HERZIENE VERSIE
BEANTWOORDING ZIENSWIJZEN,
Bestemmingsplan BOTLEK – VONDELINGENPLAAT Bestemmingsplan EUROPOORT EN LANDTONG Bestemmingsplan MAASVLAKTE 1
November 2013
Beantwoording zienswijzen (zie tevens de bijlage bij het raadsvoorstel: de lijst met namen van reclamanten). Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
2.1
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM)
Op de verbeelding is een aantal NAM-leidingen niet geheel correct weergegeven. Reclamant verzoekt de raad de verbeelding aan te passen, zodat de leidingen worden opgenomen in de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'.
De vier NAM-leidingen liggen buiten de formele leidingstrook ten oosten van de Maeslantkering. Naast een gasleiding betreft het ook een olieleiding, aardgascondensaatleiding en een reserveleiding.
3.1
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM)
Op de verbeelding is een aantal NAM-leidingen niet geheel correct weergegeven. Reclamant verzoekt de raad de verbeelding aan te passen, zodat de leidingen worden opgenomen in de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook'.
De leidingen lopen voor een klein deel buiten de formele leidingstrook. Door uitbreiding van de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' op deze locatie kan worden voldaan aan het verzoek.
3.2
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM)
De NAM-inrichting Botlek-1 is niet juist weergegeven op de verbeelding. De locatie heeft slechts gedeeltelijk een bedrijfsbestemming, die niet overeenkomt met de terreingrenzen van de inrichting. Reclamant verzoekt de Raad de verbeelding aan te passen.
In het ontwerpbestemmingsplan was voor de NAMinrichting Botlek-1 niet de juiste begrenzing opgenomen.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' op te nemen ter hoogte van de Nieuwe Waterweg, zodat de aanwezige NAM-leidingen op de juiste wijze zijn bestemd. Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ de dubbelbestemming 'Leiding - Leidingstrook' op te nemen ter hoogte van de Nieuwe Waterweg, zodat de aanwezige NAM-leidingen op de juiste wijze zijn bestemd. Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat ‘ aan te passen met de juiste begrenzing van de NAM-inrichting.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 2
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
3.3
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM)
Aan de gronden waarop de NAM-inrichtingen Botlek-1 en Pernis-West-1 zijn gelegen, is ten onrechte de bestemming 'Bedrijf - Ruwe Olie Raffinage' gegeven. Deze omschrijving sluit niet aan bij de bedrijfsactiviteiten. Reclamant verzoekt de raad beide bestemmingen te bestemmen als mijnbouwinrichting, die bedoeld is voor winning en behandeling van ruwe aardolie en/of aardgas.
De bedrijfsactiviteiten van de NAM komen niet overeen met hetgeen in het ontwerpbestemmingsplan BotlekVondelingenplaat was opgenomen.
3.4
Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM)
Reclamant verzoekt de gemeente om voor planvaststelling de wijzigingen (naar aanleiding van de zienswijze) aan de NAM voor te leggen.
Er heeft afstemming plaatsgevonden met de reclamant over de verwerking van de zienswijzen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ aan te passen met de functieaanduiding ‘mijnbouwinrichting’ en aan de bestemming ‘Bedrijf-Ruwe olie en raffinage’ toe te voegen bij de aanduidingen: ter plaatse van de functieaanduiding ‘mijnbouwinrichting ‘ is een mijnbouwinrichting toegestaan. Met de aanduiding ‘mijnbouwinrichting’ is winning en behandeling van ruwe aardolie en/of aardgas ter plaatse van de aanduiding toegestaan. Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat).
4.1 en 5.1
Toeristisch Ondernemers Platform VoornePutten
Reclamant verzoekt de raad om de Veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer te situeren op de afgesproken 'demarcatielijn'. Hiertoe voert reclamant het volgende aan [zie volgende items]:
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: Wij zijn met Gedeputeerde Staten (GS) van de provincie Zuid-Holland van mening dat de voorgestelde ligging van de veiligheidscontour een optimale balans is tussen de havenactiviteiten enerzijds en functies in de omgeving anderzijds. Dit wordt in onderstaande beantwoording nader toegelicht. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 3
VC.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
4.2 en 5.2
Toeristisch Ondernemers Platform VoornePutten
Reclamant geeft aan dat de ligging van de Veiligheidscontour in strijd is met de in het verleden bij de aanleg van Maasvlakte 1 afgesproken demarcatielijn is afgesproken.
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
In het eerste besluit (21 juli 1964) over de demarcatielijn is opgenomen dat deze lijn de zuidelijke begrenzing vormt van het op de Maasvlakte te ontwikkelen havengebied. Daarbij wordt er van uitgegaan dat er geen landschappelijk al te storende elementen langs deze begrenzing zullen verschijnen. De Brielse Maasmond wordt bestemd als overgangszone tussen havens op de Maasvlakte en de kust van Voorne. In latere besluiten (1969 en 1986) over aanpassingen van de ligging van de demarcatielijn wordt alleen nog gesproken over de zuidelijke begrenzing van het havengebied. De demarcatielijn is in het verleden steeds vastgelegd in de streekplannen van Zuid-Holland en is nu in de meest actuele vorm (na aanpassing in verband met de besluitvorming over Maasvlakte 2) opgenomen in de Provinciale Structuurvisie (functiekaart). De demarcatielijn strekt er toe te borgen dat de havenactiviteiten noordelijk van de demarcatielijn blijven, niet om de milieueffecten van de havenactiviteiten als zodanig te begrenzen. Zoals uit de functiekaart bij de van de Provinciale Structuurvisie blijkt, is de demarcatielijn opgenomen lopend vanaf de C2-bocht, via de zuidelijke oever van Maasvlakte 1 en 2 naar zee. Anders dan in de zienswijze wordt gesuggereerd loopt deze lijn dus ten noorden van het Oostvoornse meer niet door in landinwaartse richting. De demarcatielijn duidt enkel de fysieke begrenzing van de haven enerzijds en het ten zuiden van het havengebied gelegen (natuur)gebied anderzijds; de demarcatielijn strekt er niet toe de milieueffecten als zodanig te begrenzen. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2). Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 4
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
4.3 en 5.3
Toeristisch Ondernemers Platform VoornePutten
Reclamant is van mening dat het Havenbedrijf op al zijn terreinen nog volop ruimte heeft voor de vestiging van bedrijven die niet aan de benodigde lichte voorwaarden voldoen voor vestiging op het Krabbeterrein en de Hartelstrook.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’)
4.4 en 5.4
Toeristisch Ondernemers Platform VoornePutten
Reclamant heeft de indruk dat de situering van de Veiligheidscontour zo gekozen is in verband met toezeggingen aan bedrijven zoals o.a. de EMO, die activiteiten gaat ontwikkelen die gepaard gaan met gevaarlijke stoffen en overlast gevende situaties zoals stof en stank.
De in de zienswijze bedoelde terreinen op de gedempte Hartelstrook en het Krabbeterrein, gelegen in plangebied van bestemmingsplan ‘Maasvlakte – 1’, maken onderdeel uit van het haven- en industriecomplex. Zij zijn ooit aangelegd voor het vestigen van havenindustrie. Het ontnemen van die vestigingsmogelijkheid in het onderhavige bestemmingsplan is niet alleen niet wenselijk, maar ook in strijd met het voor het havengebied geldende ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam, de provincie Zuid-Holland en het Rijk. Zowel de Havenvisie, de Provinciale Structuurvisie als het Barro voorzien namelijk in een intensiveringsopgave voor het havengebied, juist om in de toekomst een ongewenste druk op minder of niet voor dergelijke milieubelastende industrievormen geschikte bedrijfsterreinen in de omgeving van de haven te voorkomen. Daarbij komt dat er inhoudelijk ook geen noodzaak is ter plekke zwaardere activiteiten weg te bestemmen. Uit het MER blijkt immers dat het voorgestane ruimtegebruik binnen de afgesproken en wettelijke kaders past. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
Tevens geeft reclamant aan dat de gekozen situering van de veiligheidscontour ten koste gaat van de recreatiemogelijkheden rond het Oostvoornse Meer. Men stelt dat rekening is gehouden met de recreatieve voorzieningen in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013. Reclamant heeft de indruk dat daar de veiligheidsrisico's blijkbaar niet meer gelden.
De onderzoeken uit het MER Havenbestemmingsplannen zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven zich uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van de bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 5
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie Als uitgangspunt voor de ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour en niet de op- en overslag van kolen en ertsen. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfen, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiken, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt). Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 6
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
4.5 en 5.5
Toeristisch Ondernemers Platform VoornePutten
Reclamant geeft aan dat er geen sprake is van een evenwichtige afweging van belangen.
In de Havenvisie 2030 is aangegeven dat in het Rotterdamse havengebied groei moet worden geaccommodeerd door enerzijds nieuw vestiging op de nog niet ingevulde kavels zo veel mogelijk te faciliteren en anderzijds intensivering bij bestaande bedrijven mogelijk te maken. Dit sluit aan bij de Provinciale Structuurvisie en de AMvB Ruimte die eveneens voorzien in een intensiveringsopgave. Daarbij dienen de wettelijke grenzen vanzelfsprekend in acht te worden genomen. Uit het MER blijkt dat dit het geval is.
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond (bestemmingsplan Maasvlakte 1) te verklaren.
6.1, 7.1 en 8.1
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
De Veiligheidsregio ziet graag dat zij vroegtijdig betrokken wordt en in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over mogelijke aanvullende maatregelen. Parallel werkt de Veiligheidsregio graag met de Gemeente, HbR en overige diensten samen om een aanvullend afsprakenkader op te
In het kader van de belangenafweging is vastgesteld dat de intensiveringsopgave niet in strijd komt met het belang bij voortzetting van de dagrecreatie conform het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013. Er zijn geen beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfen, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiken, fietsen en wandelen. Ter hoogte van de noordoever van het Oostvoornse meer is bovendien maatwerk geleverd met betrekking tot de ligging van de veiligheidscontour (inkepingen waardoor ook uitbreidingen die nog niet zijn meegenomen in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 mogelijk zijn), maar ook in de wijze van bestemmen van de Hartelstrook en het Krabbeterrein. Anders dan bij de meer naar binnen gelegen haven- en industrieterreinen het geval is, zijn op de Hartelstrook en het Krabbeterrein minder milieubelastende deelsegmenten positief bestemd. Van een onzorgvuldige afweging van de verschillende betrokken belangen is daarom geen sprake. Ook bij de verdere ontwikkelingen zoals het genoemde afsprakenkader zal de Veiligheidsregio betrokken worden.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 7
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Nr.
6.2, 7.2 en 8.2
Naam
Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond
Reclamanten met nummer 9.1, 10.1, 11.1, 15.1, 16.1, 17.1, 18.1, 19.1, 20.1, 21.1, 22.1, 24.1, 28.1, 29.1, 30.1, 31.1, 32.1, 33.1, 34.1, 35.1, 36.1, 38.1, 39.1, 40.1, 41.1, 42.1, 43.1, 44.1, 45.1, 46.1, 47.1, 49.2, 50.1, 51.1, 52.1, 53.1, 54.1, 55.1, 56.1, 58.1, 59.1, 60.1, 61.1, 62.1, 63.1, 64.1, 65.1, 66.1, 67.1, 69.1, 70.1, 71.1, 74.1, 75.1, 77.1, 78.1, 79.1, 80.1, 82.1, 83.1, 85.1, 88.1, 89.1, 91.1, 92.1, 93.1, 94.1, 95.1,96.1, 97.1, 98.1, 99.1, 100.1, 101.1, 102.1, 103.1, 105.1, 106.1, 107.1, 108.1, 109.1, 110.1, 116.1, 117.1, 119.1, 121.1, 122.1, 124.1, 126.1, 127.1, 129.1, 131.1, 133.1, 134.1, 135.1, 136.1, 137.1, 138.1, 139.1, 140.1, 141.1, 142.1, 143.1, 144.1, 145.1, 146.1, 147.1, 148.1, 149.1, 150.1, 152.1, 153.1, 156.1, 157.1, 158.1, 159.1, 160.1, 161.1, 162.1, 163.1, 164.1, 165.1, 166.1, 167.1, 168.1, 169.1, 170.1, 171.1, 172.1, 173.1, 175.1, 176.1, 187.1, 188.1, 189.1, 190.1, 191.1, 192.1, 193.1, 195.1, 196.1, 197.1, 198.1, 199.1, 200.1, 201.1, 202.1, 204.1, 206.1, 215.1, 217.1, 218.1, 221.1,
Zienswijze stellen dat gericht is op het proces en de borging van maatregelen bij functioneel gebonden (beperkt) kwetsbare objecten. De Veiligheidsregio denkt graag mee met HbR, Gemeente en overige diensten en organisaties in het kader van het nadere onderzoek naar op welke manier de communicatie het beste kan worden ingevuld. Door reclamanten zijn min of meer gelijkluidende zienswijzen ingediend. Reclamanten geven aan het hoogst merkwaardig te vinden dat een ingrijpende aanpassing en verandering van een bestemmingsplan en de vaststelling van de bijbehorende veiligheidscontour, welke van grote invloed zijn voor de gemeente Westvoorne en voor het eiland Voorne-Putten, juist in deze vakantieperiode ter visie wordt gelegd.
Reactie
Conclusie
Ook bij de nadere vormgeving van de communicatie over de veiligheidscontour zal de Veiligheidsregio betrokken worden.
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1). Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1)
De ontwerpbestemmingsplannen hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen. Van die termijn is in diverse dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen kennis gegeven. Daarmee is voldaan aan de in afdeling 3.4 Awb opgenomen wettelijke vereisten. De termijn voor het indienen van zienswijzen is daarnaast op diverse informatiebijeenkomsten in de regio bekend gemaakt. Voorts is gedurende de termijn een herhaalde kennisgeving gepubliceerd in de betrokken dag-, nieuws- en huis-aanhuisbladen. Reclamanten hebben van de geboden termijn gebruik gemaakt en een zienswijze ingediend. Wij zijn dan ook van oordeel dat reclamanten afdoende in de gelegenheid zijn geweest zich voor te bereiden op hun zienswijze en deze tijdig kenbaar te maken.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 8
Nr.
Naam
222.1, 223.1, 224.1, 225.1, 226.1, 227.1, 230.1, 231.1 en 232.1 Reclamanten met nummer 9.2, 10.2, 11.2, 15.2, 16.2, 17.2, 18.2, 19.2, 20.2, 21.2, 22.2, 23.1, 24.2, 27.1, 28.2, 29.2, 30.2, 31.2, 32.2, 33.2, 34.2, 35.2, 36.2, 38.2, 39.2, 40.2, 41.2, 42.2, 43.2, 44.2, 45.2, 46.2, 47.2, 49.3, 50.2, 51.2, 52.2, 53.2, 54.2, 55.2, 55.7, 56.2, 58.2, 59.2, 60.2, 61.2, 62.2, 63.2, 64.2, 65.2, 66.2, 67.2, 68, 69.2, 70.2, 71.2, 72, 73, 74.2, 75.2, 77.2, 77.7, 78.2, 79.2, 80.2, 81.3, 82.2, 83.2, 83.7, 84, 85.2, 88.2, 89.2, 90.1, 91.2, 92.2, 93.2, 94.2, 95.2, 96.2, 97.2, 98.2, 99.2, 100.2, 100.7, 101,2, 102.2, 103.2, 105.2, 106.2, 107.2, 108.2, 109.2, 110.2, 116.2, 117.2, 119.2, 121.2, 122.2, 124.2, 126.2, 127.2, 129.2, 131.2, 133.2, 134.2, 135.2, 136.2, 137.2, 138.2, 139.2, 140.2, 141.2, 142.2, 143.2, 144.2, 145.2, 146.2, 147.2, 148.2, 149.2, 150.2, 151, 152.2, 153.2, 154, 156.2, 157.2, 158.2, 159.2, 160.2, 161.2, 162.2, 163.2, 164.2, 165.2, 166.2, 167.2, 168.2, 169.2, 170.2, 171.2, 172.2, 173.2, 174, 175.2, 176.2, 187.2, 188.2, 189.2, 190.2, 191.2, 192.2, 193.2, 194.1, 195.2, 196.2, 197.2, 198.2, 199.2, 200.2, 201.2, 202.2, 204.2, 206.2, 215.2, 217.2, 218.2, 221.2, 222.2, 223.2, 224.2, 225.2, 226.2, 227.2, 230.2, 231.2 en 232.2
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Reclamanten geven aan dat er een onzorgvuldige afweging wordt gemaakt tussen de economische belangen van de Rotterdamse haven en het woon,en leefklimaat van de buurgemeente Westvoorne en de buurgemeenten op Voorne-Putten. Hetzelfde geldt voor wat betreft het intensieve gebruik van de noordoever van het Oostvoornse Meer door recreanten uit de wijde regio. Het Oostvoornse Meer vervult een belangrijke rol voor de recreatie in onze regio, en wordt dagelijks door een groot aantal mensen benut voor windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. Reclamanten zijn van mening dat het ontoelaatbaar is dit op te offeren ten behoeve van uitsluitend economische belangen.
In de Havenvisie 2030 is aangegeven dat in het Rotterdamse havengebied groei moet worden geaccommodeerd door enerzijds nieuw vestiging op de nog niet ingevulde kavels zo veel mogelijk te faciliteren en anderzijds intensivering bij bestaande bedrijven mogelijk te maken. Daarbij dienen de wettelijke grenzen vanzelfsprekend in acht te worden genomen. Uit het MER blijkt dat dit het geval is.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen Europoort en Landtong en ‘Maasvlakte 1’) ongegrond te verklaren.
Reclamanten geven aan bezwaar te maken tegen het plan om het Oostvoornse meer of Slag Stormvogel op de schop te nemen en/of om te toveren voor industrie. De industrie moet het maar doen met de ruimte die nu nog braak liggen op de industrieterreinen.
Anders dan reclamanten stellen leidt de ligging van de veiligheidscontour niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. Deze activiteiten blijven dus onverkort mogelijk. Verder is juist ter hoogte van de noordoever van het Oostvoornse meer een optimale balans ontstaan tussen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gedempte Hartelstrook en het Krabbeterrein enerzijds en het recreatieve gebruik van de noordoever anderzijds. Die balans komt bijvoorbeeld tot uitdrukking met betrekking tot de ligging van de veiligheidscontour, maar ook in de wijze van bestemmen. Anders dan bij de meer naar binnen gelegen haven- en industrieterreinen het geval is, zijn op de Hartelstrook en het Krabbeterrein juist minder milieubelastende deelsegmenten positief bestemd. Wij zijn van mening dat er een zorgvuldige afweging van de verschillende betrokken belangen heeft plaatsgevonden.
Anders dan reclamanten stellen, maken de havenbestemmingsplannen geen industriële activiteiten ruimtelijk mogelijk op de noordrand van het Oostvoornse meer. Evenmin vinden er ingrepen plaats in het Oostvoornse meer.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 9
Nr.
Naam
Reclamanten met nummer 9.3, 10.3, 11.3, 15.3, 16.3, 17.3, 18.3, 19.3, 20.3, 21.3, 22.3, 23.2, 24.3, 27.2, 28.3, 29.2, 29.3, 30.3, 31.3, 32.3, 33.3, 34.3, 35.3, 36.3, 38.3, 39.3, 40.3, 41.3, 42.3, 43.3, 44.3, 45.3, 46.3, 47.3, 48, 49.4, 50.3, 51.3, 52.3, 53.3, 54.3, 55.3, 56.3, 57, 58.3, 59.3, 60.3, 61.3, 62.3, 63.3, 64.3, 65.3, 66.3, 67.3, 69.3, 70.3, 71.3, 74.3, 75.3, 77.3, 78.3, 79.3, 80.3, 81.4, 82.3, 83.3, 85.3, 88.3, 89.3, 90.3, 91.3, 92.3, 93.3, 94.3, 95.3, 96.3, 97.3, 98.3, 99.3, 100.3, 101,3, 102.3, 103.3, 105.3, 106.3, 107.3, 108.3, 109.3, 110.3, 116.3, 117.3, 119.3, 121.3, 122.3, 124.3, 126.3, 127.3, 129.3, 131.3, 133.3, 134.3, 135.3, 136.3, 137.3, 138.3, 139.3, 140.3, 141.3, 142.3, 143.3, 144.3, 145.3, 146.3, 147.3, 148.3, 149.3, 150.3, 152.3, 153.3, 156.3, 157.3, 158.3, 159.3, 160.3, 161.3, 162.3, 163.3, 164.3, 165.3, 166.3, 167.3, 168.3, 169.3, 170.3, 171.3, 172.3, 173.3, 175.3, 176.3, 187.3, 188.3, 189.3, 190.3, 191.3, 192.3, 193.3, 194.2, 195.3, 196.3, 197.3, 198.3, 199.3, 200.3, 201.3, 202.3, 204.3, 206.3, 215.3, 217.3, 218.3, 221.3, 222.3, 223.3, 224.3, 225.3, 226.3, 227.3, 230.3, 231.3 en 232.3
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Volgens de ontwerp bestemmingsplannen is het mogelijk dat er direct aan de overzijde van de N-15, grenzend aan de noordoever van het Oostvoornse Meer en direct achter de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel), nieuwe bedrijven gevestigd worden. Deze locaties vallen onder de verander,- en ontwikkelingslocaties. Reclamanten geven aan dat vestiging van risicovolle bedrijven die direct grenzen aan de noordrand van Oostvoorne en direct achter de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) niet mogelijk gemaakt moet worden. Ook vrezen reclamanten toename van geluid, stank en visuele ontsiering. Het aangrenzend Krabbeterrein en de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) zou in zijn geheel bestemd moeten worden zoals het nu in gebruik is, dus ruimte voor natuur, recreatieve voorziening en horeca, en geen toevoeging aan het haventerrein.
Het in de zienswijze bedoelde terrein op Maasvlakte 2 maakt geen onderdeel uit van de betrokken plangebieden en wordt ten onrechte aangehaald. De terreinen op de Hartelstrook en het Krabbeterrein maken onderdeel uit van het haven- en industriecomplex. Zij zijn ooit aangelegd voor het vestigen van havenindustrie. Het ontnemen van die vestigingsmogelijkheid in de onderhavige bestemmingsplannen is niet alleen niet wenselijk, maar ook in strijd met het voor het havengebied geldende ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam, de provincie ZuidHolland en het Rijk. Zowel de Havenvisie, de Provinciale Structuurvisie als het Barro voorzien namelijk in een intensiveringsopgave voor het havengebied, juist om in de toekomst een ongewenste druk op minder of niet voor dergelijke milieubelastende industrievormen geschikte bedrijfsterreinen in de omgeving van de haven te voorkomen. Daarbij komt dat er ook geen noodzaak is ter plekke zwaardere activiteiten weg te bestemmen. Uit het MER blijkt immers dat van de gesuggereerde ontoelaatbare hinder als gevolg van het voorgestane ruimtegebruik geen sprake zal zijn.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen Europoort en Landtong en ‘Maasvlakte 1’) ongegrond te verklaren.
Reclamanten geven tevens aan dat een en ander haaks staat op eerder naar buiten gebrachte plannen inzake het Oostvoornse Meer. Bewoners van de regio en recreanten uit de hele randstad is voorgehouden, dat het Oostvoornse meer hen een ongestoorde mogelijkheid tot recreatie zou bieden. In dit kader zijn er diverse werkzaamheden verricht, zoals het herinrichten van de noordoever. Ondernemers hebben zich gevestigd; de door hen gedane investeringen zullen bij verwezenlijking van de aangegeven plannen in rook op gaan. Kortom, doorvoeren van de voorgenomen plannen is beslist ongewenst.
De gekozen planologische invulling leidt niet tot beperkingen op het gebruik voor dagrecreatie van het Oostvoornse meer en de noordoever. Dat gebruik kan gewoon worden voortgezet (zie ook het hiervoor opgenomen antwoord op zienswijze 9.2 e.a.) Overigens zijn wij van mening dat de duinen van Voorne langs het Oostvoornse meer zorgen voor een natuurlijke afscheiding van het haven- en industriecomplex en het in de zienswijze bedoelde recreatiegebied. Van de gesuggereerde (significante) visuele ontsiering is daarom ook geen sprake. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat ontoelaatbare geur- en geluidoverlast zal ontstaan. Enerzijds niet omdat uit het MER blijkt dat aan de beleidsmatige en wettelijke normen met betrekking tot
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 10
Nr.
Naam
Reclamanten met nummer 9.4, 10.4, 11.4, 15.4, 16.4, 17.4, 18.4, 19.4, 20.4, 21.4, 22.4, 23.3, 24.4, 27.3, 28.4, 29.4, 30.4, 31.4, 32.4, 33.4, 34.4, 35.4, 36.4, 38.4, 39.4, 40.4, 41.4, 42.4, 43.4, 44.4, 45.4, 46.4, 47.4, 49.5, 50.4, 51.4, 52.4, 53.4, 54.4, 55.4, 56.4, 58.4, 59.4, 60.4, 61.4, 62.4, 63.4, 64.4, 65.4, 66.4, 67.4, 69.4, 70.4, 71.4, 74.4, 75.4, 77.4, 78.4, 79.4, 80.4, 81.5, 82.4, 83.4, 85.4, 88.4, 89.4, 90.2, 91.4, 92.4, 93.4, 94.4, 95.4, 96.4, 97.4, 98.4, 99.4, 100.4, 101,4, 102.4, 103.4, 104.2, 105.4, 106.4, 107.4, 108.4, 109.4, 110.4, 116.4, 117.4, 119.4, 121.4, 122.4, 124.4, 126.4, 127.4, 129.4, 131.4, 133.4, 134.4, 135.4, 136.4, 137.4, 138.4, 139.4, 140.4, 141.4, 142.4, 143.4, 144.4, 145.4, 146.4, 147.4, 148.4, 149.4, 150.4, 152.4, 153.4, 156.4, 157.4, 158.4, 159.4, 160.4, 161.4, 162.4, 163.4, 164.4, 165.4, 166.4, 167.4, 168.4, 169.4, 170.4, 171.4, 172.4, 173.4, 175.4, 176.4, 187.4, 188.4, 189.4, 190.4, 191.4, 192.4, 193.4, 194.3, 195.4, 196.4, 197.4, 198.4, 199.4, 200.4, 201.4, 202.4, 204.4, 206.4, 215.4, 218.4, 221.4,
Zienswijze
Reclamanten geven aan dat de voorgestelde veiligheidscontouren voor een groot deel dwars over het Oostvoornse Meer en de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) lopen, waardoor eventuele toekomstige uitbreiding van voorzieningen door ondernemers waarschijnlijk onmogelijk wordt. Het voorzieningenniveau zal daardoor niet verhoogd of verbeterd kunnen worden. De reclamanten zijn van mening dat aan de noordoever van het Oostvoornse Meer en op de zachte zeewering van Maasvlakte 2 duizenden mensen recreëren en het Oostvoornse Meer daarom ook een belangrijke economische schakel voor Westvoorne en het hele eiland Voorne-Putten is. Deze noordoever is dus in de ogen van de reclamanten wel degelijk een kwetsbaar gebied waar veel mensen gedurende een groot deel van de dag verblijven. De reclamanten zijn daarom van mening dat de grens van de veiligheidscontour verlegd moet worden, minimaal langs de demarcatielijn of erboven, en landinwaarts binnen de gehele huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2. Deze locaties moeten te allen tijde geschikt blijven voor de huidige recreatie & sportmogelijkheden die het nu huist, waaronder de sportieve activiteiten zoals golfsurfen, windsurfen & kitesurfen.
Reactie geur en geluid wordt voldaan, anderzijds niet omdat er in het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 diverse projecten worden uitgevoerd gericht op een verdergaande vermindering van de in de omgeving ervaren geur- en geluidoverlast vanuit het haven- en industriecomplex. Deze maatregelen maken onderdeel uit van de Duurzame Dialoog met de gemeente Westvoorne. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De onderzoeken uit het MER Havenbestemmingsplannen zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven zich uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van de bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf. Als uitgangspunt voor de ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour en niet de op- en overslag van kolen en ertsen. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 11
Conclusie
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
222.4, 223.4, 224.4, 225.4, 226.4, 227.4, 230.4, 231.4 en 232.4
Reclamanten met nummer 9.5, 10.5,11.5, 15.5, 16.5, 17.5, 18.5, 19.5, 20.5, 21.5, 22.5, 23.5, 24.5, 27.4, 28.5, 29.5, 30.5, 31.5, 32.5, 33.5, 34.5, 35.5, 36.5, 38.5, 39.5, 40.5, 41.5, 42.5, 43.5, 44.5, 45.5, 46.5, 47.5, 49.6, 50.5, 51.5, 52.5, 53.5, 54.5, 55.5, 56.5, 58.5, 59.5, 60.5, 61.5, 62.5, 63.5, 64.5, 65.5, 66.5, 67.5, 69.5, 70.5, 71.5, 74.5, 75.5, 77.5, 78.5, 79.5, 80.5, 82.5, 83.5, 85.5, 88.5, 89.5, 91.5, 92.5, 93.5, 94.5, 95.5, 96.5, 97.5, 98.5, 99.5, 100.5, 101.5, 102.5, 103.5, 105.5, 106.5, 107.5, 108.5, 109.5, 110.5, 116.5, 117.5, 119.5, 121.5, 122.5, 124.5, 126.5, 127.5, 129.5, 131.5, 133.5, 134.5, 135.5, 136.5, 137.5, 138.5, 139.5, 140.5, 141.5,
Reactie
Conclusie
veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfen, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiken, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt).
Reclamanten geven aan dat de voorgestelde nieuwe systematiek voor het bepalen van de geluidhinder moet bijdragen aan de optimalisatie van de beschikbare geluidruimte. Dit zal volgens de reclamanten betekenen dat het huidige industrie,verkeer,- en spoorweglawaai niet zal verminderen maar zal toenemen. Reclamanten geven aan dat in Oostvoorne en aan de noordkant van VoornePutten nu al veel geluidhinder wordt ondervonden en het lijkt erop dat er geen maatregelen getroffen worden om dit te verbeteren. Dit vinden de reclamanten niet acceptabel. Graag zouden de reclamanten een betere bewaking en registratie van de geluidcontouren opgenomen zien in de plannen, waarbij ook aangegeven wordt welke maatregelen of sancties er aan de betrokken overtreders opgelegd gaan worden. De reclamanten zijn van mening dat de gemeente als eigenaar van de gronden daartoe voldoende
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2). Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 12
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage,
Nr.
Naam
142.5, 143.5, 144.5, 145.5, 146.5, 147.5, 148.5, 149.5, 150.5, 152.5, 153.5, 156.5, 157.5, 158.5, 159.5, 160.5, 161.5, 162.5, 163.5, 164.5, 165.5, 166.5, 167.5, 168.5, 169.5, 170.5, 171.5, 172.5, 173.5, 175.5, 176.5, 187.5, 188.5, 189.5, 190.5, 191.5, 192.5, 193.5, 195.5, 196.5, 197.5, 198.5, 199.5, 200.5, 201.5, 202.5, 204.5, 206.5, 215.5, 218.5,, 221.5, 222.5, 223.5, 224.5, 225.5, 226.5, 227.5, 230.5, 231.5 en 232.5
Reclamanten met nummer 9.6, 10.6, 11.6, 15.6, 15.7, 16.6, 17.6, 18.6, 19.6, 20.6, 21.6, 22.6, 23.6, 23.6, 24.6, 27.5, 28.6, 29.6, 30.6, 31.6, 32.6, 33.6, 34.6, 35.6, 36.6, 38.6, 39.6, 40.6, 41.6, 42.6, 43.6, 44.6, 45.6, 46.6, 47.6, 49.1, 50.6,
Zienswijze middelen moet hebben. De verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen tegen de toename van het geluidniveau van wegverkeer en spoorwegverkeer wordt, volgens de reclamanten, door de gemeente Rotterdam bij de beheerders neergelegd. De reclamanten zijn van mening dat concrete afspraken gemaakt moeten worden met de industrie, wegbeheerder en spoorwegbeheerder om de toename van de geluidbelasting te beperken en zo mogelijk te verlagen.
Reactie
Conclusie
Hierbij wordt nog wel vermeld dat de geluidverkaveling als systematiek alleen de geluidproductie dat op een kavel mag plaatsvinden, regelt en nadrukkelijk niet gaat over de geluidbelasting van transport over het spoor of de weg.
De gevraagde bewaking en registratie van de geluidcontouren via de havenbestemmingsplannen is reeds geborgd: dit vindt plaats via het systeem van I-kwadraat , een geluidverdeel- en registratiesysteem dat het uitgangspunt vormt voor de verlening van de (milieu)omgevingsvergunning in het haven- en industriegebied.
Reclamanten geven aan dat de gemeente Rotterdam regelmatig het bestaan van de zogenaamde demarcatielijn ontkent. Het zou in dit bestemmingsplan passend zijn om de demarcatielijn op te nemen. Tevens verzoeken de reclamanten om de veiligheidscontour nabij de noordoever van het
In het kader van de uitvoering van de Havenvisie 2030 worden projecten uitgevoerd ter vermindering van de in de omgeving ervaren overlast. Zo wordt er gestart met een pilot 'Geluidmeetnet' in Westvoorne waarmee naar verwachting meer inzicht in de geluidbronnen en mogelijke maatregelen wordt verkregen. De verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de afgesproken geluidplafonds op de weg en het spoor is wettelijk neergelegd bij respectievelijk Rijkswaterstaat en ProRail. Dergelijke overschrijdingen worden overigens binnen de planperiode niet voorzien. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De demarcatielijn en daarmee de begrenzing van het havengebied wordt in het bestemmingsplan Maasvlakte 1
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 13
VC
Nr.
Naam
51.6, 52.6, 53.6, 54.6, 55.6, 56.6, 58.6, 59.6, 60.6, 61.6, 62.6, 63.6, 64.6, 65.6, 66.6, 67.6, 69.6, 70.6, 71.6, 74.6, 75.6, 77.6, 78.6, 79.6, 80.6, 81.6, 82.6, 83.6, 85.6, 88.6, 89.6, 90.4, 91.6, 92.6, 92.7, 93.6, 94.6, 95.6, 96.6, 97.6, 98.6, 99.6, 100.6, 101.6, 102.6, 103.6, 105.6, 106.6, 107.6, 108.6, 109.6, 110.6, 116.6, 117.6, 119.6, 121.6, 122.6, 124.6, 126.6, 127.6, 129.6, 131.6, 133.6, 134.6, 135.6, 136.6, 137.6, 138.6, 139.6, 140.6, 141.6, 142.6, 143.6, 144.6, 145.6, 146.6, 147.6, 148.6, 149.6, 150.6, 152.6, 153.6, 156.6, 157.6, 158.6, 159.6, 160.6, 161.6, 162.6, 163.6, 164.6, 165.6, 166.6, 167.6, 168.6, 169.6, 170.6, 171.6, 172.6, 173.6, 175.6, 176.6, 187.6, 188.6, 189.6, 190.6, 191.6, 192.6, 193.6, 194.6, 195.6, 196.6, 197.6, 198.6, 199.6, 200.6, 201.6, 202.6, 204.6, 206.6, 215.6, 217.4, 218.6, 221.6, 222.6, 223.6, 224.6, 225.6, 226.6, 227.6, 230.6, 231.6 en 232.6
Zienswijze
Reactie
Oostvoornse meer te situeren op de afgesproken demarcatielijn. De veiligheidscontour is blijkbaar zo "plooibaar" dat er voor de huidige bebouwing op twee plaatsen een uitzondering in de vorm van een "donut" gemaakt is. Blijkbaar gelden de veiligheidsrisico's daar ineens niet meer. Reclamanten geven aan dat dit niet is uit te leggen aan de gebruikers en recreatieondernemers en vragen zich af of recreatie en verblijf in de bestaande overnachtingsvoorzieningen aan de noordoever van het Oostvoornse Meer mogelijk en veilig is indien bepaalde activiteiten in het plangebied verder toenemen? Reclamanten geven aan dat het in hun ogen kenmerkend is voor deze situatie, indien er toezeggingen zijn gedaan aan de bedrijven die activiteiten willen gaan ontwikkelen op het Krabbeterrein en de Hartelstrook.
niet betwist. In het eerste besluit (21 juli 1964) over de demarcatielijn is opgenomen dat deze lijn de zuidelijke begrenzing vormt van het op de Maasvlakte te ontwikkelen havengebied. Daarbij wordt er van uitgegaan dat er geen landschappelijk al te storende elementen langs deze begrenzing zullen verschijnen. De Brielse Maasmond wordt bestemd als overgangszone tussen havens op de Maasvlakte en de kust van Voorne. In latere besluiten (1969 en 1986) over aanpassingen van de ligging van de demarcatielijn wordt alleen nog gesproken over de zuidelijke begrenzing van het havengebied. De demarcatielijn is in het verleden steeds vastgelegd in de streekplannen van Zuid-Holland en is nu in de meest actuele vorm (na aanpassing in verband met de besluitvorming over Maasvlakte 2) opgenomen in de Provinciale Structuurvisie (functiekaart). De demarcatielijn strekt er toe te borgen dat de havenactiviteiten noordelijk van de demarcatielijn blijven, niet om de milieueffecten van de havenactiviteiten als zodanig te begrenzen. Zoals uit de functiekaart bij de van de Provinciale Structuurvisie blijkt, is de demarcatielijn opgenomen lopend vanaf de C2bocht, via de zuidelijke oever van Maasvlakte 1 en 2 naar zee. Anders dan in de zienswijze wordt gesuggereerd loopt deze lijn dus ten noorden van het Oostvoornse meer niet door in landinwaartse richting. De demarcatielijn duidt enkel de fysieke begrenzing van de haven enerzijds en het ten zuiden van het havengebied gelegen (natuur)gebied anderzijds; de demarcatielijn strekt er niet toe de milieueffecten als zodanig te begrenzen In het antwoord op zienswijze 9.4 is de totstandkoming van ligging van de veiligheidscontour nader toegelicht. Tevens is uitgelegd dat de voorgestelde ligging geen beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en aanwezige voorzieningen en/of de verwachte uitbreiding daarvan. De veiligheidscontour vormt de grens tot waar de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven kunnen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 14
Conclusie
Nr.
Naam
12.1 en 13.1
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
12.2 en 13.2
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Zienswijze
Reclamant merkt op dat uit oogpunt van een duurzame bedrijfsvoering alle risico reducerende maatregelen worden getroffen welke redelijkerwijs mogelijk zijn om haar buisleidingen op veilige wijze te opereren. Reclamant geeft aan dat door deze maatregelen minder conservatieve uitgangspunten gehanteerd kunnen worden en haar berekeningen fors lagere risico's aantoont. Reclamant geeft aan echter begrip te hebben voor de uniforme aanpak voor alle buisleidingen in de regio, en daarom geen bezwaar te hebben tegen de "worst-case" benadering. Wel acht reclamant het van belang te melden dat bij eventuele discussies omtrent aanvaardbaarheid en omtrent risico's van de RRPbuisleidingen, reclamant desgevraagd lagere risicowaarden kan aantonen. Reclamant verzoekt de bepaling uit Artikel 50.3.1 en 51.3.1 van het ontwerpbestemmingsplan BotlekVondelingenplaat en Artikel 45.3.1 van het ontwerpbestemmingsplan Europoort en Landtong, zijnde: "Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de veiligheid met betrekking tot aanwezige leidingen niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten." uit te breiden met de navolgende zinsnede: "en de op de Leiding van toepassing zijnde plaatsgebonden risicocontour
Reactie worden vergund. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen deze contouren zich uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Wij waarderen het aanbod van reclamant om in voorkomend geval, middels detailberekeningen lagere risico's aan te tonen.
De regeling zoals nu opgenomen in de bestemmingsplannen is in overeenstemming met het Besluit externe veiligheid buisleidingen, dat voorschriften voor een dergelijk vergunningstelsel bevat. Wij beschouwen deze regeling als afdoende om de veiligheid te borgen en zien geen noodzaak tot aanpassing.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 15
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ ) ongegrond te verklaren.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Wij stellen u voor het voorstel van reclamant niet over te nemen. De voorgestelde wijzigingen zijn niet noodzakelijk, omdat de beoogde reikwijdte van de bepalingen ook met de huidige redactie bereikt wordt.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ ) ongegrond te verklaren.
Daarnaast bestaat het gevaar dat de opsomming een limitatief karakter krijgt, waardoor de reikwijdte van de regeling juist onbedoeld wordt beperkt. Wel stellen wij u voor om in toelichting een tekst op te nemen, ter verduidelijking van de diverse(aanleg)werkzaamheden.
Wel stellen wij u voor de toelichting (paragraaf 4.7 Juridische planbeschrijving) aan te vullen, waarbij van diverse (aanleg)werkzaamheden en werken voorbeelden worden genoemd.
niet negatief wordt beïnvloed".
