IJsselmonde-Centrum Bestemmingsplan
Opgesteld door:
datum:
januari 2012
Stadsontwikkeling Ruimtelijke Ordening, Team Bestemmingsplannen Galvanistraat 15
Vastgesteld d.d.:
26-01-2012
Onherroepelijk d.d.:
24-10-2012
Postbus 6575 3002 AN, Rotterdam
Inhoudsopgave
Toelichting Hoofdstuk 1
5 Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Gekozen planopzet
5
1.3
Ligging en begrenzing
5
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
6
Beleid
8
2.1
Rijksbeleid
8
2.2
Provinciaal beleid
9
2.3
Gemeentelijk beleid
10
2.4
Beleid deelgemeente
12
Beschrijving van het plangebied
16
3.1
Ontstaansgeschiedenis
16
3.2
Ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige configuratie
16
3.3
Archeologie
18
3.4
Stadsgezichten en Monumenten
20
Planbeschrijving
21
4.1
Algemeen
21
4.2
Nieuwe ontwikkelingen
21
4.3
Distributie planologisch onderzoek
25
4.4
Juridische planbeschrijving
25
Water
29
5.1
Beleid
29
5.2
Huidige watersysteem
31
5.3
Watercompensatie
31
Milieu
32
6.1
Beleid
32
6.2
Milieu effectrapportage
32
6.3
Milieuzonering
33
6.4
Geluid
33
6.5
Luchtkwaliteit
37
6.6
Bodem
38
6.7
Externe veiligheid
39
6.8
Flora en Fauna
43
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
2
6.9
Duurzaamheid en energie
43
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
46
Hoofdstuk 8
Handhaving
47
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
48
Hoofdstuk 10
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
49
10.1
Overlegreacties
49
10.2
Participatie
56
Bijlagen
57
Bijlage 1
Besluit hogere waarden IJsselmonde - Centrum
Regels
59 69
Hoofdstuk 1
INLEIDENDE REGELS
70
Artikel 1
Begrippen
70
Artikel 2
wijze van meten
76
Hoofdstuk 2
BESTEMMINGSREGELS
77
Artikel 3
Bedrijf - 2
77
Artikel 4
Bedrijf - Gemeentewerf
78
Artikel 5
Bedrijf - Nutsvoorziening
79
Artikel 6
Centrum - 1
80
Artikel 7
Centrum - 2
81
Artikel 8
Centrum - 3
83
Artikel 9
Centrum - 4
85
Artikel 10
Detailhandel
86
Artikel 11
Gemengd - 1
87
Artikel 12
Gemengd - 2
88
Artikel 13
Groen
89
Artikel 14
Horeca
90
Artikel 15
Kantoor
91
Artikel 16
Maatschappelijk - 1
92
Artikel 17
Maatschappelijk - 2
93
Artikel 18
Sport - Sport- en speelterrein
94
Artikel 19
Tuin
95
Artikel 20
Verkeer - Erf
96
Artikel 21
Verkeer - Garagebox
97
Artikel 22
Verkeer - Verblijfsgebied
98
Artikel 23
Verkeer - Wegverkeer
99
Artikel 24
Water - 1
100
Artikel 25
Wonen
101
Artikel 26
Wonen - 1
103
3
Artikel 27
Wonen - 2
104
Artikel 28
Wonen - Berging
105
Artikel 29
Wonen - Bijzonder woongebouw
106
Artikel 30
Leiding - Gas
108
Artikel 31
Leiding - Hoogspanning
110
Artikel 32
Leiding - Riool
112
Artikel 33
Waarde - Archeologie - 1
114
Artikel 34
Waarde - Archeologie - 2
116
Artikel 35
Waarde - Archeologie - 3
118
Artikel 36
Waterstaat - Waterkering
120
Artikel 37
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
121
Hoofdstuk 3
ALGEMENE REGELS
122
Artikel 38
Antidubbeltelbepaling
122
Artikel 39
Algemene bouwregels
123
Artikel 40
Algemene afwijkingsregels
124
Artikel 41
wro-zone - wijzigingsgebied - 1
125
Artikel 42
wro-zone - wijzigingsgebied - 2
128
Artikel 43
Algemene procedureregels
129
Artikel 44
Overige regels
130
Hoofdstuk 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
131
Artikel 45
Overgangsrecht
131
Artikel 46
Slotregel
133
Bijlagen
135
Bijlage 1
Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2
136
Bijlage 2
Uitsnede voor toepassing wijzigingsbevoegdheid
141
Bijlage 3
Uitsnede na toepassing wijzigingsbevoegdheid
145
4
Toelichting Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding
Het plangebied van het bestemmingsplan IJsselmonde-Centrum ligt in de deelgemeente IJsselmonde in Rotterdam Zuid. Het plan omvat het gehele gebied binnen de 'binnenring' van IJsselmonde (het centrumgebied en de directe omgeving). Het gebied is ontwikkeld in de jaren zestig van de vorige eeuw en delen ervan zijn inmiddels verouderd. Dit bestemmingsplan legt enerzijds de bestaande situatie vast en biedt anderzijds mogelijkheden voor (her)ontwikkelingen. In dit bestemmingsplan is een aantal onderliggende plannen verwerkt die inspelen op de dynamiek en behoefte die IJsselmonde-Centrum vraagt. Het gaat onder andere om de opwaardering van Het Hart (winkelcentrum Keizerswaard). De kleinere verdichtingslocaties voor woningbouw zijn allen gerealiseerd en als zodanig verwerkt in dit bestemmingsplan. Een aantal van de voorgestane ontwikkelingen past niet binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen. Dit bestemmingsplan is mede opgesteld om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. Voor het overige geldt dat met dit bestemmingsplan de geldende (vaak verouderde) bestemmingsplannen worden geactualiseerd. Veranderingen die in de loop van de jaren hebben plaatsgevonden en nieuw beleid van de gemeente en andere overheden zijn meegenomen.
1.2
Gekozen planopzet
Het accent in dit plan ligt op het vastleggen van de vernieuwing van het centrumgebied van IJsselmonde en het planologisch bestendigen van de bestaande situatie. In dit bestemmingsplan worden de essentiële kwalitatieve ruimtelijke voorwaarden (gebruik en de bebouwingsmogelijkheden) vastgelegd. Voor die planonderdelen waar maatschappelijke dynamiek steeds andere voorwaarden stelt aan de gebouwde omgeving, is getracht dit bestemmingsplan zo vorm te geven dat hierop kan worden ingespeeld. De daarvoor opgenomen bepalingen zijn, voor zover mogelijk, globaal van aard omwille van behoud van planologische flexibiliteit. Hiermee wordt voorkomen dat het bestemmingsplan op voorhand eventueel beperkte wijzigingen van het beoogde herontwikkelingsprogramma uitsluit. De te behouden situaties krijgen een bestemming met een conserverend karakter. Ontwikkelingen die via een artikel 19 WRO-procedure tot stand zijn gekomen, zijn in dit plan opgenomen. Ontwikkelingen die onvoldoende concreet bekend waren ten tijde van vaststelling van dit plan, ofwel waarvan bestuurlijk draagvlak ontbrak of de financiële onderbouwing of benodigd (milieu)onderzoek niet afdoende beschikbaar was, zijn niet opgenomen in dit bestemmingsplan.
1.3
Ligging en begrenzing
Het gebied wordt globaal genomen in het noorden begrensd door de Dwarsdijk en Groene Tuin, oostelijk door de Groene Tuin en de Reyerdijk, zuidelijk door de Reyerdijk en westelijk door de Kreekhuizenlaan, de Kreekkade (exclusief de daaraan gelegen waterpartij), de Olympiaweg en de Darinckdelversstraat (zie afbeelding 1.1). Het plangebied wordt beschouwd als centrumgebied van IJsselmonde.
5
Afbeelding 1.1: Begrenzing plangebied IJsselmonde Centrum
1.4
Vigerende bestemmingsplannen
De volgende geldende plannen zijn geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied van het bestemmingsplan gelegen. Bij elk plan is aangegeven wanneer het is vastgesteld door de gemeenteraad en wanneer het is goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland: IJsselmonde bebouwde kom, (bouw)verordening (153) (vastgesteld 26-05-1941 en goedgekeurd 05-05-1942) Varkenoord, uitbreidingsplan in onderdelen (210) vastgesteld 06-04-1950, goedgekeurd 14-08-1950 Sportdorp, Ansfridusstraat (413) vastgesteld 21-12-1978, goedgekeurd 19-02-1980, KB 25-07-1983 Groot IJsselmonde, Uitbreidingsplan in hoofdzaak (278) (vastgesteld 01-11-1956 en goedgekeurd 04-11-1957) Hordijkerbuurt, Uitbreidingsplan in onderdelen (322) (vastgesteld 21-09-1961 en goedgekeurd 16-04-1962) Kreekhuizen, Uitbreidingsplan in onderdelen (313) (vastgesteld 02-02-1961 en goedgekeurd 06-11-1961) Tuinhoven, Uitbreidingsplan in onderdelen (332) (vastgesteld 06-12-1962 en goedgekeurd 04-09-1963) Reijeroord, Uitbreidingsplan in onderdelen Reijeroord (309) (vastgesteld 15-06-1961 en goedgekeurd 13-11-1961) Reijeroord (436) (vastgesteld 19-09-1985 en goedgekeurd 11-11-1986)
6
Afbeelding 1.2: Overzicht vigerende plannen
7
Hoofdstuk 2
Beleid
Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening gehouden dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan. In dit hoofdstuk wordt het voor het plangebied relevante algemene ruimtelijke beleid samengevat. Relevant beleid ten aanzien van water en milieu wordt behandeld in de hoofdstukken vijf en zes.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte
De visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland staat beschreven in de Nota Ruimte (2006). In deze Nota is het ruimtelijk beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen: versterken van de concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt 'decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet'. Het accent ligt daarbij op 'ontwikkeling' in plaats van op 'ordening'. In de Nota Ruimte wordt duidelijk welke waarden overal ten minste gegarandeerd worden, "de basiskwaliteit" en voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur". In de Nota Ruimte geeft het rijk aan welke de daarbij te betrekken kwaliteiten zijn. Het kan daarbij gaan om gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde. Gebruikswaarde heeft betrekking op de mate waarin ruimte op een zodanige wijze voor verschillende functies kan worden benut, waardoor zij elkaar versterken. Belevingswaarde betreft vooral de leefomgeving en heeft betrekking op cultureel besef en diversiteit, de menselijke maat, de aanwezigheid van karakteristieke kenmerken en schoonheid. Bij toekomstwaarde gaat het om kenmerken als duurzaamheid, biodiversiteit, robuustheid, aanpasbaarheid en flexibiliteit in de tijd. Bij de Ruimtelijke Hoofdstructuur, waar het rijk een hogere ambitie heeft, gaat het op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking vooral om de economische kerngebieden, mainports, brainports en greenports, nieuwe sleutelprojecten, hoofdverbindingsassen en de nationale stedelijke netwerken. Met betrekking tot water, natuur en landschap bestaat de nationale Ruimtelijke Hoofdstructuur uit de grote rivieren, het IJsselmeergebied, de kust, de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur en robuuste ecologische verbindingen, werelderfgoedgebieden en nationale landschappen. Voorbeelden waarin de hogere ambitie van het rijk voor Rotterdam (dat deel uitmaakt van de Ruimtelijke Hoofdstructuur) tot uitdrukking komt, zijn bijvoorbeeld de rijksinzet voor de Rotterdamse haven en Rotterdam Centraal. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. De beoogde ontwikkeling binnen IJsselmonde-Centrum sluit hierop aan.
8
2.1.2
AMvB Ruimte
Onder de (nieuwe) Wet ruimtelijke ordening die in werking is getreden op 1 juli 2008 heeft een Planologische Kernbeslissing (PKB), zoals de Nota Ruimte, niet meer dezelfde wettelijke status als voorheen. De Nota Ruimte is alleen nog bindend voor het Rijk zelf en niet meer voor lagere overheden. Om toch ervoor te zorgen dat bepaalde nationale belangen geborgd blijven, is besloten om een algemene maatregel van bestuur in te voeren: de AMvB Ruimte. Het ontwerpbesluit hiervoor is op 2 juni 2009 aan de Eerste en Tweede Kamer toegezonden. De AMvB Ruimte biedt een inhoudelijk beleidskader waaraan gemeentelijke bestemmingsplannen dienen te voldoen. Daarnaast kan in de AMvB Ruimte provincies opgedragen worden bepaalde thema's verder uit te werken of te borgen in een provinciale verordening, waar de gemeente zich wederom aan dient te houden bij het opstellen van een bestemmingsplan. Het Rijk heeft besloten om nog geen nieuwe beleidskoersen op te nemen in de AMvB Ruimte; deze volgen pas bij de tweede fase van de invoering, die naar verwachting in 2011 wordt vastgesteld. De AMvB Ruimte houdt dus zolang de koers aan van de Nota Ruimte. 2.1.3
Nota Mobiliteit
De Nota Mobiliteit is het nationale verkeer- en vervoersplan op grond van de Planwet Verkeer en Vervoer (1998) en is de opvolger van het Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV-2). In de Nota Mobiliteit zijn de hoofdlijnen van het verkeer- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar vastgelegd. Een duurzame samenleving is het uitgangspunt. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit en beschrijft de hoofdlijnen van het nationaal verkeer- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur worden essentieel geacht om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Permanente verbetering van de verkeersveiligheid door reductie van het aantal verkeersslachtoffers is een belangrijk punt in de Nota Mobiliteit. Daarnaast wordt kwaliteit van de leefomgeving nagestreefd door duurzame mobiliteit. Belangrijke thema's daarin zijn aandacht voor klimaat, luchtkwaliteit, geluid en natuur en landschap.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland"
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening stellen provincies niet meer een streekplan op, maar een structuurvisie. Zo'n structuurvisie bindt wel de provincie, is met andere woorden zelfbindend, maar is niet meer bindend voor lagere overheden. Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben begin juli 2010 de structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" vastgesteld. De kern van deze structuurvisie is "het versterken van samenhang, herkenbaarheid en diversiteit binnen Zuid-Holland". Dit draagt bij aan een goede kwaliteit van leven en een sterke economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Dit wil de provincie bereiken door het realiseren van een samenhangend stedelijk netwerk en groenstructuur. "Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor water, landbouw en natuur, zijn daarin kenmerkende kwaliteiten." Deze structuurvisie vervangt de eerdere streekplannen, waaronder het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (RR2020) uit 2005. De hoofdlijnen van het beleid, dus ook die van het RR2020, zijn ongewijzigd gebleven in deze structuurvisie. Wel zijn nieuwe accenten gelegd of is de koers iets gewijzigd op basis van trends, ontwikkelingen en de sturingsfilosofie van de provincie. In deze structuurvisie geeft de provincie aan wat zij van provinciaal belang acht. Relevant voor het provinciaal belang en de inzet van instrumenten is het bestuurlijke uitgangspunt 'Lokaal wat kan,
9
provinciaal wat moet'. Dit betekent dat de provincie alleen vraagstukken oppakt waar zij een toegevoegde waarde heeft. Dit betreft vraagstukken op regionale schaal. Gemeenten krijgen de vrijheid om binnen de gestelde kaders de ruimte voor burgers en bedrijven optimaal in te richten. De ambitie van de provincie is om het aantal regels en procedures te verminderen. De provinciale belangen zijn in de structuurvisie geordend volgens vijf integrale en ruimtelijk relevante hoofdopgaven: 1. Aantrekkelijk en concurrerend internationaal profiel 2. Duurzame en klimaatbestendige deltaprovincie 3. Divers en samenhangend stedelijk netwerk 4. Vitaal, divers en aantrekkelijk landschap 5. Stad en land verbonden 2.2.2
Verordening Ruimte
Een aantal provinciale belangen die zijn weergegeven in de Structuurvisie "Visie op Zuid-Holland" acht de provincie dermate essentieel dat zij de doorwerking en borging ervan geregeld heeft via het instrument van de verordening. In samenhang met eerdergenoemde structuurvisie heeft de provincie daarom ook een Verordening Ruimte opgesteld. Het ontwerp van deze verordening heeft tegelijk met de ontwerp-Structuurvisie ter inzage gelegen. In de Verordening worden regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en over de inhoud van de toelichting op bestemmingsplannen. 2.2.3
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS, 2002) biedt een overzicht in hoofdlijnen van het cultureel erfgoed van de provincie. Daartoe zijn de belangrijkste archeologische, historisch-landschappelijke en historisch-stedenbouwkundige structuren, patronen en terreinen op kaart gezet en gewaardeerd. De provincie heeft met de CHS een onderlegger willen verschaffen voor een integraal - in samenhang met overige beleidsvoornemens - en gebiedsgericht monumentenbeleid. Op deze kaart zijn de historisch waardevolle structuren en gebieden in drie kwaliteitsniveaus aangegeven; zeer hoog, hoog en redelijk hoog waardevol. De kaart heeft een signaalfunctie bij het ontwerpen aan de stad. In de CHS wordt voor dit plangebied aangegeven dat er een nederzettingslint ligt met redelijk hoge waarde. Dit lint ligt langs de Noorder Kerkedijk. Zie ook hoofdstuk 3. 2.2.4
Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan
Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) 2002-2020 (deel a door Provinciale Staten vastgesteld op 21 januari 2004 en deel b op 23 maart 2005) sluit aan bij de Nota Mobiliteit; een beheerste groei van de mobiliteit, waarbij de wensen van de mobilist het uitgangspunt zijn zonder afbreuk te doen aan leefbaarheid en verkeersveiligheid, gerealiseerd tegen aanvaardbare kosten. In het PVVP is het netwerk van weginfrastructuur opgebouwd uit schaalniveaus. De volgende schaalniveaus worden onderscheiden: (Inter)nationaal, randstedelijk, regionaal, agglomeratief en lokaal niveau.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010)
Het gemeentelijk structuurplan Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (RPR 2010), in maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven-Müllerpier uitgezonderd) komt hierin niet aan de orde. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. In het RPR liggen voorstellen besloten met betrekking tot: differentiatie woningvoorraad; hogere dichtheden rondom openbaar vervoer; een meer exclusief karakter voor de randen; voorzieningen rondom openbaar vervoer; kleinschalige bedrijfsactiviteiten en kantoren, functiemenging; aandacht voor identiteit en gebruikswaarde van het groen en aandacht voor het beheer van de buitenruimte.
10
2.3.2
Stadsvisie Rotterdam (Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030)
Op 29 november 2007 is de Stadsvisie Rotterdam vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie vormt het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. In de Stadsvisie worden op hoofdlijnen uitspraken gedaan over de stad met als belangrijkste doelen: het versterken van de economische structuur; het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Deze doelen zijn uitgewerkt in een aantal kernbeslissingen op de onderwerpen wonen en economie; deze bepalen wat er de komende jaren op deze gebieden gebeurt in de stad. Veel van de kernbeslissingen zullen de komende vijftien jaar worden omgezet in de uitvoering van een aantal (bouw) projecten in de stad, waardoor Rotterdam over pakweg vijftien jaar inderdaad een sterke economie heeft en aantrekkelijke woongebieden kent, ook voor haar hoogopgeleide bewoners. Op basis van effectmeting zijn dertien gebiedsontwikkelingen aangewezen die het belangrijkst zijn voor de realisatie van de doelen 'sterke economie' en 'aantrekkelijke woonstad', de 'Very Important Projects', ofwel VIP-projecten. Het in dit bestemmingsplan opgenomen park De Twee Heuvels maakt onderdeel uit van het studiegebied van het in de Stadsvisie beschreven VIPproject 5 Stadionpark / nieuwe Kuip. 2.3.3
Woonvisie Wonen in Rotterdam (2003)
De gemeentelijke woonvisie beschrijft de aanpak van de huisvesting tot 2006 en de koers naar 2017. Het verwoordt de ambities om van Rotterdam een aantrekkelijke woonstad te maken voor iedereen. Om het woningaanbod substantieel om te vormen, is de eerste voorwaarde dat het bouwtempo omhoog gaat. Ook wil de gemeente het eigen woningbezit in de stad stimuleren. Verder wordt het verbeteren van woningen, woonomgeving, buitenruimte en voorzieningen nagestreefd waarvoor herstructurering de meeste aangewezen oplossing is. Tevens is de wenselijkheid aangegeven om in beperkte mate en onder strikte randvoorwaarden nieuwe woningen te realiseren in een hoogwaardige woonmilieu om mensen met hogere inkomens voor de stad te behouden. De woonvisie doet geen gebiedsgerichte uitspraken. In 2007 is de visie geactualiseerd: "Wonen in Rotterdam, geactualiseerde woonvisie 2007-2010". Het betreft een instrumentele uitwerking van de Stadsvisie op het onderwerp wonen op de korte termijn. De geactualiseerde woonvisie richt zich op acties in de huidige woningmarkt, binnen de kaders van het collegeprogramma, om zo de ambitie van de Stadsvisie te helpen realiseren. In deze woonvisie worden de verschillende lopende en nieuwe programma's beschreven in hun onderlinge samenhang, zoals de aanpak van de bestaande woningvoorraad, de herstructurering en het Pact op Zuid. Daarbij wordt het beschikbare instrumentarium zo gericht mogelijk in gezet. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar gezinnen, pas afgestudeerden, starters en ouderen. Een aangenaam woon- en leefklimaat is een voorwaarde om huidige en nieuwe inwoners met succes aan de stad te binden. Aspecten als (onderwijs)voorzieningen en de woonomgeving zijn minstens zo bepalend voor de keuzes die mensen maken ten aanzien van hun woning als de woning zelf. Aantrekkelijke woonmilieus ontstaan alleen wanneer de kwaliteit van die woonomgeving en voorzieningen aanzienlijk wordt verhoogd. Samenwerking tussen de diverse sectoren en partijen is dan ook essentieel om tot de aantrekkelijke woonstad te komen. De uitwerking hiervan zal op gebiedsniveau moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld in het Pact op Zuid, in gebiedsafspraken en in de realisatie van de Stadsvisie. Het Pact op Zuid is erop gericht om de concurrentiepositie van wijken en buurten in Rotterdam-Zuid te verbeteren en alsnog een kwaliteitsslag te maken. 2.3.4 Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003-2020 en Regionaal Verkeer- en Vervoersplan 2002-2020 Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Voor de Stadsregio Rotterdam is het verkeer- en vervoersbeleid beschreven in het Regionale Verkeer- en Vervoersplan 2002- 2020 (RVVP). Het VVPR en het RVVP zijn in 2003 bestuurlijk vastgesteld en sluiten inhoudelijk nauw op elkaar aan.
11
Het Rotterdamse verkeer- en vervoersbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economisch belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad). De basis van het Rotterdamse verkeer- en vervoersnetwerk wordt gevormd door een spinnenwebstructuur. De routes tussen de rand van de stad én de routes tussen de verschillende subcentra onderling dienen van voldoende kwaliteit te zijn. Tussen de rand van de stad en de binnenstad worden stedelijke vervoerscorridors gecreëerd. Elke vervoerscorridor heeft een stadspoort, waar wegen, openbaar vervoer en fiets samenkomen en waar de overstap kan worden gemaakt tussen verschillende modaliteiten. Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, die goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid. Om stadsleefgebieden te creëren, wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, verbeteren verkeersveiligheid en tegengaan parkeerproblematiek in woonwijken. 2.3.5
Nota Horecabeleid Rotterdam 2007-2011
In de Horecanota is beleid opgenomen over de vestiging van nieuwe bedrijven, openingstijden, terrassen, partycentra en het vergunningverleningtraject. Met betrekking tot de gewenste ontwikkeling van de horeca hanteert de gemeente drie uitgangspunten: minder regels en strakker toezicht; de markt bepaalt en de gemeente schept de condities; concentratie en versterking van de horeca in de binnenstad. Om de gemeentelijke visie vorm te geven, worden in deze Horecanota vier concrete doelstellingen geformuleerd: stimuleren van de groei van de horecasector; verlichten van de lasten van de ondernemers; beschermen van het woon- en leefklimaat en handhaven van de openbare orde; creëren van een gevarieerd horeca-aanbod van goede kwaliteit. 2.3.6
Monumentenbeleid
In de Beleidsnota Collectie Rotterdam, Monumentenbeleid 2005-2008 en de Monumentenverordening Rotterdam (vastgesteld door de gemeenteraad op respectievelijk 3 februari 2005 en 30 januari 203) worden de bakens voor de toekomst van het Rotterdamse erfgoed uitgezet. Rode draad is de opvatting dat cultuurhistorie onlosmakelijk verbonden is met ruimtelijke kwaliteit en identiteit. De monumenten en beschermde stadsgezichten zijn de bewezen kwaliteiten van de stad en vertellen het verhaal van Rotterdam. Het monumentenbeleid van de gemeente Rotterdam is er op gericht de historische gelaagdheid van de stad te behouden voor toekomstige generaties en de kennis over de historische bebouwde omgeving te vergroten.
2.4
Beleid deelgemeente
2.4.1 Ontwikkelingsvisie IJsselmonde (1997), Centrumplan IJsselmonde (1999), Masterplan Hart (2004) en concept-Kaderplan Centrumplan Hart fase II De deelgemeente IJsselmonde heeft in 1997 een ontwikkelingsvisie vastgesteld. Dit in aansluiting op de Economische visie IJsselmonde van 1997, die onder andere economische en functionele ambities voor het Hart heeft geformuleerd in relatie tot onder meer de buurtcentra. In de Ontwikkelingsvisie heeft de deelgemeente de plannen voor IJsselmonde als "Tuinstad met Toekomst" verwoord. Het doel is te komen tot een gedifferentieerde en levendige tuinstad, onder andere door het versterken van de verschillende woonmilieus. In de Ontwikkelingsvisie wordt geconstateerd dat het bestaande centrum van IJsselmonde zich te weinig onderscheidt van de omringende woonwijken en dat er te weinig samenhang is. De Ontwikkelingsvisie is verder uitgewerkt in het 'Centrumplan IJsselmonde' (1999). In dit Centrumplan wordt de ambitie neergelegd om het bestaande centrum van IJsselmonde te herontwikkelen tot een levendig en aantrekkelijk centrum voor de deelgemeente (voorzieningen, bebouwing en buitenruimte). Het gebied moet zich als een herkenbaar centrum onderscheiden van de omringende woonwijken. Het
12
karakter van groene tuinstad moet daarbij behouden blijven. Het Centrumplan heeft betrekking op een deel van het gebied binnen de binnenring van IJsselmonde en omvat naast het bestaande winkelcentrum ook de direct aanliggende woongebieden alsmede het park De Twee Heuvels. De visie uit het Centrumplan uit 1999 is voor het meest centrale deel van het centrumgebied verder uitgewerkt in het 'Masterplan Hart', dat in juni 2004 is vastgesteld door de deelraad van IJsselmonde en in juli 2004 door het college van Burgemeester en Wethouders. De belangrijkste elementen in het Masterplan zijn de vernieuwing van het winkelcentrum, de aanleg van een centraal (markt)plein met omliggende bebouwing (voorzieningen en woningen) en het verbeteren van het openbaar vervoer. Het Masterplan geldt als stedenbouwkundig raamwerk op hoofdlijnen en is opgesteld in samenwerking met marktpartijen. Daarmee is tevens de uitvoering van de grondexploitatie van het Centrumplan IJsselmonde herbevestigd. Het Masterplan is het ruimtelijk raamwerk voor nieuwe ontwikkelingen binnen dit gebied en dient als onderlegger voor onderhavig bestemmingsplan. Het Masterplan is nader uitgewerkt in het 'Beeldkwaliteitsplan Hart van IJsselmonde' (december 2004). Het legt de ambities vast met betrekking tot de beeldkwaliteit voor het openbaar gebied en de bebouwing en geeft toetsbare en werkbare richtlijnen en kwaliteitscriteria voor het ontwerpen van de uitvoeringsplannen. Deze dient tevens als welstandparagraaf. In het Masterplan is er sprake van een tweetal fasen. Fase I omvat de nieuwbouw van de bouwblokken I tot en met III en is vergund met een art 19 WRO-procedure. Ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan is de uitvoering van fase I gaande. De daarop volgende fase II omvat de uitbreiding van het winkelcentrum Keizerswaard, de bouw van twee woontorens aan de zijde van Groeninx van Zoelenlaan, alsmede extra winkels en uitbreiding van het bestaande parkeerdek. Voor de uitwerking van fase II (de ontwikkeling en uitbreiding van het winkelcentrum) is door de ontwikkelaar, de deelgemeente, de gemeentelijke diensten, de Vereniging van Eigenaren (CVvE) en de winkeliersvereniging Keizerswaard gezamenlijk gewerkt aan een concept-Kaderplan. Dit Kaderplan kan worden gezien als een programma van eisen die uitgangspunt zijn voor de bouwplannen. Zo staat in het Kaderplan aangegeven hoe de uitbreiding van het winkelcentrum zal plaatsvinden en hoe het parkeren, het laden en lossen en de verkeersafwikkeling moet gebeuren. daarnaast gaat het in op de routing binnen het winkelcentrum en op de mogelijke branchering. Ook de inrichting van de buitenruimte van het totale gebied is onderdeel van het plan inclusief OV-knooppunt en tramtracé is onderdeel van het plan. Het concept-Kaderplan Centrumplan Hart fase II is begin 2010 gepresenteerd. 2.4.2
Woonvisie IJsselmonde (2004)
De Woonvisie IJsselmonde (vastgesteld oktober 2004) geeft beleidsmatige uitgangspunten voor de ontwikkeling van het wonen in IJsselmonde. Met het differentiëren van typen woonmilieus richt de deelgemeente zich primair op het vergroten van keuzemogelijkheden voor haar inwoners. Differentiatie van de woningvoorraad kan worden bereikt door sloop, nieuwbouw, renovatie en verkoop van huurwoningen. Belangrijk is het streven naar meer woningen voor inwoners met midden- en hogere inkomens alsmede het bieden van mogelijkheden voor een wooncarrière binnen de (deel)gemeentegrens. 2.4.3
Gebiedsvisie IJsselmonde
De deelgemeente IJsselmonde is in 2009 in gestart met het opstellen van een Gebiedsvisie voor (geheel) IJsselmonde. Dit gebeurt in overleg met bewoners, ondernemers en professionals. De (concept)gebiedsvisie, die in 2009 is uitgebracht, gaat over de periode 2010 tot 2020. Op basis van een analyse van de huidige situatie worden de ambities voor de periode 2010 tot 2020 beschreven. Deze zullen vervolgens door de nieuwe deelraad worden uitgewerkt in concrete doelen voor de periode tot 2015. In een apart hoofdstuk zijn de thema zijn de thema's beschreven waar de meeste aandacht naar uit gaat in de periode tussen 2010 en 2015. Eén van die thema's is "Hart van IJsselmonde". De gebiedsivisie is op 9 december 2010 door de deelgemeente vastgesteld.
