Bestemmingsplan Willevenstraat
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 2 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 3 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 4 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Inhoudsopgave
Toelichting
7
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 De onderdelen van het bestemmingsplan 1.3 Beschrijving plangebied en omgeving 1.4 Vigerende bestemmingsplannen 1.5 Ruimte voor Ruimte CV 1.6 Bij het plan behorende stukken 1.7 Leeswijzer
9 9 9 9 10 10 10 11
Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Rijksbeleid en Europese richtlijnen 2.2 Provinciaal en regionaal beleid 2.3 Gemeentelijk beleid 2.4 Conclusie beleidskader
13 13 15 19 21
Hoofdstuk 3 Gebiedsinventarisatie 3.1 Bodem 3.2 Water 3.3 Archeologie en cultuurhistorie 3.4 Flora- en fauna 3.5 Geluid 3.6 Luchtkwaliteit 3.7 Milieuzonering bedrijven 3.8 Geurhinder 3.9 Externe veiligheid 3.10 Kabels en leidingen
23 23 23 25 26 26 27 27 28 29 29
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 4.1 Ruimtelijke- en functionele structuren 4.2 Karakteristiek locatie 4.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten 4.4 Planconcept 4.5 Het plan 4.6 Beeldkwaliteit
31 31 32 33 34 34 41
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet 5.1 Algemeen 5.2 Planregels
51 51 51
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid 6.2 Handhaving
55 55 55
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 5 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 7 Procedure 7.1 Inspraak en vooroverleg 7.2 Vaststelling 7.3 Beroep
57 57 57 57
Regels
59
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
61 61 65
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
Bestemmingsregels Groen Verkeer Water Wonen Waarde - Archeologie
67 67 69 70 71 76
Hoofdstuk 3 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene aanduidingsregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
79 79 80 81 82 83
Hoofdstuk 4 Artikel 13 Artikel 14
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
85 85 86
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 6 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Toelichting
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 7 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 8 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding De gemeente Landerd is voornemens om in het kader van haar volkshuisvestelijke doelstelling en de ‘Ruimte voor Ruimte’-regeling een nieuw woongebied te realiseren ten westen van de kern Schaijk. De ontwikkeling van de woningbouwlocatie Willevenstraat zal bestaan uit 35 woonkavels, waarvan 10 kavels vallen onder de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Bij de ontwikkeling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met reeds aanwezige geldende planologische toetsingskaders en stedenbouwkundige principes. Binnen het vigerende bestemmingsplan is de voorgestane ontwikkeling niet mogelijk. Om de ontwikkeling van het woninggebied mogelijk te maken moet het vigerende bestemmingsplan worden aangepast. 1.2 De onderdelen van het bestemmingsplan Het bestemmingsplan bestaat uit de toelichting, de regels en de verbeelding. De toelichting heeft een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Dit onderdeel heeft echter geen juridisch bindende werking. De regels en de verbeelding vormen samen het voor de burgers bindende deel van het bestemmingsplan. Het bevat het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, gebouwen en bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Per hoofdstuk zullen de diverse bepalingen artikelsgewijs worden besproken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol van de regels evenals een visualiserende functie van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen en randvoorwaarden weergegeven. 1.3 Beschrijving plangebied en omgeving De gemeente Landerd bestaat sinds 1 januari 1994 en ligt in het noordoostelijk deel van de provincie Noord-Brabant, het zogenaamde Maaskantgebied. De gemeente is voortgekomen uit de samenvoeging van de voormalige gemeenten Schaijk en Zeeland. Ook het kerkdorp Reek, dat tot de samenvoeging met Schaijk in 1942 een zelfstandige gemeente was, behoort sindsdien tot de gemeente Landerd. Het grondgebied van Schaijk wordt omsloten door Berghem en Nistelrode in het westen, Uden en Mill in het zuiden, Grave in het oosten en Ravenstein in het noorden. Het plangebied Willevenstraat is gelegen aan de zuidwestzijde van de kern Schaijk (zie figuur 1.1). Het gebied is circa 3,2 ha groot. De westelijke begrenzing van het gebied wordt gevormd door een watergang en aanliggend landbouw perceel. De noordgrens bestaat uit het Munpad. Het Munpad is de oude agrarische weg van Schaijk naar buurtschap Mun. Aan de oostkant grenst het plangebied aan de achtertuinen van woningen. De zuidgrens van het plangebied wordt gevormd door de Willevenstraat en de aan deze straat gelegen achter- en zijgrenzen van een erf met een woning en enkele bijgebouwen. De Willevenstraat is een straatje met een smal profiel. De straat loopt dood en ontsluit enkele percelen. Het plangebied wordt in de huidige situatie grotendeels gebruikt als akkerland, een gedeelte aan de oostzijde is in gebruik als paardenweide. In de noordoosthoek van het plangebied staan jonge bomen. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 9 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 1.1: Ligging en begrenzing (rode lijn) plangebied Willevenstraat 1.4 Vigerende bestemmingsplannen Binnen de grenzen van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 1996"; door de gemeenteraad vastgesteld op 16 september 1999 en gedeeltelijk goedgekeurd op 9 mei 2000. De gronden waarop het plan Willevenstraat zal worden ontwikkeld zijn momenteel bestemd als 'Agrarisch gebied met landschappelijke/cultuurhistorische en/of abiotische waarden - Alca' met het differentiatievlak voor de instandhouding van 'typerende bodems'. Een strook aan de oostzijde van het plangebied valt binnen het bestemmingsplan "Kom Schaijk - 2004", vastgesteld op 23 december 2004. Deze smalle strook grond is momenteel bestemd als "groenvoorziening", "water" en "verkeers- en verblijfsdoeleinden", met deels de dubbelbestemming "beschermingszone watergang". 1.5 Ruimte voor Ruimte CV In het kader van de uitvoering van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling is de provincie een samenwerkingsverband aangegaan, waarin op dit moment de volgende partijen participeren: Provincie Noord-Brabant. NIB Capital. BNG Gebiedsontwikkeling van de BNG (Bank Nederlandse Gemeenten). Grontmij Nederland B.V. Binnen dit samenwerkingsverband is de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte CV opgericht. Deze ontwikkelingsmaatschappij heeft tot doel het financieren van de sloopvergoedingen. In ruil daarvoor heeft de ontwikkelingsmaatschappij het recht op de ontwikkeling van woningbouwkavels in het kader van de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling. Op basis van de eerste tranche ontwikkelt Ruimte voor Ruimte CV 964 kavels. De tweede tranche bevat in totaal 1.700 kavels. In onderhavig plan worden 35 woningen gerealiseerd waarvan de uitgifte van 10 kavels onderdeel uitmaakt van de tweede tranche. 1.6 Bij het plan behorende stukken Voor de totstandkoming van het plan Willevenstraat zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd, waarvan de resultaten op hoofdlijnen in dit bestemmingsplan zijn verwoord. De volgende rapportages, behorende bij dit plan, zijn als separate bijlagen opgenomen: "Verkennend bodemonderzoek, WIllevenstraat te Schaijk", Grontmij Nederland B.V., 30 september 2009, kenmerk 254564.ehv.220.R001. "Waterparagraaf Willevenstraat", Grontmij Nederland B.V., 21 januari 2011, kenmerk 254564.ehv.219.R001. "Archeologisch bureauonderzoek, plangebied Willevenstraat te Schaijk, gemeente Landerd", Grontmij Nederland B.V., 29 september 2009, kenmerk 254564/RM/GAR765. "Locatieonderzoek natuurwaarden, Natuur- en soortenbeleid in relatie tot Ruimte voor Ruimteproject Willevenstraat Schaijk", 11 november 2009, kenmerk 254564.ehv.211.FF01. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 10 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
"Aanvullend onderzoek beschermde soorten", Grontmij Nederland B.V., 16 april 2010, kenmerk 254564.ehv.211.N001. "Planlocatie Willevenstraat te Schaijk, risico-inventarisatie externe veiligheid", Grontmij Nederland B.V., 11 januari 2011, kenmerk 254564.W&E-1029679-LB. "Geurberekening V-stacks vergunning voor veehouderij aan de Munpad 2 te Schaijk", PRA Odournet bv, 13 december 2010, kenmerk 20101213GRNB. "Geurberekening V-stacks gebied voor veehouderij aan de Munpad 2 te Schaijk", PRA Odournet bv, 28 januari 2011, kenmerk 20110128GRNB.
1.7 Leeswijzer Na hoofdstuk 1, inleiding, wordt in hoofdstuk 2 inzicht gegeven in het op het plangebied van toepassing zijnde beleidskader. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de onderzoeken die zijn gedaan naar de mogelijke planeffecten in de omgeving van het plangebied Willevenstraat. Hoofdstuk 4 geeft de stedenbouwkundige planbeschrijving weer. Ingegaan wordt op de randvoorwaarden en uitgangspunten van het plan, het planconcept en de vertaling daarvan naar het stedenbouwkundig plan. Het hoofdstuk sluit af met de paragraaf beeldkwaliteit, dat na vaststelling onderdeel zal uitmaken van de gemeentelijke Welstandsnota. In hoofdstuk 5 is de juridische planopzet beschreven, waarbij is uiteengezet op welke wijze de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkelingen juridisch zijn vertaald. Dit heeft een directe relatie met de uitvoerbaarheid, met name het beleid ter handhaving van de inrichting van het plangebied waaraan in hoofdstuk 6 aandacht wordt besteed. De procedure, het overleg en de inspraak komen tot slot aan bod in hoofdstuk 7.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 11 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 12 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1
Rijksbeleid en Europese richtlijnen
2.1.1 Regeling Beëindiging Veehouderijtakken In het kader van de aanpak van de mestproblematiek is de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) opgesteld. Voor de beëindiging van verschillende takken van veehouderij kan subsidie worden aangevraagd. Indien een beëindigingsubsidie wordt aangevraagd, kan op aanvraag ook subsidie worden verstrekt voor de afbraak van stallen. De sloopsubsidie kan alleen worden verstrekt voor gebouwen binnen de reconstructiegebieden. Om de sloopsubsidies te kunnen financieren is de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling in het leven geroepen. De provincies binnen de concentratiegebieden krijgen de mogelijkheid extra woningen te realiseren bovenop het reeds toegekend reguliere contingent, om met de opbrengsten daarvan de sloop van stallen te betalen. Op 31 maart 2000 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant ingestemd met het beginsel 'Ruimte voor Ruimte'. Aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling zijn meerdere voordelen verbonden. De verstening van het platteland wordt teruggebracht, de milieukwaliteit en de ruimtelijke kwaliteit worden verbeterd en er wordt een bijdrage geleverd aan het terugdringen van het mestoverschot. De gemaakte afspraken brengen met zich mee dat er in Noord-Brabant circa 2.700 extra woningen mogen worden gerealiseerd boven op de reguliere aantallen. Dit aantal kavels wordt in twee tranches uitgegeven van respectievelijk 964 en 1.700 kavels. Van de tweede tranche zijn 1.100 kavels in het kader van de RBV (Regeling Beëindiging Veehouderijtakken), de regeling waarop ook de eerste tranche is gebaseerd, en 600 kavels in het kader van de verbrede aanpak Ruimte voor Ruimte. De verbrede aanpak houdt in dat de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling ook kan worden ingezet ter financiering van de beëindiging en sanering van glastuinbouwbedrijven in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste bebouwing in het buitengebied. In paragraaf 2.2.5 wordt verder ingegaan op de aanpak van de provincie Noord-Brabant bij de financiering van de sloopsubsidies. 2.1.2 Nota Ruimte In de Nota Ruimte (2005) heeft het toenmalige Ministerie van VROM de uitgangspunten voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2020 vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit de Structuurvisie Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de ruimtelijke ordening meegenomen. Hoofddoel van de Nota Ruimte is ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op een relatief beperkt oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. De nota heeft vier algemene doelen: Versterking van de economie en concurrentiepositie. Bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland. Aansluiting op internationale infrastructuur. Waarborging van de veiligheid. Voor de gemeente Landerd is zowel het beleid ter bevordering van krachtige steden, als het streven naar een vitaal platteland van belang. Het streven naar een vitaal en aantrekkelijk landelijk gebied staat voor het rijk in relatie met het streven naar vitale en aantrekkelijke steden. Het rijk kiest dan ook voor voortzetting van het beleid van bundeling van verstedelijking en economische activiteit. Dit betekent dat nieuwe bebouwing voor deze functies grotendeels geconcentreerd tot stand komt. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 13 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Dat wil zeggen in bestaand bebouwd gebied, aansluitend op het bestaande bebouwde gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daarbuiten. De ontwikkeling van het plangebied sluit aan op dit rijksbeleid. 2.1.3 Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de nieuwe Ontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van nationaal belang. Op dit moment ligt de Rijksstructuurvisie Infrastructuur & Milieu ter inzage. Dit nieuwe beleid vervangt o.a. de Nota Ruimte. Naar verwachting wordt deze rijksstructuurvisie in het najaar van 2011 vastgesteld en heeft derhalve nu nog geen rechtstreekse doorwerking op het voorliggende bestemmingsplan. 2.1.4 Natura 2000 De Europese Unie heeft het initiatief genomen voor 'Natura 2000', een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de lidstaten van de EU. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. Alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogel- en/of Habitatrichtlijn zijn ook aangegeven als Natura 2000-gebied. Het is niet toegestaan om zonder vooraf toegekende vergunning nieuwe activiteiten in deze gebieden uit te voeren. Het plangebied maakt geen deel uit van een Beschermd Natuurmonument of Natura 2000 gebied. In de nabije omgeving liggen geen beschermde natuurmonumenten. 2.1.5 Wet Milieubeheer, luchtkwaliteitseisen Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit' (wijziging Wet milieubeheer, hoofdstuk 5.2. luchtkwaliteitseisen). In deze wet zijn voor verschillende vervuilende stoffen normen opgenomen waaraan minimaal voldaan moet worden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Een vervuilde lucht kan immers leiden tot gezondheidsklachten bij mensen. Voor Nederland zijn voornamelijk overschrijdingen van de grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide aan de orde en plaatselijk van benzeen (parkeergarages). De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin worden gebiedsgerichte programma's en rijksmaatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren opgenomen. Projecten worden niet meer aan de normen getoetst maar aan het doel van het programma. Bouwprojecten in een gebied kunnen dan doorgaan als maatregelen worden genomen om de luchtkwaliteit op zijn minst gelijk te houden. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die opgenomen zijn in het NSL mogen worden vervangen door plannen van gelijke of kleinere omvang. Naast de 'Wet Luchtkwaliteit' is in 2007 het begrip niet in betekenende mate bijdragen verduidelijkt (Besluit niet in betekenende mate bijdragen en Regeling niet in betekenende mate bijdragen). Door het in werking treden van het NSL op 1 augustus 2009 worden projecten die minder dan 3% bijdragen aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide geacht niet in betekenende mate bij te dragen. Voor dergelijke projecten is geen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk. De voorgenomen locatieontwikkeling valt binnen de categorie die minder dan 3% bijdraagt aan de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof of stikstofdioxide.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 14 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