12.3 en 13.3
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Reclamant verzoekt onderstaande bepalingen aan Artikel 50.4.1 en 51.5.1 van het ontwerpbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat en Artikel 45.5.1 van het ontwerpbestemmingsplan Europoort en Landtong als volgt te omschrijven: a) het aanbrengen van beplantingen, (hout-)gewas en/of bomen welke dieper dan 30 cm wortelen en/of hoger opgroeien dan 1,5 meter. Dit omdat een maximum waarde t.o.v. een verbod op "diepwortelende of hoog opgroeiende beplanting" meer duidelijkheid schept. b) akkoord- geen opmerkingen c) het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen, mengen en/of het ophogen van gronden. Punt c is hiermee specifieker omschreven. d) het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere open of gesloten oppervlakteverhardingen. Dit omdat het aanbrengen van "open" verharding ook als verbod genoemd dient te worden. e) akkoord- geen opmerkingen f) het aanleggen, verdiepen, vergraven, verruimen, verbreden of dempen van greppels, sloten, watergangen, vijvers en overige waterpartijen het aanbrengen, verwijderen of herstellen van ondergrondse kabels / leidingen of drainage. Punt f is hiermee specifieker omschreven. g) akkoord - geen opmerkingen h) akkoord- geen opmerkingen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 16
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
12.4 en 13.4
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Reclamant verzoekt de navolgende punten aan artikel 50.4.1 & 51.5.1 in het ontwerpbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat en artikel 45.5.1 in het ontwerpbestemmingsplan Europoort en Landtong toe te voegen: i) het aanbrengen van oeverbeschoeiing j) het al dan niet tijdelijk opslaan van grond en/of goederen k) het plaatsen van voorzieningen zoals o.a. tenten voor (incidentele) activiteiten, zoals kermis, circus, (sport)evenementen, rommelmarkten, braderieën, buurtfeesten, fancy fairs, festivals, stads- en/of regionale promotionele activiteiten. Reclamant geeft aan dat op de verbeelding geen indicatie lijkt te zijn aangegeven van het verloop van de in dit gebied betroffen 24 "hogedruk brandstof Leiding". Vanuit de locatie vanaf het RRPterrein (hoek Vondelingenweg- Butaanweg) verloopt de Leiding richting de Vondelingenweg om vervolgens parallel aan de Vondelingenweg (tussen het spoor en de weg) richting het oosten het plangebied te verlaten. Reclamant verzoekt de ontbrekende Leiding met de strook alsnog op te nemen. Tevens verzoekt reclamant, aangezien er momenteel werkzaamheden gaande zijn, de in zienswijze 12.5 genoemde Leiding, gedeeltelijk te verleggen van de leidingstrook naar de leidingstraat, en deze aansluiting ook in de Verbeelding op te nemen.
Wij stellen u voor het voorstel van reclamant niet over te nemen. De voorgestelde wijzigingen zijn niet noodzakelijk, omdat de beoogde reikwijdte van de bepalingen ook met de huidige redactie bereikt wordt.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ ) ongegrond te verklaren.
12.5
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
12.6
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Daarnaast bestaat het gevaar dat de opsomming een limitatief karakter krijgt, waardoor de reikwijdte van de regeling juist onbedoeld wordt beperkt.
De bestemming en bescherming van de leiding is geborgd binnen de bestemming 'Leiding-Leidingstrook' met uitzondering van een klein gedeelte dat buiten de leidingstrook/-straat ligt.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat’ te wijzigen door het toekennen van de bestemming “Leiding – Olie” voor het gedeelte van het tracé dat buiten de leidingstrook /-straat ligt.
Uit de geleverde leidinggegevens concluderen wij dat met de tegemoetkoming aan zienswijze 12.5 ook aan deze zienswijze tegemoet is gekomen.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat’ te wijzigen door het toekennen van de bestemming “Leiding – Olie” voor het gedeelte van het tracé dat buiten de leidingstrook /-straat ligt.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 17
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
12.7 en 13.6
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Reclamant verzoekt om in hoofdstuk 4.2 van de plantoelichting binnen "Nat massagoed - Ruwe olie & raffinage" de omschrijving van de bestemming BRAT "Raffinaderijterminals, bedrijven waar ruwe olie en minerale olieproducten worden op- en overgeslagen met be- en verwerkt en doorgepompt naar de raffinaderijen" te wijzigen in: "Raffinaderijterminals, bedrijven waar ruwe olie en/of minerale olieproducten worden op- en overgeslagen en/of be- of verwerkt en/of doorgepompt naar raffinaderijen of overige bedrijven.
Mede naar aanleiding van deze zienswijze stellen wij voor de omschrijving in paragraaf 4.2 als volgt aan te passen: 'Raffinaderijterminals, bedrijven waar ruwe olie en minerale olieproducten worden op- en overgeslagen, be- en verwerkt en doorgepompt naar hoofdzakelijk raffinaderijen'.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ ) van reclamant gegrond te verklaren en de toelichting van de bestemmingsplannen in paragraaf 4.2 aan te passen als volgt: 'Raffinaderijterminals, bedrijven waar ruwe olie en minerale olieproducten worden op- en overgeslagen, be- en verwerkt en doorgepompt naar hoofdzakelijk raffinaderijen'.
12.8
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
13.5
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
Reclamant verzoekt de bestemming van de locatie aan de Butaanweg 215 te Vondelingenplaat (RRP terrein Pernis pompstation) bestemd als B- BedrijfRuwe olie en raffinage (B-ROR) te wijzigen in B-RAT en tevens deze in de legenda van de betreffende plankaart op te nemen. Reclamant geeft aan dat er op de verbeelding geen Leiding van de in dit gebied betroffen 36 "hogedruk brandstof Leiding" lijkt te zijn aangegeven. De Leiding begint aan de locatie vanaf het RRP afsluiter manifold (aan de Moezelweg 403 te Europoort), verloopt vervolgens binnen de leidingstraat, tot aan het RRP boosterstation (aan de Moezelweg 105 te Europoort) om dan weer de leidingstraat te volgen tot aan de Thomassentunnel en deze haaks
Tevens stellen wij u voor de bestemmingsplanregel van de bestemming ‘Bedrijf – Raffinaderijterminals’ aan te passen. Met deze aanpassingen wordt tegemoetgekomen aan deze zienswijze van reclamanten.
Wij stellen u voor niet aan deze zienswijze tegemoet te komen. De huidige activiteiten passen in het ontwerpbestemmingsplan.
De bestemming en bescherming van de leiding is geborgd binnen de bestemming 'Leiding-Leidingstrook' met uitzondering van een klein gedeelte dat buiten de leidingstrook ligt.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 18
En de planregel van de bestemming ‘Bedrijf – Raffinaderijterminal” onder lid1a te veranderen naar: op- en overslag van ruwe olie en minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking ten behoeve van hoofdzakelijk raffinaderijen. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat).
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan Europoort en Landtong ’ te wijzigen door het toekennen van de bestemming “Leiding – Olie” voor het gedeelte van het tracé dat buiten de leidingstrook ligt.
Nr.
Naam
13.7
N.V. Rotterdam - Rijn Pijpleiding Maatschappij (RRP)
25.1
Gemeente Westvoorne
Zienswijze bovenlangs te kruisen en zo het plangebied te verlaten. Reclamant verzoekt de 36 "ruwe olieleiding" met de belemmerde strook op te nemen in de plankaart. Reclamant geeft aan dat op de plankaart twee locaties van RRP aanwezig zijn, waarvan er een onjuist omschreven is. a) de locatie aan de Moezelweg 105 te Europoort (RRP terrein Rozenburg boosterstation) aangeduid als B- Bedrijf- Raffinaderijterminal (B-RAT). b) de locatie aan de Moezelweg 403 te Europoort (RRP terrein Europoort afsluiter-manifold) is ons inziens ten onrechte aangeduid als B - Verkeer (V). RPP verzoekt deze laatst genoemde locatie ook als B - Bedrijf- Raffinaderijterminal (BRAT) te bestemmen. Reclamant geeft aan minder tevreden te zijn over het moment van de ter inzage legging die juist in de zomervakantie valt, temeer daar de conceptontwerpen die hieraan voorafgingen in de periode van de kerstvakantie ter inzage zijn gelegd.
Reactie
Conclusie
Wij constateren met reclamant dat de genoemde locatie onder b) niet juist is bestemd en stellen u voor het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ gewijzigd vast te stellen.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de genoemde locatie onder b) op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ te bestemmen als BedrijfRaffinaderijterminal.
De ontwerpbestemmingsplannen hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen, waarmee is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke termijn. Van die termijn is in diverse dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen kennis gegeven. De termijn voor het indienen van zienswijzen is daarnaast op diverse informatiebijeenkomsten in de regio bekend gemaakt. Voorts is gedurende de termijn een herhaalde kennisgeving gepubliceerd in de betrokken dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen. De ter inzagetermijn was ook uit diverse overleggen aan reclamant bekend en heeft van deze termijn gebruik gemaakt. Reclamant is in een eerdere fase in de gelegenheid gesteld te reageren op de conceptontwerpbestemmingsplannen en hebben ook van die gelegenheid gebruik gemaakt. De uitgebreide reactie van reclamant op de concept-ontwerpbestemmingsplannen is betrokken bij het opstellen van de ontwerpbestemmingsplannen. In de tussenliggende periode is intensief overleg met reclamant gevoerd, in diverse kaders. Wij zijn dan ook van oordeel dat reclamant, afgezien van het feit dat aan de wettelijke vereisten is
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan Europoort en Landtong en Maasvlakte 1)
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 19
Nr.
Naam
Zienswijze
25.2
Gemeente Westvoorne
Reclamant geeft aan dat de zienswijze zich beperkt tot de ontwerpbesluiten veiligheidscontouren en voor wat betreft de ontwerpbestemmingsplannen tot het MER effectrapport; de aspecten geluid, de flexibiliteit, de wijze van bestemmingslegging en gevolgen voor de leefbaarheid in Westvoorne.
25.3 en 25.4
Gemeente Westvoorne
Reclamant geeft aan dat zij met verbazing en teleurstelling heeft geconstateerd dat de grens van de veiligheidscontour nog ongunstiger is komen te liggen ten opzichte van de eerder in het kader van het art. 3 Bro overleg ter inzage gelegde stukken. Weliswaar zijn slag Stormvogel en slag Baardmannetje buiten de contour gelaten, maar reclamant constateert dat op de toekomstige recreatieve ontwikkelingen voor de gehele noordoever van het Oostvoornse Meer op voorhand worden gefrustreerd. Reclamant geeft aan dit niet acceptabel te vinden. De motivering voor de ligging van deze contour wordt, volgens reclamant, vooral ingegeven door bestuurlijke en beleidsmatige keuzes. Immers als beleidsuitgangspunt had ook gekozen kunnen worden om de toename van de bedrijvigheid in de betrokken bestemmingsplannen "Europoort en Landtong" en "Maasvlakte 1" op te vangen binnen een contour die wordt begrensd door een te volgen lijn langs de N15. Reclamant zou graag de reden willen vernemen waarom de begrenzing van de veiligheidscontour zuidelijker is komen te liggen dan in de eerder in procedure gebrachte stukken. Dit temeer omdat reclamant geconstateerd heeft dat de nabijgelegen bestemmingen in de betrokken bestemmingsplannen Maasvlakte 1 en Europoort
Reactie
Conclusie
voldaan, ook inhoudelijk gezien afdoende in de gelegenheid zijn geweest zich voor te bereiden op het indienen van een zienswijze. -
-
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De onderzoeken uit het MER zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. Als uitgangspunt voor die ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour. Deze onderzoeken waren gedurende de vooroverlegfase nog niet geheel afgerond en konden daarom in het vooroverleg nog niet worden betrokken. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 20
VC
Nr.
25.5
25.6
Naam
Gemeente Westvoorne
Gemeente Westvoorne
Zienswijze
Reactie
ongewijzigd lijken te zijn gebleven.
gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt).
Reclamant is van mening dat de ligging van de contour ook om inhoudelijke redenen onvoldoende is gemotiveerd. Dit blijkt vooral wanneer de vergelijking wordt gemaakt tussen de planologische mogelijkheden voor het Maasvlaktestrand (het nieuw aangelegde strand aan de westzijde van de tweede Maasvlakte) en de noordoever van het Oostvoornse Meer. Het Maasvlaktestrand is wel buiten de begrenzing van de veiligheidscontour gehouden. In het onderstaande wordt hier nader op ingegaan.
Het beleid van Westvoorne ten aanzien van de noordoever van het Oostvoornse Meer is neergelegd in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 en ziet op een verdere intensivering, (kwaliteits)verbetering en
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De recreatie op de noordrand van het Oostvoornse meer is op eenzelfde manier behandeld als de recreatie op Maasvlakte 2. De stranden van Maasvlakte 2 liggen voor het grootste deel binnen de voorgestelde veiligheidscontour. Alleen het strand aan de zuidwestkant van Maasvlakte 2 ligt buiten de contour. Dat komt, omdat dit is aangeduid als 'intensief strand' vanwege het potentiële aantal bezoekers. Alleen dit intensieve strand is daarom aangemerkt als kwetsbaar object. De recreatie op de noordrand van het Oostvoornse meer (binnen de veiligheidscontour) is wat aantal bezoekers betreft vergelijkbaar met die bij de ‘extensieve stranden’ van Maasvlakte 2. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 21
Conclusie
VC
VC
Nr.
25.7 en 25.8
Naam
Gemeente Westvoorne
Zienswijze
Reactie
ontwikkeling van de recreatieve sector. Behalve een verbetering en uitbreiding van de bestaande voorzieningen kan ook nieuw vestiging van bedrijven en voorzieningen aan de orde zijn. Het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne bevat daarom een wijzigingsbevoegdheid. Door toepassing van deze bevoegdheid kunnen binnen de bestemming "Recreatie-Dagrecreatie" twee nieuwe bouwvlakken worden gelegd aan de noordoever van het Oostvoornse Meer. Deze bouwvlakken zijn bedoeld voor de realisatie van watersport of hieraan gerelateerde voorzieningen voor sport en recreatie. Reclamant verzoekt de raad met klem dit Westvoorns beleid zoals dit is neergelegd in het bestemmingsplan Zeegebied te respecteren. Dit is bijvoorbeeld mogelijk door de begrenzing van de veiligheidscontour in zijn geheel te situeren langs de N15. Reclamant geeft aan dat het Maasvlakte strand wel buiten de veiligheidscontour gehouden. Uit een vergelijking tussen de bestemmingsplannen blijkt dat het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne uitgebreidere bouw- en gebruiksmogelijkheden biedt binnen de bestemmingen "RecreatieDagrecreatie" en "Recreatie-Verblijfsrecreatie" dan het bestemmingsplan Maasvlakte 2 biedt binnen de bestemming "Waterstaatkundige doeleinden 2". Uit de stukken blijkt dat de motivering voor het buiten de contour houden van het Maasvlaktestrand te vinden is in de planologische aanduiding als intensief strand. Op basis van de vergelijking van bestemmingslegging komt reclamant tot de conclusie dat de motivering die gevolgd is om het Maasvlaktestrand buiten de contour te houden evenzeer van toepassing is op de noordoever van het Oostvoornse Meer. Hierdoor zou de kwalificatie als "kwetsbaar object" in het kader van het BEVI
Vanwege de gehanteerde ‘inkepingen’ in de veiligheidscontour zijn er voldoende mogelijkheden beschikbaar om van de wijzigingsbevoegdheid gebruik te maken.
Conclusie
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2).
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: Zoals al onder 25.5 is gemeld zijn wij van mening dat de recreatie op de noordrand van het Oostvoornse meer op eenzelfde manier is behandeld als de recreatie op Maasvlakte 2. De stranden van Maasvlakte 2 liggen voor het grootste deel binnen de voorgestelde veiligheidscontour. Alleen het strand aan de zuidwestkant van Maasvlakte 2 ligt buiten de contour. Dat komt, omdat dit is aangeduid als 'intensief strand' vanwege het potentiële aantal bezoekers. Alleen dit intensieve strand is daarom aangemerkt als kwetsbaar object. De recreatie op de noordrand van het Oostvoornse meer (binnen de veiligheidscontour) is wat aantal bezoekers betreft vergelijkbaar met die bij de ‘extensieve stranden’ van Maasvlakte 2.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 22
VC
Nr.
25.9
Naam
Gemeente Westvoorne
Zienswijze evenzeer van toepassing zijn op de noordoever van het Oostvoornse Meer. Net zoals het Maasvlaktestrand is het gebruik niet exclusief aan zomerse of zonnige dagen gebonden. Het Oostvoornse Meer is een aantrekkelijk gebied voor de duiksport en windsurfen. Beide sporten trekken grote aantallen recreanten, waarbij het gebruik verder intensiveert met de "reguliere strandrecreant" op zomerse dagen. Omwille van de rechtsgelijkheid dient het strand aan de noordoever van het Oostvoornse Meer gelijkgesteld te worden aan het strand aan de westzijde van de Tweede Maasvlakte en derhalve net zoals het Maasvlaktestrand buiten de grenzen van de veiligheidscontour gehouden te worden. Reclamant stemt dus niet in met de voorgestelde veiligheidscontour "Europoort en landtong" en "Maasvlakte 1 en 2". Hierbij heeft reclamant bovendien in ogenschouw genomen dat deze contour ten zuiden ligt van de in het verleden overeengekomen "demarcatielijn". Er wordt gesteld dat deze bestemmingsplannen het karakter van deze deelgebieden niet beogen te veranderen. Reclamant is van mening dat deze redenering niet van toepassing is voor het gebied dat gelegen is tegenover het noordelijk deel van de gemeente Westvoorne (Oostvoorne en Kruininger Gors). Dit wordt veroorzaakt door de flexibele bestemmingslegging die in de ontwerpbestemmingsplannen "Europoort" en "Maasvlakte 1" wordt gehanteerd. Volgens het kaartmateriaal bevinden zich nu juist daar veel "veranderen ontwikkellocaties". Reclamant constateert dat op deze wijze de mogelijkheid wordt geboden om het karakter van dit deel van het gebied van het Havenindustrieel complex te laten veranderen en is
Reactie
Conclusie
Aanvullend wordt opgemerkt dat in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 de volgende planregel is opgenomen: "Tot de bestemming Waterstaatskundige doeleinden 2 behoort het gedeelte van de zeewering waar extensief recreatief gebruik is toegestaan. Een gedeelte van de gronden met deze bestemming is nader aangeduid als ‘intensief strand’.”. Voor de toelichting inzake de demarcatielijn wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 5.2. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2).
De in de zienswijze bedoelde terreinen op de gedempte Hartelstrook en het Krabbeterrein maken onderdeel uit van het haven- en industriecomplex. Zij zijn ooit aangelegd voor het vestigen van havenindustrie. Het ontnemen van die vestigingsmogelijkheid in de onderhavige bestemmingsplannen is niet alleen niet wenselijk, maar ook in strijd met het voor het havengebied geldende ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam, de provincie ZuidHolland en het Rijk. Zowel de Havenvisie, de Provinciale Structuurvisie als het Barro voorzien namelijk in een intensiveringsopgave voor het havengebied, juist om in de toekomst een ongewenste druk op minder of niet voor dergelijke milieubelastende industrievormen geschikte bedrijfsterreinen in de omgeving van de haven te voorkomen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 23
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen Maasvlakte – 1’ en ‘Europoort en Landtong) ongegrond te verklaren.
Nr.
25.10, 25.11 en 25.12
Naam
Gemeente Westvoorne
Zienswijze
Reactie
hier bijzonder ongelukkig mee waarbij specifiek gewezen wordt op de beoogde ontwikkeling van de Hartelstrook en het Krabbeterrein. Reclamant is van mening dat een overall visie ontbroken heeft waardoor de effecten voor de leefbaarheid in Westvoorne niet goed in ogenschouw zijn genomen. Reclamant is daarom van mening dat dit deel van het plangebied een bufferfunctie moet vervullen ten opzichte van de zwaardere toegestane industriële ontwikkelingen. Tevens vraagt reclamant zich af waarom het geluidsaspect in het ene geval niet en in het andere geval wel van doorslaggevende betekenis blijkt te zijn in de verdere ontwikkeling van gebieden. Dat door deze keuze sprake is van een zwaardere belasting voor het milieu die bovendien van invloed is voor de ligging voor de veiligheidscontour is buiten beschouwing gelaten.
Gelet op de nabijheid van het stedelijk gebied Oostvoorne, het natuurgebied Voornes Duin en het recreatiegebied Oostvoornse meer is voor de ruimtelijke ontwikkeling van Maasvlakte 1 en Europoort, en specifiek de Hartelstrook en het Krabbeterrein, gezocht naar een optimale balans tussen de havenactiviteiten enerzijds en de functies in de omgeving anderzijds met als uitgangspunt het respecteren van de afgesproken grenzen waarbinnen we elkaar niet onnodig willen beperken in de ontwikkeling.
De ontwerpbestemmingsplannen bevatten een nieuw planologisch instrument: een geluidverkavelingssysteem. Hiermee wordt via planologische maatregelen de maximale geluidsproductie van bedrijven vastgelegd. Het sturen op een beperking van de geluidsproductie door de bedrijven in het Havenindustrieel complex is een van de punten waar reclamant reeds vaak aandacht voor hebben gevraagd. Toch plaatst reclamant enkele kanttekeningen bij het systeem. Met betrekking tot nog te ontwikkelen locaties gaat reclamant er van uit dat het systeem juridisch houdbaar is en dat er bij de vergunningverlening concreet getoetst kan worden aan de
Gelet op het feit dat de ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan de in de Havenvisie geformuleerde ambities, passen binnen het rijks- en provinciaal beleid, passen binnen de afgesproken grenzen en, door de ruimtelijke inrichting van het Krabbeterrein met akoestisch lichtere functies, wat betreft het thema geluid (industrielawaai) ook de beleidsmatig afgesproken ambities (de zogenaamde eindcontour) in het stedelijk gebied van Oostvoorne bijna overal in 2023 gehaald worden, zijn wij van mening dat deze balans met de in het bestemmingsplan Maasvlakte 1 en het bestemmingsplan Europoort en Landtong opgenomen ontwikkelingen is geborgd. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 24
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
25.13
Naam
Gemeente Westvoorne
Zienswijze
Reactie
geluidsverkaveling. Gelet op de nog te ontwikkelen percelen grenzend aan Westvoorne kan hiermee sneller worden toegewerkt naar een beperking van de geluidoverlast.
te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Reclamant heeft begrip voor de opgenomen bandbreedtes, maar geeft aan dat een schijnzekerheid wordt gecreëerd voor de omgeving omdat de bedrijfseconomische noodzaak waarop het afwijken of wijzigen van de opgenomen geluidsbandbreedte mogelijk is niet nader wordt gespecificeerd. Reclamant zou dan ook graag zien dat in de plannen wordt opgenomen dat uiterst terughoudend wordt omgegaan met het toepassen van de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid voor zover het gaat om het naar boven toe verruimen van het toegestane geluidsniveau met name op locaties die nu reeds in gebruik zijn. Daarnaast geeft reclamant aan dat er ten aanzien van de ontwikkelen veranderlocaties geen toepassing wordt gegeven aan de afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid vanuit bedrijfseconomisch oogpunt. Reclamant is van mening dat het in de betreffende bestemmingsplannen gehanteerde geluidsverkavelingssysteem, afhankelijk van de wijze waarop dit systeem wordt gehanteerd, een bijdrage kan leveren aan het terugdringen van de wettelijke 55 dB(A) MTG contour aan de noordzijde van Westvoorne. Hoewel reclamant dit een positieve ontwikkeling vindt, wordt hiermee nog niet de bestuurlijk afgesproken eindcontour voor het jaar 2025 bereikt. Reclamant geeft aan dat moet worden vastgehouden aan deze bestuurlijk gemaakte afspraken.
In het MER is aangetoond dat de toename in geluidproductie past binnen de wettelijke kaders en dat zelfs bijna overal de bestuurlijk afgesproken geluidambities (de zogenaamde eindcontour) in 2023 gehaald zullen worden. Dit is ook in het stedelijk gebied van Oostvoorne het geval. In het MER is overigens met de positieve effecten die behaald kunnen worden met het systeem van geluidverkaveling geen rekening gehouden. Aanvullend worden in het kader van de uitvoering van de Havenvisie 2030 projecten uitgevoerd ter vermindering van de overlast in de omgeving. Zo wordt er gestart met een pilot 'Geluidmeetnet' in Westvoorne waarmee naar verwachting meer inzicht in de geluidbronnen en mogelijke maatregelen wordt verkregen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 25
Conclusie
We stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
25.14
Gemeente Westvoorne
Reclamant doelt hier op het convenant afgesloten tussen de gemeente Westvoorne en het Havenbedrijf.
We stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
26.1
APM Terminals Rotterdam B.V.
De in het kader van de "duurzame dialoog" ondernomen en nog te ondernemen initiatieven benadert reclamant vanuit een positieve grondhouding. Reclamant is wel van mening dat de lokale geluidproblematiek voor bovengenoemde locaties in verband met de leefbaarheid van Westvoorne niet uit het oog mag worden verloren. Gezien de recente ervaringen met de uitvoering van het convenant tussen het Havenbedrijf en Westvoorne en de voorbeeldfunctie die daarvan uit is gegaan, heeft reclamant daar vertrouwen in. Reclamant zou dit convenant dat in 2014 afloopt dan ook graag willen voortzetten. In het conceptontwerp bestemmingsplan Maasvlakte 1 was een deel van de Railterminal West 2 (RTW2) bestemd als 'Bedrijf-Containers' (8C). In het nu ter inzage liggende ontwerpbestemmingsplan is de bestemming B-C komen te vervallen. Het is reclamant onduidelijk waarom deze aanpassing doorgevoerd is, omdat dit terrein gebruikt gaat worden voor de op- en overslag van containers door stuwadoors. Daarnaast was de bestemming B-C niet aan het gehele RTW2 terrein toegekend. Reclamant verzoekt de raad de bestemming B-C in de plankaart toe te kennen aan het in rood aangegeven terrein in figuur 3 of artikel 24.1.1 van het bestemmingsplan aanvullen met de tekst: 'open overslag van containers'.
De locatie waar reclamant op doelt heeft in het ontwerpbestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ een (ruime) verkeerbestemming gekregen. Binnen deze bestemming zijn onder andere (rail)verkeerswegen, emplacementen, fiets- en voetpaden toegestaan. Op die manier wordt gestreefd naar een grote flexibiliteit. Om iedere onduidelijkheid weg te neme stellen we voor aan deze bestemming toe te voegen: ‘railterminals’.
We stellen de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en in het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ in de planregel ‘Verkeer’ toe te voegen ‘railterminals’.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 26
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
26.2 en 26.3
APM Terminals Rotterdam B.V.
In de geluidverkavelingskaart is een geluidbudget van 67,3 tot 67,8 dB(A) per m² opgenomen voor APM Terminals Rotterdam. In het akoestisch rapport behorende bij de revisieomgevingsvergunning is aangegeven dat het geluidbudget 67,9 dB(A) per m² was. Het opgenomen geluidbudget in het ontwerpbestemmingsplan beperkt daarmee de mogelijke bedrijfsactiviteiten meer dan voorheen. Dit terwijl het voortzetten en het uitbreiden van de bedrijfsactiviteiten het hoofddoel is van het nieuwe bestemmingsplan. Reclamant verzoekt geen apart geluidbudget voor APM Terminals Rotterdam in bijlage 1 van het bestemmingsplan Maasvlakte 1 op te nemen en het geluidbudget van ECT (67,9 tot 68,4 dB(A) per m²) ook op APM Terminals Rotterdam van toepassing te laten zijn.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Wij stellen voor de plantoelichting van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ conform het verzoek van reclamant aan te passen.
Wij stellen u deze zienswijze gegrond te verklaren en de plantoelichting van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ conform het verzoek van reclamant aan te passen.
37.1
C2 Rotterdam B.V.
In het noordwesten van APM Terminals Rotterdam is ontwikkellocatie 8 (op de plankaart als ‘Bedrijf – 4’ weergegeven) gelegen. In het ontwerpbestemmingsplan Maasvlakte 1 is aangegeven dat deze locatie bestemd is voor onder andere container op- en overslag. De beginwaarde van het genoemde geluidbudget voor deze locatie is echter 65 dB(A) per m². Zoals eerder aangegeven in deze zienswijze is een beginwaarde van 67,9 dB(A) per m² beter passend voor een containerterminal. Reclamant verzoekt om aanpassing van het geluidbudget voor ontwikkellocatie 8 naar 67,9 - 70 dB(A) per m². Reclamant geeft aan dat op blz.: 26 , tekst: "3.4.5. Eigendomssituatie (..) Dit deel van het plangebied is eigendom van de Staat en wordt beheerd door Rijkswaterstaat (..)" staat. Dit is niet correct. De volgende aanpassing wordt voorgesteld: "(...) Dit deel van het plangebied is eigendom van de Staat.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 27
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
a. Het bedrijf valt onder de bestemming Bedrijf-Overig droog massagoed en dus niet onder de bestemming “Andere haven gerelateerde activiteiten (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’). Dit bevat ook afvalverwerking. In de toelichting is In tabel 3.1 onder ‘overig’ ten onrechte naar afvalverwerking verwezen. b. De tekst in paragraaf 4.2 is naar onze mening juist. De activiteiten van C2 Rotterdam B.V. vallen binnen de bestemming ‘overig droog massagoed’, het is derhalve niet nodig om de voorgestelde wijziging in de plantoelichting over te nemen.
Wij stellen u voor deze zienswijze gegrond te verklaren en in de toelichting in tabel 3.1 de verwijzing naar afvalverwerking onder ‘andere haven gerelateerde activiteiten’ te verwijderen.
Wij stellen u voor de plantoelichting van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ conform het verzoek van reclamant aan te passen.
Wij stellen u deze zienswijze gegrond te verklaren en de plantoelichting van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ conform het verzoek van reclamant aan te passen.
De activiteiten van C2 Rotterdam B.V. vallen binnen de bestemming ‘overig droog massagoed’, het is derhalve niet nodig om de voorgestelde wijziging in Bijlage 1 over te nemen. In de zienswijze stelt reclamant terecht dat de
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant ongegrond te verklaren.
Een deel wordt beheerd door de Beheersorganisatie Slufter en een deel door het Havenbedrijf Rotterdam". 37.2
C2 Rotterdam B.V.
Reclamant geeft aan dat op blz. 27, tekst: "4.2 Segmentindeling, onderdeel dienstverlening" aangepast moet worden naar: onder ‘andere haven gerelateerde activiteiten’ moet mede worden verstaan ‘afvalverwerking’ (zie ook tekst bij ‘overig’ in tabel 3.1 op blz. 23).
37.3
C2 Rotterdam B.V.
37.4
C2 Rotterdam B.V.
37.5
C2 Rotterdam B.V.
Reclamant geeft aan dat op blz. 37, tekst: “In figuur 4.3 is voor de huidige locaties van C2 deponie en VGM het kenmerk odm aangegeven (overig droog massagoed) met de kleur blauw” de aanduiding gewijzigd moet worden in aha (andere haven gerelateerde activiteiten) en de kleur gewijzigd moet worden in paars. Reclamant geeft aan dat op blz. 46, tekst: “Specifieke vorm van bedrijf – afvalberg (..) Aan de zuidzijde van het plangebied is een gesloten depot gesitueerd. Hierin is vervuild afval opgeslagen, de provincie Zuid-Holland monitort deze locatie. Hier vinden verder geen activiteiten plaats.(..)” aangepast moet worden naar: “(..) Aan de zuidzijde van het plangebied zijn 2 depots gesitueerd voor de opslag van verontreinigde afvalstoffen. In de C2deponie vinden geen stortactiviteiten meer plaats. De nazorg gaat over naar de provincie Zuid-Holland. Op de locatie van VGM vinden nog stortactiviteiten plaats. Op termijn gaat ook daar de nazorg over naar de provincie Zuid-Holland.”. Reclamant geeft aan dat op blz. 222, tekst: bijlage 1 aangepast dient te worden conform de voorgestelde aanpassing van figuur 4.3 op blz. 37.
76.1
reclamant
Reclamant geeft aan dat de plaatsgebonden
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 28
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant ongegrond te verklaren.
Wij stellen u voor de zienswijze van
Nr.
76.2
Naam
reclamant
Zienswijze
Reactie
Conclusie
risicocontour van de veranderlocatie nr. 35 (CdMR/C.RO Ports), zoals aangegeven op de "Resultaten MER-voorstel ligging contour", over de bebouwing van de zuidkant van de deelgemeente Rozenburg ligt. Dit is niet toegestaan vanwege de bestaande bebouwing van de Zuidhoek/ Dwarspad, Westererf, Zuidererf, van Ostadelaan en de Rubenslaan en ook niet vanwege de toekomstige bouwplannen aan de Zuidzijde en de Rivierenlaan. Reclamant geeft aan dat de huidige risicocontour van CdMR zoals aangegeven op de particuliere Risicokaart Zuid Holland van 25-08-2013 niet verder mag opschuiven.
gepresenteerde plaatsgebonden risicocontour niet over de (bestaande) woonbebouwing mag liggen. De gepresenteerde maximale plaatsgebonden risicocontour waar reclamant op doelt laat slechts zien wat de worst case invulling van de veranderlocatie zou kunnen zijn. Parallel aan het bestemmingplannen worden veiligheidscontouren vastgesteld. Deze veiligheidscontouren gaan de grens vormen tot waar de plaatsgebonden risico's van de daarbinnen gelegen inrichtingen mogen reiken. Bij het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour is rekening gehouden met onder meer de bestaande kwetsbare objecten en de bekende ruimtelijke ontwikkelingen in Rozenburg. De huidige risicocontour van het bedrijf ligt binnen de veiligheidscontour en zal hier in de toekomst niet over heenkomen. Reclamant verwijst naar uiteenlopende resultaten uit verschillende onderzoeksrapportages. Het betreft onderzoeken met eigen doelen en dito uitgangspunten.
reclamant ongegrond te verklaren.
Reclamant geeft aan dat het huidige groepsrisico het gevestigde bedrijf op veranderlocatie nr. 35 boven de oriëntatiewaarde ligt en het toekomstige groepsrisico, volgens het havenbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat "Risico berekening bedrijven haven industrieel complex (HIC) Rotterdam", maximaal een factor van 1.65 boven de oriëntatiewaarde zal liggen. Hier komt nog bij dat het vervoer van gevaarlijk stoffen over de Droespolderweg ter hoogte van de Zuidzijde van de deelgemeente Rozenburg verder toeneemt ten gevolge van de uitbreiding van risicovolle activiteiten zoals boven genoemd. Dit gaat een nog grotere belasting intensiteit geven op de Zuidzijde/ Zuidhoek. Reclamant is van mening dat het niet verantwoord is de belasting op het bovengenoemde deel van de Droespolderweg nog verder te laten stijgen mede gezien de zeer zware belasting intensiteit over de Zuidkant van de deelgemeente Rozenburg van de
Het op veranderlocatie nr. 35 gevestigde bedrijf heeft een groepsrisico (boven de oriënterende waarde) dat in het kader van de vergunningverlening aan het bedrijf reeds beoordeeld en verantwoord is. Uit berekeningen in het kader van het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat blijkt dat er binnen het plangebied als gevolg van een (relatief) klein aantal bedrijven overschrijdingen van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico blijven bestaan en dat het groepsrisico kan toenemen als gevolg van de verdere invulling van de ontwikkellocaties met nieuwe bedrijven. Bij actualisatie van de omgevingsvergunningen van reeds gevestigde bedrijven en omgevingsvergunningen bij nieuwe bedrijven zal in het kader van de groepsrisicoverantwoording, in overleg met de Veiligheidsregio, extra aandacht worden besteed aan mogelijke (bron) maatregelen. De toename van het groepsrisico wordt
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 29
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant ongegrond te verklaren
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
diverse andere externe risicobronnen.
overigens hoofdzakelijk veroorzaakt door de werknemers in het gebied zelf en niet door ontwikkelingen in de woonomgeving. In het MER is aangetoond dat het groepsrisico gerelateerd aan de bevolking van de omliggende (deel)gemeenten zeer laag is. In de gemeente Rotterdam is het transport van gevaarlijke stoffen over het onderliggende wegennet niet gereguleerd. Als basisregel geldt dat transporteurs met gevaarlijke stoffen de bebouwde kom zoveel mogelijk moeten mijden op grond van artikel 11 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit betekent dat vervoer van gevaarlijke stoffen alleen binnen de bebouwde kom mag plaatsvinden ten behoeve van het laden en lossen of als er geen geschikte route buiten de bebouwde kom beschikbaar is. Reclamant verwijst naar mogelijke toename van de belasting van de Droespolderweg aan de zuidzijde/zuidhoek van Rozenburg. De Landtong Rozenburg en de haventerreinen aan de noordzijde van de Brittanniëhaven worden ontsloten door de Droespolderweg. Uitbreiding van risicovolle activiteiten kan een toename van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg betekenen. Deze effecten zijn op de hoofdinfrastructuur getoetst aan het Basisnet Weg. Gekeken naar het onderliggende wegennet zijn in de deelrapportage Verkeer de effecten op de belasting van het wegennet en de bereikbaarheid in beeld gebracht. Geconcludeerd is dat de I/C-verhouding (de verhouding tussen intensiteit en de capaciteit op een wegvak)op de Droespolderweg ruim binnen de gehanteerde marges ligt. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamant t dat een verdere belasting op de Droespolder niet verantwoord is vanwege de belasting van de deelgemeente Rozenburg vanuit diverse risicobronnen merken we het volgende op. De effecten van deze risicobronnen zijn separaat getoetst en voldoen aan de geldende (wettelijke) kaders. Gezien het bovenstaande zijn wij van oordeel dat een mogelijke
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 30
Conclusie
Nr.
76.3
Naam
reclamant
Zienswijze
Reclamant is van mening dat de huidige veiligheidscontour van Huntsman, zoals aangegeven op de particuliere Risicokaart Zuidholland van 25-08-2013, niet verder mag opschuiven en Huntsman de MDI-productie ook niet verder mag uitbreiden ter voorkoming van een toename van het groepsrisico.
Reactie toename van het transport van gevaarlijke stoffen over deze weg geen onaanvaardbare situatie oplevert. In het bestemmingsplan wordt het gebruik van de gronden geregeld middels bestemmingen op het niveau van bedrijfssegmenten. In het kader van de vergunningverlening worden bedrijfsspecifieke milieueffecten beoordeeld en afgewogen. Bij het bedrijf Huntsman is het groepsrisico in het kader van de vergunningverlening beoordeeld en verantwoord bevonden. De (on)mogelijkheden van eventuele uitbreiding van productiecapaciteiten van specifieke bedrijven worden niet beoordeeld en afgewogen in het kader van het bestemmingsplan, maar zal plaatsvinden in het kader van de vergunningverlening aan het bedrijf. Gezien het feit dat er binnen het plangebied voor het overgrote deel geen sprake is van een overschrijding van het groepsrisico en daar waar er wel een overschrijding is, voldoende maatregelen zijn getroffen om toename van het groepsrisico te voorkomen dan wel de zelfredzaamheid van werknemers te verhogen, wordt voldaan aan de voorwaarden van het provinciale en gemeentelijke groepsrisicobeleid.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 31
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
76.4
reclamant
Reclamant geeft aan dat in het nieuwe Havenbestemmingsplan voor de hogedruk aardgasleidingen een aparte risicoberekening is gemaakt en de locatie is aangegeven. Dit is ook gedaan voor de K1, K2 en K3 vloeibare brandstof leidingen. Reclamant is van mening dat dit ook van toepassing moet zijn voor de overige ondergrondse buisleidingen met name bij de woongebieden.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) is op dit moment alléén van toepassing op leidingen ten behoeve van hogedruk aardgas en brandbare vloeistoffen (K1-K3). Voor de overige ondergrondse buisleidingen is er ook nog geen vastgestelde rekenmethodiek. Om toch inzicht te geven in de risico's van de ‘overige’ leidingen zijn voor een aantal voorbeeldleidingen risicoberekeningen uitgevoerd op basis van de concept-rekenmethodiek. Hierbij is ook een locatie nabij Rozenburg in beschouwing genomen. Op basis van de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat in beginsel alle leidingen overal mogelijk zijn in de leidingenstrook. Uitzondering hierop zijn nieuwe GT4/GT5 (toxische gassen)-leidingen. Deze worden dan ook niet toegelaten in de bestemmingsplannen.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen ‘Europoort en Landtong’ en ‘BotlekVondelingenplaat’ ) van reclamant ongegrond te verklaren
76.5
reclamant
Reclamant geeft aan dat: • De 4" duplex Ieiding in de multicore leidingenbundel moet worden gebruikt voor het transport van de zeer corosieve ammoniak en niet de 8" koolstof Ieiding. • Er rekening moet worden gehouden met de 8 stuks 90° bochten onder het Calandkanaal en de Oude Maas (deze geven een zeer grote weerstand). Dit heeft namelijk grote gevolgen voor de leidingdruk die zeer hoog moet worden opgevoerd om het realistisch debiet van DCMR te bereiken. • Voor de gehele multicore leidingenbundel een veiligheidsafstand van 137 meter van toepassing zou moeten zijn langs de Zuidkant van Rozenburg.