13
2.4.4
Beleidslijnen voor de horeca in de deelgemeente IJsselmonde 2008-2011
In deze nota is het gebiedsgerichte horecabeleid voor de deelgemeente IJsselmonde tot en met 2011 weergegeven. Ten aanzien van het centrumgebied (overeenkomend met de begrenzing van het plan Hart van IJsselmonde) is aangegeven dat hier, mede gelet op de ambitie om meer differentiatie in voorzieningen te bewerkstelligen alsmede het bijzondere karakter van dit gebied en de positieve bijdrage die uitbreiding van horeca voor zowel het centrumgebied als de gehele deelgemeente kan betekenen, wordt gekozen voor het beleidsinstrument "ontwikkelen". Dit betekent dat eveneens ruimte wordt gelaten voor nachtontheffingen. Ten aanzien van het park De Twee Heuvels wordt ruimte gelaten voor ontwikkelen, voor zover de initiatieven passen binnen de uitvoering van het project Stadionpark. 2.4.5
Beleidsnotitie voorwaarden parkeren in voortuinen Deelgemeente IJsselmonde (2004)
De deelgemeente IJsselmonde wil het parkeren in voortuinen tegengaan, omdat dit het groene aanzien van de tuinstad aantast. Deze beleidsnotitie verschaft duidelijkheid over waarom niet in de voortuin geparkeerd mag worden en geeft heldere uitgangspunten ten behoeve van advisering. In verband hiermede is in dit plan het parkeren van motorvoertuigen in voortuinen uitgesloten. 2.4.6
Economische visie IJsselmonde "Werken in de tuinstad revisited" (2006)
Het economisch beleid van de deelgemeente IJsselmonde is neergelegd in een economische visie. Dit beleid richt zich op de volgende vier min of meer gelijkwaardige algemene doelstellingen: het het het het
creëren van randvoorwaarden voor economische ontwikkeling; optimaliseren van de lokale verzorgingsstructuur; stimuleren van maatschappelijk ondernemen; verbeteren van de kansen op een baan in de marktsector.
Voor het ontwikkelen van samenhangend beleid en een samenhangende aanpak zijn twee werkmodellen ontwikkeld. Bij het samenhangend beleid worden drie sporen onderscheiden: het verbeteren van de fysieke bedrijfsomgeving, het verbeteren van maatschappelijk functioneren van bedrijven en de verbetering van communicatie en relatiebeheer met bedrijven. Bij de samenhangende aanpak gaat het om vormgeving van het relatiebeheer, follow-up van bedrijfscontacten, beleidsontwikkeling en implementatie. De ontwikkeling van het Centrumgebied wordt in deze nota genoemd als één van de kansen voor ondernemen in IJsselmonde. Aangegeven wordt dat het hoofdwinkelcentrum, de Keizerswaard, dient als een in het centrumgebied geïntegreerd funshoppingcentre dient te worden opgewaardeerd. Daarbij is ook sprake van uitbreiding van het winkelvloeroppervlak. De nadruk dient hier te liggen op het versterken van de recreatieve waarde (winkelen als leisureactiviteit) en het verlengen van de verblijfstijd. De toenemende aantrekkelijkheid van dit centrum mag daarbij niet ten koste gaan van de resterende buurtwinkelfuncties. In verband hiermee zal er naar worden gestreefd de uitbreiding van het winkeloppervlak in het marktsegment “dagelijks” te beperken. In een convenant gesloten tussen de CVVE, ontwikkelaar, gemeente en deelgemeente is hier handen en voeten aan gegeven. 2.4.7
Actieplan Wijkeconomie IJsselmonde 2008
In het Actieplan Wijkeconomie IJsselmonde wordt ingezet op een voorwaardenscheppend beleid, gericht op het verbeteren van de omgeving van de bedrijven en het realiseren van voldoende geschikte vestigingsmogelijkheden voor diverse marktsegmenten. Dit beleid, dat in samenwerking met het bedrijfsleven tot stand is gekomen, zorgt voor kwaliteit van vestigingslocaties. In het Actieplan wordt aangegeven dat de komende bestuursperiode één van de speerpunten van de deelgemeente gericht is op het uitvoeren van ontwikkelingsprojecten die ook ten goede komen aan de werkgelegenheid en de wijkeconomie in de wijk. Het economisch beleid van de deelgemeente wordt gefinancierd uit verschillende bronnen. Het merendeel van de niet ruimtelijke projecten wordt uit het deelgemeentelijke wijkeconomiebudget gefinancierd, soms aangevuld met een stedelijke bijdrage.
14
2.4.8
Notitie Uitgangspunten nieuwe inrichting park de Twee Heuvels
De deelgemeente heeft in 2010 een notitie vastgesteld waarin de uitgangspunten zijn vastgelegd met betrekking tot de (her)inchting van het park de Twee Heuvels. Deze notitie is mede opgesteld in het kader van de ontwikkeing van het Stadionpark. In de notitie wordt op basis van de uitgangspunten en ambities ingegaan op de volgende 4 punten: a. horecavoorziening, in combinatie met een speeldemis (natuurlijk avontuurlijke speelvoorziening) beheerd door Scouting en verplaatsen van de kinderboerderij de Kooi; b. nieuw fiets- en voetpad in de Oost West richting (inclusief verlichting); c. de kwaliteit van het in het park aanwezige water verbeteren; d. het realiseren van woningbouw of voorziening die toevoeging biedt aan de noordrand van het park. Daarnaast is op 15 oktober 2009 door de deelraad een motie aangenomen betreffende de (herinrichting van Park de Twee Heuvels waarin besloten wordt het dagelijks bestuur te verzoeken om de volgende randvoorwaarden in te brengen bij de planontwikkeling van het Stadionpark en het definitieve plan aan deze randvoorwaarden te toetsen en hierover verantwoording af te leggen aan de deelraad: De huidige functie van het Park de Twee Heuvels (rust, groen, water, ruimte, ontmoeting en recreatie) dient gewaarborgd c.q. versterkt te worden; Een uitbreiding van gebruiksmogelijkheden, in de vorm van een integratie in het sportcluster, door middel van een atletiek-, wieler-, en skatebaan behoort tot de mogelijkheden.
15
Hoofdstuk 3 3.1
Beschrijving van het plangebied
Ontstaansgeschiedenis
IJsselmonde is voortgekomen uit de ambachten Oost- en West-IJsselmonde. Daar is in 1827 nog het eiland Feijenoord en de tiendheerlijkheid Lombardijen aan toegevoegd. Het gebied bestond hoofdzakelijk uit polders met dijken waarbij aan veel dijken lintbebouwing ontstond. Lange tijd lag het gebied binnen de invloedssfeer van Dordrecht (met name financieel), maar vanaf 1870 werd IJsselmonde in fasen steeds meer bij Rotterdam getrokken, mede om te worden bebouwd. In 1872 stoomde de eerste trein over het eiland, daarna volgden de Maasbruggen, de Barendrechtse brug, de Spijkenissebrug en de tramverbindingen. Tegelijkertijd ontstond aan de noordkant van het eiland de gordel van havens met bijbehorende industriegebieden. Voor de oorlog ontwikkelde de gemeente IJsselmonde enige woningbouwprojecten. Tot 1941 was IJsselmonde een zelfstandige gemeente die werd begrensd door de Nieuwe Maas en de omliggende gemeenten (toenmalig) Charlois, Ridderkerk en Barendrecht. Daarna volgde de annexatie door de gemeente Rotterdam. Dit betekende tevens de start van groei, net voor en tijdens de oorlog. Begin twintigste eeuw werd Sportdorp gerealiseerd en werd een plan voor Zomerland ontwikkeld. Ook het oude dorp IJsselmonde werd in zuidelijke richting uitgebreid. Begin jaren vijftig werd vanwege de aanhoudende woningnood (wederopbouwopgaaf) een nieuwe wijk gepland die werd beschouwd als uitbreiding van het dorp IJsselmonde en ter afsluiting van de wijken Pendrecht, Zuidwijk en Lombardijen. Het plan voor Zomerland en de uitbreiding van IJsselmonde-dorp (1949) werden hierin ingepast. Op basis van een structuurschets zijn voorts deelplannen uitgewerkt voor de verschillende wijken. In de zestiger jaren werd gestart met Hordijkerveld, Tuinenhoven, Reijeroord, Groenenhagen en Kreekhuizen. De woningen waren bedoeld voor werknemers uit de haven- en industriegebieden en de dienstensector.
3.2
Ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige configuratie
IJsselmonde heeft een concentrische opbouw. Het uitbreidingsplan voor Groot IJsselmonde (1961) ging uit van afgraving van aanwezige dijken (niet uitgevoerd). Ook andere objecten werden in de planfiguur ingepast - dit geldt met name voor tientallen locaties die in gebruik waren bij de Nederlandse Aardolie Maatschappij (N.A.M.) ten behoeve van oliewinning. Deze zogenaamde NAM-locaties zijn in de groenstructuur ingepast. Ook moest rekening gehouden worden met een rioolwaterzuivering, waterlopen, bemalingsvoorzieningen en een geplande uitbreiding van het rijkswegennet (huidige A15). De bouw begon in de vroege jaren zestig van de vorige eeuw op basis van het Uitbreidingsplan Groot IJsselmonde uit 1956. Het stedenbouwkundig plan dat hieraan ten grondslag lag is afkomstig van ir. Van Drimmelen en betreft in feite een uitvergroting van de stedenbouwkundige opzet die hij rond 1950 voor Lombardijen had ontwikkeld. Van Drimmelen koppelde de wijkgedachte aan een antroposofische opvatting en zag de wijk als een rustige woonomgeving als tegenwicht van de moderne en complexe maatschappij. De ruimtelijke structuur kent een hiërarchie vergelijkbaar met een boom (van wortel tot nerf). Het centrum vormt de stam, de buurtontsluitingswegen de takken en zo verder. Het ontwerp voorziet in een H-vormige structuur van uitvalswegen in combinatie met een centrumring waaraan als bloemblaadjes de verschillende woonbuurten van IJsselmonde zijn opgehangen. De uitvalswegen maken verbinding met het centrum van Rotterdam en de Ruit van Rotterdam. De woonbuurten werden van elkaar gescheiden door groenzones en hoofdwegen met een ruim en groen profiel. Binnen de centrumring zijn als twee voornaamste centrale voorzieningen voor IJsselmonde gesitueerd het winkelcentrum Keizerswaard en het park De Twee Heuvels. Het winkelcentrum zou een kruising van routes moeten zijn in het hart van de wijk. Echter, tijdens de aanleg is de duidelijke schematische wijkopzet verstoord geraakt. Met name het vervallen van de dijkafgraving is van grote invloed geweest. Hierdoor kon de beoogde ruimtelijke samenhang tussen het centrumgebied en het park niet worden gerealiseerd. Dit heeft tot gevolg gehad dat onder meer de Kerkedijk en de Boezemkreek in de stedenbouwkundige structuur van de wijk opgenomen zijn. Daarnaast bleek de schaalgrootte van de stedenbouwkundige opzet te groot voor een consistente ruimtelijke uitwerking (bijvoorbeeld de ruim vier kilometer lange centrumring is nooit een herkenbare continue route geworden).
16
Winkelcentrum Keizerswaard Het winkelcentrum was eerst nog niet overdekt. Aanvankelijk was het de bedoeling om het winkelcentrum door te trekken naar het gebied ten westen van de Kerkedijk om zodoende een verbinding te maken met het park De Twee Heuvels en de Adriaan Volkerlaan. In de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet lag het winkelcentrum tussen de pootjes van de H-vormige structuur van hoofdwegen. Door protesten van de bevolking is het echter zover nooit gekomen. Het winkelgebied is begin jaren '90 ingrijpend gerenoveerd waarbij Keizerswaard een overdekt winkelcentrum werd met ongeveer 80 winkels en een divers winkelaanbod. Park De Twee Heuvels Het park De Twee Heuvels van ongeveer 25 hectare is ontworpen op wijkniveau in Engelse landschapsstijl naar ontwerp van Jan Roeterink en functioneel gericht op wandelen en verpozen. Kenmerken van het ontwerp zijn een zo natuurlijk mogelijke vormgeving, kronkelende paden en afwisseling tussen openheid en geslotenheid. De kreek aan de westzijde van het park, een oorspronkelijke waterloop, vormt een belangrijk landschappelijk element binnen de groenstructuur in het gebied. De looproutes van het park zijn intern circulair waardoor het park zich afwendt van de directe omgeving. Groenstructuur De groenstructuur vormt een belangrijk onderdeel van de sociale intenties die Van Drimmelen nastreefde. Het groen in de woonbuurten is vooral gericht op de ontwikkeling van een tolerante gezindheid en bestaat uit buurtscheidende groene geleidingsstroken en buurttuinen. De geleidingsstroken vormen tevens speelruimten voor de jeugd en de buurttuinen zijn ten nutte van jongere kinderen en ouderen. Op deelgemeenteniveau is er ruimte voor recreatie (volkstuinen, sporthallen e.d.). Verkeersstructuur De hoofdstructuur voor het autoverkeer wordt gevormd door de Dwarsdijk, Groene Tuin en Reyerdijk. Deze wegen liggen van noordwest naar zuidwest als een hoefijzer om het plangebied. Het plangebied wordt voorts doorsneden van oost naar west door de Groeninx van Zoelenlaan en de Olympiaweg (verbonden door Klein Nieuwland) en van noord naar zuidwest door de Adriaan Volkerlaan en de Kreekhuizenlaan (verbonden door Klein Nieuwland). Dit zijn tevens twee belangrijke stedenbouwkundige dragers. Dit geldt ook voor de oorspronkelijke verbindingsroute Zuider Kerkedijk en Noorder Kerkedijk die evenwijdig ligt aan de noord-zuidwest verbinding. Deze Kerkedijk betreft een oude aan weerszijden bebouwde dijk die een stedenbouwkundige barrière heeft gevormd om een consequent (modern) stedenbouwkundig plan te kunnen toepassen. De verdere binnenwijkse ontsluiting verloopt via een regulier stratensysteem. De routes voor langzaam verkeer (fiets en voet) volgen eveneens dit systeem. In het plangebied is reguliere civieltechnische infrastructuur aanwezig in de ondergrond (bijvoorbeeld nutsvoorzieningen ten behoeve van woningen). Daarnaast zijn er een beperkt aantal leidingen die gezien hun aard en/of omvang nadere planologische vastlegging behoeven. Het betreft een gasleiding (Groeninx van Zoelenlaan), een rioolpersleiding en (ondergrondse) hoogspannningsleiding. Woningvoorraad In het programma van eisen, dat destijds ten grondslag lag aan de ontwikkeling van de woningbouw, werden de beoogde bewoners aangemerkt als werknemers uit de toen groeiende haven- en industriegebieden en werknemers uit de dienstensector in het centrum van Rotterdam. In beginsel bestemde Van Drimmelen indertijd de woningen binnen de centrale ring voor de middenklasse en de woningen erbuiten voor woningwetbouw voor arbeiders (52,8%). (Alleen Reijeroord en Zomerland kwamen geheel voor particuliere bouw beschikbaar). Vandaag de dag daalt het aantal inwoners gestaag. Een andere trend is de vergroening en ontgrijzing, ondanks dat de groep 55+-ers nu nog goed vertegenwoordigd is. De nieuwe huishoudens bestaan voor een groot deel uit kinderrijke huishoudens van niet-Nederlandse afkomst.
17
3.3
Archeologie
3.3.1 Beleidskader: Beleidsnota Archeologie 2008-2011, Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK), lijst met Archeologische Belangrijke Plaatsen (ABP's) en Archeologieverordening Rotterdam In 1992 hebben de Ministers van Cultuur van de bij de Raad van Europa aangesloten landen te Valletta (Malta) het Europese Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed ondertekend. Met het Verdrag van Malta is het streven vastgelegd naar onder meer: - het behoud van het archeologisch bodemarchief ter plaatse (in situ); - het documenteren van het archeologisch bodemarchief, indien behoud niet mogelijk blijkt; - het vroegtijdig en volwaardig betrekken van de archeologie bij ontwikkelingen op het gebied van de ruimtelijke ordening; - het verbreden van het draagvlak voor de archeologie; - het toepassen van het beginsel 'de verstoorder betaalt'. De afspraken van Malta zijn verwerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg, die op 1 september 2007 in werking is getreden. Het zwaartepunt van het archeologiebeleid is bij gemeenten komen te liggen. In bestemmingsplannen moeten gemeenten aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn. Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het Rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: 1: zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; 2: zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; 3: zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP's), die opgenomen zijn in de gemeentelijke archeologieverordening. Deze verordening is op 5 november 2009 vastgesteld door de gemeenteraad. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Dit instrumentarium sluit aan op en komt mede voort uit het Rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het "Verdrag van Malta" is ontwikkeld. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. 3.3.2
Bewoningsgeschiedenis
Uit vondsten binnen en in de directe omgeving van het plangebied blijkt dat dit deel van IJsselmonde een lange bewoningsgeschiedenis kent. Ten oosten van het plangebied zijn in 1981 en in 2005 delen van donken onderzocht. Op deze door latere sedimenten overdekte rivierduinen werden sporen gevonden uit het Mesolithicum (8000-5300 voor Christus) en het Neolithicum (5300-2000 voor Christus). Ook in het plangebied zelf zijn recentelijk, in boringen, bewoningssporen aangetroffen op een donk. De locaties maken deel uit van hetzelfde rivierduincomplex, dat ook, meestal op grote diepte, in het noordelijk deel van het plangebied aanwezig is. Sporen uit de Romeinse tijd zijn gevonden in 1984 ten noordoosten van het plangebied aan de Valkenburgsingel. Behalve vondstmateriaal (aardewerk en bot) werden slootjes gevonden, die vanaf een kleilaag, die op het veen langs de oever van de Maas is afgezet, zijn ingegraven. In de Middeleeuwen is het gebied in de 10de-12de eeuw ontgonnen. Het gebied is vóór 1300 bedijkt en maakte toen onderdeel uit van de Riederwaard. Verschillende laatmiddeleeuwse vindplaatsen zijn uit de
18
omgeving van het plangebied bekend. In 1373 gaat de Riederwaard door overstromingen ten onder, waarbij een dik pakket zand en klei wordt afgezet. Van zuid naar noord loopt door het plangebied een gedeelte van één van de dijken van de herontginning van het gebied na 1373 (Afb. 3.1). Het is de huidige Zuider- en Noorder Kerkedijk, een onderdeel van de dijk rond de polder Oost-IJsselmonde, die in het begin van de 15de eeuw tot stand kwam. De dijk vormde vanaf die tijd een lijn waarlangs de bebouwing zich concentreerde. Ten westen van de huidige Kerkedijk maakte het plangebied lange tijd deel uit van het Kreekse boezemgebied.
Afbeelding 3.1: Het bestemmingsplangebied IJsselmonde-Centrum geprojecteerd op de oudste topografische kaart van ca. 1850 3.3.3
Archeologische verwachtingen
Uit het archeologisch onderzoek blijkt dat in het bestemmingsplangebied bewoningssporen uit de Prehistorie, Romeinse tijd, Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten zijn. Vooral het noordelijk deel van het plangebied, met donkzand in de ondergrond, is kansrijk voor het aantreffen van bewoningssporen vanaf de Midden-Steentijd. Op het veen kunnen in het hele plangebied bewoningssporen voorkomen uit de Ijzertijd, Romeinse tijd en Middeleeuwen. Langs het bewoningslint de Zuider en Noorder Kerkedijk kunnen bewoningssporen vanaf het begin van de 15de eeuw worden aangetroffen. 3.3.4
Aanbevelingen
Voor het gebied met het rivierduin met bewoningssporen (Waarde Archeologie-1) geldt een bouwregeling en een omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP en die tevens een terrein oppervlak beslaan groter dan 100 m2. Voor het bewoningslint op en langs de Kerkedijk (Waarde Archeologie-2) geldt een bouwregeling en omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden maaiveld en tevens en terreinoppervlak beslaan groter dan 100 m². Voor de rest van het plangebied (Waarde Archeologie-3) geldt een bouwregeling en omgevingsvergunning voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 2,0 meter beneden NAP en tevens een terreinoppervlak beslaan groter dan 200 m².
19
3.4
Stadsgezichten en Monumenten
Op basis van gegevens van het gemeentelijke Bureau Monumenten blijken er twee gebouwen van cultuurhistorische waarde te zijn binnen het plangebied. Deze gemeentelijke monumenten zijn van algemeen belang voor Rotterdam vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Vanzelfsprekend is het verboden om zonder vergunning wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument.
Adres
Naam/functie
Bouwjaar
Bouwstijl
Olympiaweg 395
School, in gebruik door scholengemeenschap 'Nieuw Zuid' (architect A.A. Stekelenburg, Gemeentewerken);
1966-1969
Modernisme
Zuider Kerkedijk 296
Boerderij met schuur, in Ca. 1850 gebruik als woning
Traditioneel- ambachtelijke stijl
Buiten de twee monumentale gebouwen staan in IJsselmonde ook nog gebouwen die geen status hebben als gemeentelijk monument maar die wel van monumentale waarde zijn. Dit zijn de beeldbepalende objecten. Voor deze panden geldt geen wettelijke bescherming, maar de gemeente zet zich wel in om de waarden van deze panden te behouden. De beeldbepalende objecten zijn beschreven in 'IJsselmonde, cultuurhistorisch analyse en beschrijving (1949-1965), dS+V 2004'.
Adres
Naam/functie
Bouwjaar
Keizerswaard/ Guldenwaardtoren
Woongebouw winkelcentrum Groot IJsselmonde 1967-1970
Bandeloodijk 320
RK Gedachteniskerk
1961-1969
Reyerdijk 51
NH Pelgrimskerk
1964-1966
Reyerdijk 41
Ger. Thaborkerk
1968-1969
Groene Tuin 353
Ger. Groene Tuinkerk
1961-1968
20
Hoofdstuk 4 4.1
Planbeschrijving
Algemeen
Er vindt een ingrijpende metamorfose plaats van het winkelcentrum Keizerswaard en omgeving. Het doel is om van dit gebied een volwaardig stadsdeelcentrum te maken. Dit stadsdeelcentrum zal plaats bieden aan onder andere een nieuw deelgemeentekantoor, de sociale dienst, een cultureel centrum en de bibliotheek. Deze gebouwen komen aan een nieuw plein. Dit plein, dat ook de nieuwe locatie voor de weekmarkt wordt, ligt aan de noordzijde van het winkelcentrum. Aan het plein komen winkels, terrassen, en de nieuwe hoofdentree van het winkelcentrum. Het winkelcentrum Keizerswaard zelf wordt uitgebreid. Daarnaast komen er in het Hart nieuwe woningen, waarvan het overgrote deel in drie torens. Ook worden kantoren mogelijk gemaakt. Er komt een parkeergarage onder de nieuwbouw en onder een klein deel van het nieuwe winkelcentrum. Het bestaande parkeerdek op het winkelcentrum wordt uitgebreid zodat er een flinke uitbreiding van de parkeermogelijkheden komt. Het nieuwe centrumgebied wordt het terrein van de voetgangers. Auto's zullen direct naar de parkeerplaatsen worden geleid. De Herenwaard is na realisatie van de plannen alleen nog bereikbaar voor openbaar vervoer en taxi's, voor bevoorrading van winkels en de opbouw van de wekelijkse markt. Het winkelcentrum wordt veel beter bereikbaar met het openbaar vervoer. Door al deze ontwikkelingen zal de verkeerssituatie in IJsselmonde centrum sterk wijzigen ten opzichte van de huidige situatie. In de mobiliteitstoets wordt nader ingegaan op de mobiliteitseffecten van deze ontwikkelingen. Bovengenoemde ontwikkelingen worden door middel van dit bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt c.q zijn deels reeds vergund en gerealiseerd na vergunningverlening op basis van art. 19 WRO-procedures. Er is nog onvoldoende duidelijkheid over mogelijke ontwikkelingen in het Park de Twee Heuvels om deze nu al in dit plan te verwerken. Mocht er te zijner tijd sprake zijn van ontwikkelingen in het parkgebied, dan zullen deze aan de orde komen in het bestemmingsplan Stadionpark, dat later in procedure wordt gebracht.
4.2
Nieuwe ontwikkelingen
4.2.1
Trambaan en realisatie ov-knooppunt
In het in 1999 vastgestelde Centrumplan IJsselmonde is de doelstelling voor het verbeteren van het openbaar vervoer opgenomen. In dit bestemmingsplan is de Tram Binnenlus Keizerswaard uitgewerkt, een nieuw tramtracé dat langs de oostzijde van de Keizerswaard loopt. Aan het nieuwe centrale plein wordt een openbaar vervoersknooppunt gerealiseerd voor twee tramlijnen en vier buslijnen. Hiermee wordt recht gedaan aan de belangrijkste voorwaarde voor het goed functioneren van het Hart. 4.2.2
Centrumgebied Keizerswaard
Voor de eerste fase van het centrum, aan de noordzijde van het centrumgebied (bestemmingen "Centrum - 1", "Centrum - 2" en "Centrum - 3") is een artikel 19 WRO-procedure gevolgd en is bouwvergunning verleend. In deze eerste fase worden winkels en verschillende maatschappelijke voorzieningen gerealiseerd zoals een bibliotheek en een cultuur werkplaats, alsmede kantoren, woningen en horeca. De tweede fase van de ontwikkeling van het centrumgebied heeft betrekking op het zuidelijk gelegen gedeelte van het winkelcentrum (bestemmingen "Gemengd - 2", "Wonen" (Herenwaardflat en Guldenwaardflat) en "Centrum - 4". In deze fase ligt de nadruk meer op het uitbreiden en het doorontwikkelen van het winkelcentrum met naast winkelfuncties ook woningen, kantoren en parkeerplaatsen. Het programma dat toegevoegd kan worden is: -10.112 m2 bruto vloer oppervlak (b.v.o.) detailhandel, (inclusief b.v.o. banken);
21
- 2.800 m2 b.v.o. kantoren; - 1.922 m2 b.v.o. horeca; -
500 m2 b.v.o. bedrijven (categorie 1 en 2);
-
400 m2 b.v.o. cultureel/maatschappelijke doeleinden;
-
600 m2 b.v.o. dienstverlening;
-
250 stuks woningen;
De gronden die onderdeel uitmaken van het zuidelijk deel van het centrumgebied zijn bestemd overeenkomstig de bestaande situatie op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Aangezien voor deze gronden geen anterieure overeenkomst inzake de grondexploitatiekosten gesloten is, is de herstructurering van het winkelcentrum Keizerswaard mogelijk gemaakt d.m.v. een wijzigingsbevoegdheid ("wro-zone - wijzigingsgebied - 1"), waarbij de genoemde bestemmingen omgezet kunnen worden in de bestemmingen "Centrum - 5" en "Verkeer-Verblijfsgebied". Als voorwaarde voor toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is gesteld dat de betreffende grondeigenaren vooraf met de gemeente Rotterdam schriftelijke overeenstemming moeten hebben bereikt over de grondexploitatiekosten, indien sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening. Bovendien dienen de grondeigenaren die betrokken zijn bij fase 2 van het centrumplan de samenwerkingsovereenkomst met de betrokken projectontwikkelaar gesloten te hebben. Binnen de bestemmingen "Centrum - 1", "Centrum - 2" en "Centrum - 3" mag tot een hoogte van 18 meter gebouwd worden, tenzij anders aangegeven op de plankaart (hierna verbeelding genoemd). Voor zover er hogere bebouwing toegestaan is, is daarvoor op de verbeelding (plankaart) een vlak gedefinieerd Binnen de bestemming "Centrum - 4" bedraagt de maximum bouwhoogte 10 meter en binnen "Gemengd - 2" maximaal 8 meter, met uitzondering van de 2 toegangsgebouwtjes tot de liften en trappenhuizen waarvoor een maximum bouwhoogte van 12 meter geldt. Binnen de bestemming "Wonen" geldt voor de Herenwaard flat een maximum bouwhoogte van 28 meter en voor de Guldenwaard flat van 52 meter. Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" kan de bestemming van de gronden van het zuidelijke centrumgebied omgezet worden in de bestemmingen "Verkeer Verblijfsgebied" en "Centrum - 5". Aangezien laatstgenoemde bestemming niet voorkomt op de plankaart behorende bij het vastgestelde bestemmingsplan, is als bijlage bij de regels een uitsnede van de plankaart / verbeelding opgenomen, waarin de toekomstige bestemming "Centrum - 5" is gevisualiseerd. Langs de zuidrand van deze bestemming kunnen 2 woontorens langs de Groeninx van Zoelenlaan worden gebouwd. Aangezien de exacte locatie van beide torens nog niet bekend is, zijn op de verbeelding vlakken gedefinieerd waarbinnen tot een maximale bouwhoogte van 50,5 meter resp. 61,5 meter kan worden gebouwd. Voor deze torens wordt maximaal 6 meter extra bouwhoogte toegestaan ten behoeve van een hellend dakvlak. In dat geval moet wel voldaan worden aan de eisen van afschuining van de top van de bebouwing zoals vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan Hart IJsselmonde Tevens is het maximum bruto vloeroppervlak (700 m2) per bouwlaag vastgelegd. Aldus is de toegestane massa vastgelegd. Langs de oostrand van deze bestemming is woningbouw mogelijk tot een hoogte van 33 meter. Op gronden met de (toekomstige) bestemming "Centrum - 5" zijn in totaal 778 parkeerplaatsen gepland . Dit zijn 538 nieuwe parkeerplaatsen en 240 bestaande plaatsen.