2.2
Provinciaal en regionaal beleid
2.2.1 Structuurvisie Noord-Brabant De Structuurvisie Ruimtelijke ordening, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 20 juli 2010 en door Provinciale Staten op 1 oktober 2010, geeft aan welke ambities de provincie heeft op het gebied van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 en hoe ruimtelijke ontwikkelingen een plek kunnen krijgen die aansluit bij de kwaliteiten van Brabant. In de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn twee ruimtelijke trends te onderscheiden: de schaalvergroting en de behoefte aan identiteit. De provincie streeft naar een concentratie van verstedelijking, robuuste en aaneengesloten natuurgebieden, concentratiegebieden voor glastuinbouw en intensieve veehouderijen en voldoende ruimte voor waterberging nu en in de toekomst. De provincie wil duurzaam en zuinig omgaan met de leefomgeving en de ruimte en een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijke omgeving daarbuiten. Bij de vaststelling van deze Structuurvisie zijn de uitwerkingsplannen van het Streekplan 2002 vervallen. De provincie kiest in haar ruimtelijke beleid tot 2025 voor de verdere ontwikkeling van gevarieerde en aantrekkelijke woon-, werk- en leefmilieus en een kennisinnovatieve economie met als basis een klimaatbestendig en duurzaam Brabant. Het principe van behoud en ontwikkeling van het landschap is in deze structuurvisie de 'rode' draad die de ruimtelijke ontwikkelingen stuurt. 2.2.2 Verordening Ruimte In het kader van de Wet ruimtelijke ordening heeft de provincie Noord-Brabant een verordening opgesteld waarin de provincie aangeeft welke doelen en ambities bereikt moeten worden en welke instrumenten zij wil inzetten. In de Verordening Ruimte staan de juridisch bindende regels. De provinciale Verordening Ruimte is een concrete uitwerking van de ambities van de provincie Noord-Brabant. Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening Ruimte vastgesteld. In artikel 2.2 van de Verordening is opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied gepaard dienen te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de bestaande of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied. Dit moet worden aangetoond in het bestemmingsplan, dan wel dient er een bijdrage te worden gestort in een landschapsfonds. Deze landschapsinvesteringsregel (zie ook paragraaf 2.2.3) is een verruiming van de rood-met-groen-koppeling, die sinds 2005 is opgenomen in het provinciaal ruimtelijk beleid. De gemeente moet de beoogde kwaliteitsverbetering inbrengen in het regionaal ruimtelijke overleg. In artikel 11.1 van de Verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan dat is gelegen in agrarisch gebied, niet zijnde een landbouwontwikkelingsgebied of vestigingsgebied glastuinbouw, regels stelt ter voorkoming van de nieuwbouw van woningen. Ruimte voor Ruimte-kavels en kwaliteitsverbetering in bebouwingsconcentraties vormen hier een uitzondering op. In het bestemmingsplan dient verantwoord te worden dat sprake is van een goede landschappelijke inpassing en dat er geen sprake is van aanzet voor stedelijk ontwikkeling. Tevens moet zijn voldaan aan de Beleidsregels ruimte-voor-ruimte 2006. Binnen bebouwingsconcentraties gelegen in een zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling kunnen ook één of meer nieuwbouwwoningen worden gerealiseerd in het kader van het gemeentelijke woningbouwprogramma. Bovengenoemde kwaliteitsverbetering van het landschap en een goede landschappelijke inpassing zijn hierbij wel een voorwaarde. In het bestemmingsplan moet worden aangetoond dat met deze nieuwbouw geen inbreuk wordt gedaan op de RvR-regeling. Uit figuur 2.1 blijkt dat het beleid zoals opgenomen in de Verordening Ruimte de ontwikkeling van een woningbouwlocatie ter plaatse van de Willevenstraat niet in de weg staat. Het plangebied ligt in agrarisch gebied en is aangeduid als zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 15 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 2.1: Uitsnede diverse beleidskaarten ontwerp Verordening Ruimte 2.2.3 Landschapsinvesteringsregel De landschapsinvesteringsregel uit de Verordening Ruimte is in voorliggend bestemmingsplan niet van toepassing op de 10 'Ruimte voor Ruimte'-bouwcontingenten. Met de opbrengst van de 27 kavels met een reguliere bouwtitel wordt een bijdrage geleverd aan het gemeentelijke of aan een regionaal landschapsfonds. De hoogte van de financiële bijdrage is vastgelegd en afhankelijk van het soort gebied. Ruimte voor Ruimte betaalt aan de gemeente voor deze tien kavels een bedrag per vierkante meter ten behoeve van het fonds in verband met de ontwikkeling in het buitengebied. De gemeente draagt zorg voor de afdracht aan het fonds. Middels het fonds wordt een investering gedaan in projecten in het buitengebied die gericht zijn op verbetering van structuren en waarden op het gebied van natuur, water, landschap, cultuurhistorie of de verbetering van recreatieve mogelijkheden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 16 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
2.2.4 Convenant Duurzaam Bouwen 2009-2012 (Noordoost Brabant) Eind 2008 is er een convenant opgesteld door de gemeenten in Noordoost Brabant, waaronder Landerd. In het convenant zijn doelstellingen, ambities en taken van deelnemende partijen bepaald om (het proces van) bouwen in Noordoost Brabant in de toekomst zo duurzaam mogelijk te laten verlopen. Het thema energie is speerpunt van dit convenant. Maar daarnaast bevat het ook afspraken op de thema’s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. De ambities haken in op de drie P’s van de duurzaamheidsdriehoek: ‘People’ (gezondheid, gebruikskwaliteit). ‘Planet’ (energie en milieu). ‘Profit’ (toekomstwaarde en energie). Energie wordt genoemd bij zowel ‘Planet’ als ‘Profit’ omdat de energie-ambities in dit convenant enerzijds zijn bedoeld om klimaatverandering tegen te gaan, maar anderzijds om de woonlasten (waaronder de energierekening) nu en in de toekomst betaalbaar te houden. De doelstellingen voor ‘Planet’ en ‘Profit’ gaan in dat geval hand in hand. Het convenant heeft betrekking op ontwikkelen/ontwerpen (stedenbouw), inrichten (grond- weg en waterbouw), bouwen en renoveren (woning- en utiliteitsbouw). Daarnaast is een afzonderlijke ambitie opgenomen voor duurzaam inkopen en aanbesteden. Voor het slagen van het convenant is het cruciaal dat duurzaamheid wordt verankerd in de werkwijze van gemeenten, woningcorporaties, architecten, bouwbedrijven en projectontwikkelaars. De doelstelling van dit convenant luidt daarom: Duurzaamheid moet een vanzelfsprekend onderdeel zijn van bouwen en renoveren in de regio Noordoost Brabant. Als inhoudelijk resultaat wil men bereiken dat in 100% van de nieuwbouwprojecten die door de convenantpartijen zijn gerealiseerd de ambities van het convenant zijn gehaald. Gemeenten realiseren in elk geval de doelstelling dat bij uitbreidingsplannen sprake is van tenminste 70% zongerichte verkaveling. 2.2.5 Provinciale benadering 'Ruimte voor Ruimte' De provincie Noord-Brabant heeft als voorwaarde aan de 'Ruimte voor Ruimte'-regeling gesteld dat de ontwikkeling van kavels direct dient te worden gerelateerd aan concreet te slopen staloppervlak. Voor de sloop van 1.000 m² stal mag 1 kavel worden ontwikkeld. Om aan te tonen dat er inderdaad per te ontwikkelen woningbouwkavel 1.000 m² stallen gesloopt zijn, stelt de provincie conform afspraken met de ontwikkelingsmaatschappij 'Ruimte voor Ruimte' dossiernummers ter beschikking van aanvragen voor sloopsubsidie in het kader van de beëindigingsregeling en/of de verbrede aanpak. De benodigde dossiernummers voor plangebied Willevenstraat te Schaijk, gemeente Landerd, zijn opgenomen in onderstaande tabel. Het betreft dossiernummers voor in totaal 10 Ruimte voor Ruimte bouwcontingenten uit de tweede tranche. Aanvraagnummer
Mestnummer
Sloop m²
Toegekende sloop m²
4531472
112044689
2.035
2.035
4531480
112017878
2.944
2.944
4531520
112031005
2.388
2.388
4531339
111014450
1.128
1.128
4531371
111001781
1.961
1.505
Totaal ingebrachte m² sloop
10.000
Tabel 2.1: Dossiernummers Ruimte voor Ruimte
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 17 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
2.2.6 Beleid Waterschap Hemelwaterbeleid Vanuit het Waterschap Aa en Maas dient de beleidsnota “Uitwerking uitgangspunten watertoets” gehanteerd te worden. Onderstaand zijn de uitgangspunten uit deze nota toegelicht: Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater: het streefbeeld is het schone hemelwater af te koppelen/ niet aan te koppelen. Hierbij wordt het vuile water via de riolering afgevoerd en blijft het schone hemelwater in het ideale geval binnen het plangebied. Voor de afweging van de wijze waarop met het afgekoppelde/ niet aangekoppelde schone hemelwater dient te worden omgegaan, geldt de volgende afwegingsstrategie: hergebruikinfiltratie-buffering-afvoer. Hydrologisch neutraal bouwen: bij nieuwe ontwikkelingen dient de hydrologische situatie minimaal gelijk te blijven aan de uitgangssituatie. De gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) mag niet verlaagd worden en het waterpeil sluit aan bij de optimale grondwaterstanden. Water als kans: de belevingswaarde van bijvoorbeeld oppervlaktewater kan een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit binnen het plangebied. Meervoudig ruimtegebruik: omdat de vierkante meters duur zijn, wordt aangeraden naar meervoudig grondgebruik te kijken. Op deze manier kan het 'verlies' van vierkante meters als gevolg van de ruimtevraag van water beperkt worden. Voorkomen van vervuiling: nieuwe bronnen van verontreiniging dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden. Wateroverlastvrij bestemmen: de voorkeur gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging 'hoog en droog genoeg' zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is, dient gezicht te worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren. Om te kunnen voldoen aan een aantal van bovenstaande uitgangspunten hanteert het Waterschap een norm voor de hemelwaterberging. De huidige bergingsnorm houdt in dat een bui met een herhalingstijd van 10 jaar + 10 % binnen het plangebied geborgen moet kunnen worden. De berging dient boven de GHG aangelegd te worden. Daarnaast dient aangegeven te worden wat de verwachte gevolgen zijn van een bui met een herhalingstijd van 100 jaar + 10%. Voor het bepalen van de benodigde berging mag een landelijke afvoer gehanteerd worden. Deze is voor het plangebied 0,67 l/s/ha tijdens een T=10 + 10%. Bij een T=100 + 10% mag met een twee keer zo grootte afvoer gerekend worden. De landelijke afvoer is afgelezen van de afvoercoëfficiëntenkaart van het Waterschap. Keurbeleid Voor onder andere de volgende werkzaamheden dient een ontheffing van de Keur/ Verordening Waterhuishouding te worden aangevraagd bij het Waterschap: Alle werkzaamheden binnen vier meter uit de insteek van leggerwatergangen en de realisatie van bouw- en hekwerken en aanplant van bomen binnen vijf meter uit de insteek van leggerwatergangen. Deze eisen komen voort uit de Keur van het Waterschap en zijn gericht op het onderhoud van de leggerwatergangen. Werkzaamheden waarbij oppervlaktewater wordt gecreëerd of gewijzigd. Onttrekkingen van oppervlaktewater en lozingen van (hemel)water op het oppervlaktewater. Dempen en/of verleggen van (schouw)watergangen. Aanleg drainage. Ter hoogte van de schouwwatergangen is vanuit de Keur één meter vrije ruimte gewenst voor het schouwen. De eigenaren van de aangrenzende kavels dienen de watergang zelf te onderhouden. Het Waterschap voert één keer per jaar een schouw uit, waarbij de staat van de watergang wordt gecontroleerd. Het plangebied valt niet binnen een keurbeschermingsgebied en attentiegebied natte natuurparel. Vanuit deze gebieden is daarom geen keurvergunning nodig. Wel blijft het nodig om voor de bovengenoemde werkzaamheden een ontheffing aan de te vragen. Eventueel is de aanvraag van een keurvergunning nodig in verband met de grootte van het gebied en de daaruit voorkomende veranderingen in het watersysteem. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 18 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Waterkansenkaart Volgens de waterkansenkaart van het Waterschap (2005) ligt het plangebied grotendeels binnen een binnen een gebied waar extra maatregelen nodig zijn om hydrologisch neutraal te kunnen bouwen. Dit komt vanwege de ondiepe gemiddeld hoogste grondwaterstand. 2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1 Gemeentelijke StructuurvisiePlus 2003 In de gemeentelijke StructuurvisiePlus uit januari 2003 staat dat de gemeente Landerd met name wil inzetten op het verhogen van de woon-, leef- en verblijfskwaliteit in de kern en het handhaven van de dorpse uitstraling. Rondom de kern Schaijk zijn vanuit het actueel structuurbeeld en het laagdynamisch potentieel kansrijke gebieden en waardevolle overgangen met het buitengebied aan te wijzen. Het centrale streven is dat ontwikkelingen zoveel mogelijk leiden tot een kwaliteitsimpuls voor de omgeving. Nieuwe ontwikkelingen moeten recht doen aan bestaande kwaliteiten door deze te ontzien, dan wel een zodanig inpassing in zich hebben dat er sprake blijft van een kwaliteitsbeeld, dan wel dat een ongewenste situatie verbetert. De locatie Willevenstraat wordt in de plankaart van de StructuurvisiePlus aangeduid als een gebied dat in aanmerking komt voor de creatie van een verbeterde overgang tussen de kern Schaijk en het buitengebied. Het stedenbouwkundig plan laat een overgang zien van bebouwing in een lage dichtheid aan de zijde van het buitengebied, naar bebouwing in een een iets hogere dichtheid aan de zijde van de bestaande bebouwing aan de oostzijde van het plangebied. Het plan sluit hierdoor goed aan op de omgeving en draagt bij aan de verbetering van de huidige overgang van kern naar buitengebied. De gemeente Landerd ziet de ontwikkeling van het plangebied Willevenstraat als een kwaliteitsverbetering van de dorpsrand van Schaijk middels een groene en open structuur. Na de ontwikkeling van voorliggend plangebied gaat de kern Schaijk aan de zuidwestzijde op een meer kwalitatieve wijze over naar het buitengebied. Figuur 2.2 laat de ruimtelijke weergave zien van de wensen en ambities zoals verwoord in de StructuurvisiePlus.