De Multicore leidingenbundel betreft een bestaande leidingenbundel waarvan de ligging in een eerder stadium is vergund en aanvaardbaar is geacht. Reclamant richt zijn zienswijze met name op het transport van ammoniak. Het Besluit externe veiligheid buisleidingen is op dit moment alléén van toepassing op leidingen ten behoeve van hogedruk aardgas en brandbare vloeistoffen (K1-K3). Daarnaast is er voor de overige leidingen ook nog geen vastgestelde rekenmethodiek. Om toch inzicht te geven in de risico's van de ‘overige’ leidingen, waaronder een ammoniakleiding, zijn voor een aantal voorbeeldleidingen risicoberekeningen uitgevoerd op basis van de conceptrekenmethodiek. Hierbij is een fictieve ammoniakleiding (GT3) op een locatie nabij Rozenburg in beschouwing genomen. Op basis van de onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat in beginsel alle leidingen overal mogelijk zijn in de leidingenstrook. Uitzondering hierop zijn nieuwe GT4/GT5 (toxische gassen)-leidingen. Deze worden dan ook niet toegelaten in het bestemmingsplan. Ten aanzien van de door reclamant zelf afgeleide veiligheidscontour van 137 meter zij opgemerkt dat het een plaatsgebonden risicocontour betreft die in een eerder
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant ongegrond te verklaren.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 32
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
stadium is vergund en aanvaardbaar is geacht. 76.6
reclamant
76.8
reclamant
76.9
reclamant
Reclamant geeft aan dat het huidige groepsrisico van de multicore leidingenbundel met de stof ammoniak zonder MFC een factor 1.05 boven de oriëntatiewaarde ligt. Volgens de Groepsrisicoverantwoording behorend bij het Bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat zal het maximale groepsrisico van ammoniak 1.95 boven de oriëntatiewaarde liggen. Reclamant is van mening dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogen plaatsvinden ter hoogte van Westererf/Zuidhoek in de deelgemeente Rozenburg die leiden tot een verhoging van het groepsrisico.
Zoals in het antwoord op zienswijze 76.5 is aangegeven, is een fictieve ammoniakleiding op een locatie nabij Rozenburg onderzocht om inzicht te geven in de risico's van de ‘overige’ leidingen. De resultaten van dit onderzoek kunnen daarom niet gerelateerd worden aan het, in het kader van de vergunningverlening, berekende groepsrisico van het ammoniaktransport door de Multicore leidingenbundel.
Reclamant geeft aan graag een nader onderzoek te wensen naar de ligging van de leiding in het laag talud Droespolderweg-Singel, gemarkeerd met waarschuwingsborden "Let op gevaarlijke leidingen" en met tracé nummers EU01, EU02, EU03 enz., en vraagt zich af of dit tracé leeg is of dat deze leiding de buisleiding VLS 15 van Kuwait Petroleum Europoort B.V. betreft. Indien dit tracé leeg blijkt te zijn, verzoekt de reclamant om verwijdering van de markeringen. a. Reclamant geeft aan het tracé K1-leidingen tussen locatie EU04 en locatie BV2 in het bestemmingsplan Europoort-Landtong nabij de bestaande bebouwing aan de westkant van de deelgemeente Rozenburg vermeld moeten worden, en in het bestemmingsplan Botlek-
In de, door reclamant bedoelde leidingstrook, liggen geen leidingen ten behoeve van het transport van gevaarlijke stoffen. De bebording is inmiddels verwijderd.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant ongegrond te verklaren.
Zoals beschreven in de “Groepsrisicoverantwoording” betreft de overschrijding van de oriëntatiewaarde met een factor 1,95 het resultaat van de nieuwe conceptrekenmethodiek waarin risico reducerende maatregelen nog niet zijn meegenomen, waardoor sprake is van een overschatting van de risico’s. Uit de berekeningen met de huidige methodiek, die vanwege de incompleetheid van de nieuwe conceptmethodiek nog wordt toegepast, blijkt dat het groepsrisico ruim onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
Ad a. Nadere analyse van de ligging van de leidingenstrook
Wij stellen u voor de zienswijze van
in relatie tot de genoemde olieleidingen geeft aan dat op
reclamant ad a gegrond te verklaren
twee locaties de olieleidingen inderdaad buiten de
(bestemmingsplannen ‘Europoort en
leidingenstrook lopen (de leidingenstrook houdt op, terwijl
Landtong’ en ‘Botlek-
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 33
Nr.
76.10
Naam
reclamant
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Vondelingenplaat nabij de bestaande bebouwing aan de oostkant van de deelgemeente Rozenburg. b. Tenslotte geeft de reclamant aan het ontoelaatbaar te vinden dat deze leidingen door de bebouwde kom van Rozenburg lopen.
de olieleidingen doorlopen).Voor deze twee trajecten, één
Vondelingenplaat‘) en de
westelijk gelegen van Rozenburg in het plangebied
verbeelding aan te passen zoals
Europoort en Landtong en één oostelijk gelegen van
omschreven , en de zienswijze ad b
Rozenburg in het plangebied Botlek-Vondelingenplaat,
ongegrond te verklaren
stellen we voor deze alsnog op de Verbeelding van de
(bestemmingsplannen ‘Europoort en
bestemmingsplannen ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-
Landtong’ en ‘Botlek-
Vondelingenplaat ‘op te nemen..
Vondelingenplaat’).
Reclamant is van mening dat de veiligheidscontour aan de zuidkant van de deelgemeente Rozenburg moet lopen, ter begrenzing van de huidige veiligheidscontour van het bedrijf C.RO Ports en de huidige veiligheidscontour van Huntsman.
Ad b. De leidingen die door de bebouwde kom van Rozenburg lopen, zijn bestaande leidingen waarvan de aanvaardbaarheid eerder is bepaald. Bovendien vallen deze leidingen, voor zover gelegen buiten de plangebieden ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’, buiten de reikwijdte van de havenbestemmingsplannen. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: Wij wijzen er op dat de voorgestelde ligging van de veiligheidscontour het resultaat is van een zorgvuldig proces waarin een optimale balans is gezocht tussen de haven- en industriële activiteiten enerzijds en de leefomgeving anderzijds. Bij het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour zijn de huidige risicocontouren van inrichtingen, de op basis van kentallen verwachte risico’s van ontwikkelingen op verander- en ontwikkellocaties, bestaande kwetsbare objecten in Rozenburg en de bekende plannen van de deelgemeente Rozenburg meegenomen. De toedeling van ruimte om te groeien vindt plaats bij de vergunningverlening aan de bedrijven. Met de vaststelling van de veiligheidscontour worden de plaatsgebonden risico’s van inrichtingen begrensd door de veiligheidscontour. Zonder veiligheidscontour vormen de eerstelijns kwetsbare objecten de begrenzing.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 34
VC
Nr.
81.1 en 81.2
81.7
Naam
reclamant
reclamant
Zienswijze
De Vereniging Nederlandse Vliegvissers, is de landelijke belangenbehartiger van 60 vliegvisverenigingen en daarnaast circa 4400 individuele vliegvissers. De Vereniging is nauw betrokken bij het beheer van het Oostvoornse Meer als viswater, neemt deel aan de betreffende beheercommissie en draagt financieel bij aan de visuitzettingen. Reclamant is daarom van mening dat de Vereniging als belanghebbende moet worden aangemerkt. Wij betreuren het zeer dat een ingrijpende aanpassing en verandering van een bestemmingsplan en de vaststelling van de bijbehorende veiligheidscontour, juist in de vakantieperiode ter visie wordt gelegd. Aangezien deze wijzigingen van grote invloed zijn voor gebieden die aan het plangebied grenzen, behoudt De Vereniging Nederlandse Vliegvissers (in het vervolg "de vereniging") zich het recht voor om op een later tijdstip met een uitgebreidere zienswijze te komen als aanvulling op hetgeen middels deze brief wordt ingebracht. Er wordt gedurende een groot deel van het jaar brak water uit de Mississippihaven naar het Oostvoornse Meer gepompt om het chloridegehalte van dit meer op peil te houden/krijgen. Het is duidelijk dat dit water van goede kwaliteit moet zijn om de unieke leefgemeenschap in het Oostvoornse Meer in stand te houden. De chemische waterkwaliteit wordt door Rijkswaterstaat op een aantal monitoringspunten gemeten, echter niet in de havens van Maasvlakte 1 zelf. Volgens het bestemmingsplan valt geen verdere toename van
Reactie
Wij verklaren de zienswijze ongegrond (VC BotlekVondelingenplaat). Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
Conclusie
VC
De ontwerpbesluiten veiligheidscontour hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen. Van die termijn is in diverse dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen kennis gegeven. Daarmee is voldaan aan de in afdeling 3.4 Awb opgenomen wettelijke vereisten. De termijn voor het indienen van zienswijzen is daarnaast op diverse informatiebijeenkomsten in de regio bekend gemaakt. Voorts is gedurende de termijn een herhaalde kennisgeving gepubliceerd in de betrokken dag-, nieuws- en huis-aanhuisbladen. Reclamanten hebben van de geboden termijn gebruik gemaakt en een zienswijze ingediend. Wij zijn van mening dat reclamanten afdoende in de gelegenheid zijn geweest zich voor te bereiden op hun zienswijze en deze tijdig kenbaar te maken. Wij verklaren de zienswijze ongegrond. Rijkswaterstaat is als waterbeheerder verantwoordelijk voor het bereiken van de ‘goede toestand’, dat als doel is gesteld in de Kaderrichtlijn Water. Hiervoor is in het gezamenlijke plangebied het ‘Goede Ecologische Potentieel (GEP)’ van belang. Dit gebeurt op het niveau van waterlichamen (water van aanzienlijke omvang, zoals (deel) van een rivier, kanaal), in dit geval het waterlichaam Nieuwe Waterweg (met het Calandkanaal, Hartelkanaal en Beerkanaal). Het ministerie van I&M heeft voor het bereiken van deze doelstellingen een stroomgebiedsbeheerplan opgesteld
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 35
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplan Maasvlakte 1) ongegrond te verklaren.
Nr.
Naam
81.8
reclamant
86.1 en 86.2
Chevron Oronite Technology b.v.
Zienswijze
Reactie
de lozingen van toxische en andere schadelijke stoffen te verwachten, maar aan de andere kant wordt opgemerkt dat door de toename van nieuwe activiteiten en intensivering van de bestaande bedrijven de lozingsvracht wel kan toenemen. Tevens wordt hierdoor geen dusdanige verbetering van de chemische waterkwaliteit verwacht dat het 'Goede Ecologisch Potentieel' wordt bereikt in de Nieuwe Maas en de Nieuwe Waterweg. Het bestemmingsplan is daarmee in feite in strijd met de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De Vereniging is daarom tegen de uitbreiding met nieuwe en bestaande activiteiten die de waterkwaliteit in de havens van Maasvlakte 1 kunnen verslechteren.
met bijbehorende maatregelen. Het vaststellen van de bestemmingsplannen staat het treffen van deze maatregelen niet in de weg. Dit komt met name omdat hiervoor maatregelen bovenstrooms bepalend zullen zijn. Nieuwe bedrijven moeten, afhankelijk van hun bedrijfsactiviteiten, voor het lozen van afvalwater een vergunning aanvragen dan wel een melding doen in het kader van het Activiteitenbesluit. Vergunning van lozingen is alleen mogelijk, als er alles aan is gedaan om deze stoffen op het eigen kavel uit het lozingswater weg te nemen, zodat lozing geen onaanvaardbare effecten heeft op de Nieuwe Waterweg (het KRW-lichaam). Op basis van de steeds strenger wordende EU-regelgeving wordt overigens verwacht dat de lozingen van de industrie verder zullen afnemen wat zal bijdragen aan een verbetering van de waterkwaliteit. In de gevraagde monitoring is voorzien. Het Waterschap Hollandse Delta test de waterkwaliteit tijdens de inname. Van het water wordt standaard o.a. het nutriënten-, chloride- en zuurstofgehalte gemeten. Daarnaast wordt op projectbasis op o.a. tributyltin en PCB’s gecontroleerd.
Reclamant is voorts van mening dat in het bestemmingsplan een extra monitoringspunt in de Mississippihaven moet worden opgenomen om de waterkwaliteit bij het innamepunt voor het Oostvoornse Meer te waarborgen. De monitoring zou door een betrouwbare, onafhankelijke instantie zoals Rijkswaterstaat of het Waterschap Hollandse Delta moeten worden verricht. Reclamant is bang dat de activiteiten en ambities van Chevron Oronite door het bestemmingsplan in de toekomst sterk worden belemmerd. Zo geeft reclamant aan zich af te vragen of de activiteiten binnen de bestemming Bedrijf- Andere havengerelateerde activiteiten (artikel 23) passen, omdat er niet altijd sprake is van het leveren van diensten en producten ten behoeve van andere bedrijven en activiteiten in het havengebied (als omschreven in artikel 1.3) en ook is, anders dan in paragraaf 4.2 van de plantoelichting is aangegeven, voor Chevron ligging aan het water wel noodzakelijk. Reclamant verzoekt daarom de
Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan “Botlek-Vondelingenplaat’ de bestemming ‘Bedrijf – Andere havengerelateerde activiteiten’ gekregen. De activiteiten van Chevron passen, gelet op de bestemming, de begripsbepaling en toelichting passen binnen de ze bestemmingsregel en belemmert Chevron dan ook niet in het voortzetten (en verder ontwikkelen) van haar werkzaamheden. Ter verduidelijking stellen wij voor in de toelichting de desbetreffende bestemmingsomschrijving aan te passen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 36
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
We stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en de toelichting van bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ aan te passen en in paragraaf 4.2 de bestemmingsomschrijving voor Bedrijf- Andere havengerelateerde activiteiten aan te vullen met: ‘testlaboratoria ten behoeve van de maritieme sector en logistieke dienstverlening.'
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Artikel 59 (veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen) komt voort uit de Provinciale Verordening Ruimte. Zoals reclamant terecht aangeeft, is er in artikel 59 van het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor o.a. Bevibedrijven. Deze regeling past binnen de ruimte die de Provinciale Verordening Ruimte op dit punt biedt.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’) ongegrond te verklaren.
bestemming, bestemmingsomschrijving of de begripsbepaling van havengerelateerde bedrijven aan te passen.
86.3
Chevron Oronite Technology b.v.
Reclamant geeft aan dat op grond van artikel 59 ( Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen) voor Chevron nieuwbouw alleen mogelijk is met gebruik van de afwijkingsbevoegdheid, omdat het perceel van Chevron zo goed als geheel binnen de Veiligheidszone ligt. Dit is voor de bedrijfsvoering en uitbreidingsplannen een onzekere situatie. Reclamant vraagt de raad om voor Chevron een uitzondering te maken of in ieder geval aan te geven of en onder welke voorwaarden nieuwbouw mogelijk is van bedrijfsbebouwing op het perceel van Chevron.
Het bedrijf van reclamant is een Bevi-bedrijf waardoor de bouw van een nieuw kantoor mogelijk is als voldaan wordt aan de ‘afwijkingsregels’. Bij het gebruik maken van de afwijkingsmogelijkheid moet advies worden ingewonnen van de Veiligheidsregio en de vaarwegbeheerder. Ook kunnen voorwaarden aan de vergunning worden verbonden ten aanzien van de bereikbaarheid voor hulpverleningsdiensten, vluchtmogelijkheden en het voorkomen van belemmeringen voor het scheepvaartverkeer.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 37
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
86.4
Chevron Oronite Technology b.v.
Reclamant geeft aan dat op grond van artikel 23.2.1 het bouwen van bedrijfsgebonden kantoren alleen is toegelaten ten behoeve van havenfacilitaire diensten. Chevron verricht geen havenfacilitaire diensten, hetgeen betekent dat Chevron in principe geen nieuwbouw van kantoren kan realiseren. Reclamant verzoekt de raad om aanpassing van de bestemmingsregeling om nieuwbouw van kantoren alsnog mogelijk te maken.
Naar aanleiding van deze zienswijze stellen we voor om artikel 23 van bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ aan te passen.
86.5
Chevron Oronite Technology b.v.
Reclamant geeft aan dat, in vergelijking met het huidige planologisch regime waarbij alleen de Bouwverordening van toepassing is, er voor Chevron door het nieuwe bestemmingsplan sprake is van een ernstige planologische nadelige situatie. Bij het ongewijzigd laten van het bestemmingsplan zal er reden zijn voor Chevron om een tegemoetkoming in de planschade te vragen.
Met bestemmingsplan regeling voor bedrijf van reclamant wordt beoogd de huidige bedrijfsvoering van reclamant te bestemmen, alsmede groeimogelijkheden mogelijk te maken.
Wij stellen u voor deze zienswijze gegrond te verklaren en artikel 23.2.1 van bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ als volgt aan te passen: Het bouwen van bedrijfsgebonden kantoren is alleen toegelaten ten behoeve van havenfacilitaire diensten en bedrijven die gezien worden als een inrichting als bedoeld in artikel 2 eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen'. Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
Reclamant heeft een vraag over de regeling van de geluidverkaveling in artikel 58. In artikel 58.2 onder b is opgenomen dat het niet toegestaan is een inrichting op te richten of te veranderen of de werking daarvan te veranderen, voordat met een akoestisch onderzoek aan burgemeester en wethouders is aangetoond dat voldaan wordt aan de geluidsemissienorm voor het betreffende perceel. Onder c is bepaald dat het overleggen van een akoestisch onderzoek niet nodig is als de verandering niet leidt tot een verhoging van de geluidsemissie. Het is de reclamant niet duidelijk wat met de laatste geluidemissie wordt bedoeld. Is dat de feitelijke of de vergunde geluidemissie?
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op
86.6 en 86.7
Chevron Oronite Technology b.v.
In artikel 58.2 onder d van bestemmingsplan
Wij verwachten niet dat er reden is voor toekennen planschade.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 38
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
Naam
86.8
Chevron Oronite Technology b.v.
87.1
Kuiper & Burger Advies- en Ingenieursbureau namens Europees MassagoedOverslagbedrijf B.V.
Zienswijze
Reactie
‘Botlek-Vondelingenplaat’ is vervolgens bepaald dat in het akoestisch onderzoek, moet worden aangetoond dat de gemiddelde geluidemissie zo laag als redelijkerwijs mogelijk is gehouden. Hieraan is voldaan indien de gemiddelde geluidemissie zich bevindt op of onder het laagste getal van de voor het perceel bepaalde bandbreedte. De opgenomen bandbreedte lijkt een recht te geven op een bepaalde geluidruimte, maar bij verandering van de inrichting kunnen burgemeester en wethouders kennelijk nog wel een afweging maken of de geluidemissie zo laag als redelijkerwijs mogelijk is. Niet duidelijk is hoe deze afweging wordt gemaakt. In de toelichting is opgenomen dat er nog een aanvullend beleidskader komt, in het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030. Dit aanvullend beleidskader moet dan inzichtelijk maken wanneer sprake is van een zo laag als redelijkerwijs mogelijke geluidemissie. Reclamant vraagt zich af of er inspraak mogelijk zal zijn op het aanvullende beleidskader. Wordt de voorbereidingsprocedure van afd. 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht voor het aanvullend beleidskader gevolgd? Een geluidemissienorm is op zich niet nieuw. Ter plaatse van de Maasvlakte 1 geldt al een geluidzonering, waarbij eveneens een geluidemissienorm van 65 dB(A)/m2 is vastgesteld voor de Hartelstrook. Deze norm volgt uit de Wet geluidhinder en is niet vastgelegd in het vigerende bestemmingsplan. Volgens de Wet geluidhinder is (in tegenstelling tot het ontwerpbestemmingsplan) niet het aantal dB(A) per vierkante meter bepalend, maar de bijdrage die de activiteiten geven op de geluidzone. Door de bijdrage op de geluidzone te beschouwen wordt niet alleen rekening gehouden met de hoeveelheid geluid die de activiteiten op de inrichting produceren, maar ook met de
te nemen.
Conclusie
In het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 zal ter ondersteuning en verdere concretisering van de toets op “zo laag als redelijkerwijs mogelijk” een aanvullend beleidskader worden uitgewerkt. Naast de geluidproductie kan bijvoorbeeld ook de ruimteproductiviteit onderdeel zijn van de afweging. Bij de uitwerking zal het bedrijfsleven actief via Deltalinqs worden betrokken. De te volgen voorbereidingsprocedure zal te zijner tijd worden bepaald.
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 39
Nr.
87.2
Naam
Kuiper & Burger Advies- en Ingenieursbureau namens Europees MassagoedOverslagbedrijf B.V.
Zienswijze
Reactie
afschermende werking van objecten die op de inrichting aanwezig zijn, zoals gebouwen en geluidschermen. In het ontwerp bestemmingsplan is slechts het aantal dB(A) per vierkante meter het toetsingskader en wordt afscherming van het geluid niet in de toetsing betrokken. In het ontwerpbestemmingsplan is geen mogelijkheid om geluidafschermende waarden mee te nemen. Hiermee is het toetsingskader vanuit het ontwerpbestemmingsplan strenger dan het huidige toetsingskader. Reclamant geeft aan dat EMO voornemens is om ter plaatse van de Hartelstrook een terrein in gebruik te nemen voor het op- en overslaan van bulkgoederen (kolen en ertsen). Deze plannen zijn in een vergevorderd stadium: contractueel is deze wijziging tussen het Havenbedrijf Rotterdam en EMO vastgelegd en er heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met zowel het Havenbedrijf Rotterdam als de gemeente Rotterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond over de plannen en de milieueffecten daarvan. Uit de akoestische berekeningen die in het kader van de voorbereiding van de vergunningaanvraag zijn uitgevoerd blijkt, dat de voorgenomen activiteiten niet kunnen voldoen aan de geluidemissienorm van 65 dB(A)/m2. Wanneer echter naar de bijdrage op de geluidzone wordt gekeken, dan blijft EMO binnen de normen. Dat komt omdat de opslaghopen van kolen en ertsen en het geluidscherm die EMO voorzien heeft, een groot deel van het geluid afschermen. Wanneer de geluidemissie-eisen uit het ontwerpbestemmingsplan gaan gelden, zal het voor EMO niet mogelijk zijn hieraan te voldoen. Reclamant verzoek de raad namens EMO om geen aanvullende emissienormen in het bestemmingsplan toe te voegen maar te volstaan
partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Zie het antwoord op zienswijze 87.1. De havenbestemmingsplannen veranderen de regeling op grond van de Wet geluidhinder niet.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 40
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de wijzigingen, zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorstel aanpassingen inzake de geluidverkaveling naar aanleiding van zienswijzen’ door te voeren in het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ (en daardoor ambtshalve ook in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Zie het antwoord op zienswijze 87.1.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de wijzigingen, zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorstel aanpassingen inzake de geluidverkaveling naar aanleiding van zienswijzen’ door te voeren in het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ (en daardoor ambtshalve ook in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’).
Een ieder is in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen omtrent de havenbestemmingsplannen. Zie voor wat betreft de opmerkingen omtrent het Oostvoornse meer onze reactie op zienswijze 9.
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
a. Wij zijn van mening dat er een evenwichtige afweging van belangen heeft plaatsgevonden.
a. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan Europoort en Landtong en bestemmingsplan Maasvlakte 1)
met de regeling op grond van de Wet geluidhinder. 87.3 en 87.4
Kuiper & Burger Advies- en Ingenieursbureau namens Europees MassagoedOverslagbedrijf B.V.
104.1
Nederlandse Onderwatersport Bond
108.7
Camping Ketjil V.O.F.
Naast bovenstaande maakt reclamant zich zorgen over de toestemming die wordt vereist op grond van planregel 35.2 sub b bij wijziging. Deze regeling leidt er toe dat een dubbele "vergunning" nodig is: enerzijds een vergunning ingevolge de Wabo en anderzijds een toestemming ingevolge het bestemmingsplan, terwijl de belangen al voldoende geborgd zijn middels de Wet geluidhinder. Bovendien hoeft het bevoegd gezag voor beiden niet hetzelfde te zijn. Reclamant geeft aan dit een onduidelijke en ongewenste situatie te vinden. Tot slot acht reclamant de afwijkingsregeling zoals opgenomen in planregel 35.3 ontoereikend en vindt onduidelijk wat onder 'technische en bedrijfseconomische ' noodzaak wordt verstaan. Reclamant verzoekt de raad beter inzichtelijk te maken wanneer een afwijking zal worden toegestaan. Allereerst merkt reclamant op dat de NOB niet als belanghebbende partij is benaderd terwijl bij eerdere projecten van het Havenbedrijf Rotterdam, zoals de beoogde verondieping van het Oostvoornse Meer, dat wel het geval was. Het Oostvoornse Meer is een van de belangrijkste duikwateren in Nederland, veel van de leden duiken in het Oostvoornse Meer en maken daar gebruik van de voorzieningen. Het voorzieningenniveau bij de twee belangrijkste concentraties aan duikplekken is redelijk tot goed. De realisatie van de havens, MV1 en MV2 zijn niet de ontwikkeling geweest waar de inwoners van het duingebied op zaten te wachten. Aan de andere zijde is het wel een ontwikkeling waar het Havenbedrijf en de regio trots op kan zijn. Met deze
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 41
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
bestemmingsplannen en nieuwe veiligheidscontour wordt nu een grens overschreden die niet past tussen buren.
b.Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
b. VC
Wij hebben kennisgenomen van de opmerkingen over de genoemde ontwikkelingen. Wij delen de conclusie dat een grens wordt overschreden niet, zie het antwoord op zienswijze 9.
111.1
111.2
Archer Daniels Midland Europoort B.V.
Archer Daniels Midland Europoort B.V.
Reclamant geeft aan dat naast de in artikel 19.1.1 genoemde bestemmingen, ADM als activiteit de "op- en overslag van plantaardige producten met de bijbehorende be- en verwerking" heeft. Daarnaast wekt ADM elektriciteit en warmte (stoom) op in een eigen energiecentrale. Tevens bedrijft ADM een eigen afvalwaterzuivering waarin het afvalwater van de inrichting wordt gezuiverd alvorens het wordt geloosd in de haven. Derhalve verzoekt reclamant de raad om voor ADM, naast de bestemming zoals opgenomen onder artikel 19, ook de bestemmingen: 'op- en overslag van plantaardige producten met de bijbehorende be- en verwerking', 'productie en transport van elektriciteit', 'warmte inclusief stoom' en 'waterzuivering' op te nemen, dan wel de bestemmingsomschrijving 'Agribulk' in artikel 19 uit te breiden met de bovenstaand genoemde bestemmingen. De locatie van reclamant bestaat, overeenkomstig het zonebeheerinstrument I-kwadraat, uit kavelnummers CX10.3A/81 en CX10.3A/43. Kavel CX10.3A/81 heeft een vergunde geluidruimte van 2 75,8 dB(A)/m . Kavel CX10.3A/43 heeft een 2 vergunde geluidruimte 75,9 dB(A)/m . Uitgaande
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ de bestemming ‘Bedrijf-Agribulk’ gekregen. Het huidige gebruik van de reclamant past in de bestemmingsomschrijving, omdat de activiteit in hoofdzaak de op- en overslag van agribulk betreft. Met de toevoeging met de bijbehorende be- en verwerking is ook de verwerking en bewerking van de grondstoffen bestemd. Naar aanleiding van deze zienswijze stellen we voor de bedrijfsbestemming aan te vullen met de volgende zinsnede: “...voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a.”.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 42
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en in bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ de bedrijfsbestemming ‘Bedrijf-Agribulk’ aan te vullen met de volgende zinsnede: “...voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, dampen geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a.”.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
van de vergunde geluidruimtes voor deze twee kavels die gezamenlijk de voortzettingslocatie van ADM vormen, en rekening houdend met de planmatige reserve in de geluidruimte bij de in het ontwerpbestemmingsplan veronderstelde toename van activiteiten tijdens de planperiode, bedraagt volgens reclamant de toe te kennen emissiebandbreedte voor deze voortzettingslocatie 75,8 - 76,3 dB(A)/m2.
processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen. Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ de bestemming Bedrijf-Ruwe olie en raffinage gekregen. In deze bestemmingsomschrijving is naast de raffinage ook de bijbehorende procesindustrie bestemd. De activiteiten die Esso op deze locatie doet valt binnen de bijbehorende procesindustrie. Ter verduidelijking stellen wij vorm in deze bestemmingsregel de term ‘procesindustrie’ te vervangen door ‘chemische industrie’. Zie onze reactie onder 112.1. Zowel de chemische fabrieken als de waterstoffabriek behoren tot de bijbehorende chemische industrie, omdat er sprake is van een relatie met en tot het raffinageproces.
‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en
112.1
Esso Nederland B.V. en ExxonMobil Chemical Holland B.V.
Het terrein aan de Butaanweg 161 in Pernis is bestemd als 'Bedrijf- Ruwe olie en raffinage'. In de bestemmingsomschrijving ontbreken echter activiteiten, die op dit terrein al (reeds jaren) vergund zijn en plaatsvinden. Reclamant verzoekt de bestemmingsomschrijving aan te passen zodanig dat de activiteiten van de smeeroliemengfabriek hier onder vallen.
112.2
Esso Nederland B.V. en ExxonMobil Chemical Holland B.V.
112.3 en 112.4
Esso Nederland B.V. en ExxonMobil Chemical Holland B.V.
Het terrein aan de Botlekweg 121, Botlekweg 127 en Welplaatweg 2 in Botlek-Rotterdam is in zijn geheel bestemd als 'Bedrijf- Ruwe olie en raffinage'. Op het terrein zijn echter ook 3 chemische fabrieken en een waterstoffabriek gevestigd. Reclamant verzoekt de Verbeelding zodanig aan te passen, dan wel de van toepassing zijnde bestemming, zodanig aan te passen, dat op dit terrein ook de bestemmingen 'Bedrijf Chemie en biobased industry' en 'Bedrijf- Utilities' van toepassing zijn. In de Geluidverkavelingskaart bij het ontwerpbestemmingsplan is per terrein de van toepassing zijnde bandbreedte voor de gemiddelde geluidemissie per vierkante meter aangegeven. Voor het terrein aan de Butaanweg 161 in Pernis is 2 een bandbreedte van 57,9-58,4 dB(A)/m
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 43
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en in de bestemming ‘Bedrijf – Ruwe olie en raffinage’ bij de bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘ Europoort en Landtong’ onder lid 1a de term ‘procesindustrie’ te vervangen door ‘chemische industrie’. Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en in de bestemming ‘Bedrijf – Ruwe olie en raffinage’ bij de bestemmingsplannen BotlekVondelingenplaat’ en ‘ Europoort en Landtong’ onder lid 1a de term ‘procesindustrie’ te vervangen door ‘chemische industrie’.
Nr.
112.5
Naam
Esso Nederland B.V. en ExxonMobil Chemical Holland B.V.
Zienswijze
Reactie
Conclusie
vastgesteld. Voor de huidige bedrijfsactiviteiten op dit terrein beschikt Esso Nederland B.V. over een omgevingsvergunning, waarin de volgende geluidemissies vergund zijn: dagperiode: 62,6 2 2 dB(A)/m , avondperiode: 60,6 dB(A)/m , 2 nachtperiode: 57,9 dB(A)/m . De vergunde waardes in de dag- en avondperiode zijn hoger dan de bandbreedtes die in de Geluidverkavelingskaart bij het ontwerpbestemmingsplan zijn opgenomen. Reclamanten verzoeken de raad de bandbreedte voor dit terrein zodanig aan te passen dat de huidige vergunde emissielimieten daar binnen vallen.
processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
De gemeente Rotterdam heeft op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg de verplichting tot het voeren van een zorgvuldig archeologiebeleid. Deze verplichting is ingevuld met de Archeologische Waardenen Beleidskaart (AWK) en bijbehorende beleidsnota. De AWK is tot stand gekomen op basis van alle aanwezige onderzoeksinformatie, inclusief recent uitgevoerd archeologisch onderzoek en gegevens over ophogingen en verstoringen. In de directe nabijheid van de terreinen Butaanweg 161 en Botlekweg 121 / Botlekweg 127 / Welplaatweg 2 zijn bij eerdere werkzaamheden
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Daarnaast verzoeken reclamanten de raad om 3dB(A)/m2 extra bandbreedte bovenop de huidige vergunde geluidemissielimieten toe te kennen aan dit terrein, zodat er in de toekomst voldoende geluidruimte ter beschikking is om de bedrijfsactiviteiten uit te kunnen breiden en het terrein optimaal te benutten. Op basis van een interne studie van Esso blijkt dat de fabriek qua productie/doorzet kan verdubbelen. De 0,5 dB(A)/m2 bandbreedte die in het ontwerpbestemmingsplan is opgenomen voor groei, is onvoldoende. Reclamanten verzoeken de raad op alle in hun zienswijze genoemde terreinen de bestemming 'Waarde- Archeologie- 3' te verwijderen. Naar hun mening is niet aangetoond dat er een reële verwachting is dat de bodem van deze terreinen archeologische waarde hebben, aangezien de fabrieken op deze terreinen al decennia lang aanwezig zijn.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 44
Nr.
113.1
Naam
ExxonMobil Chemical Holland B.V.
Zienswijze
In de Geluidverkavelingskaart is voor het terrein aan de Merwedeweg 21 in Europoort-Rotterdam 2 een bandbreedte van 72- 72,5 dB(A)/m vastgesteld. Reclamant is van mening dat ten onrechte de kavels van ExxonMobil en Nesté zijn samengevoegd, waardoor de aangegeven emissiebandbreedte het gemiddelde is voor beide bedrijven samen. Dit is niet juist. Het geluidbudget voor het terrein van ExxonMobil dient daarom gewijzigd te worden in 72,5-73,0 dB(A)/m2. Reclamant verzoekt de raad deze bandbreedte in het bestemmingsplan op te nemen.
Reactie archeologische vindplaatsen aangetroffen. Het feit dat de huidige fabrieken al tientallen jaren geleden gebouwd zijn, betekent geenszins dat er geen archeologische waarden uit vroegere perioden (10.000 - 300 jaar geleden) in de bodem kunnen zitten. Die liggen doorgaans op grotere diepte, goed beschermd door de dikke ophogingspaketten. Belangrijk gegeven voor het onderhavige gebied is dat het huidige maaiveld zich, als gevolg van deze ophogingen, bevindt tussen 4 en 5 meter boven NAP. In de gebieden met dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 3’ van het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat geldt om die reden slechts een vergunningplicht bij bodemingrepen 2 groter dan 200 m en dieper dan 0 meter NAP. De bovenste 4-5 meter is dus vergunning vrij. Om voorgaande redenen wordt niet tegemoet gekomen aan het verzoek om de bestemming ‘Waarde – Archeologie-3’ van de betreffende kavels te verwijderen. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 45
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
113.2
ExxonMobil Chemical Holland B.V.
Reclamant verzoekt de raad de bestemming 'Waarde- Archeologie- 1' te verwijderen van het terrein aan de Merwedeweg 21 in EuropoortRotterdam. De reclamant is van mening dat niet is aangetoond dat er een reële verwachting is dat de bodem van deze terreinen archeologische waarde hebben, aangezien de fabriek op dit terrein al decennia lang aanwezig is.
De gemeente Rotterdam heeft op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz 2007) de verplichting tot het voeren van een zorgvuldig archeologiebeleid. Deze verplichting is ingevuld met de Archeologische Waarden- en Beleidskaart (AWK) en bijbehorende beleidsnota. De AWK is tot stand gekomen op basis van alle aanwezige onderzoeksinformatie, inclusief recent uitgevoerd archeologisch onderzoek en gegevens over ophogingen en verstoringen. Het terrein aan de Merwedeweg 21 bevindt zich in een zone waar van oudsher het mondingsgebied van de Nieuwe Maas heeft gelegen. Dit is al sinds 10.000 jaar een aantrekkelijk gebied voor de mens om te verblijven. Daarom worden er vondsten en bewoningssporen uit veel verschillende periodes (prehistorie tot en met Romeinse tijd en Nieuwe tijd) in de ondergrond verwacht.
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Het feit dat de huidige fabriek al tientallen jaren geleden gebouwd is, betekent geenszins dat er geen archeologische waarden uit vroegere perioden (10.000 - 300 jaar geleden) in de bodem kunnen zitten. Die liggen doorgaans op grotere diepte, goed beschermd door de dikke ophogingspaketten. Belangrijk gegeven voor het onderhavige gebied is dat het huidige maaiveld zich, als gevolg van ophogingen bij de aanleg van Europoort, bevindt boven 5 meter + NAP. De oorspronkelijke hoogte van het gebied lag tussen de 0 en 1,5 meter + NAP. In de gebieden met dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ van het bestemmingsplan Europoort en Landtong geldt om die reden slechts een vergunningplicht bij bodemingrepen 2 groter dan 200 m en dieper dan 0 meter NAP. Voor de bovenste 4-5 meter is dus geen sprake van een vergunningplicht in verband met archeologische waarden. Om voorgaande redenen wordt niet tegemoet gekomen aan het verzoek om de bestemming ‘Waarde – Archeologie-1’ van het betreffende kavel te verwijderen. Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 46
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
114.1
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Reclamanten betreuren het dat de terinzagelegging van de ontwerpbestemmingsplannen in de zomervakantie heeft plaatsgevonden en beperken zich door tijdgebrek tot een reactie op hoofdlijnen. De afgelopen maanden is intensief met hen overlegd over de stikstofproblematiek, waarbij verschillen in standpunten zijn blijven bestaan. Reclamanten komen daar in een later stadium op terug.
Wij stellen u voor de zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
114.2
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Reclamanten stemmen in met de wijze waarop hun reactie op de voorontwerp-bestemmingsplannen is verwerkt, met name de toelichting op de gecombineerde inzet van instrumenten (bestemmingen, gronduitgifte en vergunningen). Daarmee is duidelijk dat verduurzaming niet alleen via de bestemmingsplannen loopt. Zij vinden het van groot belang dat deze integrale aanpak niet vrijblijvend is en overleg met de belangrijkste stakeholders wordt verankerd en gemonitord in het kader van uitvoering van de Havenvisie 2030.
De ontwerpbestemmingsplannen hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen, waarmee is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke termijn. De ter inzagetermijn was uit diverse overleggen aan reclamanten bekend en zij hebben van deze termijn gebruik gemaakt met hun zienswijze. Reclamanten zijn in een eerdere fase in de gelegenheid gesteld te reageren op de voorontwerpbestemmingsplannen en hebben ook van die gelegenheid gebruik gemaakt. De uitgebreide reactie van reclamanten op de voorontwerpbestemmingsplannen is betrokken bij het opstellen van de ontwerpbestemmingsplannen. In de tussenliggende periode is, zoals reclamanten ook aangeven, intensief overleg met hen gevoerd, in diverse kaders. Wij zijn dan ook van mening dat reclamanten, afgezien van het feit dat aan de wettelijke vereisten is voldaan, ook inhoudelijk gezien afdoende in de gelegenheid zijn geweest zich voor te bereiden op hun zienswijze. Wij waarderen de door reclamanten uitgesproken steun voor de aanpak. De duurzaamheidsambities uit de Havenvisie 2030 krijgen vorm in het kader van het uitvoeringsconvenant ‘Port Compass’. In dat kader wordt ook de dialoog met de natuur- en milieuorganisaties aangegaan over de duurzaamheidskansen in het havengebied en de wijze waarop daaraan invulling kan worden gegeven. Voorstellen in dat kader worden ten zeerste verwelkomd en hebben een belangrijke meerwaarde voor zowel de uitwerking van als het draagvlak voor de duurzame ontwikkeling van het gebied.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 47
Wij stellen u voor de zienswijze voor kennisgeving aan te nemen(bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1) .
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
114.3
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Een bestemmingsplan is geen goed instrument om stikstofemissies van bedrijven te verminderen, daarvoor dienen de (‘aangehaakte’) Omgevingsvergunning of de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. Desondanks is het coördineren van maatregelen op planniveau in de sfeer van natuurbeheer en emissiereducties in het belang van alle betrokkenen. Een koppeling aan de bestemmingsplannen zou (latere) procedurele rompslomp kunnen voorkomen.