22
Afbeelding 4.1: Centrumgebied Keizerswaard, situatie voor uitvoering fase 1 4.2.3
Verlegging gasleiding
In de Groeninx van Zoelenlaan ligt een gasleiding die verlegd dient te worden in verband met de aanleg van de nieuwe tramlus aan de oostzijde van het winkelcentrum. De gasleiding wordt naar het zuiden verplaatst, teneinde de gasleiding en het tramtracé voldoende ruimtelijk van elkaar te scheiden. Het betreft het gedeelte van de leiding in de Groeninx van Zoelenlaan ten oosten van de Herenwaard. Aangezien meerdere varianten voor de verplaatsing mogelijk zijn, is in overleg met de Nederlandse Gasunie voor een ruime wijzigingszone gekozen waarbinnen alle in aanmerking komende varianten mogelijk zijn. Op de verbeelding is het wijzigingsgebied aangeduid als "wro-zone - wijzigingsgebied - 2".
23
4.2.4
Mobiliteitstoets
Om het verkeer in de woonbuurten en het verkeer voor het winkelcentrum van elkaar te scheiden, en om het plein autovrij te houden, zal de verkeersstructuur rondom het winkelcentrum gewijzigd worden. De Herenwaard wordt "doorgeknipt", het overgebleven stukje Herenwaard dat aantakt op de Groeninx van Zoelenlaan wordt afgesloten voor autoverkeer en is alleen toegankelijk voor de ontsluiting van het nieuwe openbaar vervoerstation. Enkel bussen, taxi's, bestemmingsverkeer voor de markt en bevoorradingsverkeer mogen van deze weg gebruik maken. De Herenwaard blijft door middel van een vrijliggend fietspad aangesloten op de Ruigewaard en de Palmentuin, hiermee wordt het langzaam verkeer niet beperkt in zijn mogelijkheden. Het Centrumplan voorziet in twee grote parkeervoorzieningen. De noordelijk gelegen parkeervoorziening bevindt zich op gronden met de bestemmingen "Centrum - 1" t/m "Centrum - 3" ; hier zijn 574 parkeerplaatsen gepland, ten dele in een parkeergarage en ten dele op het dak van de bebouwing. Hiervoor is reeds bouwvergunning verleend. Dit betreft het gebied ten noorden van de markt en wordt ontsloten via de Palmentuin. De zuidelijk gelegen parkeervoorziening betreft het bestaande parkeerdek (240 parkeerplaatsen) op het winkelcentrum dat uitgebreid zal worden met een tweede parkeerdek, zodat circa 500 nieuwe parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden. De ontsluiting (in- en uitrit) geschiedt via de Groeninx van Zoelenlaan. De ontsluiting van de parkeerdekken is zodanig dat het gebied altijd te voet verlaten kan worden. Aan de Ruigewaard is een keerlus voor het expeditieverkeer gepland ter hoogte van het huidige KPNgebouw. Het aanleggen van een nieuw tramtracé en een openbaar vervoerstation aan het toekomstige plein, zal resulteren in een optimale ontsluiting van het nieuwe Hart van IJsselmonde en een betere bereikbaarheid van het winkelcentrum. 4.2.5
Windhinderonderzoek
Ten behoeve van het Masterplan Hart IJsselmonde is een windhinderonderzoek uitgevoerd. Per gebied is gemeten of dit binnen de normen van respectievelijk doorloopgebied (trottoir en fietspad), slentergebied (winkelcentrum, gebouwingang) of verblijfsgebied (plein, terras) valt. De conclusie is dat het nieuwe ontwerp op bijna elke locatie binnen de norm van doorloopgebied valt en dat nergens gevaarlijke situaties optreden als gevolg van de wind. Het fiets/wandelgebied op de Herenwaard-Palmentuin krijgt meer wind dan in de bestaande situatie. Het gebied voldoet nog wel aan de normen die zijn gesteld aan een doorloopgebied. Voor het voetgangersgebied ten zuiden van het winkelcentrum langs de Groeninx van Zoelenlaan is de windsituatie voorafgaand aan de herontwikkeling al niet gunstig. De kans op windhinder wordt groter als gevolg van de nieuwbouw. De windhinder is onder andere te ondervangen door het aanbrengen van luifels. De nieuwbouw heeft een positieve invloed op het windklimaat op het marktplein. In de huidige situatie voldoet de locatie niet aan de eisen voor slentergebied, na het gereedkomen van de nieuwbouw voldoet de marktlocatie in alle gevallen aan de norm. De terraszone op het plein voldoet aan de windnormen die worden gesteld voor terrassen.
4.2.6
Bezonningsstudie
Uit een bezonningsstudie blijkt dat in de zomer (21 juni) het schaduweffect van de geplande torens langs de Groeninx van Zoelenlaan zeer gering is. De meeste schaduw valt over het winkelcentrum zelf. Ten gevolge van de lagere zonnestand in voor- en najaar (21 maart resp. 21 september) is het schaduweffect van de torens in deze jaargetijden groter. In de ochtenduren reikt de schaduw van de westelijke toren over een gedeelte van de bebouwing aan de Ruigewaard, terwijl in de namiddag de oostelijke toren schaduw zal werpen over een deel van de bebouwing aan de Grote Hagen. Rond het middaguur valt de schaduw van de torens over het winkelcentrum zelf.
24
4.3
Distributie planologisch onderzoek
Voor de uitbreidingsplannen van het winkelcentrum is een distributie planologisch onderzoek (dpo) opgesteld. Hierin zijn de uitbreidingsmogelijkheden in vierkante meters en de gewenste branchering onderzocht. De conclusie is dat winkelcentrum Keizerswaard kan uitbreiden vanwege het groeiende inwoneraantal in IJsselmonde als gevolg van de nieuwbouw. Volgens het dpo bedraagt de uitbreidingsruimte voor detailhandel maximaal 9.300 m2 b.v.o. Inmiddels is de zogenaamde dienstenrichtlijn nr.2006/123/EG (artikel 14, aanhef en onder 5, van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PbEU L 376) geïmplementeerd in artikel 1.1.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Op grond van deze regelgeving mogen bestemmingsplannen geen bepalingen bevatten die een ongelijke behandeling van individuele ondernemingen inhouden. Argumenten van concurrentieregulering mogen geen rol spelen bij het stellen van eisen aan de vestiging van bepaalde detailhandelsbranches. Overigens geldt dit niet alleen voor detailhandel, doch voor alle vormen van dienstverlening. De uitoefening van een dienstenactiviteit mag niet afhankelijk gesteld worden van de toepassing per geval van economische criteria, waarbij de verlening van de vergunning afhankelijk wordt gesteld van het bewijs dat er een economische behoefte of marktvraag bestaat. Dit leidt ertoe dat het uitgevoerde distributie planologisch onderzoek geen grondslag biedt om de toegestane hoeveelheid detailhandel vast te leggen.
4.4
Juridische planbeschrijving
4.4.1
Plansystematiek
Bij het opstellen van de regels is aansluiting gezocht bij het 'Standaard bestemmingsplan Rotterdam' van 1 mei 2009. Met het gebruik van een standaardbestemmingsplan beoogt de gemeente een samenhangend geheel aan bestemmingsplannen te creëren, waarbij de verschillende regelingen zo min mogelijk uiteenlopen. De regels van het plan bestaan uit de volgende onderdelen: inleidende regels; bestemmingsregels; algemene regels; overgangs- en slotregel. Op de plankaart (verbeelding) zijn de voorkomende functies apart bestemd. Hierdoor is het mogelijk om met bijbehorend renvooi (verklaring van de bestemming) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingen van de gronden en gebouwen beschreven.. 4.4.2
Wonen
4.4.2.1 Werken aan huis In de voorschriften is een regeling voor werken aan huis opgenomen. Deze regeling gaat uit van een zo groot mogelijke flexibiliteit in toegestane bedrijfsactiviteiten, mits de omgeving geen gevaar loopt en geen onevenredige hinder ondervindt van de activiteit. De bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in alle woningen, ongeacht het type woning of het gebied waar de woning staat. De belangrijkste voorwaarden zijn dat maximaal 30% van de woning voor beroeps-/bedrijfsactiviteiten mag worden gebruikt en dat de woning er aan de buitenkant als woning uit blijft zien. Reclame-uitingen aan de buitenzijde van de woning zijn niet toegestaan. Verder worden detailhandelsactiviteiten en bedrijfsmatige reparatie en onderhoud aan motorvoertuigen nadrukkelijk uitgesloten.
25
4.4.2.2 Vergunningvrij bouwen op het achtererfgebied Per 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden, alsmede het Besluit omgevingsrecht (Bor). Gelijktijdig is het Besluit bouwvergunningvrije en licht bouwvergunningplichtige bouwwerken van de Woningwet vervallen. De vergunningvrije activiteiten zijn nu opgesomd in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Een omgevingsvergunningvrij bouwwerk op grond van artikel 2 van het Bor is zonder meer toegestaan, hiervoor hoeft niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken. Voor bouwwerken die toegestaan zijn op grond van artikel 3 van het Bor is bij strijdigheid met het bestemmingsplan wel een omgevingsvergunning vereist. 4.4.2.3 Diverse woonbestemmingen De bestaande woningen in het plangebied die afgedekt zijn met een plat dak zijn bestemd als "Wonen". De woningen met een kap of schuin dakvlak zijn bestemd als "Wonen-1", terwijl de bestemming "Wonen-2" is gelegd op die woonlocaties waar woningen voorkomen die hetzij plat, hetzij met een kap zijn afgedekt. Vrijstaande bergingen behorende bij woningen zijn bestemd als "Wonen - Berging". Garageboxen zijn bestemd als "Verkeer - Garagebox". De bestemming "Wonen - Bijzonder Woongebouw" is voorbehouden aan die woonfuncties waarbij 24 uur per etmaal zorg aanwezig is c.q. verleend wordt. 4.4.3
Buitenruimte (water, groen)
4.4.3.1 Verkeers- en verblijfsgebied De hoofdwegen in het plangebied hebben de bestemming "Verkeer - Wegverkeer" gekregen. Deze bestemming is bedoeld voor wegen ten behoeve van het doorgaande verkeer, met de bijbehorende bruggen en viaducten, tramlijnen en parkeerplaatsen. En daarnaast natuurlijk ook voor wandel- en fietspaden en gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van deze functies. Binnen deze bestemming zijn de 50-km wegen opgenomen die, gebaseerd op de wegcategorisering duurzaam veilig, ook in de toekomst 50-km wegen zullen blijven. De bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" is opgenomen voor de buurtontsluitingswegen met de bijbehorende trottoirs. Ook pleinen, snippergroen, speeltoestellen en water vallen hieronder. Binnen deze bestemmingen is ook de aanleg van nieuwe waterpartijen en watergangen mogelijk indien dit vanuit het oogpunt van waterbeheer wenselijk is. Dit betekent dat veranderingen in de inrichting van de openbare ruimte kunnen worden doorgevoerd zonder planherziening (mits de veranderingen passen binnen deze bestemming). Bestaand of nieuw te realiseren water is belegd met de bestemming "Water - 1". 4.4.3.2 Groen Structurele groengebieden zijn bestemd als "Groen". Binnen deze bestemming zijn behalve groenvoorzieningen, ook voet- en fietspaden, water, auto-ontsluitingen en speeltoestellen toegestaan. Ten aanzien van water geldt hetzelfde als hiervoor gezegd is ten aanzien van de bestemmingen "Verkeer - Wegverkeer" en "Verkeer - Verblijfsgebied". 4.4.4
Voorzieningen (detailhandel, horeca, sociaal-culturele voorzieningen e.d.)
4.4.4.1 Horeca In de notitie "Beleidslijnen voor de horeca in de deelgemeente IJsselmonde 2008-2011" worden de hoofdlijnen van het horecabeleid in deze deelgemeente beschreven (zie ook paragraaf 2.4.4). Dit beleid is, voor zover ruimtelijk relevant, vastgelegd in dit bestemmingsplan. De horeca is in de huidige panden bestemd met de bestemming "Horeca" of met een aanduiding "horeca" op de verbeelding.
26
4.4.4.2 Maatschappelijke voorzieningen Onder maatschappelijke voorzieningen worden sociale, culturele, medische, educatieve en levensbeschouwelijke voorzieningen verstaan. Dit betekent dat een functie die past in deze definitie zonder planwijziging vervangen kan worden door een andere passende functie. Deze functie is met de bestemming "Maatschappelijk - 1" of "Maatschappelijk - 2" op de verbeelding gezet, waarbij laatstgenoemde bestemming voorbehouden is voor de niet-geluidsgevoelige maatschappelijke voorzieningen. 4.4.4.3 Bedrijven en andere voorzieningen De bedrijven in het plangebied zijn bestemd als "Bedrijf - 2", waarmee aangeduid is dat het gaat om bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de regels van dit plan. De gemeentewerf aan de Dwarsdijk is bestemd als "Bedrijf - Gemeentewerf". De bestemming "Bedrijf - Nutsvoorziening" is toegekend aan een gemaal aan de Bommelerwaard / Tielerwaard. Kleine bouwwerken van openbaar nut zijn niet als zodanig bestemd, doch zijn mogelijk gemaakt binnen de bestemmingen "Groen" en "Verkeer - Verblijfsgebied". Het gaat hierbij om gebouwtjes met een inhoud van minder dan 80 m3. De bestemming "Gemengd - 1" voorziet in een flexibele bestemming waarbinnen functies zijn toegestaan als detailhandel, kantoren en bedrijven (t/m categorie 2) op de begane grond, maatschappelijke voorzieningen op alle verdiepingen en woningen, uitsluitend op de verdiepingen. De bestemming "Gemengd - 2" maakt hoofdzakelijk detailhandel mogelijk, terwijl dienstverlening en horeca toegestaan zijn op de genoemde adressen. Langs de Groene Tuin zijn twee kantoorlocaties als zodanig bestemd met de bestemming "Kantoor". Aan de Ruigewaard is een winkel die niet opgenomen is in de centrum-cluster bestemd als "Detailhandel". 4.4.4.4 Centrum voorzieningen De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen bestemming "Centrum-3" voor de herstructurering van het winkelcentrum bleek niet uitvoerbaar, omdat de particuliere grondeigenaren geen anterieure overeenkomst met de gemeente Rotterdam hadden gesloten en evenmin de samenwerkings overeenkomst waren aangegaan met de projectontwikkelaar tot uitvoering van het concept kaderplan. In verband hiermede is het bestemmingsplan bij de vaststelling in die zin aangepast dat voor het centrumgebied zoveel mogelijk de bestaande situatie ter plaatse is vastgelegd. De bestemmingen "Centrum - 1" resp. "Centrum - 2" zijn bij de vaststelling onveranderd gebleven. In het ontwerpplan was niet onderkend dat de gronden die nu als "Centrum-3" zijn bestemd ook reeds van een bouwvergunning zijn voorzien en derhalve niet tot het te ontwikkelen centrumgebied behoren. Deze gronden zijn derhalve nu bestemd zoals zij vergund zijn. De bestemming "Centrum - 4" betreft de gronden van het huidige KPN gebouw aan de Ruigewaard. Op deze locatie zijn voornamelijk bedrijven toegestaan; nieuw is de toevoeging van enige detailhandel (1000 m2.) Als nieuwe bestemming is "Gemengd-2" bij de vaststelling toegevoegd welke bestemming de bestaande situatie in het zuidelijke centrumgebied vastlegt. Teneinde in de planperiode toch de herstructuereing van het winkelcentrum mogelijk te maken overeenkomstig het concept Kaderplan, zijn de gronden van het zuidelijk centrumgebied (bestemmingen "Gemengd-2", "Centrum-4" en "Verkeer-Verblijfsgebied") belegd met de wijzigingsbevoegdheid "wro-zone-wijzigingsgebied -1" welke de omzetting van genoemde bestemmingen mogelijk maakt in de (nieuwe) bestemming "Centrum-5". Laatstgenoemde bestemming komt wat inhoud betreft nagenoeg overeen met de bestemming "Centrum-3" welke voor dit gebied opgenomen was in het ontwerpbestemmingsplan.
27
4.4.5
Dubbelbestemmingen
In het plangebied komen meerdere dubbelbestemmingen voor t.w. : De bestemming "Leiding - Gas" voor de gasleiding in de Groeninx van Zoelenlaan en Olympiaweg, de bestemming "Leiding - Hoogspanning" ten behoeve van 3 x150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen, in de Groeninx van Zoelenlaan en Kreekhuizenlaan. In de Groeninx van Zoelenlaan ligt een gasleiding die verlegd dient te worden in verband met de aanleg van de nieuwe tramlus aan de oostzijde van het winkelcentrum. De gasleiding wordt naar het zuiden verplaatst, teneinde de gasleiding en het tramtracé voldoende ruimtelijk van elkaar te scheiden. Het betreft het gedeelte van de leiding in de Groeninx van Zoelenlaan ten oosten van de Herenwaard. Aangezien meerdere varianten voor de verplaatsing mogelijk zijn, is in overleg met de Nederlandse Gasunie voor een ruime wijzigingszone gekozen waarbinnen alle varianten mogelijk zijn. Op de verbeelding is het wijzigingsgebied aangeduid als "wro-zone - wijzigingsgebied - 2". De bestemming "Leiding - Riool" is gelegd op gronden waar de rioolwater persleiding zich bevindt (Kreekhuizenlaan, Tielerwaard en Bommelerwaard). Ter bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond zijn de bestemmingen "Waarde Archeologie-1", "Waarde - Archeologie - 2" en "Waarde - Archeologie - 3" opgenomen. De dubbelbestemming "Waterstaat -Waterkering" is gelegd op gronden langs de Kreekse Boezem, terwijl de dubbelbestemming "Waarde - Waterstaatkundige functie" dient ter bescherming van de onderhoudstroken van 5 meter breedte langs de hoofdwatergangen. 4.4.6
Belhuizen (bij winkels) en seksinrichtingen
In het plangebied van dit bestemmingsplan komen geen bestaande belhuizen (bij winkels) voor. Belhuizen zijn doorgaans toelaatbaar in bestemmingen die een winkel mogelijk maken. Omdat de bestemmingsplanvoorschriften expliciet bepalen dat een belhuis niet onder een winkelfunctie valt, is in het plangebied geen belhuis toegestaan. Het opnemen van de regeling in de 'leefmilieuverordening belhuizen' in dit bestemmingsplan is overigens ook noodzakelijk omdat een leefmilieuverordening slechts voorrang heeft op een bestemmingsplan dat in werking is getreden voorafgaand aan de inwerkingtreding van een leefmilieuverordening. Binnen dit bestemmingsplan zijn geen seksinrichtingen bestemd.
28
Hoofdstuk 5 5.1
Beleid
5.1.1
Rijksbeleid
Water
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de bijbehorende maatregelen genoemd. Het kabinet kiest in het Nationaal Waterplan voor een strategie die bestaat uit "meebewegen, weerstand bieden, kansen pakken". Het Nationale Waterplan bevat tevens de stroomgebiedbeheerplannen die op basis van de Kaderrichtlijn Water zijn opgesteld. De Europese Kaderrichtlijn is sinds 2000 van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Sinds 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verplicht voor bestemmingsplannen. De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro. 5.1.2
Provinciaal beleid
Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010 - 2015. Dit waterplan is 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Het vervangt voor water het Beleidsplan Groen, Water en Milieu. In het Provinciaal Waterplan zijn de opgaven van de Europese Kaderrichtlijn Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald naar strategische doelstellingen voor Zuid-Holland. Het Provinciaal Waterplan beschrijft op hoofdlijnen wat de provincie in de periode tot 2015 samen met haar waterpartners wil bereiken. Het Waterplan heeft vier hoofdopgaven: 1. Waarborgen waterveiligheid 2. Zorgen voor mooi en schoon water 3. Ontwikkelen duurzame zoetwatervoorziening 4. Realiseren robuust en veerkrachtig watersysteem Het plan werkt de strategische wateropgaven voor drie gebieden verder uit, in samenhang met economische, milieu- en maatschappelijke opgaven. Dit leidt tot een integrale visie op de ontwikkeling van de Zuid-Hollandse Delta, het Groene Hart en de Zuidvleugel van de Randstad. 5.1.3
Gemeentelijk en regionaal beleid
5.1.3.1 Waterplan 2 Rotterdam De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig;
29
Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. 5.1.3.2 Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP), een onderdeel van het Waterplan Rotterdam, zijn doelstellingen ten aanzien van het rioolstelsel in Rotterdam opgenomen. Hoofddoel uit het plan is "het realiseren en instandhouden van een goed functionerend stelsel voor de inzameling, berging en transport van afvalwater en regenwater en de afvoer van afvalwater naar een afvalwaterzuiveringsinstallatie". 5.1.3.3 Waterbeheerplan 2009-2015 Waterschap Hollandse Delta heeft een waterbeheerplan opgesteld voor de periode 2009-2015. In het waterbeheerplan geeft het waterschap onder andere aan wat de lange termijn doelstellingen voor het waterbeheer zijn. Het gaat hierbij om alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit (hoeveelheid), waterkwaliteit, waterkering (dijken) en waterketen (riolering en zuivering). Tevens wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt voor watergerelateerde thema's en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelstellingen te bereiken. 5.1.4
Deelgemeentelijk beleid
In januari 2001 is de knelpuntenanalyse van het watersysteem in IJsselmonde opgesteld. Uit deze analyse en uit veldinventarisatie is gebleken dat de waterproblemen in IJsselmonde voornamelijk het gevolg zijn van: de relatief geringe hoeveelheid oppervlaktewater (3,9% van het bruto gebiedsoppervlak terwijl 7,5% is gewenst volgens het streefbeeld Blauwe Ring uit het Waterplan 1); weinig afgekoppeld verhard oppervlak; alleen in Beverwaard is een gedeeltelijk gescheiden riolering; vaste peilen van het oppervlaktewatersysteem, waardoor er weinig ruimte is voor bergen en vasthouden van neerslag; weinig natuurvriendelijk oevers (alleen in park De Twee Heuvels) en vrijwel nergens waterplanten waardoor het ecologisch functioneren van de watergangen wordt belemmerd; slechte waterkwaliteit (troebel en voedselrijk). In augustus 2004 is het tweede deel van het Deelgemeentelijk waterplan IJsselmonde verschenen, het Maatregelenplan. Dit plan omvat een zogenaamd basispakket met maatregelen die alle knelpunten in het huidige watersysteem oplossen of sterk terugdringen. Enkele maatregelen zijn: het uitbreiden van het wateroppervlak, de aanleg van natuurvriendelijke oevers (streefnorm 25%) en het afkoppelen van verhard oppervlak. Bij de functietoekenning aan het watersysteem wordt onderscheid gemaakt in de primaire en secundaire functies. De primaire functies zijn het aan- en afvoeren en bergen van water. Secundaire functies zijn gebiedsgerichte en gebruiksfuncties, waarbij de volgende vormen worden onderscheiden: stadswater; viswater; water met een natuurfunctie; water met een recreatiefunctie. Voor alle wateren geldt dat deze moeten voldoen aan de primaire functies aan- en afvoer en aan de ecologische functie. De genoemde gebruiksfuncties kunnen worden toegekend aan zowel de hoofd- als de overige wateren. Deze functies kunnen in principe samengaan, maar hebben wel ieder een eigen accent.
30
5.2
Huidige watersysteem
Het oppervlakte water in het plangebied heeft de bestemming "water" gekregen. De freatische grondwaterstand ligt tussen NAP 1,75 en - 3 meter. Over het grootste deel van IJsselmonde heerst een kwelsituatie. De riolering is in de huidige situatie een gemengd rioolstelsel. Dit rioolstelsel is aangesloten op het hoofdrioolgemaal IJsselmonde van waar het rioolwater naar de Rioolwaterzuivering Dokhaven wordt verpompt. Er zijn drie overstorten aanwezig in het plangebied, namelijk aan de Reyerdijk, de Groene Tuin en aan de Groeninx van Zoelenlaan. Voor de hoeveelheid huishoudelijk afvalwater afkomstig van de nieuw te bouwen woningen, kantoren, winkels, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en horeca van het Hart moet worden gerekend op een extra belasting. Deze hoeveelheid zal een licht negatief effect hebben op het overstortvolume en de vuiluitworp vanuit het gemengde rioolstelsel. Het Hart, grotendeels een bestaand winkelcentrum, is zo ingericht dat hier geen verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd kan worden. Het huishoudelijk afvalwater wordt afgevoerd naar het bestaande gemende rioolstelsel en het regenwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld.
5.3
Watercompensatie
Bij het opstellen van het Masterplan Hart in 2004 is de waterparagraaf verzonden naar het waterschap. Het waterschap Hollandse Delta heeft op 2 november 2005 aan de gemeente Rotterdam een vergunning verleend voor het bouw- en woonrijp maken ten behoeve van het Centrum Plan IJsselmonde (beschikkingsnummer K05.0527IJ). In de vergunning staat dat door de toename van verhard oppervlakte 1.165 m2 water moet worden gecompenseerd. Dit is geschied in het plangebied van het vigerende bestemmingsplan "Groenenhagen - Tuinenhoven".
31
Hoofdstuk 6 6.1
M ilieu
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. Om aan de bovenstaande doelstelling bij te dragen heeft de gemeente Rotterdam voor een aantal milieuthema's gemeentelijk milieubeleid opgesteld dat moet worden toegepast bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een voorbeeld van gemeentelijk milieubeleid is de nota “Ontheffingsbeleid Wet geluidhinder voor bouw- en bestemmingsplannen in de gemeente Rotterdam”. Hierin is vastgelegd onder welke voorwaarden de gemeente haar bevoegdheid toepast om hogere waarden voor de maximale geluidbelasting op gevels vast te stellen. Ander gemeentelijk milieubeleid met een relatie met de ruimtelijke ordening is de afspraak om geen woningen te bouwen op locaties waar de concentraties van fijnstof en stikstofdioxide hoger is dan 40 microgram per m3.
6.2
Milieu effectrapportage
6.2.1
Algemeen
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r . De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de MERplichtige activiteiten (de C-lijst) en de MERbeoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. 6.2.2
Plan/besluit
Het bestemmingsplan maakt de modernisering van het winkelcentrum mogelijk, de bouw van woningen en parkeerdekken. Om te bepalen of het bestemmingsplan MER-(beoordelings)plichtig is, is het programma getoetst aan de Nederlandse en Europese wetgeving. De mogelijke ontwikkelingen op grond van het bestemmingsplan blijven binnen de normen die voorkomen op de C/D-lijst. De ontwikkelingen liggen niet in of nabij een gevoelig gebied zoals de ecologische hoofdstructuur of een Natura 2000 gebied. Bovendien hebben de ontwikkelingen vanwege de beperkte omvang geen grote negatieve effecten op het milieu. Dit blijkt uit de milieuonderzoeken waarvan de resultaten verderop in dit hoofdstuk beschreven zijn. Op grond van het bovenstaande is bestemmingsplan IJsselmonde-Centrum niet MERbeoordelingsplichtig en daarmee ook niet MERplichtig.
32
6.3
Milieuzonering
De gemeente Rotterdam stuurt al sinds de jaren '50 de inpasbaarheid van inrichtingen binnen de gemeentegrens door middel van de Hinderwetverordening. Vanaf de jaren '70 werkt de gemeente met de Rotterdamse 'Staat van Inrichtingen'. Deze is afgeleid van de inrichtingen vernoemd in het Hinderbesluit en uitgebreid met een indeling in milieucategorieën. Vanaf het begin van de jaren '90 wordt gebruikt gemaakt van de bedrijvenlijst die is opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (de zogenaamde VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering). De VNG-lijst geeft informatie over milieuhinder van vrijwel alle bedrijfstypen en andere activiteiten. Hierin zijn voor de milieuaspecten geur, stof (luchtkwaliteit), geluid en gevaar 'afstandswaarden' gegeven. De hinderaspecten zijn bepalend voor de vraag in hoeverre tussen een belastende en een gevoelige functie verweving mogelijk is, dan wel ruimtelijke scheiding noodzakelijk is. Er wordt uitgegaan van de milieugevoelige functie wonen. Deze informatie over milieukenmerken is indicatief en is niet als norm of richtlijn bedoeld. De lijst van bedrijfsactiviteiten bij het bestemmingsplan heeft geen betrekking op activiteiten zoals agrarische doeleinden, kantoren, detailhandel, horeca, maatschappelijke voorzieningen, sport of recreatie. In de Rotterdamse praktijk krijgen dergelijke activiteiten een andere bestemming. De indicatieve afstanden uit de VNG-lijst Bedrijven en milieuzonering worden gebruikt bij het ontbreken van nadere informatie over milieuhinder. Het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de Rotterdamse systematiek aangeduid als 'rustige woonwijk'; de woonvlekken zijn gescheiden van de werk-, winkel- en verkeersgebieden. In deze gebiedstypering zijn activiteiten toegestaan tot en met milieucategorie 2. In en nabij het plangebied zijn geen activiteiten die belemmerend zijn voor de nieuwe ontwikkelingen binnen dit bestemmingsplan.
