder de tong (enkele druppels) worden toegediend. *Maligne hyperthermie Maligne hyperthermie is een genetisch bepaalde aandoening bij varkens die kan optreden tijdens anaesthesie. Er is nog geen melding gemaakt in de literatuur van maligne hyperthermie bij hangbuikvarkens bij het toedienen van gasanaesthesie met halothaan, maar wel met isofluraan. Symptomen van maligne hyperthermie bestaan uit het optreden van spierstijfheid, hyperthermie, tachycardie en tachypneu tijdens het toedienen van een gasvormig anaestheticum. Indien maligne hyperthermie optreedt, moet het varken zo snel mogelijk worden gekoeld, er moet natriumbicarbonaat i.v. worden toegediend evenals dandrolene sodium p.o. of i.v. Er moet gestopt worden met het toedienen van het anaestheticum en alleen zuurstof gegeven worden. Maligne hyperthermie kan levensbedreigend zijn. Euthanasie Voor euthanasie kan, na sedatie, een geregistreerd euthanaticum intracardiaal, intraveneus of intrapulmonaal worden toegediend zoals Euthanimal® of T61®
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 57
HOOFDSTUK VII: (non-)chirurgische ingrepen Hieronder wordt een aantal ingrepen genoemd bij hangbuikzwijnen. Het beschrijven van de operatiemethoden gaat in het kader van dit Memorandum te ver en hiervoor wordt verwezen naar chirurgiehandboeken en de genoemde artikelen. Bij hobbyvarkens wordt vaker voor een chirurgische oplossing van een probleem gekozen dan bij gangbare varkens. Er is voor operaties bij varkens weinig informatie beschikbaar; er worden vaak methodes gebruikt uit de gezelschapsdierenpraktijk. Tanden knippen bij pasgeboren biggen Het knippen van tandjes bij biggen mag volgens het Ingrepenbesluit (2001) niet routinematig uitgevoerd worden. Als blijkt dat de uiers van zeugen of oren of staarten van de biggen verwond zijn, omdat het knippen van tandjes niet is uitgevoerd, dan is knippen wel toegestaan. Dit moet dan wel gebeuren voordat de biggen zeven dagen oud zijn. Na zeven dagen leeftijd mag het alleen indien een geneeskundige noodzaak bestaat. Biggen worden geboren met 4 snij- en 4 hoektanden. De tanden worden net boven het tandvlees afgeknipt zonder dit en de rest van het mondslijmvlies te beschadigen. Hygiëne moet in acht worden genomen. Een kleine, scherpe draadkniptang kan ervoor worden gebruikt. Een andere methode om de tandjes in te korten is slijpen in plaats van knippen. Bij het slijpen van de tandjes wordt de pulpaholte niet geopend, de kans op infecties wordt daarmee verkleind. Hoektanden verwijderen bij de (gecastreerde) beer Hoektanden van beren zijn gevaarlijk voor mensen en dieren. Deze tanden blijven groeien en het is daarom beter dat ze worden verwijderd. Zeugen en gecastreerde beren hebben ook hoektanden die doorgroeien maar ze worden niet zo groot en gevaarlijk als bij een ongecastreerde beer. Voor het verwijderen van de hoektanden moet het dier gesedeerd D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 58
en/of geanaestheseerd worden. Er kan een draadzaag, een tandboor of diamantslijpschijf, of een Gigli-draad gebruikt worden. Scherpe randen kunnen glad gemaakt worden met een dremel of vijl. De tanden moeten afgezaagd worden tot op het tandvlees. Dit moet afhankelijk van de groeisnelheid iedere 6 tot 24 maanden gebeuren. Extractie van deze tanden is erg moeilijk. Pedicuren Het pedicuren van de klauwen van hangbuikvarkens is regelmatig nodig omdat ze anders te lang worden of een verkeerde stand krijgen. Vooral dieren die niet veel beweging krijgen en weinig op harde bodem lopen moeten geholpen worden. Ook de bijklauwen kunnen te lang worden. De normale stand van de klauwen is een rechte lijn vanaf het carpo-metacarpale gewricht tot de punt van de teen en de hele zool van de klauw heeft contact met de bodem. De gereedschappen zijn dezelfde als die bij het pedicuren van schapen en koeien worden gebruikt. Castratie Castratie van beren is aan te bevelen omdat