Wij onderschrijven de wenselijkheid van een overkoepelende aanpak van de stikstofproblematiek. Op landelijk niveau wordt daar intensief aan gewerkt in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Over de toepassing van die systematiek op het havengebied vindt overleg plaats met de provincie en het ministerie van Economische Zaken. In dat kader heeft ook overleg met reclamanten, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en terreinbeherende organisaties plaatsgevonden. In samenwerking met en deels vooruitlopend op de PAS wordt door het Havenbedrijf Rotterdam al gewerkt aan een instrumentarium waarmee de stikstofproblematiek beheersbaar kan worden gemaakt, met inbegrip van gegevensbestanden en voorstellen tot wetaanpassingen voor het verleggen van maatregelen van projectniveau naar planniveau. Voorstellen van natuur- en milieuorganisaties in dat kader worden ten zeerste verwelkomd.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
114.4 t/m 114.7
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
De toenamen van de deposities in de provincie belopen volgens reclamanten tot maximaal 50 mol/ha/jaar, wat tot maximaal 40% van de overschrijding van de KDW’s is en strijdig is met de beleidsdoelen voor Natura 2000 en de PAS. Daarom betwijfelen reclamanten of de beoogde ontwikkelingen in het gezamenlijk plangebied vergunbaar zijn. Ook de Commissie MER plaatst daarbij kritische kanttekeningen, ook voor gebieden buiten de provincie. Reclamanten verzoeken daarom minder emissieruimte in de bestemmingsplannen mogelijk te maken, of in de plannen te borgen dat behalve aan beheermaatregelen ook wordt gewerkt aan emissiereducties, i.s.m. het Havenbedrijf Rotterdam en de provincie (in het kader van de Havenvisie). Zij wijzen er voorts op dat ook de PAS uitgaat van een
De door reclamanten genoemde maximale toenamen van de deposities kunnen alleen optreden in de meest nabij gelegen delen van Natura 2000, voornamelijk als gevolg van de emissies van lage bronnen (transportbewegingen) die niet door de bestemmingsplannen gereguleerd worden. Buiten de directe omgeving van het havengebied liggen de bijdragen aan de deposities aanmerkelijk lager. Deze maximale bijdragen ontstaan bovendien niet direct, maar ontwikkelen zich gedurende en waarschijnlijk pas na de planperiode. Tegen de tijd dat de berekende maxima worden bereikt is de PAS reeds lang van kracht en zijn de achtergronddeposities volgens de PBL-prognoses enkele honderden molen lager (tientallen procenten van de huidige achtergrondwaarden). Omdat de gemeente Rotterdam geen invloed heeft op de door het PBL voorspelde dalingen van achtergrondwaarden is daar in de passende beoordeling niet vanuit gegaan. De toekomstige
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
1
De Commissie noemt als voorbeeld Droge heiden (H4030) en leefgebied Bos van arme zandgronden.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 48
Ambtshalve stellen wij u voor in de toelichting van de bestemmingsplannen als bijlage op te nemen de overeenkomst tussen het Havenbedrijf en de Provincie Zuid-Holland , gericht op de uitvoering van de maatregel ter mitigatie van de stikstofbijdrage in het gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
combinatie van maatregelen in Natura 2000gebieden en emissiereducties en vragen hoe de bij de uitvoering van de PAS en bij de vaststelling van de bestemmingsplannen betrokken overheden garanderen dat het dubbele van de bijdragen aan de emissies elders wordt gereduceerd.
depositiebijdragen, zoals deze bij een volledige planontwikkeling kunnen ontstaan zijn daarom in de passende beoordeling opgeteld bij de huidige achtergrondwaarden. Daardoor ontstaat een ‘worst case’ beeld van de toekomstige totale deposities en dus van de effecten daarvan. Zelfs bij dergelijke – niet te verwachten hoge achtergrondwaarden is de conclusie in de passende beoordeling dat bijdragen daaraan bij een adequaat instandhoudingsbeheer geen significante effecten op de instandhoudingsdoelen kunnen veroorzaken. Er is dus vanuit deze optiek geen reden planologische beperkingen aan de ontwikkeling van het gezamenlijk plangebied, zoals reclamanten vragen, op te leggen. Daarbij komt dat de aan de beoogde planontwikkeling toegerekende depositiebijdragen ook zonder de nieuwe bestemmingsplannen kunnen ontstaan. Zonder de nieuwe bestemmingsplannen zijn de ontwikkelingsmogelijkheden in het gezamenlijk plangebied en daarmee de planologisch toegestane toenamen van de depositiebijdragen zelfs groter. Dat vindt zijn oorzaak in het feit dat grote delen van het plangebied thans geen bestemming hebben en dus ook geen planologische beperking kennen. De nieuwe bestemmingsplannen zijn dus in feite beperkend ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Niettemin is ook daarmee geen rekening gehouden in de passende beoordeling en zijn alle depositietoenamen aan de planontwikkeling toegerekend. Wij zijn niettemin om meerdere redenen van mening dat het voor de leefomgeving, de natuur en de ontwikkeling van het havengebied van belang is dat de stikstofemissies verder worden beperkt en dat de voor stikstof gevoelige habitats in Natura 2000-gebieden optimaal beheerd worden. Hiervoor wordt kortheidshalve verwezen naar het antwoord op zienswijze 114.3 van reclamanten. Voor wat betreft de verwijzing naar het advies van de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 49
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie Commissie reageren wij als volgt: De Commissie voor de m.e.r. (‘Commissie’) concludeert dat uit het MER goed naar voren komt hoe het havengebied zich kan ontwikkelen en hoe dat binnen de geldende milieukaders past. Het MER en de bijlagen zijn ook naar haar oordeel helder van structuur en goed leesbaar. De commissie constateert dat dat gezien de aard en omvang van het havengebied geen eenvoudige opgave is geweest en complimenteert de opstellers met het resultaat. De commissie constateert voorts dat in de Passende Beoordeling (PB) uitgebreid is ingegaan op de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden in Nederland. Aantasting van de natuurlijke kenmerken is uitgesloten indien voldoende robuuste instandhoudingsmaatregelen uitgevoerd worden. De Commissie merkt op dat veel van deze maatregelen nog moeten worden getroffen en dat de werking in de praktijk moet blijken. Daarom kan volgens de Commissie niet voor alle Natura 2000-gebieden op voorhand aantasting worden uitgesloten. De Commissie geeft niet aan bij welke habitats en maatregelen dat het geval zal zijn. Wel is de Commissie van oordeel dat alle informatie is geleverd die redelijkerwijs kan worden gevraagd. Het eindoordeel van de Commissie is daarom dat het MER en de Passende beoordeling de essentiële informatie bevatten om het milieubelang volwaardig mee te wegen bij de besluitvorming. Zekerheidshalve wijst de Commissie op een aantal risico’s in de verdere procedure en heeft zij een aantal nietessentiële opmerkingen, waarop wij nader ingegaan. Deze hebben betrekking op de mogelijke gevolgen voor de natuur. Voor de overige aspecten verwijzen wij kortheidshalve naar het advies, dat bij de bij de besluiten ter inzage gelegde stukken is gevoegd en te verkrijgen is op de internetsite van de commissie. De Commissie
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 50
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie constateert dat de toename van de bijdragen uit het gezamenlijk plangebied aan de stikstofdeposities op de meest nabijgelegen habitats > 50 mol/ha/jaar kan bedragen en dat die toename buiten de provincie afneemt tot ca. 1 mol/ha/jaar. In de Passende Beoordeling (PB) is onderzocht of daarbij, zonder de door het PBL verwachte daling van de achtergrondwaarden daarin te betrekken, sprake is van overschrijdingen van de KDW’s en wat daarvan de effecten kunnen zijn. Deze analyses zijn voor habitats binnen de provincie in meer detail uitgevoerd, omdat de toenamen daar het grootst zijn. Voor het Natura 2000-gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck is de door het PBL verwachte daling van de deposities mogelijk nodig voor het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen, dit zal op termijn moeten blijken. Omdat deze daling niet in de planbesluiten kan worden geborgd, wordt in dat gebied in aanvulling op de instandhoudingsmaatregelen een extra maatregel getroffen om toekomstige bijdragen aan de deposities te mitigeren. Bij de effectbeoordelingen zijn de specifieke milieukenmerken en omstandigheden betrokken, waaronder het bufferend vermogen van de bodem, de bodemdynamiek, recreatie, beweiding en het instandhoudingsbeheer. Aantasting van de natuurlijke kenmerken van de betrokken gebieden door de beperkte bijdragen aan de deposities is uitgesloten wanneer het instandhoudingsbeheer in deze gebieden voldoende robuust is. De Commissie tekent daarbij wel aan dat veel instandhoudingsmaatregelen nog moeten worden uitgevoerd en dat de werking daarvan in de praktijk moet blijken. Dit speelt volgens de Commissie vooral in grote gebieden zoals de Veluwe1, waar in overleg met verschillende grondeigenaren maatregelen moeten worden ingezet. De Commissie concludeert overigens ook dat - op het detailniveau voor bestemmingsplannen - de PB een goed beeld van de mogelijke effecten en benodigde
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 51
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie maatregelen geeft en dat de voor de besluitvorming benodigde informatie beschikbaar is. Naar aanleiding van dit onderdeel van het advies is niettemin op basis van actuele informatie opnieuw onderzocht of aanleiding bestaat voor redelijke wetenschappelijke twijfel aan de effectiviteit van het voor de gebieden op de Veluwe beschikbare maatregelenpakket. Daartoe blijkt geen aanleiding. Zo wordt voor het habitattype H4030 (Droge heiden) geconcludeerd dat de instandhoudingsdoelen zullen worden bereikt met maatregelen zoals kappen, branden, plaggen, bekalken , begrazen, branden, verstuivingen en akkertjes. Voor het leefgebied Bos van arme zandgronden wordt geconcludeerd dat door het treffen van maatregelen de functionaliteit voor soorten met een instandhoudingsdoel behouden blijft. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat de beschikbare maatregelenpakketten voldoende robuust zijn om de instandhoudingsdoelstellingen te bereiken en dat de daarvoor benodigde middelen beschikbaar zijn. Wel zal op basis van monitoring regelmatig worden bezien of de maatregelen aanpassing behoeven, met name bij de herzieningen van de beheerplannen, na afloop van de daarvoor geldende wettelijk termijn (zes jaar). In dat verband wordt ook verwezen naar de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken, die als bijlage bij de PB is gevoegd. Bijsturingen zijn een normaal onderdeel van het reguliere gebiedsbeheer en inherent aan de onzekerheden die aan elk natuurbeheer verbonden zijn. Dat wil echter niet zeggen dat redelijke wetenschappelijke twijfel bestaat over de (uiteindelijke) effectiviteit van de maatregelenpakketten als geheel. De feitelijke uitvoering daarvan is en blijft geborgd met de wettelijke taken en bevoegdheden van rijk en provincie. Aangezien eventuele verschillen met de uitgangspunten in de passende beoordeling pas op langere termijn kenbaar zullen zijn, is in
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 52
Conclusie
Nr.
114.8
Naam
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Zienswijze
De terreinbeherende organisaties (TBO’s) hebben volgens reclamanten in het kader van de PAS overeenkomsten getekend met provincie, Rijk en Havenbedrijf om vanaf 2013 in een aantal Natura 2000-duingebieden beheermaatregelen te nemen. Deze maatregelen zijn naar hun oordeel alleen effectief indien de stikstofdeposities afnemen. Reclamanten stellen dat de TBO’s door de Provincie en het Havenbedrijf Rotterdam zijn gevraagd vergelijkbare overeenkomsten te sluiten voor alle stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in de provincie en een aantal lopende overeenkomsten te herzien, omdat de achtergronddeposities hoger zijn dan verwacht. De TBO’s stellen zich daarbij volgens reclamanten terughoudend op, omdat beheren geen zin heeft wanneer de emissies niet verminderen. Ze zijn er niet van overtuigd dat het mogelijk is met beheermaatregelen de effecten van te hoge stikstofdeposities (blijvend) te mitigeren en doen dat alleen in de veronderstelling dat de emissies zullen dalen.
Reactie het monitoring- en evaluatieprogramma van de havenbestemmingsplannen opgenomen dat (eventuele) ontwikkelingen worden gevolgd, hierbij gebruikmakend van de monitoring en evaluatie die plaatsvinden in het kader van de beheerplannen zoals door de Staatssecretaris van Economische Zaken genoemd in haar brief van 26 juni 2013. De overeenkomst tussen het Havenbedrijf en de Provincie Zuid-Holland inzake de uitvoering van de mitigerende maatregel is opgenomen als bijlage bij de bestemmingsplannen. De door reclamanten genoemde overeenkomsten zijn gesloten tussen de terreinbeherende organisaties (TBO’s) en de provincie en geven uitvoering aan de wettelijke taken van de provincie met betrekking tot het instandhoudingsbeheer in de betrokken gebieden. De TBO’s ontvangen voor de uitvoering daarvan een in overleg met hen bepaalde vergoeding. Het Havenbedrijf noch de gemeente Rotterdam zijn partij bij deze overeenkomsten. De uitvoerbaarheid en effectiviteit van het wettelijk instandhoudingsbeheer worden bepaald in het kader van de totstandkoming van de beheerplannen, waarbij de TBO’s eveneens worden betrokken. Uit de daarover door provincie en rijk ter beschikking gestelde informatie blijkt dat - ook bij de sinds kort bekende hogere achtergronddeposities - de instandhoudingsdoelen met een juiste combinatie van instandhoudingsmaatregelen kunnen worden bereikt. Deze bevindingen worden bevestigd door de ten behoeve van de bestemmingsplannen opgestelde passende beoordeling, waaruit tevens blijkt dat de depositiebijdragen als gevolg van de beoogde planontwikkelingen geen gevolgen hebben voor dat instandhoudingsbeheer of de effectiviteit daarvan. Provincie en rijk hebben verzekerd dat voor de uitvoering van het instandhoudingsbeheer voldoende middelen beschikbaar zijn en dat zij de uitvoering van de maatregelen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 53
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1). Ambtshalve stellen wij u voor in de toelichting van de bestemmingsplannen als bijlage op te nemen de overeenkomst tussen het Havenbedrijf en de Provincie Zuid-Holland , gericht op de uitvoering van de maatregel ter mitigatie van de stikstofbijdrage in het gebied Nieuwkoopse Plassen & De Haeck.
Nr.
114.9 en 114.10
2
Naam
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Zienswijze
In de PB wordt gesteld dat de instandhoudingsdoelstellingen ook kunnen worden gehaald bij overschrijding van de KDW’s. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de lokale kenmerken en omstandigheden, waaronder het instandhoudingsbeheer en in één geval2 extra maatregelen de gevolgen van overschrijdingen van de KDW's teniet doen. Reclamanten hebben bezwaar tegen deze redenering en verwijzen daarvoor in de eerste plaats naar het advies van de Commissie voor de m.e.r.. Zij zijn van oordeel dat geen sprake is van bewezen instandhoudingsmaatregelen, waarmee in alle omstandigheden met zekerheid ook bij deposities boven de KDW’s blijvend het gewenste effect wordt bereikt, waarbij zij verwijzen naar de aanname in het instandhoudingsbeheer en in de PAS dat de ADW’s op middellange termijn tot onder
Reactie nauwkeurig monitoren. Hiervoor wordt kortheidshalve verwezen naar de bij de passende beoordeling gevoegde brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken d.d. 26 juni 2013. Wij zien daarom in redelijkheid geen aanleiding te twijfelen aan de adequaatheid van het instandhoudingsbeheer en de uitvoering daarvan. Slechts in één enkel geval bestaat op grond van de passende beoordeling aanleiding tot extra maatregelen in aanvulling op het instandhoudingsbeheer. Het gaat daarbij om veenmosrietland (H7140B) in het Natura 2000-gebied Nieuwkoop & De Haeck. Om die reden worden in dat gebied een roulerend oppervlak van 4 ha veenmostrietland extra in beheer genomen, om de depositiebijdragen als gevolg van de voorgenomen planontwikkeling te mitigeren. Deze maatregel is verankerd in de planvoorschriften en een tussen het Havenbedrijf en de Provincie Zuid-Holland gesloten overeenkomst, die als bijlage bij de bestemmingsplannen is gevoegd. Voor de beantwoording van deze zienswijze wordt in de eerste plaats verwezen naar het antwoord op zienswijze 114.7. Wij zien geen aanleiding te twijfelen aan de adequaatheid van het wettelijk instandhoudingsbeheer en de uitvoering daarvan, ook bij de huidige depositieniveaus en de als gevolg van de voorgenomen planontwikkelingen te verwachten bijdragen daaraan. De kwantitatieve invulling van de wettelijke instandhoudingsdoelen en de bepaling van de daarvoor benodigde instandhoudingsmaatregelen worden in overleg met de TBO’s vastgesteld bij de voorbereiding van de beheerplannen. De TBO’s ontvangen daarvoor van de provincie de benodigde middelen, ook na ommekomst van de zes-jaarlijkse beheerplanperiode. De zes-jaarlijkse herziening van de beheerplannen betekent niet dat het instandhoudingsbeheer na die periode onzeker is, maar dat
Veenmosrietland in Nieuwkoopse plassen & De Haeck.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 54
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
de KDW’s dalen. Zij stellen voorts dat bij het instandhoudingsbeheer en in de PAS wordt uitgegaan van een daling van de ADW’s op middellange termijn tot onder de KDW’s, omdat door begrazing geen stikstof wordt afgevoerd en het (opnieuw) verwijderen van toplaag niet mogelijk is zonder ernstige schade aan het ecosysteem. In matig tot slecht gebufferde systemen (veenmosrietland en deels ook heischraal grijs duin) leidt stikstofdepositie bovendien niet alleen tot verruiging, maar ook tot verzuring, waartegen beheermaatregelen niet effectief zijn. Daarbij komt dat overschrijdingen van de KDW’s het ecosysteem gevoeliger maken voor andere effecten. Reclamanten wijzen er verder op dat de financiering van het instandhoudingsbeheer nog niet zeker is en dat de bijdragen aan de deposities in beginsel oneindig doorgaan, terwijl de beheerplannen maar zes jaar van kracht zijn. Bovendien is niet duidelijk wat de mogelijkheden zijn wanneer de maatregelen niet worden uitgevoerd of onvoldoende effectief zijn.
de resultaten worden geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. De beheerplannen bevatten daartoe monitoringbepalingen. De kracht van het instandhoudingsbeheer en het vermogen om te gaan met aan natuurbeheer inherente - onzekerheden zit juist in deze combinatie van maatregelen pakketten, terreinkennis, monitoring en evaluatie. Deze werkwijze is verankerd in de Natuurbeschermingswet en het tussen rijk en provincies gesloten Natuurakkoord.
De zienswijzen van reclamanten strekken zich ook uit tot Natura 2000-gebieden buiten de provincie, waar de depositiebijdragen lager zijn.
Ook bij uitvoering van de PAS zal in veel gevallen sprake blijven van een overschrijding van de KDW’s, de instandhoudingsmaatregelen zijn daarop gebaseerd. Reclamanten maken – ondanks de uitgebreide effectbeoordelingen per habitat en gebied – niet duidelijk welke maatregelenpakketten in welke gevallen onvoldoende zijn om de instandhoudingsdoelen te bereiken en in hoeverre (achterblijvende) depositiedalingen daar debet aan kunnen zijn. Wij beperken ons daarom tot een korte reactie in algemene zin op de door hen uitgesproken twijfels. Ten aanzien van het verwijderen van toplagen wordt nog opgemerkt dat dat een eenmalige herstelmaatregel is, die zijn grond vindt in een combinatie van achterstallig gebiedsbeheer en decennia lange, extreem hoge depositieniveaus in het verleden. Daardoor bevat de bodem in veel gebieden grote voorraden stikstof en zou het kwaliteits- en oppervlakteverlies ook zonder nieuwe depositiebijdragen onverminderd doorgaan. Een en ander is bevestigd door analyses van bodemmonsters uit duingebieden. Als gevolg van technologische ontwikkelingen, regelgeving en beleid zijn de deposities echter al sinds jaren dalend en zullen de oude depositieniveaus niet meer worden bereikt. Na verwijdering van de historisch geaccumuleerde deposities in de toplaag van de bodem en herontwikkeling van de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 55
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie beoogde habitats is regulier vervolgbeheer daarom in vrijwel alle gevallen voldoende om de instandhoudingsdoelen te bereiken, ook bij de huidige depositieniveaus en de verwachte bijdragen daaraan vanuit het plangebied van de bestemmingsplannen. Dat komt omdat ook met regulier vervolgbeheer een overmaat aan stikstof uit de betrokken gebieden wordt afgevoerd en omdat dergelijke maatregelen het systeem minder gevoelig maken voor andere oorzaken van achteruitgang van de betrokken habitats. Ook door begrazing wordt, afhankelijk van de intensiteit en omstandigheden stikstof afgevoerd (Elbersen et al, 2003). Omdat grazers een voorkeur hebben voor stikstofrijk voedsel zoals gras, verwijderen ze bovendien selectief de minder gewenste snel groeiende soorten, wat op den duur bijdraagt aan het gewenste evenwicht in soorten. Door het tegengaan van verruiging blijven duinen ook aantrekkelijk voor kleine natuurlijke grazers, zoals konijnen. Slechts in een enkel geval (Veenmosrietland in het gebied Nieuwkoop & De Haeck) wordt op grond van de passende beoordeling een extra maatregel getroffen om de verwachte toename van depositiebijdragen vanuit het plangebied van de havenbestemmingsplannen te mitigeren. Die maatregel is er alleen op gericht ten minste eenzelfde hoeveelheid stikstof uit de betrokken habitat af te voeren en laat het instandhoudingsbeheer en de resultaten daarvan onverlet. Hoewel deze extra maatregel pas bij de verdere ontwikkeling van het plangebied nodig zou kunnen zijn, wordt de uitvoering daarvan al in het eerste jaar na de planvaststelling in gang gezet. Een en ander is in de passende beoordeling en de plantoelichting toegelicht en vastgelegd in de planregels en een daarmee samenhangende overeenkomst tussen het Havenbedrijf en de Provincie Zuid-Holland. Ten aanzien van de KDW’s voor slecht gebufferde systemen wordt opgemerkt dat de betrokken KDW’s daarop
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 56
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
114.11
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Reclamanten zijn van oordeel dat de stelling in de PB, dat effecten ontstaan omdat het instandhoudingsbeheer onvoldoende is onjuist is. In die situaties is volgens reclamanten herstel nodig als gevolg van overschrijding van de KDW, wat onder andere door de havenactiviteiten werd veroorzaakt. Zij verzoeken deze formulering uit de PB te verwijderen.
114.12
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap,
Er is onvoldoende rekening gehouden met mogelijke toename van stikstofdepositie afkomstig van andere plannen en projecten. De aanvullende beheerafspraken worden ingezet voor het teniet doen van de effecten van de havenactiviteiten in het gezamenlijk plangebied. Andere projecten en plannen zullen daardoor onmiddellijk tot significante negatieve effecten op de
Reactie afgestemd zijn. Bij de vaststelling van de KDW’s is bovendien uitgegaan van een thans vrijwel niet meer voorkomende zwaveldepositie van 400 mol/ha/jaar, wat omgerekend naar een zuurdepositie door stikstof overeenkomt met ca. 800 mol/ha/jaar. De huidige zwaveldeposities zijn op de meeste plaatsen niet hoger dan 200 mol/ha/jaar, wat betekent dat de zuurbelasting in de praktijk veel lager is dan waarvan in de passende beoordeling is uitgegaan en dat de KDW’s voor stikstof op veel plaatsen hoger zijn. De effecten worden dus ook om deze redenen overschat. Herstelbeheer is afhankelijk van de situatie om verschillende redenen noodzakelijk. Voorbeelden zijn waterwinning / drooglegging, bosbouw, zeeweringbeheer, historische deposities en (het wegvallen van) beweiding en natuurlijke begrazing. Dat zijn allemaal geen gevolgen van de voorgenomen planbesluiten. Indien het beheer van de betrokken habitats in het verleden afgestemd was op de feitelijke situatie, dan zou de staat van instandhouding daarvan in veel gevallen beter zijn geweest en zouden deze habitats minder gevoelig zijn voor bijdragen aan de deposities, dan wel zou de juridische duiding van de mogelijke effecten daarvan minder kritisch zijn. Er is derhalve geen aanleiding de betrokken passage aan te passen. Overigens is het niet aan de beheerders te wijten dat thans in veel gebieden een inhaalslag moet worden gemaakt. Tot voor kort ontbrak het landelijk aan een wetenschappelijk onderbouwd, systematisch beheer met een daarop afgestemde financiering. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat in de passende beoordeling de mogelijke effecten niet zijn beoordeeld op basis van de bijdragen aan de deposities, maar op basis van de totale deposities, uitgaande van de huidige achtergronddeposities zoals deze door het PBL zijn berekend. Er is géén rekening gehouden met de door het PBL verwachte daling van de achtergronddeposities. Veiligheidshalve is uitgegaan van de over 2011
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 57
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
natuurwaarden en onhaalbaarheid van de instandhoudings-doelstellingen leiden.
gerapporteerde deposities, waarbij rekening is gehouden met de zogenaamde duinenbijtelling en de algemene correctie op basis van monitoring. Het PBL verwacht voor de komende decennia een verdere daling van de achtergronddeposities, tot honderden molen/ha/jaar. Daarin zijn alle te verwachten ontwikkelingen opgenomen, waaronder de ontwikkeling van het gezamenlijk plangebied. Omdat het ondoenlijk is de PBL-cijfers te corrigeren voor de bijdragen uit het gezamenlijk plangebied zijn de voor 2011 door het PBL berekende achtergrondwaarden daarmee opgehoogd. De mogelijke effecten zijn dus bepaald en beoordeeld op basis van een 'worst case' benadering van de te verwachten deposities, waarin alle deposities van andere plannen en projecten meegenomen zijn. In de tweede plaats is, met uitzondering van de maatregelen voor veenmosrietland voor het gebied Nieuwkoopse plassen & De Haeck, géén sprake van beheerafspraken ten behoeve van de activiteiten in het gezamenlijke plangebied. De instandhoudingsmaatregelen zullen ook zonder deze bestemmingsplannen tot uitvoering moeten worden gebracht en zijn slechts als onderdeel van de lokale kenmerken en omstandigheden betrokken in de bepaling en beoordeling van de mogelijke effecten. Het is dus niet zo dat de mogelijke deposities van andere plannen en projecten automatisch tot andere effecten of conclusies kunnen leiden. Anderszins is voor wat betreft de maatregelen t.b.v. het veenmosrietland in het gebied Nieuwkoopse plassen & De Haeck geen sprake van een instandhoudingsmaatregel, maar van het afvoeren van een hoeveelheid stikstof die ruimschoots overeenkomt met de nieuwe bijdragen aan de deposities, hoewel ook daar sprake is van een overschatting van de toekomstige totale deposities. Voor zover andere plannen of projecten eveneens in dat gebied
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 58
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie deposities veroorzaken waarvoor een passende beoordeling nodig is, kan het daarvoor eveneens nodig zijn maatregelen te treffen. Voor het antwoord op deze zienswijze wordt in de eerste plaats verwezen naar het antwoord op de vorige: in de PB wordt niet uitgegaan van een daling van de achtergrondwaarden. Voor een stijging van de achtergrondwaarden bestaat geen grond; een dergelijke stijging veronderstelt extra emissiebronnen in de orde van 10% (ruim 100 mol), in vergelijking met de PBL-cijfers. De bijdragen van Maasvlakte 2 zijn reeds opgenomen in de PBL-cijfers en bedragen hooguit enkele procenten van het totaal. Hierbij wordt opgemerkt dat in het MER Bestemming Maasvlakte 2, april 2007, is berekend dat de totale bijdrage van Maasvlakte 2 maximaal 3% van de totale depositie in 2023 zal zijn.
114.13
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Reclamanten vragen zich af of met de gevolgde methodiek voor de bepaling en beoordeling van de effecten wordt voldaan aan de verplichtingen op grond van artikel 19j lid van de Natuurbeschermingswet en zouden dit graag door de Raad van State getoetst zien. Zij betwijfelen met name of voor de toelaatbaarheid van toekomstige activiteiten mag worden uitgegaan van een daling van de deposities en of die daling overal zal optreden. Reclamanten sluiten zelfs niet uit dat de deposities op sommige plaatsen zullen toenemen, bijvoorbeeld als gevolg van de ontwikkeling van Maasvlakte 2.
114.14
Natuur en Milieufederatie ZuidHolland (mede namens Natuurmonumenten, Stichting Duinbehoud, ZuidHollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie en het Rotterdams Milieucentrum).
Reclamanten pleiten voor een totaal monitoringsplan, waarin alle plannen en ambities binnen de Rotterdamse haven zijn opgenomen, om alle partijen goed inzicht te geven in effecten en haalbaarheid/sturing op de ambities. Reclamanten vragen de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf Rotterdam een opzet te maken voor een 'integraal plan voor monitoring en evaluatie' en bieden aan om vanuit hun kennis en ervaring actief deel te nemen in de uitwerking en uitvoering van een integrale monitoring en evaluatie in het havengebied.
Wij danken reclamanten voor de aangegeven steun en bereidheid om bij te dragen aan de ontwikkeling van een integraal monitoringsprogramma. In het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 zal dit voorstel worden meegenomen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 59
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Wij stellen u voor de zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat, Europoort en Landtong en Maasvlakte 1).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
115
Beachcenter Oostvoorne
Reclamant geeft aan dat in de toelichting van het ontwerpbestemmingsplan Maasvlakte 1 en het ontwerpbesluit Veiligheidscontour Maasvlakte 1 en 2 wordt gesteld dat er rekening is gehouden met het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne en specifiek de uitbreiding van 2 bouwvlakken die in de toekomst op een willekeurige plek aan de noordoever gerealiseerd zouden kunnen worden. Reclamant geeft aan hiervan echter niets in het eerdergenoemde ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbesluit terug te vinden. Tevens is reclamant van mening dat het eerdergenoemde ontwerpbestemmingsplan en het ontwerpbesluit naar de verdere toekomst toe onacceptabele beperkingen op legt. Reclamant verzoekt de raad de veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer gelijk te laten lopen met de gemeentelijke grenzen.
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
De onderzoeken uit het MER zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. Als uitgangspunt voor die ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt). Wij verklaren de zienswijze ongegrond.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 60
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
118.1
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Eind 2011 is de Havenvisie 2030 door de raad vastgesteld. Hierin staat o.a. de opgave om te groeien binnen de afgesproken grenzen. Deze opgave is ook als uitgangspunt gehanteerd voor de havenbestemmingsplannen. Het, conform de Havenvisie, mede rekening houden met het landschap en/of de recreatie heeft niet geleid tot beperkingen voor het gewenste ruimtegebruik van het haven- en industriegebied of de ambities zoals verwoord in de Havenvisie.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ en bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’).
118.2
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Reclamant is van mening dat het ontwerpbestemmingsplan Europoort en Landtong niet voldoet aan de oorspronkelijke doelstelling van het gebied Europoort, t.w. economische havenontwikkeling, doordat teveel rekening wordt gehouden met andere activiteiten, zoals landschap en recreatie. Reclamant kan zich niet vinden in de ambitie van het Havenbedrijf voor de ruimtelijke kwaliteit en met name beeldkwaliteit en recreatief medegebruik. Dit is beperkend voor de operationele en expansiemogelijkheden, en verhoudt zich ook niet goed met de ambitie verwoord in de Havenvisie. Reclamant geeft aan dat het in tabel 4.1 onder 5 genoemde voornemen inzake de verwijdering van de turbines op de locatie BP niet juist en voorbarig is. Dat besluit is nog niet genomen. Reclamant verzoekt om verwijdering van de vermelding.
We stellen voor dit voorstel van reclamant niet over te nemen, maar wel om de toelichting op dit punt aan te passen, waarbij wordt aangegeven dat de windturbines worden verwijderd naar aanleiding van voortschrijdende inzichten en nieuwe regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
118.3
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Op figuur 4.3 'Overzicht verander- en ontwikkellocaties Europoort' zijn op het in erfpacht door BP in gebruik zijnde terrein enkele veranderen ontwikkellocaties geel gearceerd. BP ontgaat waarom dit is gedaan en beschouwt het als onwenselijk en mogelijk belemmerend voor toekomstige ontwikkelingen. Het hele aan BP uitgegeven terrein zou groen moeten zijn.
In het MER zijn de ruimtelijke ontwikkelingen ten opzichte van de huidige situatie (2010) beschreven. In de huidige situatie zijn de door de inspreker genoemde terreinen weliswaar uitgegeven aan BP, maar niet in gebruik door BP. Ingebruikname van deze terreinen kan tot extra milieueffecten leiden, die in het kader van het MER onderzocht zijn. Aldus zijn de maximale milieueffecten van de ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt middels de havenbestemmingsplannen in beeld gebracht. De bestemming van deze terreinen is identiek aan de bestemming van de reeds door BP in gebruik zijnde terreinen, waardoor geen beperking aan het toekomstig gebruik voor BP aanwezig is.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 61
Tevens stellen wij ambtshalve voor de plantoelichtingen aan te passen zoals hiernaast beschreven. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
118.4
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
In het bestemmingsplan Europoort en Landtong zijn geen beperkingen op het terrein van BP gelegd. Ten opzichte van de Autonome Ontwikkeling is de ruimtelijke invulling van ontwikkellocatie EP1, ten noorden van de BP-locatie, gewijzigd van het marktsegment ‘nat massagoed’, waaronder de mogelijkheid voor realisatie van het deelsegment ‘power’ gewijzigd naar de aanzienlijk stillere deelsegmenten op- en overslag van chemische producten, minerale producten en raffinaderijterminal.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
118.5
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Reclamant geeft aan dat ter hoogte van de vogelhotspots Kop van de Beer en Markweg de intensiteit van het geluidniveau afneemt ten opzichte van de autonome ontwikkeling. Het is niet duidelijk waardoor deze afname wordt veroorzaakt. Reclamant vermoedt dat dit het geval is door beperkingen op de terreinen van BP te leggen waarmee BP wordt beperkt in haar expansiemogelijkheden en huidige activiteiten. Reclamant verwacht aanpassing van deze passage. Reclamant geeft aan dat planregel 35.1.1 onder a. als volgt aangepast moet worden: "raffinage van ruwe olie en de op- en overslag van grondstoffen voor en (rest)producten van het raffinageproces en de bijbehorende procesindustrie, de op- en overslag van grondstoffen voor producten, alsmede de bewerking en verwerking daarvan".
In de bestemmingsomschrijving van artikel 35 bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ is naast de raffinage ook de bijbehorende chemische industrie bestemd (zie het antwoord op zienswijze 112.3). De door reclamant beoogde reikwijdte van de planregel wordt naar onze mening op deze manier bereikt.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
Het bepaalde in artikel 53.1 onder c. aanhef zou niet van toepassing moeten zijn op tijdelijke gebouwen. BP verzoekt het woord "permanente" toe te voegen in de bedoelde aanhef. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het bepaalde in 53.2. BP verzoekt na de eerste volzin van artikel 53.2 de navolgende zin toe te voegen: "Dit veiligheidsniveau kan ook worden bereikt door een risicoafweging". Voor de te ontwikkelen gebieden op bestaande terreinen is in bijlage 1 geluidverkavelingskaart een kental gehanteerd van maximaal 67 dB(A). Reclamant geeft aan dat dit te laag is voor de toekomstige ontwikkelingen en is van mening dat
Wij zien geen aanleiding aan het verzoek tegemoet te komen. Het enkele feit dat een gebouw tijdelijk is, betekent niet dat dit geen bescherming zou behoeven wanneer er sprake is van een (beperkt) kwetsbaar object. Tijdelijke gebouwen kunnen momenteel vergund worden voor een periode van 5 jaar en het voornemen is om dit zelfs op te rekken naar 10 jaar. Voor een dusdanig lange periode is het niet wenselijk om tijdens die periode een lager veiligheidsniveau toe te staan. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek
118.6
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
118.7
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 62
Wij stellen voor in de beschrijving ‘Bedrijf – Ruwe olie en raffinage’ in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ en het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ de term ‘procesindustrie’ te vervangen door ‘chemische industrie’. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte
Nr.
Naam
Zienswijze 2
tenminste een budget van 75 dB(A)/m noodzakelijk is.
Reactie
Conclusie
naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen. Zie het antwoord op reactie 118.2.
1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
118.8
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Op de locatie van BP staan slechts 5 windturbines ingetekend, terwijl er 9 zijn vergund en gerealiseerd. Reclamant verzoekt alle 9 in te tekenen.
118.9
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Reclamant verzoekt om aanpassing van planregel 40.1.1 onder a. naar: "raffinage van ruwe olie en de op- en overslag van grondstoffen voor en (rest)producten van het raffinageproces en de bijbehorende procesindustrie, de op- en overslag van grondstoffen voor producten, alsmede de bewerking en verwerking daarvan".
Zie het antwoord op reactie 118.5.
Reclamant is van mening dat het bepaalde in artikel 60.1 onder c. aanhef ook van toepassing zou moeten zijn op permanente gebouwen en verzoekt dit toe te voegen in artikel 60.1. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor het bepaalde in 60.2 met het
Zie het antwoord op reactie 118.6.
118.10
BP Raffinaderij Rotterdam B.V.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 63
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’). Tevens stellen wij ambtshalve voor de plantoelichtingen aan te passen zoals in reactie 118.2 beschreven. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’). Wij stellen voor in de beschrijving ‘Bedrijf – Ruwe olie en raffinage’ in het bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat en het bestemmingsplan Europoort en Landtong de term ‘procesindustrie’ te vervangen door ‘chemische industrie’. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’).
Nr.
Naam
119.1
Gemeente Hellevoetsluis
119.2
Gemeente Hellevoetsluis
Zienswijze verzoek om de navolgende zin toe te voegen: "Dit veiligheidsniveau kan ook worden bereikt door een risicoafweging". Reclamant geeft aan het hoogst merkwaardig te vinden dat een ingrijpende aanpassing en verandering van een bestemmingsplan en de vaststelling van de bijbehorende veiligheidscontour, welke van grote invloed zijn voor de gemeente Westvoorne en voor het eiland Voorne-Putten, juist in deze vakantieperiode ter visie wordt gelegd.
Reclamant geeft aan dat er een onzorgvuldige afweging wordt gemaakt tussen de economische belangen van de Rotterdamse haven en het woon,en leefklimaat van de buurgemeente Westvoorne en de buurgemeenten op Voorne Putten. Hetzelfde geldt voor wat betreft het intensieve gebruik van de noordoever van het Oostvoornse Meer door recreanten uit de wijde regio. Het Oostvoornse Meer vervult een belangrijke rol voor de recreatie in onze regio, en wordt dagelijks door een groot aantal mensen benut voor windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. Reclamant is van mening dat het ontoelaatbaar is dit op te offeren ten behoeve van uitsluitend economische belangen. Reclamant geeft aan bezwaar te maken tegen het plan om het Oostvoornse meer of Slag Stormvogel
Reactie
Conclusie
De ontwerpbestemmingsplannen hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen. Van die termijn is in diverse dag-, nieuws- en huis-aan-huisbladen kennis gegeven. Daarmee is voldaan aan de in afdeling 3.4 Awb opgenomen wettelijke vereisten. De termijn voor het indienen van zienswijzen is daarnaast op diverse informatiebijeenkomsten in de regio bekend gemaakt. Voorts is gedurende de termijn een herhaalde kennisgeving gepubliceerd in de betrokken dag-, nieuws- en huis-aanhuisbladen. Reclamant heeft van de geboden termijn gebruik gemaakt en een zienswijze ingediend. Wij zijn dan ook van oordeel dat reclamant afdoende in de gelegenheid is geweest zich voor te bereiden op haar zienswijze en deze tijdig kenbaar te maken. In de Havenvisie 2030 is aangegeven dat in het Rotterdamse havengebied groei moet worden geaccommodeerd door enerzijds nieuw vestiging op de nog niet ingevulde kavels zo veel mogelijk te faciliteren en anderzijds intensivering bij bestaande bedrijven mogelijk te maken. Daarbij dienen de wettelijke grenzen vanzelfsprekend in acht te worden genomen. Uit het MER blijkt dat dit het geval is. Anders dan reclamanten stellen, maken de havenbestemmingsplannen geen industriële activiteiten ruimtelijk mogelijk op de noordrand van het Oostvoornse meer. Evenmin vinden er ingrepen plaats in het Oostvoornse meer.
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: Anders dan reclamanten stellen leidt de ligging van de veiligheidscontour niet tot beperkingen voor het gebruik
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 64
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’) ongegrond te verklaren.
Nr.
119.3
Naam
Gemeente Hellevoetsluis
Zienswijze
Reactie
op de schop te nemen en/of om te toveren voor industrie. De industrie moet het maar doen met de ruimte die nu nog braak liggen op de industrieterreinen.
van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. Deze activiteiten blijven dus onverkort mogelijk. Verder is juist ter hoogte van de noordoever van het Oostvoornse meer een optimale balans ontstaan tussen de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de gedempte Hartelstrook en het Krabbeterrein enerzijds en het recreatieve gebruik van de noordoever anderzijds. Die balans komt bijvoorbeeld tot uitdrukking met betrekking tot de ligging van de veiligheidscontour, maar ook in de wijze van bestemmen. Anders dan bij de meer naar binnen gelegen haven- en industrieterreinen het geval is, zijn op de Hartelstrook en het Krabbeterrein juist minder milieubelastende deelsegmenten positief bestemd.