6.4
Geluid
Geluidhinder kan ontstaan door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven de hoogst acceptabele geluidsbelasting bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting maakt de Wet onderscheid tussen bestaande situaties en nieuwe situaties. Nieuwe situaties zijn nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. 6.4.1
Wegverkeer
In nieuwe situaties is de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer aan de gevel 48 dB. Het college van Burgemeester en Wethouders hebben volgens artikel 83 van de Wet geluidhinder de bevoegdheid om een hogere waarde vast te leggen. Om na te gaan in hoeverre aan de normen van de Wet geluidhinder kan worden voldaan zijn geluidsberekeningen uitgevoerd. Ten aanzien van de geluidsinvloed van omliggende wegen op eventuele 'nieuwe' situaties in het bestemmingsplan IJsselmonde-Centrum dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. De onderzochte hoofdwegen zijn de Adriaan Volkerlaan, Grote Hagen, Groeninx van Zoelenlaan, Herenwaard, Palmentuin en Groene Tuin. De overige wegen in het plangebied zijn niet relevant voor dit aspect. Door Gemeente Werken is een akoestisch onderzoek verricht, Gebiedsbestemmingsplan IJsselmondeCentrum, akoestisch onderzoek 20100019-MR10002, 9 december 2010).
33
6.4.2
Resultaat zoneplichtige wegen
De ontwikkelingslocaties in IJsselmonde zijn ten behoeve van het akoestisch onderzoek onderverdeeld in losse blokken. Op de onderstaande afbeelding is te zien dat de woningbouwlocaties verschillende rekenpunten kennen, aangegeven door een letter en een cijfer. In de onderstaande tekst worden de letters gebruikt om een bepaalde locatie aan te duiden.
Afbeelding 6.1: Woningbouwlocaties
In de onderstaande tabel zijn de hoogst berekende waarden van het geluidonderzoek weergegeven. In de tabel staan alleen de wettelijke zone-plichtige geluidbronnen.
34
Afbeelding 6.2: Resultaten akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai bij de geplande woningen per zoneplichtige weg (inclusief aftrek artikel 110g Wgh).
De maximaal toegestane waarde van 63 dB wordt niet overschreden en op één locatie is geen overschrijding van de voorkeurswaarde. Voor locatie A, B, C en E is een hogere waardebesluit nodig. 6.4.3
Resultaat overige bronnen
Conform het gemeentelijke ontheffingsbeleid alsmede ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient de geluidbelasting van relevante niet-zoneplichtige resp. niet-wettelijke geluidsbronnen bij het plan inzichtelijk te worden gemaakt. De 30-km weg Herenwaard en de nieuwe trambaan zijn voor dit bestemmingsplan dergelijke relevante geluidsbronnen. Het parkeerdek op het winkelcentrum is een niet wettelijke bron waarvan in het kader van een goede ruimtelijke onderbouwing de geluidbelasting op de omringende woningen is berekend. De geluidbelasting voor de dag- en avondperiode is maximaal 57 dB. De hoogste berekende waarde van de Herenwaard inclusief het OV station is 49.04 dB op locatie C. De gecumuleerde waarde van het wegverkeer op de Herenwaard en de tram tezamen, levert een geluidbelasting op van 61.05 dB op dezelfde locatie. De hoogste berekende waarde van de nieuwe trambaan op de nieuwe woontoren op de hoek Groeninx van Zoelenlaan/Herenwaard is 60.2 dB. De hoogst berekende waarde van de trambaan op bestaande geluidsgevoelige bebouwing naast het tracé is 61.6 dB op een school aan de Palmentuin. Omdat er geen normen zijn opgenomen in de Wet geluidhinder om niet zone-plichtige bronnen aan te toetsen, zijn de waarden vergeleken met de normen voor wegverkeerslawaai. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat de berekende geluidbelasting van de niet zoneplichtige bronnen niet hoger is dan de maximaal toegestane waarde van 63 dB bij wegverkeerslawaai. De nieuwe trambaan veroorzaakt een geluidbelasting op de gevel van de omliggende woningen en scholen maar leidt ook tot een betere bereikbaarheid van het winkelcentrum en van de woningen nabij het winkelcentrum; de andere voorzieningen rondom het nieuwe tramtracé profiteren hier van mee.
35
6.4.4
Conclusie
Voor alle woningbouwlocaties wordt een besluit hogere waarde Wet geluidhinder genomen. Het ontheffingsbeleid schrijft in dat geval voor dat onderzocht moet worden of door middel van maatregelen de geluidbelasting omlaag kan worden gebracht. Bronmaatregelen, zoals het vervangen van de bestrating door een stiller wegdek zijn financieel niet haalbaar. Overdrachtsmaatregelen, zoals geluidschermen zijn vanuit verkeerskundig en stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Wel is het mogelijk om de gevels die grenzen aan de Groeninx van Zoelenlaan en de Ruigewaard te voorzien van geluidbeperkende maatregelen aan de gevels, zoals bijvoorbeeld voorzetgevels. De ontwikkelaar dient er voor zorg te dragen dat het binnenklimaat van de nieuwe woningen in orde is. Volgens de regelgeving mag de binnenwaarde, ongeacht de geluidbelasting op de buitengevel, maximaal 33 dB bedragen. Verder dient volgens het ontheffingsbeleid iedere woning te beschikken over een geluidluwe gevel en indien van toepassing een geluidluwe buitenruimte. Omdat de indeling van de locaties nog niet bekend is, zal dit als voorwaarde worden opgenomen in het besluit hogere waarde Wet geluidhinder. Verder is een voorwaarde dat bij de indeling van de woningen rekening wordt gehouden met de gevelbelasting, zodat geluidgevoelige ruimten zoals slaapkamers aan de minst geluidbelaste gevel worden geplaatst. Het ontheffingsbeleid zegt dat ook niet-wettelijke bronnen (zoals i.c. het parkeerdek) moeten worden meegenomen bij het bepalen of er sprake is van een geluidluwe gevel. De geluidbelasting afkomstig van het parkeerdek bedraagt bij een aantal woningen die grenzen aan het parkeerdek maximaal 57 dB, terwijl volgens het ontheffingsbeleid een geluidbelasting tot 53 dB verkeersgeluid is toegestaan om te kunnen spreken van een geluidluwe gevel. Het parkeren op het parkeerdek is evenwel nodig om de kwaliteit van het centrumgebied te verbeteren door dit autoluw maken. Volgens het ontheffingsbeleid kan van de voorwaarde voor een geluidluwe gevel worden afgeweken indien dit door een verhoogde leefomgevingskwaliteit wordt gecompenseerd. Hiervan is sprake. Het centrumgebied wordt autoluw en tegelijk goed bereikbaar, mede door het parkeerdek. De goede bereikbaarheid wordt ook bevorderd door het nieuwe openbaar vervoerstation aan de Herenwaard, direct grenzend aan het winkelcentrum. Het verkeersluwe centrumgebied krijgt meer uitstraling door de integratie van stedelijke functies zoals winkelen, besturen, cultuur, ontspannen en wonen. Er komt een centraal gelegen plein met een weekmarkt. Aan het plein komen onder meer winkels, terrassen, de nieuwe hoofdentree van het winkelcentrum, nieuwe gebouwen voor onder andere de deelgemeente, een cultureel centrum, een bibliotheek (gedeeltelijk al in uitvoering) en een nieuw openbaar vervoerstation. Het besluit voor de hogere waarde geluid zal tijdig, voor de vaststelling van het bestemmingsplan worden genomen. In de onderstaande tabel is aangegeven voor welke locatie welke hogere waarde aangevraagd wordt.
Afbeelding 6.3: Aan te vragen hogere waarden
36
6.5
Luchtkwaliteit
Op 15 november 2007 is de Wet tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen), hierna de Wet luchtkwaliteit genoemd, in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Wet luchtkwaliteit geeft invulling aan een dubbele opgave. Er is sprake van negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Tegelijkertijd heeft het feit dat er sprake is van overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit tot gevolg dat de realisatie van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen onder druk staat. Hierom is er haast geboden met het zo snel mogelijk verbeteren van de luchtkwaliteit en het zo veel mogelijk wegnemen van belemmeringen van gewenste ontwikkelingen. In de Wet luchtkwaliteit zijn grenswaarden opgenomen voor de volgende stoffen; zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, zwevende deeltjes (fijnstof), lood, koolmonoxide en benzeen. De grenswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof worden in Nederland in bepaalde gevallen overschreden, vooral langs drukke wegen in stedelijk gebied. Aan de andere grenswaarden wordt voldaan. De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald, gaan de betrokken overheden met gebiedsgerichte programma's de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL bevat zowel ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren als maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren. Het NSL moet ervoor zorgen dat overal de grenswaarden worden gehaald. Een groot deel van de maatregelen uit het NSL wordt nu al uitgevoerd. Het NSL reeds in werking getreden. Tegelijk met de Wet luchtkwaliteit is het Besluit niet in betekenende mate bijdragen in werking getreden. De wet maakt onderscheid tussen ruimtelijke projecten die in betekenende mate bijdragen aan de luchtvervuiling en projecten die daaraan niet in betekenende mate bijdragen. Het besluit regelt de grens daartussen. Sinds de in werkingtreding van het NSL ligt de grens tussen wel of niet in betekenende mate op 3% van de grenswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit bij de vaststelling van een ruimtelijk plan. Ontwikkelingen die niet in betekenende mate bijdragen hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden. 6.5.1
Luchtonderzoek
Ten behoeve van het bestemmingsplan is een onderzoek gedaan naar de luchtkwaliteit in het plangebied. Als onderzoeksgebied zijn de wegen in en rondom het plangebied genomen waar de planontwikkeling mogelijk een merkbare invloed heeft op de verkeersintensiteiten. De luchtkwaliteit is zowel onderzocht bij alleen de autonome ontwikkeling (zonder realisatie van het bestemmingsplan, maar met overige toekomstige ontwikkelingen), als bij de autonome ontwikkeling inclusief de realisatie van het bestemmingsplan. Het onderzoek is uitgevoerd volgens het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit dat sinds 27 november 2006 van kracht is. De concentraties in het plangebied worden gevormd door de som van de achtergrondconcentratie en de bijdrage van het plaatselijk verkeer. De bijdrage van het plaatselijk verkeer aan de luchtkwaliteit is berekend met het model CAR II versie 9.0. Voor de achtergrondconcentraties worden de door het RIVM vastgestelde waarden gebruikt, afkomstig uit de GCN-database. De verkeersgegeven voor de berekening van de luchtkwaliteit zijn aangeleverd door de afdeling Verkeer en Vervoer van de dS+V van de gemeente Rotterdam. De verkeersgegevens zijn bepaald met behulp van de Regionale Verkeersmilieukaart (RVMK). Conclusie In het luchtonderzoek zijn de mogelijke effecten op de luchtkwaliteit van het bestemmingsplan IJsselmonde-Centrum inzichtelijk gemaakt. Hieronder staan puntsgewijs de conclusies uit het onderzoek. Jaargemiddelde NO2 concentraties Voor 2015 en 2020 zijn er bij de autonome ontwikkeling als bij de autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling geen overschrijding van de grenswaarden. In deze jaren is de planbijdrage voor NO2
37
kleiner dan de 3% grens uit het Besluit Niet In Betekenende Mate. Jaargemiddelde PM10 concentraties De jaargemiddelde PM10 concentratie blijft in alle jaren in het gehele onderzoeksgebied onder de grenswaarde. De in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt ontwikkelingen dragen in geen van de onderzochte jaren bij aan een toename van de jaargemiddelde PM10- concentratie boven de grenswaarde. In deze jaren is de planbijdrage voor PM10 kleiner dan de 3% grens uit het Besluit Niet In Betekenende Mate. Daggemiddelde PM10 concentraties Voor alle onderzochte jaren wordt, zowel bij autonome ontwikkeling al bij de autonome ontwikkeling inclusief planontwikkeling, de daggemiddelde grenswaarde langs geen enkele weg in het onderzoeksgebied met meer dan 35 dagen overschreden. Het plan draagt niet bij aan een toename van een overschrijding van de daggemiddelde PM10 grenswaarde tot meer dan 35 dagen. De ontwikkelingen in IJsselmonde-Centrum zijn Niet In Betekenende Mate en voldoet aan de Wet luchtkwaliteit.
6.6
Bodem
Het wettelijk kader bij de bepaling van de mate en ernst van bodemverontreiniging wordt gevormd door de Wet bodembescherming (Wbb). Op grond van de mate en omvang van een verontreiniging in grond en/of grondwater wordt bepaald of, conform de Wbb, sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Hierop is de principiële noodzaak tot sanering gebaseerd. In de Wbb wordt op basis van risico's voor mens en ecosystemen vervolgens onderscheid gemaakt tussen spoedeisende en niet spoedeisende sanering. Als een sanering spoedeisend is, dient binnen vier jaar aangevangen te worden met de sanering. Als geen sprake is van een spoedeisende sanering, kan sanering worden uitgesteld totdat op de locatie een herinrichting en/of bestemmingswijziging aan de orde is. Voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit goed genoeg is om te bebouwen ten behoeve van de toegekende bestemming (bodemgeschiktheids-verklaring): er mag pas worden gebouwd als de bodem schoon genoeg is bevonden. In het kader van de bouwplannen zal de bodem ter plaatse nader worden onderzocht. Indien nodig zal de bodem voorafgaand of tijdens de bouw geschikt gemaakt worden op basis van de nota "Naar een gezamenlijk Bodemsaneringsbeleid in provincie en stad". 6.6.1
Bodemkwaliteitskaart
In 2000 is de Indicatieve Bodemkwaliteitkaart Rotterdam opgesteld. Dit document geeft een indicatie van de mate waarin de bodem in een bepaald gebied is verontreinigd. Op basis van globaal historisch onderzoek naar de ontwikkelings- en gebruiksgeschiedenis, en de vervuilende bronnen en processen, is een verdeling in "ruimtelijke eenheden" (RE) gemaakt. Deze ruimtelijke eenheden hebben bij benadering hetzelfde vervuilingsniveau. Het plangebied valt binnen de ruimtelijke eenheid Groot IJsselmonde. In zowel de contactzone als de ondergrond is geen verontreiniging boven de streefwaarde te verwachten. Er is slechts een geringe kans op puntbronnen. Er is sprake van een weinig vervuilde jonge stadswijk. Er is echter wel kans op verontreiniging langs de Noorder- en Zuider Kerkedijk. Deze behoren volgens de bodemkwaliteitskaart Rotterdam tot lintbebouwing. De Noorder en Zuider Kerkedijk zijn oude bewoningskernen langs een dijk met historische bewoning en bedrijfsactiviteiten. Hierbij valt onder meer te denken aan landbouw, brandstoffenhandel, blikslagerijen en smederijen. Langs de dijk kunnen plaatselijk verontreinigingen voorkomen boven de bijbehorende interventiewaarden, afhankelijk van de historische bedrijfsactiviteiten. Bij lintbebouwing betreffen de verontreinigingen over het algemeen niet-mobiele verontreinigingen in de grond, zoals zware metalen (lood, koper en zink) en Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK).
38
6.7
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10-6/jaar) onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10-6/jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip "gewichtige reden". Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10-6-plaatsgebonden risicocontour. Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de regels is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo'n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 10-5/jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt het 1% letaliteitsgebied; dit komt meestal overeen met de 10-8 plaatsgebonden risicocontour. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. 6.7.1
Transport gevaarlijke stoffen over weg
Over de rijksweg A16 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Langs transportroutes van gevaarlijke stoffen ligt een 10-6 plaatsgebonden risicocontour. Binnen deze contour zijn geen gevoelige bestemmingen toegestaan. Uit de Risicoatlas blijkt dat bij de A15 tussen het knooppunt Vaanplein en het knooppunt Ridderkerk Noord de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op 120 meter vanaf het hart van de weg ligt. Bij de A16 ligt tussen knooppunt Terbregseplein en knooppunt Ridderkerk de 10-6 plaatsgebonden risicocontour op 60 meter vanaf het hart van de weg. Aangezien het plangebied ruim buiten deze afstanden ligt vormt het plaatsgebonden risico geen belemmering voor dit ruimtelijk plan. Het aandachtsgebied voor groepsrisico (de 10-8 plaatsgebonden risicocontour) bedraagt 300m bij de A15 en 260 m bij de A16. Omdat het plangebied buiten deze afstandszones blijft, is geen kwantitatieve risico analyse nodig. Het plaatsgebonden risico van de autosnelwegen levert geen belemmering op. 6.7.2
Transport gevaarlijke stoffen over rail
Over de spoorlijn Rotterdam CS - Barendrecht worden gevaarlijke stoffen getransporteerd. In de Risicoatlas Spoor (juni 2001), die in opdracht van het ministerie van Verkeer en Waterstaat is opgesteld door DHV Milieu en Infrastructuur b.v., zijn indicatieve berekeningen gedaan met betrekking tot externe veiligheid langs het spoor. Het transport over het traject Rotterdam CS - Barendrecht levert op grond van plaatsgebonden risico en groepsrisico geen beperking op omdat op meer dan 200 meter wordt gebouwd. Het aandachtsgebied groepsrisico bedraagt 380 meter. Omdat de bouwplannen buiten deze afstandszones blijven is geen kwantitatieve risico analyse nodig.
39
6.7.3
Aardgastransportleiding
Parallel aan de Groeninx van Zoelenlaan ligt een gastransportleiding. Voor de leiding is een plaatsgebonden risicoberekening uitgevoerd. Uit de berekening volgt dat er geen 10-6 risicocontouren aanwezig zijn. Op advies van de Gasunie wordt aan beide zijden van de leiding een belemmerde strook van minimaal vier meter in acht genomen. Binnen de belemmeringenstrook zijn geen kwetsbare objecten bestemd. Voor de berekening van het groepsrisico wordt uitgegaan van de 1% letaliteitscontour van 140 meter. In de onderstaande grafieken is het groepsrisico in de huidige en toekomstige situatie verbeeld. Door de bouw van nieuwe woningen nabij de gasleiding stijgt het groepsrisico blijkens een berekening uit 2010 van 0.24 naar 0.67 maar blijft onder de oriënterende waarde.
Afbeelding 6.5: Het groepsrisico in de huidige en de toekomstige situatie De Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond (VRR) adviseert op basis van twee scenario's; a.
worstcase: een fakkelbrand voor een breuk in de gastransportleiding;
b.
het meest geloofwaardige scenario: een fakkelbrand door een lek in de gastransportleiding.
De VRR adviseert als volgt teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten: 1. Om de kans op een leidingbreuk te verkleinen, geldt dat in overleg met de leidingbeheerder Gasunie maatregelen getroffen dienen te worden om de ongestoorde liggen van de buisleiding te garanderen. Het bevoegd gezag dient in overleg met de leidingbeheerder Gasunie vast te stellen of afdoende constructieve en veiligheidsmaatregelen zijn getroffen, conform het gestelde in de regelgeving inzake buisleidingen. 2. Bij herontwikkeling en voorziene objecten binnen de 1% letaliteitscontour van het meest geloofwaardige scenario, 15 meter vanuit de hogedruk aardgastransportleiding, dienen gebouwen zodanig gerealiseerd te zijn dat deze beschermd zijn tegen branddoorslag en brandoverslag als gevolg van een fakkelbrand. Hieroor worden aanwezige personen in staat gesteld om het effectgebied sneller en veiliger te ontvluchten. Hierbij moet voor de gevels gericht naar de hogedruk aardgastransportleiding gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en of het glasoppervlak welke gericht zijn naar deze risicobron behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 15 kW/m2. Bij de bouwvergunningverlening dient bij de brandpreventieve toets rekening te worden gehouden met de effecten van een fakkelbrand op de gevel. 3. Bij herontwikkeling en voorziene objecten binnen de 1% letaliteitscontour van het worstcase scenario (100 meter) vanuit de hogedruk aardgastransportleiding dienen gebouwen te beschikken over voldoende gedimensioneerde ontvluchtingroutes, waarvan er minimaal één van de risicobron af is gericht. Alle (nood-) uitgangen dienen in voldoende mate aan te sluiten op de bestaande infrastructuur binnen en buiten het plangebied. Daar het Bouwbesluit niet ingaat op de oriëntatie van (nood)uitgangen en daar de oriëntatie van nooduitgangen ruimtelijk relevant is, is zulks in dit geval door middel van de planregels geregeld. Indien de leiding 34 meter in zuidelijke richting wordt verlegd bevindt zich een flatgebouw van drie verdiepingen gedeeltelijk binnen 15 meter afstand van de leiding. Het flatgebouw heeft uitgangen aan beide zijkanten zodat altijd een vluchtroute beschikbaar is, afgekeerd van de risicobron.
40
4. Het plangebied en de voorziene ontwikkelingen behoren te voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit aspect wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de afdeling Brandveiligheid van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District Zuid.
Ad 1 Er is overleg geweest met de leidingbeheerder over de ligging van de gasleiding; afgesproken is daarbij dat de gasleiding ten zuiden van het winkelcentrum op zijn huidige plaats kan blijven liggen. In verband met de aanleg van de nieuwe tramlus dient het gedeelte van de gasleiding ten oosten van de Herenwaard in zuidelijke richting te worden verplaatst; hiervoor is in het plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. De constructieve en veiligheidseisen worden getoetst bij de vergunningverlening. Ad 2 De brandwerendheid van gevels / glasoppervlak bij een fakkelbrand komt aan de orde bij de brandpreventieve toets in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor het bouwen. Dit valt buiten het bestek van een bestemmingsplan. Ad 3 Ten aanzien van de vluchtmogelijkheden bij een fakkelbrand is in de planregels voorgeschreven dat tenminste één (nood)uitgang van de risicobron afgekeerd dient te worden gerealiseerd bij gebouwen gelegen binnen een zone van 100 meter, gemeten vanaf de hartlijn van de gasleiding. De (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur. Voor hogedruk aardgasleidingen is sinds 1 januari 2010 het rekenpakket CAROLA voorgeschreven in de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) als standaardrekenprogramma voor het berekenen van het plaatsgebonden risico en groepsrisico van ondergrondse aardgastransportleidingen. Dit rekenprogramma is voor het onderhavige bestemmingsplan gebruikt. Voor het bepalen van de gevolgen van een calamiteit van de ondergrondse hogedruk aardgasleiding hanteert de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) evenwel het rekenprogramma Effects van TNO. Dit leidt tot het verschil in de 1% letaliteitscontour (140 meter bij CAROLA respectievelijk 100 meter bij Effects) voor de hogedruk aardgastransportleiding. Naar aanleiding van punt 3 in het VRR advies en bovenstaande uitleg is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding Gas" gebouwen dienen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding). Ad 4 Uit overleg met de regionale brandweer is gebleken dat het plangebied voldoet aan de eisen ten aanzien van de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening. Verplaatsen aardgasleiding In het bestemmingsplan wordt door middel van een wijzigingsbevoegdheid mogelijk gemaakt dat de gasleiding ter hoogte van de Herenwaard / Groeninx van Zoelenlaan wordt verplaatst. Het nieuwe tracé van de trambaan langs de Groeninx van Zoelenlaan zou over de huidige gasleiding komen te liggen; omdat dat een onwenselijke situatie is, dient de gasleiding in zuidelijke richting te worden verplaatst. Voor de verplaatsing zijn meerdere varianten mogelijk. De grootste verplaatsing die in het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, bedraagt een afstand van maximaal 34 meter van de huidige leiding naar het zuiden, parallel aan de huidige ligging. Hierbij wordt rekening gehouden met het plaatsgebonden risico van de leiding. Tussen de dichtstbijzijnde kwetsbare bebouwing en de gasleiding wordt een belemmerde strook van minimaal 4 meter afstand gehouden. Op basis van door de Gasunie verstrekte leidinggegevens voor de situatie met een verschuiving van 34 meter is in augustus 2011 een nieuwe berekening met CAROLA gemaakt waarin het plaatsgebonden en het groepsrisico voor het huidige en het verschoven tracé zijn berekend. De verplaatsing heeft als consequentie dat het groepsrisico stijgt van 0.16 in de huidige situatie tot 0.33 bij de maximale verplaatsing van 34 meter.
41
De verantwoording en belangenafweging voor het tracé met een groepsrisico van 0.33 zijn hieronder ingevuld door middel van het verantwoordingsinstrument CHAMP: verantwoording van de plicht van Communicatie en informatie, Horizonplicht, Anticipatie, Motivatie en Preparatie.
Uitwerking verantwoording met instrument CHAMP: Communicatieplicht: Bewoners en werknemers in het bestemmingsplangebied IJsselmonde zullen zich moeten kunnen informeren over de externe veiligheidsrisico's in het gebied. Bekend moet zijn waar in het gebied er sprake is van een hoger risico en op welke manieren wordt geprobeerd dit risico zo klein mogelijk te houden. Het is echter niet mogelijk om middels een bestemmingsplan af te dwingen of en op welke wijze de toekomstige gebruikers van de in het plan opgenomen ontwikkelingen actief worden voorgelicht en/of geïnstrueerd. De bestemmingplan procedurestukken, onder andere die inzake externe veiligheid, zijn ter visie gelegd. Deze tervisielegging is bekend gemaakt door middel van gebruikelijke publicaties. Milieu-informatie, waaronder informatie over externe veiligheid, is tevens met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) op het web online beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars (http://geo.zuid-holland.nl/risicokaart_publiek/). Het bevat gegevens van de aanwezige olie- en gasleidingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen, LPG-tankstations, risicovolle bedrijven en de luchthaven Rotterdam Airport. Bewoners, bezoekers en werknemers van het gebied kunnen het systeem raadplegen. Horizonplicht: Het Bestemmingsplan beschrijft de inrichting van het gebied tussen nu en de komende tien jaar. Het groepsrisico wordt in dit kader meegenomen in de toekomstduiding en is berekend voor de bestemmingsplanperiode, waarbij de mogelijkheid dat de leiding wordt verplaatst in de berekening en afweging is meegenomen. Er zijn geen andere mogelijke ontwikkelingen bekend die van invloed kunnen zijn op het risco van deze leiding. Anticipatieplicht: Maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden (pro-actie) en de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst zijn in het bestemmingsplan meegewogen. De ruimtelijke ontwikkelingen zijn zodanig van omvang dat de oriënterende waarde niet wordt overschreden. In de planregels is voorgeschreven dat de bouwwerken zodanig worden gerealiseerd dat zij beschikken over ten minste één nooduitgang die is afgekeerd van de risicobron (hoogdruk aardgasleiding). Motivatieplicht: de gasleiding is van groot belang voor de energievoorziening van een groot deel van Rotterdam. In het kader van dit bestemmingsplan is het niet opportuun om een alternatieve route voor de leiding of alternatieven voor de energievoorziening te overwegen. Uit veiligheidsredenen is het van belang om de leiding te verplaatsen om de invloed van elektrische zwerfstromen van de trambaan op de leiding tegen te gaan. De externe veiligheidssituatie voor de huidige ligging en voor de verplaatsing in verband met de aanleg van de trambaan is bepaald. Aan de eisen die wet- en regelgeving stelt aan het plaatsgebonden risico wordt voldaan en de oriënterende van het groepsrisico wordt niet overschreden. Het groepsrisico bedraagt maximaal 0,33 maal de oriënterende waarde. Volgens de gemeente is sprake van een acceptabel risiconiveau. Preparatieplicht: De Algemeen directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) heeft
42
aan het college van B&W advies gegeven m.b.t. de zelfredzaamheid en hulpverlening. Eerder in deze paragraaf is ingegaan op het advies van de Veiligheidsregio..
6.7.4
Hoogspanningsverbinding
In de Kreekhuizenlaan en Groeninx van Zoelenlaan zijn de 150 kV hoogspanningsverbinding en telecommunicatieverbindingen Krimpen a/d IJssel - Rotterdam/Zuidwijk aanwezig. In de planregels en op de verbeelding is hiermee rekening gehouden. 6.7.5
LPG-tankstations en inrichtingen
Binnen het plangebied bevinden zich geen BEVI-inrichtingen (waaronder LPG-tankstations). Ook in de nabijheid het plangebied bevinden zich geen BEVI-inrichtingen (waaronder LPG-tankstations) waarvan de risicocontour over het plangebied ligt. 6.7.6
Vuurwerkopslag- en verkooppunten
Binnen het plangebied bevinden zich geen vuurwerkverkooppunten. Het meest nabijgelegen vuurwerkverkooppunt is gelegen aan de Kerstendijk 5, net buiten het plangebied bij de Reyerdijk. Het betreft een inrichting voor de opslag van consumentenvuurwerk tot maximaal 1.000 kg en is niet relevant voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
6.8
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van de in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied zijn twee onderzoeken uitgevoerd: Quickscan IJsselmonde centrum: Verkenning ecologische waarden, 4 november 2010. Quickscan Tramlus Keizerswaard, 23 november 2010. 6.8.1
Conclusie
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied dat is aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet. Het plangebied maakt ook geen onderdeel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur van Zuid-Holland. Gebiedsbescherming is dan ook niet aan de orde. De eerste quickscan is gericht op de ontwikkelingen rond het winkelcentrum en concludeert dat gezien de gebiedskenmerken van het winkelcentrum en de directe omgeving geen beschermde soorten in en rond het winkelcentrum worden verwacht. De quickscan over de tramlus beslaat de nieuwe route van de tram langs de Herenwaard-Palmentuin. De conclusie uit de quickscan is dat naar verwachting ontheffing kan worden verleend na het uitvoeren van gericht onderzoek voorafgaand aan de uitvoeringsfase.