intacte beren moeilijk te hanteren en zelfs gevaarlijk kunnen zijn en een sterke geur verspreiden. Er moet altijd vóór de castratie gecontroleerd worden op het bestaan van een hernia inguinalis of cryptorchidie. De techniek van castreren hangt af van de leeftijd van de big. Sommige eigenaren vinden het zielig om jonge beertjes te laten castreren en bieden deze pas op oudere leeftijd aan als er gedrags- of andere problemen zijn of omdat ze ze nu ”oud genoeg” vinden. Het beste is om de beertjes op een leeftijd tussen de 2 dagen en 2 maanden, vóór hun pubertijd, die op ongeveer 8 – 10 weken leeftijd begint, te castreren. Varkens jonger dan een week kunnen gecastreerd worden met een open castratie. Hierbij moeten de hangbuikzwijnen niet aan hun achterpoten opgetild worden, in verband met de zwakke struc-
tuur van de poten. De methode van castreren hangt dan af van de voorkeur van de chirurg. Het toedienen van anaesthesie wordt voor elke leeftijdsgroep aangeraden. Er kan op de manier zoals bij honden gebruikelijk is gecastreerd worden waarbij er geen incisie van het scrotum plaatsvindt, de vaten en zaadstreng wel worden afgebonden en de subcutis en huid gehecht worden. Het risico van castratie is een hernia inguinalis waarvoor hangbuikzwijnen gepredisponeerd zijn. Het is daarom raadzaam om beide liesringen te sluiten tijdens de castratie met een horizontale matrashechting en hierbij de stomp van de zaadstreng mee te hechten. Tot de pubertijd zou nog open gecastreerd kunnen worden met incisie van het scrotum en met kneuzen van de vaten en zaadstreng. Indien de beren ouder zijn moeten de vaten worden geligeerd zodat de kans op bloedingen beperkt blijft. Cryptorchidie Cryptorche beertjes (binnenbeertjes) komen bij hangbuikzwijnen regelmatig voor. De cryptorche testikel is vaak in het lieskanaal of bij de binnenste liesring te vinden. Er kan eventueel met een haakje (zoals wordt gebruikt bij een ovariëctomie bij poezen) geprobeerd worden om de testikel in het lieskanaal te retraheren. Indien dit niet lukt en de testikel ligt intra-abdominaal kan het nodig zijn om, net als bij de hond, een laparotomie te doen. Hernia inguinalis Indien er een hernia inguinalis bestaat wordt de incisie over de liesring gemaakt en worden de darmen gereponeerd door draaiing van de tunica vaginalis. Dan wordt de zaadstreng e.d. afgebonden en verwijderd met de testikel waarna de externe liesopening gesloten wordt met matrashechtingen. Hernia umbilicalis De operatie van een hernia umbilicalis wordt op dezelfde wijze als bij het gangbare varken gedaan. Ovariohysterectomie (OVH) / ovariëctomie (OVE) Er zijn verschillende redenen voor een OVH bij een zeugje, zoals verandering van gedrag
en tijdelijke onzindelijkheid tijdens de oestrus, of het voorkomen van dracht. De beste leeftijd voor een OVH is na het begin van de pubertijd, op 3,5 tot 8 maanden leeftijd. OVH op een leeftijd van 6 tot 12 weken is het veiligst. De techniek lijkt veel op die bij de hond. De incisie wordt iets meer caudaal van de navel gemaakt in de ventrale middellijn omdat de uterus meer naar caudaal ligt. De ligamenten van het ovarium zijn minder sterk bij het varken. De uterus is erg bros en lijkt meer op de uterus van een konijn dan op die van een teef. Bij jonge zeugjes van ongeveer 6 weken leeftijd is de uterus onontwikkeld met een doorsnede van minder dan 2 mm en ligt opgekruld tussen de blaas en het rectum. De bloedvoorziening ervan is nog minimaal en het ligeren van bloedvaten is dan niet altijd nodig. Bij oudere of vette zeugen kan er rondom de uterus, in het ligamentum latum, het omentum en de subcutis veel vet afgezet zijn. Dit vet kan lastig te stelpen bloedingen geven. Het is te overwegen om dan een OVE te doen in plaats van een OVH, omdat zeugen toch niet snel een pyometra krijgen. Bij een OVH bij oudere dieren worden de A. en V. ovarica en de A. uterina wel zorgvuldig geligeerd. Sectio caesaria Bij