Figuur 2.2: Weergave Schaijk in de StructuurvisiePlus 2003
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 19 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
2.3.2 Woonvisie Landerd 2007 Uitgangspunt van de gemeentelijke woonvisie is dat alle Landerdse inwoners die binnen de gemeente een woning zoeken, een geschikte woning kunnen vinden zoveel mogelijk binnen elk van de drie kernen. Naast uitbreiding van de woningvoorraad als gevolg van groei van de bevolking is het tevens nodig om het opgebouwde woningtekort van de afgelopen jaren in te lopen, toen minder woningen zijn gebouwd dan nodig waren. Differentiatie staat voorop bij het toevoegen van woningen: verschillende typen woningen, in verschillende prijsklassen en voor verschillende doelgroepen dienen te worden toegevoegd in de drie kernen. Voor elk dorp en voor elke locatie is maatwerk nodig. Het dorpse karakter van de kernen is karakteristiek voor Landerd en dient dan ook in stand te worden gehouden. De bouwprogramma’s worden per locatie gekoppeld aan een beeldkwaliteitsplan. Uit deze ambitie leidt de gemeente een vijftal concrete doelstellingen af voor verschillende onderdelen van haar woonbeleid, te weten: 1. Nieuwbouw: voldoende woningen voor de eigen behoefte, zowel in kwantiteit als kwaliteit. 2. Aanpassing van de bestaande voorraad huur- en koopwoningen. 3. Doelgroepen: starters, huurstarters, senioren, zorgdoelgroepen en aandachtsgroep moeten in Landerd passende huisvesting kunnen vinden. 4. Leefbaarheid staat voorop: gemeente zet zich in voor vitale kernen. 5. Uitwerking woningbouwprogramma per kern. In de kern Schaijk is tot 2017 behoefte aan ca. 270 woningen. Daarnaast zullen ca. 25 woningen extra moeten worden gebouwd ten behoeve van het inlopen van het woningtekort en 24 huurwoningen ten behoeve van extramuralisering. Actualisatie 2010 De gemeente heeft in 2010 de woonvisie geactualiseerd aan de hand van concrete woningbouwplannen en de demografische ontwikkelingen. Op basis van marktanalyse en analyse van de planvoorraad wordt aangegeven in hoeverre er kwantitatief en kwalitatief ruimte is voor de huidige woningbouwplannen. 37 Ruimte voor Ruimte-woningen zijn meegenomen in het onderzoek. De woningbehoefte voor Schaijk voor de periode 2010-2020 is bijgesteld tot 195 woningen. De planvoorraad bedroeg in 2010 circa 425 woningen. Wat betreft woningdifferentiatie is in het onderzoek aangegeven dat het aandeel appartementen met ruim 40% te hoog is. Ondanks de totale overcapaciteit op basis van de huidige plannen in Schaijk, is de ontwikkeling van het plangebied Willevenstraat gewenst. Dit wordt mede veroorzaakt door het specifieke (maatschappelijke) belang van de Ruimte voor Ruimte ontwikkeling. Naast het terugdringen van het mestoverschot draagt Ruimte voor Ruimte eveneens bij aan de totstandkoming van herontwikkelingsdoeleinden binnen het landelijk gebied. 2.3.3 Waterplan De gemeente Landerd heeft in februari 2008 het waterplan “Landerd, watervisie 2030” vastgesteld. In het waterplan wordt ingegaan op het huidig functioneren van de waterhuishouding en het streefbeeld voor de waterhuishouding in 2030. Aansluitend zijn de kansen en knelpunten, verplichtingen, ambities en beleidslijnen benoemd. Tot slot zijn nog een aantal wateropgaven geformuleerd en voorzien van een trekker. De voor dit plan relevantie onderdelen zijn hierna benoemd: Bij nieuwe aanleg van watersystemen wordt ingestoken op een veilige en natuurlijke inrichting van watergangen en vijvers afgestemd op gebiedsfuncties. Het optimaliseren van de waterhuishouding in kwantitatieve en kwalitatieve zin is een van de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen waarborgen van de volksgezondheid. Bij nieuwbouw en herinrichting wordt maximaal ingezet op afkoppeling van verhard oppervlak en infiltratie van hemelwater. Infiltratie mag echter niet leiden tot grondwateroverlast in stedelijk gebied. Als infiltratie niet mogelijk of wenselijk is, dient voorkomen te worden dat bij planontwikkeling water versneld wordt afgevoerd. In dat geval is er sprake van “afwenteling” wat ongewenst is. Om afwenteling te voorkomen dient voldoende ruimte voor waterberging te worden gerealiseerd.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 20 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Stimuleren duurzaam bouwen (geen gebruik uitlogende materialen). Toepassen milieuvriendelijke alternatieven onkruid- en gladheidbestrijding. Beperking gebruik bestrijdingsmiddelen en stimulering alternatieven.
2.4 Conclusie beleidskader Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de Europese richtlijnen, het rijksbeleid, het beleid van de provincie en regio en het gemeentelijke beleid. Vanuit beleidsoogpunt zijn er dan ook geen belemmeringen voor de voorgestane ontwikkeling.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 21 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 22 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 3 Gebiedsinventarisatie
In het kader van de ontwikkeling van Willevenstraat zijn diverse onderzoeken uitgevoerd naar de inpasbaarheid van deze ontwikkeling in de omgeving. De uitkomsten hiervan zijn, voor zover relevant, in onderstaande paragrafen beschreven. 3.1 Bodem Door Grontmij Nederland B.V. is gefaseerd een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat binnenkort ter beoordeling aan het bevoegd gezag, de gemeente Landerd, wordt voorgelegd. Onderstaand is de conclusie van het conceptonderzoek opgenomen. Voor het gehele onderzoek wordt verwezen naar de rapportage “Verkennend bodemonderzoek, Willevenstraat te Schaijk” d.d. 30 september 2009 met kenmerk 254564.ehv.220.R001. Bodemopbouw In het plangebied bevinden zich volgens de Bodemkaart hoge zwarte enkeerdgronden ontwikkeld in leemarm tot zwak lemig fijn zand (zEZ21). Uit inmeting blijkt de maaiveldhoogte van de locatie op hoofdlijnen af te lopen van circa NAP +13,4 m in het zuiden naar circa NAP +13,0 m in het noorden. Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodemopbouw vanaf maaiveld tot een gemiddelde diepte van 0,7 m –mv (met uitschieters tot 1,4 m –mv) uit een teelaardelaag bestaat, bestaande uit matig fijn, matig siltig, zwak tot sterk humeus zand. Onder deze laag is tot de verkende diepte matig fijn, zwak tot matig siltig zand aangetroffen. Historisch bodemonderzoek Op de onderzoekslocatie zijn bij de gemeente geen bodembedreigende activiteiten bekend. Tijdens de terreininspectie op 25 maart 2009 zijn door Grontmij geen waarnemingen gedaan die wijzen op mogelijke bodemverontreinigingen. Milieuhygiënische bodemkwaliteit In de grond zijn geen verhoogde gehalten ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen. In het grondwater zijn licht tot sterk verhoogde gehaltes aan zware metalen gemeten. In de regio komt vaker een verhoogd nikkel gehalte voor. Het betreft hier zeer waarschijnlijk een verhoogde achtergrond concentratie, waardoor het uitvoeren van een nader grondwateronderzoek niet zinvol wordt geacht. Conclusie Vanuit het aspect bodem bestaan er geen beperkingen voor het toekomstig gebruik van het plangebied als wonen met tuin. Wel dient een beperking te worden gesteld voor het gebruik van grondwater op de locatie in verband met de verhoogde gehalte aan zware metalen. Het grondwater is niet geschikt als drinkvoorziening voor dieren en kan niet worden gebruikt voor de beregening van voedingsgewassen. 3.2 Water In november 2010 heeft Grontmij een waterparagraaf opgesteld ("Waterparagraaf Willevenstraat", Grontmij Nederland B.V., 21 januari 2011, kenmerk 254564.ehv.219.R001). Waterdoorlatendheid Tijdens het bodemonderzoek zijn binnen het plangebied drie doorlatendheidsmetingen, met behulp van de omgekeerde boorgatmethode, verricht in de verzadigde bodem. De resultaten zijn in onderstaande tabel opgenomen. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 23 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Tabel 3.1 Resultaten doorlatendheidsmetingen
Om ook inzicht te krijgen in de doorlatendheid van de bodem dieper dan 0,8-1,0 m –mv is op de zelfde locaties een omgekeerde peilbuis methode toegepast. In de peilbuizen is de doorlatendheid gemeten van de verzadigde zone over een traject van circa 1,0 tot 2,4 m –mv. Daaruit is gebleken dat de doorlatendheid van de bodem tussen de 1,0 en 2,4 m –mv erg goed is. Naast de metingen is op basis van expert judgement de doorlatendheid in de verschillende bodemlagen geschat: Maaiveld – gemiddeld 0,7 m –mv (teelaardelaag): de waterdoorlatendheid varieert grotendeels tussen 0,4 tot 0,6 meter/dag (m/d). Dit is matig doorlatend. In enkele boringen is een lagere of hogere doorlatendheid aangetroffen. 0,7 m –mv – verkende diepte: de waterdoorlatendheid varieert grotendeels tussen 0,6 tot 1,2 m/d. Dit is een matig tot goede doorlatendheid. De aangetroffen grindhoudende lagen hebben grotendeels een goede doorlatendheid van meer dan 1,5 m/d. De aangetroffen veenlagen hebben een zeer slechte doorlatendheid van minder dan 0,1 m/d. Grondwater Grondwaterstroming Op basis van de grondwaterkaart van Nederland (Dienst Grondwaterverkenning TNO, kartering 1974, kaartblad 45 oost) kan worden afgeleid dat het freatische grondwater in noordelijke richting stroomt. Grondwaterstanden Middels enkele peilbuizen is gedurende meerdere maanden de grondwaterstand gemeten. Daarnaast zijn de grondwaterstanden bekeken uit de wateratlas van de provincie NoordBrabant en is tijdens het geohydrologisch bodemonderzoek een inschatting gedaan van de optredende grondwaterstanden. Op basis van de aanwezige gegevens kan geconcludeerd worden dat de GHG ligt tussen circa NAP +12,45 m in het noorden, tot circa NAP +12,7 m in het midden en tot circa NAP +13,0 m in het zuiden van het plangebied. Dit komt overeen met een GHG van circa 0,65 m –mv in het noorden (mv = circa NAP +13,1 m), circa 0,5 m –mv in het midden (mv = circa NAP +13,2 m) en circa 0,45 m –mv in het zuiden (mv = circa NAP +13,45 m). Wijstgronden In oost Brabant komen zogenaamde Wijstgronden voor. Dit zijn veelal natte gronden, waarbij grondwater als kwelwater aan de oppervlakte komt. De Wijstgronden zijn het gevolg van de Peelrandbreuk. Veelal zorgen versmeerde kleilagen voor de opstuwing van de grondwaterstroming richting het maaiveld. Ten westen van het plangebied ligt een breuklijn (Beegden). Echter in en rondom het plangebied komen volgens de Wateratlas Noord-Brabant geen Wijstgronden voor. Ook tijdens een veldbezoek op 4 juni 2009 zijn geen kenmerken van Wijstgronden, zoals roestvorming in sloten, waargenomen. Dit wil niet zeggen dat ze binnen het plangebied helemaal niet voorkomen. Oppervlaktewater Het plangebied valt binnen het beheergebied van waterschap Aa en Maas. In figuur 3.1 zijn de aanwezige leggerwatergangen en schouwsloten aangegeven en voorzien van een nummer. Aan de westkant van het gebied bevindt zich een leggerwatergang (1) die richting het noorden afstroomt. Deze watergang wordt vanuit het aanliggende wei- en akkerland door het waterschap onderhouden. Aan de zuidkant van het gebied loopt een schouwsloot (3) die langs de oostkant van het gebied richting het noorden doorloopt. Deze sloot is tijdens natte perioden watervoerend en watert richting het noorden af. Deze schouwsloot komt uit op een watervoerende schouwsloot (4), die Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 24 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
op haar beurt afwatert naar de eerder genoemde leggerwatergang. De schouwsloot aan de oostzijde van het gebied wordt onderhouden door de eigenaren van de aanliggende gronden. Aan de zuidzijde van het Munpad ligt een bermgreppel/-sloot, waarvan het westelijk deel een schouwsloot (2) betreft. Deze sloot is alleen in natte perioden watervoerend. Het onderhoud van de sloot wordt door de gemeente vanaf het Munpad uitgevoerd. De sloot watert in het westen af op de leggerwatergang en in het oosten op een schouwsloot (3). Binnen de keur van het waterschap worden eisen gesteld aan de omgang met leggerwatergangen en schouwsloten. Deze zijn in paragraaf 2.2.6 benoemd.