Volgens de ontwerpbestemmingsplannen is het mogelijk dat er direct aan de overzijde van de N-15, grenzend aan de noordoever van het Oostvoornse Meer en direct achter de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel), nieuwe bedrijven gevestigd worden. Deze locaties vallen onder de verander,- en ontwikkelingslocaties. Reclamant geeft aan dat vestiging van risicovolle bedrijven die direct grenzen aan de noordrand van Oostvoorne en direct achter de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) niet mogelijk gemaakt moet worden. Ook vreest reclamant toename van geluid, stank en visuele ontsiering. Het aangrenzend Krabbeterrein en de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) zou in zijn geheel bestemd moeten worden zoals het nu in gebruik is, dus ruimte voor natuur,
Wij zijn van mening dat er een zorgvuldige afweging van de verschillende betrokken belangen heeft plaatsgevonden. Het in de zienswijze bedoelde terrein op Maasvlakte 2 maakt geen onderdeel uit van de betrokken plangebieden en wordt ten onrechte aangehaald. De terreinen op de Hartelstrook en het Krabbeterrein maken onderdeel uit van het haven- en industriecomplex. Zij zijn ooit aangelegd voor het vestigen van havenindustrie. Het ontnemen van die vestigingsmogelijkheid in de onderhavige bestemmingsplannen is niet alleen niet wenselijk, maar ook in strijd met het voor het havengebied geldende ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam, de provincie ZuidHolland en het Rijk. Zowel de Havenvisie, de Provinciale Structuurvisie als het Barro voorzien namelijk in een intensiveringsopgave voor het havengebied, juist om in de toekomst een ongewenste druk op minder of niet voor dergelijke milieubelastende industrievormen geschikte bedrijfsterreinen in de omgeving van de haven te voorkomen. Daarbij komt dat er ook geen noodzaak is ter plekke zwaardere activiteiten weg te bestemmen. Uit het MER blijkt immers dat van de gesuggereerde ontoelaatbare
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 65
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplannen ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’) ongegrond te verklaren.
Nr.
119.4
Naam
Gemeente Hellevoetsluis
Zienswijze
Reactie
recreatieve voorziening en horeca, en geen toevoeging aan het haventerrein. Reclamant geeft tevens aan dat een en ander haaks staat op eerder naar buiten gebrachte plannen inzake het Oostvoornse Meer. Bewoners van de regio en recreanten uit de hele randstad is voorgehouden, dat het Oostvoornse meer hen een ongestoorde mogelijkheid tot recreatie zou bieden. In dit kader zijn er diverse werkzaamheden verricht, zoals het herinrichten van de noordoever. Ondernemers hebben zich gevestigd; de door hen gedane investeringen zullen bij verwezenlijking van de aangegeven plannen in rook op gaan. Kortom, doorvoeren van de voorgenomen plannen is beslist ongewenst.
hinder als gevolg van het voorgestane ruimtegebruik geen sprake zal zijn. De gekozen planologische invulling leidt niet tot beperkingen op het gebruik voor dagrecreatie van het Oostvoornse meer en de noordoever. Dat gebruik kan gewoon worden voortgezet (zie ook het hiervoor opgenomen antwoord op zienswijze 9.2 e.a.)
Reclamant geeft aan dat de voorgestelde veiligheidscontouren voor een groot deel dwars over het Oostvoornse Meer en de huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2 (westelijk en noordwestelijk deel) lopen, waardoor eventuele toekomstige uitbreiding van voorzieningen door ondernemers waarschijnlijk onmogelijk wordt. Het voorzieningenniveau zal daardoor niet verhoogd of verbeterd kunnen worden. Reclamant is van mening dat aan de noordoever van het Oostvoornse Meer en op de zachte zeewering van Maasvlakte 2 duizenden mensen recreëren en het Oostvoornse Meer daarom ook
Overigens zijn wij van mening dat de duinen van Voorne langs het Oostvoornse meer zorgen voor een natuurlijke afscheiding van het haven- en industriecomplex en het in de zienswijze bedoelde recreatiegebied. Van de gesuggereerde (significante) visuele ontsiering is daarom ook geen sprake. Evenmin is er aanleiding te veronderstellen dat ontoelaatbare geur- en geluidoverlast zal ontstaan. Enerzijds niet omdat uit het MER blijkt dat aan de beleidsmatige en wettelijke normen met betrekking tot geur en geluid wordt voldaan, anderzijds niet omdat er in het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 diverse projecten worden uitgevoerd gericht op een verdergaande vermindering van de in de omgeving ervaren geur- en geluidoverlast vanuit het haven- en industriecomplex. Deze maatregelen maken onderdeel uit van de Duurzame Dialoog met de gemeente Westvoorne. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De onderzoeken uit het MER zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. Als uitgangspunt voor die ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 66
Conclusie
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
een belangrijke economische schakel voor Westvoorne en het hele eiland Voorne-Putten is. Deze noordoever is dus in de ogen van reclamant wel degelijk een kwetsbaar gebied waar veel mensen gedurende een groot deel van de dag verblijven. Reclamant is daarom van mening dat de grens van de veiligheidscontour verlegd moet worden, minimaal langs de demarcatielijn of erboven, en landinwaarts binnen de gehele huidige zachte zeewering van de Maasvlakte 2. Deze locaties moeten te allen tijde geschikt blijven voor de huidige recreatie & sportmogelijkheden die het nu huist, waaronder de sportieve activiteiten zoals golfsurfen, windsurfen & kitesurfen.
Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt).
Conclusie
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2).
119.5
Gemeente Hellevoetsluis
Reclamant geeft aan dat de voorgestelde nieuwe systematiek voor het bepalen van de geluidhinder moet bijdragen aan de optimalisatie van de beschikbare geluidruimte. Dit zal volgens de reclamanten betekenen dat het huidige industrie,verkeer,- en spoorweglawaai niet zal verminderen maar zal toenemen. Reclamant geeft aan dat in Oostvoorne en aan de noordkant van VoornePutten nu al veel geluidhinder wordt ondervonden en het lijkt erop dat er geen maatregelen getroffen worden om dit te verbeteren. Dit vindt reclamant niet acceptabel. Graag zou reclamant een betere bewaking en registratie van de geluidcontouren opgenomen zien
Zie verder ook de beantwoording van zienswijzen 25.5 en 25.7 in deze rapportage. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 67
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage,
Nr.
119.6, 119.7
Naam
Gemeente Hellevoetsluis
Zienswijze
Reactie
in de plannen, waarbij ook aangegeven wordt welke maatregelen of sancties er aan de betrokken overtreders opgelegd gaan worden. Reclamant is van mening dat de gemeente als eigenaar van de gronden daartoe voldoende middelen moet hebben. De verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen tegen de toename van het geluidniveau van wegverkeer en spoorwegverkeer wordt, volgens de reclamanten, door de gemeente Rotterdam bij de beheerders neergelegd. Reclamant is van mening dat concrete afspraken gemaakt moeten worden met de industrie, wegbeheerder en spoorwegbeheerder om de toename van de geluidbelasting te beperken en zo mogelijk te verlagen.
Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Reclamant geeft aan dat de gemeente Rotterdam regelmatig het bestaan van de zogenaamde demarcatielijn ontkent. Het zou in dit bestemmingsplan passend zijn om de demarcatielijn op te nemen. Tevens verzoekt reclamant om de veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse meer te situeren op de afgesproken
Conclusie
Hierbij wordt nog wel vermeld dat de geluidverkaveling als systematiek alleen de geluidproductie dat op een kavel mag plaatsvinden, regelt en nadrukkelijk niet gaat over de geluidbelasting van transport over het spoor of de weg. De gevraagde bewaking en registratie van de geluidcontouren via de havenbestemmingsplannen is reeds geborgd: dit vindt plaats via het systeem van I-kwadraat , een geluidverdeel- en registratiesysteem dat het uitgangspunt vormt voor de verlening van de (milieu)omgevingsvergunning in het haven- en industriegebied. In het kader van de uitvoering van de Havenvisie 2030 worden projecten uitgevoerd ter vermindering van de in de omgeving ervaren overlast. Zo wordt er gestart met een pilot 'Geluidmeetnet' in Westvoorne waarmee naar verwachting meer inzicht in de geluidbronnen en mogelijke maatregelen wordt verkregen. De verantwoordelijkheid voor het in stand houden van de afgesproken geluidplafonds op de weg en het spoor is wettelijk neergelegd bij respectievelijk Rijkswaterstaat en ProRail. Dergelijke overschrijdingen worden overigens binnen de planperiode niet voorzien. Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: De demarcatielijn en daarmee de begrenzing van het havengebied wordt in het bestemmingsplan Maasvlakte 1 niet betwist. In het eerste besluit (21 juli 1964) over de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 68
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
demarcatielijn. De veiligheidscontour is blijkbaar zo "plooibaar" dat er voor de huidige bebouwing op twee plaatsen een uitzondering in de vorm van een "donut" gemaakt is. Blijkbaar gelden de veiligheidsrisico's daar ineens niet meer. Reclamant geeft aan dat dit niet is uit te leggen aan de gebruikers en recreatieondernemers en vragen zich af of recreatie en verblijf in de bestaande overnachtingsvoorzieningen aan de noordoever van het Oostvoornse Meer mogelijk en veilig is indien bepaalde activiteiten in het plangebied verder toenemen? Reclamant geeft aan dat het in hun ogen kenmerkend is voor deze situatie, indien er toezeggingen zijn gedaan aan de bedrijven die activiteiten willen gaan ontwikkelen op het Krabbeterrein en de Hartelstrook.
demarcatielijn is opgenomen dat deze lijn de zuidelijke begrenzing vormt van het op de Maasvlakte te ontwikkelen havengebied. Daarbij wordt er van uitgegaan dat er geen landschappelijk al te storende elementen langs deze begrenzing zullen verschijnen. De Brielse Maasmond wordt bestemd als overgangszone tussen havens op de Maasvlakte en de kust van Voorne. In latere besluiten (1969 en 1986) over aanpassingen van de ligging van de demarcatielijn wordt alleen nog gesproken over de zuidelijke begrenzing van het havengebied. De demarcatielijn is in het verleden steeds vastgelegd in de streekplannen van Zuid-Holland en is nu in de meest actuele vorm (na aanpassing in verband met de besluitvorming over Maasvlakte 2) opgenomen in de Provinciale Structuurvisie (functiekaart). De demarcatielijn strekt er toe te borgen dat de havenactiviteiten noordelijk van de demarcatielijn blijven, niet om de milieueffecten van de havenactiviteiten als zodanig te begrenzen. Zoals uit de functiekaart bij de van de Provinciale Structuurvisie blijkt, is de demarcatielijn opgenomen lopend vanaf de C2-bocht, via de zuidelijke oever van Maasvlakte 1 en 2 naar zee. Anders dan in de zienswijze wordt gesuggereerd loopt deze lijn dus ten noorden van het Oostvoornse meer niet door in landinwaartse richting. De demarcatielijn duidt enkel de fysieke begrenzing van de haven enerzijds en het ten zuiden van het havengebied gelegen (natuur)gebied anderzijds; de demarcatielijn strekt er niet toe de milieueffecten als zodanig te begrenzen. In het antwoord op zienswijze 9.4 is de totstandkoming van ligging van de veiligheidscontour nader toegelicht. Tevens is uitgelegd dat de voorgestelde ligging geen beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en aanwezige voorzieningen en/of de verwachte uitbreiding daarvan. De veiligheidscontour vormt de grens tot waar de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven kunnen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 69
Conclusie
Nr.
Naam
120.1
Gemeente Vlaardingen
120.2
Gemeente Vlaardingen
Zienswijze
Reclamant is van mening dat het MER en de toelichting op het bestemmingsplan onvoldoende gegevens bieden om de gevolgen van het bestemmingsplan voor de geluidbelasting en het groepsrisico te kunnen beoordelen respectievelijk om een goede ruimtelijke afweging te maken. De thans beschikbare gegevens bieden onvoldoende inzicht in de consequenties van het plan voor de gemeente Vlaardingen. Daarbij staan drie aspecten centraal: (i) De door de bestaande bewoners van Vlaardingen te ondervinden geluidhinder van het door het bestemmingsplan toe te laten (toekomstige) gebruik; (ii) De gevolgen van het door het bestemmingsplan toe te laten (toekomstige) gebruik voor het groepsrisico in de gemeente Vlaardingen; (iii) De consequenties van het door het bestemmingsplan toe te laten (toekomstige) gebruik voor de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen in de Rivierzone, met name wat betreft de aspecten geluid en externe veiligheid (groepsrisico).
Reactie worden vergund. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen deze contouren zich uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Wij zijn van mening dat alle milieu informatie in het MER en de toelichting van de bestemmingsplannen beschikbaar is voor een goede besluitvorming, inclusief voor wat betreft de geluidbelasting, groepsrisico en de te maken ruimtelijke afweging. Dit is tevens bevestigd door de Commissie voor de m.e.r. De Havenvisie 2030 is als basis gebruikt voor de bestemmingsplannen. Deze visie geeft aan de activiteiten in de haven te laten groeien en tegelijkertijd de hinder als gevolg van de haven te willen verminderen. De bestemmingsplannen dienen een realistisch beeld te geven van de toekomstige ontwikkelingen. In het bijbehorende MER dienen vervolgens de maximale milieueffecten van die ontwikkelingen in beeld te worden gebracht. Het deelsegment dat ruimtelijk mogelijk gemaakt wordt in het bestemmingsplan en het meeste geluid produceert, c.q. maatgevend is voor het groepsrisico, is dus in het VKA meegenomen. De uiteindelijke ruimtelijke invulling is afhankelijk van marktontwikkelingen. Het effect van de havenontwikkeling nabij Vlaardingen kan als volgt worden samengevat: • De geluidbelasting van de haven blijft nu en gedurende de gehele planperiode binnen de toegestane waarden (MTG-contour). • De beleidsmatige eindcontour wordt vrijwel overal gehaald, op twee kleine (voor de woningbouwplannen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 70
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
in Vlaardingen niet cruciale) punten na. Bij de ontwikkeling van de plannen dient Vlaardingen rekening te houden met de wettelijk vastgestelde MTG’s. De bestemmingsplannen hebben de volgende (mogelijke) invloed op de woningbouwplannen in Vlaardingen: • Op het Lever-Faberge terrein is de geluidbelasting zowel in de huidige situatie als in de toekomst hoger dan 55 dB(A). De bestemmingsplannen brengen daarin geen verandering. • De geluidbelasting in het Stationsgebied en VOP-Oost verandert niet of nauwelijks door de in de bestemmingsplannen voorziene ontwikkelingen. • Voor de plannen Maaswijk, Schiereiland en KoninginWilhelminakades neemt de geluidbelasting wel enigszins toe als gevolg van de bestemmingsplannen. De geluidbelasting blijft de komende 10 jaar echter lager dan de beleidsmatige eindcontour en vormt in zoverre geen belemmeringen voor de door Vlaardingen voorziene plannen.
120.3
Gemeente Vlaardingen
Reclamant kan zich niet aan de indruk onttrekken dat ervoor gekozen is de belangen van de haven om uit te breiden c.q. om nieuwe ontwikkelingen toe te laten als vertrekpunt zijn genomen. Alleen waar die uitbreidingen stuiten op wettelijke beperkingen in de vorm van milieukwaliteitsnormen, zijn beperkingen aangebracht. In de praktijk betekent dit dat de gemeente Vlaardingen rekening moet houden met een toename van de geluidbelasting.
De voorgestelde veiligheidscontour heeft geen consequenties voor de ruimtelijke plannen in Vlaardingen. Ten aanzien van het groepsrisico zullen de maatregelen die de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond, in de huidige situatie, adviseert bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het havengebied niet veranderen als gevolg van de bestemmingsplannen. Wij zijn van mening dat in de bestemmingsplannen een goede balans is gevonden tussen de in de Havenvisie 2030 opgenomen doelstelling omtrent het groeien binnen grenzen en het verminderen van de overlast in de omgeving. Bovendien worden in het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie aanvullend projecten uitgevoerd om de overlast in de omgeving te verminderen. Dit zal naar verwachting
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 71
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Nr.
120.4
Naam
Gemeente Vlaardingen
Zienswijze
Reactie
Reclamant is van mening dat in het bestemmingsplan een evenwichtige afweging had moeten plaatsvinden tussen de belangen van de haven en de belangen van de gemeente Vlaardingen, hetgeen niet of niet toereikend, is gebeurd. Reclamant acht de reikwijdte van het onderzoek en de afweging van de gevolgen van het bestemmingsplan voor de geluidbelasting binnen Vlaardingen te beperkt, doordat het onderzoek en de daaraan gekoppelde afweging in essentie is beperkt tot een toetsing op - voor Vlaardingen drie zonebeheerpunten van de zogenoemde MTGcontour. Reclamant is van mening dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een integrale afweging van alle relevante belangen had moeten plaatsvinden. Deze afweging ontbreekt echter.
ook leiden tot een betere leefomgevingskwaliteit (in ieder geval bij de bestaande woningen) in de gemeente Vlaardingen.
Volgens het MER ligt de feitelijke 55dB(A)-contour binnen de MTG-contour. In het bestemmingsplan is dit verschil als 'milieugebruiksruimte' aangemerkt. Het bestemmingsplan neemt dus tot uitgangspunt dat waar in de huidige situatie sprake is van een geluidbelasting die minder is dan de MTG's, deze 'ruimte' zonder meer mag worden ingevuld met nieuwe ontwikkelingen (rekening houdend met de toename van geluidhinder ten gevolge van autonome ontwikkeling). Dit uitgangspunt acht reclamant onjuist. Er zal altijd een afweging moeten plaatsvinden tussen de door het bestemmingsplan toe te laten ontwikkelingen en de gevolgen van die ontwikkelingen voor onder meer de geluidhinder in de gemeente Vlaardingen, zowel voor bestaande bewoners als voor beoogde ruimtelijke projecten. Daarbij is niet alleen de hoogte van de geluidbelasting van belang, maar bijvoorbeeld ook het aantal woningen dat hinder ondervindt. Het
De vastgestelde zonecontour en bijbehorende MTG-punten vormen voor de bestemmingsplannen, en voor de woningbouwplannen van de gemeente Vlaardingen, het wettelijke kader waaraan de ontwikkelingen getoetst dienen te worden. De drie MTG-punten liggen verspreid over de eerstelijnsbebouwing van Vlaardingen en volstaan om alternatieven onderling en met de huidige situatie te vergelijken. Voor het Voorkeursalternatief (VKA) van het bestemmingsplan is een industrielawaaicontour berekend om een nauwkeurige toets voor het gehele grondgebied van de gemeente Vlaardingen aan de wettelijke grenswaarden uit te voeren. Het bestemmingsplan is niet opgezet met als doel opvulling van de maximale geluidruimte binnen de MTG’s, maar is gebaseerd op een (ruimtelijke) ontwikkelvisie. De MTG’s zijn wel gebruikt als hard toetsingskader voor industrielawaai. Aanvullend is in het MER in beeld gebracht welke effecten de ruimtelijke ontwikkelingen hebben op de beleidsmatig afgesproken eindcontour. Geconcludeerd is dat de ontwikkelingen zowel binnen het wettelijke kader blijven als bijna overal binnen de beleidsmatig afgesproken eindcontour. In het MER dienen de maximale milieueffecten van de ontwikkelingen die ruimtelijk mogelijk gemaakt worden, in beeld te worden gebracht. Deze effecten zijn zowel afgezet tegen de autonome ontwikkeling, zijnde de situatie wanneer de bestemmingsplannen niet zouden worden vastgesteld, als tegen de huidige situatie waarbij een aantal terreinen nog niet in gebruik zijn genomen. Aldus kan milieu volwaardig in de besluitvorming worden
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 72
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren.
Nr.
120.5
Naam
Gemeente Vlaardingen
Zienswijze
Reactie
door het bestemmingsplan toe te laten gebruik leidt tot een toename van de geluidhinder ten opzichte van de huidige situatie, waarbij op sommige punten al sprake is van een forse geluidbelasting (>55 dB(A)). Reclamant acht dit met het oog op het woon- en leefklimaat in de gemeente Vlaardingen niet gewenst.
meegenomen. Gelet op ook het advies van de Commissie m.e.r. op dit punt, zijn wij van mening dat het onderzoek op een juiste wijze is uitgevoerd, de ruimtelijke ontwikkelingen conform de Havenvisie 2030 binnen de afgesproken grenzen mogen en kunnen plaatsvinden en er aldus wel degelijk sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij benadrukken wij nogmaals dat niet enkel is gekeken naar wettelijke grenswaarden en dat niet alle 'ruimte' die daarbinnen bestaat leidend is geweest, maar dat op basis van alle beschikbare informatie (waaronder milieu informatie) een gedegen afweging heeft plaatsgevonden van alle betrokken belangen, waaronder die van (bedrijven en burgers van) de gemeente Vlaardingen. In het MER zijn de maximale milieueffecten van de ontwikkelingen in beeld gebracht. Het deelsegment dat ruimtelijk mogelijk gemaakt wordt in het bestemmingsplan en het meeste geluid produceert, is in het VKA meegenomen. Het effect van de havenontwikkeling nabij Vlaardingen is nader beschreven in het antwoord op zienswijze 120.2.
In het verlengde van het voorgaande merkt reclamant nog het volgende op over de opgenomen geluidverkaveling: a. Het is niet duidelijk wat de geluidbelasting is van binnen de gemeente Vlaardingen gelegen bestaande en nieuwe woningen wanneer uitgegaan wordt van de bovenste grens van de voor de verschillende kavels geldende bandbreedtes. b. Het is niet duidelijk hoe die grenzen zich verhouden tot de in het MER gehanteerde uitgangspunten en daarmee samenhangend de in het MER weergegeven geluidcontouren. c. Het is niet duidelijk of de geluidbelasting bij de maximale toegelaten geluidemissie op de verschillende zonebeheerpunten van de MTGcontour voldoet aan de ter plaatse geldende MTG. d. De geluidverkaveling kan/moet ook ingezet worden om verdere geluidtoename- mede met het oog op de woningbouwplannen in Vlaardingen - te beperken. In dit verband wijst reclamant erop dat in artikel 2.3 lid 1 Crisis- en herstelwet wordt gesproken over "de
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Teneinde de vaststelling van de havenbestemmingsplannen niet op te houden en zo snel mogelijk te voldoen aan de verplichting om het havengebied op grond van de Wet ruimtelijke ordening van actuele bestemmingsplannen te voorzien, wordt voorgesteld om de geluidverkaveling op een later moment via een partiële herziening in de havenbestemmingsplannen op te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 73
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de wijzigingen, zoals opgenomen in de bijlage ‘Voorstel aanpassingen inzake de geluidverkaveling naar aanleiding van zienswijzen’ door te voeren in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ (en daardoor ambtshalve ook in het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’).
Nr.
Naam
Zienswijze
e.
f.
g.
optimalisering van de milieugebruiksruimte met het oog op het versterken van een duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling van dat gebied in samenhang met het tot stand brengen van een goede milieukwaliteit'. Reclamant ziet dat de geluidverkaveling bijdraagt aan de optimalisering van de milieugebruiksruimte, maar ziet niet dat daarmee tevens 'een goede milieukwaliteit' tot stand wordt gebracht. Een geluidsbelasting van 62 dB(A) is naar het oordeel van reclamant geen goede milieukwaliteit. Reclamant neemt verder aan dat bij elke aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e Wabo (milieu) ook wordt getoetst aan de MTG's. Reclamant wenst te benadrukken dat de geluidverkaveling uitsluitend betekenis kan hebben voor de verdeling van de huidige geluidruimte en niet kan gelden als een vastlegging van de geluidruimte voor de toekomst. Wanneer voor nieuwe woningen binnen de zone een hogere waarde wordt vastgesteld, moeten deze onverkort worden bewaakt. Dit zal in de praktijk betekenen dat in zo'n geval de geluidemissie voor een nieuwe inrichting of een uitbreiding lager moet zijn dan in de geluidverkaveling is toegelaten (omdat anders niet wordt voldaan aan de MTG). Het is niet duidelijk of elke inrichting bij oprichting of wijziging het in artikel 58.2 lid b van de regels bedoelde akoestisch onderzoek in moet dienen bij het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,
Reactie In het kader van de omgevingsvergunning vindt nu en in de toekomst onverkort de toets van de geluidimmissie op de MTG-punten plaats. De verplichting tot toetsing voor nieuwe inrichtingen of uitbreidingen aan de MTG’s kan er toe leiden dan nieuwe inrichtingen of uitbreidingen niet mogelijk zijn. Net zoals de ontwikkeling van het haven- en industriegebied dient te voldoen aan de vastgestelde MTG's, dient ook bij de ontwikkeling van het stedelijk gebied van Vlaardingen te worden getoetst aan de MTG's. Bij de realisatie van de geïnventariseerde potentiële woningbouwplannen in geluidbelast gebied zal eerst een regionale afstemming plaatsvinden qua woningbouwprogrammering. In een transparant proces, met alle relevante partners kan de Stad- en milieubenadering worden gevolgd. In het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 worden de mogelijkheden voor het instellen van een regionale 'tafel' geluid verkend, zodat de geluidproblematiek in een breder kader (dan de havenbestemmingsplannen) kan worden besproken. Daarnaast worden projecten uitgevoerd in en rond de haven om de geluidoverlast in de omgeving van de haven te verminderen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 74
Conclusie
Nr.
120.6
Naam
Gemeente Vlaardingen
Zienswijze
Reactie
Conclusie
waardoor, zolang zo'n onderzoek niet is ingediend, het niet is toegestaan een inrichting op te richten of (de werking daarvan) te veranderen. Hoe gaat de gemeente dit handhaven? Hoe kan het college van burgemeester en wethouders afdwingen dat de geluidemissie "zo laag als redelijkerwijs mogelijk is gehouden"? Hoe verhoudt zich dit tot de omgevingsvergunning voor de activiteit milieu en het Activiteitenbesluit? h. In het verlengde hiervan meent reclamant dat de in artikel 58.4 van de regels opgenomen wijzigingsbevoegdheid - net als in artikel 58.3 gekoppeld moet zijn aan de voorwaarde dat de maximaal toelaatbare grenswaarden niet worden overschreden en dat er altijd sprake moet zijn van een afweging van de 'technische en bedrijfseconomische noodzaak' aan andere belangen, zoals de consequenties voor de omgeving. i. Tenslotte acht reclamant de methode waarbij het gehele plangebied is voorzien van de aanduiding 'overige zone- geluidverkaveling' en de regels vervolgens voor de beschikbare geluidruimte verwijzen naar een afzonderlijke kaart weinig toegankelijk en meent dat het voor de hand ligt om de geldende geluidruimte elektronisch vast te leggen op de 'verbeelding' zodat bij raadpleging van www.ruimtelijkeplannen.nl de toegelaten geluidsruimte voor de betreffende' percelen wordt weergegeven. Het voorliggende bestemmingsplan laat een toename van Bevi-inrichtingen toe, zonder dat het groepsrisico dat hieraan is verbonden concreet is onderzocht. Reclamant acht dit onvoldoende om te kunnen voldoen aan een goede ruimtelijke
Omdat detailberekeningen van het groepsrisico voor toekomstige inrichtingen niet op voorhand mogelijk zijn, is in het MER voor een alternatieve aanpak gekozen. Op basis van de huidige inrichtingen zijn voor de relevante deelsegmenten kentallen voor de maximale
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (BotlekVondelingenplaat)
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 75
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
ordening. Als het thans onvoldoende mogelijk is om toereikend onderzoek te doen naar het groepsrisico dat is verbonden aan de betreffende bestemmingen, moet het betreffende gebruik niet bij recht worden toegelaten. De betreffende ruimtelijke afweging moet nu plaatsvinden en er kan niet naar de milieuvergunning worden verwezen.
invloedsgebieden ontwikkeld. Vervolgens is op alle verander- en ontwikkellocaties het kental van het maatgevende deelsegment geprojecteerd. Hierdoor is inzichtelijk geworden op welke verander- en ontwikkellocaties zich groepsrisicorelevante ontwikkelingen kunnen voordoen. Vervolgens zijn op een aantal veranderen ontwikkellocaties de risico's van een representatieve bestaande inrichting geprojecteerd en zijn o.a. voor locatie BV34, welke is gelegen in nabijheid van de gemeente Vlaardingen, nadere analyses uitgevoerd. De berekeningen laten een overschrijding van de oriëntatiewaarde zien, welke volledig wordt veroorzaakt door populatie in het havengebied. Indien de werknemers in het havengebied buiten beschouwing worden gelaten, wordt er geen groepsrisico uitgerekend. De maatregelen die de Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond in de huidige situatie adviseert bij ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de haven zullen door de nieuwe bestemmingsplannen niet wijzigen. In het Deelrapport Externe veiligheid is de case Vlaardingen slechts opgenomen om inzicht te krijgen of er een direct verband is tussen het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico. Het betreft een case op basis van fictieve bedrijfssituaties die aantonen dat er geen direct verband is.
Het voorgaande klemt des te meer nu een (kwalitatieve) vergelijking tussen de huidige situatie en het voorkeursalternatief dat met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, laat zien dat sprake is van een forse toename in het aantal invloedsgebieden en van de omvang ervan op het grondgebied van de gemeente Vlaardingen. Het MER schenkt daar echter geen verdere aandacht aan. In het MER is wel getracht te bezien of, en zo ja welk, effect de ligging van de veiligheidscontour heeft op het groepsrisico aan de hand van een "casus Vlaardingen". Reclamant is van mening dat er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde en een verantwoording ontbreekt. Niet alleen wordt niet duidelijk wat de gevolgen zijn van het toelaten van nieuwe Bevi-inrichtingen, maar ook wordt niet duidelijk wat de gevolgen zijn voor het groepsrisico in de gemeente Vlaardingen rekening houdend met de toekomstige groei van het aantal mensen in de invloedsgebieden.
In het kader van de Verantwoording Groepsrisico zijn de groepsrisico's van alle huidige risicobedrijven uitgerekend. Het betreft berekeningen met de huidige en toekomstige populatie, waarin de bekende plannen de gemeente Vlaardingen zijn meegenomen. Op basis van de resultaten van het MER en de Verantwoording Groepsrisico zijn wij van mening dat de effecten van de bestemmingsplannen ten aanzien van groepsrisico in voldoende mate inzichtelijk gemaakt zijn en verantwoord zijn.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 76
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
123.1
De Wolff Nederland Windenergie
Zoals in het ontwerpbestemmingsplan aangegeven wordt, moet het bestemmingsplan een realistisch, flexibel en duurzaam karakter krijgen. Op dit moment ontwikkelt WNW het project Benelux, het betreft een ontwikkeling voor het realiseren van een tweetal windturbines met een gezamenlijk vermogen van 6MW. De geplande windturbines bevinden zich aan de zuidkant van het knooppunt Benelux. De locatie voor de te realiseren windturbines is aangegeven als potentiële locatie welke is beschreven in het convenant Windenergie Rotterdamse haven en het convenant Windenergie Stadsregio Rotterdam. Reclamant verzoekt om de locatie voor het project Benelux op te nemen in het bestemmingsplan. Tevens verzoekt reclamant dat een tiphoogte van 200 meter wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Bij een verhoging van de tiphoogte naar 200 meter kan dit leiden tot een stijging van de productie uit windenergie met 60%.
Wij staan positief tegenover het realiseren van windturbines in het havengebied. Wel zal altijd nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de inpasbaarheid, waarbij dan ook de specificaties van de te plaatsen turbines goed meegenomen kunnen worden. Er zijn namelijk grote verschillen in effecten per merk en type windturbine, waardoor het generiek in beeld brengen van de effecten van windturbines op bedrijfskavels in het gezamenlijke plangebied niet goed mogelijk is. Deze nieuwe ontwikkelingen zullen dan ook via een aparte procedure worden vergund.
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (BotlekVondelingenplaat)
123.2, 125.2, 128.2
De Wolff Nederland Windenergie
Zoals aangeven in het convenant Windenergie Rotterdamse haven zal er in de toekomst ook naar geschikte locaties voor windenergie bij bedrijven in het havengebied gekeken moeten worden. Om ook voor deze locaties vanuit vastgestelde kaders te kunnen werken ziet reclamant graag dat er hiervoor voorwaarden worden aangegeven.
Dit geldt ook voor windturbines die een grotere tiphoogte hebben dan nu in de bestemmingsplannen opgenomen is. Voor de door reclamant beschreven windturbines aan de zuidkant van het knooppunt Benelux is nog in onderzoek en er is nog geen aanvraag ingediend. Het in algemene zin verhogen van de tiphoogte kan niet zonder meer in onderhavige bestemmingsplannen worden opgenomen, omdat de tiphoogte van de windturbines meer of andere effecten met zich kan brengen die niet goed generiek in beeld kunnen worden gebracht. Indien zulke gegevens in een specifiek geval wel voorhanden zijn, is aanpassing na aanlevering van die gegevens wel via een aparte procedure mogelijk. De komst van (nieuwe) windturbines op kavels van bedrijven is in de bestemmingsplannen in algemene zin niet toegestaan. Deze nieuwe ontwikkelingen kunnen via een aparte procedure worden vergund. Dan kan per geval worden bepaald of en zo ja onder welke voorwaarden vestiging mogelijk is. In dat kader zal nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de inpasbaarheid, waarbij dan ook de specificaties van de te plaatsen turbines goed meegenomen kunnen worden. Er zijn namelijk grote verschillen in effecten per merk en type windturbine, waardoor het generiek in beeld brengen van de effecten
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 77
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (BotlekVondelingenplaat)
Nr.
125.1
128.1
Naam
De Wolff Nederland Windenergie
De Wolff Nederland Windenergie
Zienswijze
Zoals in het ontwerpbestemmingsplan aangegeven wordt, moet het bestemmingsplan een realistisch, flexibel en duurzaam karakter krijgen. Op dit moment loopt de procedure voor een windpark met 2 windturbines. De genoemde windturbines worden benoemd in tabel 4.1 van het ontwerpbestemmingsplan. Reclamant verzoekt om de uitbreiding eveneens op te nemen in het bestemmingsplan en te bepalen dat hiervoor vergelijkbare tiphoogtes gelden als voor de bestaande windturbines. Door de huidige, snelle ontwikkelingen van windturbines zullen de in het ontwerpbestemmingsplan gehanteerde tiphoogtes van 125 meter in de toekomst niet meer voldoende zijn. Reclamant verzoekt dat een tiphoogte van 200 meter wordt opgenomen in het bestemmingsplan. Bij een verhoging van de tiphoogte naar 200 meter kan dit leiden tot een stijging van de productie uit windenergie met 60%. Het is van belang dat toekomstige ontwikkelingen zoals de projecten "Zuidwal" en "Westvoorne" maar ook locaties bij bedrijven binnen het havengebied meegenomen worden in het bestemmingsplan. Op dit moment ontwikkelt reclamant het project Westvoorne: een ontwikkeling van een 4 of 5 windturbines met een gezamenlijk vermogen van 10 - 15MW. De geplande windturbines bevinden zich ten westen de Brielse Gatdam in de gemeente Westvoorne. De windturbines op de Slufterdijk (en de toekomstige vervanging) zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Reclamant verzoekt om de eerdergenoemde locatie in de gemeente Westvoorne eveneens op te nemen en te bepalen
Reactie van windturbines op bedrijfskavels in het gezamenlijke plangebied niet goed mogelijk is. De voorziene uitbreiding van het aantal windturbines (met 2 nieuwe turbines) op de Landtong Rozenburg is opgenomen in het bestemmingsplan Europoort en Landtong. De eisen die hiervoor gelden, zijn in de planregels van het bestemmingsplan vastgelegd. In de bestemming ‘Groen’ is aangegeven dat de windturbines een maximale tiphoogte van 125 meter mogen hebben. Zowel de bestaande als de nieuwe windturbines worden op deze wijze positief bestemd.
Conclusie
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (BotlekVondelingenplaat)
Voor het antwoord inzake het vergroten van de tiphoogte wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 123.1.
De ontwikkeling van windenergie in de gemeente Westvoorne is niet mee te nemen in het bestemmingsplan Maasvlakte 1, aangezien dit bestemmingsplan alleen het grondgebied van de gemeente Rotterdam bevat. De vergunde windturbines op de Zuidwal zijn opgenomen in de bestemming ‘Groen’ in het bestemmingsplan Maasvlakte 1. De maximale tiphoogte is 125 meter. De windturbines worden op deze wijze positief bestemd. Voor het antwoord inzake het vergroten van de tiphoogte wordt verwezen naar het antwoord op zienswijze 123.1.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 78
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (BotlekVondelingenplaat)
Nr.
Naam
Zienswijze dat hiervoor vergelijkbare tiphoogtes gelden als op de Slufter. In de buisleidingenstraat hoeft voor het aanleggen van buisleidingen geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd. In artikel 50 zijn "werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de leidingenstraat" uitgezonderd van de vergunningplicht ( art. 50.4.2), met een verwijzing naar art. 50.1. Reclamant is van mening dat hiermee de vrijstelling van de vergunningplicht niet voldoende geborgd is en verzoekt om de aanleg van nieuwe leidingen en vervanging van leidingen specifiek uit te sluiten van de omgevings-vergunningplicht. Reclamant verzoekt om in art. 50.4.4 toe te voegen dat de beheerder van de buisleidingenstraat om advies wordt gevraagd.
Reactie
Conclusie
Naar aanleiding van de zienswijze van reclamant stellen we voor artikel 50 aan te passen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en in bestemmingsplan ‘Botlek – Vondelingenplaat ‘artikel 50 aan te passen, zodat er geen omgevingsvergunning vereist is voor het aanleggen en vervangen van leidingen die passen binnen de bestemming.
Wij stellen voor artikel 50 aan te passen overeenkomstig zienswijze van reclamant.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ aan de artikelen 50.3.2 en 50.4.4 toe te voegen dat er advies bij de beheerder van de buisleidingenstraat gevraagd wordt. Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en in het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ een verwijzing naar van het artikel ‘Leidingleidingstraat’ in de ‘Leiding – Leidingstrook’ op te nemen en vice versa. Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’)
130.1
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
130.2
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
130.3
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
Reclamant geeft aan dat de buisleidingenstraat en de leidingstrook elkaar op enkele plaatsen overlappen. Voor de overgang van leidingstrook naar buisleidingenstraat en omgekeerd, zijn nu geen specifieke bepalingen opgenomen. Gezien de verschillen in voorschriften en beleid is dit mogelijk wel aan te bevelen.
Wij stellen voor om in de betreffende artikelen een verwijzing naar de andere bestemmingen op te nemen. In de bestemming ‘Leiding-Leidingstrook’ wordt dan verwezen naar ‘Leiding-Leidingstraat’ en vice versa, zodat bij de plantoetsing duidelijk is dat van beide planregels uitgegaan moet worden.
130.4
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
In de toelichting is beschreven dat het plaatsen van windturbines nabij buisleidingen wordt uitgesloten, m.u.v. de landtong Rozenburg. In de regels en in de verbeelding zijn hiervoor naar de mening van reclamant geen specifieke bepalingen opgenomen. Reclamant verzoekt om in de regels een bepaling op te nemen waarmee het plaatsen van windturbines op korte afstand van de
In het bestemmingsplan zijn alleen de thans vergunde windturbines bestemd via een functieaanduiding 'windturbine'. Er zijn geen windturbines toegelaten op korte afstand van de buisleidingenstraat.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 79
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Op de verbeelding is noordelijk van de leidingentunnel Beneluxplein een leidingenstrook ingetekend (geel gemarkeerd op bijgevoegde afbeelding). Reclamant geeft aan dat deze leidingenstrook niet bestaat en vanwege de aanwezigheid van explosieven is gewijzigd. Reclamant geeft aan dat op de buisleidingenstraat de vergunningverlening conform de Leidingverordening Rotterdam niet van toepassing is en gaat er van uit dat de buisleidingenstraat uitgesloten blijft van deze vergunningverlening. Het is wellicht aan te bevelen dit in de tekst nader toe te lichten.
Dit deel van de leidingstrook is inderdaad niet in gebruik.
In de bestemming Leiding-Leidingstrook is het transporteren van toxische stoffen in de categorie GT4 en GT5 uitgesloten. Omdat de meeste buisleidingen vanuit de buisleidingenstraat doorlopen in de leidingstrook, betekent dit dat buisleidingen met stoffen in de categorie GT4 en GT5 vaak ook niet in de buisleidingenstraat kunnen worden aangelegd. Reclamant wenst op voorhand geen producten uit te sluiten die in de buisleidingen-straat kunnen worden getransporteerd. Voorgesteld wordt in overleg te treden over dit verbod.
Op grond van de uitkomsten van het onderzoek op het gebied van externe veiligheid zijn wij van mening dat het uitsluitend verantwoord is bestaande leidingen voor het transport van GT4 en GT5 te bestemmen. Nieuwe leidingen kunnen mogelijk worden gemaakt met behulp van een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik waarbij de inpasbaarheid per geval wordt getoetst.
Wij stellen u voor deze zienswijze van reclamant gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat ‘ dat deel van de leidingstrook te verwijderen. Wij stellen u voor deze zienswijze gegrond te verklaren en in bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ in de toelichting, 5.5.4 toe te voegen: “De Leidingenverordening Rotterdam 2005 wordt niet toegepast bij de vergunningverlening binnen de landelijke Buisleidingenstraat, deze gronden vallen onder het regiem van het Rijk.” Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’).
buisleidingenstraat wordt uitgesloten.
130.5
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
130.6
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
130.7
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
De Leidingenverordening Rotterdam 2005 wordt niet toegepast bij de vergunningverlening binnen de landelijke Buisleidingenstraat, deze gronden vallen onder het regiem van het Rijk.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 80
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
130.8
Stichting Buisleidingenstraat Zuidwest Nederland
De plaatsgebonden risico's van buisleidingen, die zijn gelegen in een gebied waarvoor een veiligheidscontour (art. 14 Bevi) is vastgesteld, hoeven niet meer getoetst te worden aan kwetsbare objecten gelegen op gronden binnen de veiligheidscontour. Aangezien de veiligheidscontour Botlek-Vondelingenplaat het gehele plangebied omvat en de besluiten tot vaststelling van het bestemmingsplan en de veiligheidscontour tegelijkertijd worden genomen, is het niet nodig om de veiligheidszone van 55 meter op te nemen op de Verbeelding.