een hangbuikzwijn zal er eerder een indicatie voor een sectio zijn dan bij het gangbare varken omdat manipulaties in de geboorteweg bijna onmogelijk zijn vanwege de geringe afmetingen en omdat ze vaak te dik zijn. De operatiemethode is als die bij de gangbare varkens. De voorkeur gaat uit naar een in de flank, ondanks het feit dat de buikwand hier vrij dik is en het vet de genezing kan benadelen. Een incisie supramammair, parallel en dorsaal van de mammae, craniaal van het lieskanaal, en ventraal van de liesplooi is ook mogelijk. Er zit op deze plaats weinig vet en de biggen zullen deze plek met rust laten bij de lactatie. Het hangt van de ervaring van de chrirg af voor welke incisieplaats gekozen wordt. Een incisie in de ventrale middellijn verkort de operatietijd en is een mogelijkheid als er geen levende biggen verwacht worden. Levende biggen verstoren bij het zogen anders de wondgenezing. Het is normaal dat bij zeugen, die al enige tijd in partu zijn, er een D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 59
hoeveelheid helder, strokleurig transsudaat uit het abdomen afvloeit na de incisie. Entropion / Trichiasis Bij een entropion-operatie moet rekening gehouden worden met de afwezigheid van een tarsaalplaat in de oogleden. Deze is bij varkens vervangen door een bindweefselband naar de orbitarand. De methode volgens Stades heeft als voordeel dat het een gladde haarloze ooglidrand geeft na granulatie, zodat bij blijvende lichte neiging tot entropion minder snel irritatie van de cornea of blepharospasme zal optreden.
hebben, waardoor ze kunnen defaeceren. De zeugen kunnen prima met een atresia ani leven. Een operatie is dan niet nodig. De aandoening is erfelijk en de eigenaar van het dier moet geadviseerd worden niet met het dier te fokken. Othaematoom Een bloedoor wordt meestal door vechten en bijten veroorzaakt. De behandeling is dezelfde als bij honden en katten nl. 5-10 dagen na ontstaan opensnijden d.m.v. een S-vormige snede aan de concave zijde van de oorschelp, fibrine en stolsels e.d. verwijderen en hierna huid en kraakbeen geheel doorsteken met knoophechtingen in alle richtingen. Fractuurbehandeling Fractuurbehandeling bij varkens is niet gebruikelijk en er is daarom weinig ervaring mee. De methodes die gebruikt en beschreven worden in de literatuur zijn afgeleid van die voor honden.
Foto 16: Resultaat van een entropion-operatie
Rectumprolaps Indien de prolaps nog fris en vers is kan deze schoongemaakt en met glijmiddel gereponeerd worden waarna er een tabakszakhechting geplaatst wordt. Bij prolapsen die niet te reponeren, oud, necrotisch of erg beschadigd zijn, is amputatie de beste oplossing. Atresia ani Beertjes die ermee geboren worden sterven, indien ze niet geholpen worden. Een operatiemethode voor de behandeling van atresia ani wordt in de handboeken beschreven. Vaak blijkt ook een atresia recti te bestaan, wat operatief ingrepen veel lastiger maakt. Indien overwogen wordt zeugjes te opereren, moet eerst gecontroleerd worden of de zeugjes een rectovaginaal fistel (ontwikkeld)
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 60
Opheffen urethra-obstructie Het opheffen van een urethra-obstructie bij (gecastreerde) beren met behulp van een catheter kan erg moeilijk zijn omdat de urethra moeilijk te catheteriseren is. Een chirurgische oplossing zoals urethrotomie of -stomie is dan een mogelijkheid of het maken van een “by-pass” waarbij er een anastomose van de ventrale blaaswand naar het preputium en bekken gemaakt wordt. Twee andere methodes zijn: een anastomose van het bekkendeel van de urethra naar het penisdeel van de urethra, of het bekkendeel van de urethra verbinden met het preputiale epitheel. Verwijdering diverticulum preputiale Een methode om het diverticulum preputiale te verwijderen bij hangbuikzwijnen wordt beschreven. Paraphimosis Paraphimosis is chirurgisch op te heffen. Er wordt geen methode genoemd.