Figuur 3.1: Oppervlaktewater (Bron: schouwkaart 2008 waterschap Aa en Maas) Riolering In het ten oosten van het plangebied gelegen stedelijk gebied van de kern Schaijk ligt een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat het afvalwater gezamenlijk met het hemelwater dat afstroomt van de wegen, daken en andere terreinverhardingen wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. De dichtstbijzijnde riolering ligt in het meest oostelijke deel van het Munpad. Het betreft een riool Ø300 mm die bij het beginpunt een binnenkant onderkant buis (b.o.b.) heeft van NAP +11,46 m. Iets verder naar het oosten ligt in de Molenaarstraat een riool Ø700 mm die richting het noorden afwatert. Ter hoogte van de Willevenstraat ligt de b.o.b. van dit riool op NAP +10,64 m en ter hoogte van het Munpad op NAP +10,37 m. In het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) staat dat (een deel van) het riool in het Munpad in 2011 zal worden omgebouwd tot een gescheiden riolering. 3.3 Archeologie en cultuurhistorie Grontmij Nederland B.V. heeft in juni 2009 een archeologisch bureaustudie uitgevoerd. Onderstaand is de conclusie van de conceptstudie opgenomen. Voor de gehele studie wordt verwezen naar de rapportage “Archeologisch bureauonderzoek Willevenstraat te Schaijk, gemeente Landerd”, dat als bijlage aan dit bestemmingsplan is toegevoegd. Op basis van het bureauonderzoek is er een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen uit de Vroege Prehistorie (vuursteenvindplaatsen), Late Prehistorie, Romeinse tijd en Middeleeuwen vastgesteld. Voor de Nieuwe tijd geldt een hoge verwachting voor het aantreffen van vindplaatsen.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 25 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Aangezien milieuboringen, die in het plangebied zijn gezet al hebben aangetoond dat de Bhorizont nog grotendeels aanwezig (al dan niet verstoord) is en dat op een groot aantal plaatsen zelfs een intacte B-horizont is aangetroffen, is het advies een vervolg in de vorm van een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Op grond van de resultaten wordt aanbevolen de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden in het plangebied nader vast te stellen, door middel van een proefsleuvenonderzoek. De gemeente Landerd zal als bevoegd gezag een besluit nemen omtrent deze aanbevelingen. Teneinde de mogelijk aanwezige waarden te beschermen, is in voorliggend plan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. 3.4 Flora- en fauna Ter plaatse van het plangebied is door Grontmij Nederland B.V. onderzoek verricht naar de aanwezige natuurwaarden (“Locatieonderzoek natuurwaarden, Natuur- en soortenbeleid in relatie tot aanleg Ruimte voor Ruimte project Willevenstraat Schaijk” d.d. 11 november 2009 met kenmerk 254564.ehv.211.FF02). Aanvullend is nader onderzoek gedaan naar beschermde soorten ("Aanvullend onderzoek beschermde soorten" d.d. 16 april 2010, kenmerk 254564.ehv.211.N001) Uit het onderzoek blijkt het volgende: Er zijn ten aanzien van de natuurbeschermingswet en natuurbeleid geen consequenties in verband met Natura -2000 gebieden, beschermde natuurmonumenten, EHS en/ of GHS en het vigerend bestemmingsplan. Er zijn geen geschikte bomen aan de zuidzijde van het plangebied gevonden die mogelijk dienen als een vaste rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. De situering van beplanting aan de zuidzijde van het plangebied in combinatie met de aanwezige bebouwing geven geen aanleiding tot het verwachten van afbreuk in functionaliteit van een mogelijk aanwezige migratieroute voor Gewone dwergvleermuis, Laatvlieger en Grootoorvleermuis. Indien een drietal bomen gekapt worden ten bate van een toegangsweg, dan dient door een terzake deskundige een inschatting van functionaliteit van de bomen als onderdeel van een migratieroute en als vaste rust- en verblijfplaats te worden gemaakt. Tijdens het bemonsteren van de watergang in het plangebied zijn er geen beschermde (vis)soorten aangetroffen. Het bermpje is met het aanvullend onderzoek niet aangetoond en aanwezigheid is hiermee uitgesloten. Werkzaamheden dienen plaats te vinden buiten het broedseizoen van vogels. Het broedseizoen loopt van 15 maart tot en met 15 juli. Er hoeft tijdens de uitvoeringsfase geen rekening gehouden te worden met beschermde vissoorten of de aanwezigheid van vaste migratieroutes of vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Er dient tijdens de uitvoering altijd gewerkt te worden met inachtneming van de ‘Zorgplicht’ vanuit de Flora- en faunawet. 3.5 Geluid Alle wegen in de bebouwde kom van Schaijk zijn 30 km/uur. Op de weg Munpad 2 is momenteel maximaal 60 km/h toegestaan. Het plangebied valt deels binnen de geluidszone afkomstig van deze weg. Gemeente Landerd is voornemens een gedeelte van het Munpad aan te wijzen als 30 km/h-zone, dit is vanaf minimaal 68 meter ten westen van de locatie tot aan de huidige komgrens van Schaijk. Dit besluit dient in werking te zijn getreden vóórdat het bestemmingsplan, in het kader van de vaststelling van het plan, ter visie wordt gelegd. Indien dit besluit om redenen niet genomen kan worden vóórdat het bestemmingsplan in het kader van de vaststelling ter visie wordt gelegd, dan zal de gemeente tegelijk met de tervisielegging van het vastgestelde bestemmingsplan, een besluit ter inzage te leggen inhoudende de vaststelling hogere grenswaarde. Op basis van de het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 26 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
3.6 Luchtkwaliteit In de Wet milieubeheer (Wm) zijn luchtkwaliteitseisen (hoofdstuk 5) opgenomen met daarbij behorende regelgeving. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005 (BLK 2005). Op grond van de Wm en bijbehorende regelgeving is onderzoek naar luchtkwaliteit voor woningbouwlocaties niet meer noodzakelijk, wanneer er minder dan 1.500 woningen (bij ontsluiting over één weg) danwel 3.000 woningen (bij gelijkmatige ontsluiting over twee of meer wegen) gerealiseerd worden. Een initiatief voor minder dan 1.500 respectievelijk 3.000 woningen kan op grond van de Regeling niet in betekenende mate (nibm) zonder meer doorgang vinden. De 35 woningen die in het plangebied Willevenstraat worden gerealiseerd dragen niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. 3.7 Milieuzonering bedrijven Nabij het plangebied zijn een aantal bedrijven gelegen die mogelijk overlast veroorzaken op de te realiseren woningen. De gemeente heeft aangegeven welke bedrijven in de nabijheid van het plangebied zijn gelegen. Met behulp van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) zijn de hindercontouren van deze bedrijven bepaald. In onderstaande tabel zijn de bedrijven, hun hindercontouren en de afstand tot het plangebied weergegeven. Tabel 3.2 Milieuzonering bedrijven
Uit bovenstaande tabel is op te maken dat de meeste bedrijven geen belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling in het plangebied; de afstand van het bedrijf tot het plangebied is groter dan de hindercontour. De bedrijven A.H.M. Albers (nr. 13) en F. van Schaijk (nr. 3) vormen mogelijk een belemmering voor de woningbouwontwikkeling. Voor het bedrijf Albers is daarom een geuronderzoek uitgevoerd (zie paragraaf 3.8) en voor het bedrijf F. van Schaijk worden de belemmeringen inzichtelijk gemaakt middels een quick scan externe veiligheid (zie paragraaf 3.9).
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 27 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
3.8 Geurhinder In het kader van de planologische procedure is het van belang om conform de Wet Geurhinder en veehouderij (Wgv) en de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) inzicht te verkrijgen in de geurbelastingen van relevante veehouderijen in de omgeving op het plangebied. Nabij het plangebied is een veehouderij gelegen aan Munpad 2. Odournet bv is middels geuronderzoek nagegaan wat de invloed van deze veehouderij op het plangebied is, eerst met V-stacks vergunning en vervolgens via V-stacks gebied ("Geurberekening V-stacks vergunning voor veehouderij aan de Munpad 2 te Schaijk" d.d. 13 december 2010 met kenmerk 20101213GRNB en "Berekening V-Stacks gebied voor veehouderij aan de Munpad 2 te Schaijk" d.d. 28 januari 2011 met kenmerk 20110128GRNB) De veehouderij van A. Albers aan Munpad 2 houdt dieren waarvoor een geuremissiefactor is opgenomen in de Rgv (vleesstierkalveren, schapen en vleesvarkens) en dieren waarvoor geen emissiefactor is opgenomen (melk- en kalfkoeien en jongvee). Derhalve is in het onderzoek beoordeeld op zowel afstand als geurnorm. In het onderzoek zijn de minimale afstanden en geurnormen van het bedrijf getoetst aan de normen uit de "Verordening geurhinder en veehouderij 2008" van gemeente Landerd. Uit het onderzoek blijkt het volgende: Alle geurgevoelige objecten blijken op voldoende afstand van de veehouderij te liggen. Uit de berekening van de geuremissie als gevolg van de stierenstal en de vleesvarkenstal, bepaald met het rekenmodel V-Stacks-vergunning 2010, blijkt dat de geurnormen op de geurgevoelige objecten rondom de veehouderij aan het Munpad 2 niet worden overschreden. Uit de berekening met het rekenmodel V-Stacks-gebied blijkt dat de te ontwikkelen woonwijk het kritische receptorpunt voor veehouderij A. Albers is. De berekende geurbelasting op de nieuwe woonwijk bedraagt 3,00 ouE/m3. Dit voldoet aan de norm. In onderstaande figuur worden de verkregen contouren weergegeven. Op basis van de toetsing aan de Wgv kan worden geconcludeerd dat geur vanuit veehouderijen geen belemmering vormt voor de ontwikkeling van het plangebied.