6.9
Duurzaamheid en energie
Rotterdam ambieert een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de stad, de regio en de haven. Binnen de stad speelt het streven naar duurzaamheid op alle schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad als geheel, als op het niveau van de verschillende stadsdelen: de binnenstad, wijken en buurten en op het niveau van een gebouw. Deze duurzaamheidsambitie is uitgewerkt in een aantal beleidsplannen, zoals het Programma Duurzaamheid, Rotterdamse Woningkwaliteit (RWK), het
43
Waterplan Rotterdam, Gezond in de stad, de Rotterdamse Aanpak luchtkwaliteit (RAL) en het Rotterdam Climate Initiative (RCI). 6.9.1
Duurzame energie
Eén van de meest ambitieuze doelstellingen is om de CO2-uitstoot in 2025 met 50% te verminderen ten opzichte van het niveau van 1990. Ook wordt in 2025 gestreefd naar een energieneutrale gebouwde omgeving. Om een substantiële bijdrage aan deze doelstelling te leveren en energie te besparen, is het beleid van de gemeente Rotterdam erop gericht zo veel mogelijk woningen, bedrijven en voorzieningen aan te sluiten op een collectief warmtenet. Dit warmtenet omvat een stelsel van leidingen waardoor warm water wordt gepompt voor verwarming en warm tapwater. Daarbij wordt als warmtebron gebruik gemaakt van industriële restwarmte. Bij grootschalige toepassing, op gemeentelijk niveau, wordt een grote milieuwinst behaald op het gebied van het broeikaseffect (CO2) en de lokale luchtkwaliteit (NOx ). Dankzij de in 2007 doorgevoerde aanpassing van de bouwverordening wordt aansluiting op het warmtedistributienet bevorderd. Indien ter plaatse een warmtedistributienet aanwezig is, dan dient een te bouwen bouwwerk te worden aangesloten op dat net. Dit is aan de orde als het bouwwerk minder dan 40 meter van de dichtstbijzijnde leiding ligt, of als de kosten van de aansluiting niet hoger zijn dan bij een afstand van 40 meter. De gemeente bevordert het opwekken van duurzame energie in de gebouwde omgeving. Kleine windmolens ('urban wind') en photovoltaïsche zonnepanelen (PV) zijn nu nog niet concurrerend met netstroom, maar dat wordt in de nabije toekomst wel verwacht. Naast bovengenoemde maatregelen moeten nieuw op te richten gebouwen of gebouwen die gerenoveerd worden daarom wat betreft daklast ook geschikt zijn voor het (na)plaatsen van zonnepanelen, zonneboiler of een groen dak. Om een bijdrage te kunnen leveren aan het klimaatprogramma van Rotterdam dient bij het ontwerp van gebouwen rekening te worden gehouden met duurzaam bouwen principes en de energieprestatie eisen. Zo is het reeds langer het verplicht om een EPC-berekening (EnergiePrestatieCoëfficiënt) in de dienen in het kader van het aanvragen van een omgevingsvergunning. 6.9.2
Duurzaam bouwen
Bij duurzaam bouwen is de insteek om ervoor zorg te dragen dat tijdens de hele kringloop van bouwen, renoveren en beheren van bouwwerken, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het Bouwbesluit geeft aan welk kwaliteitsniveau ten minste is vereist. In Rotterdam geldt daarnaast "De Rotterdamse Woningkwaliteit" (RWK). De RWK is een eenvoudig systeem van aanvullende kwaliteiten op het Bouwbesluit en bestaat uit zes thema's: oppervlakte, veiligheid, toegankelijkheid, duurzaamheid, flexibiliteit en comfort. Enkele van de duurzaam bouwen maatregelen kunnen worden toegepast bij nieuwe ontwikkelingen in Lombardijen: Afkoppelen van hemelwater, zodat regen en afvalwater niet in hetzelfde riool terecht komen. Het schone regenwater kan in het gebied zelf worden vastgehouden. Geen zink gebruiken voor bijvoorbeeld dakgoten. Zink heeft de eigenschap uit te logen waarbij neerslag zink oplost in het regenwater. Een alternatief is stalen dakgoten. Hout gebruiken met een milieukeur, bijvoorbeeld FSC. Het keurmerk FSC geeft aan dat het hout uit een goed beheerd bos afkomstig is. Toepassen van waterbesparende maatregelen, bijvoorbeeld een waterbesparende douchekop of een waterbesparend toilet. Gebruikmaken van zonne-energie zoals een zonneboilers of zonnecellen. Bekijken of nieuwe gebouwen uitgevoerd kunnen worden met een groen dak. 6.9.3
Groene daken
De gemeente Rotterdam stimuleert de aanleg van groene daken in Rotterdam. Zo is er een aantrekkelijke subsidie voor huiseigenaren en heeft de stad inmiddels een aantal gemeentelijke gebouwen voorzien van een groen dak. Wanneer groene daken op grote schaal worden toegepast dragen ze bij aan een duurzame en gezonde stad. Groene daken vangen regenwater op en voeren het vertraagd af. Hierdoor wordt het riool minder belast als het hard regent. Groene daken nemen stofdeeltjes op uit de atmosfeer en vormen zo een
44
buffer tegen luchtvervuiling. Daarmee leveren groene daken een bijdrage aan de vermindering van CO2-uitstoot. Een beplant dak isoleert het pand eronder. Daardoor blijft het vooral in de zomer koeler in huis. Bovendien stralen groene daken bij hogere temperaturen minder warmte uit, waardoor het ook een gunstige invloed heeft op de omgevingstemperatuur. En natuurlijk wordt de stad groener, waardoor er meer kansen komen voor flora en fauna en de leefbaarheid wordt verbeterd.
45
Hoofdstuk 7
Sociale veiligheid en leefbaarheid
Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor sociale veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiekruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto's en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Voor de leefbaarheid van de wijken is veiligheid van groot belang. Het gaat dan zowel om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) als om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men ervaart). Beide aspecten spelen een rol bij de uitwerking van het plan. Bij de delen binnen het plangebied die conserverend zijn van aard, zal het zo nodig verbeteren van de sociale veiligheid en leefbaarheid vooral uitgevoerd moeten worden via beheermaatregelen. Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine fysieke ingrepen in de buitenruimte te plegen, zoals bijvoorbeeld het ondergronds aanbrengen van afvalcontainers. In deze delen zijn immers geen (grote) functionele wijzigingen voorgesteld. Voor de overig deel wordt als toetsingsinstrument gebruik gemaakt van de nota "Ontwerpen voor een geëmancipeerde samenleving", dS+V, oktober 1996. Hierin zijn 3 hoofditems geformuleerd voor het stedenbouwkundig plan: het scheppen van ruimtelijke voorwaarden voor mannen en vrouwen om desgewenst werken en zorgen te kunnen combineren door (zorgvuldige) menging van de functies, het strategisch plaatsen van voorzieningen en de bereikbaarheid van de wijken te verzekeren; differentiatie en flexibiliteit van woningen; veiligheid als basisvoorwaarde voor een normaal maatschappelijk leven.
46
Hoofdstuk 8
Handhaving
Met betrekking tot handhaving is er een groot verschil tussen een stedelijk gebied en een buitengebied. In tegenstelling tot in een buitengebied is het in een omvangrijk en dichtbebouwd stedelijk plangebied ondoenlijk alle bestaande illegale bebouwing en gebruik te inventariseren. In de praktijk is het lang niet altijd mogelijk om van buitenaf waar te nemen wat zich in een pand of op een besloten binnenterrein afspeelt en het ontbreekt aan capaciteit om hier in het kader van de opstelling van een bestemmingsplan een stelselmatig onderzoek naar in te stellen. Bovendien zou een dergelijke inventarisatie altijd een momentopname zijn. Het zou te ver voeren om uit de jurisprudentie, die leert dat er in beginsel een handhavingsplicht bestaat, af te leiden dat er ook in alle gevallen een opsporingsplicht bestaat. Uiteraard zal altijd worden gereageerd op klachten van omwonenden. Doordat illegale situaties, die reeds in strijd waren met het voorgaande bestemmingsplan, worden uitgezonderd van het overgangsrecht, bestaat, op grond van de jurisprudentie, ook na langere tijd in beginsel nog de mogelijkheid om handhavend op te treden, indien een situatie aan het licht komt die redelijkerwijze niet eerder bekend kon zijn. Juridisch zijn deze situaties immers wegbestemd. Per geval zal door het bevoegde bestuursorgaan een zorgvuldige belangenafweging worden gemaakt. Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
47
Hoofdstuk 9
Financiële uitvoerbaarheid
Voor het Centrumplan IJsselmonde is een masterplanstudie opgesteld in augustus 2003. Deze studie heeft als basis gediend voor het opstellen van de gemeentelijke grondexploitatie. Deze grondexploitatie had een batig saldo en is vastgesteld door het college van B&W op 21 oktober 2003. In een latere fase zijn daaraan toegevoegd de nieuwbouw van het zwembad en sportschool aan de noordrand van het park de Twee Heuvels. Deze toegevoegde gebiedsontwikkelingen zijn gerealiseerd en financieel afgesloten. Van de in dit bestemmingsplan opgenomen nieuwbouw is het winkelcentrum Keizerswaard onderdeel van de grondexploitatie uit 2003. Aangezien de grondeigenaren die betrokken zijn bij fase 2 van het centrumplan nog geen anterieure overeenkomst met de gemeente hebben gesloten inzake de grondexploitatie en evenmin de samenwerkingsovereenkomst met de betrokken projectontwikkelaar zijn aangegaan, zijn de gronden van fase 2 belegd met een wijzigingsbevoegdheid. In het plangebied wordt een tracé voor de nieuwe tramlus langs het winkelcentrum Keizerswaard mogelijk gemaakt. Dit project maakt geen onderdeel uit van de gemeentelijke grondexploitatie; het is in de meerjarenbegroting van de Stadsregio opgenomen. De kosten van het verleggen van de gasleiding ten behoeve van de aanleg van de nieuwe tramlus komen op basis van het huidige contract voor rekening van de Nederlandse Gasunie. Overige kosten (vermijden van zwerfstromen) komen ten laste van het projectbudget van de Stadsregio. Bij de vaststelling van dit bestemmingsplan behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat door middel van (toekomstige) gronduitgiften het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder b, van de Wro niet noodzakelijk is en er geen aanvullende eisen, regels of uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.12 lid 2 onder c van de Wro noodzakelijk zijn.
48
Hoofdstuk 10 10.1
M aatschappelijke uitvoerbaarheid
Overlegreacties
In het kader van het bovengenoemde overleg (dat gevoerd is in de periode 6 augustus 2007 tot 1 oktober 2007) is het voorontwerpbestemmingsplan IJsselmonde Centrum toegezonden aan : 1.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM
2.
VROM-inspectie, regio zuidwest
3.
Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond
4.
Waterschap Hollandse Delta
5.
Rijkswaterstaat, directie Zuid-Holland
6.
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
7.
Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen
8
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
9
K.P.N. Telecom
10
Kamer van Koophandel Rotterdam
11
Tennet Zuid-Holland
12
N.V. Nederlandse Gasunie
13
Stadsregio Rotterdam
14
Dir-Gen Energievoorziening
15
Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam
16
Eneco Netbeheer BV
17
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
18
Brandweer
Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en ons commentaar hierop :
1.
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, directie DRM
1.1 Nieuwe ontwikkelingen. De paragrafen nieuwe ontwikkelingen en toekomstige ontwikkelingen dienen aangevuld te worden met gegevens ten aanzien van de ontwikkelen aantallen, bruto vloeroppervlak e.d. Commentaar: In hoofdstuk 4 zijn de nieuwe ontwikkelingen gedetailleerd beschreven inclusief aantallen en oppervlaktes. 1.2 Luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. Verzocht wordt de toelichting hierop aan te passen en na te gaan of het luchtkwaliteitsonderzoek nog voldoet. Commentaar: Het luchtonderzoek is geactualiseerd.
49
1.3 In verband met de op 1 januari 2007 in werking getreden herziene Wet geluidhinder dient het akoestisch onderzoek te worden geactualiseerd. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde en de maximale ontheffingswaarde worden overschreden bij de locatie Antoniushof. Een aantal oplossingen is hiervoor mogelijk. Alvorens het plan wordt vastgesteld dient hierover duidelijkheid te worden gegeven. Voor de locatie Keizerswaard wordt door het wegverkeer de voorkeursgrenswaarde overschreden. Commentaar: Het geluidonderzoek is geactualiseerd. Locatie Antoniushof is niet meer als ontwikkelingslocatie opgenomen in dit bestemmingsplan. Het ontwerpbesluit Hogere waarden voor de locatie Keizerswaard ligt samen met dit bestemmingsplan ter inzage. 1.4 Uit de plantoelichting blijkt niet dat overleg heeft plaatsgevonden met de waterbeheerder. Aangegeven dient te worden hoe het advies van de waterbeheerder is verwerkt in het plan. Indien wordt afgeweken van het advies dient daarvoor een motivering te worden opgenomen. Commentaar: De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente in algemene zin overleg gevoerd met de waterbeheerder. Ten behoeve van het Masterplan is een Keurvergunning door het waterschap afgegeven voor de ontwikkelingen met betrekking tot winkelcentrum Keizerswaard. De watercompensatie vindt plaats in het plangebied van het bestemmingsplan "Groenenhagen - Tuinenhoven", dat inmiddels vigerend is. 1.5 In paragraaf 5.3.3 is vermeld dat er geen waterkeringen in het plangebied aanwezig zijn. Echter de noordwestelijke watergang is een boezemwatergang en heeft aan beide zijden een waterkering. Ook de Noorder en Zuider Kerkedijk zijn secundaire waterkeringen. Primaire en secundaire waterkeringen dienen als zodanig te worden bestemd. De keurzone dient op de plankaart te worden aangegeven. Nieuwbouw in de beschermingszone van waterkeringen is uitgesloten. Commentaar: Uit verkregen informatie van het waterschap blijkt dat alleen de noordwestelijke watergang (de Kreekse Boezem) een waterkerende functie heeft. Deze is op de verbeelding aangegeven door middel van de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". De Noorder- en Zuider Kerkedijk, de secundaire waterkeringen, behoeven van het waterschap niet als waterkering aangemerkt te worden. 1.6 In de waterparagraaf is vermeld dat de vuiluitworp vanuit de riolering op het oppervlaktewater groter wordt door de ontwikkelingen. Dit zal een negatief effect hebben op de waterkwaliteit ter plaatse. Conform de provinciale Nota regels voor Ruimte dient dit kwaliteitsverlies te worden gecompenseerd. In het plan dient hieraan aandacht te worden besteed. Commentaar: Er is slechts sprake van een licht negatief effect als gevolg van de ontwikkelingen, zie hoofdstuk 5.2. 1.7 In ruimtelijke plannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden dient voldoende ruimte te worden gereserveerd voor open water. Als provinciale richtlijn geldt 10 % van het bruto oppervlak. In het plan wordt alleen de compensatie van "Het Hart" beschreven, terwijl er ook andere ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt waarbij verhard oppervlak zal worden toegevoegd. In overeenstemming met de waterbeheerder kan van de provinciale richtlijn worden afgeweken Commentaar: Voor het Masterplan Hart, dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan, is in 2005 een
50
Keurvergunning afgegeven door het Waterschap. Daarmee is de compensatie voor het toenemen van het verhard oppervlak in het centrum geregeld. Voor het overige is er geen sprake meer van nieuwe ontwikkelingen. 1.8 In paragraaf 5.1 beleidskader water van de toelichting is vermeld dat in het deelgemeentelijk waterplan IJsselmonde maatregelen zijn opgenomen met betrekking tot de waterhuishouding. Ook ruimtelijke maatregelen worden genoemd, waaronder uitbreiding van het wateroppervlak. In de waterparagraaf wordt hier niet verder op ingegaan. Verzocht wordt de uit het waterplan voortvloeiende ruimtelijke consequenties voor watercompensatie op de plankaart weer te geven en in de voorschriften te vermelden. Ditzelfde geldt voor de bij het bestemmingsplan gevoegde notitie ( kenmerk KRE770 OCE1) waarin een aantal wateraspecten worden uitgewerkt. Ook ontbreekt een overzichtskaartje van de in de notitie genoemde gebieden. Commentaar: In de waterschapsvergunning uit 2005 is de compensatie geregeld. Omdat de compensatie van water in een ander bestemmingsplangebied in IJsselmonde (t.w Groenenhagen - Tuinenhoven) wordt mogelijk gemaakt, is dit niet terug te vinden op de plankaart van het bestemmingsplan IJsselmonde-Centrum. 1.9 Voorts ontbreekt een beschrijving van het inundatierisico (vanuit de rivieren). Dit dient in het plan te worden opgenomen. Commentaar: Aangezien het hier niet gaat om buitendijks gebied is er geen aandacht besteed aan het inundatierisico. 1.10 In artikel 18 van de voorschriften is vermeld dat naast waterhuishoudkundige doeleinden de bestemming "water" ook bestemd is voor groen en andere zaken. In het voorschrift dient te worden opgenomen dat een vermindering van de bestaande oppervlakte aan water niet is toegestaan. Commentaar: In de omschrijving van de bestemming Water-1 komt de functie groen niet meer voor. Een vermindering van het wateroppervlak is niet toegestaan.
2.
VROM-inspectie, regio zuidwest
2.1 T.a.v. de hoge druk aardgasleiding adviseert de inspectie om het bouwen binnen de toetsingsafstand goed te onderbouwen. Dringend wordt verzocht de voorschriften en plankaart zo aan te passen dat gebouwd wordt buiten de bebouwingsafstand of pas nadat gebruik is gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid om de leiding te verplaatsen. Aanbevolen wordt contact op te nemen met de leidingbeheerder teneinde aan de hand van de laatste inzichten een berekening te maken van de individuele risicocontour en het groepsrisico. Commentaar: In het bestemmingsplan wordt geanticipeerd op de AMvB externe veiligheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen, die naar verwachting per 1 januari 2011 in werking zal treden. In deze AMvB wordt geregeld dat het plaatsgebonden risico voor een kwetsbaar object, veroorzaakt door een buisleiding, op 5 meter vanuit het hart van de buisleiding niet hoger mag zijn dan 10 -6 per jaar. Door de Gasunie is berekend dat het plaatsgebonden risico van de onderhavige leiding op 0 meter afstand ligt. Het groepsrisico stijgt van 0.24 naar 0.67.
51
Op grond van genoemde AMvB dient tevens een belemmeringenstrook voor het onderhoud van de buisleiding te worden opgenomen van ten minste 5 meter (gemeten vanuit het hart van de buisleiding) aan weerszijden van de buisleiding. Deze belemmeringenstrook maakt onderdeel uit van de bestemming "Leiding-Gas". 2.2 Het luchtonderzoek is verricht met een verouderd CAR model. Geadviseerd wordt ten tijde van de vaststelling een hernieuwd rapport op te nemen, om eventuele planrisico's te beperken. Commentaar: Het luchtonderzoek is geactualiseerd. 3.
DCMR Milieudienst Rijnmond
3.1 Ten aanzien van geluid dient per ontwikkelingslocatie te worden aangegeven welke stappen doorlopen zijn in het kader van toetsing aan de Wet geluidhinder. Eerder genomen hogere waarden besluiten dienen te worden opgenomen in het bestemmingsplan. Commentaar: In bestemmingsplan IJsselmonde Centrum is de enige nieuwe geluidgevoelige ontwikkeling, de woningbouw in het Hart. Hiervoor is een nieuw hogere waardebesluit opgesteld, op basis van het meest recente geluidonderzoek. Het ontwerp hiervan ligt samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage. 3.2 Het onderzoek luchtkwaliteit dient te worden uitgevoerd met de meest recente versie van het rekenprogramma CAR. Commentaar: Het onderzoek naar luchtkwaliteit is geactualiseerd.
4.
Waterschap Hollandse Delta
4.1 De in paragraaf 4.4. van de toelichting genoemde integrale benadering van de wateropgave heeft niet alleen betrekking op het realiseren van een nieuwe open waterverbinding, doch ook op de waterkwaliteit en kwantiteit. Om de aangegeven gebruiksfuncties mogelijk te maken, moet ook aan de daarvoor vastgestelde waterkwaliteit worden voldaan. Daarnaast moet er ook ruimte komen voor de aanleg van extra oppervlaktewater, teneinde ongewenste inundatie te voorkomen. In paragraaf 5.1 wordt gesteld dat de waterkwaliteit moet voldoen aan de KRW. Ter verduidelijking moet hier worden aangegeven dat wordt bedoeld de ecologische waterkwaliteit. Verder wordt in de tekst gesproken over het nog op te stellen Waterplan Rotterdam 2006-2010. Dit plan is evenwel gereed en wordt binnenkort bestuurlijk vastgesteld. Commentaar: De tekst is geactualiseerd. 4.2 De opmerking in paragraaf 5.3.3 dat er in het plangebied geen waterkeringen zijn, is niet juist; de boezemkade langs de Kreekseboezem (gedeelte tussen Dwarsdijk en Olympiaweg) moet nog in het plan worden benoemd. Commentaar: De waterkering Kreekse Boezem is als zodanig bestemd door middel van de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering". 4.3
De opmerking dat bij afkoppeling door infiltratie of de aanleg van daktuinen geen compenserend
52
water nodig is, is niet volledig. Conform de Keur van Hollandse Delta is het verboden om meer dan 250 m2 verharding zonder vergunning direct of indirect op het oppervlaktewater te lozen. Dus ook bij infiltratie of daktuinen moet er toestemming van de waterbeheerder zijn. Commentaar: De opmerking is inmiddels achterhaald, er is geen sprake meer van daktuinen. 4.4 Ten aanzien van de plankaart wordt verzocht de beschermingszone aan te geven langs de Kreekseboezem, vanaf de Dwarsdijk tot aan de Olympiaweg. Omdat het deel ten westen van Vikingoord 45 niet als hoofdwatergang is aangemerkt, kan de speciale beschermingszone vervallen. Commentaar: Op de plankaart is langs de Kreekse Boezem de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterkering" aangegeven. 4.5
T.a.v. de voorschriften ontbreekt bij artikel 18 de NB t.a.v de speciale beschermingszone.
Commentaar: De NB's zijn vervallen, omdat de regels zijn aangepast aan de landelijke standaard hiervoor; langs de hoofdwatergangen is de dubbelbestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" gelegd. 7.
Ministerie van Defensie, dienst gebouwen, werken en terreinen
Deelt mede geen opmerkingen te hebben terzake van het plan.
9
K.P.N. Telecom
Verzoekt rekening te houden met de belangen van de KPN, zoals mogelijke straalverbindingspaden. Commentaar: Er is kennisgenomen van de opmerking. In IJsselmonde-Centrum liggen geen straalpaden. 10
Kamer van Koophandel Rotterdam
10.1 De beoogde versterking van het gebied rondom het winkelcentrum Keizerswaard met kantoren, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen en circa 340 woningen, alsmede de versterking van het openbaar vervoer (Tramplus), zal naar alle waarschijnlijkheid ten goede komen aan de omzet van de winkeliers in voornoemd winkelcentrum. Dit laat onverlet dat deze ondernemers gedurende de grootschalige bouwwerkzaamheden omzetverlies zullen lijden. Immers de bereikbaarheid en de uitstraling van het winkelcentrum zal tijdens de bouwwerkzaamheden sterk verminderen, hetgeen de omzet negatief zal beïnvloeden. Voorts zijn de kosten als gevolg van de werkzaamheden in de buitenruimte (extra schoonmaakkosten, meer reclame) toegenomen. De Kamer vindt dat dit nadeel moet worden gecompenseerd, omdat dit nadeel het normale ondernemersrisico zou overstijgen. Rekening moet worden gehouden met een reservering van evt. nadeelcompensatie. Commentaar: Voorafgaand aan de uitvoering van het bouwrijpmaken van de locatie voor de bouw van de eerste fase van het gebied rondom het winkelcentrum Keizerswaard is een zogenaamd stappenplan "bereikbaarheid Hart van IJsselmonde" opgesteld. Met behulp van dit stappenplan zijn de werkzaamheden zodanig uitgevoerd dat het winkelcentrum Keizerswaard tijdens de uitvoering goed bereikbaar was en de hoeveelheid parkeerplaatsen minimaal
53
gelijk is gebleven. De uitvoering van dit stappenplan is op een intensieve wijze met de omgeving (eigenaren, ondernemers en bewoners) gecommuniceerd en nauwlettend gevolgd in een periodiek terugkerende klankbordgroep waarin naast de gemeente en deelgemeente ook de bewoners, eigenaren en ondernemers van het winkelcentrum zitting hebben. De communicatie heeft naar tevredenheid plaatsgevonden middels informatieavonden, nieuwsbrieven en uitvoeringbrieven voor eigenaren, ondernemers en bewoners. Het vervolg van de werkzaamheden in het kader van de uitvoering van de ontwikkellocatie (uitbreiding winkelcentrum Keizerswaard, aanleg openbaar gebied en tramplus binnenlus Keizerswaard) zal op eenzelfde wijze worden uitgevoerd door de uitvoerende partijen te weten de (deel)gemeente, Stadsregio en ontwikkelaar. Belangrijk uitgangspunt hierbij blijft dat tijdens de uitvoering van de werkzaamheden het winkelcentrum Keizerswaard goed bereikbaar is en dat het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van het winkelcentrum niet zal verminderen. De (deel)gemeente houdt de klankbordgroep in stand om dit uitgangspunt te realiseren. Ook de andere communicatie-instrumenten blijven ingezet worden door de uitvoerende partijen. Gezien de opgedane ervaring en positief (communicatie) verloop van de eerste fase zal dit volstaan. 10.2 In artikel 5 (Centrumvoorzieningen) wordt de mogelijkheid geboden bedrijven t/m categorie 2 te vestigen tot een maximum van 2500 m2. De kamer moedigt dit aan en pleit ervoor oog te blijven houden voor voldoende bedrijfsruimte. De vraag kan zich immers zodanig ontwikkelen dat de vraag naar dergelijke ruimte het aanbod van 2500 m2 overstijgt. Commentaar: Er is in dit bestemmingsplan maximaal 4.885m2 b.v.o. aan bedrijven opgenomen conform de huidige situatie. 11
Tennet Zuid-Holland
11.1 Deelt mede dat in de Kreekhuizenlaan en Groeninx van Zoelenlaan de 150 KV hoogspanningsverbinding en telecommunicatieverbindingen Krimpen a/d IJssel - Rotterdam/Zuidwijk aanwezig zijn. In de planregels en op de verbeelding is hiermede rekening gehouden, doch niet in de toelichting. Verzocht wordt de toelichting op dit punt aan te vullen. Commentaar: De toelichting is op dit punt aangevuld. 12
N.V. Nederlandse Gasunie
12.1 Deelt mede dat de hogedruk aardgasleiding niet geheel volgens het juiste tracé is weergegeven. De Gasunie heeft het juiste tracé in rood op de meegezonden kaart aangegeven. Verzocht wordt de plankaart hierop aan te passen. Commentaar: De aardgasleiding is thans conform de toegezonden gegevens van de Gasunie op de plankaart aangegeven.
12.2 De Gasunie merkt op dat in artikel 20 ("leiding") van de voorschriften de vrijstellingsbevoegdheid om af te wijken van de toetsingsafstand een foutieve interpretatie bevat van de circulaire. Binnen de toetsingafstand dient te worden vastgesteld wat de gebiedsklasse is. Deze gebiedsklasse is bepalend voor de aan te houden minimale bebouwingsafstand.
54
Bebouwing behorende bij gebiedsklasse 1 en 2 (overige bebouwing etc.) mag niet worden opgericht binnen de minimale bebouwingsafstand behorende bij gebiedsklasse 3 en 4, indien voor dat gebied gebiedsklasse 3 of 4 van toepassing is. Verzocht wordt de voorschriften hierop aan te passen. Commentaar: In dit bestemmingsplan wordt gewerkt met de AMvB Buisleidingen en is de regelgeving uit de circulaire achterhaald. De toelichting en de regels zijn aangepast op de nieuwe regelgeving.
17
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
17.1 In en rond het plangebied is één risicobron aanwezig, t.w. de hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie over de Groeninx van Zoelenlaan. De Gasunie heeft een risicoberekening uitgevoerd voor deze gasleiding, hetgeen heeft geresulteerd in een plaatsgebonden risicocontour (10-6) van 0 meter vanaf het hart van de leiding. Het nieuwe winkelcentrum Keizerswaard ligt nog wel binnen de toetsingsafstand (30 meter) en de bebouwingsafstand (14 meter). De gemeente heeft in overleg met de Gasunie besloten dat dit gedeelte alleen gebouwd kan worden nadat de gasleiding in zuidelijke richting is verlegd. Voor de nieuwe ligging is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Commentaar: In het bestemmingsplan wordt geanticipeerd op de AMvB Buisleidingen externe veiligheid transport gevaarlijke stoffen door buisleidingen. Hierin staat dat de bebouwingsafstand voor gasleidingen 5 meter is. Dit betekent dat de leiding ter hoogte van het winkelcentrum geen belemmering meer vormt om de woontorens te kunnen bouwen. 17.2 Het groepsrisico zal toenemen na realisatie van de twee woontorens langs de Groeninx van Zoelenlaan bij het winkelcentrum Keizerswaard. Uit de risicoberekening voor het groepsrisico blijkt dat de oriënterende waarde niet zal worden overschreden. De VRR adviseert de Champ methode te gebruiken om de toename van het groepsrisico te verantwoorden. Commentaar: Het groepsrisico is opnieuw berekend door de Gasunie op basis van de AMvB Buisleidingen. De VRR heeft naar aanleiding van het rekenresultaat hun advies uitgebracht in hun brief van 14 oktober 2010. In deze brief stellen zij dat het groepsrisico geen aanleiding meer geeft om die door middel van de Champ-methode te verantwoorden. 17.3 Met betrekking tot het plangebied dienen de volgende voorzieningen te worden getroffen, teneinde de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor hulpverlening bij calamiteiten te vergroten: a. om de kans op een leidingbreuk te verkleinen zou het bevoegd gezag in overleg met de leidingbeheerder dienen vast te stellen of afdoende constructieve en veiligheidsmaatregelen zijn getroffen om de ongestoorde ligging van de gasleiding te garanderen. b. voorziene objecten binnen het invloedsgebied van 75 meter van de gasleiding dienen te beschikken over voldoende gedimensioneerde ontvluchtingsroutes, waarvan er minimaal één van de risicobron af is gericht, die zijn aangesloten op de bestaande infrastructuur buiten het plangebied. c. het bevoegd gezag draagt zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezige personen, zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit. Commentaar: In de voorschriften is geregeld dat binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn leiding-gas van bebouwing minimaal één (nood)uitgang van de rivierbron (hogedruk gasleiding) afgekeert dient te worden gerealiseerd. Bovengenoemde aspecten betreffen uitvoeringskwesties die niet in een bestemmingsplan geregeld worden.