HOOFDSTUK VIII: vaccinaties Vaccinatieschema’s kunnen aangepast worden aan het individuele varken, afhankelijk van de omstandigheden waarin het gehouden wordt. Bij hangbuikzwijnen zijn vaak alleen de verplichte vaccinaties geïndiceerd omdat ze meestal gehouden worden in een relatief geïsoleerde en schone omgeving en niet in aanraking komen met andere varkens. Toch is het verstandig ook individueel gehouden dieren te enten i.v.m. subklinische infecties, zoönotische aspecten en mogelijke overdracht van ziekten door andere diersoorten. De entingen kunnen intramusculair gegeven worden in de nekspieren vlak achter het oor, of in de achterpoot. Varkens kunnen in Nederland gevaccineerd worden tegen: Vlekziekte (E. rhusiopathiae), Atrofische rhinitis (B. bronchiseptica / P. multocida), Varkensinfluenza, Actinobacillus pleuropneumoniae, Mycoplasma hyopneumoniae, Clostridium perfringens type C, Escherichia coli enterotoxicose, Porcine Parvovirus, Porcine Reproductional and Respiratory Syndrome (PRRS), Ziekte van Glässer en Ileïtis (o.a. veroorzaakt door Lawsonia Intracellularis). Tegen bepaalde infecties kan een auto-vaccin gemaakt worden. Een van de meest gebruikte auto-vaccins is een vaccin tegen Streptococcus suis. Om te weten welke type een probleem vormt, zal de stam geïsoleerd en gekweekt moeten worden. Isolatie van de streptokokken die meningitis en/of arthritis veroorzaken aan het levende dier is niet eenvoudig of onmogelijk.
Vaccinatie tegen de ziekte van Aujeszky: De Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE) bereiden op dit moment een verbod op vaccineren tegen de Ziekte van Aujeszky voor. Tot het moment waarop het verbod ingaat bestaat een verplichting om tegen deze ziekte te enten. Voor vragen m.b.t. vaccinatie tegen de Ziekte van Aujeszky kan contact opgenomen worden met de PVE (0793689100). Vaccinatie tegen Klassieke varkenspest is niet toegestaan. Overgevoeligheidsreacties Er zijn meldingen van overgevoeligheidsreacties voor vaccins bij minivarkens. Vooral het Vietnamese hangbuikzwijn wordt ermee geassocieerd. Het beste is om hangbuikzwijnen te vaccineren met de aanbevolen doseringen, ook al zijn de dieren lichter dan gangbare varkens, omdat anders de werkzaamheid van het vaccin niet gegarandeerd wordt door de fabrikant. Er kan een vaccinatiereactie ontstaan, dus houdt antihistaminica en epinefrine (=adrenaline) bij de hand. Een kortwerkend glucocorticosteroïd wordt ook aanbevolen bij entreacties. Er moet wel hervaccinatie plaatsvinden na het gebruik van glucocorticosteroïden. De eerste 12-24 uur na een vaccinatie treden vaak lethargie, anorexie en koorts op. Instrueer de eigenaar goed over de verschijnselen die voor kunnen komen bij een overgevoeligheidsreactie, zoals dyspneu, ooglidzwelling, urticaria, convulsies, braken, diarree en shock, zodat deze snel maatregelen kan (laten) nemen indien dit nodig is. In de VS. worden de dieren ook wel een dagje opgenomen na een vaccinatie.