Figuur 3.2: Geurcontouren als gevolg van veehouderij A. Albers berekend met V-stacks gebied
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 28 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
3.9 Externe veiligheid Om een goed leefklimaat te verzekeren heeft Grontmij Nederland B.V. onderzoek verricht naar de externe veiligheid in het plangebied ("Planlocatie Willevenstraat te Schaijk, risicoinventarisatie externe veiligheid", d.d. 11 januari 2011, kenmerk 254564.W&E-1029679-LB). Tijdens dit onderzoek zijn de volgende aspecten van externe veiligheid onderzocht: 1. Risicovolle inrichtingen. 2. Transport over weg, water en spoor. 3. Hogedrukaardgastransportleidingen en K1-, K2- en K3-brandstofleidingen. 4. Bovengrondse hoogspanningslijnen. Binnen een straal van circa één kilometer rondom het planontwikkeling zijn wel risicovolle inrichtingen aanwezig, echter hebben deze geen invloed op het planontwikkeling. Over de provinciale weg N324 worden gevaarlijke stoffen vervoerd, voornamelijk LPG en Propaantransporten – vallende onder GF3 transporten. Ondanks een invloedsgebied van circa 325 meter levert het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N324 geen belemmering op voor het plangebied. Waterwegen en spoorwegen zijn niet aanwezig in het geïnventariseerde gebied, evenals hogedrukaardgastransportleidingen, K1-, K2-, K3-brandstofleidingen en bovengrondse hoogspanningslijnen. Wat betreft externe veiligheid vormt dit geen belemmeringen voor de planontwikkeling en hoeft er geen nader onderzoek te worden uitgevoerd en kan de ruimtelijke procedure verder in gang worden gezet. 3.10 Kabels en leidingen Ten noorden van het plangebied zijn parallel aan de weg kabels gelegen (laagspanning elektriciteit). Verder zijn in of nabij het plangebied geen leidingen gelegen die van invloed zijn op de voorgestane ontwikkeling.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 29 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 30 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
4.1
Ruimtelijke- en functionele structuren
4.1.1
Landschapstructuur
Figuur 4.1: Historische kaart 1900 In de oksel van de Voorste Heide en Schaijkse Heide (hogere zandgronden) liggen de overgangsgronden (dekzandgronden) naar de lager gelegen terrasvlaktes van de Maas. Het plangebied is gelegen op deze overgangsgronden. De gronden zijn overwegend in noordzuidrichting ontgonnen, haaks op de Munsche wetering. Het betreft een smalle, opstrekkende verkaveling. Rond 1900 waren de perceelsgrensen vaak beplant met houtsingels. Deze singels dienden als erfafscheiding en als wildkering. De meeste singels zijn verdwenen, maar de ontginningsrichting is nog steeds afleesbaar in het landschap. 4.1.2 Infrastructuur Tussen Uden en Nijmegen, aan de snelweg A50 is Schaijk gelegen, samen met Zeeland vormen zij gemeente Landerd. Aan de zuidzijde van de kern ligt de Rijksweg N324, deze weg verbindt het knooppunt A59/A50 met Schaijk, richting Grave. Het Munpad vormt de hoofdontsluiting van het plangebied.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 31 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.2: Ontsluitingsstructuur 4.2 Karakteristiek locatie Schaijk is eerst verdicht langs de linten om vervolgens op de hogere, drogere gronden de eerste grootschaligere woninguitbreiding te ontwikkelen. Een aantal aspecten kenmerken het dorp, te weten: Lanschappelijke structuur: Van oudsher zit een noord-zuidrichting in de verkaveling. Een aantal oost-west weg- en waterverbindingen doorkruisen het gebied. Groene pleinen: Collectieve, informele groene plekken dooraderen Schaijk. Woonhuizen staan rondom deze ruimten. Groene (land)wegen: Richting het buitengebied worden de landwegen gekarakteriseerd door een sober, smal profiel met aan weerzijde dichte groene beplanting.
Figuur 4.3: Landelijke wegen en groene informele ruimtes
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 32 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
4.3 Randvoorwaarden en uitgangspunten Voor het plangebied zijn zowel programmatische als stedenbouwkundige uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld. Randvoorwaarden zijn de punten waar in het plan aan voldaan moet worden. Uitgangspunten zijn keuzes die in het verdere planproces een sturende rol vervullen en waarvan, onder omstandigheden, mag worden afgeweken. Een groot deel van de randvoorwaarden en uitgangspunten is opgesteld conform de wensen en het programma van eisen van de gemeente. Tevens zijn randvoorwaarden opgenomen welke gelden conform de keur van het waterschap. Overige randvoorwaarden volgen uit het programma van eisen van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Op basis van gebieds- en locatiekenmerken en de gestelde voorwaarden en uitgangspunten is een ruimtelijk planconcept voor het gebied gemaakt. Randvoorwaarden Behoud van aanwezige bomenrij aan het Munpad. Deze bomen mogen, zonder schriftelijke toestemming van de gemeente Landerd vooraf, niet worden gesnoeid, gerooid of verplaatst. Voor te handhaven bomen dienen beschermende maatregelen te worden getroffen. Waterneutraal bouwen, door het bovengronds afkoppelen van hemelwatervoorzieningen. Toepassen van een duurzaam watersysteem met de drietrapsstrategie vasthouden-bergenafvoeren. Hoofdontsluiting aantakken op het Munpad. Een verkeersstructuur conform het principe 'Duurzaam Veilig' en een 30 kilometerregime. Voor Ruimte voor Ruimte geldt een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen die op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden. Voor de reguliere (vrijstaande en halfvrijstaande) woningen geldt eveneens een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen per woning, waarvan één parkeerplaats op eigen terrein wordt gerealiseerd. De openbare parkeerplaatsen zullen op informele wijze in de openbare ruimte in het plan worden vormgegeven. In de exploitatie dient voor de reguliere kavels rekening te worden gehouden met een storting van 5 Euro per m2 uitgeefbaar, in het gemeentelijk groenfonds. Afhankelijk van de grootte van het plangebied, moet een speelvoorziening worden opgenomen, dan wel een bijdrage worden verleend in de kosten van een speelvoorziening elders. Rekening moet worden gehouden met een norm van 3 m2 speelterrein per 100m2 uit te geven grond. In overleg met de gemeente Landerd wordt bepaald of een speelvoorziening noodzakelijk is. Hierbij zullen de gemeentelijke richtlijnen worden toegepast. Voor de dimensionering van de kabels- en leidingenstrook is het standaardprofiel van de nutsbedrijven uitgangspunt. Dit profiel gaat bij nieuwe woongebieden uit van 2,10 meter exclusief banden. Materialen moeten duurzaam en milieuvriendelijk zijn, zoals beschreven in het nationaal pakket duurzaam bouwen. Het gebruik van uitlogende materialen zoals zink, koper en lood, voor bijvoorbeeld de daken en de regenwaterafvoer is niet toegestaan. Uitgangspunten Hoogwaardige afronding van de kern met behoud van landelijke context. Bebouwing en openbare ruimte aansluitend bij het karakter van Schaijk. De toepassing van een orthogonale verkaveling, passend bij de agrarische verkaveling en slotenstructuur in het gebied. Een groen karakter. Waterberging in de openbare ruimte van het plangebied. Parkeren informeel realiseren. De toepassing van een verspringende rooilijn in alle straten ten behoeve van een wisselend dorps beeld. Woningen op hoekpunten hebben een dubbelzijdige oriëntatie, zodat ze op beide straten gericht zijn en wegen niet aan weerszijden ingeklemd worden tussen zijdelingse perceelsgrenzen. Garages grenzend aan de openbare ruimte zijn niet gewenst. Zorgvuldige inpassing van het huidige erf in het zuiden van het plangebied. Gebruik van duurzame materialen.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 33 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
4.4 Planconcept Het planconcept is gebaseerd op de gebiedskarakteristieken. De structuur van het planconcept volgt de landschappelijke structuur. Enkele groene ruimtes worden opgenomen, waaromheen woningen liggen. Het groene karakter van de wegen wordt vormgegeven in een groen profiel. Beplanting is los gegroepeerd in de bermen.
Figuur 4.4: Planconcept 4.5 Het plan Het stedenbouwkundige plan is een ruimtelijke vertaling van het planconcept. Een heldere verkeersstructuur is te zien die aantakt op het Munpad. Een brede groene berm biedt ruimte aan boomgroepen. Aan de noordoostelijke entree wordt de locatie van het huidige boomgaardje behouden. In het plan ligt het groene plein centraal, waar een breed trottoir de woningen ontsluit.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 34 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.5: Stedenbouwkundig plan Verschillende kavelgroottes en bebouwingtypes dragen bij aan een afwisselend beeld, verspringende rooilijnen versterken dit beeld. De bebouwing volgt de openbare ruimte. Een zorgvuldige inpassing van een aantal hoekpunten is cruciaal. Op een aantal hoekpunten wordt een dubbele oriëntatie van de woningen en een groene erfafscheiding voorgesteld.
Figuur 4.6: Dubbele oriëntatie (rood) en groene erfafscheidingen (groen) Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 35 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
4.5.1 Bebouwingsstructuur en programma In het plan wordt ruimte geboden aan diverse woningtypes en kavelgrootte's. 6 kavels van circa 300 m2 ten behoeve van twee-aaneen gebouwde woningen. 16 kavels van circa 450 m2 ten behoeve van vrijstaande woningen. 12 kavels > 800 m2 ten behoeve van vrijstaande woningen. 1 kavel van circa 2000 m2 ten behoeve van een vrijstaande woning. Aan de kant van de dorpskern is het plan wat verdicht, aan de zijde van het buitengebied zijn grotere kavels gelegen. Centraal in het plan liggen de geschakelde woningen, aan de oostzijde zijn voornamelijk de vrijstaand-geschakelde woningen. De overige kavels zijn vrijstaand.