55
10.2
Participatie
Dit bestemmingsplan beoogt voornamelijk de nieuwe tramlijn en de ontwikkelingen in het winkelcentrum Keizerswaard mogelijk te maken. Ten aanzien van deze ontwikkelingen is er een uitgebreid participatietraject doorlopen. Daarbij zijn zowel omwonenden als ondernemers betrokken. Vanaf 2003 zijn er veel informatiebijeenkomsten geweest in de diverse stadia van het opstellen van het Masterplan. Ook wordt sinds enkele jaren regelmatig de nieuwsbrief Hart IJsselmonde uitgebracht en is er een website Hart IJsselmonde met informatie over het Centrumplan. Verder is er een Klankbordgroep gevormd waarin zowel bewoners als ondernemers zitting hebben.
56
Bijlagen
57
58
Bijlage 1 Besluit hogere waarden IJsselmonde - Centrum
59
60
Gemeente Rotterdam Besluit hogere waarden Wet geluidhinder (Gebieds)bestemmingsplan IJsselmonde Centrum Kenmerk: 21247475 1. Aanleiding In verband met het bestemmingsplan IJsselmonde Gentrum dienen hogere waarden te worden vastgesteld in verband met de bouw van 286 nieuwbouwwoningen verspreid over 5 locaties. De exacte locaties staan vermeld in het akoestisch onderzoek. 2. Onderzoek Het besluit is gebaseerd op het akoestisch onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam van 9 december 2010, kenmerk: 20100019 / MR 10002, v1. In het onderzoek is berekend wat de geluidbelasting is van wegverkeer. Aan de geluidnormen voor de wettelijke bronnen industrielawaai en railverkeerslawaai wordt voldaan. In het onderzoek wordt aangegeven welke maatregelen worden genomen om de geluidsbelasting te beperken en op welke wijze aan het Ontheffingsbeleid gemeente Rotterdam (ontheffingsbeleid) wordt voldaan. In verband hiermee en in verband met de goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan is in het onderzoek ook aandacht besteed aan de niet-wettelijke bronnen wegverkeer op 30 km/u-wegen, tramverkeer en het parkeerdek. Het akoestisch onderzoek ligt bij dit besluit ter inzage. Uit het rapport blijkt dat de geluidsbelasting bij de verschillende locaties hoger is dan de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, maar niet hoger dan de waarde waarvoor op grond van de Wet geluidhinder een hogere waarde kan worden verleend. 3. Overweging Het akoestisch rapport voldoet aan de bepalingen van de Wet geluidhinder en geeft de juiste informatie over de akoestische situatie. In het rapport wordt een motivering gegeven voor de aangevraagde hogere waarden. Deze staat hieronder weergegeven. Maatregelen Volgens het ontheffingsbeleid moet onderzoek gedaan worden naar maatregelen die toegepast kunnen worden om de geluidbelasting op woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen te beperken. Daarbij geldt een volgorde van de toe te passen maatregelen: • bronmaatregelen • overdrachtsmaatregelen • gevelmaatregelen Wegverkeer De ten hoogste toelaatbare waarde voor woningen is 48 dB. Een te verlenen hogere waarde mag voor woningen in stedelijk gebied niet hoger zijn dan 63 dB. Bronmaatregelen Voor locatie E geldt dat een stiller wegdek leidt tot een reductie van 3 tot 4 dB. Gelet op de hoogte van de geluidbelasting, die voor de helft van de rekenpunten voor locatie E onder de voorkeurswaarde ligt en het aantal te realiseren woningen staan de kosten van het aanleggen van stil asfalt niet in verhouding tot het resultaat. In het bestemmingsplan wordt ruimte geboden voor een reconstructie van een deel van de Groeninx van Zoelenlaan. Bij deze reconstructie waarbij twee rotondes ter hoogte van de Herenwaard en Ruigeweg worden gerealiseerd is het mogelijk een stiller type asfalt aan te leggen, wat tot een geluidreductie tussen de 1 en 4 dB voor de overige locaties kan leiden. Of deze reconstructie daadwerkelijk plaats gaat vinden is echter nog te onzeker en kan daardoor niet in dit besluit worden meegenomen.
Pagina 1 van 8
Overdrachtsmaatregelen i Door het vergroten van de afstand tussen de weg en de ontwikkellocaties kan een geluidreductie worden gehaald. Gelet op de geringe ruimte tussen de weg en de ontwikkellocaties is deze maatregel uit stedebouwkundig oogpunt niet mogelijk. Het aanbrengen van geluidschermen is vanuit verkeerskundig en stedebouwkundig oogpunt niet mogelijk of wenselijk. , Gevelmaatregelen Doordat andere maatregelen niet afdoende zijn om te kunnen voldoen aan de geluidsnormen voor het binnenwaardenniveau zullen voorzieningen aan de gevel worden getroffen. Cumulatie van geluid ' Aangezien alleen de voorkeurswaarde vanwege wegverkeerslawaai overschreden wordt, is cumulatie van geluid niet aan de orde. < Geluidluwe gevel en buitenruimte Op basis van het ontheffingsbeleid dient iedere woning, waarvoor een hogere waarde wordt vastgesteld te beschikken over een geluidluwe gevel en indien aanwezig over een geluidluwe buitenruimte. Bij het bepalen of sprake is van een geluidluwe gevel en buitenruimte wordt ook gekeken naar niet wettelijke bronnen. Van het ontheffingsbeleid kan gemotiveerd worden afgeweken. Volgens het ontheffingsbeleid is een geluidbelasting tot 53 dB vanwege wegverkeerslawaai toegestaan om te kunnen spreken van een geluidluwe gevel. Voor het merendeel van de woningen is het mogelijk om een geluidluwe gevel te creëren. Voor een aantal woningen langs het parkeerdek is het naar verwachting niet mogelijk om een geluidluwe gevel te creëren. Om welke woningen dit gaat is afhankelijk van de definitieve vormgeving. Volgens het ontheffingsbeleid kan van de voorwaarde voor een geluidluwe gevel worden afgeweken indien dit door een verhoogde leefomgevingskwaliteit wordt gecompenseerd. Hiervan is sprake. Het centrumgebied wordt autoluw en tegelijk goed bereikbaar. Het verkeersluwe centrumgebied krijgt meer uitstraling door de integratie van stedelijke functies zoals winkelen, besturen, cultuur, ontspannen en wonen. Er komt een centraal gelegen plein met een weekmarkt. Aan het plein komen onder meer winkels, terrassen, de nieuwe hoofdentree van het winkelcentrum, nieuwe gebouwen voor onder andere de deelgemeente, een cultureel centrum, een bibliotheek (gedeeltelijk al in uitvoering) en een nieuw openbaar vervoerstation. Om dit te kunnen realiseren is het parkeerdek noodzakelijk. Conclusie , Op grond van bovenstaande overwegingen kunnen voor het bestemmingsplan onder voorwaarden hogere waarden als gevolg van wegverkeer worden verleend. 4. Zienswijzen Het ontwerpbesluit heeft van 21 april 2011 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is een zienswijze ingediend. Voor behandeling van de zienswijze wordt verwezen naar bijlage 2. De ingebrachte zienswijze is geen aanleiding om het besluit te wijzigen. 5. Besluit Gelet op artikel 83 en 110a van de Wet geluidhinder besluiten burgemeester en wethouders van Rotterdam voor het bestemmingsplan IJsselmonde Centrum onder de navolgende voorwaarden hogere waarden vast te stellen: ' 1. Geluidluwe gevel: I De woningen dienen te beschikkeh over een geluidluwe gevel en buitenruimte, tenzij deze gevel gelegen is langs het parkeerdek. Indien bij hoogbouw een buitenruimte wordt gemaakt dient deze te zijn gelegen aan de geluidluwe gevel. Indien een gemeenschappelijke buitenruimte wordt gemaakt dient deze te zijn gelegen aan de geluidluwe gevel.
Pagina 2 van 8
Gemeente Rotterdam 2. Indeling woning: Tenminste één slaapkamer dient aan de geluidluwe zijde te worden gesitueerd. Andere geluidgevoelige ruimten dienen zoveel mogelijk aan de geluidluwe gevel te worden gesitueerd. Wegverkeer locatie A(kadastraal bekend onder ISM01 B 5637) Zoneplichtige weg: Groeninx van Zoelenlaan Hogere waarden in dB Hoogte in meters Rekenpunt A.01 1,5 A.01 4,5 A.01 7,5 A.01 10,5 13,5 A.01 A.01 16,5 22,5 A.01 A.01 31,5 40,5 A.01 A.01 49,5 A.02 1,5 A.02 4,5 A.02 7,5 A.02 10,5 A.02 13,5 A.02 16,5 A.02 22,5 A.02 31,5 A.02 40,5 A.02 49,5 A.03 19,5 A.03 22,5 A,03 31,5 A.03 40,5 A.03 49,5 A.04 19,5 A.04 22,5 A.04 31,5 A.04 40,5 A.04 49,5 A.07 1,5 4,5 A.07 A.07 7,5 A.07 10,5 A.07 13,5 A.07 16,5 A.07 22,5 A.07 31,5 A.07 40,5 A.07 49,5 A.08 1,5 4,5 A.08 A.08 7,5 A.08 10,5 A.08 13,5 A.08 16,5 A.08 22,5 A.08 31,5 A.08 40,5 A.08
49,5
58 59 59 59 59 59 59 58 57 57 57 59 59 59 59 59 58 58 58 57 52 55 54 54 50 53 53 50 51 51 52 52 52 52 52 51 51 53 54 54 54 54 54 54 53 53 53
Pagina 3 van 8
Wegverkeer locatie B(kadastraal bekend onder ISM01 D 3634) Zoneplichtige weg: Groeninx van Zoelenlaan Rekenpunt Hoogte in meters B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.01 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.02 B.03 B.03 B.03 B.03 B.03 B.03 B.04 B.04 B.04 B.04 B.04 B.04 B.07 B.07 B.07 B.07 B.08 B.08 B.08 B.08 B.08 B.08
!
:
! '
:
1 1
Hogere waarden in dB 1,5 4,5 7,5 10,5 16,5 22,5 31,5 40,5 49,5 58,5 1,5 4,5 7,5 10,5 16,5 22,5 31,5 40,5 49,5 58,5 19,5 22,5 31,5 40,5 49,5 58,5 19,5 22,5 31,5 40,5 49,5 58,5 31,5 40,5 49,5 58,5 19,5 22,5 31,5 40,5 49,5 58,5
58 59 59 59 59 58 58 58 57 57 57 59 59 59 59 59 58 58 57 57 53 55 54 54 53
51 53 53 53 50 53 52 52 52 55 54 54 54
Pagina 4 van 8
Gemeente Rotterdam Wegverkeer locatie C(kadastraal bekend onder ISM01 D 3656) Zoneplichtige weg: Groeninx van Zoelenlaan Hoogte in meters Rekenpunt C.01 C.01 C.01 c.01 c.01 c.01 c.01 c.01 c.01 c.01
Hogere waarden in dB 49 49 50 50 50 50 50 50 50 50
1,5 4,5 7,5 10,5 16,5 19,5 22,5 25,5 28,5 31,5
Wegverkeer locatie E(kadastraal bekend onder ISM01 D 3701) Zoneplichtige weg: Ruigewaard Rekenpunt E.04 E.04 E.04 E.04 E.04
Hoogte in meters
Hogere waarden in dB 54 54 54 54 53
1,5 4,5 7,5 10,5 16,5
Andere wettelijke regelingen Dit besluit laat onverlet dat er voor realisering van het bestemmingsplan mogelijk rekening gehouden dient te worden met andere wettelijke bepalingen. Het collegej^aaburgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, amens dezan,
1 8 OKT. 2011 Tw. drs. P.W. Verhoeven, Directeur Duurzaam.
Pagina 5 van 8
Procedure De termijn voor het indienen van een beroepsschrift tegen het besluit hogere waarden vangt aan met ingang van de dag waarop beroep kan worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Tegen het definitieve besluit hogere waarden kan gedurende zes weken na de dag waarop het bestemmingsplan ter inzage is gelegd beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden ingesteld door: degenen die zienswijzen hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit; de adviseurs die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid advies uit te brengen over het ontwerpbesluit; degenen die bedenkingen hebben tegen wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerpbesluit zijn aangebracht; belanghebbenden aan wie redelijkerwijs niet kan worden verweten geen zienswijzen te hebben ingebracht tegen het ontwerpbesluit. Het beroepschrift moet in tweevoud worden gezonden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. Het besluit wordt na afloop van de beroepstermijn van kracht tenzij voor deze datum beroep is ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan. Het verzoek moet worden gericht aan de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In dat geval wordt het besluit niet van kracht voordat op het verzoek is beslist. Voor het indienen van een beroepschrift en/of een verzoek om voorlopige voorziening zijn griffierechten verschuldigd.
Pagina 6 van 8
Gemeente Rotterdam DMS: 21185179 Bijlage 2. Zienswijze rapportage behorende bij het ontwerp hogere waarden besluit IJsselmonde Centrum. Van 21 april 2011 tot en met 1 juni 2011 heeft het ontwerp hogere waarden besluit te inzage gelegen. Op 19 maart 2011 heeft de heer of mevrouw Daane een zienswijze tegen het ontwerp hogere waarden besluit ingediend. Middels onderstaande zienswijzerapportage heeft de beantwoording van de zienswijzen plaatsgevonden. Zienswijze Reeds talloze malen bezwaren aangevoerd met betrekking tot geluid en - luchtverontreiniging. Steeds is gesteld dat het plan geen verruimingen en een hogere geluidbelasting op zou leveren.
Reactie Indien de maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt overschreden heeft het college van Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid hogere waarden vast te stellen. Op een aantal rekenpunten wordt voor het bestemmingsplan de maximaal toelaatbare geluidbelasting overschreden(voorheen de voorkeurswaarde genoemd). Een te verlenen hogere waarde mag voor woningen in stedelijk gebied niet hoger zijn dan 63 dB. Aangezien deze waarde niet wordt overschreden acht het college van Burgemeesters en Wethouders op grond van de overwegingen genoemd in het besluit het acceptabel hogere waarden vast te stellen.
Onder punt 2 van het ontwerp besluit wordt gesteld dat aan alle normen wordt voldaan. Waarom zijn dan toch hogere waarden nodig.
In het ontwerp besluit staat: "Aan de geluidnormen voor de wettelijke bronnen industrielawaai en railverkeerslawaai wordt voldaan". Er worden alleen hogere waarden vastgesteld vanwege wegverkeer en niet voor industrielawaai en railverkeerlawaai.
Op blad 2 staat vermeld dat met een grotere afstand tot de ontwikkellocaties een geluidreductie kan worden gehaald. Waarom is deze wijsheid niet gebruikt bij de 1® ontwikkellocaties.
Het vergroten van de afstand tussen de weg en de ontwikkellocaties is overwogen in hoofdstuk 6 van het akoestisch onderzoek . Gebleken is echter dat gelet op de geringe ruimte tussen de weg en de ontwikkellocaties deze maatregel uit stedenbouwkundig oogpunt niet mogelijk is.
De gemeente stelt dat tussen parkeergarages en woningen minstens 30 meter hoort te zitten. De afstand tussen zijn woning en het parkeerdek bedraagt 18 meter.
Deze zienswijze heeft u op 21 maart 2011 tevens ingediend bij de Gemeenteraad in het kader van het bestemmingsplan. De afweging met betrekking tot de afstanden van bestemmingen wordt in het kader van het bestemmingsplan gemaakt. Uw zienswijze betreft het bestemmingsplan en zal dan ook door de Gemeenteraad behandeld worden. Het hogere waarden besluit betreft uitsluitend nieuw te ontwikkelen locaties en betreft niet de bestaande woningen. De zienswijze wordt voor kennisneming aangenomen.
Er zullen voor nieuwbouw woningen hogere geluidbelastingen worden toegestaan mits maatregelen kunnen worden getroffen, wat te 1 doen bij bestaande woningen.
' Akoestisch onderzoek gebiedsbestemmingsplan IJsselmonde Centum, van 9 december 2010 uitgevoerd door Gemeentewerken Rotterdam Pagina 7 van 8
Zienswijze Er is een gewijzigd luchtkwaliteitsplan onderzoek uitgebracht(d.d. 9-12-2010). Waren de voorgaande rapporten dan niet juist. Is het laatste rapport nu definitief ? De trambaan zal een hogere geluidbelasting produceren dan toegestaan. Hoe wordt dit voorkomen? 1
i !
1
Reactie Zienswijze wordt voor kennisname aangenomen. Het hogere waarden besluit voorziet in het vaststellen van hogere waarden met betrekking tot geluid en is gebaseerd op het akoestisch rapport. De luchtkwaliteit is geen onderdeel van het hogere waarden besluit. Tramverkeer heeft conform de Wet geluidhinder geen geluidzone en valt derhalve buiten het toetsingskader van de Wet geluidhinder. Hoewel tramlawaai geen wettelijk geluidbron is in de zin van de Wet geluidhinder, is het geluid van de tram wel onderzocht ten behoeve van een goede ruimtelijke onderbouwing van het bestemmingsplan. De zienswijze wordt ter kennisname aangenomen.
Pagina 8 van 8
Regels
69
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
INLEIDENDE REGELS
Begrippen
Aanbouw (uitbouw)
Een uitbreiding van het hoofdgebouw in één bouwlaag (hieronder wordt tevens een uitbouw begrepen). 1.2
Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.3
Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.4
Archeologisch deskundige
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam of een andere deskundige op het gebied van archeologie. 1.5
Archeologisch monument
Monument als bedoeld in artikel 1 onder c. van de Monumentenwet 1988 1.6
Bebouwing
Een of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.7
Bebouwingspercentage
Een percentage dat aangeeft hoeveel van het oppervlak van een bestemmingsvlak door gebouwen mag worden ingenomen. 1.8
Bedrijven
De bedrijven genoemd in de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. 1.9
Belwinkel
Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. 1.10
Beperkt kwetsbaar object
Object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. 1.11
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dat luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.12
Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak. 1.13
Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO 0599BP1004IJsCentrum, met de bijbehorende regels.
70
1.14
Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.15
Bouwaanduidingen
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken. 1.16
Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.17
Bouwgrens
De grens van een bouwvlak c.q. een lijn welke niet door gebouwen mag worden overschreden. 1.18
Bouwlaag
Het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld. NB: onder het "theoretisch profiel van een kap" wordt verstaan de ruimte binnen een kap met schuine zijden waarvan de hellingshoek ten minste 20 en maximaal 60 graden bedraagt. 1.19
Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.20
Bouwperceelgrens
Een grens van een bouwperceel. 1.21
Bouwverordening
Bouwverordening Rotterdam 1993, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.22
Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten. 1.23
Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.24
Bruto vloeroppervlak (b.v.o.)
Het vloeroppervlak van een bouwwerk, inclusief de niet direct voor het hoofddoel bruikbare ruimten (bijvoorbeeld bij een productiebedrijf of winkel, de magazijn-, expeditie-, kantoorruimten). Gebouwde parkeervoorzieningen worden niet tot het b.v.o. gerekend. 1.25
Bijgebouw
Vrijstaand gebouw dat door constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan een hoofdgebouw gelegen op hetzelfde perceel. 1.26
Cultuur en ontspanning
Voorzieningen in de sfeer van cultuur en ontspanning, t.w. biljart, dansschool, fitnesscentrum, museum.
71
1.27
Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.28
Dakterras
Een bouwkundige voorziening op het platte dak van een woning dat bestaat uit een te betreden vlak, geheel of gedeeltelijk omgeven door een hekwerk zoals voorgeschreven in het Bouwbesluit. 1.29
Erf
Terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen, waterlopen en bouwwerken van lichte constructie (carports, slagbomen, fietsenstallingen e.d.). 1.30
Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.31
Geluidsgevoelige functies (in de zin van de Wet geluidhinder)
Hieronder worden verstaan: woningen, onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan de genoemde (t.w. verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken en medische kleuterdagverblijven), alsmede de terreinen die behoren bij de andere gezondheidszorggebouwen, voor zover deze bestemd zijn of worden gebruikt voor de in die gebouwen verleende zorg, alsmede woonwagenstandplaatsen. NB Delen van een onderwijsgebouw die niet zijn bestemd voor geluidsgevoelige onderwijsactiviteiten, maken voor de toepassing van de Wet geluidhinder geen deel uit van een onderwijsgebouw. 1.32
Gestapelde woningen
Woningen, gestapeld met woningen of andere functies dan woningen. 1.33
Hoofdgebouw
Gebouw dat door zijn constructie en/of afmeting als dominant is aan te merken ten opzichte van de bijbehorende bijgebouwen gelegen op hetzelfde perceel. 1.34
Horeca
Inrichtingen voor het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. 1.35
Kap
Een afdekking van een gebouw met schuine zijden waarbij de hellingshoek ten minste 20 en ten hoogste 60 graden bedraagt. 1.36
Kantoren
Gebouwen (c.q. deel van gebouwen) ten behoeve van het verrichten van werkzaamheden van administratieve aard. 1.37
Kleinschalige speelvoorzieningen
Speelvoorzieningen niet hoger dan 4 meter 1.38
Kwetsbaar object
Object als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
72
1.39
Niet-gestapelde woningen
Woningen, niet gestapeld met woningen of andere functies dan woningen. Woonwagens c.q. woonwagenstandplaatsen worden niet hieronder begrepen. 1.40
Maaiveld
De bovenkant van het aansluitende, afgewerkte terrein dat een bouwwerk omgeeft, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein het gemiddelde van die bovenkanten wordt aangehouden. 1.41
Maatschappelijk
Voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening. 1.42
Milieudeskundige
De directeur van de Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond of de daarvoor in de plaats tredende instantie. 1.43
Monumentenwet
De Monumentenwet 1988, zoals deze luidt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.44
Omgevingsvergunning
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 1.45
Oorspronkelijke zijgevel / achtergevel
De zijgevel / achtergevel zoals op het tijdstip van oplevering van een gebouw. 1.46
Openbaar nutsvoorzieningen
Op het openbaar leidingen net aangesloten voorzieningen op het vlak van gas-, water-, elektriciteitsdistributie, blokverwarming, (riool)gemalen (een gasdrukregelstation wordt niet hieronder begrepen). 1.47
Openbaar toegankelijk gebied
Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid onder b. van de Wegenverkeerswet 1994, openbaar water, alsmede ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van de zogenaamde brandpaden voor de achterontsluiting van tuinen voor langzaam verkeer. 1.48
Peil (straat-)
a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang, na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. 1.49
Praktijkruimte
Een werkruimte, welke geen onderdeel uitmaakt van een woning. 1.50
Publieke dienstverlening
Bestuursorganen van de overheid en de daaraan gekoppelde ambtelijke diensten ten behoeve van de beleidsvoorbereiding en -uitvoering, alsmede politie, brandweer, gezondheidsdiensten.
73
1.51
Rijbaan
Elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte, met uitzondering van (brom)fietspaden. 1.52
Rijstrook
Gedeelte van de rijbaan van een weg (welke door middel van doorgetrokken of onderbroken strepen gemarkeerd is, ) van zodanige breedte dat bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen daarvan gebruik kunnen maken. 1.53
Souterrain
Een gebruiksruimte in een gebouw dat zich gedeeltelijk ondergronds bevindt. 1.54
Straatmeubilair
Voorzieningen ten behoeve van de weggebruiker, zoals verkeersborden, straatverlichting, zitbanken, plantenbakken e.d. 1.55
Tuin
Terrein ten behoeve van de aanleg van groenvoorzieningen, met de daarbij behorende verharding (paden, terrassen) en vijvers en dat in overwegende mate niet voor bebouwing in aanmerking komt. 1.56
Uitstekende delen aan gebouwen
Erkers, luifels, balkons, galerijen e.d. 1.57
Water
Waterlopen (sloten, singels, vijvers e.d.) ten behoeve van de waterberging, alsmede de aan- en afvoer van oppervlaktewater. 1.58
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zoals deze luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.59
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.60
Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten, zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 1.61
Wet ruimtelijke ordening
De Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan. 1.62
Winkel
Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument. Een belwinkel wordt hier niet onder begrepen. 1.63
Woonwagen
Een voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.
74
1.64
Woningwet
De Woningwet zoals deze luidt op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan.
75
Artikel 2
wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen conctructiedeel. 2.3
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.4
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.5
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van een bouwwerk. Dakoverstekken, luifels, balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter. 2.6
de breedte van een gebouw
van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte. 2.7
de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens
vanaf het punt van de gevel van een gebouw welke het dichtst bij de perceelsgrens is gelegen, haaks op de perceelsgrens.
76
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
BEST EM M INGSREGELS
Bedrijf - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Bedrijf - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven (t/m categorie 2), met het daarbij behorende erf en werkterrein; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 3.2
Bouwregels
3.2.1
Algemeen
Op de voor "Bedrijf - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 3.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 3.2.3
Bebouwingsnormen
a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding mag niet worden overschreden; b. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 2 meter; voor vlaggenmasten en verlichtingsmasten 15 meter; c. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. 3.3
Specifieke gebruiksregels
3.3.1
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3.000 m2 b.v.o. 3.3.2
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan.
3.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3.2 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
77
Artikel 4 4.1
Bedrijf - Gemeentewerf
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Gemeentewerf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. opslag- en werkterrein, met de daarbij behorende bouwwerken; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 4.2
Bouwregels
4.2.1
Algemeen
Op de voor "Bedrijf - Gemeentewerf" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 4.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 4.2.3
Bebouwingsnormen
a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden; b. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan.
78
Artikel 5 5.1
Bedrijf - Nutsvoorziening
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor; a. voorzieningen van openbaar nut; b. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 5.2
Bouwregels
5.2.1
Algemeen
Op de voor "Bedrijf - Nutsvoorziening" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 5.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 5.2.3
Bebouwingsnormen
a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden; b. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan. c. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 2 meter; voor vlaggenmasten en verlichtingsmasten 15 meter.
79
Artikel 6 6.1
Centrum - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Centrum - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren, op de begane grond en op de verdiepingen; b. gebouwde parkeervoorzieningen, zowel in de kelder, begane grond, als op de verdiepingen; c. voorzieningen ten behoeve van de bovengenoemde functies , t.w. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, openbaar nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, hellingbanen, e.d.; d. "Waarde - Archeologie - 1", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 6.2
Bouwregels
6.2.1
Algemeen
Op de voor "Centrum - 1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 6.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Waarde - Archeologie - 1" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 6.2.3
Bebouwingsnormen
a. niet meer dan 11.500 m2 b.v.o. kantoren zijn toegestaan. b. openbaar nutsvoorzieningen (inpandig), niet meer dan 80 m3; c. de maximum bouwhoogte bedraagt 18 meter, tenzij op de verbeelding een andere maximum bouwhoogte is aangegeven; d. voor de gronden die niet worden gebruikt voor de bouw van kantoren en gebouwde parkeervoorzieningen en die resp. als groen, water, tuin, parkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden zullen fungeren, is ten aanzien van de daarop toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Groen", "Water-1", "Tuin", "Verkeer - Verblijfsgebied" van overeenkomstige toepassing.
80
Artikel 7 7.1
Centrum - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Centrum - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
woningen en kantoren, op de begane grond en op de verdiepingen; horeca en maatschappelijke voorzieningen, op de begane grond en op de 1e en 2e verdieping; gebouwde parkeervoorzieningen, in de kelder, op de begane grond en op de verdiepingen; voorzieningen ten behoeve van de bovengenoemde functies , t.w. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, openbaar nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, hellingbanen, e.d.; e. "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 7.2
Bouwregels
7.2.1
Algemeen
Op de voor "Centrum - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 7.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 7.2.3
Bebouwingsnormen
a. per functie zijn de volgende maxima toegestaan: horeca 300 m2 b.v.o, maatschappelijke voorzieningen 2.500 m2, kantoren 2.700 m2 b.v.o ; woningen 153 eenheden, openbaar nutsvoorzieningen 80 m3; b. kantoren mogen per vestiging niet groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o., met uitzondering van die kantoren die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan een grotere maat beslaan; c. de maximum bouwhoogte bedraagt 18 meter, tenzij op de verbeelding een andere maximum bouwhoogte is aangegeven; d. voor de gronden die niet worden gebruikt voor de bouw van woningen, kantoren, gebouwde parkeervoorzieningen, horeca en maataschappelijke voorzieningen en die resp. als groen, water, tuin, parkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden zullen fungeren, is ten aanzien van de daarop toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Groen", "Water - 1", "Tuin", "Verkeer - Verblijfsgebied" van overeenkomstige toepassing. 7.3
Specifieke gebruiksregels
7.3.1
Woningen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
81
7.3.2
Verbod functieverandering
Functieverandering van een bepaald bouwperceel is niet toegestaan, anders dan met afwijking van burgemeester en wethouders (zie lid 7.4.2 ) 7.3.3
verbod geluidgevoelige maatschappelijke voorzieningen
Maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 7.1 sub a. welke geluidsgevoelig zijn in de zin van de Wet geluidhinder, zijn niet toegestaan.
7.4
Afwijking van de gebruiksregels
7.4.1
Afwijking toegestane bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 7.4.2
Afwijking verbod functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.3.2 ingeval de oorspronkelijke functie is beëindigd, in die zin dat functieverandering is toegestaan in één (of meerdere) van de andere toegelaten functies, mits de maxima voor deze functies, zoals vastgelegd in 7.2.3 sub a. niet worden overschreden.