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 61
Grijp krachtig in bij MMA en kreupelheid Novem® 20: lange, krachtige werking, klein injectie volume, korte wachttijd
De sterke punten van Novem 20: • • • • •
Minder dode biggen bij MMA1 Verbeterde groei van biggen bij MMA1 Handig klein injectie volume (2 ml/100kg) Lange werking; 1 injectie is meestal voldoende Korte wachttijd (5 dagen)
Productnaam: Novem 20. Regnr./Kan.status: REG NL 10219 UDA. Werkzame bestanddelen: Meloxicam 20mg/ml. Indicatie: Als toegevoegde therapie bij de behandeling van MMA. Doeldier: Varkens. Contra-indicatie(s): aanwijzingen voor ulcerogene of hemorragische aandoeningen. Dosering: Varkens: Eénmalige i.m. injectie van 2,0 ml/100 kg lichaamsgewicht. Indien nodig kan een tweede toediening meloxicam na 24 uur worden gegeven. Wachttijd: Varken: vlees en ingewanden: 5 dg. 1)
Novem® 20
Krachtige ontstekingsremmer
Hoy, Friton, IPVS 2004
Verdere informatie is op aanvraag beschikbaar bij: Boehringer Ingelheim bv / Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar / Telefoon 072-5662411 / Fax: 072-5643213 Internet: www.boehringer-ingelheim.nl / E-mail:
[email protected]
r
13
HOOFDSTUK IX: wettelijke aspecten HOBBY-VARKENS: WELKE REGELINGEN GELDEN? In Nederland worden veel varkens gehouden, meestal bedrijfsmatig. Door de grote concentraties varkens, die hierdoor kunnen ontstaan, neemt ook het risico op het verspreiden van ziekten toe. Om deze ziekterisico’s te beperken zijn er verschillende wettelijke regels op het gebied van het houden van varkens. Een deel van deze regels is ook van toepassing op de varkenshouder die een beperkt aantal varkens voor het plezier of om andere niet professionele redenen houdt (hobby/recreatie). Onderstaand worden deze regels in het kort besproken. De registratieplicht: Een varken(s)bezitter is verplicht om het houden van varkens te laten registreren bij het LNV-loket (telefoonnummer 0800-2233322). Dit houdt in dat naam, adres en het aantal gehouden varkens, vastgelegd wordt en opgenomen wordt in het systeem van GD. In de categorie hobby/recreatie kan dit uitsluitend met minder dan 5 varkens. Het adressenbestand wordt gebruikt om in geval van uitbraken van Veewetziekten zoals varkenspest of mond- en klauwzeer snel en doeltreffend alle hobbyvarkenshouders op te sporen en te informeren en om de ziekte doeltreffend te bestrijden. Ook wordt dit bestand gebruikt ter ondersteuning van verschillende bestrijdingsprogramma’s en om de varkenshouders op de hoogte te houden van actuele zaken. De minimum eisen voor het houden van varkens: Aan het houden van varkens worden minimumeisen gesteld door het Productschap Vee en Vlees. Voor de hobbyvarkenshouder geldt: levende varkens mogen alleen aan een slachthuis of slager geleverd worden om ze direct te laten slachten. Indien het varken overlijdt, dient de eigenaar contact op te nemen met GD of LNV om te vernemen of het dier nog
onderzocht moet worden op de aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten. (regelgeving hieromtrent is momenteel aan verandering onderhevig). Bestrijding ziekte van Aujeszky: De Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE) bereiden op dit moment een verbod op vaccineren tegen de Ziekte van Aujeszky voor. Voor vragen m.b.t. vaccinatie tegen de Ziekte van Aujeszky kan contact opgenomen worden met de PVE (079-3689100). Regeling Bedrijfscontrole Dierziekten 1993 (RBD): In de jaren 1992 t/m 1994 zijn er problemen geweest met blaasjesziekte (SVD) in Nederland. Hierdoor heeft de varkenshouderij grote economische schade opgelopen. Om dit in de toekomst te voorkomen moeten alle varkensbedrijven driemaal per jaar worden onderzocht op de aanwezigheid van antistoffen tegen blaasjesziekte door middel van bloedonderzoek. De hobbyist is van deze regel vrijgesteld indien er 30 varkens of minder aanwezig zijn. Biggen lichter dan 30 kg. hoeven niet te worden meegeteld. De hobbyvarkenshouder dient daartoe een verklaring in te vullen waarin hij aangeeft over niet meer dan 30 varkens te beschikken. Een dergelijke verklaring is opvraagbaar bij GD. Op het moment dat de hobbyvarkenshouder van een zeug de biggen wil verkopen aan een andere varkenshouder, is hij/zij ingevolge de Minimum Eisen geen hobbyist meer en dient hij/zij deze wijziging door te geven aan GD en de VWA. De hobbyvarkenshouder moet dan een aanvraag bij de VWA indienen (Postbus 225, 7400 AE Deventer) voor het verkrijgen van de B-bedrijfstypering. De hobbyvarkenshouder mag dan van 2 bedrijven aanvoeren, 1 bedrijf voor de vrouwelijke dieren en 1 bedrijf voor de mannelijke dieren. Tevens is de hobbyvarkenshouder dan verplicht om door de dierenarts bloedonderzoek op blaasjesziekte te laten uitvoeren. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 63