Figuur 4.7: Ligging van de kavels van ca. 300 m2 (links), ca. 450 m2 (midden) en groter (rechts) 4.5.2 Verkeersstructuur De locatie wordt aan de noordzijde ontsloten op het Munpad. Het Munpad zal ter hoogte van de locatie een 30 km/h-zone worden (zie ook paragraaf 3.5). De ontsluitingsweg binnen het plangebied is U-vormig, waardoor alleen bestemmingsverkeer de locatie aandoet. Een aantal kavels wordt niet direct aan de rijbaan ontsloten. Zij zijn te bereiken via een buurterf. De materialisering van de trottoirs loopt over in de buurterven. Het buurterf aan de noordoostzijde biedt de mogelijkheid voor een langzaamverkeerverbinding naar de kern van Schaijk. Aan de noordzijde van het plan is het mogelijk aan het Munpad een voetpad aan te leggen die aansluit op de noordzuid geöriënteerde trottoirs binnen het plangebied. Parkeren Voor alle vrijstaande en halfvrijstaande woningen geldt een parkeernorm van 2. Op de Ruimte voor Ruimte kavels worden minimaal 2 parkeerplekken op eigen terrein gerealiseerd. Wat betreft de reguliere woningen is rekening gehouden met één parkeerplek op eigen terrein en één parkeerplek in het openbaar gebied. Op de tekening zijn de parkeerplekken in donkerrood aangegeven.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 36 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.8: Verkeersstructuur 4.5.3
Groenstructuur
Figuur 4.9: Groenstructuur De groenstructuur bestaat uit twee groene ruimtes enerzijds en lijnvormige groenelementen anderzijds. De noord-zuidgerichte verkavelingsstructuur wordt versterkt door een lijnvormige groenstructuur in een brede berm. Nabij de noord-oostelijke entree van de locatie staan in de huidige situatie fruitbomen in een boomgaardje. Op deze plek wordt een waterberging gerealiseerd. De huidige fruitbomen komen in de toekomst op rabatten in deze wadi te staan. Hiervoor zullen de huidige bomen verplant worden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 37 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.10: Te verplanten bomen Centraal in het woongebied wordt een plantsoen gerealiseerd. Deze groene ruimte wordt verdiept aangelegd en omgeven door een haag waardoor ruimte ontstaat voor een informele speelplek. Bij regenval doet de ruimte dienst als wadi / waterberging. Het hemelwater zal langzaam de grond in trekken of vertraagd worden afgevoerd. De bomen zijn van 1e en 2e grootte. Enkele bomen staan op een hoger deel. Hierdoor ontstaat bij berging van hemelwater een eilandje. De bomen passen in het cultuurlandschap en mogen van verschillende soort zijn. 4.5.4 Watersysteem Hemelwatersysteem Gezien de bodemopbouw, waterdoorlatendheid en de grondwaterstanden is infiltratie van hemelwater mogelijk. Aandachtspunten zijn de relatief hoge GHG’s, de sporadisch aanwezige slecht waterdoorlatende veenlagen en de matige doorlatendheid van de teelaardelaag. Voor het plangebied kan worden uitgegaan van infiltratie van hemelwater in de bodem. Voor de opvang van het hemelwater is gekozen voor wadi’s. Vanwege de relatief hoge GHG’s kunnen alleen ondiepe bergings-/infiltratievoorzieningen worden toegepast. Daarnaast is ter hoogte van de voorzieningen grondverbetering nodig in verband met de matig doorlatende teelaardelaag. Het watersysteem (zie figuur 4.11) bestaat op hoofdlijnen uit twee onderdelen: de Ruimte voor Ruimte kavels enerzijds en het openbaar gebied plus de reguliere kavels anderzijds. Deze zijn hierna toegelicht.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 38 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.11: schematisch watersysteem Ruimte voor Ruimte kavels Het hemelwater dat op de Ruimte voor Ruimte kavels valt wordt volledig binnen de kavels geborgen en geïnfiltreerd. Voor de hemelwaterberging op de kavels kunnen verschillende voorzieningen worden toegepast, te weten: wadi’s (laagtes in de tuin met grondverbetering), vijvers; infiltratiekratten (kunststof kratten toepasbaar onder de verharding en de tuin) of berging in het funderingsmateriaal van verharding. Openbaar gebied plus reguliere kavels In het midden en noordoosten van het gebied komt een openbare groenzone te liggen die wordt uitgevoerd als een wadi. Het hemelwater dat afstroomt van de reguliere kavels en de wegen wordt via een hemelwaterriool afgevoerd naar de wadi’s, waarbij een verdeling plaatsvindt naar verhouding van de inhoud van de wadi's. In de wadi’s wordt het afstromende hemelwater geborgen en zoveel mogelijk geïnfiltreerd. De wadi in het midden van het gebied wordt voorzien van een overloop naar de noordoostelijk gelegen wadi. De noordoostelijk gelegen wadi en bestaande watergang, parallel aan het Munpad, worden voorzien van een noodoverloop en een vertraagde afvoer. De westelijk gelegen weg watert af op de bestaande watergang/bermgreppel, parallel aan het Munpad. Via deze watergang wordt het hemelwater in open verbinding afgevoerd naar de noordoostelijk gelegen wadi. Door de woningen voldoende hoog aan te leggen en de wegen en het groen af te laten lopen richting de wadi’s en de watergang aan de noordzijde wordt voorkomen dat er wateroverlast ontstaat. Hemelwaterberging Voor het plangebied is de benodigde en beschikbare berging bepaald en met elkaar vergeleken. In tabel 4.1 is de benodigde waterberging opgedeeld in de benodigde berging voor de Ruimte voor Ruimte kavels en het openbaar gebied. Op basis van de benodigde berging is voor drie voorzieningen het benodigde oppervlak per kavel bepaald (zie tabel 4.2). Per Ruimte voor Ruimte kavel komt gemiddeld de benodigde berging uit op 15 m3.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 39 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Tabel 4.1: Benodigde hemelwaterberging RvR kavels en openbaar gebied
Tabel 4.2: Benodigd oppervlak bergingsvoorziening Ruimte voor Ruimte kavels
In de twee wadi’s en de sloot, parallel aan het Munpad, is de beschikbare berging berekend (zie tabel 4.3). Binnen de wadi’s en sloot blijkt voldoende ruimte beschikbaar te zijn om de benodigde berging te kunnen verwerken. Tabel 4.3: Beschikbare hemelwaterberging openbaar gebied
Ontwatering Gezien het niveau van de geschatte GHG wordt niet voldaan aan de minimale ontwateringsdiepte. Het maaiveld wordt gemiddeld met 0,2 m opgehoogd. De aansluiting op de omgeving en de ontwatering worden nader uitgewerkt in het advies waterhuishouding en bouwrijp maken. Afvalwaterafvoer Het afvalwater van de woningen wordt met behulp van een vrijverval afvalwaterriolering afgevoerd. Aan de zuidoostzijde van het plangebied ligt aan de Molenaarstraat een gemengd riool, waar het plangebied op kan worden aangesloten. Het bestaande riool aan het Munpad is niet geschikt voor de aansluiting van het gehele plangebied. De afvalwaterafvoer wordt nader uitgewerkt in het advies waterhuishouding en bouwrijp maken. Bestaande watergangen De bestaande watergangen blijven zoveel mogelijk behouden. Het gaat daarbij om de bermgreppel/-sloot (deels schouwsloot), parallel aan het Munpad, en om de leggerwatergang ten westen van het plangebied. De schouwsloot aan de oostzijde van het gebied wordt gedempt en opgevuld met goed doorlatend materiaal. Het dempen van de schouwsloot is afgestemd met het waterschap Aa en Maas (zie paragraaf 3.2). Het waterschap heeft aangegeven dat de watergang kan worden gedempt, mits de ontwatering en afwatering van omliggende kavels niet in het gedrang komt. Om hieraan te kunnen voldoen zijn in overleg met het waterschap maatregelen afgesproken. Naast het dempen van de schouwsloot komen de westelijke kavels binnen 4,0 m van de insteek van de leggerwatergang te liggen. Hiervoor en voor het dempen van de schouwsloot en nieuw aanleggen van een schouwsloot wordt een watervergunning aangevraagd. Om te voorkomen dat er wateroverlast ontstaat als gevolg van het dempen, dient drainage te worden toegepast over de totale lengte die wordt gedempt. Dit wordt nader uitgewerkt in het advies waterhuishouding en bouwrijp maken.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 40 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
4.6 Beeldkwaliteit Om het gewenste ambitieniveau daadwerkelijk te kunnen realiseren is het van belang aandacht te besteden aan beeldkwaliteit. In deze paragraaf zijn de criteria ten aanzien van uitstraling en architectuur vastgelegd voor de bebouwing en voor de openbare ruimte. De opgestelde beeldkwaliteitscriteria zijn niet vrijblijvend. Deze paragraaf wordt vastgesteld door de gemeenteraad conform artikel 12a van de Woningwet en vormt daarmee een verplichte leidraad voor de welstandstoetsing. Het plan betreft een bindende aanvulling op de gemeentelijke welstandsnota. 4.6.1 Bebouwing Om een goede afstemming te krijgen tussen de stedenbouwkundige inrichting en de beoogde architectuur worden in dit beeldkwaliteitplan een aantal spelregels voorgeschreven. Het is niet de bedoeling dat alle woningen identiek aan elkaar zijn maar dat een aantal kenmerkende elementen in de woningen terugkomt. Met de beeldkwaliteit wordt aansluiting gezocht met het landelijke, dorpse karakter aan de rand van Schaijk. De architectuur is eenvoudig, de maat en schaal zijn beperkt. Om een zachte overgang te creëren naar het buitengebied, dient de architectuur ingetogen te zijn. Dit uit zich in maat en schaal, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en positionering van de woningen. De beeldkwaliteit van de woningen moet aan de volgende punten voldoen: Hoofdmassa: de hoofdmassa bestaat uit maximaal anderhalve bouwlaag met een kap. Daklijsten dienen doorgetrokken te worden. Indien dakoverstekken, balkons en andere toevoegingen worden gerealiseerd dienen deze duidelijk ondergeschikt te zijn aan de hoofdmassa. Architectuur woning: een hedendaagse vertaling van de dorpse architectuur, uitgevoerd met moderne materialen. Het authentieke type behoort tevens tot de mogelijkheden. Dorpse maat en traditionele verhoudingen verplicht. Woningtype: geschakelde, vrijstaande-geschakelde en vrijstaande woningen. Kap: er dient een gelijkbenig zadeldak te worden toegepast waarvan de nokrichting evenwijdig aan dan wel loodrecht op de voorgevelrooilijn staat. De dakhelling bedraagt 45º tot 60º. Hoekwoningen: bij hoekwoningen geldt dat een tweezijdige oriëntatie verplicht is, blinde gevels zijn uitgesloten. Materiaal- en kleurgebruik gevels: Als basismateriaal voor de gevels wordt een donkere bruine tot licht bruine baksteen voorgeschreven, al dan niet in combinatie met hout. Voor de woningen aan de oostzijde behoort toepassing van wit stucwerk of wit keimen ook tot de mogelijkheden. Wit of gele bakstenen behoort niet tot de mogelijkheden. Materiaalgebruik gevelopeningen: voor gevelopeningen dient te worden uitgegaan van hout. Materiaal en kleur daken: voor de daken worden keramische dakpannen voorgeschreven, bij voorkeur in een antraciet kleur. Rode of grijsblauwe dakpannen en rieten daken zijn eveneens toegestaan. Glanzende pannen zijn niet toegestaan. Bij toepassing van zonnecollectoren wordt antracietkleurige dakbedekking geadviseerd. Verbijzondering: verbijzondering van het gebouw is mogelijk mits in samenhang met de architectuur. Dakkapellen: dakkapellen dienen bescheiden van schaal te zijn en in verhouding met de hoofdmassa. Erkers: erkers mogen voor de voorgevel van de hoofdmassa worden gebouwd. Eventuele erkers mogen niet meer dan 50% van de gevelbreedte bedragen. De goothoogte is maximaal 4,50 meter. De bouwhoogte bedraagt maximaal 11,00 meter. Aan- en bijbouwen: aan- en bijbouwen dienen ondergeschikt te zijn aan de hoofdmassa. Indien aan- en bijgebouwen worden gerealiseerd met een kapconstructie dienen deze een gelijkbenig zadeldak te krijgen, aansluitend bij het hoofdgebouw, de dakhelling bedraagt tussen de 45 en 60º. De nok staat evenwijdig dan wel loodrecht t.o.v. de voorgevelrooilijn. De architectuur is in stijl met het hoofdgebouw. Maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter en nokhoogte 6,00 meter. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 41 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.12: Kleurenrange bakstenen (voorbeeld Wienerberger)
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 42 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.13: Voorbeeld beeldkwaliteitseisen 4.6.2 Openbare ruimte De kwaliteit van de openbare ruimte is af te lezen aan het materiaalgebruik. Dit moet voldoen aan de gewenste sfeer, aan de functionele eisen in het gebruik en sluit aan op de beeldkwaliteit van de woningen. De beoogde sfeer is dorps en de vormgeving zal terughoudend en sober zijn. Hieronder zijn enkele dwarsdoorsnede weergegeven. Hieraan kan afgelezen worden hoe de opbouw van de openbare ruimte zal zijn.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 43 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.14: Profielenkaart
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 44 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.15: Profielen
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 45 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Verharding Wat betreft kleurgebruik van de woningen is een brede range van bruintinten mogelijk. Om een rustig straatbeeld te bereiken wordt voor de verharding neutrale kleuren voorgesteld. Om de functies als rijbaan, parkeren, inritten, buurterf en trottoir van elkaar te onderscheiden, is er gekozen voor kleine kleurnuances en variatie in formaatgroottes en straatverbanden. De uitstraling en daarmee samenhangend het kleurgebruik zal sober zijn.
Figuur 4.16: Referentie voor kleur straatbakstenen Verlichting Voor het plangebied wordt een lichtmast met armatuur voorgesteld die modern is maar wel aansluit op de beoogde dorpse sfeer (zie figuur 4.17). Het betreft een paaltoparmatuur met een lichtpunthoogte van min. 4 meter. De lichtmasten worden op de trottoirs geplaatst en dus niet aan de zijde van de boombeplanting. In figuur 4.18 is weergegeven waar de lichtmasten gepositioneerd kunnen worden. De hart op hart afstanden van de masten zijn indicatief.
Figuur 4.17: Lichtmast en armatuur (Philips Metronomis Cambridge)
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 46 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.18: Positie lichtmasten, afstanden indicatief Groen Openbaar groen Bomen spelen een belangrijke rol in de beeldkwaliteit en uitstraling van het plan. Zij dragen bij aan de beoogde groene en dorpse sfeer. Enerzijds benadrukken de bomen de noordzuidgerichte stedenbouwkundige structuur, anderzijds accentueren bijzondere bomen twee groene ruimtes in het plan. De bomen die de verkavelings- en verkeersstructuur volgen zijn van 2e / 3e grootte en sluiten wat soort betreft aan bij de landschappelijke beplanting in de omgeving. Er kan gedacht worden aan losse beplanting bestaande uit Elzen (Alnus glutinosa).
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 47 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.19: Referentie elzen in het landelijk gebied In de centraal gelegen groene ruimte komen bomen die wat betreft vorm afwijkend zijn van de bomen die de verkavelingsstructuur begeleiden. De bomen hebben ronde kronen, zijn van 2e of 1e grootte en mogen verschillende soorten zijn. Gedacht wordt aan drie Notenbomen (Juglans regia), of verschillende Essen met mooie herfstverkleuringen.