82
Artikel 8 8.1
Centrum - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor "Centrum - 3" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
woningen, op de begane grond en alle verdiepingen; kantoren, op de begane grond en 1e verdieping; horeca, uitsluitend op de begane grond, aan de pleinzijde; detailhandel (incl. bankfilialen), uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", gebouwde parkeervoorzieningen, in de kelder; voorzieningen ten behoeve van de bovengenoemde functies, t.w. openbaar nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, hellingbanen e.d.; g. "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 8.2
Bouwregels
8.2.1
Algemeen
Op de voor "Centrum - 3" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 8.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 8.2.3
Bebouwingsnormen
a. per functie zijn de volgende maxima toegestaan: 1.800 m2 b.v.o detailhandel (incl. bankfilialen); 500 m2 b.v.o. horeca; 1.500 m2 b.v.o. kantoren; woningen 70 eenheden; b. de maximum bouwhoogte bedraagt 18 meter, tenzij op de verbeelding een andere maximum bouwhoogte is aangegeven; c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "overkraging", is een overkraging toegestaan; d. voor de gronden die niet worden gebruikt voor bebouwing en die als ontsluitingswegen en -paden zullen fungeren, is ten aanzien van de daarop toegestane bebouwing het bepaalde in de bestemming "Verkeer - Verblijfsgebied" van overeenkomstige toepassing. 8.3
Specifieke gebruiksregels
8.3.1
Woningen
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 8.3.2
Verbod functieverandering
Functieverandering van een bepaald bouwperceel is niet toegestaan, anders dan met afwijking van burgemeester en wethouders (zie lid 8.4.2 )
83
8.4
Afwijking van de gebruiksregels
8.4.1
Afwijking toegestane bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 8.4.2
Afwijking verbod functieverandering
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.3.2 ingeval de oorspronkelijke functie is beëindigd, in die zin dat functieverandering is toegestaan in één (of meerdere) van de andere toegelaten functies, mits de maxima voor deze functies, zoals vastgelegd in 8.2.3 sub a. niet worden overschreden.
84
Artikel 9 9.1
Centrum - 4
Bestemmingsomschrijving
De voor "Centrum - 4" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f.
bedrijven (t/m categorie 2), in de kelder, begane grond en 1e verdieping; detailhandel, op de begane grond en 1e verdieping; cultuur en ontspanning, uitsluitend op de 1e verdieping; erf; voorzieningen ten behoeve van de bovengenoemde functies , t.w. groen, water, tuin, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden e.d.; "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
9.2
Bouwregels
9.2.1
Algemeen
Op de voor "Centrum - 4" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 9.2.2
Medebestemming
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 9.2.3
Bebouwingsnormen
a. bedrijven mogen niet meer dan 5.000 m2 b.v.o. innemen, detailhandel niet meer dan 600 m2 b.v.o.op de begane grond en 1.000 m2 b.v.o. op de 1e verdieping; b. de maximum bouwhoogte bedraagt 10 meter; c. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak" zijn gebouwen slechts in het bouwvlak toegestaan;. d. voor de gronden die niet mogen worden gebruikt voor de bouw van bedrijven, detailhandel, cultuur en ontspanning en die resp. als erf, groen, water, tuin, parkeerplaatsen, ontsluitingswegen en -paden zullen fungeren, is ten aanzien van de daarop toegestane bebouwing het bepaalde in resp. de bestemmingen "Verkeer - Erf", "Groen", "Water - 1", "Tuin", "Verkeer - Verblijfsgebied" van overeenkomstige toepassing. 9.3
Specifieke gebruiksregels
9.3.1
Toegestane bedrijven
Uitsluitend bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels zijn toegestaan. 9.3.2
Bedrijfsgebonden kantoren
Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen, met een maximum van 3.000 m2 b.v.o. 9.4
Afwijking van de gebruiksregels
9.4.1
Afwijking toegestane bedrijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
85
Artikel 10 10.1
Detailhandel
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel, met de bijbehorende opslag- en administratieruimten; b. ter plaatse van de aanduiding "horeca", tevens voor horeca (Ruigewaard 55); c. ''Waarde - Archeologie - 2" resp. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 10.2
Bouwregels
10.2.1 Algemeen Op de voor 'Detailhandel' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 10.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 2" resp. "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 10.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum toegestane bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; b. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur.
86
Artikel 11 11.1
Gemengd - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d.
kantoren en bedrijven (t/m categorie 1), uitsluitend op de begane grond; woningen, uitsluitend op de verdieping(en); voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals groen, ontsluitingswegen en -paden; "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
11.2
Bouwregels
11.2.1 Algemeen Op de voor "Gemengd - 1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 11.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 11.2.3 Bebouwingsnormen a. ter plaatse van de aanduiding "plat dak" dienen gebouwen plat te worden afgedekt; b. kantoren mogen elk niet groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o., met uitzondering van die kantoren die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan een grotere maat beslaan; bedoelde maat is dan het maximum. c. het maximum aantal bouwlagen zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden.. 11.3
Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 11.3.2 Bedrijfsgebonden kantoren Bedrijfsgebonden kantoren mogen per bedrijf niet meer dan 50 % van het bruto vloeroppervlak innemen. 11.3.3 Toegestane bedrijven De in lid 11.1 toegestane bedrijven betreffen bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels. 11.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.3.3 en 11.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
87
Artikel 12 12.1
Gemengd - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Gemengd - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. detailhandel, op de begane grond; alsmede op de 1e verdieping, voorzover aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; b. dienstverlening aan Keizerswaard 22 en 164, Groeninx van Zoelenlaan 123 en 125, op de begane grond; alsmede op de 1e verdieping, voorzover aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; c. horeca aan Keizerswaard 68, Herenwaard 82 en Maarschalkerwaard 55, op de begane grond; alsmede op de 1e verdieping, voorzover aanwezig ten tijde van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; d. ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein", tevens voor een parkeerdek, met bijbehorende op- en afritten; e. voorzieningen behorend bij bovengenoemde functies, zoals erf, ontsluitingswegen en -paden, passages, laad- en loshoven, bevoorradingsgangen, liften, trappenhuizen, openbaar nutsvoorzieningen e.d.; f. "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 12.2
Bouwregels
12.2.1 Algemeen Op de voor "Gemengd - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 12.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 12.2.3 Bebouwingsnormen a. de functies detailhandel, dienstverlening en horeca mogen niet meer dan 24.000 m2 b.v.o. innemen; de functies passages, laad- en loshoven, bevoorradingsgangen, liften, trappenhuizen, openbaar nutsvoorzieningen niet meer dan 3900 m2; b. het parkeerdek niet meer dan 240 parkeerplaatsen; c. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; d. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn leiding-gas dienen gebouwen te beschikken over ten minste een (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur.
88
Artikel 13 13.1
Groen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen, met bijbehorende voet- en fietspaden, alsmede ontsluitingswegen- en paden, watergangen en waterpartijen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. kleinschalige voorzieningen voor openbaar nut en verkeer en vervoer, alsmede kleinschalige speelvoorzieningen; d. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - tramtracé", tevens voor een tramtracé; e. "Leiding-Gas", "Leiding - Riool", "Leiding - Hoogspanning", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde Archeologie - 2" , "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterkering", "Waterstaat Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 13.2
Bouwregels
13.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor "Groen" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke in de bestemming passen, zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers, niet groter dan 10 m3 (al dan niet ondergronds), bovenleidingsmasten c.q. -portalen ten behoeve van trambanen, bruggen, duikers; b. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, zoals gemaalgebouwtjes, telefooncellen, wachthuisjes e.d., niet groter dan 80 m3; d. kleinschalige speelvoorzieningen, niet hoger dan 4 meter; e. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", is een overkraging toegestaan; f. voorzieningen ten behoeve van een tramtracé, als bedoeld in lid 13.1 13.2.2 Medebestemming a. Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Gas", "Leiding - Riool", "Leiding Hoogspanning", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie 3", "Waterstaat - Waterkering", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. b. De aanleg van een trambaan ter hoogte van de Groeninx van Zoelenlaan is niet eerder toegestaan dan nadat de hogedruk gastransportleiding aldaar is verplaatst. 13.3
Specifieke gebruiksregels
13.3.1 verschuiving grens waterpartij De grens van de waterpartij (bestemming "Water - 1") ten noorden van de Kromme Hagen mag ten hoogste 10 meter verschuiven, met dien verstande dat het wateroppervlak zoals aangegeven op de verbeelding niet minder mag worden. 13.3.2 aanleg trambaan De aanleg van een trambaan ter hoogte van de Groeninx van Zoelenlaan is niet eerder toegestaan dan nadat de hogedruk gasleiding aldaar is verplaatst.
89
Artikel 14 14.1
Horeca
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een horeca-inrichting; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 14.2
Bouwregels
14.2.1 Algemeen Op de voor "Horeca" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 14.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 14.2.3 Bebouwingsnormen a. gebouwen mogen niet hoger worden dan 5 meter; erfafscheidingen en windschermen niet hoger dan 2 meter ; b. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur.
90
Artikel 15 15.1
Kantoor
Bestemmingsomschrijving
De voor "Kantoor" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. kantoren; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 15.2
Bouwregels
15.2.1 Algemeen Op de voor "Kantoor" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 15.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 15.2.3 Bebouwingsnormen a. ter plaatse van de aanduiding "plat dak" dienen gebouwen plat te worden afgedekt; b. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet worden overschreden; c. kantoren mogen per vestiging niet groter zijn dan 1.000 m2 b.v.o., met uitzondering van die kantoren die op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan een groter oppervlak beslaan; bedoelde maat is dan het maximum.
91
Artikel 16 16.1
Maatschappelijk - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf; b. "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 16.2
Bouwregels
16.2.1 Algemeen Op de voor "Maatschappelijk - 1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 16.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3" resp. "Waterstaat Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 16.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden; b. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;. c. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 2 meter; voor vlaggenmasten en verlichtingsmasten 15 meter; d. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur.
92
Artikel 17 17.1
Maatschappelijk - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Maatschappelijk - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen op het gebied van onderwijs, religie, cultuur, gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en publieke dienstverlening, met het daarbij behorende erf. b. gebouwde parkeervoorzieningen, al dan niet geheel of ten dele ondergronds; c. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 17.2
Bouwregels
17.2.1 Algemeen Op de voor "Maatschappelijk - 2" bestemde gronden mag uitsluitende worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 17.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 17.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte voor kerktorens / minaretten 30 meter bedraagt; b. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan; c. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 2 meter; voor vlaggenmasten en verlichtingsmasten 15 meter; d. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur. 17.3
Specifieke gebruiksregels
De voor "Maatschappelijk - 2" bestemde gronden mogen niet worden gebruikt ten behoeve van geluidsgevoelige functies in de zin van de Wet geluidhinder.
93
Artikel 18 18.1
Sport - Sport- en speelterrein
Bestemmingsomschrijving
De voor "Sport - Sport- en speelterrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportvelden en speelterreinen, alsmede een sporthal, met bijbehorend erf; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 18.2
Bouwregels
18.2.1 Algemeen Op de voor "Sport - Sport- en speelterrein" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens in de bestemming passende bouwwerken, zoals een sporthal, kleedgebouwtjes/bergingen, een clubgebouw/kantine, lichtmasten, vlaggenmasten. 18.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 18.2.3 Bebouwingsnormen a. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden; b. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan; c. erfafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 2 meter; overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet hoger zijn dan 15 meter.
94
Artikel 19 19.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuin; b. uitstekende delen aan gebouwen, die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. aanbouwen en bijgebouwen bij grondgebonden woningen; d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor "Tuin" bestemde gronden is aan bebouwing toegestaan : a. een aanbouw aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag niet breder zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke zijgevel van het hoofdgebouw; b. een aanbouw aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag niet dieper zijn dan 3 meter, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevel van het hoofdgebouw; c. de goothoogte van een aanbouw mag niet hoger zijn dan het vloerniveau (+30 cm) van de eerste verdieping van het hoofdgebouw, met dien verstande dat een aanbouw mag worden afgedekt met een schuin dakvlak met dezelfde hellingshoek als de kap/schuin dakvlak op het hoofdgebouw; d. bijgebouwen, uitsluitend in de achter- en/of zijtuin; zij mogen (inclusief vergunningvrije bijgebouwen) niet meer dan 30 m2 innemen; e. een bijgebouw mag niet hoger zijn dan 3 meter, gemeten vanaf maaiveld; f. aanbouwen / bijgebouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de denkbeeldige lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw aan te houden; g. aanbouwen / bijgebouwen dienen een afstand van ten minste 1 meter tot de erfgrens aan te houden aan de zijde waar de kavel grenst aan het openbaar toegankelijke gebied; h. gebouwde terrassen (dakterrassen worden niet hieronder begrepen) mogen niet hoger worden dan 0,2 meter boven maaiveld; i. uitstekende delen aan gebouwen, mogen niet dieper dan 2,5 meter uit de gevel steken en moeten ten minste 2,2 meter boven maaiveld blijven; j. brandtrappen, hellingbanen, keermuren; k. in afwijking van het bepaalde onder sub a. t/m e. geldt dat ingeval op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan de aldaar genoemde maten overschreden worden, deze grotere maten als maximum gelden. 19.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 19.3
Specifieke gebruiksregels
Voortuinen mogen niet worden gebruikt voor het parkeren / stallen van motorvoertuigen.
95
Artikel 20 20.1
Verkeer - Erf
Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Erf" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. terrein ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende bebouwing, voor parkeren, groenvoorzieningen en waterlopen; b. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", tevens voor een (ondergrondse) parkeergarage; d. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 20.2
Bouwregels
20.2.1 Algemeen Op de voor "Verkeer - Erf" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals een carport, slagboom, fietsenrekken, erfafscheidingen (elk niet hoger dan 2 meter) e.d.; b. een (ondergrondse) parkeergarage als bedoeld onder lid 20.1; c. uitstekende delen aan gebouwen, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld. 20.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
96
Artikel 21 21.1
Verkeer - Garagebox
Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Garagebox" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. garageboxen voor de stalling van (motor)voertuigen; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 21.2
Bouwregels
21.2.1 Algemeen Op de voor "Verkeer - Garagebox" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functie. 21.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3" is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 21.2.3 Bebouwingsnormen De maximum goothoogte voor gebouwen bedraagt 3 meter.
21.3
Specifieke gebruiksregels
Garageboxen mogen uitsluitend worden gebruikt voor de stalling van (motor)voertuigen, alsmede voor huishoudelijke berging.
97
Artikel 22 22.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Verblijfsgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen, zoals trottoirs, voetpaden en trappen; b. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen; c. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken voor kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; g. ter plaatse van de aanduiding "evenemententerrein", tevens voor evenemententerrein; h. ter plaatse van de aanduiding "markt", tevens voor markt; i. ter plaatse van de aanduiding "openbaar vervoerstation", tevens voor een openbaar vervoerstation; j. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", tevens voor een ondergrondse parkeergarage; k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - tramtracé", tevens voor een tramtracé; l. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 22.2
Bouwregels
22.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor "Verkeer - Verblijfsgebied" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 22.1, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. een openbaar vervoer station, een parkeergarage, resp. voorzieningen ten behoeve van een tramtracé als bedoeld in lid 22.1; d. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding overkraging", is een overkraging toegestaan; e. ter plaatse van de "specifieke bouwaanduiding luchtbrug", is een luchtbrug toegestaan ten behoeve van autoverkeer tussen de parkeergarages op gronden met de bestemming "Centrum - 1" en "Centrum - 2". 22.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
22.3
Specieke gebruiksregels
De aanleg van een trambaan ter hoogte van de Groeninx van Zoelenlaan is niet eerder toegestaan dan nadat de hogedruk gasleiding aldaar is verplaatst.
98
Artikel 23 23.1
Verkeer - Wegverkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer - Wegverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken zoals viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. bouwwerken ten behoeve van kleinschalige openbaar nutsvoorzieningen, verkeer en vervoersvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", tevens voor een ondergrondse parkeergarage; g. uitstekende delen aan gebouwen die toegelaten zijn krachtens een aangrenzende bouwbestemming; h. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van verkeer - tramtracé", tevens voor een tramtracé; i. "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 2" , "Waarde Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterkering", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 23.2
Bouwregels
23.2.1 Bebouwingsnormen Op de voor 'Verkeer - Wegverkeer' bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens: a. in de bestemming passende bouwwerken (geen gebouwen zijnde), zoals straatmeubilair, huisvuilcontainers (al dan niet ondergronds) niet groter dan 10 m3, abri's, bovenleidingmasten c.q. portalen ten behoeve van trambanen, alsmede niet voor bewoning bestemde kleine gebouwen voor openbaar nut, verkeer en vervoer, welke gebouwen niet groter mogen zijn 80 m3; b. uitstekende delen aan gebouwen als bedoeld in lid 23.1, niet dieper dan 2 meter uit de gevel en ten minste 2,2 meter boven maaiveld; c. voorzieningen ten behoeve van een tramtracé als bedoeld in lid 23.1 . 23.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Gas", "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterkering", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
23.3
Specifieke gebruiksregels
De aanleg van een trambaan ter hoogte van de Groeninx van Zoelenlaan is niet eerder toegestaan dan nadat de hogedruk gasleiding aldaar is verplaatst.
99
Artikel 24 24.1
Water - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterlopen en waterberging, de aan- en afvoer van oppervlaktewater, met bijbehorende voorzieningen; b. "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 24.2
Bouwregels
24.2.1 Algemeen Op de voor "Water - 1" bestemde gronden mag niet worden gebouwd, behoudens bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals keerwanden, beschoeiingen, duikers, bruggen, gemalen e.d.; 24.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Hoogspanning", "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing.
100
Artikel 25 25.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. al dan niet gestapelde woningen, plat afgedekt (met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen); b. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf", tevens voor een bedrijf van categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de begane grond (Herenwaardflat) ; d. ter plaatse van de aanduiding "kantoor", tevens voor kantoor op de 1e t/m 5e verdieping (Guldenwaardflat); e. ter plaatse van de aanduiding "maatschappelijk", tevens voor maatschappelijke voorzieningen; f. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", tevens voor een parkeergarage (Groene Tuin; Korendijk); g. aan de Heindijk 1 t/m 341 en Hazendijk 15 t/m 185 tevens voor gezondheidzorgfuncties en zelfstandige kantoren; h. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 25.2
Bouwregels
25.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 25.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Leiding - Riool", "Waarde - Archeologie - 1", "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde- Archeologie - 3" resp. "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 25.2.3 Bebouwingsnormen a. woningen dienen plat te worden afgedekt; b. erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter; c. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding "overkraging", is een overkraging toegestaan (Korendijk); d. de gezondheidszorgfuncties en zelfstandige kantoren aan de Heindijk / Hazendijk, als bedoeld in lid 25.1, mogen niet meer dan 181 m2 b.v.o. resp. 112 m2 b.v.o innemen; e. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur. 25.3
Specifieke gebruiksregels
25.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst
101
van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 25.3.2 Verbod De met "maatschappelijk" aangeduide gronden mogen niet worden gebruikt voor geluidsgevoelige functies in de zin van de wet geluidhinder.
25.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
102
Artikel 26 26.1
Wonen - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - 1" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. niet-gestapelde woningen, afgedekt met een kap / schuin dakvlak (met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen); b. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd; c. ter plaatse van de aanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel. 26.2
Bouwregels
26.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen -1" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 26.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Waarde - Archeologie - 2", "Waarde - Archeologie - 3" resp. "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 26.2.3 Bebouwingsnormen a. woningen dienen te worden afgedekt met een kap / schuin dakvlak; b. erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter; 26.3
Specifieke gebruiksregels
26.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 26.3.2 Verbod De met "maatschappelijk" aangeduide gronden mogen niet worden gebruikt voor geluidsgevoelige functies in de zin van de wet geluidhinder.
26.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
103
Artikel 27 27.1
Wonen - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - 2" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. niet-gestapelde woningen, hetzij afgedekt met een kap / schuin dakvlak, hetzij plat afgedekt (met de daarbij behorende inpandige bergingen / garageboxen); b. "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 27.2
Bouwregels
27.2.1 Algemeen Op de voor ''Wonen - 2" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 27.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Waarde - Archeologie - 3" resp. "Waterstaat Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 27.2.3 Bebouwingsnormen a. woningen mogen zowel met een kap / schuin dakvlak, als plat worden afgedekt; b. erfafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter; 27.3
Specifieke gebruiksregels
27.3.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 27.3.2 Verbod De met "maatschappelijk" aangeduide gronden mogen niet worden gebruikt voor geluidsgevoelige functies in de zin van de wet geluidhinder.
27.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 27.3.1 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
104
Artikel 28 28.1
Wonen - Berging
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Berging' aangewezen gronden zijn bestemd voor a. bergingen voor huishoudelijke doeleinden; b. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 28.2
Bouwregels
28.2.1 Algemeen Op de voor 'Wonen - Berging' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 28.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor "Waarde - Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 28.2.3 Bebouwingsnormen De maximum bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3 meter.
105
Artikel 29 29.1
Wonen - Bijzonder woongebouw
Bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen - Bijzonder woongebouw" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouw(en) ten behoeve van bewoning en zorgverlening, met gemeenschappelijke voorzieningen voor de bewoners zoals keuken- en horecafaciliteiten, recreatie- en verpleegruimten, dagverblijven, inpandige bergingen, detailhandel (ondergeschikt aan en ten dienste van de woon- en zorgfunctie), een dienstencentrum ten behoeve van sociale en/of medische doeleinden, alsmede uitsluitend aan de Groene Tuin 1 een kinderdagverblijf; b. erf, behorende bij bovengenoemde functie; c. ter plaatse van de aanduiding "parkeergarage", tevens voor een ondergrondse parkeergarage (Grote Hagen); d. "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 29.2
Bouwregels
29.2.1 Algemeen Op de voor "Wonen - Bijzonder woongebouw" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 29.2.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Waarde - Archeologie - 3", "Waterstaat Waterstaatkundige functie", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 29.2.3 Bebouwingsnormen a. detailhandelsvestigingen als bedoeld in lid 29.1 mogen tezamen niet groter zijn dan 200 m2 b.v.o. per woongebouw; b. de maximum bouwhoogte zoals vermeld op de verbeelding, mag niet overschreden worden; c. ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak", zijn gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan; d. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bedraagt 2 meter; voor vlaggenmasten en verlichtingsmasten 15 meter; e. binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn "Leiding - Gas" dienen gebouwen te beschikken over ten minste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur. 29.3
Specifieke gebruiksregels
Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten.
106
29.4
Afwijking van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.3 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn.
107
Artikel 30 30.1
Leiding - Gas
Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Gas" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding, alsmede voor de hierbij behorende bovengrondse voorzieningen en de bijbehorende belemmerde stroken van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn "Leiding - Gas".
30.2
Bouwregels
30.2.1 Verbod Op de voor "Leiding - Gas" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd. 30.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld in lid 30.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Leiding - Gas". 30.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie "Leiding - Gas" mogen in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.
30.3
Afwijking van de bouwregels
30.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 30.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Leiding - Gas", mits de veiligheid van de gasleiding hierdoor niet wordt geschaad. Afwijking is niet toegestaan voor kwetsbare objecten. 30.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijke advies in van de beheerder (exploitant) van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.
30.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden Ter plaatse van de bestemming "Leiding - Gas" is het verboden zonder schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken) van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van onroerende objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
108
30.4.1 Uitgezonderde werkzaamheden Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren. Tevens zijn uitgezonderd graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten. 30.4.2 Vergunning Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 30.4 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan. 30.4.3 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder (exploitant) van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.
109
Artikel 31 31.1
Leiding - Hoogspanning
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor 3 stuks 150 kV ondergrondse hoogspanningsleidingen.
31.2
Bouwregels
31.2.1 Verbod Op de voor "Leiding - Hoogspanning" bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd. 31.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld in 31.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Leiding - Hoogspanning" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 31.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie "Leiding - Hoogspanning" mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.
31.3
Afwijking van de bouwregels
31.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 31.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Leiding - Hoogspanning", mits de veiligheid van de hoogspanningsleidingen hierdoor niet wordt geschaad. Afwijking is niet toegestaan voor bebouwing binnen 5 meter gemeten aan weerszijden van de hartlijn "Leiding - Hoogspanning". 31.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van bedoelde leiding.
31.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 31.4.1 Verbod Op de voor "Leiding - Hoogspanning" bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
110
31.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren. 31.4.3 Vergunning Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 31.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leidingen of het goed functioneren ervan. 31.4.4 Advies Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de hoogspanningsleiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de hoogspanningsleiding.
111
Artikel 32 32.1
Leiding - Riool
Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Riool" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwater persleiding, met een diameter van 616 mm.
32.2
Bouwregels
32.2.1 Verbod Op de voor "Leiding - Riool" bestemde gronden, mag in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), niet worden gebouwd. 32.2.2 Uitzondering op verbod Het bouwverbod bedoeld in 32.2.1 geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Leiding - Riool" en evenmin voor (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 32.2.3 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie "Leiding - Riool" mogen worden gebouwd in de bestemming passende bouwwerken zoals pomp-, regel-, meetstations e.d., elk niet groter dan 80 m3.
32.3
Afwijking van de bouwregels
32.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 32.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemmingen dan "Leiding - Riool", mits de veiligheid van de leiding hierdoor niet wordt geschaad. Afwijking is niet toegestaan voor bebouwing binnen 4 meter gemeten aan weerszijden van de hartlijn "Leiding - Riool". 32.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het besluit, ter bescherming van de leiding.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 32.4.1 Verbod Op de voor "Leiding - Riool" bestemde gronden is het verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de onderstaande werken (geen bouwwerken zijnde) en/of werkzaamheden uit te voeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. het indrijven van voorwerpen in de bodem (incl. heiwerkzaamheden); c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van gesloten verhardingen; e. het verrichten van grondroer werkzaamheden, anders dan ten behoeve van leidingen; f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen; g. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.
112
32.4.2 Uitgezonderde werkzaamheden Zulks geldt niet voor werken en werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en evenmin voor werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren. 32.4.3 Vergunning Vergunning wordt verleend, indien de uitvoering van de werken c.q. werkzaamheden zoals vermeld in lid 32.4.1 geen gevaar oplevert voor de ondergrondse leiding of het goed functioneren ervan. 32.4.4 Advies Alvorens vergunning te verlenen winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van de beheerder van de leiding, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van het belang van de leiding.
113
Artikel 33 33.1
Waarde - Archeologie - 1
Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 1" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 33.2
Bouwregels
33.2.1 Bouwverbod Op de voor "Waarde - Archeologie -1" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd. NB: Dit verbod heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in artikel 33.4.1 33.3
Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Rapport archeologisch deskundige Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 33.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Waarde-archeologie -1", nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 33.3.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 33.4.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 33.4.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan. 33.4.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
114
33.4.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 33.4.4 Vergunning Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 33.4.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
115
Artikel 34 34.1
Waarde - Archeologie - 2
Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 2" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 34.2
Bouwregels
34.2.1 Bouwverbod Op de voor "Waarde - Archeologie - 2" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd. NB: Dit verbod heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in artikel 34.4.1 34.3
Afwijken van de bouwregels
34.3.1 Rapport archeologisch deskundige Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 34.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Waarde - Archeologie - 2", nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 34.3.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 34.4.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 34.4.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 1 meter beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlak groter dan 100 m2 beslaan. 34.4.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaanheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
116
34.4.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 34.4.4 Vergunning Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 34.4.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
117
Artikel 35 35.1
Waarde - Archeologie - 3
Bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Archeologie - 3" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden. 35.2
Bouwregels
35.2.1 Bouwverbod Op de voor "Waarde - Archeologie - 3" bestemde gronden mag, in afwijking van de bouwregels voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) niet worden gebouwd. NB : Dit verbod heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in artikel 35.4.1 35.3
Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Rapport archeologisch deskundige Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 35.2.1 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere bestemming(en) dan "Waarde - Archeologie - 3", nadat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 35.3.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 35.4 Omgevingsvergunning vor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 35.4.1 Verbod In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 35.4.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 2 meter beneden NAP en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan 35.4.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden a. b. c. d. e. f.
grondbewerkingen (van welke aard dan ook); het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het indrijven van voorwerpen in de bodem; het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven; het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.; het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
118
35.4.3 Uitgezonderde werkzaamheden Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten. 35.4.4 Vergunning Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overgelegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. 35.4.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning de volgende regels verbinden : a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
119
Artikel 36 36.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor waterkering.
36.2
Bouwregels
In afwijking van de bouwregeling voor de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat Waterkering", mag op de betreffende gronden voor zover zij mede voor "Waterstaat - Waterkering" zijn bestemd niet worden gebouwd. 36.2.1 Uitgezonderde bebouwing Dit bouwverbod geldt niet voor bebouwing welke is toegestaan ingevolge de bestemming "Waterstaat Waterkering" en (vervangende nieuwbouw van) bebouwing welke aanwezig is op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. 36.2.2 Toegestane bouwwerken Ten behoeve van de functie "Waterstaat - Waterkering" mogen worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard, zoals kademuren, duikers, keerwanden, beschoeiingen e.d.
36.3
Afwijking van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 36.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en) dan "Waterstaat - Waterkering", mits het belang van de waterkering hierdoor niet wordt geschaad. 36.3.1 Advies Alvorens te besluiten over het verzoek om afwijking winnen zij het schriftelijk advies in van de dijkbeheerder, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan het besluit, ter bescherming van genoemd belang.
120
Artikel 37 37.1
Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Bestemmingsomschrijving
De voor "Waterstaat - Waterstaatkundige functie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de instandhouding van een hoofdwatergang.
37.2
Bouwregels
Ter plaatse van de bestemming "Waterstaat - Waterstaatkundige functie", mag in afwijking van de bouwregeling voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) niet op de betreffende gronden worden gebouwd.
37.3
Afwijking van de bouwregels
37.3.1 Afwijking Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van het bepaalde in lid 37.2 ten behoeve van bouwwerken welke toegelaten zijn krachtens de andere toegelaten bestemming(en), mits het belang van instandhouding van de hoofdwatergang hierdoor niet wordt geschaad. 37.3.2 Advies Alvorens vergunning te verlenen, winnen burgemeester en wethouders het schriftelijk advies in van het waterschap, aan de hand waarvan zij desgewenst voorwaarden kunnen verbinden aan de vergunning, ter bescherming van genoemd belang.
121
Hoofdstuk 3
Artikel 38
ALGEM ENE REGELS
Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
122
Artikel 39 39.1
Algemene bouwregels
Toegestane bebouwing op een bestemmingsvlak
Ten aanzien van de toegestane bebouwing op een bepaald bestemmingsvlak, gelden de bebouwingsnormen (incl. de bestemmings- en bouwgrenzen) vermeld op de verbeelding, tenzij in de regels anders is bepaald. 39.2
Maximum bebouwingspercentage
Ingeval voor gronden welke voor bebouwing in aanmerking komen noch in de regels, noch op de verbeelding een maximum bebouwingspercentage is vermeld, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. 39.3
Maximum bouwhoogte
a. voor zover in de regels geen bepalingen zijn opgenomen terzake van de maximum toegestane bouwhoogte, gelden de maatvoeringsaanduidingen terzake op de verbeelding; b. ingeval op de verbeelding een maximum aantal bouwlagen is vermeld en afdekking met een kap / schuin dakvlak is toegestaan, bedraagt de maximum toegestane nokhoogte niet meer dan 7 meter boven de maximum goothoogte. 39.4
Maximum goothoogte
Ingeval de toegestane bouwhoogte in bouwlagen is vermeld, dient voor het berekenen van de maximum toegestane goothoogte een hoogte van 3 meter voor een bouwlaag van een woonfunctie resp. een hoogte van 4 meter voor een niet-woonfunctie te worden aangehouden. 39.5
Afdekking van gebouwen
Ingeval noch de regels, noch de verbeelding duidelijkheid verschaffen over de wijze van afdekking van gebouwen, mogen gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. 39.6
Dakkapellen
Op een kap / schuine dakvlakken is een dakkapel toegestaan, onder de volgende voorwaarden: a. ingeval zij geplaatst wordt op het voordakvlak of een naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerd dakvlak, mag zij niet breder zijn dan 2/3 deel van bedoeld dakvlak; niet meer dan één dakkapel mag op elk van bedoelde dakvlakken worden gerealiseerd; b. op een ander dakvlak dan de onder sub a. genoemde, zijn meerdere dakkapellen toegestaan; c. op een aanbouw aan een woning is een dakkapel alleen toegestaan op het achterdakvlak; d. in alle gevallen geldt dat een dakkapel dient te voldoen aan de volgende eisen: 1. voorzien van een plat dak; 2. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 meter; 3. onderzijde meer dan 0,5 meter en minder dan 1 meter boven de dakvoet; 4. bovenzijde meer dan 0,5 meter onder de daknok; 5. zijkanten meer dan 0,5 meter van de zijkanten van het dakvlak. 39.7
Souterrain
Een souterrain mag niet hoger reiken dan 2 meter boven peil. 39.8
Onderdoorgang
Ter plaatse van de aanduiding "Onderdoorgang" mag een onderdoorgang worden gebouwd, waarvan de breedte en hoogte niet minder dan 2,5 meter mag bedragen, met dien verstande dat ingeval de onderdoorgang tevens voor autoverkeer bestemd is deze niet minder dan 3,5 meter breed resp. 4,2 meter hoog mag zijn
123
Artikel 40 40.1
Algemene afwijkingsregels
Afwijking toegestane bouwhoogte architectuur
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 meter, uitsluitend toe te passen ingeval extra bouwhoogte nodig is voor een architectonisch verantwoorde afronding van de bovenste bouwlaag c.q. kap/schuin dakvlak. 40.2
Afwijking toegestane bouwhoogte techniek
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor het bouwen afwijken van de regels van dit bestemmingsplan ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van een gebouw, ten behoeve van technische voorzieningen op het dak, welke noodzakelijk zijn voor het doelmatig functioneren van het bouwwerk, zoals liftopbouwen, lichtkoepels, schoorstenen, antennemasten, luchtverversingsapparatuur, glazenwas installatie e.d., mits de overschrijding van de maximum bouwhoogte niet meer dan 5 meter bedraagt.
124
Artikel 41 41.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 1
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied - 1" wijzigen in de bestemmingen "Verkeer - Verblijfsgebied" resp. "Centrum - 5", welke laatstgenoemde bestemming zal luiden zoals vermeld in 41.4 t/m 41.8 . 41.2
Voorwaarde voor toepassing
Ingeval sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening mag deze wijzigingsbevoegdheid slechts worden toegepast nadat de eigenaar(s) van gronden die vallen binnen het wijzigingsgebied met de gemeente Rotterdam overeenstemming hebben bereikt over de grondexploitatiekosten. Eerder bedoelde grondeigenaars die betrokken zijn bij fase 2 van het concept Kaderplan centrumplan IJsselmonde, dienen bovendien de samenwerkingsovereenkomst te zijn aangegaan tot uitvoering van het concept Kaderplan. 41.3
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een in werking getreden wijzigingsplan. 41.4
Centrum - 5
De voor "Centrum - 5" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h.
bedrijven, op de begane grond en alle verdiepingen; detailhandel, (incl. bankfilialen), op de begane grond en 1e verdieping; horeca, op de begane grond en 1e t/m 5e verdieping; kantoren, op de begane grond en 1e t/m 5e verdieping; gebouwde parkeervoorzieningen, in de kelder, alsmede op parkeerdekken in maximaal 2 lagen; cultuur en ontspanning, op de begane grond en 1e t/m 5e verdieping; dienstverlening, uitsluitend op de begane grond; ter plaatse van de aanduiding "detailhandel", tevens voor detailhandel op de 2e verdieping (hoek Herenwaard / nieuwe centrumplein) ; i. ter plaatse van de aanduiding "wonen", tevens voor woningen op de begane grond en alle verdiepingen, behoudens hetgeen opgemerkt is onder 41.7.2 over de Guldenwaard toren; j. voorzieningen ten behoeve van de bovengenoemde functies , t.w. openbaar nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen en -paden, alsmede in het winkelcentrum passages, laad - en loshoven, bevoorradingsgangen, hellingbanen (tapis roulant), liften, trappenhuizen e.d.; k. "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde - Archeologie - 3", voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 41.5
Bouwregels
41.5.1 Algemeen Op de voor "Centrum - 5" bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde functies. 41.5.2 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor resp. "Waarde - Archeologie - 1" resp. "Waarde Archeologie - 3", is voor het bouwen het bepaalde terzake in genoemde bestemming mede van toepassing. 41.5.3 Bebouwingsnormen a. per functie zijn de volgende maxima toegestaan : bedrijven 2700 m2 b.v.o; detailhandel (incl.bankfilialen ) 32.800 m2 b.v.o.; dienstverlening 600 m2 b.v.o., horeca 2.400 m2 b.v.o, kantoren
125
b.
c. d.
e.
4.000 m2 b.v.o ; cultuur en ontspanning 400 m2 b.v.o.; woningen 380 eenheden, openbaar nutsvoorzieningen (inpandig) 80 m3; in het winkelcentrum zijn maximaal 5.000 m2 passages toegestaan, alsmede 3.500 m2 laad- en loshoven en bevoorradingsgangen, 500 m2 tapis roulant, alsmede 778 parkeerplaatsen. de maximum bouwhoogte bedraagt 18 meter, tenzij op de verbeelding een andere maximum bouwhoogte is aangegeven, met dien verstande dat bouwhoogten van 30 meter en hoger slechts vergund mogen worden, nadat uit aanvullend windonderzoek aan de hand van het concrete bouwplan naar voren is gekomen dat een verantwoord windklimaat op maaiveld verwacht mag worden; het maximum b.v.o. per verdieping van de woontorens ter plaatse van maximum bouwhoogte aanduidingen 50,5 resp. 61,5 meter, mag niet meer bedragen dan 700 m2; binnen een zone van 100 meter gemeten uit de hartlijn leiding - gas dienen gebouwen te beschikken over tenminste één (nood)uitgang, welke is afgekeerd van de risicobron (hogedruk gasleiding); (nood)uitgangen dienen een goede aansluiting te geven op de bestaande weginfrastructuur; voor de gronden die niet worden bebouwd en die als ontsluitingswegen en -paden zullen fungeren, is ten aanzien van de daarop toegestane bebouwing het bepaalde in de bestemming "Verkeer Verblijfsgebied" van overeenkomstige toepassing.
41.6
Afwijking van de bouwregels
41.6.1 bouwhoogte hoogteaccenten In afwijking van het bepaalde in lid 41.5.3 sub b. is maximaal 6 meter extra bouwhoogte toegestaan voor de woontorens met de maximum bouwhoogte aanduidingen van 50,5 resp. 61,5 meter, onder voorwaarde dat deze extra bouwhoogte wordt gebruikt om een hellend dakvlak te creeren. 41.7
Specifieke gebruiksregels
41.7.1 Woningen Woningen mogen mede worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep/bedrijf, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij het bruto vloeroppervlak van de woning voor ten hoogste 30 % wordt gebruikt voor werkactiviteiten, t.w. kleine kantoren, maatschappelijke voorzieningen (niet geluidsgevoelig), alsmede bedrijven t/m categorie 1 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels; b. de gevel en dakrand van de woning niet worden gebruikt ten behoeve van reclame-uitingen; c. er geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op het onderhouden en repareren van motorvoertuigen; d. er geen detailhandel plaatsvindt, tenzij als ondergeschikt onderdeel van de werkactiviteiten. 41.7.2 Guldenwaardtoren Tot een hoogte van tenminste 16,5 meter (gemeten vanaf maaiveld) mag de Guldenwaardtoren niet voor woondoeleinden worden gebruikt; in plaats hiervan mag de begane grond en 1e verdieping worden gebruikt voor detailhandel, de tweede verdieping voor bergingen en de derde t/m vijfde verdieping voor kantoren. 41.7.3 Verbod functieverandering Functieverandering van een bouwperceel is niet toegestaan anders dan met een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders. 41.7.4 Toegelaten bedrijven Onder bedrijven als bedoeld in 41.4 worden verstaan bedrijven t/m categorie 2 van de lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij deze regels.
126
41.8
Afwijking van de gebruiksregels
41.8.1 Afwijking toegestane bedrijven Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 41.7.1 resp. 41.7.4 terzake van de toegestane bedrijfsactiviteiten ten behoeve van andere bedrijfsactiviteiten dan die primair zijn toegelaten, welke - gehoord de milieudeskundige - daarmede naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn. 41.8.2 Afwijking verbod functieverandering Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 41.7.3 ingeval de oorspronkelijke functie is beeindigd, in die zin dat functieverandering is toegestaan in een of meerdere van de andere toegelaten functies, mits de maxima van deze functies, zoals vastgelegd in 41.5.3 sub a. niet worden overschreden.
127
Artikel 42 42.1
wro-zone - wijzigingsgebied - 2
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders mogen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat binnen het gebied van de aanduiding "wro-zone wijzigingsgebied - 2" de hogedruk gastransportleiding mag worden verplaatst. 42.2
Voorwaarde voor toepassing
Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is slechts toegestaan indien dit noodzakelijk is ten behoeve van de aanleg van de nieuwe tramlus welke geprojecteerd is langs de Palmentuin, Herenwaard en Groeninx van Zoelenlaan. 42.3
Randvoorwaarde bij toepassing
Nadat de nieuwe gastransportleiding in gebruik is genomen, dient het gedeelte van de oude gasleiding dat hierdoor overbodig is geworden, te worden verwijderd. 42.4
Voorlopig bouw- c.q. gebruiksverbod
Bouwen c.q. gebruik overeenkomstig het wijzigingsplan is slechts toegestaan op basis van een inwerking getreden wijzigingsplan.
128
Artikel 43 43.1
Algemene procedureregels
Bevoegdheid tot vaststellen exploitatieplan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ten behoeve van een wijzigingsplan dat voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening, een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid Wet ruimtelijke ordening vast te stellen.
129
Artikel 44 44.1
Overige regels
Geluidhinder
44.1.1 Voorwaarden geluidzone Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie van geluidsgevoelige objecten voorzover gelegen binnen een geluidzone, alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarden, dan wel aan het besluit hogere grenswaarden dat aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. 44.1.2 Aantal rijstroken Wegen mogen niet meer dan 2 rijstroken tellen, met uitzondering van de Groeninx van Zoelenlaan, Adriaan Volkerlaan, Olympiaweg en Kreekhuizenlaan, welke wegen ten hoogste 4 rijstroken mogen tellen (parkeerstroken, busstroken en voorsorteerstroken worden hierbij niet meegeteld).
44.2
Parkeereis
Voor wat betreft het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij nieuwbouw c.q verbouw van gebouwen dient voldaan te worden aan de parkeereis op grond van de Bouwverordening Rotterdam 1993.
130
Hoofdstuk 4
Artikel 45
45.1
OVERGANGS- EN SLOT REGELS
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 45.2
Afwijking
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
45.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
45.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
45.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
45.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
131
132
Artikel 46
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "IJsselmonde-Centrum", gemeente Rotterdam.
133
134
Bijlagen
135
Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten categorie 1 t/m 2 Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI'93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering - 2007". Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. Voor geluid is aangegeven of sprake is van continu geluid en van activiteiten die op een gezoneerd terrein thuishoren. Voor wat betreft verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn indices gegeven. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Voor een uitsplitsing naar afstanden per categorie wordt verwezen naar de VNG-publicatie. In de tabel behorend bij het bestemmingsplan bepaalt de grootste indicatieve afstand de milieucategorie. De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: categorie 2: categorie 3.1: categorie 3.2: categorie 4.1: categorie 4.2: categorie 5.1: categorie 5.2: categorie 5.3: categorie 6:
afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot afstand tot
woningen 0 of 10 meter woningen 30 meter woningen 50 meter woningen 100 meter woningen 200 meter woningen 300 meter woningen 500 meter woningen 700 meter woningen 1.000 meter woningen 1.500 meter
Plangebied Voor dit plangebied wordt de onderstaande lijst met bedrijfsactiviteiten gehanteerd: sbi-code
Omschrijving
cat.
15
-
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1552
2
- consumptie-ijsfabrieken, productieoppervlak <= 200 m²
1581
0
Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1581
1
- verwerkingscapaciteit < 2.500 kg meel/week
1584
0
Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
1584
3
- cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken, productieoppervlak <= 200 m²
2
1584
6
- suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, productieoppervlak <= 200 m²
2
Vervaardiging van wijn, cider e.d.
2
1593 t/m 1595 18 182
-
2
2
VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer)
2
136
20
-
205 22
HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken
-
2222.6
2
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen
2
2223
A
Grafische afwerking
1
2223
B
Binderijen
2
2224
Grafische reproductie en zetten
2
2225
Overige grafische activiteiten
2
223
Reproductiebedrijven opgenomen media
1
24
-
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN
2442
0
Farmaceutische productenfabrieken:
2442
2
- verbandmiddelenfabrieken
26
-
VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUCTEN
262, 263
0
Aardewerkfabrieken:
262, 263
1
- vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW
30
-
VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
30
A
Kantoormachines- en computerfabrieken
31
-
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTRISCHE MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDHEDEN
316
Elektrotechnische industrie niet elders genoemd
2
2
2
2
33
-
VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
33
A
Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d.
36
-
VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN NIET ELDERS GENOEMD
361
2
Meubelstoffeerderijen bedrijfsoppervlak < 200 m²
1
362
Fabricage van munten, sieraden e.d.
2
363
Muziekinstrumentenfabrieken
2
3661.1
Sociale werkvoorziening
2
40
-
PRODUCTIE EN DISTRIBUTIE VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
40
C 0
Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
40
C 1
- < 10 MVA
40
D 0
Gasdistributiebedrijven:
2
2
137
40
D 3
- gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties cat. A
1
40
D 4
- gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C
2
40
E 0
Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
40
E 2
- blokverwarming
41
-
41
-
WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER
41
B 0
Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
41
B 1
- < 1 MW
45
-
BOUWNIJVERHEID
45
3
- aannemersbedrijven met werkplaats: bedrijfsoppervlak < 1.000 m²
50
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
501, 502, 504
2
2
2
Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven
2
Autobeklederijen
1
5020.5
Autowasserijen
2
503, 504
Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires
2
5020.4
B
505
0
Benzineservisestations:
505
3
- zonder LPG
51
-
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
2
5122
Groothandel in bloemen en planten
2
5134
Groothandel in dranken
2
5135
Groothandel in tabaksproducten
2
5136
Groothandel in suiker, chocolade en suikerwerk
2
5137
Groothandel in koffie, thee, cacao en specerijen
2
5138, 5139
Groothandel in overige voedings- en genotmiddelen
2
514
Groothandel in overige consumentenartikelen
2
5153
0
Groothandel in hout en bouwmaterialen:
5153
2
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 2.000 m²
5153.4
4
zand en grind:
5153.4
6
- algemeen, bedrijfsoppervlak <= 200 m²
5154
0
Groothandel in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
5154
2
- algemeen: bedrijfsoppervlak < = 2.000 m²
2
Groothandel in kunstmeststoffen
2
5155.2
2
2
138
5156
Groothandel in overige intermediaire goederen
2
517
Overige Groothandel (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
2
52
-
527 55
DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen)
-
1
LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
5551
Kantines
1
5552
Cateringbedrijven
2
60
-
VERVOER OVER LAND
6022
Taxibedrijven
2
603
Pomp- en compressorstations van pijpleidingen
2
63
-
DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
6321
1
Autoparkeerterreinen, parkeergarages
64
-
POST EN TELECOMMUNICATIE
641
2
Post- en koeriersdiensten
2 1
642
A
Telecommunicatiebedrijven
642
B 0
zendinstallaties:
642
B 2
- FM en TV
1
642
B 3
- GSM- en UMTS-steunzenders
1
70
-
VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED
70
A
Verhuur van en handel in onroerend goed
71
-
VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
1
711
Personenautoverhuurbedrijven
2
714
Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd
2
72
-
COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
72
A
Computerservice- en informatietechnologie-bureaus e.d.
1
72
B
Switchhouses
2
73
-
SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
731 74
Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk -
2
OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
7481.3
Foto- en filmontwikkelcentrales
2
7484.4
Veilingen voor huisraad, kunst e.d.
1
90
-
MILIEUDIENSTVERLENING
9001
A 0
RWZI's en gierverwerkingsinrichtingen, met afdekking voorbezinktanks:
9001
B
rioolgemalen
2
139
9002.2
A 0
Afvalverwerkingsbedrijven:
9002.2
A 7
- verwerking fotochemisch en galvano-afval
93
-
OVERIGE DIENSTVERLENING
9301.2
2
Chemische wasserijen en ververijen
2
9301.3
A
Wasverzendinrichtingen
2
9301.3
B
Wasserettes, wassalons
1
Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten
1
9302 9303
0
Begrafenisondernemingen:
9303
1
- uitvaartcentra
1
Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden
2
Persoonlijke dienstverlening niet elders genoemd
1
9304 9305
B
140
Bijlage 2 Uitsnede voor toepassing wijzigingsbevoegdheid
141
142
A + + + + +++++ +
4- +1 +
+ + Y 4- + + + + + +/
b
f f
+ +++++++++++ +
A
+
+
+
+
+
4- + +
p+ 4 4N+ + + + + + + + + 4: 4¬ s
+ .
A
A
I-+ - K + + + + + + + + +
o
o
f + f
+ J-
+
4- +
+
f >
+
f 4- + +
+| + + °+
+
+
+
+
+
+
+
-H
+
+
+ " +
+
4
+ + 4r\ + +\Vf- + Y+ + 4] + + + +\\+ + W + + + +«+ +
+
+
+
+ \ + + 4-
+
+
+
+
+
+
+
+
\+ AAAAAA
+
+ + \
+ + °+
A
\+ + + + + + + + 4 + + + + + + + 4
+ \+ +
+ + + + + + + 4
-- +
+ 4-
+
++ % +
+
+
+
4- - - 4- + - 4 - 4-
2
A?
+
A/YA: +
4 - -} +
4M-FTK +
YA*
+
+
+
+
4-
+
4- +
4-1
+ + 4- +
+}+
+
4- +
+
+
,4,
+
,4 , +
+
,4r ,4",
-MM-
+
4- +
+
4- 4- 4- +
A A
+
+
4- +
+
4
4- +
++
A2AM
+
+
+
4< + 4 -
4- +
+ 4 - + + 4- 4-
AT
A TE 1+
++ A+
+ +
+
4- +
+
4-
i
+
+
__
+~Rb 4- +.I4- 4- 4- +(fiO + + + 4- TK4—4- +
+
+
j ^ = - ^ ^
+
\+ AA
Hlf
- E ' =h + -4-__, V
+
AAYY + 4- + 4-
+
+
+ + + W
+
+
^^vT+ +++++++ +A + -M4 + + + + +\ + +V\+ +
+ + + +
rh I4~I 4-/
4- +
+ H-1 -h + 4 | +
/
+ +
4~i
+
-f- + + + +,+ + A 4 - Y + + 4 YA + I F A .4: 7h A A, * 4 + + + 1+ + + + + + + +
+
+
+ + +
+
+ + + +[ +Q-4 4 - +
H-
+ * +
+A++++++
th + + + + 44 +
4-
+
+
4f /A
++
+
+
+ + + --4- + + +
4-
f
0
+
+++ +++ +++ +++
+ +++ +
+ ++++ +
A-
o
b
-b +
4
+
+
+\+
+ + + + Q±3^
+ t+ + +Nh
+
+- = h + + + + -h fF^b + + -h + + H-'1- 4 + + tf 4-
f 4¬ + b 4 + A 4f +- A_ f + f +
4- +
f A+
+ + 4- + + /
+ +• 4-' + '+' + '+'4-'
;^P9)+:
+ 4- + + + + + -F^
+ + + + +
+ + + + + + + + + + 4TT
Herenwaard
7
A
+
•H
: +
+
+
+
+
+
+
+
+
+3*4-
+
4- +
+
+
4- +
+
+
4- 4 - / 4 :
+
A+ +1+
++
+ 4j 4 +
++ ++ R
4¬
— 4i
+ P +
A+ AA +
3F 4¬ 4-
A + +
V 4 +
4- +
+
4- +
+
+
+
+
+
+
+
4- +
+
+
4- +
+ | + 4- +
+
+
+[4-
+
+
+ + +H74-
4- +
4- + +
+
+
+
•¥ A/ + 4-
+ 4-
4 - 4- 4 - - 4 -
+
4- 4- •
+
+
Y
4-"+
4-
A A
A
-\ttA
+
+
4- +
4i
+
4-
+
+
+
+
4- 4-
4~
4~
+«4-
4- +
+
A/ A A
++
+ 4-
8
4~
+
+
4-4-
+
+
+
4- +
+
4- +
+
+
+
4-4/
' 7
+
+ A / A A / A +
+ /
^
+ -
^
/
4- +
+ /
+ 4¬
4-
/ '
%
b
+ + + f >H-
+
+
+
+ -F
+P4-
4- +
4- +
+
+
+
4-4-
+
+
+
+
+
b
+ + "4-=+
A* + 4? 4-
+
+
+
+
+
+
/™
/
sf + /
.
+
+
«
/
/
/
/
A
O)
4- + +
4- +
A/AA A/A/A/A/A A + 4 - + 4- + + + +
+
4- +
A /
/
+
+
+
+
4- 4 - +
+
4- 4-
+• + 4- +
+ +- 4- +
/
/
+ A
+ A/ +
4- +
+ +
4- + " 4 r
+
+
4-
AA
+
+
+ 4-
+
4- + 4-
A
+
ij
+
A
+ + 4- + 4- +
44- +
*: :+: :* : *:
+
+
+
+
+
+
+
\-
+
4 - 4 -+
+
+
+
-b
+
/
/
/
Y
+ + 4%
+
+
+
+ +
+Y
Y
+
3 ^ + 1+ + +
+^V+\+ V + + + +
+ -b /
+
WA-1
+
/
+
+ b 4 - -b - :
+ + + + +« + + + + + VAA
AAA/A,
A/A
A
+ 4-
+ 4- + + + + -b 4 4- +
A AA
4 - 4-
4+ +
A
+
++++++
A
:
+
+ + + +/
++
4- + 4- + +_4^+
+
+ \ +
+ + + A If
+ + +
+
+ ++ + Vb + + + +
4- 4l! 16
+ 4¬
+
AAA/A: :
++
3
+ + + +Hf
+
+
:
A
+
~k~ T" sfb
4-4-
4- +
+
+ 44i
:
4- +
4- 4- + 4- +
/
+ + + +YA, 4 - + A/A A/A A A ^XyVYA/YYA/YA/Y + + +4~ 4~ 4~ 4" 4j|aarikhalldfwaa?fe" ^YAA A/ YYAAYY,V - V B + + ++ ++ .A + 4- + 4-
:
+
+ 4- + + 4¬
+ A+
+
+
+
7
4 4- + + + 4- + + b + 4- + + 4 -+
+
sr|-£ 4"
A /
+
/
)
-b +
+
/
/
0
4- 4 - +
+
K
4- +
'
+ 4-
+
/
&
+
+
/
5
4~ $ + ~r + ^b A + 4-
A
A-
+
|b +
/ /
+
+
A+
/
4- + 4- + + + + + 4-
+f + +
4-
+
r a
+
/
44 4-s 4-
4- + + 4- + + + /a / /
4- + +
4- + /
4-s4-
A/ 4- + + + + 4- + + + /
4- 4-
+
+
ijteizeriwa
4-
4-4-
/ "
4~
Y/¥A/VA
+
+
BO,
4-
b ^ f + ' + 4 - 4
L
+
*c*
A
4"
4- +
+
153
^
4-
4- + s
+ +
4- 4 * 4 -
+
+
WV^ + 4- + 4- -f d- n- XAA/YA/vA +
i
Z
upenwsara-|- / - \ - / -)-
+ 4- + + + + jr + + 4- + 4- 4+ 4- 4- 4l 4 ^ +
4 1
? — / \ u / 1 /
4-_4-/4-
++ ++
K 4
Z
A+
Mr
+ ++ ++A
A
AA/AAvAAA
4- + " +
+
+/
+
+ 4- + + -H + 4- + 4- + + 4- + 4- + + +
4- +
4- %
+ + + + +_
A
+
4- + + + +
(f
A
4- +
4-
+ +£+ + + + + + +..+ + +
-4- . + L-
+
+
4* +
^b
+
+
+
+/+ + + AAA/ YA
+
4-
+ + 4- + +
++++++ + + + + AA-
/
+
+
+
+:
4- *
A* A A A
^^H^4^^:::+:
J
IZ
d_
i6
+
-H
Bijlage 3 Uitsnede na toepassing wijzigingsbevoegdheid
145
146
•rj- x
4|-
irj-
i
1
i—I—I—I—I—h
+
1+ +
+ i
+ + +
f
+ + -- +
+ ++
--
t h/-V3
+ +
tr
+
+ +
+ ^ H 4 + 4^
£> 4 + + 4 |
+"+ • +> + +
++
+-
+ + + + + + + + + + + + + +
H-
+ +\
+
+
+
3
+++++ + + + + + + + ++++ + + ++++ + + ++++ + + + + + + + + + + + + + + + ++++ + + ++++ + + + + + + + + +—I— + + + + + + ++++ + + ++++ + + +++++ +
++
+ ++++++++ + + +++++++ + + | + + "+ + +*+ + + + + + + +Jr + + + +/ +
sh^z-
+ + +-^r rh •+ • +,
+ + + + + + + + ++ + + + + + + H—I—I H—\ T i n t
4
+ + + + -ri + + +(vfr)+ A
+ 4-
I
1
'1 1' 1 1 1
1
+ - T ^ +
+ + + 4;+
+ + + + + |f 4—I4-4-4-4-4-
4f + + +
W- 4- 4- 4 :
4 - 4 - 4 - 4 - 4 - 4 - 4 - H- 4 - 4 - +Q-5 + + + + 4- + H- 4 + + 4- 4 + + 4- i + + + + + + + + + 4 4- + 4 - 4- 4- 4- 4;
+
+ + + + + 4-4-4-
+
+ + +
+
-tf-F
+ + +M- + +
+ + + 14 +
n
4-4-4-
f
4 - 4 - 4 ¬ 4- + + + +
4-4-4-4-4-4-4-4-4¬ 4-4-
4- 4 - 4 -
+
4- + + + +
4- + 4- + +
4 - 4 - 4 ¬ 4- + + + + 4-4-4- +
4-4-4-4-
+ +++++++++++ + + + + + + + + + + + + + -+ - ++++ + + + + + + + + - ++++ + + +++++++ + + + ^ t + + + + + + + + + +^n- + -- + + + + + ~ - + + + 4^ + + + ! +1 4 + ++++ + + + + + + + +
-- +-+ + ~Y+ + + + + -
+ +^F tT
+ + + + +
-
+
+
+
4- +
+
+
+
+ +
+
+
+
+
4- +
+
+
+
+
+ '+'+' ' + ' J | + + + + +
rarngsDtaR+^Jsselm^
+*++*+
4^+
+ 4] +
1
+
+ + + + + +
+r+
+ ++ +
-t^r
+ 4: +
+ + +—+ + + 4 ^ T 4 f
+ + + + + + + + + + + +1
ro^+zone * wtjzHgingsgebiecMW + +
+
+ + + + +-+
++++++ .+ +/+ +r-K+ + + +
H-
+
+ + + + + + + + + 4- + + + + ^
+ + + + + + + + + + + +1
+-
. -3E3^^^LJL4-
+ + + + + + + + + + + + + +^t
++ + + + + + + + + I + + + +++++ + +
+ + "r+"+
-F+N + +
4 -
4
+ + + + 4- + + +
+ + + + + + + + + + + + 4
i
1-
-0
4
+TTI-
+
•-jl
+
+ + +
n
++++++++4+++++ +
-- + + + + + + + + ++
.
w
4
+ + + + + + + + + + + + + + + + + +_J-_d- 4
4-4-4-4-4-
.
,+\+ + + >+ + +
+
t
+ +! 4 f
+
+ + + + + + + + + + + + + 4: +
+
+ + + + + + + + + + + + + 4; +
in
'+ + + + + + + + + + + + + + 4 : +
+ ++++++++
+ + + -H +
f
"+7
4
I
+/4 +V+ + -- + + + + + + \ + T + 3 + T Jr+r
+7+
+ + + +^i- + + + + + + + +_
4^