Let op: Bedrijfstypering regelmatig wijzigen lukt niet zomaar. Dit is ter beoordeling aan LNV. Verordening Salmonella Per 1 februari 2005 is de varkensbezitter verplicht onderzoek op Salmonella uit te laten voeren wanneer de varkens bestemd zijn voor consumptie. De vleesvarkens moeten daartoe maximaal 3 weken voor de slacht onderzocht worden op antistoffen tegen Salmonella. De hobbyist is van deze regel vrijgesteld indien er 30 varkens of minder aanwezig zijn. Biggen lichter dan 30 kg. hoeven niet te worden meegeteld. De hobbyvarkenshouder dient daartoe een verklaring in te vullen waarin hij aangeeft over niet meer dan 30 varkens te beschikken. Een dergelijke verklaring is opvraagbaar bij GD. Verordening Identificatie en Registratie Varkens: Deze Verordening is ook op de hobbyist, van toepassing. In deze Verordening wordt o.a. beschreven: het merken van varkens, het melden van verplaatsingen en het gebruik van het vervoersdocument. Voor het merken van varkens kan op grond van de wet gewetensbezwaarden een ontheffing verkregen worden. Meer informatie over Identificatie en Registratie Varkens wordt gegeven door medewerkers van het I&R-bureau (0900 8998303). Registratie Varkens Leveringen: Een hobbyvarkenshouder mag varkens aanvoeren van A, B, C, en D-bedrijven. De hobbyvarkenshouder telt voor deze bedrijven niet mee als afvoeradres. Per transport mogen maximaal 4 varkens aangevoerd worden. De bevestiging van melding (transportdocument) benodigd voor het aanvoeren van varkens, dient 6 maanden in de administratie op het bedrijf te worden bewaard. Voor de afvoer naar een zelfslachtende slager is geen vrijstellingsverklaring nodig. (wijziging onder voorbehoud; voor meer informatie kunt u contact opnemen met het I&R-bureau (09008998303)). Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s: D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 64
Deze regeling is sinds 7 juni 2005 van kracht en kan op onderdelen ook voor de hobbyvarkenshouder van belang zijn. Voor de inhoud van deze regeling zie: http://www.wetten. overheid.nl Keukenafval: In verband met het risico op de verspreiding van Klassieke of Afrikaanse varkenspest of Mond- en klauw-zeer is het niet toegestaan om keukenafval (”swill”) aan varkens te voeren. De genoemde virussen kunnen lange tijd overleven in allerlei vleesresten. Tot slot: Door het bovenstaande overzicht heeft de lezer enig inzicht gekregen in de regelgeving op het gebied van het houden van varkens voor de hobbyist. Algemene informatie is beschikbaar bij GD te Deventer: www.gezondedieren.nl. Voor veterinairtechnische vragen bel 0900-1775 en voor administratieve vragen bel 0900-1770, kies 1, vervolgens kies 2. Voor vragen voor I&RVLbureau voor aan-en afvoermeldingen: 0900-8998303, kies 1. Enkele gebruikte handboeken: * Care and Management of Miniature Pet Pigs. Guidelines for the Veterinary Practitioner. Ed. by D.E. Reeves. Santa Barbara CA: Veterinary Practice Publishing Co., 1993. * Handboek Varkensziekten Karl Otto Eich, bewerkt door Van der Valk en Vellenga, Terra Zutphen,1987. * Swine in Biomedical Research Vol. I. Ed. by M.E. Tumbleson. New York N.Y.: Plenum Press, 1986. Diverse artikelen over hangbuikzwijnen: * BRAUN, W. Jr. In:Vet. Med. 88(5), p. 414447, 1993. * BRAUN, W.F., Jr. and CASTEEL, W.S. Potbellied pigs: In: Vet. Clinics of North America (Small Animal Practice): Exotic pet medicine I. 23(6), p. 11491177, 1993. * KO, J.C.H., WILLIAMS, B.L., SMITH, V.L. et al. Comparison of Telazol, Telazol-
xylazine, and Telazol-ketamine-xylazine as chemical restrain and anaesthetic induction combination in swine. Lab. Anim. Sci. 43, 476-480, 1993. De volledige literatuurlijst is op aanvraag verkrijgbaar bij de auteurs.