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’).
155
Ingenieursbureau Oranjewoud BV, ook namens Total Opslag en Pijpleiding Nederland N.V. (TOPN)
In het ontwerpbestemmingsplan was de bestemming 'Leiding - Leidingstrook' in het noorden van het plangebied abusievelijk niet in het bestemmingsplan op de verbeelding opgenomen. Wij stellen voor de verbeelding hierop aan te passen. Op die wijze wordt ook voorzien in de Total aardolietransportleiding, die in de leidingenstrook ligt.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ aan te passen en de leidingstrook in het noorden van het plangebied op te nemen.
177.1
Provincie ZuidHolland
Reclamant geeft aan dat de in de vooroverlegreactie voorgestelde veiligheidszone van 55 meter niet is overgenomen met als argumentatie dat het structuurschema is komen te vervallen en de structuurvisie voorschrijft dat -6 plaatsgebonden risicocontour 10 de rand van de buisleidingenstraat niet mag overschrijden. Met veiligheidszone wordt een veiligheidscontour overeenkomstig de definitie uit het Bevb artikel 16 bedoeld. Zo zorgt de veiligheidscontour voor een scheiding van risicovolle activiteiten en (beperkt) kwetsbare functies. Reclamant is van mening dat een veiligheidscontour specifiek voor de buisleidingenstraat overeenkomstig deze systematiek dient te worden toegepast om bestaande alsook nieuwe buisleidingen met risicovolle stoffen binnen de capaciteit van de buisleidingenstraat op aanvaardbare wijze mogelijk te maken. lndien gewenst licht reclamant de onderbouwing voor de 55 meter veiligheidszone graag aan de raad toe. Reclamant is van mening dat een deel van de transportleiding van Total niet is weergegeven in de verbeelding. Conform het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) is de gemeente Rotterdam verplicht buisleidingen en hun zakelijk recht weer te geven op de verbeelding. Doordat de buisleiding ontbreekt op de verbeelding kan dit leiden tot nadelige gevolgen voor Total en/of de gemeente Rotterdam bij eventuele ruimtelijke ontwikkelingen in de (nabije) toekomst. Reclamant verzoekt het ontwerpbestemmingsplan en de bijhorende verbeelding hierop aan te passen. De provincie heeft in het kader van het vooroverleg aangegeven dat de voorontwerpbestemmingsplannen naar haar oordeel onvoldoende rekening hielden met het provinciale belang ten aanzien van
Mede naar aanleiding van deze zienswijze en gebruik makend van recent afgesloten en nog lopend onderzoek is geconcludeerd dat sprake is van een verschuiving en verandering van vogelaantallen en –soorten binnen het
Wij stellen u voor deze zienswijze gegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’) en aan de regels de bestemming
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 81
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
economie, natuur, milieu en verkeer & vervoer. Voor wat betreft natuur heeft dat onvoldoende geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan Maasvlakte 1. Reclamant is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is welke Natura 2000doelsoorten (vogels) zich in de Slufter en de naastgelegen vogelvallei en kleirijpingsvelden ophouden, welke functie deze gebieden voor deze soorten hebben en wat de effecten op deze soorten zijn. Het gaat daarbij om slaap-, rust- en foerageergebied voor meer doelsoorten uit de Voordelta dan alleen de slobeend. Reclamant is van mening dat voor deze soorten sprake is van externe werking, wat nader onderzocht moet worden.
sluftergebied. Dit wordt veroorzaakt door achterstallig beheer en onderhoud in zowel de vogelvallei als de kleirijpingsvelden. De vogelvallei verruigt door het achterwege blijven van onderhoud steeds verder, waardoor dit gebied voor veel vogels momenteel nauwelijks nog aantrekkelijk is. Aan de andere kant worden de buiten bedrijf gestelde kleirijpingsvelden steeds natter en daarmee aantrekkelijker voor diverse vogelsoorten. Omdat inmiddels meer bekend is over de toekomstige inrichting van dit gebied, heeft het Havenbedrijf Rotterdam besloten een aantal inrichtingsmaatregelen te treffen in de vogelvallei, waardoor het gebied weer een belangrijke functie als broed-, rust- en foerageergebied voor vogels krijgt. In samenhang daarmee stellen wij voor de vogelvallei en het gebied van de bezinkbassins ten oosten daarvan als zodanig te bestemmen. Op deze wijze kunnen de kleirijpingsvelden worden ontwikkeld voor bedrijfsdoeleinden, zonder dat dat significante effecten kan hebben op de staat van instandhouding van de bedoelde doelsoorten (vogels), voor zover dat al aan de orde zou zijn. Met betrekking tot de vogels in de Slufter zijn geen nadelige effecten als gevolg van de planbesluiten te verwachten.
‘Groen - Vogelvallei’ toe te voegen en de verbeelding aan te passen, waarbij de vogelvallei de bestemming ‘Groen-Vogelvallei’ krijgt. Groen - Vogelvallei 26.1 a. b. c.
d. e.
Bestemmingen leefgebied voor vogels; groenvoorzieningen; broedgelegenheid voor meeuwen, jaarlijks tussen 15 maart en 1 juni; verkeerswegen, voet- en fietspaden; water en waterhuishoudkundige functies.
26.2
Bouwregels
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding Leidingstrook' dan wel 'Waarde Archeologie - 1', is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing. 26.3
Specifieke gebruiksregels
26.3.1
Broedgelegenheid
Het is verboden op de gronden, bestemd voor 'Groen - Vogelvallei' tussen 15 maart en 1 juni werkzaamheden te verrichten, behoudens werkzaamheden in Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 82
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie verband met reeds gerealiseerde bestemmingen.
177.2
Provincie ZuidHolland
Reclamant merkt voorts op dat op grond van de Crisis- en herstelwet voor wat betreft externe werking niet meer getoetst behoeft te worden aan de oorspronkelijke aanwijzingsgrondslagen voor beschermde natuurmonumenten die thans binnen aangewezen Natura 2000-gebieden vallen.
-
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen.
178.1
C. SteinwegHandelsveem BV
Het bestemmingsplan laat voor de Seinehaven diverse activiteiten toe. Reclamant vraagt zich af of deze bestemming de activiteiten die nu en in de toekomst plaatsvinden, toegelaten zijn. Specifiek gaat het om de activiteiten: shortsea en distributie. Reclamant verzoekt deze activiteiten toe te staan en de consequenties daarvan zo nodig door te laten werken in de toegestane milieugebruiksruimte.
a.
Wij stellen u voor deze zienswijze 178.1a gegrond te verklaren en in artikel 1 de begripsbepaling ‘Overig stukgoed’ aan te passen door het schrappen van de tekst “niet zijnde containers”.
178.2, 180.1, 181.2, 185.2, 186.1
C. SteinwegHandelsveem BV, Broekman Group BV, Waalhaven Botlek Terminal
Uit de rapportage ‘Risicoberekening bedrijven haven industrieel complex (HIC) Rotterdam’ blijkt niet dat in de populatiegegevens rekening is gehouden met een representatieve invulling van de maximale planologisch mogelijkheden van de gebieden buiten het plangebied. Dit is niet in overeenstemming met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het betrekken van deze populatie, zoals dat ook is gedaan voor de ontwikkelmogelijkheden binnen het plangebied, kan de hoogte van het groepsrisico beïnvloeden. Reclamanten vragen waarom nog niet benutte planologisch toegestane ontwikkelmogelijkheden
Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ de bestemming ‘ Bedrijf 4’ gekregen. Binnen deze bestemming is opgenomen onder lid 6.1.1e : de op en overslag van overig stukgoed, met de bijbehorende be- en verwerking. De huidige bedrijfsactiviteiten van reclamant passen in deze omschrijving, met de toevoeging, dat de begripsomschrijving van ‘overig stukgoed’ moet worden aangepast. b. Uit de omgevingsvergunning voor de betreffende locatie blijkt dat shortsea en distributie niet is vergund. Wij stellen daarom voor om deze deelsegmenten niet bij de bestemming 'Bedrijf - 4' op te nemen. In de populatiebestanden die gebruikt zijn in de risicoberekeningen is, voor wat betreft de omgeving van het havengebied, niet alleen rekening gehouden met de bestaande populatie maar ook met de bekende ruimtelijke ontwikkelingen van de omliggende (deel)gemeenten. Op deze wijze ontstaat een representatieve weergave van de bekende maximale invulling van de omgeving. De totale populatie in de omgeving is gebruikt in de groepsrisicoberekeningen voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Wellicht leidt dit tot een lichte overschatting van de groepsrisico’s in de huidige situatie maar op deze wijze worden de effecten van de verwachte toename van de populatie in het havengebied goed
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 83
Wij stellen u voor de zienswijze 178.1b ongegrond te verklaren.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’ , ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’) ongegrond te verklaren.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
buiten het plangebied maar binnen het invloedsgebied niet betrokken zijn in de analyse, wat het groepsrisico is als dit wel wordt betrokken en welke invloed dit zal hebben op de conclusies en/of de bedrijfsvoering van de reclamanten.
zichtbaar. In geval van onverwachte ontwikkelingen in de omliggende (deel)gemeenten zal dit naar verwachting geen direct effect op de conclusies hebben. Uit de berekeningen blijkt namelijk dat de toename van het groepsrisico hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door werknemers in het havengebied. Het groepsrisico gerelateerd aan de bevolking in de omliggende (deel)gemeenten is zeer laag.
Voorts vragen de reclamanten aan te geven welke consequenties de opgenomen bouwkundige maatregelen kunnen hebben voor de bedrijfsvoering, wat de criteria zijn op basis waarvan dergelijke maatregelen geëist worden en in hoeverre deze maatregelen effectief zullen zijn voor het beperken van het groepsrisico bij de reclamanten.
178.3
C. SteinwegHandelsveem BV
Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zal worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven;
De bouwkundige maatregelen die zijn opgenomen in de planregel “Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten” zijn van toepassing op alle kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Deze maatregelen worden overigens in de huidige situatie bij vergunningverlening reeds geadviseerd door de Veiligheidsregio. Door de maatregelen op te nemen in de bestemmingsplannen wordt geborgd dat de maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden. De maatregelen zijn niet van invloed op de berekende hoogte van het groepsrisico maar leveren wel een positieve bijdrage aan de veiligheid en zelfredzaamheid van personen die zich in het havengebied bevinden. In de Rotterdamse haven is sprake van een diversiteit aan risicobronnen. De bestemmingsplannen maken intensivering en uitbreiding van de risicobronnen mogelijk. In een gebied met een grote hoeveelheid aan risicobronnen is het gerechtvaardigd om ten aanzien van veiligheid een stapje extra te zetten. Overigens is het mogelijk om gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid in de planregel indien een vergelijkbaar veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 84
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
2.
bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn. Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5)
85
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zal komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. De emissiebandbreedte op de "Kaart geluidverkaveling" bij de regels geeft een geluidruimte weer van < 65 dB(A)/m2. Reclamant vraagt zich af of bij de bepaling van dit kental ook rekening is gehouden met de verschillen tussen de dag-, avond- en nachtperiode en of dit budget voor elke periode toereikend is.
179.1
Hollands Veem BV
In het bestemmingsplan en het deelrapport Geluid wordt gesteld dat de bijdrage van afgemeerde schepen verwerkt is binnen I-kwadraat. Op dit moment is het afmeren van schepen onderdeel van de vergunning, maar het geluid hiervan is niet betrokken in de vergunningvoorschriften. Op welke wijze wordt voorkomen dat dit een belemmering vormt voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering? Reclamant vraagt zich af wat de relatie van de veiligheidscontour is tot de maximale risicocontour, hoe de maximale risicocontour tot stand is gekomen, welke rol de maximale risicocontour heeft gespeeld in het tot stand komen van de veiligheidscontour en in hoeverre de maximale risicocontour reclamant kan beperken in de bedrijfsvoering. Reclamant maakt zich zorgen dat zij
In het MER Havenbestemmingsplannen zijn voor de relevante deelsegmenten, op basis van bestaande risicobedrijven, kentallen voor het plaatsgebonden risico
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 86
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
zal worden beperkt in haar ontwikkelruimte, omdat de huidige 10-6/jr-contour voor het plaatsgebonden risico voor Hollands Veem ontbreekt in het rapport “Veiligheidscontour Bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat”.
ontwikkeld. Het kental betreft de maximale plaatsgebonden risicocontour van alle huidige bedrijven uit het betreffende deelsegment. Deze kentallen, de maximale risicocontouren zijn geprojecteerd op de verander- en ontwikkellocaties. De gepresenteerde maximale plaatsgebonden risicocontour waar reclamant op doelt laat slechts zien wat de worst case invulling van de veranderlocatie zou zijn. Parallel aan het bestemmingplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ wordt een veiligheidscontour (art. 14 Bevi) vastgesteld. Deze veiligheidscontour vormt de grens tot waar de plaatsgebonden risico's van de daarbinnen gelegen inrichtingen mogen reiken. Bij het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour is rekening gehouden met de huidige risicocontouren van bestaande inrichtingen, maximale plaatsgebonden risico’s van nieuwe inrichtingen, beperkte risicoruimte, bestaande kwetsbare objecten en de bekende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het havengebied.
Voorts geeft reclamant aan dat uit de rapportage ‘Risicoberekening bedrijven haven industrieel complex (HIC) Rotterdam’ niet blijkt dat in de populatiegegevens rekening is gehouden met een representatieve invulling van de maximale planologisch mogelijkheden van de gebieden buiten het plangebied. Dit is niet in overeenstemming met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Het betrekken van deze populatie, zoals dat ook is gedaan voor de ontwikkelmogelijkheden binnen het plangebied, kan de hoogte van het groepsrisico beïnvloeden. Reclamant vraagt waarom nog niet benutte planologisch toegestane ontwikkelmogelijkheden buiten het plangebied maar binnen het invloedsgebied niet betrokken zijn in de analyse, wat het groepsrisico is als dit wel wordt betrokken en welke invloed dit zal hebben op de conclusies en/of de bedrijfsvoering van de reclamant. Tenslotte vraagt de reclamant aan te geven welke consequenties de opgenomen bouwkundige maatregelen kunnen hebben voor de bedrijfsvoering, wat de criteria zijn op basis waarvan dergelijke maatregelen geëist worden en in hoeverre deze maatregelen effectief zullen zijn voor het beperken van het groepsrisico bij Hollands Veem.
Gelet op de huidige plaatsgebonden risicocontour van Hollands Veem en de aanwezige risicoruimte binnen de veiligheidscontour wordt Hollands Veem niet beperkt in haar ontwikkelruimte. Dat bij de vaststelling van de veiligheidscontour een zekere risicoruimte is gereserveerd voor eventuele toekomstige bedrijfsuitbreidingen, betekent niet dat een bedrijf daar zo maar gebruik van kan maken. De toedeling van die ruimte blijft voorbehouden aan het bevoegd gezag in het kader van de vergunningverlening aan het betreffende bedrijf, waarbij de veiligheidscontour de grens is tot waar de plaatsgebonden risicocontour mag reiken. In de populatiebestanden die gebruikt zijn in de risicoberekeningen is, voor wat betreft de omgeving van het havengebied, niet alleen rekening gehouden met de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 87
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie bestaande populatie maar ook met de bekende ruimtelijke ontwikkelingen van de omliggende (deel)gemeenten. Op deze wijze ontstaat een representatieve weergave van de bekende maximale invulling van de omgeving. De totale populatie in de omgeving is gebruikt in de groepsrisicoberekeningen voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Wellicht leidt dit tot een lichte overschatting van de groepsrisico’s in de huidige situatie maar op deze wijze worden de effecten van de verwachte toename van de populatie in het havengebied goed zichtbaar. In geval van onverwachte ontwikkelingen in de omliggende (deel)gemeenten zal dit naar verwachting geen direct effect op de conclusies hebben. Uit de berekeningen blijkt namelijk dat de toename van het groepsrisico hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door werknemers in het havengebied. Het groepsrisico gerelateerd aan de bevolking in de omliggende (deel)gemeenten is zeer laag. De bouwkundige maatregelen die zijn opgenomen in de planregel “Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten” zijn van toepassing op alle kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het plangebied. Deze maatregelen worden overigens in de huidige situatie bij vergunningverlening reeds geadviseerd door de Veiligheidsregio. Door de maatregelen op te nemen in de bestemmingsplannen wordt geborgd dat de maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden. De maatregelen zijn niet van invloed op de berekende hoogte van het groepsrisico maar leveren wel een positieve bijdrage aan de veiligheid en zelfredzaamheid van personen die zich in het havengebied bevinden. In de Rotterdamse haven is sprake van een diversiteit aan risicobronnen. De bestemmingsplannen maken intensivering en uitbreiding van de risicobronnen mogelijk. In een gebied met een grote hoeveelheid aan risicobronnen is het gerechtvaardigd om ten aanzien van veiligheid een stapje extra te zetten. Overigens is het mogelijk om gebruik te maken van de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 88
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
afwijkingsmogelijkheid in de planregel indien een vergelijkbaar veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd.
179.2
Hollands Veem BV
Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zal worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven; 2. het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten. Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn.
Wij verklaren de zienswijze ongegrond (VC BotlekVondelingenplaat). Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 89
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zal komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. De emissiebandbreedte op de "Kaart geluidverkaveling" bij de regels geeft een geluidruimte weer van 53 dB(A)/m2. Dit is lager dan de vergunde geluidruimte (voor de dag- en avondperiode) van 63 dB(A)/m². Reclamant verzoekt de raad het geluidbudget aan te passen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 90
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
180.2
C. SteinwegHandelsveem BV
In het bestemmingsplan Maasvlakte 1 zal het beheer van de geluidruimte voor alle bedrijven worden verankerd. Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zal worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven; 2. het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
Zie reactie bij 178.3.
Zie onze conclusie op zienswijze 178.3.
Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn. Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 91
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zaI komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. De emissiebandbreedte op de "Kaart geluidverkaveling" bij de regels geeft een 2 geluidruimte weer van < 65 dB(A)/m . Dit is lager dan de vergunde geluidruimte (voor de dag- en 2 avondperiode) van 67/68 dB(A)/m . Reclamant verzoekt het budget aan te passen. In het bestemmingsplan en het deelrapport Geluid wordt gesteld dat de bijdrage van afgemeerde schepen verwerkt is binnen I-kwadraat. Op dit moment is het afmeren van schepen onderdeel van de vergunning, maar het geluid hiervan is niet betrokken in de vergunningvoorschriften. Op welke wijze wordt voorkomen dat dit een belemmering vormt voor de huidige en toekomstige Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 92
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
a.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ ) 181.1a gegrond te verklaren en in artikel 1 de begripsbepaling ‘Overig stukgoed’ aan te passen door het schrappen van de tekst “niet zijnde containers”.
bedrijfsvoering?
181.1
181.3
C. SteinwegHandelsveem BV
C. SteinwegHandelsveem BV
Reclamant geeft aan dat de volgende van de vergunde activiteiten niet passen in de bestemmingsomschrijving: distributie en shortsea. Reclamant verzoekt deze activiteiten toe te staan en de consequenties daarvan zo nodig door te laten werken in de toegestane milieugebruiksruimte.
Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zaI worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimteverdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven; 2. het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ de bestemming ‘Bedrijf 7’ gekregen. Binnen deze bestemming is opgenomen onder lid 9.1.1e : de op en overslag van overig stukgoed, met de bijbehorende be- en verwerking. De huidige bedrijfsactiviteiten van reclamant passen in deze omschrijving, met de toevoeging, dat de begripsomschrijving van ‘overig stukgoed’ moet worden aangepast. b. Uit de omgevingsvergunning voor de betreffende locatie blijkt dat shortsea en distributie niet is vergund. Wij stellen daarom voor om deze deelsegmenten niet bij de bestemming 'Bedrijf - 7' op te nemen. Zie het antwoord op zienswijze 178.3.
Reclamant is van mening dat deze systematiek in Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 93
Wij stellen u voor de zienswijze 181.1b ongegrond te verklaren
Zie onze conclusie op zienswijze 178.3.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn. Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zaI komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 94
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
De hogere geluidwaarden voor de potentiële bouwlocatie van de gemeente Bernisse zijn afgeleid van de MTG’s. In het MER is aangetoond dat de geluidbelasting van het havengebied in het VKA binnen de vastgestelde MTG’s blijft. De reeds vastgestelde hogere geluidwaarden zullen dan ook niet overschreden worden. Het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat staat de uitvoerbaarheid van de bouwlocatie van de gemeente Bernisse niet in de weg, aanpassing is dus niet nodig.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat) ongegrond te verklaren.
a.
Wij stellen u voor deze zienswijze (Botlek-Vondelingenplaat) 184.1a gegrond te verklaren en in artikel 1 de begripsbepaling ‘Overig stukgoed’ aan te passen door het schrappen van de tekst “niet zijnde containers”.
toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus.
183
Gemeente Bernisse
184.1
C.RO Ports Nederland BV
In het bestemmingsplan en het deelrapport Geluid wordt gesteld dat de bijdrage van afgemeerde schepen verwerkt is binnen I-kwadraat. Op dit moment is het afmeren van schepen onderdeel van de vergunning, maar het geluid hiervan is niet betrokken in de vergunningvoorschriften. Op welke wijze wordt voorkomen dat dit een belemmering vormt voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering? De gemeente Bernisse heeft aan de Bernisseweg te Geervliet (tussen de Bernisseweg en de Groene Kruisweg) woningbouw voorzien. De locatie is gelegen binnen de MTG-contour, maar buiten de eindcontour. Er zijn hogere grenswaarden vastgesteld voor zowel verkeers- als industrielawaai. Reclamant verzoekt om rekening te houden met de nieuwbouwplannen aan de Bernisseweg te Geervliet en het bestemmingsplan 'Botlek-Vondelingenplaat' dusdanig aan te passen dat woningbouw op die locatie niet wordt belemmerd/gehinderd. Het bestemmingsplan laat voor de Brittanniëhaven diverse activiteiten toe. Het is reclamant nog niet duidelijk of deze bestemming de vergunde activiteiten shortsea en distributie en alle daaraan gerelateerde activiteiten bevatten en verzoekt deze activiteiten toe te staan en de consequenties daarvan zo nodig door te Iaten werken in de toegestane milieugebruiksruimte.
Het bedrijf van reclamant heeft in het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ de bestemming ‘Bedrijf - RoRo’ gekregen. De huidige bedrijfsactiviteiten van reclamant passen in deze omschrijving , met de toevoeging, dat we voorstellen de begripsomschrijving van ‘overig stukgoed’ aan te passen. Uit de omgevingsvergunning voor de betreffende locatie blijkt dat shortsea en distributie niet is vergund. Wij stellen daarom voor om deze deelsegmenten niet bij de bestemming 'Bedrijf- RoRo'
b.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 95
Wij stellen u voor de zienswijze 184.1b ongegrond te verklaren
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
op te nemen. 184.2
C.RO Ports Nederland BV
Reclamant vraagt zich af wat de relatie van de veiligheidscontour tot de maximale risicocontour is, hoe de maximale risicocontour tot stand is gekomen, welke rol de maximale risicocontour heeft gespeeld in het tot stand komen van de veiligheidscontour en of de maximale risicocontour de bedrijfsvoering kan beperken. Op basis van de onderliggende documenten kan geconcludeerd worden dat zonder veiligheidscontour bedrijven in het havengebied meer ruimte krijgen om activiteiten te ontplooien. Door een veiligheidscontour vast te stellen wordt deze ruimte voor bedrijven beperkt. Voorts merkt reclamant op dat in het rapport "Veiligheidscontour Bestemmingsplan BotlekVondelingenplaat" de in oranje weergegeven 10 6 /jr-contour op het terrein van C.RO PORTS NEDERLAND BV niet overeen komt met de vergunde 10-6/jr-contour voor het plaatsgebonden risico. Ook de in de nieuwe vergunningaanvraag van C.RO PORTS NEDERLAND BV weergegeven 10-6/jrcontour is vele malen groter dan de contour uit het rapport "Veiligheidscontour Bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat". De contour ontbreekt overigens in het rapport "Risicoberekening bedrijven haven industrieel complex (HIC) Rotterdam voor groepsrisicoverantwoording bestemmingsplannen Botlek-Vondelingenplaat, Europoort en Maasvlakte 1 Rotterdam". Aangezien beide contouren niet in dezelfde figuur zijn opgenomen is lastig vast te stellen hoe beperkt de ruimte werkelijk is, maar het lijkt zo te zijn dat de vergunde contour voor het plaatsgebonden risico
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: In het MER zijn voor de relevante deelsegmenten, op basis van bestaande risicobedrijven, kentallen voor het plaatsgebonden risico ontwikkeld. Het kental betreft de maximale plaatsgebonden risicocontour van alle huidige bedrijven uit het betreffende deelsegment. Deze kentallen, de maximale risicocontouren zijn geprojecteerd op de verander- en ontwikkellocaties. De gepresenteerde maximale plaatsgebonden risicocontour waar reclamant op doelt laat slechts zien wat de worst case invulling van de veranderlocatie zou zijn. Parallel aan het bestemmingplan Botlek-Vondelingenplaat wordt een veiligheidscontour (art. 14 Bevi) vastgesteld. Deze veiligheidscontour vormt de grens tot waar de plaatsgebonden risico's van de daarbinnen gelegen inrichtingen mogen reiken. Bij het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour is rekening gehouden met de huidige risicocontouren van bestaande inrichtingen, maximale plaatsgebonden risico’s van nieuwe inrichtingen, beperkte risicoruimte, bestaande kwetsbare objecten en de bekende ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van het havengebied. De veiligheidscontour vormt een duidelijke scheiding tussen de haven en industrie enerzijds en de bestaande woonbebouwing en nieuwe plannen van de deelgemeente Rozenburg anderzijds. Voor de locatie van C.RO PORTS de vergunning van d.d. 9 november 2007 van kracht. De bij deze beschikking horende plaatsgebonden risicocontour is weergegeven in de deelrapportage Externe veiligheid van het MER. De
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 96
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
over de voorgenomen ligging van de veiligheidscontour ligt. Reclamant kan om deze reden niet akkoord gaan met de vaststelling van een veiligheidscontour die kleiner is dan de vergunde contour.
huidige plaatsgebonden risicocontour ligt binnen de veiligheidscontour en er is beperkte risicoruimte aanwezig om eventuele groei van deze contour op te vangen. In verband met een vooroverleg ten behoeve van een revisievergunning is d.d. 21 juni 2012 een concept risicoanalyse door C.RO PORTS ingediend bij het bevoegd gezag. Deze concept risicoanalyse is als te conservatief (te ruime plaatsgebonden risicocontour) beoordeeld en moest aangepast worden. Het bevoegd gezag heeft nog geen aangepaste risicoanalyse ontvangen en bovendien is ook nog geen aanvraag voor een revisievergunning ingediend door C.RO PORTS.
Tevens vraagt reclamant zich af waarom nog niet benutte, planologisch toegestane ontwikkelmogelijkheden buiten het plangebied maar binnen het invloedsgebied, niet betrokken zijn in de analyse. Wat is het groepsrisico als dit wel wordt betrokken? En heeft dit invloed op de conclusies en/of de bedrijfsvoering van reclamant? De maatregelen die volgen uit de verantwoording groepsrisico en het vaststellen van de veiligheidscontour kunnen consequenties hebben voor onze bedrijfsvoering. In de onderbouwing gaat het over luchtdicht maken van gebouwen en het type glas. Kunnen deze maatregelen ook van toepassing op onze bedrijfsvoering? En wat zijn de criteria op basis waarvan dergelijke maatregelen geëist worden? Het is niet inzichtelijk gemaakt waarom deze maatregelen bij C.RO PORTS NEDERLAND BV effectief zijn voor het beperken van het groepsrisico, terwijl wel een grote investering wordt gevraagd. Staan de opgelegde maatregelen qua investering in verhouding tot de omvang van het groepsrisico en specifiek de bijdrage van het bedrijf aan het groepsrisico?
Dat bij de vaststelling van de veiligheidscontour een zekere risicoruimte is gereserveerd voor eventuele toekomstige bedrijfsuitbreidingen, betekent niet dat een bedrijf daar zo maar gebruik van kan maken. De toedeling van die ruimte blijft voorbehouden aan het bevoegd gezag in het kader van de vergunningverlening aan het betreffende bedrijf. In de populatiebestanden die gebruikt zijn in de risicoberekeningen is, voor wat betreft de omgeving van het havengebied, niet alleen rekening gehouden met de bestaande populatie maar ook met de bekende ruimtelijke ontwikkelingen van de omliggende (deel)gemeenten. Op deze wijze ontstaat een representatieve weergave van de bekende maximale invulling van de omgeving. De totale populatie in de omgeving is gebruikt in de groepsrisicoberekeningen voor zowel de huidige als de toekomstige situatie. Wellicht leidt dit tot een lichte overschatting van de groepsrisico’s in de huidige situatie maar op deze wijze worden de effecten van de verwachte toename van de populatie in het havengebied goed zichtbaar. In geval van onverwachte ontwikkelingen in de omliggende (deel)gemeenten zal dit naar verwachting geen direct effect op de conclusies hebben. Uit de berekeningen blijkt namelijk dat de toename van het groepsrisico
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 97
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door werknemers in het havengebied. Het groepsrisico gerelateerd aan de bevolking in de omliggende (deel)gemeenten is zeer laag. De bouwkundige maatregelen die zijn opgenomen in de planregel “Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten” zijn van toepassing op alle kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in het plangebied. Deze maatregelen worden overigens in de huidige situatie bij vergunningverlening reeds geadviseerd door de Veiligheidsregio. Door de maatregelen op te nemen in de bestemmingsplannen wordt geborgd dat de maatregelen daadwerkelijk uitgevoerd worden. De maatregelen zijn niet van invloed op de berekende hoogte van het groepsrisico maar leveren wel een positieve bijdrage aan de veiligheid en zelfredzaamheid van personen die zich in het havengebied bevinden. In de Rotterdamse haven is sprake van een diversiteit aan risicobronnen. De bestemmingsplannen maken intensivering en uitbreiding van de risicobronnen mogelijk. In een gebied met een grote hoeveelheid aan risicobronnen is het gerechtvaardigd om ten aanzien van veiligheid een stapje extra te zetten. Overigens is het mogelijk om van de planregel af te wijken indien een vergelijkbaar veiligheidsniveau kan worden gerealiseerd.
184.3
C.RO Ports Nederland BV
In het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat zal het beheer van de geluidsruimte voor alle bedrijven worden verankerd. Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zaI worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC BotlekVondelingenplaat). Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 98
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan
Nr.
Naam
Zienswijze
2.
bedrijven; het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
Reactie
Conclusie
geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
het eind van deze rapportage.
Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn. Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 99
Nr.
184.4
Naam
C.RO Ports Nederland BV
Zienswijze waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zaI komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. De emissiebandbreedte op de "Geluidverkavelingskaart" bij de regels geeft een 2 geluidruimte weer van 56.2 dB(A)/m . Dit is lager dan de vergunde geluidruimte (voor de dag-, 2 avond- en nachtperiode) van 69/68/64 dB(A)/m . Reclamant verzoekt het geluidbudget aan te passen. Reclamant is van mening op dat de manier waarop het ontwerpbestemmingsplan bekend werd gemaakt niet erg communicatief is. Bovendien heeft de publicatie plaats gehad in de vakantieperiode.
Reactie
Conclusie
De ontwerpbestemmingsplannen hebben van 19 juli ‘13 gedurende zes weken (en dus tot en met 29 augustus ‘13) ter inzage gelegen, waarmee is voldaan aan de daarvoor geldende wettelijke termijn. Na de diverse informatiebijeenkomsten specifiek voor de bedrijven in het haven- en industriegebied is het bedrijfsleven zowel in de vooroverlegfase als voor de terinzagelegging via Deltalinqs geïnformeerd over de voortgang en inhoud van de havenbestemmingsplannen. De ter inzagetermijn was aan reclamant bekend en zij heeft van deze termijn gebruik gemaakt met haar zienswijze. Wij zijn dan ook van oordeel dat reclamant, afgezien van het feit dat aan de wettelijke vereisten is voldaan, ook inhoudelijk gezien afdoende in de gelegenheid is geweest om een zienswijze voor te bereiden en in te dienen.
Wij stellen u voor deze zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 100
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
185.1
Broekman Group BV
Het bestemmingsplan laat voor de locaties diverse activiteiten toe. Het is reclamant nog niet duidelijk of deze bestemming de volgende gewenste activiteiten toelaten: de op- en overslag van overig droog massagoed (odm), agribulk (agi) en schroot (srt) voor beide terminals en overig stukgoed voor RCT. Reclamant verzoekt deze activiteiten toe te staan en de consequenties daarvan zo nodig door te Iaten werken in de toegestane milieugebruiksruimte.
Naar aanleiding van deze zienswijze zijn de beide locaties van reclamant nader onderzocht.
We stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’) ongegrond te verklaren.
185.2
Broekman Group BV
In het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat zal het beheer van de geluidsruimte voor alle bedrijven worden verankerd. Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zaI worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven; 2. het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
RCT - Merseyweg Dit terrein is in gebruik als terminal voor auto’s. In het bestemmingsplan Botlek Vondelingenplaat heeft deze locatie de bestemming ‘Bedrijf – RoRo’ gekregen. Het gebruik als terminal voor auto’s past binnen deze bestemming. Broekman Distriport - Theemsweg Deze locatie, gelegen in het bestemmingsplan Europoort en Landtong heeft de bestemming 'Bedrijf - 2' gekregen. In deze bestemming zijn in totaal acht deelsegmenten opgenomen. Uit de omgevingsvergunning voor deze inrichting blijkt dat met de bestemming de vergunde activiteiten zijn toegestaan. Binnen de bestemming ‘overig stukgoed’ is ook de op- en overslag van metaalproducten toegestaan. Gelet op het voorgaande is er geen aanleiding de bestemming van de locatie uit te breiden. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 101
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. • de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. • de systematiek moet begrijpelijk zijn. Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zaI komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 102
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Eind 2011 is de Havenvisie 2030 door de raad vastgesteld. Hierin staan o.a. de opgave om te groeien binnen de afgesproken grenzen en de ambities voor de ontwikkeling van Botlek-Vondelingenplaat, Europoort en Maasvlakte 1. Deze opgave en ambities zijn ook als uitgangspunt gehanteerd voor de havenbestemmingsplannen. Tevens is het bedrijfsleven in het haven- en industriegebied tijdens diverse informatiebijeenkomsten in de gelegenheid gesteld
We stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’) ongegrond te verklaren.
toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. Voor locatie RCT geeft de emissiebandbreedte op de "Geluidverkavelingskaart" bij de regels een 2 geluidruimte weer van 52 dB(A)/m . Dit is lager dan de vergunde geluidruimte voor de dag-, avond- en nachtperiode. Voor locatie Broekman Distriport geeft de emissiebandbreedte op de "Geluidverkavelingskaart" bij de regels een geluidruimte weer van 65 2 dB(A)/m . Dit is lager dan de vergunde geluidruimte voor de dag-, avond- en nachtperiode. Reclamant verzoekt beide geluidbudgetten aan te passen tot een redelijk niveau.
185.3
Broekman Group BV
In het bestemmingsplan en het deelrapport Geluid wordt gesteld dat de bijdrage van afgemeerde schepen verwerkt is binnen I-kwadraat. Op dit moment is het afmeren van schepen onderdeel van de vergunning, maar het geluid hiervan is niet betrokken in de vergunningvoorschriften. Op welke wijze wordt voorkomen dat dit een belemmering vormt voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering? Reclamant verzoekt de gemeente duidelijk te maken hoe groot de akoestische ruimte is om uit te breiden. Reclamant verzoekt om de verschillende beperkingen voor bedrijfsontwikkeling die in het ontwerpbestemmingsplan zijn vastgelegd, om te zetten in een ruimere toelating. Dit geldt met name voor de percelen waarvoor een maatbestemming is vastgelegd en voor de percelen die ten gevolge van de geluidruimte verdeelsystematiek beperkt zullen worden bij hun toekomstige
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 103
Nr.
186.2
Naam
Waalhaven Botlek Terminal
Zienswijze
Reactie
ontwikkelingsmogelijkheden. De Broekman Group zal binnen 2 weken een nadere analyse maken van de beperkingen die voortvloeien uit het ontwerpbestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat en haar ontwikkelwensen en -plannen voor de komende jaren aan kenbaar maken. Reclamant gaat er van uit dat deze zullen worden betrokken bij het verdere verloop van de respectievelijke bestemmingsplanprocedures en veiligheidscontouren.
om eigen plannen en projecten aan te dragen. Met deze plannen is ook rekening gehouden bij het opstellen van de bestemmingsplannen. In het MER zijn zowel de maximale milieueffecten van de ruimtelijke ontwikkelingen die in de drie bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt als de effecten per bestemmingsplangebied in beeld gebracht. We gaan er van uit dat de plannen van de Broekman Group BV middels de havenbestemmingsplannen en de veiligheidscontouren zo goed mogelijk gefaciliteerd worden.
In het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat zal het beheer van de geluidruimte voor alle bedrijven worden verankerd. Het is reclamant niet duidelijk of de geluidruimte die aan percelen zaI worden toegekend, is gebaseerd op de juiste aannames ten aanzien van vergunningen en meldingen en verzoekt hierover duidelijkheid te verschaffen. Deze geluidruimte verdeelsystematiek moet een tweeledig doel dienen: 1. het faciliteren van ontwikkelwensen van bedrijven; 2. het beheren en bewaken van de totale geluidruimte die beschikbaar is voor het industrieterrein, op een zodanig manier dat het terrein akoestisch niet "op slot" komt te zitten.
Overigens zijn de door reclamant aangekondigde nadere analyse niet ontvangen. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Reclamant is van mening dat deze systematiek in ieder geval dient te voldoen aan de volgende eisen: • de geluidruimte die wordt toegekend (directe toelating) moet eenduidig en kenbaar zijn; • bedrijven moeten daaraan rechten, die minimaal zijn gebaseerd op verleende vergunningen en geaccepteerde meldingen Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 104
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Nr.
Naam
Zienswijze
•
•
Reactie
kunnen ontlenen. De systematiek moet rechtszeker zijn. de systematiek moet een zekere mate van flexibiliteit in zich dragen, vooral om gewenste ontwikkelplannen van bedrijven te kunnen faciliteren. Deze flexibiliteitsregeling dient omwille de rechtszekerheid een plaats te krijgen in het bestemmingsplan. de systematiek moet begrijpelijk zijn.
Reclamant is van mening dat de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen regeling niet voldoet aan deze vereisten en dus niet kan dienen om het beheer van de geluidruimte te regelen. Aanvullend merkt reclamant op dat de immissietoets in het A-model in I-kwadraat niet aansluit op de toets op emissieniveau volgens artikel 35 van de regels bij het bestemmingsplan. Op welke wijze en op basis van welke uitgangspunten is gegarandeerd dat als de vergunde emissie voldoet aan het geluidbudget ook te allen tijde aan de ten hoogst toelaatbare waarden op immissieniveau wordt voldaan? En daarmee wordt voorkomen dat het industrieterrein akoestisch op slot zaI komen en reclamant wellicht geconfronteerd wordt met kosten voor maatregelen en vertragingen bij ontwikkelplannen. Reclamant wenst een bevestiging dat voor de huidige en voor de toekomstige exploitatie van het bedrijf de toegekende geluidruimte relevant en toereikend is en wenst een verduidelijking van de verhouding tussen de geluidruimte zoals die is toegekend in het bestemmingsplan en de vergunde en berekende geluidniveaus. Voor de locatie van Waalhaven Botlek Terminal Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 105
Conclusie
Nr.
Naam
186.3
Waalhaven Botlek Terminal
203
Molecaten Europe BV
Zienswijze geeft de emissiebandbreedte op de "Geluidverkavelingskaart" bij de regels een geluidruimte weer van 56 dB(A)/m2. Dit is lager dan de vergunde geluidruimte voor de dag-, avond- en nachtperiode. Reclamant verzoekt het geluidbudget aan te passen. In het bestemmingsplan en het deelrapport Geluid wordt gesteld dat de bijdrage van afgemeerde schepen verwerkt is binnen I-kwadraat. Op dit moment is het afmeren van schepen onderdeel van de vergunning, maar het geluid hiervan is niet betrokken in de vergunningvoorschriften. Op welke wijze wordt voorkomen dat dit een belemmering vormt voor de huidige en toekomstige bedrijfsvoering? Reclamant verzoekt de gemeente duidelijk te maken hoe groot de akoestische ruimte is om uit te breiden. Reclamant zal binnen 2 weken een nadere analyse maken van de beperkingen die voortvloeien uit het gepubliceerde ontwerpbestemmingsplan BotlekVondelingenplaat en haar ontwikkelwensen en plannen voor de komende jaren kenbaar maken. Reclamant gaat er van uit dat deze zullen worden betrokken bij het verdere verloop van de respectievelijke bestemmingsplanprocedures. Reclamant is van mening dat de veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer zou moeten worden gesitueerd op een zo groot mogelijke afstand tot de vier parken van Molecaten in de gemeente Westvoorne en zeker niet op een kortere afstand tot de vier voornoemde parken dan de afstand tot de eerder vastgestelde demarcatielijn.
Reactie
Conclusie
De door reclamant aangekondigde nadere analyse hebben we niet ontvangen.
Wij stellen u voor deze zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’) voor kennisgeving aan te nemen.
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
In de Havenvisie en in het rijks- en provinciaal beleid is een intensiveringsopgave opgenomen voor het havengebied. De onderzoeken uit het MER Havenbestemmingsplannen zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour, uitgaande van die intensiveringsopgave. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven zich
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 106
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van de bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf. Als uitgangspunt voor de ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer. Vanwege de hiervoor beschreven systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De plaatsgebonden risicocontouren die maximaal op kunnen treden als gevolg van de industriële activiteiten in het havengebied dienen binnen de voorgestelde veiligheidscontour te blijven. De voorgestelde ligging van de veiligheidscontour leidt niet tot beperkingen voor het gebruik van de door de reclamant genoemde recreatieparken. Aan de demarcatielijn komt in dit kader geen betekenis toe, daar de demarcatielijn betrekking heeft op de begrenzing van de fysieke havenactiviteiten, en niet op de mogelijke effecten daarvan.
205.1
Recreatieschap Voorne-PuttenRozenburg
In de recreatiegebieden bevinden grote groepen recreanten zich vaak langdurig in de open lucht en worden daarmee blootgesteld aan negatieve
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Maasvlakte 1 en 2). De in de zienswijze bedoelde terreinen op de gedempte Hartelstrook en het Krabbeterrein maken onderdeel uit van het haven- en industriecomplex. Zij zijn ooit aangelegd voor
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 107
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
invloeden als luchtkwaliteit, geluidhinder, externe veiligheid en geuroverlast. Deze invloeden hebben een negatief effect op de algehele gezondheid. Een verbetering van deze aspecten in de recreatiegebieden is daarom zeer wenselijk. Dit is ook conform de ambities van het Havenbedrijf Rotterdam op het vlak van duurzaamheid en specifiek daarbij de verbetering van de luchtkwaliteit. De nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden volgens dit bestemmingsplan maken echter de weg vrij voor een verslechtering van aspecten als de luchtkwaliteit, geluidhinder en geuroverlast in de recreatiegebieden het Oostvoornse Meer en het Brielse Meer. Reclamant verzoekt dan ook de bestemming van de ontwikkellocaties van de Hartelstrook en het Krabbeterrein zo aan te passen dat ontwikkelingen niet kunnen leiden tot een hogere milieubelasting.
het vestigen van havenindustrie. Het ontnemen van die vestigingsmogelijkheid in de onderhavige bestemmingsplannen is niet alleen niet wenselijk, maar ook in strijd met het voor het havengebied geldende ruimtelijke beleid van de gemeente Rotterdam, de provincie ZuidHolland en het Rijk. Zowel de Havenvisie, de Provinciale Structuurvisie als het Barro voorzien namelijk in een intensiveringsopgave voor het havengebied, juist om in de toekomst een ongewenste druk op minder of niet voor dergelijke milieubelastende industrievormen geschikte bedrijfsterreinen in de omgeving van de haven te voorkomen. Daarbij komt dat er inhoudelijk ook geen noodzaak is ter plekke zwaardere activiteiten weg te bestemmen. Uit het MER blijkt immers dat van de gesuggereerde ontoelaatbare hinder als gevolg van het voorgestane ruimtegebruik geen sprake zal zijn. De gekozen planologische invulling leidt ook helemaal niet tot beperkingen op het gebruik voor dagrecreatie van het Oostvoornse meer en de noordoever. Dat gebruik kan gewoon worden voortgezet (zie ook het hiervoor opgenomen antwoord op zienswijze 9.2 e.a.)
Landtong’ en bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Overigens zijn wij van mening dat er evenmin aanleiding is te veronderstellen dat een ontoelaatbare luchtkwaliteit en/of geur- en geluidoverlast zal ontstaan. Enerzijds niet omdat uit het MER blijkt dat aan de beleidsmatige en wettelijke normen met betrekking tot luchtkwaliteit, geur en geluid wordt voldaan, anderzijds niet omdat er in het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 diverse projecten worden uitgevoerd gericht op een vermindering van overlast vanuit het haven- en industriecomplex. Deze maatregelen maken onderdeel uit van de Duurzame Dialoog met de gemeente Westvoorne. In dit kader wordt ook de voortgang en effectiviteit van deze projecten bewaakt.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 108
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
205.2
Recreatieschap Voorne-PuttenRozenburg
Reclamant is van mening dat de verschuiving van de veiligheidscontouren de ontwikkelmogelijkheden bij met name het Oostvoornse Meer ernstig beperken. Slechts de bestaande ondernemers hebben nog enige uitbreidingsruimte. Ruimte om nieuwe recreatieve trends en ontwikkelingen te faciliteren is er niet meer. De resultaten van de kwaliteitsimpuls (ter compensatie van de aanleg van Maasvlakte 2) worden zo weer gedeeltelijk teniet gedaan. Reclamant wil dan ook met klem verzoeken om de risicocontour terug te leggen op de oorspronkelijke, bij de aanleg van Maasvlakte 1 afgesproken, demarcatielijn.
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
Voorts merkt reclamant op dat ook de Landtong Rozenburg binnen de veiligheidscontouren valt. Belangrijk onderdeel van dit project is het evenemententerrein nabij het EIC. De veiligheidscontouren lijken nu gedeeltelijk over dit evenemententerrein te lopen waardoor het niet meer bruikbaar is en de investeringen weggegooid geld zijn. Reclamant verzoekt om de risicocontour aan te passen volgens bijgevoegde kaart.
De onderzoeken uit het MER zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. Als uitgangspunt voor die ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en de voorzieningen bij Slag Stormvogel en Slag Baardmannetje, is echter onjuist. De bestemmingsplannen en de ligging van de veiligheidscontour leiden niet tot beperkingen voor het gebruik van het Oostvoornse meer voor dagrecreatie, zoals windsurfen, kitesurfing, hengelsport, duiken, zwemmen, mountainbiking, fietsen en wandelen. De veiligheidscontour is op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 rechtstreeks mogelijk zijn gemaakt). Voor de goede orde merken wij op dat aan de demarcatielijn in dit kader geen bijzondere betekenis toekomt, daar de demarcatielijn betrekking heeft op de
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 109
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
begrenzing van de fysieke havenactiviteiten, en niet op de mogelijke effecten daarvan. In de voorgestelde ligging van de veiligheidscontour ‘Europoort en Landtong’ is ook rekening gehouden met de plannen voor (her)inrichting van de Landtong Rozenburg. Het evenemententerrein is geheel buiten de veiligheidscontour gelegen.
207.1
Cleton & Com namens Vopak
a. Reclamant is van mening dat de toegestane functies op de verschillende percelen van Vopak niet c.q. niet geheel overeenstemmen met de huidige en de normaal gebruikelijke situatie. In de zienswijze worden de aspecten per terminal behandeld, waarbij wordt aangeven welke activiteiten hierbij nog ontbreken. b. Reclamant heeft het verzoek voor alle terminals alle bij de hoofdactiviteit bijbehorende voorzieningen en activiteiten positief te bestemmen voor zover dat nu niet is gebeurd. In ieder geval is het niet helemaal duidelijk of is toegestaan: • Magazijnen, werkplaatsen • Dampverwerkinginstallaties • Scrubbers • Afvalverzamelplaatsen • Laden en lossen, alsmede steigers met bijbehorende voorzieningen en installaties • Stoomopwekking • Pompkamers • Tankputten • Opslagtanks • Beveiligingsloges • Controleruimtes, wachtkamers
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond(VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). a. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamant is er uitgebreid overleg geweest. Het bedrijf van reclamant is gelegen is in de bestemmingsplannen ‘Botlek-Vondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong’ , en heeft daarin, in de verschillende locaties, verschillende bestemmingen gekregen. Conform de wens van reclamant stellen we voor om alle bedrijfslocaties van Vopak in het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ dezelfde bestemming te geven, zijnde ‘Bedrijven 13’, en deze bestemmingsregeling zo aan te passen, dat de bedrijfsactiviteiten van Vopak er in zijn opgenomen (met uitzondering van de terminal gelegen in de Laurenshaven, die de bestemming ‘Bedrijf-19’ behoudt). Voor de bedrijfslocaties gelegen in bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ stellen we voor om ook deze locaties op dezelfde manier te bestemmen, met een nieuw op te stellen bestemming, ‘Bedrijf-17’, zie 233.1. Op deze manier is een goede uitwisseling van bedrijfsactiviteiten van Vopak mogelijk. Voor de op- en overslag van gevaarlijke afvalstoffen stellen we voor dit alléén toe te staan op die locaties die op de verbeelding aangeduid zijn.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 110
Wij stellen u voor de zienswijze onder 207.1a (‘BotlekVondelingenplaat’) van reclamant gegrond te verklaren en alle bedrijfspercelen van reclamant, voor zover gelegen in bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ de bestemming ‘Bedrijf-13’ te geven (verbeelding) (met uitzondering van de terminal gelegen in de Laurenshaven, dat bestemming ‘Bedrijf-19’ behoudt) Wij stellen u voor artikel 13 als volgt in de regels aan te passen: Zie voorstel aan het eind van deze rapportage. Verder stellen we u voor aan de begripsbepalingen toe te voegen: ‘boord-boordoverslag’: Activiteiten gericht op het direct van het ene schip in het andere schip laden en lossen van producten of grondstoffen. ‘bunkeren’: Het innemen van
Nr.
Naam
Zienswijze • • •
Brandblussystemen, leidingwerk Havengerelateerde bedrijvigheid, waaronder ondersteunende functies en voorzieningen Board to board overslag op het water
Het verzoek is om dit volledigheidshalve aan de regels toe te voegen.
Reactie
Conclusie
We stellen voor de begrippen boord-boordoverslag en bunkeren toe te voegen aan de begripsbepalingen, en het begrip plantaardige olieproducten uit te breiden naar ‘plantaardige en dierlijke olieproducten’.
brandstof en water voor eigen gebruik door schepen vanuit bunkerschepen of bunkerpontons. ‘Plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten’: Olieproducten en vetten verkregen uit plantaardige en/of dierlijke grondstoffen.
Verder stellen we voor de bestemming Water aan te vullen door voorzieningen o.a. ten behoeve van het laden en lossen nader op te nemen en boord-boordoverslag en bunkeren toe te voegen.’ b. Met betrekking tot de andere zaken die door reclamant genoemd worden, zoals diverse behandelingen aan de producten, zijn we van mening dat deze evident zijn voor een tankterminal en vallen onder de planologisch toegelaten be- en verwerking. Wij stellen voor om deze niet in de bestemmingsregeling op te nemen.
207.2
Cleton & Com namens Vopak
Daarnaast heeft reclamant de algemene opmerkingen: • het water zelf is niet opgenomen op de Geluidsverkavelingskaart, die bij de Regels is gevoegd; • de bedrijfsactiviteiten zijn ook niet tevens op het water bestemd, zo blijkt uit artikel 41. Het is de vraag of alle bouwwerken en activiteiten wel zijn toegestaan in de nu opgelegde bestemming Water. Volgens artikel 47 is toegestaan binnen de bestemming Water: a. water en waterhuishoudkundige functies; b. scheepvaart;
a. Mede naar aanleiding van deze zienswijze (zie voorstel onder 207.1) stellen we voor de bestemming ‘Water’ aan te passen en onder lid 1 onder a op te nemen: scheepvaart inclusief boord-boordoverslag en het bunkeren van schepen. In lid 1 onder d stellen we voor op te nemen: voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties. b. Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 111
Wij stellen voor om aan de bestemming Water toe te voegen aan lid 1: ‘scheepvaart inclusief boordboordoverslag en bunkeren;’ en ‘voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties;’ b. Wij stellen u voor om de zienswijze 207.1b ongegrond te verklaren. Wij stellen u voor de zienswijze (Botlek-Vondelingenplaat) 207.2a gegrond te verklaren en de bestemming ‘Water ‘aan te passen, zie 207.1a. Wij stellen u voor de zienswijze 207.2b van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
c. afmeervoorzieningen; d. laad- en losvoorzieningen; e. kabels en (buis)leidingen en zinkers; f. nutsvoorzieningen; g. bunkerpontons.
naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
“Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Aan het toekennen van de aanduiding 'gezoneerd industrieterrein' komt, gelet op de Wet geluidhinder, als zodanig geen status toe. Uit de gehanteerde bestemmingen blijkt al dat er inderdaad sprake is van een gezoneerd industrieterrein als bedoeld in die wet, het opnemen van een aanduiding voegt daar niets aan toe.
Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’) van reclamant ongegrond te verklaren.
Zie het antwoord op zienswijze 207.1.a
Zie onze conclusie op zienswijze 207.1. a
Reclamant verzoekt alle aanwezige en gebruikelijke voorzieningen toe te staan voor zover dat niet valt onder bovenstaande, en in ieder geval expliciet 'Board to board overslag op het water' nog aan de lijst toe te voegen. Daarenboven verzoekt reclamant het water uitdrukkelijk ook de bedrijfsbestemming te geven, zodat de bedrijfsvoering ook op het water kan plaatsvinden.
207.3
Cleton & Com namens Vopak
207.4
Cleton & Com namens Vopak
Voorts verzoekt reclamant om opname van het water op de Geluidverkavelingskaart. In de regels wordt weliswaar verwezen naar de activiteiten van de bedrijven, maar nu die bedrijfsactiviteiten niet ook tevens op het water zijn bestemd, is uitbreiding van de geluidverkaveling op het water noodzakelijk. Tenslotte verzoekt reclamant dat het water dat tevens behoort bij het gezoneerde industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder als zodanig op te nemen in de Verbeelding. Ook deels voor bedrijfsterreinen bestemde locaties verzoekt reclamant aan te duiden als gezoneerd industrieterrein, met de daarbij behorende zone. Een dergelijke aanduiding met zone lijkt- op beschouwing van ruimtelijke plannen- nu te ontbreken. TTR-terminal: Voor deze terminal is de bestemming 'Bedrijf opslag chemische producten' gegeven. Hierin zijn toegestaan (art. 33): a. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking met bijbehorende
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 112
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
kantoren en een groot aantal ondergeschikte voorzieningen. Op een ander deel van het perceel geldt de bestemming Bedrijf - opslag minerale oliën '. Hierin zijn toegestaan (art. 34): a. op- en overslag van ruwe olie en minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking. Volgens de vergunning worden er echter veel meer activiteiten uitgevoerd. Reclamant verzoekt dan ook de op en overslag van deze stoffen toe te staan: - Vloeibare chemicaliën - Dierlijke vetten/oliën - Plantaardige oliën en vetten - Minerale olieproducten (ter plekke van 'Bedrijfopslag chemische producten') - Chemische producten (ter plekke van 'Bedrijfopslag minerale oliën') - Vloeibare afvalstoffen (schepen, derden) Tevens vindt op het terrein conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats: - Fysische proceshandelingen: verwarmen, reinigen, mengen, toevoegen van stoffen. - Ontgassen en schoonmaken - Afvoeren en doorvoeren afvalwater Het verzoek is om ook op dit punt de regels aan te vullen. Tenslotte verzoekt zij in verband deze op- en overslag ook toe te staan: - Biobrandstoffen - Oleo-chemicaliën
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 113
Conclusie
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
207.5
Cleton & Com namens Vopak
a. Laurenshaven: Voor deze terminal is de bestemming 'Bedrijf -19' gegeven. Volgens de vergunning worden er echter meer activiteiten uitgevoerd. Reclamant verzoekt dan ook de op- en overslag van deze stoffen toe te staan: - Vloeibare (chemische) afvalstoffen
a. Naar aanleiding van deze zienswijze stellen we voor in bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ artikel 21 ‘Bedrijf-19’, lid 1 onder f aan te passen: op- en overslag van plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten met de bijbehorende be- en verwerking.
Wij stellen u voor de zienswijze 207.a van reclamant gegrond te verklaren en In het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’ artikel 21 ‘Bedrijf-19’, lid 1 onder f aan te passen als volgt: op- en overslag van plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten met de bijbehorende be- en verwerking. En toe te voegen bij lid 1: voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, dampen geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking, anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a t/m f. Wij stellen u voor om op de verbeelding (bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’) de aanduiding ‘bedrijf – afvalstoffen’ op te nemen op die locaties waar dit vergund is.
b. Tevens vinden op het terrein conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats en zijn de volgende voorzieningen in hoofdzaak aanwezig, naast de algemene zaken genoemd onder 1. Algemeen: - Verpompen van stoffen - Pijpleidingen - Elektrische installaties
207.6
Cleton & Com namens Vopak
Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de vigerende vergunning. Voor wat betreft de biobrandstoffen, oleo-chemicaliën, dierlijke vetten/oliën, vloeibare chemicaliën en de chemische producten merken cliënten op dat, voor zover de op-of overslag van deze stoffen niet reeds is vergund, zij niettemin verzoekt deze stoffen op te nemen met het oog op normaal gebruikelijke bedrijfsactiviteiten, e.e.a. voor zover die producten niet reeds onder de andere producten gerubriceerd kunnen worden. a. Chemiehaven: Voor deze terminal is de bestemming 'Bedrijf opslag chemische producten' gegeven. Hierin zijn toegestaan (art. 33.1.1 ): a. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking Met bijbehorende kantoren en een groot aantal ondergeschikte voorzieningen.
En voorts is als lid toe te voegen: voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking, anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a t/m f. Voor de reactie inzake de op- en overslag van gevaarlijke afvalstoffen wordt verwezen naar ons antwoord op reactie 207.1. b. Met de voorgestelde aanpassingen zijn de vergunde en geplande activiteiten toegestaan. De andere zaken die genoemd worden, zoals diverse behandelingen aan de producten, zijn evident voor een tankterminal en vallen onder de planologisch toegelaten be- en verwerking.
Zie onze reactie bij zienswijze 207.1.onder a mbt 207.6a en onze reactie bij zienswijze 207.1 onder b mbt 207.6b.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 114
Wij stellen u voor de zienswijze 207.5b ongegrond te verklaren. Zie onze conclusie bij zienswijze 207.1. onder a en b
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Volgens de vergunning worden er echter veel meer activiteiten uitgevoerd. Reclamant verzoekt dan ook de open overslag van deze stoffen toe te staan: - Vloeibare chemicaliën - Dierlijke vetten/oliën - Minerale olieproducten - Plantaardige oliën en vetten - Smeeroliedopes/slops - Vloeibare (chemische) afvalstoffen b. Tevens vinden op het terrein conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats: - Behandelen benzines met butaan of pentaan - Fysische proceshandelingen: verwarmen, bewerken reinigen, filtreren, mengen, toevoegen van (chemische) (afval)stoffen. - Reinigen van schepen, tanks - Verpompen van producten - Vullen van vaten Het verzoek is om deze activiteiten nog toe te voegen in de Regels. Specifiek zijn, naast de zaken zoals genoemd onder 1. Algemeen, verder op deze terminal de volgende bouwwerken in hoofdzaak aanwezig: - Spoelolietanks - Sloptanks - Voorpomptanks - Tankautolaadplaatsen - Vatenvulinrichtingen - Elektromotoren Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de vigerende vergunning. Het verzoek is om de regels voor deze bestemming zo in te richten dat dergelijke bouwwerken zijn toegestaan. Tenslotte verzoekt zij in verband met normaal gebruikelijke Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 115
Conclusie
Nr.
207.7
Naam
Zienswijze
Cleton & Com namens Vopak
activiteiten van Vopak ook deze op- en overslag ook toe te staan: - Biobrandstoffen (e.e.a. voor zover die producten niet reeds onder de andere producten gerubriceerd kunnen worden). - Oleo-chemicaliën Botlek Noord: Voor deze terminal zijn de bestemming 'Bedrijf -13' en 'Bedrijf -14' gegeven. Hierin zijn toegestaan (art. 15) voor wat betreft de bestemming bedrijf 13: a. productie en op- en overslag van bio-ethanol, biodiesel en biochemie; b. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking
Reactie
Conclusie
Zie onze reactie bij zienswijze 207.1.a
Zie onze conclusie bij zienswijze 207.1. a
Hierin is toegestaan (art. 16) voor wat betreft de bestemming bedrijf 14: a. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking; b. op- en overslag van minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking. Met bijbehorende kantoren en een groot aantal ondergeschikte voorzieningen. Volgens de vergunning voor zowel de bestemming Bedrijf-13 als bestemming Bedrijf-14 worden er echter meer activiteiten uitgevoerd. Reclamant verzoekt dan ook ten aanzien van de beide bestemmingen de open overslag van deze stoffen toe te staan: - Minerale olieproducten (ter plekke van perceel 'Bedrijf- 13') - Dierlijke vetten/oliën - Plantaardige oliën en vetten - Biobrandstoffen (ter plekke van perceel 'Bedrijf 14') (e.e.a. voor zover die producten niet reeds onder de andere producten gerubriceerd kunnen Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 116
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Zie onze reactie bij zienswijze 207.1.onder a.
Zie onze conclusie bij zienswijze 207.1. onder a.
worden). Tevens vinden op het terrein met bestemming 13 en 14 conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats: - Fysische proceshandelingen: verwarmen, reinigen, mengen, toevoegen van (chemische) stoffen. - Reinigen van schepen, tanks - Aan en afvoer via pijpleidingen - Verpompen van producten
207.8
Cleton & Com namens Vopak
Het verzoek is om aan artikel 15 en 16 ook deze activiteiten toe te voegen. Tenslotte verzoekt zij in verband met normaal gebruikelijke activiteiten van Vopak ook deze op en overslag ook toe te staan: - Oleo-chemicaliën - Vloeibare (chemische) afvalstoffen - Vloeibare chemicaliën Botlek Zuid: Voor deze terminal is de bestemming 'Bedrijf -14' gegeven. Hierin is toegestaan (art. 16): a. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking; b. op- en overslag van minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking; Met bijbehorende kantoren en een groot aantal ondergeschikte voorzieningen. Volgens de vergunning worden er echter meer activiteiten uitgevoerd. Vopak verzoekt dan ook de open overslag van deze stoffen toe te staan: - Dierlijke vetten/oliën - Plantaardige oliën en vetten - Vloeibare (chemische) en (gevaarlijke) afvalstoffen - Vloeibare chemicaliën - Vluchtige organische/biobrandstoffen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 117
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Het verzoek is om aan artikel 16 deze activiteiten toe te voegen. Tevens vindt op het terrein conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats: - lnname en behandelen van tank- Ieiding- en waswater - lnname en behandelen afvalwater
207.9
Cleton & Com namens Vopak
Het verzoek is om aan artikel 16 deze activiteiten nog toe te voegen. Tenslotte verzoekt zij in verband met normaal gebruikelijke activiteiten van Vopak ook deze op en overslag ook toe te staan: - Oleo-chemicaliën Reclamant is van mening dat de toegekende emissiekentallen voor haar percelen onvoldoende zijn, met het oog op haar plannen en uitbreidingsplannen. Ten eerste is het deel van Botlek-Zuid aangeduid als voortzettingslocatie. Echter, de aan dit perceel toegekende emissie is zeker niet voldoende, omdat er uitbreidingen en ontwikkelingen zullen plaatsvinden in de nabije toekomst. Dit zou de toekomstige bedrijfsvoering ernstig kunnen belemmeren. Reclamant verzoekt dan ook tot opname van een grotere geluidsruimte (zie onder). Deze bezwaren gelden ook voor de terminals in de Chemiehaven en in de TTR; ook dit zijn gebieden waar plannen voor uitbreidingen en ontwikkelingen zijn (zoals uitbreiding opslagtanks). De toegekende geluidemissies zijn dan ook niet afdoende en reclamant verzoekt dan ook tot opname van een grotere geluidruimte (zie onder). Botlek-Noord en Laurenshaven zijn aangegeven als 'veranderlocatie', maar dit is in de ogen van reclamant onjuist. Er worden immers geen functieveranderingen beoogd, maar wel uitbreidingen binnen de bestaande functies. Reclamant verwacht dat de hier gegeven
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 118
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
a. Wij stellen voor het gehele terrein van Argos dezelfde bestemming te geven, ‘Bedrijf-13’ en de planregeling zo aan te passen, dat de bedrijfsactiviteiten van reclamant hierin passen (zie ook 207.1).
a. Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding van het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen zodat alle terreinen van Argos dezelfde bestemming inzake tankopslag hebben gekregen (Bedrijf – 13).
geluidwaarden niet voldoende zijn voor de toekomstige bedrijfsvoering, en verzoeken tot opname van een grotere geluidruimte (zie onder).
208.1
ArgosTerminals BV
Reclamant denkt in alle gevallen vooralsnog op basis van recente ervaringen binnen het concern aan een toename van 3- 5 dB(A). a. Naar aanleiding van eerdere reactie via Deltalinqs, zijn de bestemmingen van de (deel)percelen, die bij Argos in gebruik zijn, grotendeels aangepast ten opzichte van het voorontwerpbestemmingplan. Reclamant merkt op dat de reactie van Deltalinqs niet volledig is overgenomen, en verzoekt de noordzijde van het terrein te bestemmen als de rest van het terrein. b. Ook verzoekt reclamant de bedrijfsbestemming uit te breiden met ROR (Ruwe Olie en Rafinage), en het be- en verwerken van grondstoffen voor en (rest)producten van het raffinageproces en de bijbehorende procesindustrie toe te voegen bij de beschrijving inzake B-ROR, c. Reclamant verzoekt in de omschrijvingen van de bestemmingen rekening te houden met functioneel gebonden installaties, bouwwerken en overige voorzieningen. (Een en ander is in de zienswijze nader toelichting en gespecificeerd.) d. Tot slot verzoekt reclamant om te verduidelijken dat bedrijfsgerelateerde activiteiten ook op het water mogen plaatsvinden, door middel van de toevoeging "bedrijfsactiviteiten ten behoeve van belendende percelen" aan de Bestemming Water.
b. De raffinaderij-functie is niet in de vergunning van Argos opgenomen . We stellen voor om de verbeelding en planregels zijn op dit punt niet aan te passen. c. Met betrekking tot zaken die door reclamant genoemd worden, zoals ketelhuizen, een pompkamer, substation, zijn we van mening dat deze evident zijn voor een tankterminal en daardoor vallen onder de planologische regeling . Wij stellen voor om deze niet in de bestemmingsregeling op te nemen. d. Naar aanleiding van deze zienswijze stellen wij voor de bestemming ‘Water’ aan te passen door in het artikel Water in lid 1 onder a het volgende op te nemen: scheepvaart inclusief boord-boordoverslag en het bunkeren van schepen. Veder stellen wij voor het volgende op te nemen in lid 1 onder d: voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties.
Wij stellen u voor artikel 13 als volgt in de regels aan te passen: Zie voorstel aan het eind van deze rapportage. b. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’). c. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’). d Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren (Botlek Vondelingenplaat) en de regels gewijzigd vast te stellen zoals hiernaast beschreven.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 119
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
208.2
ArgosTerminals BV
Rijkswaterstaat West-NederlandZuid / Minister van I&M
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen. De realisatie van de Nieuwe Westelijke Oeververbinding (de NWO) valt buiten de scope van dit bestemmingsplan. Voor de realisatie van de NWO wordt een separate procedure doorlopen met bijbehorende, meer gedetailleerde onderzoeken dan de in het kader van het MER uitgevoerde gevoeligheidsanalyse. Het bestemmingsplan voldoet aan het bepaalde in de aangehaalde artikelen van het Barro en bevat ten opzichte van het geldende planologische regime geen wijzigingen met betrekking tot de bestaande vergunningplichtige bouwwerken.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
209.1
Volgens de geluidverkavelingskaart worden perceelverdelingen gehanteerd met onderling afwijkende bandbreedtes. De verschillende bandbreedtes beperken de flexibiliteit in de bedrijfsvoering. Reclamant ziet geen ruimtelijke noodzaak voor deze beperking in flexibiliteit. Voor een goede bedrijfsvoering wil reclamant alle percelen die bij Argos in gebruik zijn ook op de geluidverkavelingskaart als één kavel aan te duiden. Voorstel is, op basis van de huidige bedrijfsvoering, aan te sluiten bij de bandbreedte 60.7-61.2 dB(A)/m2. Voor reclamant is het onduidelijk hoe voor een inrichting modelmatig gerekend kan worden met verschillende geluidsnormen. Ook vraagt reclamant op welke wijze de verschillende geluidemissienormen in een vergunning kunnen worden opgenomen. Reclamant is van mening dat het plan onvoldoende rekening houdt met het reserveringsgebied voor de NWO. Binnen het reserveringsgebied van de NWO liggen nu bedrijfsbestemmingen die ruimte bieden voor nieuwe ontwikkelingen ten opzichte van de huidige situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn binnen een reserveringsgebied niet toegestaan. Dit blijkt uit artikel 2.7.3 en artikel 2.7.4 lid a. van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en uit bijlage 17.7 van de regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). In het Barro wordt voorgeschreven dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een reserveringsgebied, geen wijzigingen bevat ten opzichte van het op het moment van aanwijzing van dat reserveringsgebied geldende bestemmingsplan. Wijzigingen ten opzichte van de huidige situatie mogen niet mogelijk worden gemaakt om te voorkomen dat er bouwwerken worden gerealiseerd waarvan het zeer wel mogelijk is dat die weer moeten worden
Ten tijde dat het Barro en het Rarro inwerking traden, gold er voor het reserveringsgebied van de NWO geen bestemmingsplan. Ter plaatse is alleen de bouwverordening Rotterdam van toepassing. Het ontwerpbestemmingsplan biedt anders dan reclamant aangeeft dus niet meer ruimte dan het voorgaande bestemmingsplan.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 120
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’).
Nr.
Naam
209.2
Rijkswaterstaat West-NederlandZuid / Minister van I&M
209.3
Rijkswaterstaat West-NederlandZuid / Minister van I&M
Zienswijze gesloopt om ruimte te maken voor de aanleg van nieuwe infrastructuur. Het toestaan hiervan zou kunnen leiden tot vertraging in de uitvoering en oplopende kosten van de aanleg van infrastructuur (in dit geval de NWO). Om zeker te stellen dat er binnen het reserveringsgebied voor de NWO geen wijzigingen plaatsvinden ten opzichte van de huidige situatie, dringt reclamant aan om te regelen dat binnen het reserveringsgebied voor de NWO geen wijzigingen ten opzichte van de bestaande vergunningplichtige bouwwerken mogelijk zijn. Reclamant verzoekt om het schrappen van de aanduiding 'ecologische waarde' ter plaatse van het talud van de Slufter. Reclamant ziet deze aanduiding als een onnodige en onwenselijke beperking voor huidige en toekomstige werkzaamheden in de Slufter. Voorts wijst reclamant er op dat het RVOB en Rijkswaterstaat zijn gehouden aan de Flora- en Faunawet. Een aanduiding 'ecologische waarde' voor het talud van de Slufter is ook daarom onnodig. Rijkswaterstaat en het Havenbedrijf Rotterdam hebben als beheerder van de Slufter op de Maasvlakte 1 plannen om in en nabij de Slufter initiatieven voor duurzame energie een plek te geven. De huidige bestemmingsomschrijving laat dat onvoldoende toe. Daarom verzoekt reclamant aan artikel 13 'Bedrijf- Andere havengerelateerde activiteiten' onder 13.1.1 'Bestemmingen' het volgende toe te voegen: j) voorzieningen voor de opwekking van duurzame energie .
Reactie
Conclusie
Naar aanleiding van deze zienswijze stellen wij voor de aanduiding ‘ecologische waarde’ alleen op de buitenkant van het talud van de Slufter te leggen. Hierdoor treden de aangegeven beperkingen voor huidige en toekomstige werkzaamheden niet op.
Wij stellen voor de zienswijze gegrond te verklaren en de aanduiding ‘ecologische waarde’ op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ te verleggen naar de buitenkant van het talud van de Slufter.
Hoewel de gemeente in beginsel positief staat tegenover duurzame energie in het havengebied, is het bestemmen van definitieve vormen van duurzame energieopwekking, bijvoorbeeld in de vorm van windturbines, alleen mogelijk na voorafgaand onderzoek naar de (milieu)effecten en eventuele andere betrokken belangen. Aangezien op dit moment niet duidelijk is welke voorzieningen reclamant beoogt, zijn de effecten hiervan niet bekend. Het verzoek kan daarom niet worden gehonoreerd. Hierbij wordt nog wel opgemerkt dat in het bestemmingsplan algemene afwijkingsregels opgenomen zijn, waarmee ten behoeve van het tijdelijk gebruik van gronden met een maximum van tien jaar voor duurzame toepassingen bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het bestemmingsplan.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ en bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 121
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
210.1
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
Wij verwijzen naar het antwoord op zienswijze 114.
Zie onze conclusie bij zienswijze 114.
210.2
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
Met betrekking tot het beperken van milieuemissies met name door de aanpak van de NOxuitstoot ondersteunt reclamant volledig de door de NMO's (Natuur en Milieufederatie Zuid-Holland, Natuurmonumenten, Duinbehoud, Zuid-Hollands Landschap, Staatsbosbeheer, Milieudefensie, Rotterdams Milieucentrum) ingebrachte zienswijze. In de beantwoording van de vooroverlegreacties wordt gesteld dat zolang bedrijven voldoen aan BBT, Best Beschikbare Techniek, hen geen vergunning geweigerd zou kunnen worden. Reclamant geeft aan dat het begrip BBT weinig houvast geeft. Reclamant is van mening dat de geluidcontour van de bestemmingsplannen "Europoort en Landtong" en "Maasvlakte 1" moet worden gebaseerd op de huidige en de toekomstige stand der techniek, en dat eerst d.m.v. geluidsanering ruimte moet worden geschapen voor uitbreiding en nieuwbouw, alvorens de geluidruimte te vergroten zoals nu wordt voorzien.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Lawaai door vliegverkeer ligt buiten de competentie van Rotterdam of de DCMR. Toch zou een no fly zone boven het haven- en industriegebied overwogen kunnen worden om redenen van security en veiligheid met als bijproduct minder geluidoverlast. Reclamant geeft aan dat het treinverkeer op de Suurhoffbrug bij Oostvoorne veel geluidsoverlast veroorzaakt. De maatregel om gelsmering op de rails aan te brengen is een duidelijke verbetering. Ook het vooruitzicht dat de instroom van stil goederenmaterieel voor een dempend effect gaat zorgen, geeft het vertrouwen dat Havenbedrijf en Keyrail deze problematiek serieus aan willen pakken. Blijft het punt om bij vervanging of
Klachten over laagfrequent geluid worden door de DCMR individueel onderzocht. Indien de oorzaak gevonden wordt, hetgeen bij laagfrequent geluid zeer complex is, wordt in overleg met het betreffende bedrijf naar maatregelen gezocht. Bij de (revisie)vergunningverlening worden door het bevoegd gezag eisen gesteld omtrent de toepassing van best beschikbare technieken. De bestemmingsplannen wijzigen niets aan deze situatie. De bestemmingsplannen zijn ook niet het daarvoor bestemde kader.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 122
Wij stellen u voor de overige punten uit de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ en bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
renovatie van de brug, het ontwerp aan te passen naar een geluidsvriendelijkere versie bijvoorbeeld door de dubbele scherpe bocht te vervangen door flauwe bochten.
In het kader van de uitvoeringsagenda Havenvisie 2030 wordt samen met de gemeente Westvoorne het project ‘Geluidmeetnet Maasvlakte’, als opvolger van het project ‘Geluid in beeld’, opgestart om hinderbronnen te identificeren. Hierbij zal actief gebruik gemaakt worden van kennis bij marktpartijen en/of instituten. In een vervolgtraject kan onderzoek plaatsvinden naar (economisch) haalbare maatregelen.
In het Natura-2000-gebied Voornes Duin staan bordjes "Stiltegebied". Dat wekt verwachtingen die niet waargemaakt worden, en waarschijnlijk nooit waargemaakt zullen worden. Enige verlichting van de geluidbelasting zou al welkom zijn.
Conclusie
Er is geen ruimtelijk, functioneel of bestuurlijk verband tussen het havengebied en de omliggende luchthavens en de vliegbewegingen worden niet door deze bestemmingsplannen mogelijk gemaakt. Vliegverkeer is daarom niet onderzocht. De aanpassing van de Suurhoffbrug is de verantwoordelijkheid van ProRail. Het spreekt voor zich dat als er ooit van vervanging sprake is, de gemeente Rotterdam en naar mag worden aangenomen ook het Havenbedrijf zal wijzen op het belang van een lagere geluidbelasting in de omgeving.
210.3
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
Reclamant maakt zich ernstig zorgen over de stikstofdepositie in Voornes Duin. Vaak wordt gewezen op de procentueel lage bijdrage vanuit de industrie t.o.v. het verkeer, of wijst men op de forse instroom vanuit het buitenland. Als men echter kijkt naar de individuele bronnen dan zijn de kolencentrales, andere elektriciteitscentrales, raffinaderijen de grootste individuele vervuilers, die bovendien relatief eenvoudig kunnen worden aangepakt. En wat het wegverkeer betreft zouden vervoerders gestimuleerd kunnen worden om moderne vrachtwagens met Ad Blue te gebruiken.
Al deze inspanningen zullen naar verwachting ook bijdragen aan een vermindering van de geluidbelasting in het door reclamant genoemde stiltegebied. zie de antwoorden op reactie 114.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 123
Zie onze conclusie bij zienswijze 114.
Nr.
211.1
Naam
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
Zienswijze Reclamant doet een dringend beroep om de bestemmingsplannen zodanig aan te passen dat deze leiden tot het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving op Voorne conform de ambitie in de Havenvisie 2030. Reclamant geeft aan het jammer te vinden dat in het ontwerpbesluit de veiligheidscontouren nog ruimer zijn dan in het conceptontwerp. Wat zouden de consequenties zijn voor de invulling van het bestemmingsplan als de veiligheidscontour en de gemeentegrens Rotterdam-Westvoorne samen zouden vallen? Zijn de risico's te verminderen door andere locaties voor windmolens en andere locaties voor productie en/of opslag van gevaarlijke stoffen te kiezen, ergo efficiënter en bewuster bestemmen zonder dat ter sprake is van een contourverruiming? Als de gemeente Westvoorne gebruik maakt van de in het Bestemmingsplan Zeegebied opgenomen vrijstellingsbevoegdheid voor de invulling van de noordzijde van het Oostvoornse Meer, is de ligging van de veiligheidscontour zoals nu gepresenteerd dan wel reëel? Zijn de kunstmatig opgenomen "veiligheidsenclaves" voor de bestaande recreatieve voorzieningen zoals ter plaatse van de Stormvogel en de duiklocatie geloofwaardig als men de enclaves Schietbaan Europoort en hotel De Beer om die reden opheft? Reclamant is van mening dat de veiligheidscontour niet over de grens van de gemeente Westvoorne mag komen te liggen.
Reactie
Conclusie
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
De belangrijkste reden van de zuidelijkere ligging t.o.v. het voorstel dat in het vooroverleg besproken is, is het feit dat op dat moment nog niet alle MER-onderzoeken op het gebied van externe veiligheid afgerond waren. In de nu voorgestelde ligging van de veiligheidscontouren is dit wel het geval. De onderzoeken uit het MER zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour. Als uitgangspunt voor die ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. Vanwege deze systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour inderdaad deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De suggestie die in de zienswijze wordt gewekt dat dit een beperkende invloed heeft op de bestaande dagrecreatie en recreatieve voorzieningen is echter onjuist. Juist om dergelijke beperkingen te voorkomen, is immers maatwerk geleverd en is de veiligheidscontour op twee locaties teruggelegd. Vanwege die ‘inkepingen’ zijn er voldoende uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar voor de recreatieve sector (zelfs meer dan momenteel in het bestemmingsplan Zeegebied Westvoorne 2013 zijn opgenomen) en is van een
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 124
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
beperking van bestaande voorzieningen geen sprake. De Schietbaan Europoort en Hotel De Beer verdwijnen gedurende de planperiode. Dit heeft niets te maken met de vaststelling van de veiligheidscontouren.
211.2
211.3
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
Vereniging Verontruste Burgers van Voorne
De puntzak tussen het Oostvoornse Meer en het Brielse Meer is gehandhaafd. Ook daar overschrijdt de veiligheidscontour de gemeentegrens. Voor welke bestaande of nieuwe installatie(s) van Europoort en/of Maasvlakte 1 bedrijven is deze puntzak noodzakelijk? Is sanering of verplaatsing mogelijk op termijn een optie om meer "veilige ruimte" te creëren? Hoort een toxische wolk boven Brielle of Westvoorne Voorne tot de voorziene rampscenario's?
Tijdens de informatiebijeenkomst op 17 juni 2013 in "De Man" in Oostvoorne bleek bij de aanwezige autoriteiten en voorlichters grote onduidelijkheid te bestaan over de zorg en verantwoordelijkheid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Welke lering heeft men hieruit getrokken en wat zijn de aanbevelingen en maatregelen n.a.v. enkele recente ernstige ongelukken in Rijnmond,
Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
In het antwoord op zienswijze 211.1 is de ligging van de veiligheidscontour nader toegelicht. De door reclamant genoemde puntzak is noodzakelijk voor tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten hetgeen planologisch mogelijk wordt gemaakt op de Hartelstrook en het Krabbeterrein. Het scenario van een toxische wolk is onderzocht en de effecten worden aanvaardbaar geacht. De bestemmingsplannen leiden niet tot nieuwe ongeval scenario’s. In de huidige situatie, dus zonder bestemmingsplannen is er reeds sprake van een diversiteit aan bestaande activiteiten met een kans op toxische effecten in de omgeving, die in het kader van vergunningverlening reeds aanvaardbaar zijn geacht. Wij verklaren deze zienswijze ongegrond (VC Europoort en Landtong en VC Maasvlakte 1 en 2). In een bestemmingsplan wordt het gebruik van gronden geregeld. De activiteiten van een inrichting of het feitelijke transport van gevaarlijke stoffen als zodanig vallen buiten de reikwijdte van de bestemmingsplannen en de besluiten tot vaststelling van de veiligheidscontour, maar worden in het kader van de vergunningverlening aan de bedrijven beoordeeld.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 125
Wij stellen u voor de zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’ en bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Vlaanderen en in Canada? Heeft dit nog gevolgen voor de beheersing van de externe veiligheid incl. de aanpassing van de veiligheidscontouren?
Ongevallen en nieuwe inzichten kunnen leiden tot aanpassing van regelgeving en daardoor indirect van invloed zijn op vergunningverlening. Dit valt echter buiten de reikwijdte van de veiligheidscontour en de bestemmingsplannen. Eind 2011 is de Havenvisie 2030 vastgesteld. Hierin staan o.a. de opgave om te groeien binnen de afgesproken grenzen en de ambities voor de ontwikkeling van BotlekVondelingenplaat, Europoort en Maasvlakte 1. Deze opgave en ambities zijn ook als uitgangspunt gehanteerd voor de havenbestemmingsplannen. De vrijkomende ruimte door het verdwijnen van Hotel De Beer wordt benut voor het verder intensiveren van het haven- en industriegebied conform de ambities uit de Havenvisie 2030 en passend binnen het rijks- en provinciaal beleid. De door de inspreker genoemde faciliteiten op het gebied van arbeidswelzijn zijn o.a. in het Port Health Center in het Botlekgebied beschikbaar. In de directe omgeving in regio- en deelgemeente zijn de overige door de inspreker genoemde faciliteiten, zoals kinderopvang, beschikbaar. In beginsel horen deze niet thuis (en mogen deze zelfs niet worden gevestigd) in een haven- en industriegebied, aangezien deze activiteiten niet functioneel gebonden zijn aan het complex.
212.1
Freight Collections namens Kees in 't Veen Beheer B.V.
Reclamant is van mening dat de huidige locatie van Hotel de Beer moet worden aangewend voor een facilitair centrum dat met zijn bestaan een vestigingsvoordeel voor de werknemer creëert en daarmee het vestigingsklimaat voor bedrijven aantrekkelijker maakt. Daarvoor zal de bestemming echter wel anders moeten zijn dan de bestemmingen die nu worden beoogd. Puntsgewijs somt mijn cliënte de voordelen van het voorstaande als volgt op: • meer faciliteiten ten behoeve van werknemers; • flexibelere omstandigheden ten aanzien van de behoeften die men nu in de omliggende dorpen moet zoeken (boodschappen, apotheek, dokter, tandarts, kinderdagverblijf et cetera); • economisch voordeel als gevolg van het verkorten van reistijden; • duurzaamheid wordt gesteund als gevolg van het beperken van verkeersbewegingen (CO2-uitstoot); • creatie van werkgelegenheid.
212.2
Freight Collections namens Kees in 't Veen Beheer B.V.
Ten aanzien van de veiligheidscontouren zoals deze zijn opgenomen in het Deelrapport Externe Veiligheid, vermoedt reclamant dat deze niet juist zijn weergegeven. Reclamant zal zich in de komende week inspannen om u aanvullend te berichten ten aanzien van de veiligheidscontouren.
Ter informatie melden wij hier dat wij in de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren: Wij constateren dat het geen aanvullende reactie heeft ontvangen. In de zienswijze zien de colleges geen aanknopingspunt om te veronderstellen dat de veiligheidscontouren onjuist zijn weergegeven. Wij nemen deze zienswijze voor kennisgeving aan.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 126
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’)
VC
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
214.1
Van Gansewinkel Maasvlakte BV
Reclamant verzoekt de bestemming van de gronden waarop diens inrichting is gelegen te wijzigen in 'Bedrijf- Andere havengerelateerde activiteiten '. Deze bestemming sluit volgens reclamant beter aan op de (vergunde) activiteiten. Deze verandering sluit volgens reclamant ook beter aan op de gekozen bestemming voor belendende (en gerelateerde) percelen.
Wij stellen voor de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalberg' (zie artikel 19) uit te breiden naar onderhavige locatie en te verbreden om deze beter aan te sluiten op de vergunde situatie. Hiermee worden de activiteiten die op de betreffende gronden plaatsvinden, bestemd. Tevens wordt hierdoor expliciet gemaakt dat ter plaatse de opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen met bijbehorende be- en verwerking is toegestaan.
214.2
Van Gansewinkel Maasvlakte BV
Reclamant verzoekt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- afvalberg' uit te breiden tot de volledige terreinen van de inrichtingen van Loswalweg 46 en 50 en in de daar geldende bestemmingen te benoemen.
De functieaanduiding afvalberg is opgenomen ter plaatse van het door de reclamant genoemde terrein (zie het antwoord op zienswijze 214.1).
214.3
Van Gansewinkel Maasvlakte BV
Reclamant onderschrijft het belang van duurzaamheid, zoals ook in het bestemmingsplan is opgenomen, en neemt hierin verantwoordelijkheid door in samenspraak met derden een windturbine op te richten op het terrein van de inrichting. Reclamant verzoekt om het bestemmingsplan aan te passen, zodat de mogelijkheid ontstaat om een
De komst van windturbines op kavels van bedrijven is thans niet toegestaan. Dat neemt niet weg dat de gemeente positief staat tegenover windenergie in het havengebied. Er is in 2011 een haalbaarheidsonderzoek (Bosch en Van Rijn) uitgevoerd naar de realisatie van windturbines op het terrein van Van Gansewinkel Maasvlakte B.V. Dit onderzoek geeft echter onvoldoende inzicht in de uitvoerbaarheid van
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalberg' uit te breiden naar de locatie van reclamant. Tevens stellen wij voor artikel 19.1.2 onder a. van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ aan te passen als volgt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf afvalberg' een opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen met bijbehorende be- en verwerking. Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalberg' uit te breiden naar de locatie van reclamant. Tevens stellen wij voor artikel 19.1.2 onder a. van het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ aan te passen als volgt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf afvalberg' een opslag van (gevaarlijke) afvalstoffen met bijbehorende be- en verwerking. Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 127
Nr.
214.4
214.5
Naam
Zienswijze
Reactie
Van Gansewinkel Maasvlakte BV
windturbine te realiseren. Voor zover noodzakelijk kan reclamant op korte termijn de benodigde onderzoeken aanleveren om de haalbaarheid van een windturbine ter plaatse aan te tonen. lndien de windturbine niet rechtstreeks bestemd kan worden, verzoekt reclamant om te voorzien in een flexibiliteitsbepaling om de windturbine alsnog te kunnen realiseren. a. Vanwege de verwachte behoefte – binnen de planperiode – aan uitbreiding van de bestaande stortcapaciteit verzoekt reclamant om de bestemming van de ten noorden van de bestaande inrichting gelegen gronden zodanig aan te passen dat hier nieuwe stortcapaciteit kan worden gerealiseerd. Dit hoeft niet ten koste te gaan van de plannen voor Maasvlakte Plaza en de ontwikkelmogelijkheden voor andere havengerelateerde activiteiten.
de planontwikkeling. Het is daarom niet mogelijk om in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid op te nemen dan wel de windturbine rechtstreeks te bestemmen. Daartoe zal eerst nader onderzoek uitgevoerd moeten worden naar de inpasbaarheid, waarbij dan ook de specificaties van de te plaatsen turbines goed meegenomen kunnen worden. Deze nieuwe ontwikkelingen zullen dan ook via een aparte procedure worden vergund. a. Wij stellen voor aan dit verzoek tegemoet te komen en het terrein mede te bestemmen voor 'Bedrijf- Overig droog massagoed' inclusief de aanduiding zoals benoemd in de reactie op zienswijze 214.1. Uitbreiding van stortcapaciteit wordt hierdoor mogelijk.
Van Gansewinkel Maasvlakte BV
b. Ten behoeve van de uitbreiding dient ook de aanwezige Ieiding (L-L) omgelegd te worden. Verzocht wordt om het bestemmingsplan aan te passen zodat deze omlegging ook gerealiseerd kan worden op grond van dit bestemmingsplan. Voor zover deze ontwikkelingen niet rechtstreeks kunnen worden opgenomen in het bestemmingsplan, verzoekt reclamant met een flexibiliteitsbepaling te voorzien in de gewenste ontwikkelingsmogelijkheden (bijvoorbeeld met een wijzigingsbevoegdheid). Tot slot verwijst reclamant naar een samenvatting met wijzigingsvoorstellen.
b. Binnen het bestemmingsplan is het mogelijk om leidingen te (ver)leggen.
Conclusie
Wij stellen u voor de zienswijze 214.4.a gegrond te verklaren en op de verbeelding behorend bij het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’ het terrein mede te bestemmen voor 'Bedrijf- Overig droog massagoed' inclusief de aanduiding zoals benoemd in de reactie op zienswijze 214.1. Wij stellen u voor zienswijze 214.4.b ongegrond te verklaren (bestemmingsplan 'Maasvlakte 1’).
Een aantal van deze wijzigingsvoorstellen zijn hierboven besproken. De resterende punten: Plantoelichting, p.29, p.37, p.38 en p 117, planregels p.210, p213, p225, p246 en de drie punten m.b.t. het MER stellen we voor niet over te nemen.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 128
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan 'Maasvlakte 1’).
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
216.1
Odfjell Terminals Rotterdam B.V.
Voor de kavels van Odfjell is het volgende aangegeven op de bijlage geluidsverkaveling: • OTR Oude Maasweg 6 een 2 emissiebandbreedte van 63-63,5 dB(A)/m met als aanduiding voortzettingslocatie; • OTM Oude Maasweg 5 een 2 emissiebandbreedte van 51-61 dB(A)/m met als aanduiding veranderlocatie.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
In overleg met Gasunie zijn de juiste leidingen en stations op de verbeelding opgenomen.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de juiste leidingen en stations weer te gegeven op de verbeelding van de bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’. Wij stellen voor de zienswijze gegrond te verklaren gegrond (bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’) en de afsluiterschema’s te op de drie verbeeldingen te bestemmen als “Bedrijf – Afsluiterschema” en de volgende regeling aan de drie
219.1
Nederlandse Gasunie NV
219.2
Nederlandse Gasunie NV
Uit voorschrift 9.2 van de omgevingsvergunning voor OTR blijkt dat het Maximale A-gewogen geluidsniveau voor de dag, avond en nacht als hoogste waarde 65 dB(A) kent. Dit lijkt erop dat de huidige vergunde situatie wordt belemmerd, hetgeen gelet op de strekking van het bestemmingsplan niet de bedoeling kan zijn. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan zodanig aan te passen dat de huidige bedrijfsvoering van Odfjell niet wordt belemmerd door de in het ontwerpbestemmingsplan toegekende geluidbudgetten. Reclamant geeft aan dat niet alle aanwezige leidingen en afsluiterstations juist/volledig op de verbeelding zijn weergegeven. Reclamant verzoekt dit, op basis van haar eigen digitale gegevens, alsnog te doen.
In de plangebieden liggen diverse afsluiterschema's, waarvan een aantal voorzien van hekwerk. Reclamant verzoekt de raad om de afsluiterschema's zonder hekwerk te bestemmen als dubbelbestemming 'Leiding-Gas' met een belemmeringstrook ter breedte van de afsluiterschema en de afsluiterschema's beveiligd met een hekwerk te voorzien van de enkelbestemming ' Leiding - Afsluiterschema' (op de
Op basis van de landelijke standaarden voor bestemmingsplannen is het niet mogelijk de afsluiterschema’s te bestemmen als ‘Leiding – Afsluiterschema’. Wij stellen voor de afsluiterschema’s te bestemmen als ‘Bedrijf – Afsluiterschema’. Wij stellen voor de planregeling voor deze bestemming over te nemen uit de notitie van 13 augustus 2013, welke als bijlage 1 is opgenomen in de zienswijze van de reclamant.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 129
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
verbeelding en in de regels).
Conclusie bestemmingsplannen toe te voegen: Artikel PM Bedrijf – Afsluiterschema De voor 'Bedrijf - Afsluiterschema' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 14.1
Bestemmingsomschrijving
14.1.1 a.
b.
c.
14.1.2 a.
b.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 130
Bestemmingen
de aanleg en instandhouding van een afsluitervoorziening ten behoeve van een aardgastransportleiding; ondergrondse en bovengrondse aardgastransportleidingen en bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen. Dubbelbestemmingen
'Leiding - Gas', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 'Waarde - Archeologie - 1' voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd.
14.2
Bouwregels
14.2.1
Medebestemming
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Gas' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.
219.3
Nederlandse Gasunie NV
219.4
Nederlandse Gasunie NV
Om zeker te stellen dat geen ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden richting gasdrukmeet- en regelstations (ook wel: gasontvangsstations), binnen de afstanden waar dat op grond van het Activiteitenbesluit (‘Barim’) niet is toegestaan, verzoekt reclamant de gasontvangstations te bestemmen met de dubbelbestemming ' Leiding-Gas', voorzien van een belemmeringenstrook van 5 meter rondom het gasontvangstation. Reclamant verzoekt tevens het begrip 'gasontvangstations' op te nemen in de bestemmingsomschrijving van het artikel 'LeidingGas'. Reclamant verzoekt de raad tot slot om ten behoeve van een correcte weergave van de ligging van gasontvangstations (inclusief belemmeringenstrook) de digitale gegevens van Gasunie te gebruiken. Middels artikel 61 van bestemmingsplan 'BotlekVondelingenplaat', artikel 54 van 'Europoort en Landtong' en artikel 38 van 'Maasvlakte 1' zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegelaten binnen de veiligheidsafstand tot een opstelplaats van een gasdrukmeet- en regelstation, zoals bedoeld in het Barim. Op dit moment is voor een bouwplantoetser niet te bepalen waar deze regels gelden, aangezien de gasdrukmeet- en regelstations niet als zodanig zijn aangeduid op de verbeelding. Wij verzoeken u dan ook een aanduiding rondom onze stations op de verbeelding op te nemen.
Na overleg met de Gasunie stellen wij voor de betreffende gasontvangsstations te bestemmen als 'Leiding-Gas' en de term ‘gasontvangsstations’ toe te voegen aan de bijbehorende bestemmingsomschrijving. Er is gebruik gemaakt van de door Gasunie beschikbaar gestelde gegevens.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de verbeelding en de regels van de bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’ gewijzigd vast te stellen zoals hiernaast beschreven.
Na nader overleg met Gasunie is besloten om geen aanduiding of veiligheidszone per station op te nemen. Op deze manier is de regeling robuust gelet op mogelijke toekomstige vestiging van nieuwe stations.
Wij stellen u voor de zienswijze voor kennisgeving aan te nemen (bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte 1’).
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 131
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
219.5
Nederlandse Gasunie NV
De stellen u voor aan het verzoek van reclamanten tegemoet te komen.
Wij stellen u voor de zienswijze gegrond te verklaren en de juiste begrenzing van het perceel weer te geven op de verbeelding van het bestemmingsplan ‘BotlekVondelingenplaat’.
219.6
Nederlandse Gasunie NV
De vuurwerkompaklocatie is een bestaande, vergunde functie die al sinds geruime tijd op deze locatie is gesitueerd. In dit bestemmingsplan wordt het gebruik consoliderend bestemd.
Wij stellen u voor de zienswijze ongegrond te verklaren (bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’).
220.1
Tronox Pigments (Holland) BV
Ter plaatse van een gasreduceerstation van ons bedrijf, aan de Oude Maasweg (zie bijlage 2), is een Meet-en Regelstation voorzien. Deze voorziene uitbreiding past binnen de huidige bestemming ' Bedrijf- Utilities', echter kent dit station een grotere omvang dan het huidige bestemmingsvlak. Wij verzoeken u dan ook het bestemmingsvlak uit te breiden, zoals zichtbaar in bijlage 3. Reclamant geeft aan dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1’ als ompaklocatie voor vuurwerk op circa 50 meter ligt van meerdere aardgastransportleidingen en wijst op de mogelijk (grote) nadelige effecten van dit gebruik voor de aanwezige aardgastransportleidingen. Reclamant vraagt zich af of in de Kwantitatieve Risicoanalyse (QRA) rekening gehouden is met aanwezigheid van de aardgastransportleidingen ten opzichte van de vuurwerkopslag. a. Reclamant merkt op dat in de toelichting van het bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat op blz. 42 een bovengrens wordt genoemd waar reclamant veronderstelt dat hier een ondergrens wordt bedoeld.
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
b. Voor Tronox is volgens de geluidverkavelingskaart een geluidbandbreedte 2 opgenomen van 66,7- 67,2 dB(A)/m . De ondergrens komt overeen met de vergunning die Tronox heeft voor maximaal 100.000 ton eindproduct. Reclamant geeft aan plannen te hebben voor uitbreiding van de capaciteit tot 130.000 ton. In verband met deze capaciteitsuitbreiding is nagegaan of de in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen maximale geluidruimte voldoende is voor deze uitbreiding. Door de geluidspecialisten van Tauw bv in Deventer is berekend dat een capaciteitsuitbreiding tot Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5)
132
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
Ter informatie melden wij hier dat wij In de zienswijzerapportage voor de vaststelling van veiligheidscontouren als volgt op deze zienswijze gaan reageren:
VC
130.000 ton in theorie een toename van de nu vergunde geluidruimte van 30% en daarmee circa 1 dB(A) in zou kunnen houden. Reclamant is dan ook van mening dat de geluidbandbreedte zoals die nu voor Tronox is opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan, Tronox zal beperken in de uitbreidingsmogelijkheden.
228
Molecaten Europe BV
Naast de geluidbandbreedte die is opgenomen in het bestemmingsplan, zal een vergunningaanvraag ook moeten voldoen aan de Maximaal Toegestane Geluidniveaus (MTG's) die zijn vastgesteld voor Tronox. De geluidberekening die is gedaan voor de afgegeven vergunning, laat zien dat de MTG's ruimte Iaten voor Tronox om uit te breiden. Het maatgevende meetpunt laat een geluidsniveau van 43,4 dB(A) toe, terwijl de huidige geluidsimmissie op dit punt 42,1 dB( A) bedraagt. Reclamant verzoekt het bestemmingsplan aan te passen en voor Tronox een hogere bovengrens van de geluidbandbreedte op te nemen. De veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer zou moeten worden gesitueerd op een zo groot mogelijke afstand tot de vier parken van Molecaten in de gemeente Westvoorne en zeker niet op een kortere afstand tot de vier voornoemde parken dan de afstand tot de eerder vastgestelde demarcatielijn.
In de Havenvisie en in het rijks- en provinciaal beleid is een intensiveringsopgave opgenomen voor het havengebied. De onderzoeken uit het MER Havenbestemmingsplannen zijn gebruikt voor het bepalen van de ligging van de veiligheidscontour, uitgaande van die intensiveringsopgave. In de huidige situatie, zonder veiligheidscontour, kunnen de plaatsgebonden risicocontouren van bedrijven zich uitstrekken tot de dichtstbij gelegen kwetsbare objecten (zoals het woongebied van Oostvoorne en daarmee dus over het volledige Oostvoornse meer). De
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 133
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
veiligheidscontour stelt derhalve een grens tot waar de individuele plaatsgebonden risicocontouren van de bedrijven in het havengebied in de toekomst mogen reiken en beperkt dus vooral de bedrijvigheid in het havengebied zelf. Als uitgangspunt voor de ligging is uitgegaan van de effecten van de (wat externe veiligheidseffecten betreft) meest maatgevende deelsegmenten die ruimtelijk mogelijk zijn. De maximale plaatsgebonden risicocontouren per bedrijf dienen immers te passen binnen de voorgestelde veiligheidscontour. In het geval van de Hartelstrook en het Krabbeterrein is tankopslag van chemische producten en minerale olieproducten bepalend voor de ligging van de veiligheidscontour nabij de noordoever van het Oostvoornse Meer. Vanwege de hiervoor beschreven systematiek ligt de voorgestelde veiligheidscontour deels over de noordrand van het Oostvoornse meer. De plaatsgebonden risicocontouren die maximaal op kunnen treden als gevolg van de industriële activiteiten in het havengebied dienen binnen de voorgestelde veiligheidscontour te blijven.
233.1
Cleton&Com namens Vopak
Uit onze analyse van het ontwerpbestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ blijkt dat de toegestane functies op de verschillende percelen van Vopak niet c.q. niet geheel overeenstemmen met de huidige en de normaal gebruikelijke situatie. In de
De voorgestelde ligging van de veiligheidscontour leidt niet tot beperkingen voor het gebruik van de door de reclamant genoemde recreatieparken. Aan de demarcatielijn komt in dit kader geen betekenis toe, daar de demarcatielijn betrekking heeft op de begrenzing van de fysieke havenactiviteiten, en niet op de mogelijke effecten daarvan. a. Naar aanleiding van de zienswijze van reclamant is er uitgebreid overleg geweest. Het bedrijf van reclamant is gelegen in de bestemmingsplannen ‘BotlekVondelingenplaat’ en ‘Europoort en Landtong en heeft daarin, bij de verschillende locaties verschillende
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 134
Wij stellen u voor de zienswijze onder 233.1a (Europoort en Landtong) van reclamant gegrond te verklaren en het bedrijfsperceel van reclamant, voor zover gelegen in
Nr.
Naam
Zienswijze
Reactie
Conclusie
zienswijze worden de aspecten per terminal behandeld, waarbij wordt aangeven welke activiteiten hierbij nog ontbreken. Voor alle terminals heeft Vopak het verzoek alle bij de hoofdactiviteit bijbehorende voorzieningen en activiteiten positief te bestemmen voor zover dat nu niet is gebeurd. In ieder geval is het niet helemaal duidelijk of is toegestaan: • Magazijnen, werkplaatsen • Dampverwerkinginstallaties • Scrubbers • Afvalverzamelplaatsen • Laden en lossen, alsmede steigers met bijbehorende voorzieningen en installaties • Stoomopwekking • Havengerelateerde bedrijvigheid, waaronder ondersteunende functies en voorzieningen • Pompkamers • Tankputten • Opslagtanks • Beveiligingsloges • Controleruimtes, wachtkamers • Brandblussystemen, leidingwerk • Board to board overslag op het water • Bedieningsgebouwen • Scheepsoverslaginstallaties • Portokabins • Monsterkamers • Ketelhuizen
bestemmingen gekregen. Conform de wens van reclamant stellen we voor om alle bedrijfslocaties van Vopak in de bestemmingsplannen dezelfde bestemming te geven. (zie ook onze reactie bij 207.1).
bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ op de verbeelding de bestemming ‘Bedrijf-17’ te geven Wij stellen u voor artikel 17 als volgt voor: Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Het verzoek is om dit volledigheidshalve aan de regels toe te voegen. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de vigerende vergunning.
Voor de bedrijfslocaties gelegen in bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ stellen we voor om deze locaties op dezelfde manier te bestemmen, met een nieuw op te stellen bestemming, ‘Bedrijf-17’. Op deze manier is een goede uitwisseling van bedrijfsactiviteiten van Vopak mogelijk. Voor op- en overslag van gevaarlijke afvalstoffen stellen we voor dit alléén toe te staan op een op de verbeelding aangegeven aanduiding. Verder stellen we voor de begrippen boord-boordoverslag en bunkeren toe te voegen aan de begripsbepalingen, en het begrip plantaardige olieproducten uit te breiden naar ‘plantaardige en dierlijke olieproducten’. Mede naar aanleiding van deze zienswijze (zie voorstel onder 207.1) stellen we voor de bestemming ‘Water’ aan te passen en onder lid 1 onder a op te nemen: scheepvaart inclusief boord-boordoverslag en het bunkeren van schepen. In lid 1 onder d stellen we voor op te nemen: voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties. b. Met betrekking tot de andere zaken die door reclamant genoemd worden, zoals diverse behandelingen aan de producten, zijn we van mening dat deze evident zijn voor een tankterminal en vallen onder de planologisch toegelaten be- en verwerking. Wij stellen voor om deze niet in de bestemmingsregeling op te nemen.
Verder stellen we u voor aan de begripsbepalingen toe te voegen: ‘boord-boordoverslag’: Activiteiten gericht op het direct van het ene schip in het andere schip laden en lossen van producten of grondstoffen. ‘bunkeren’: Het innemen van brandstof en water voor eigen gebruik door schepen vanuit bunkerschepen of bunkerpontons. ‘Plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten’: Olieproducten en vetten verkregen uit plantaardige en/of dierlijke grondstoffen. Wij stellen voor om aan de bestemming Water toe te voegen aan lid 1: ‘scheepvaart inclusief boordboordoverslag en bunkeren’; en ‘voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties;’ b Met betrekking tot de andere zaken, zoals diverse behandelingen
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 135
Nr.
233.2
Naam
Cleton&Com namens Vopak
Zienswijze
a. Daarnaast heeft Vopak de algemene opmerkingen: • het water zelf is niet opgenomen op de Geluidsverkavelingskaart, die bij de Regels is gevoegd; • de bedrijfsactiviteiten zijn ook niet tevens op het water bestemd, zo blijkt uit artikel 41. Het is de vraag of alle bouwwerken en activiteiten wel zijn toegestaan in de nu opgelegde bestemming Water. Volgens artikel 47 is toegestaan binnen de bestemming Water: a. water en waterhuishoudkundige functies; b. scheepvaart; c. afmeervoorzieningen; d. laad- en losvoorzieningen; e. kabels en (buis)leidingen en zinkers; f. nutsvoorzieningen; g. bunkerpontons.
Reactie
a. Mede naar aanleiding van deze zienswijze (zie voorstel onder 233.1) stellen we voor de bestemming ‘Water’ aan te passen en onder lid 1 onder a op te nemen: scheepvaart inclusief boord-boordoverslag en het bunkeren van schepen. In lid 1 onder d instellen we voor op te nemen: voorzieningen voor laden, lossen en boord-boordoverslag, zoals luchtbehandelingssystemen en damp- en geurverwerkingsinstallaties. b. Zie reactie 207.2
Vopak verzoekt hier alle aanwezige en gebruikelijke voorzieningen toe te staan voor zover dat niet valt onder bovenstaande, en in ieder geval expliciet 'Board to board overslag op het water' nog aan de lijst toe te voegen. b. Daarenboven verzoekt Vopak het water uitdrukkelijk ook de bedrijfsbestemming te geven, Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 136
Conclusie aan de producten stellen we zijn we van mening dat deze evident zijn voor een tankterminal en vallen onder de planologisch toegelaten be- en verwerking. Wij stellen voor om deze niet in de bestemmingsregeling op te nemen en de zienswijze ongegrond te verklaren. Wij stellen u voor de zienswijze (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’) 233.2a gegrond te verklaren en de bestemming ‘Water‘ aan te passen, zie 233.1a. Wij stellen voor de zienswijze 233.2b (bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’) gegrond te verklaren, zie onze conclusie op zienswijze 207.2.
Nr.
Naam
233.3
Cleton&Com namens Vopak
233.4
Cleton&Com namens Vopak
Zienswijze zodat de bedrijfsvoering ook op het water kan plaatsvinden. Ook verzoekt Vopak om opname van het water op de Geluidverkavelingskaart. In de regels wordt weliswaar wel verwezen naar de activiteiten van de bedrijven, maar nu die bedrijfsactiviteiten niet ook tevens op het water zijn bestemd, is uitbreiding van de geluidverkaveling op het water noodzakelijk. Tenslotte verzoekt Vopak ook dat het water dat tevens behoort bij het gezoneerde industrieterrein in de zin van de Wet geluidhinder als zodanig op te nemen in de Verbeelding. Ook de als bedrijfsterreinen bestemde locaties verzoekt Vopak tevens aan te duiden als gezoneerd industrieterrein, met de daarbij behorende zone. Een dergelijke aanduiding met zone lijkt- op beschouwing van ruimtelijke plannen- nu te ontbreken. Europoort-terminal: Voor deze terminal is de bestemming 'Bedrijf - 16' gegeven. Hierin zijn toegestaan (art. 18): a. op- en overslag van minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking; b. op- en overslag van chemische producten met de bijbehorende be- en verwerking. Met bedrijfsgebonden kantoren en een groot aantal ondergeschikte voorzieningen.
Reactie
Conclusie
Zie reactie op zienswijze 207.3
Wij stellen u voor deze zienswijze ongegrond te veklaren (bestemmingsplan Europoort en Landtong).
Zie reactie op zienswijze 233.1 onder a.
Zie onze conclusie op zienswijze 233.1 onder a.
Volgens de vergunning worden er echter meer activiteiten uitgevoerd. Vopak verzoekt dan ook de op- en overslag van deze stoffen toe te staan: - Vloeibare afvalstoffen en slobs Vopak verzoek ook in verband met normaal gebruikelijke activiteiten binnen het concern deze op- en overslag ook toe te staan op de Europoortterminal: Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 137
Nr.
233.5
233.6
Naam
Cleton&Com namens Vopak
Cleton&Com namens Vopak
Zienswijze - Biobrandstoffen - Vloeibare chemicaliën - Dierlijke vetten/oliën - Plantaardige oliën en vetten Neckarhaven-terminal: Voor de Neckarhaven zijn zeer gedetailleerde bepaalde stukken van het perceel aangeduid met een bedrijfsbestemming, maar grotendeels kent het perceel de Verkeersbestemming. Niet alleen de beperkte toegestane functies in de bedrijfsbestemming, maar met name de grote reikwijdte van de bestemming verkeer kan de bedrijfsvoering belemmeren. Verzoek is dan ook tot het opnemen van ruimere bedrijfsbestemmingen, waarin zijn toegestaan, conform de vergunning, de op- en overslag van: - Minerale olieproducten - Chemische olieproducten - Vloeibare afvalstoffen en slobs Vopak verzoekt u deze activiteiten aan de regel toe te voegen. Tenslotte verzoekt zij in verband met normaal gebruikelijke activiteiten binnen het concern deze op- en overslag ook toe te staan op de Neckarhaven: - Biobrandstoffen - Oleo-chemicaliën - Vloeibare chemicaliën - Dierlijke vetten/oliën - Plantaardige oliën en vetten Tevens vinden op de terreinen van de Neckarhaven en de Europoort-terminal, conform de vergunning ook de volgende activiteiten plaats: - Fysische proceshandelingen: verwarmen, reinigen, mengen, toevoegen van stoffen; - Ontgassen en schoonmaken - Verpompen producten via externe pijpleidingen
Reactie
Conclusie
Zie reactie op zienswijze 233.1 onder a.
Zie onze conclusie op zienswijze 233.1 onder a.
Zie reactie op zienswijze 233.1 onder b.
Zie onze conclusie op zienswijze 233.1 onder b.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 138
Nr.
233.7
Naam
Cleton&Com namens Vopak
Zienswijze - Butaniseren van producten - Innemen, afvoeren en doorvoeren van afvalwater Uit het bestemmingsplan blijkt niet waarom de beperking zoals thans is opgenomen zou getuigen van goede ruimtelijke ordening, dan wel op basis van de ruimtelijke ordening in relatie tot de bedrijfsbelangen van Vopak gerechtvaardigd zou zijn. Dit ontwerpbestemmingsplan legt de toegestane geluidsproductie in het plangebied vast per perceel/kavel, door middel van de toekenning van emissiekentallen per m2. Bij voortzettingslocaties gebeurt dit op basis van de vergunde situatie, en bij verander/ontwikkellocaties op basis van kentallen. Vopak is van mening dat de toegekende emissiekentallen voor haar Europoort-terminal en Neckarhaven onvoldoende zijn, met het oog op haar activiteiten en uitbreidingsplannen. De percelen van de terminal zijn aangeduid als voortzettingslocatie, zoals door u aangegeven in de kaart 'Geluidverkavelingskaart'. Echter, de aan deze percelen toegekende emissie is niet voldoende, omdat er uitbreidingen en ontwikkelingen zullen plaatsvinden in de nabije toekomst (onder andere ten aanzien van opslagtanks). Dit zou de toekomstige bedrijfsvoering ernstig kunnen belemmeren. Vopak verzoekt dan ook tot opname van een grotere geluidsruimte, waarbij zij op basis van de recente ervaringen binnen haar concern uitgaat van de mogelijkheid om 3- 5 dB(A) extra geluid te maken.
Reactie
Conclusie
Mede naar aanleiding van de zienswijze is geconcludeerd dat de geluidverkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Dit betekent naar onze mening dat het raadzaam is de bestemmingsplannen thans vast te stellen zonder geluidverkaveling zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen, dit mede vanwege de noodzakelijke voortgang vanwege de actualiseringsplicht. Wij hebben Stadsontwikkeling opdracht gegeven een partiële herziening van de havenbestemmingsplannen voor te bereiden en daarin een aangepaste geluidverkaveling op te nemen.
Wij stellen u voor de zienswijze van reclamant inzake de geluidverkaveling gegrond te verklaren en de bestemmingsplannen ‘Maasvlakte 1’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Botlek-Vondelingenplaat’ gewijzigd vast te stellen overeenkomstig het “Voorstel verwijdering geluidverkaveling”. Zie voorstel aan het eind van deze rapportage.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 139
Voorstel verwijdering geluidverkaveling uit vast te stellen bestemmingsplannen ‘Botlek-Vondelingenplaat’, ‘Europoort en Landtong’ en ‘Maasvlakte
1’. 1. Het verwijderen van de aanduiding ‘overige zone – geluidverkaveling’ op de verbeelding van de bestemmingsplannen. 2. Het schrappen van paragraaf 4.6.1 uit de plantoelichting en de tekst in paragraaf 4.7.4. onder Geluidverkaveling. 3. Het vervangen van de tekst in paragraaf 5.3.3, onder Huidige situatie – Industrielawaai door: “Bij de voorbereiding van de havenbestemmingsplannen zijn de huidige en verwachte benutting van de beschikbare geluidruimte onderzocht. Eén van de uitkomsten is dat de in het kader van de Bestuursovereenkomst Rijnmond-West beoogde eindcontour in 2023 grotendeels gehaald of benaderd wordt, maar dat deze niet binnen de oorspronkelijke planning (2025) haalbaar is. Dit komt overeen met de conclusies in het kader van de evaluatie van de Beleidsregel zonebeheerplan industrielawaai Rijnmond-West. Eén van de oorzaken dat de planning voor de eindcontour (2025) niet overal haalbaar is, is dat het in het convenant (begin jaren ’90) veronderstelde proces van kaalslag en nieuwbouw (vervanging 'oud voor nieuw') zich met name in de industriesector langzamer voltrekt. Andere oorzaken zijn de snellere economische ontwikkeling en de (beleidsmatig eveneens gewenste) intensivering van het grondgebruik in het haven- en industriecomplex (HIC). Omdat in een (milieu)omgevingsvergunning de geluidbelasting voor wat betreft de bescherming van het milieu alleen mag worden getoetst aan de MTG’s en de Best Beschikbare Techniek (‘BBT’), kan niet worden afgedwongen dat aan de eindcontour wordt voldaan. Voor een aantal processen en installaties in het HIC is ook nog geen BBT bekend waaraan kan worden getoetst. Hierna wordt bij de effecten van het plan toegelicht dat mede daarom een geluidverkaveling in het ontwerpbestemmingsplan was opgenomen.” 4. Het vervangen van de tekst in paragraaf 5.3.3, onder Effecten van het plan – Industrielawaai door: “In verband met de hierboven, bij de beschrijving van de huidige situatie toegelichte beperkingen in de geluidregelgeving is in overleg met DCMR en het Havenbedrijf een geluidverkaveling in ontwikkeling genomen, zoals opgenomen in de ontwerpbestemmingsplannen. Mede naar aanleiding van de zienswijzen hierover is echter geconcludeerd dat deze verkaveling verdere ontwikkeling vergt en beter dient aan te sluiten op in ontwikkeling zijnde regelgeving voor de berekening en toetsing van de geluidbelasting in de omgeving. Ook loopt nog onderzoek naar de best beschikbare techniek (BBT) voor een aantal processen en installaties die van belang zijn voor de in het havengebied voorkomende marktsegmenten. Er is voor gekozen om de geluidverkaveling op een later moment via een partiële herziening in de havenbestemmingsplannen op te nemen. Uit het MER blijkt dat het plan voldoet aan de vastgestelde MTG’s bij woningen. De effecten van het plan scoren in de systematiek van het MER neutraal voor het aspect industrielawaai. Hierboven is onder de huidige situatie toegelicht dat aan het einde van de planperiode (2023) de eindcontour op veel plaatsten wordt benaderd, maar ook in 2025 nog niet overal zal zijn bereikt. Dit betreft autonome problematiek. Hoewel dat niet in de weg staat aan de uitvoering van het plan en het VKA vrijwel verwaarloosbaar bijdraagt aan geluidbelasting, blijft onverminderd sprake van een beleidsmatig streven naar de eindcontour. Met de aangekondigde geluidverkaveling kan daaraan een verdere bijdrage worden geleverd. In figuur 5.3.3 zijn de 55 dB(A) etmaalwaarde, de MTG-contour en de eindcontour weergegeven.” 5. Het in paragraaf 5.3.4 laten vervallen van de verwijzing naar het optimaliseren van de geluidgebruiksruimte.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 140
6. Het schrappen van artikel 58, artikel 51 en artikel 35 uit resp. het bestemmingsplan ‘Botlek-Vondelingenplaat’, het bestemmingsplan ‘Europoort en Landtong’ en het bestemmingsplan ‘Maasvlakte 1’.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 141
Bedrijf – 13 (Bestemmingsplan Botlek-Vondelingenplaat) 15.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 13' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 15.1.1 Bestemmingen a. op- en overslag van ruwe olie en minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking; b. op- en overslag van chemische producten en chemicaliën met de bijbehorende be- en verwerking; c. op- en overslag van plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten met de bijbehorende be- en verwerking; d. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a t/m c; e. bedrijfsgebonden kantoren; f. (spoor)wegen en paden; g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; h. kaden, taluds en afmeervoorzieningen; i. laad- en losvoorzieningen; j. kabels en (buis)leidingen; k. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen; l. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen. 15.1.2 Aanduidingen a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -6' op de verbeelding, de productie van biochemische producten met de bijbehorende op- en overslag, en de hierbij bijbehorende voorzieningen als bedoeld in artikel 15.1.1 onder d; b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afvalstoffen' op- en overslag van (gevaarlijke) afvalstoffen. 15.1.3 Dubbelbestemmingen a. 'Leiding - Leidingstrook', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. b. 'Waarde - Archeologie - 3' , voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 15.2
Bouwregels
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 142
15.2.1 Medebestemming Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Leidingstrook' dan wel 'Waarde - Archeologie - 3' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.
Bedrijf – 17 (bestemmingsplan Europoort en Landtong) 19.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf - 17' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 19.1.1 Bestemmingen a. op- en overslag van ruwe olie en minerale olieproducten met de bijbehorende be- en verwerking; b. op- en overslag van chemische producten en chemicaliën met de bijbehorende be- en verwerking; c. op- en overslag van plantaardige en dierlijke olieproducten en vetten met de bijbehorende be- en verwerking; d. op- en overslag van (gevaarlijke) afvalstoffen; e. voorzieningen, zoals afvalwaterzuivering, luchtbehandelingssystemen, damp- en geurverwerkingsinstallaties en elektriciteitsopwekking, anders dan met behulp van windturbines, die ten dienste staan van de bestemmingen, bedoeld onder a t/m d; f. bedrijfsgebonden kantoren; g. (spoor)wegen en paden; h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; i. kaden, taluds en afmeervoorzieningen; j. laad- en losvoorzieningen; k. kabels en (buis)leidingen; l. nuts-, groen- en parkeervoorzieningen; m. erfafscheidingen en geluidswerende voorzieningen. 19.1.2 Dubbelbestemmingen a. 'Leiding - Gas', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. b. 'Waarde - Archeologie - 1', voor zover de gronden mede als zodanig zijn bestemd. 19.2
Bouwregels
19.2.1 Medebestemming Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 143
Voor zover de gronden mede zijn bestemd voor 'Leiding - Gas' dan wel 'Waarde - Archeologie - 1' is mede het bepaalde in die bestemmingen van toepassing.
Beantwoording zienswijzen Havenbestemmingsplannen (def 5) 144