Figuur 4.20: Referentie van Essen in centraal gelegen groene ruimte Erfafscheidingen Groene erfafscheidingen dienen te worden toegepast, met name op de grens naar het openbaar gebied. Te denken valt aan hagen van Beuk (Fagus sylvatica), Esdoorn (Acer campestre) of Linde (Tilia). In het bijzonder geldt dit voor de achterkanten van de kavels aan de zuidwestzijde van het plangebied. Bij voorkeur worden deze erfgrenzen voorzien van een fraaie landschappelijke beplanting in de vorm van lage begroeiing, waarmee een hoogwaardige afronding van de kern Landerd wordt gerealiseerd.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 48 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Figuur 4.21: Referentiebeelden groene hagen
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 49 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 50 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 5 Juridische planopzet
5.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald. Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de planregels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en eventueel specifieke regels voor het gebruik van de bouwwerken. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. Hieronder wordt de systematiek, opbouw en indeling van de regels kort toegelicht. 5.2
Planregels
5.2.1 Indeling hoofdstukken Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid dienen de regels in hoofdstukken te worden geplaatst. Daarbij dient conform een vaste volgorde te worden aangehouden, te weten: Hoofdstuk 1 Inleidende regels (paragraaf 5.2.2) Begrippen. Wijze van meten. Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels (paragraaf 5.2.3) Bestemmingen. Hoofdstuk 3 Algemene regels (paragraaf 5.2.4) Anti-dubbeltelregel. Algemene bouwregels. Algemene aanduidingsregels. Algemene afwijkingsregels. Algemene wijzigingsregels. Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels (paragraaf 5.2.5) Overgangsrecht. Slotregel. 5.2.2 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In dit artikel worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en die om een nadere omschrijving vragen. Artikel 2 Wijze van meten In artikel 2 wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 51 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
5.2.3 Bestemmingsregels De regels van artikel 3 t/m artikel 6 in verband met de bestemmingen kennen allen een gelijke opbouw (voor zover van toepassing). De bestemmingsomschrijving betreft de centrale regel van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend regels die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om een omgevingsvergunning. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. Afwijken van de gebruiksregels is onder voorwaarden mogelijk wanneer een omgevingsvergunning is verkregen van het bevoegd gezag. Artikel 3 Groen Het structurele groen binnen het plangebied heeft de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn onder andere paden toegestaan voor langzaam verkeer en voorzieningen voor waterhuishouding, spelen of parkeren. Daar waar de grond is voorzien van een aanduiding 'waterberging' is de grond tevens bestemd voor waterberging. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, evenals gebouwen ten dienste van de bestemming. Artikel 4 Verkeer De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn ondermeer bestemd voor wegen, voet- en rijwielpaden, parkeer-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut. Gebouwen zijn binnen deze bestemming uitsluitend toegestaan ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut. Daarnaast zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan. De maximale afmetingen hiervan zijn in de bouwregels opgenomen. Artikel 5 Water De gronden die voor 'Water' zijn aangewezen, zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden. Binnen deze bestemming is onder andere waterberging toegestaan, alsmede voor waterlopen en waterpartijen, groenvoorzieningen, paden, infiltratievoorzieningen en kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden. Op de voor water aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is een maximale hoogte opgenomen. Artikel 6 Wonen De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn primair bedoeld voor wonen, daarnaast onder andere ook voor parkeervoorzieningen op eigen terrein. In woningen zijn naast het wonen ook beroepsmatige activiteiten rechtstreeks toegestaan over een beperkt oppervlak. De hoofdgebouwen dienen in het bouwvlak gebouwd te worden, in de gevellijn of maximaal de genoemde afstand daarachter. Bijgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak en/of de aanduiding 'erf' en dienen tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te liggen. Er is een mogelijkheid tot afwijking opgenomen voor het bouwen van een woning met een afwijkende kap, het bouwen van bijgebouwen dichter bij de voorgevel en het bouwen van hoofdgebouwen voor de gevellijn. Daarnaast kan worden afgeweken van de gebruiksregels voor mantelzorg en voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw / bijgebouw. Artikel 7 Waarde - Archeologie Uit het Verdrag van Malta vloeit voort dat bij het opstellen van bestemmingplannen rekening dient te worden gehouden met de archeologische waarden die in de bodem aanwezig zijn. Wanneer duidelijk is dat uitvoering van het bestemmingsplan verstoring van archeologisch waardevolle terreinen tot gevolg heeft, zal voor de vaststelling van het plan duidelijkheid moeten zijn verkregen over de aanwezigheid en veiligstelling van deze waarden, door onderzoek, opgraving en documentatie.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 52 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is opgenomen ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden. Om te voorkomen dat de archeologische waarden door het bouwen of door het uitvoeren van werkzaamheden verloren gaan, is voor de betreffende gronden een voorwaarde opgenomen in de omgevingsvergunning. Dat wil zeggen dat er een vergunning moet zijn verleend, voordat deze werkzaamheden mogen worden uitgevoerd. Voor ondermeer bouwwerkzaamheden met een oppervlakte van 50 m2 of groter en / of dieper dan 50 cm beneden maaiveld, dient een archeologisch rapport te worden overgelegd. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bevoegdheid om deze dubbelbestemming van de verbeelding te verwijderen ter plaatse van gronden die zijn vrijgegeven. 5.2.4 Algemene regels In hoofdstuk 3 van de regels is een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de antidubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene aanduidingsregels, algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels. Artikel 8 Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Artikel 9 Algemene bouwregels Dit artikel geeft de algemene regelingen weer met betrekking tot ondergronds bouwen. Verder wordt in dit artikel, bij de toepassing van regels van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten en wordt een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is. Artikel 10 Algemene aanduidingsregels In dit artikel zijn aanvullende regels opgenomen voor werk ter plaatse van de gronden die zijn aangemerkt met de aanduiding 'archeologische waarden', waarvoor een omgevingsvergunning is vereist. Verder zijn weigeringsgronden, uitzonderings- en afwijkingsregels opgenomen over de toelaatbaarheid van werken. Artikel 11 Algemene afwijkingsregels In dit artikel is aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Artikel 12 Algemene wijzigingsregels Door dit artikel kan het bevoegd gezag gebruik maken van een beperkte bestemmingswijziging. Hierbij gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die geldt voor alle bestemmingen in het plan. 5.2.5 Overgangs- en slotregels Artikel 13 Overgangsrecht In dit artikel is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Artikel 14 Slotregel Als laatste is de slotregel opgenomen. Dit artikel omschrijft de titel van het plan.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 53 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 54 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
In dit hoofdstuk wordt de (economische) uitvoerbaarheid beschreven. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werk door de gemeente moet de economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. 6.1 Economische uitvoerbaarheid Aan de uitvoering de voorgenomen ontwikkeling zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig plan zijn de kosten en opbrengsten van het plan in hoofdlijnen berekend. De kosten voor de planontwikkeling komen ten laste van de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte (ORR). Op grond van de uitgevoerde berekeningen wordt geconcludeerd dat sprake is van een sluitende grondexploitatie. Er bestaan voor de gemeente geen kosten in exploitatieve sfeer. De gemeente heeft zich slechts verplicht tot het zorgdragen van de normale bestuurskosten voor de te volgen procedures en het in beheer en onderhoud nemen van het openbaar gebied. Afspraken hierover zijn voor dit specifieke plangebied met de gemeente gemaakt en vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente en de ORR. Op grond van het voorgaande mag worden geconcludeerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in voldoende mate zeker gesteld kan worden geacht. 6.2 Handhaving Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren. Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de planregels van het plan. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 55 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 56 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 7 Procedure
7.1 Inspraak en vooroverleg Inspraak vindt in het kader van dit bestemmingsplan niet plaats. Een ieder wordt in het kader van de vaststellingsprocedure in de gelegenheid gesteld op het ontwerpbestemmingsplan te reageren. Het ontwerp bestemmingsplan wordt aan de diverse betrokken adviesinstanties en -organen toegezonden in het kader van het wettelijke vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro). 7.2 Vaststelling Het ontwerp bestemmingsplan Willevenstraat ligt gedurende 6 weken ter inzage. Met terinzagelegging wordt vanaf 1 januari 2010 eveneens bedoeld het publiceren en inzichtelijk maken op de website http://www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad. Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Landerd het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken: 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan. 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM - wijzigingen aangebracht. 7.3 Beroep Na vaststelling van het bestemmingsplan Willevenstraat kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Willevenstraat.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 57 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 58 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Regels
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 59 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 60 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 1.2 aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 1.3 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 afhankelijke woonruimte: een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.6 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.7 bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; 1.8 bedrijfsmatige activiteiten: een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen; 1.9 beroepsmatige activiteiten: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied; 1.10 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 61 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
1.11 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011-ON01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen); 1.12 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.13 bijgebouw: een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw; 1.14 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.15 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.16 bouwlaag: een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder; 1.17 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.18 bouwperceelsgrens: de grens van een bouwperceel; 1.19 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.20 bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.21 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.22 dienstverlening: het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden; 1.23 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.24 gestapelde woning: boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is; 1.25 geurgevoelig object: burgerwoningen, ziekenhuizen, bejaarden- en verpleegtehuizen, specifieke objecten voor zeer jonge kinderen (zoals peuterspeelzalen en kinderdagverblijven), hotels en restaurants; Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 62 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
1.26 gevellijn: de op de verbeelding als zodanig aangegeven lijn, waarin de voorgevel van een hoofdgebouw dient te zijn gebouwd; 1.27 hoofdgebouw: een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.28 horecavoorzieningen: het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie waarbij de exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar naast overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt; 1.29 mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.30 ondergronds bouwwerk: een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil; 1.31 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport; 1.32 peil: voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.33 perceelgrens: een grenslijn tussen bouwpercelen onderling; 1.34 plan: het bestemmingsplan 'Willevenstraat' van de gemeente Landerd; 1.35 publieksgerichte dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening; 1.36 seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 63 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
1.37 twee-aaneengebouwde woning: een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen; 1.38 voorgevel: de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt; 1.39 voorzieningen van algemeen nut: voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer; 1.40 vrijstaande woning: een woning die vrijstaand gebouwd is en geen onderdeel uitmaakt van een blok twee of meer aaneen gebouwde of gestapelde woningen; 1.41 waterhuishoudkundige voorzieningen: waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; 1.42 werk: grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk; 1.43 wet/wettelijke regelingen: indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald; 1.44 woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een: a. twee-aaneen woning wordt verstaan: een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2,5 m bedraagt; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen (twee-aaneengebouwde woningen); b. vrijstaande woning wordt verstaan: een woning, waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt; 1.45 zolder: zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen; 1.46 zorgwoning: een woning bedoeld voor bewoning door en/of verzorging van ouderen en/of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 64 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 2
Wijze van meten
2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; de afstand tot de bouwperceelsgrens: tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is; de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend; gevellijn: te meten vanaf de naar de weg gekeerde zijde van de aangeduide lijn. 2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits het bouwdeel niet meer dan 1 meter uitsteekt.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 65 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 66 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. plantsoenen en groenstroken; c. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. waterberging ter plaatse van de aanduiding 'waterberging'; e. bruggen en duikers; f. rijwiel- en voetpaden; g. speelvoorzieningen; h. in- en uitritten; i. jongerenontmoetingsplaatsen; j. hondenuitlaatvoorzieningen; k. voorzieningen van beeldende kunst; l. voorzieningen van algemeen nut; m. parkeervoorzieningen; n. (ondergrondse) afvalcontainers; o. de bij deze doeleinden behorende voorzieningen. 3.2 Bouwregels 3.2.1 Algemeen Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingomschrijving worden gebouwd. 3.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter; b. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 15 m². 3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter, van afvalcontainers 2 meter, van kunstobjecten 7 meter en van overige bouwwerken 3 meter; b. de maximale oppervlakte van afvalcontainers bedraagt 4 m², indien bovengronds geplaatst. 3.3 Specifieke gebruiksregels 3.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; c. opslag en verkoop van motorbrandstoffen; d. opslag en verkoop van vuurwerk; Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 67 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
e. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens; f. parkeervoorzieningen. 3.3.2 Uitzonderingen Het bepaalde in 3.3.1 is niet van toepassing voor zover het betreft: a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming; b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 68 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 4
Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. buurtwegen en daarmee verband houdende voorzieningen; b. perceelsontsluitingswegen en daarmee verband houdende voorzieningen; c. rijwiel- en voetpaden en daarmee verband houdende voorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. (ondergrondse) afvalcontainers; f. groenvoorzieningen; g. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. bruggen en duikers; i. speelvoorzieningen; j. jongerenontmoetingsplaatsen; k. voorzieningen van beeldende kunst; l. voorzieningen van algemeen nut; met de bij deze doeleinden behorende terreinen, voorzieningen en bouwwerken. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd. 4.2.2 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd; b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter; c. de maximale oppervlakte van een voorziening van algemeen nut bedraagt 15 m². 4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de maximale bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 4 meter, van afvalcontainers 2 meter, van kunstobjecten 7 meter, van verlichting, bewegwijzering en verkeersregelinstallaties 8 meter en van overige bouwwerken 3 meter; b. de maximale oppervlakte van afvalcontainers bedraagt 4 m² indien bovengronds geplaatst. 4.3 Specifieke gebruiksregels 4.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen; b. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; d. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens. 4.3.2 Uitzonderingen Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing voor zover het betreft: a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming; b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 69 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 5
Water
5.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. waterberging; b. waterhuishouding; c. waterlopen en waterpartijen; d. groenvoorzieningen; e. paden; f. infiltratievoorzieningen; g. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden. 5.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter. 5.3 Specifieke gebruiksregels 5.3.1 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 70 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 6
Wonen