Foto 17: Tot slot……..
Verantwoording van de foto’s: Gelukkig worden niet alle aandoeningen die bij alle varkens voor kunnen komen vaak bij hangbuikzwijnen gezien. Gevolg is echter wel dat er veel minder foto’s van hangbuikzwijnen mèt aandoeningen te vinden zijn. Enkele mensen hebben foto-materiaal ter beschikking gesteld van hangbuikzwijntjes, die aangeboden zijn aan de Faculteit der Diergeneeskunde voor behandeling. Twee mensen willen wij hier met name noemen en bedanken: * Dafne Westerhof van “Het Beloofde Var kensland. Miss Universe, Maximiliaan, Theo en De Zanger hebben enkele malen als “model”gediend. Hun levensloop staat beschreven op www.hetbeloofdevarkensland.nl * Peter Klaver, dierenarts voor o.a. hang buikzwijntjes en minivarkens. Voor meer informatie en hulp bij (non)chirurgische ingrepen zie www.klaver4dieren.nl
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 65
Bijlage 1 Diagnostische mogelijkheden Bepaling 14
Virussen
test - agens
Afrikaanse varkenspest*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
045-5354232
Aangifteplicht
Ziekte van Aujeszky*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
045-5354232
Aangifteplicht
Blaasjesziekte*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
045-5354232
Aangifteplicht
Inclusion body rhinitis
Histologie
Neusswab
Influenza
Kweek
Organen/swabs
HAR
Serum
Klassieke varkenspest*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
045-5354232
Aangifteplicht
Mond en klauwzeer*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
045-5354232
Aangifteplicht
Parvo
PCR
Buikvocht big
HAR
Serum
Porcine circovirus
PCR
Bloed/organen
IPMA
Serum
PCR
Serum/plasma/ sperma
ELISA
Serum
IPMA
Serum (typering)
ELISA
Serum
CBR
Serum (typering)
045-5354232
Aangifteplicht
MAT
Serum
ELISA
Serum
PRRSv
materiaal
Bepaling 24
Materiaal
Agens
antistoffen
Rotavirussen
Latex-agglutinatie
Faeces
Varkenspokken
Histologie
pokkenlaesie
Bacteriën Actinobacillus pleuropneumoniae
Actinomyces spp
Kweek
Laesie
Bordetella bronchiseptica
Kweek
Neus-of keelswabs
Brachyspira hyodysenteriae
Kweek
Faeces
IFT
Faeces
Brucella spp*
Bij verdenking
Melden bij VWA:
Campylobacter spp
Kweek
Faeces
Clostridium spp
B.O.
Faeces
Gen-typering
Reincultuur
Eubacterium suis
B.O.
Escherichia coli
Kweek + typering
Fusobacterium necrophorum Kweek Klebsiella spp
Laesie
B.O.
Leptospira spp Listeria monocytogenes
Faeces
BO
Mycoplasma hyopneumoniae
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 66
Agens
Bepaling 1
materiaal
Bacterien (vervolg)
test - agens
Pasteurella PM+ toxine
PCR
Neus/keelswabs
Salmonella spp
B.O.
Faeces
Staphylococcen
B.O.
Streptococcen
B.O./PCR
Tuberculosis spp
Microscopie/ Ziehl-Neelsen
Bepaling 24
Materiaal
antistoffen
ELISA
Serum
CBR
Serum
Haarden
Vlekziekte Parasieten Ecto-parasieten Luizen
Blote oog
Sarcoptes suis
Microscopie
Afkrabsel huid, haar ELISA
Sarcoptes canis
Microscopie
Afkrabsel huid, haar
Ascariden
McMaster/CFM
Faeces
Hyostrongylus rubidus
McMaster/CFM
Faeces
Metastrongylus spp.