6.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woningen met de daarbij behorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde alsmede tuinen/(open)erven, brandgangen, in- en uitritten; b. de uitoefening van aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten; c. (open) water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. infiltratievoorzieningen; e. groen(gebieden) en speelvoorzieningen; f. de bij deze doeleinden behorende erven, tuinen, terreinen, voorzieningen en bouwwerken. 6.2 Bouwregels 6.2.1 Algemeen Voor het bouwen gelden de volgende regels: a. op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van genoemde bestemmingsomschrijving worden gebouwd; b. ter plaatse van de aanduiding: 1. 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan; 2. 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan; c. ter plaatse van het bouwvlak mag worden gebouwd: 1. hoofdgebouwen ten behoeve van het bepaalde in 6.1; 2. bijgebouwen ten behoeve van de in 6.1 bedoelde doeleinden; 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. ter plaatse van de aanduiding 'erf' mag worden gebouwd: 1. bijgebouwen ten behoeve van de in 6.1 bedoelde doeleinden; 2. carport; 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; e. het gezamenlijke bebouwingspercentage van hoofdgebouw, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag per bouwperceel niet meer dan 70% bedragen. 6.2.2 Hoofdgebouwen Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: a. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt maximaal één, tenzij anders aangegeven; b. de goot- en bouwhoogte bedragen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven hoogten; c. indien geen nadere aanduidingen omtrent maatvoerings- en situeringseisen zijn gegeven, moeten de hoofdgebouwen voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen zoals aangegeven in onderstaande tabel; Maatvoeringseisen
Vrijstaande woning
Twee-aaneen gebouwde woning
maximale gevelbreedte
15 meter
-
maximale diepte
15 meter
13 meter
Situeringseisen
Vrijstaande woning
Twee-aaneen gebouwde woning
minimale afstand tot zijdelingse perceelsgrens vanaf hoofdgebouw
3 meter aan beide zijden
2,5 meter aan één zijde
minimale afstand van voorgevel achter aangeduide gevellijn
0 meter
0 meter
maximale afstand van voorgevel achter aangeduide gevellijn
3 meter
2 meter
d. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde sub c gelden de volgende regels: 1. de voorgevel dient parallel te lopen aan de gevellijn. Daar waar de gevellijn een kromming bevat mag hiervan worden afgeweken en mag de gevel worden opgebouwd uit elementen die loodrecht op de zijdelingse perceelsgrenzen staan en die verspringen binnen de bandbreedte van de in bovenstaande tabel aangegeven afstanden achter de Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 71 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
aangeduide gevellijn; 2. hoofdgebouwen moeten worden voorzien van een kap, waarbij voor de dakhelling geldt dat de gebouwen vanaf de goothoogte dienen te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet minder dan 45o en niet meer dan 60o mag bedragen in combinatie met rechtopgaande gevelconstructies, waaronder ook topgevels. 3. vóór de gevellijn mag per woning één portaal en/of erker worden gebouwd aan de voorgevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat: de diepte van een erker maximaal 1,5 m bedraagt; de erker ten hoogste 50% van de breedte van de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag beslaan; de bouwhoogte van de erker ten hoogste gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag + 0,25 m van het hoofdgebouw. 6.2.3 Bijgebouwen Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels: a. bijgebouwen moeten voldoen aan de maatvoerings- en situeringseisen, zoals aangegeven in onderstaande tabel; Maatvoeringseisen
Eis
maximale goothoogte
3 meter
maximale bouwhoogte
6 meter
maximale breedte
5 meter
maximale oppervlakte vrijstaand bijgebouw
40 m²
Situeringseisen
Eis
minimale afstand achter de voorgevel
1 meter
b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 70 m2, vermeerderd met 10% van het aantal vierkante meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m2, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer dan 250 m2 mag bedragen; 6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op bouwpercelen gelden de volgende regels: a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, voor zover gelegen vóór de voorgevel, bedraagt 1 meter; b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor het overige bedraagt 2 meter; c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter, met dien verstande dat de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen vóór de voorgevel 1 meter bedraagt. 6.3 Afwijken van de bouwregels 6.3.1 Afwijken kap Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 sub d voor de bouw van een woning met afwijkende dakhelling, onder volgende voorwaarden: a. het bouwplan past in stedenbouwkundig opzicht in de omgeving, daarbij lettend op situering en hoogtedifferentiatie; b. het bouwplan betreft een in architectonisch opzicht afgerond bouwplan dat niet kan worden gerealiseerd binnen het bepaalde in artikel 6.2.2 sub d zonder daarbij in essentieel opzicht af te wijken van de architectonische uitgangspunten welke aan het bouwplan ten grondslag liggen. 6.3.2 Afwijken bouw hoofdgebouw voor de gevellijn Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.2 sub c voor de bouw van een hoofdgebouw geheel of gedeeltelijk voor de aangeduide gevellijn, onder de volgende voorwaarden: Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 72 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
a. het hoofdgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied; b. door de bouw van het hoofdgebouw geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad; c. het gedeelte van het hoofdgebouw dat vóór de gevellijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben; d. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van: 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving; 2. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water); 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding; 6. het woon- en leefklimaat. e. er blijft voldoende ruimte beschikbaar voor parkeren op eigen terrein. 6.3.3 Afwijken bouw bijgebouw voor de voorgevel Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 sub a voor de bouw van een bijgebouw of overkapping op een kleinere afstand van de voorgevel danwel geheel of gedeeltelijk voor de voorgevel, onder de volgende voorwaarden: a. het bijgebouw past wat betreft de situering en afmetingen in de stedenbouwkundige opzet van het gebied; b. door de bouw van het bijgebouw vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad; c. het bijgebouw is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel vormt met de voorgevel respectievelijk zijgevel van het hoofdgebouw één geheel; d. de maximale oppervlakte van het bijgebouw bedraagt 20 m²; e. de maximale goothoogte van het bijgebouw bedraagt 3 meter; f. het gedeelte van het gebouw dat voor de gevellijn wordt gebouwd mag geen (geheel of nagenoeg) gesloten wanden hebben; g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van: 1. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving; 2. de milieukwaliteit (waaronder begrepen o.a. archeologie, ecologie, geluid en water); 3. de verkeersveiligheid; 4. de sociale veiligheid; 5. de brandveiligheid en rampenbestrijding; 6. het woon- en leefklimaat; h. er blijft voldoende ruimte beschikbaar voor parkeren op eigen terrein. 6.3.4 Afwijken mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.2.3 ten aanzien van de maximale oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw, onder de volgende voorwaarden: a. het oppervlakte kan worden vergroot tot maximaal 80 m2 , waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij een hoofdgebouw met maximaal 40 m2 mag worden vermeerderd ten opzichte van het bepaalde in artikel 6.2.3 sub b, met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen nooit meer dan 250 m2 mag bedragen; b. het bepaalde sub a is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg zoals bedoeld in artikel 6.5.2. 6.4 Specifieke gebruiksregels 6.4.1 Aan huis verbonden beroepsmatige activiteiten Een aan huis verbonden beroepsmatige activiteit moet voldoen aan de volgende regels: a. tot maximaal 45 m2 in hoofd- en bijgebouwen; b. degene die de activiteit uitvoert is bewoner van de woning; c. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als ondergeschikte activitiet en wel in verband met die activiteit. Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 73 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
6.4.2 Strijdig gebruik Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a. de uitoefening van handel; b. de uitoefening/vestiging van een seksinrichting; c. van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte; d. de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in hoofd- en bijgebouwen; e. het opslaan of bergen van gebruikte, afgedankte c.q. aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken goederen, voorwerpen of materialen, behoudens voor zover noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; f. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover dat noodzakelijk in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden; g. de opslag en verkoop van motorbrandstoffen; h. de opslag en verkoop van vuurwerk; i. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens. 6.4.3 Uitzonderingen Het bepaalde in 6.4.2 is niet van toepassing voor het zover het betreft: a. tijdelijke opslag van materialen, goederen en voorwerpen, welke nodig zijn voor de realisering en/of handhaving van de in het plan aangewezen bestemming; b. opslag in het kader van het normale onderhoud van de gronden. 6.5 Afwijken van de gebruiksregels 6.5.1 Aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2 sub d voor de uitoefening van aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in het hoofdgebouw of een bijgebouw onder de voorwaarden dat: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. het gebruik waarvoor de omgevingsvergunning geldt, geen onevenredige hinder oplevert voor het woonmilieu en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt. Dit betekent in ieder geval dat: 1. in principe geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van die bedrijvigheid welke vergunningplichtig is op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer Besluit van 5 januari 1993, Stb. 1993, nr. 50), tenzij het betreffende gebruik door het stellen van voorwaarden wel verantwoord is; 2. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden; 3. het gebruik naar zijn aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming dient te zijn en geen publieksgerichte voorziening betreft; 4. degene die de activiteiten uitvoert, tevens de gebruiker van de woning is. c. het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. het onttrekken van (een deel van) de bij de desbetreffende woning behorende garage aan de bestemming slechts is toegestaan, indien op het bij de woning behorende erf ten minste één parkeerplaats aanwezig is of gelijktijdig wordt aangelegd; e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met een aan huis gebonden beroepsmatige activiteit; f. geen onevenredige verstoring van de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur plaatsvindt; g. geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend; h. ten hoogste 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met bijgebouwen ten behoeve van de aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten in gebruik mag zijn, met een absoluut maximum van 45 m². 6.5.2 Afwijken mantelzorg Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.4.2 sub c voor het tijdelijk gebruik van een bijgebouw bij een reeds bestaande woning als afhankelijke woonruimte, mits: Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 74 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige; b. op het perceel al een woning aanwezig is; c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven; d. gebleken dient te zijn dat er geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan c.q. bestaande belemmeringen zijn opgeheven; e. de afhankelijke woonruimte binnen de regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt; f. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat het bevoegd gezag de vergunning intrekt indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 75 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 7
Waarde - Archeologie
7.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen. 7.2 Bouwregels Op de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden gelden de volgende bouwregels: 1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie', dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 7.2 onder 1 genoegzaam blijkt dat: a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; b. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften. 3. In de situatie als bedoeld in artikel 7.2 onder 2.b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 4. Het bepaalde in artikel 7.2 onder 1, 2 en 3 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: a. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering; b. een bouwwerk met een oppervlakte kleiner dan 50 m²; c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst, of d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte van maximaal 3 m. 5. Indien het bepaalde in artikel 7.2 onder 3.c van toepassing is, wordt in de voorschriften bij de omgevingsvergunning geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de bouwwerkzaamheden. 7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 1. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag het volgende werk, geen bouwwerk zijnde, en/of de volgende werkzaamheden uit te voeren: a. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, tot een diepte van meer dan 50 cm en het aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 50 cm; b. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen; c. verlagen of verhogen van het waterpeil; d. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; e. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; f. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen. 2. Het verbod als bedoeld in artikel 7.3 onder 1 is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of het werk: a. worden uitgevoerd voor het realiseren van een bouwwerk waarop artikel 7.2 van toepassing is; b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 50 m²; c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; d. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 76 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
3.
4.
5.
6.
ontgrondingvergunning, of; e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3 onder 1 die betrekking heeft op gronden, die zijn aangewezen voor 'Waarde - Archeologie' legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord is vastgesteld. Het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar diens oordeel uit het rapport als bedoeld in artikel 7.3 onder 3 genoegzaam blijkt dat: a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; b. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de vergunning verbonden voorschriften. In de situatie als bedoeld in artikel 7.3 onder 4.b, kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Indien het bepaalde in artikel 7.3 onder 5.c van toepassing is, wordt in de voorschriften geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of het werk.
7.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming deels of geheel te verwijderen van de verbeelding indien: a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn; b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet en voorzover de gronden zijn vrijgegeven door een door het bevoegd gezag goedgekeurd selectiebesluit.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 77 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 78 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 79 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 9
Algemene bouwregels
9.1 Algemene regeling m.b.t. ondergronds bouwen 9.1.1 Ondergronds werk Voor het uitvoeren van een ondergronds werk, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. 9.1.2 Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak; b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²; c. in aanvulling op en/of in afwijking van het bepaalde sub a en b is per perceel maximaal 1 zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden: 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3 meter van zijdelingse en achterste bouwperceelsgrens; 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijgebouwen als bedoeld in artikel 6.2.3 in acht wordt genomen; 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut; d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil; e. bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 9.1.3 Afwijking van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. 9.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; f. de ruimte tussen bouwwerken.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 80 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 10
Algemene aanduidingsregels
10.1 milieuzone - geurzone 10.1.1 Aanduidingsomschrijving Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinderveroorzakend object. 10.1.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan. 10.1.3 Afwijken van de bouwregels Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1.2 voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geurhinderveroorzakende activiteiten van het geurhinderveroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geurhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren. 10.1.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduiding 'milieuzone - geurzone' deels of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen indien de geurhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 81 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. de in de bestemmingsregels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%; b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter; e. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden; 1. Installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan: Op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie. Tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten. 2. Losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan; Buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden. Binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 82 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 12
Algemene wijzigingsregels
12.1 Algemene wijziging Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; c. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 83 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 84 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13
Overgangsrecht
13.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het genoemde in lid 13.1 sub a eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 13.1 sub a met maximaal 10%. c. Lid 13.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 13.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid 13.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 85 van 86
bestemmingsplan Willevenstraat
Artikel 14 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Willevenstraat' van de gemeente Landerd. Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van .......................................... De voorzitter,
De griffier,
………………
………………
Grontmij Nederland B.V.
NL.IMRO.1685.bpschwilleven2011- ontwerp 2 Pagina 86 van 86