McMaster/CFM
Faeces
Oesophagostomum spp
McMaster/CFM
Faeces
Strongyloides ransomi
McMaster/CFM
Faeces
Trichuris suis
histologie
darm
Eimeria spp
Microscopie
Faeces
Isospora suis
Microscopie
Faeces
Ringworm
Microscopie/ Kweek
Huid, haar
Trichophyton spp
Microscopie/ Kweek
Huid, haar
Gisten
Microscopie/ Kweek
Huid, haar
Candida
Microscopie/ Kweek
Huid, haar
GlutathionPeroxidase test
Heparinebloed
Serum
Endo-parasieten
Coccidien
Schimmels
Deficiënties Vit E/Se Hormonen Progesteron
Radio Immuno-assay5 Bloed
*Aangifteplicht 4 Deze bepalingen kunnen worden uitgevoerd door GD Deventer. 5 Deze bepaling kan uitgevoerd worden door het Biochemisch Laboratorium van het Departement Landbouwhuisdieren van de Faculteit Diergeneeskunde. D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 67
D.M. 53e jaargang - No. 2 blz. 68
Periodiek tijdschrift drieenvijftigste jaargang no. 2 - 2006
Omslagbeeld: Huidafwijking t.g.v. overgevoeligheid?
ISSN 0417 - 4631
De Stichting Diergeneeskundig Memorandum, opgericht in 1953, stelt zich ten doel aan dierenartsen in binnen- en buitenland voorlichting te geven van wetenschappelijke en commerciële aard op veterinair gebied. Ter uitvoering van haar doelstelling is zij uitgeefster van het tijdschrift “Diergeneeskundig Memorandum”. De exploitatie van dit tijdschrift wordt financieel mogelijk gemaakt in Nederland door: Alfasan Diergeneesmiddelen B.V. te Woerden. Boehringer Ingelheim bv te Alkmaar en Intervet Nederland B.V. te Boxmeer Het Tijdschrift wordt gratis beschikbaar gesteld aan de praktiserende dierenartsen in Nederland, Postdoctorale veterinaire studenten in Utrecht kunnen het tegen een kleine vergoeding verkrijgen bij het Reductiebureau. Voor anderen bestaat de mogelijkheid zich te abonneren; de kosten van een abonnement bedragen: Voor Nederland 8 18,00 per jaargang. Voor het buitenland 8 25,50 per jaargang. Extra exemplaren of oudere uitgaven kunnen worden besteld d.m.v. een overschrijving à 8 7,50 per exemplaar voor Nederland of 8 9,00 voor het buitenland op een van onze rekeningen. Redactiecommissie J. Goudswaard, voorzitter J. Schrooyen, secretaris † F. Hogerhuis (Alfasan Dierengeneesmiddelen B.V.) R. Schippers (Boehringer Ingelheim) J. Vernooij (Intervet Nederland)
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
Redactie- en Administratieadres: Halderheiweg 11, 5282 SN Boxtel tel.: 0411-676822 fax: 0411-671595 e-m:
[email protected] website: de-em.nl Postbankrekening 64 70 06 BIC PSTBNL21 IBAN NL60 PSTB 0000 6470 06 Rabobank Boxtel 1688.49.674 BIC RABO NL2U IBAN NL50 RABO 0168 8496 74 Verklaring: De Redactie en uitgeefster aanvaarden geen aansprakelijkheid voor schade, welke- direct of indirect- het gevolg mocht zijn van gebleken onjuistheden in de inhoud van de in dit tijdschrift opgenomen artikelen. Niets uit dit tijdschrift mag worden verveelvoudigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder schriftelijke toestemming van de Redactie. Opmaak en druk: Bordat-Maxtra Boxtel
PERIODIEK TIJDSCHRIFT DRIEENVIJFTIGSTE JAARGANG NO. 2, JUNI 2006
IN DIT NUMMER ”HANGBUIKZWIJNEN”
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN:
EEN GEZAMENLIJKE UITGAVE VAN: