BESTEMMINGSPLAN
VIERHAVENSTRAAT EN OMGEVING
Februari 2008
BESTEMMINGSPLAN
VIERHAVENSTRAAT EN OMGEVING
Opgesteld door: dS+V Ruimtelijke Ordening, bureau Bestemmingsplannen Galvanistraat 15 Postbus 6699 3002 AR ROTTERDAM
Vastgesteld d.d.17-07-2008 Ged. Goedgekeurd d.d. 24-03-2009 Onherroepelijk d.d. 14-07-2010
INHOUD I
Toelichting
II
Voorschriften
III
Bijlagen
IV
Kaarten (apart bijgevoegd)
I TOELICHTING
Inhoudsopgave 1
Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Gekozen planopzet 1.3 Vigerende bestemmingsplannen 1.4 Ligging en begrenzing
13 13 13 13 14
2
Beleid 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
15 15 15 16 16 17 17 17
Nota Ruimte Streekplan Rijnmond Regels voor ruimte Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 Verkeers- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020 Stadshavens Rotterdam Masterplan “het Dakpark”
3
Gebiedstypering 3.1 Archeologie 3.2 Ontstaansgeschiedenis 3.3 Monumenten 3.4 Huidig gebruik 3.5 Omgeving
19 19 20 20 21 21
4
Planbeschrijving 4.1 Algemeen 4.2 Vierhavensstrip 4.3 Dakpark 4.4 Parklane 4.5 Groenstructuur 4.6 (Ondergrondse) infrastructuur
23 23 23 27 28 30 30
5
Water 5.1 5.2 5.3 5.4
Beleidskader water Samenwerking met de waterbeheerder Ontwikkelingen in het watersysteem Invloeden van het ruimtelijk plan op het watersysteem
31 31 32 32 34
Milieu 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.7
Beleid Geluid Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Flora en Fauna Duurzaamheid
37 37 37 40 42 43 45 47
6
7
Veiligheid en leefbaarheid
49
8
Handhaving
51
9
Juridische vormgeving
53
10
Financiële uitvoerbaarheid
55
11
Maatschappelijke uitvoerbaarheid 11.1 Vooroverleg 11.2 Inspraak
57 57 71
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
De Vierhavensstraat maakt onderdeel uit van het tracé van de Parklane, de groene invalsweg voor het westelijk deel van Rotterdam. Het begrip Parklane werd in 1987 geïntroduceerd in het kader van een studie naar de ruimtelijke hoofdstructuur van het Schiehaven/Müllerpier-gebied. Hierbij kwam naar voren dat een laanachtige uitvalsweg een verbinding kan leggen tussen de te ontwikkelen gebieden in Rotterdam-west en zodoende een ruimtelijke drager voor dit stadsdeel kan vormen. De verkeersverbinding als zodanig bestaat al (route Westzeedijk, Pelgrimsstraat, Vierhavensstraat, Tjalklaan, Matlingeweg), maar voldoet niet aan de voorwaarden van een hoofdverzamelweg. De verbinding is bovendien in de huidige situatie geen eenheid en de uitstraling van de weg is voor wat betreft de nog niet gerealiseerde onderdelen zeer gering. Het project Parklane heeft tot doel voor de gehele route, middels aanpassingen een profiel te realiseren dat de gewenste verkeersfunctie kan vervullen en tegelijkertijd een representatieve uitstraling te krijgen. De Parklane is de afgelopen jaren in fasen opgewaardeerd. Het Giessenplein, de Westzeedijk en het Hudsonplein zijn reeds vernieuwd. De herstructurering van de Vierhavensstraat, de Vierhavensstrip en wellicht de aanpak van de Tjalklaan vormen het sluitstuk van de aanpak van de Parklane. In dit kader van het project Parklane zal niet alleen de Vierhavensstraat maar ook het in onbruik geraakte emplacementterrein aan de noordoostzijde van deze straat een herinrichting ondergaan. Voor dit terrein wordt ingezet op de ontwikkeling van een groot langgerekt gebouw (de Strip) waarin een gemengd, stedelijk programma wordt ondergebracht bestaande uit ondermeer winkels (perifere en gethematiseerde detailhandel), bedrijven en culturele en onderwijsfuncties. In combinatie met dit grotendeels commerciële programma wordt op en naast het dak van de Strip een groot openbaar park aangelegd. Door de omvang en hoogwaardige inrichting is het dakpark een park voor heel Delfshaven. Dit bestemmingsplan moet zowel de aanleg van de Parklane als de bouw van de Strip en het dakpark mogelijk maken. Het brede ruimtebeslag van de Parklane maakt de koppeling van deze plannen min of meer noodzakelijk, want om de aanleg van de Parklane mogelijk te maken moet de huidige bedrijfsbebouwing nagenoeg volledig verdwijnen. Een belangrijk deel van de bedrijfsbebouwing is de afgelopen jaren al gesloopt. De gronden zijn in eigendom van de gemeente Rotterdam.
1.2
Gekozen planopzet
De kern van het plan wordt gevormd door een globale eindbestemming “Gemengde Doeleinden” die regelt wat er op het begane grond niveau en wat er op het niveau van het dakpark is toegestaan. Aan de Pelgrimsstraat blijft een aantal panden gehandhaafd; aan deze panden is een bedrijfsbestemming gegeven. De “Parklane” zelf heeft de bestemming “Verkeersweg “ gekregen.
1.3
Vigerende bestemmingsplannen en verordeningen
Voor het gebied waarin de Vierhavensstraat ligt, gelden de volgende bestemmingsplannen en verordeningen: 127 bebouwingsverordening voor Handels- en Industrieterreinen (vg. 06-02-’36; ggk. GS 21- 12’36) en bouwverordening Rotterdam 1993 407 bestemmingsplan “Delfshaven” (vg. 03-04-’75; ged.ggk. 02-06-’76; KB 08-10-’81) 407A bestemmingsplan “Delfshaven”, 1e herziening (vg. 29-10-’87; ggk. 15-03-’88) 445 bestemmingsplan “Bospolder-Tussendijken”(vg. 04-09-’86; ged.ggk. 21-04-’87; KB 14-06-’89) 480 bestemmingsplan “Keileweg en omgeving”(vg.07-12-’89; ggk. 17-07-’90; KB 10-04-’92)
13
1.4
Ligging en plangrenzen
Het plangebied Vierhavensstraat e.o. ligt op de scheidslijn van stad en haven. Aan de zuidwestzijde ligt het Vierhavensgebied, bestaande uit de Lekhaven, de IJsselhaven, de Keilehaven en de Koushaven. Daarnaast grenst het gebied direct aan het woongebied van de deelgemeente Delfshaven met de wijk Bospolder/ Tussendijken aan de oostzijde en de wijk Schiemond aan de zuidkant. Het gebied ligt verder heel gunstig ten opzichte van het Marconiplein, een openbaarvervoerknooppunt waar metro, tram en bus samenkomen. Het plangebied wordt fysiek begrensd door de Hudsonstraat, Hudsonplein en de bebouwing langs de Pelgrimstraat-secundair en de bebouwing langs de westzijde van de Vierhavensstraat.
14
2
Beleid
2.1
Nota Ruimte
De Nota Ruimte omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Hiermee is het ruimtelijke beleid tot 2020 vastgelegd met een doorkijk tot 2030. De Nota heeft een strategisch karakter en richt zich op de hoofdlijnen van het beleid. Het hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid kan worden samengevat als: ruimte scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Gelet op de beperkte ruimte in Nederland dient dit efficiënt en duurzaam te geschieden. Het kabinet heeft gekozen voor een dynamisch en op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid, met als uitgangspunt ‘decentraal waar dat kan, centraal waar dit moet’. Het accent ligt daarbij op ‘ontwikkeling’ in plaats van op ’ordening’. De Nota bevat de ruimtelijke bijdrage aan een sterke economie, een veilige en leefbare samenleving en een aantrekkelijk land. Daarbij hoort een aangepaste verdeling van verantwoordelijkheden tussen Rijk en decentrale overheden. Samenspel tussen overheden, maatschappelijke organisaties en burgers wordt nodig geacht om problemen effectief aan te pakken en kansen beter te benutten. Aan decentrale overheden en andere betrokkenen wordt - anders dan tot nu toe het geval was - meer ruimte gelaten om tot maatwerkoplossingen te komen. Verantwoordelijkheden worden daarbij zo dicht mogelijk bij burgers en betrokken partijen gelegd. In de Nota zijn door het kabinet nadere eisen gesteld welke een rol spelen bij de afwegingen die de decentrale overheden moeten maken. Deze eisen hebben betrekking op gezondheid, veiligheid, verontreiniging, natuur en milieu (de zogenaamde basiskwaliteiten) en zijn bindend voor alle bij de planontwikkeling en -uitvoering betrokken partijen. Voorbeelden van deze eisen zijn het locatiebeleid en de watertoets. Het kabinet waarborgt de basiskwaliteit door actief het belang van een aantal meer financiële principes op te nemen in het nationale ruimtelijke beleid. Zo zal bijvoorbeeld gelden dat er géén afwenteling van negatieve effecten van nieuwe activiteiten mag plaatsvinden op het bestaande ruimtegebruik en op functies zoals water, natuur en infrastructuur. Uitgangspunt is dat de initiatiefnemer van nieuwe activiteiten zorgt voor opheffing van de ontstane knelpunten (”de veroorzaker betaalt”). Tevens geldt als uitgangspunt dat decentrale overheden samen met marktpartijen verantwoordelijk zijn voor de kosten van de benodigde groenvoorzieningen, verkeers- en vervoerontsluiting en andere investeringen die samenhangen met nieuwe bouwactiviteiten. Decentrale overheden zijn vrij om een eigen aanvullend beleid te formuleren, mits dat niet strijdig is met (ruimtelijke) beleidsdoelen. De decentrale overheden kunnen daarmee maatwerk leveren en inspelen op specifieke problemen. Zowel de vier grote steden als de middelgrote steden hebben te maken met sociaal-economische en sociaal-culturele problemen, waardoor de leefbaarheid is teruggelopen. Bovendien bestaat er een tweedeling tussen een relatief arme multiculturele stad en een relatief rijk, autochtoon ommeland. De Nota schept voorwaarden om middengroepen voor de stad te behouden. Steden dienen veilig te zijn, een breed scala aan voorzieningen te kennen en meer variatie in het aanbod aan woningen te bieden. Van de totale uitbreiding van de woningvoorraad met 360.000 woningen voor 2030, moet 40 procent plaatsvinden binnen het huidige stedelijke gebied. Herstructurering, stedelijke vernieuwing en transformatie van steden is derhalve van grote betekenis. Daarbij dient ook voldoende aandacht te worden besteed aan ruimte voor (dag)recreatie. Provincie en gemeenten moeten daarom voldoende ruimte reserveren en creëren voor ontspanningsmogelijkheden.
2.2
Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020
Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020, kortweg RR2020, bestrijkt het grondgebied van alle bij de Stadsregio Rotterdam aangesloten gemeenten. De tijdshorizon van het plan is 15 jaar (2005-2020). Het RR2020 is opgesteld door Provincie en de Stadsregio Rotterdam en is in oktober 2005 vastgesteld. De kern van het RR 2020 bestaat uit een tienpuntenplan voor de regio, bestaande uit vijf gebiedsgerichte en vijf thematische opgaven. In het RR2020 zijn al deze punten uitgewerkt in strategische programma’s en projecten. De uitvoering van het onderhavige bestemmingsplan Vierhavensstraat en omgeving sluit goed aan bij het thema ‘Trendbreuk in herstructurering’.
15
Op het huidige emplacement aan de Vierhavensstraat worden bedrijfsruimten gerealiseerd met daarboven een groot dakpark, dat ten goede komt aan de bewoners van de wijk Bospolder Tussendijken. In deze wijk vindt op grote schaal herstructurering plaats. Oude stadswoningen zijn gesloopt en worden vervangen door nieuwbouw van grondgebonden woningen en appartementen. De buitenruimte van de wijk wordt uitgebreid met een groot (dak)park aan de rand van de wijk met een totale oppervlakte van circa 7 hectare. De kwaliteit van wonen in Bospolder Tussendijken wordt hier zichtbaar door verbeterd.
2.3
Regels voor Ruimte
De Nota Regels voor Ruimte (vastgesteld 8 maart 2005) vormt samen met de streekplannen het beoordelingskader van Gedeputeerde Staten van Zuid Holland (GS) voor gemeentelijke ruimtelijke plannen. Daarmee is de nota samen met de streekplannen het belangrijkste instrument om de provinciale ruimtelijke belangen te beschermen. Hierbij wordt er ruimte gegeven aan lokale overheden om de belangen van lokaal niveau op eigen wijze te beschermen en te ontwikkelen. In de streekplannen zijn de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid en de bijbehorende opgave opgenomen. In deze nota is verwoord waaraan vanuit provinciale optiek gemeentelijke en regionale ruimtelijke plannen moeten voldoen om die opgave te kunnen verwezenlijken. De nota bevat beleidsregels als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. Met deze regels wordt enerzijds een doelmatige vertaling van het algemene ruimtelijke beleid in gemeentelijke ruimtelijke plannen beoogd, anderzijds wordt aangegeven hoe GS met planbeoordeling willen omgaan. Gezien het feit dat de nota alleen de regels geeft die voor GS van wezenlijk provinciaal belang zijn, wordt bij de plantoetsing uitgegaan van één hardheidsgradering. Dit betekent dat bij afwijking van de regels uit het toetsingskader in beginsel goedkeuring wordt onthouden aan (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan. De nota is onderverdeeld in de onderdelen: algemeen; economie, mobiliteit en samenleving; landelijk gebied; milieu; water en cultureel erfgoed.
2.4
Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010
Het gemeentelijk structuurplan RPR 2010, in maart 2001 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de gemeente Rotterdam het kader om gericht aan de stad te werken. Het RPR 2010 is een plan voor het bestaand stedelijk gebied van Rotterdam. Het heeft het niet over het havengebied ten westen van de Maastunnel (de Schiehaven -Müllerpier uitgezonderd). Evenmin gaat het plan uitgebreid in op de ruimtelijke planvorming in de regio. Hiervoor bestaan andere plannen, zoals het Havenplan, het Streekplan van de provincie Zuid-Holland, het ROM-Rijnmond-programma en het rapport 'De Haalbare Kaart', dat zich richt op de ruimtelijk-strategische opgaven in de Stadsregio Rotterdam. Wel komen in het RPR 2010 de raakvlakken met het havengebied en de regio aan de orde. De herstructurering van het Vierhavensgebied (de Strip) wordt in het RPR 2010 gezien als het zoeken naar een creatieve oplossing om de relatie tussen stad en haven het karakter te geven van integratie en niet van confrontatie. Het gebied behoort tot de Strategische Wijkaanpakgebieden. De Vierhavensstraat wordt omgevormd tot Parklane. De overgangszone tussen Delfshaven en Parklane wordt ingevuld met een combinatie van openbaar groen en bedrijfsruimten, die een relatie hebben met stad en haven. Het RPR2010 biedt het stedelijk kader voor de ruimtelijke component van de Wijkaanpak. De basis voor de Wijkaanpak ligt in “Wijkvisies” en de uitvoeringsplannen. Beide moeten worden ingebed in een stedelijk kader. De economische, ruimtelijke en sociale structuur houdt niet op bij de grenzen van de wijk. Voor het Vierhavensgebied dat aan de rand van het milieu “Stadswijken” ligt, geldt de toevoeging van ‘Hoogwaardige buitenruimte’ ten behoeve van Bospolder/Tussendijken en Schiemond en daarnaast het overgangsgebied van haven naar stad gebruiken voor kansrijke economische activiteiten. Tevens valt deze ontwikkeling binnen Rotterdam ‘Stad aan de rivier’; het huidige emplacement maakt grotendeels plaats voor voorzieningen, kantoren, perifere en gethematiseerde grootschalige detailhandel, bedrijfsbebouwing, etc. met het doel een hoge kwaliteit van de buitenruimte te realiseren, afgestemd op de samenstelling van de bevolking van het aangrenzende woongebied. De herstructurering van het Vierhavens/ Merwehavengebied wordt geschaard onder “Lopend werk”, de Strip valt onder “Ontwikkelingsfase”.
16
2.5
Verkeers- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020
Het verkeer- en vervoersbeleid voor de stad Rotterdam is vastgelegd in het Verkeer- en Vervoersplan Rotterdam 2003- 2020 (VVPR). Voor de Stadsregio Rotterdam is het verkeer- en vervoersbeleid beschreven in het Regionale Verkeer- en Vervoersplan 2002- 2020 (RVVP). Het VVPR en het RVVP zijn in 2003 bestuurlijk vastgesteld en sluiten inhoudelijk nauw op elkaar aan. Het Rotterdamse verkeer- en vervoerbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economisch belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad). De basis van het Rotterdamse verkeer- en vervoernetwerk wordt gevormd door een spinnenwebstructuur. De routes tussen de rand van de stad én de routes tussen de verschillende subcentra onderling dienen van voldoende kwaliteit te zijn. Tussen de rand van de stad en de binnenstad worden stedelijke vervoerscorridors gecreëerd. Elke vervoerscorridor heeft een stadspoort, waar wegen, openbaar vervoer en fiets samenkomen en waar de overstap kan worden gemaakt tussen verschillende modaliteiten. Stadsleefgebieden zijn aaneengesloten gebieden met een herkenbare stedenbouwkundige structuur, welke goed bereikbaar zijn per openbaar vervoer, maar waar doorgaand autoverkeer zo veel mogelijk omheen wordt geleid. Om stadsleefgebieden te creëren, wordt ingezet op de volgende maatregelen: bundelen, ordenen en inpassen van verkeer op een beperkt aantal hoofdaders, verbeteren verkeersveiligheid en tegengaan parkeerproblematiek in woonwijken. De Parklane is een van de 4 verkeersbundels in Rotterdam Noord. De weg heeft een regionale functie als noordwestelijke ontsluitingsroute voor de binnenstad. Ten aanzien van de Parklane wordt gesteld dat deze, mits uitgevoerd met 2 maal 2 rijstroken, de verkeersintensiteiten op het onderliggend wegennet in Delfshaven positief beïnvloedt.
2.6
Stadshavens Rotterdam
Het Vierhavensgebied maakte tot voor kort onderdeel uit van het stadshavensgebied. Stadshavens Rotterdam is in 2003 opgezet om de economische functies van de verouderde havengebieden, waaronder het Vierhavensgebied, in de stad te intensiveren en op specifieke locaties stedelijke ontwikkelingen (zoals woningbouw) in gang te zetten. De ontwikkelingsmaatschappij heeft daartoe 2005 voor het totale stadshavengebied een visie opgesteld. Uit de visie op de stadshavens bleek echter dat de verschillende deelgebieden ieder hun eigen karakteristiek, ontwikkelingsmogelijkheden en uitvoeringstermijnen hebben.Tegelijkertijd stelde de gemeente haar behoefte aan binnenstedelijke woningbouwlocaties naar boven bij en bleek de toename van de containeroverslag een stuk groter dan verwacht, vooral in de short sea sector. Daarmee werd duidelijk dat een groter deel van het stadshavensgebied voor langere tijd een havenfunctie zal houden dan bij aanvang werd ingeschat. Deze inzichten zijn vertaald in de stadsvisie ‘Gateway to Europe’ waarin voor elk deelgebied van stadshavens nu een eigen ontwikkelingsrichting wordt aangegeven. Voor het gebied Merwehaven en Vierhavens heeft dit geen wijziging opgeleverd ten opzichte van de eerder ingeslagen weg. In het Vierhavensgebied zal een geleidelijke transfomatie gaan plaatsvinden van havengebied naar stedelijk gebied met woningen en woonvriendelijke bedrijven. Voor andere gebieden wel, zo zal het gebied Waal- en Eemhaven voor havendoeleinden gebruikt blijven worden. Gemeente en Havenbedrijf hebben besloten de verdere ontwikkeling van de afzonderlijke gebieden binnen de eigen organisatie onder te brengen en Stadshavens Rotterdam als aparte N.V. op te heffen. Het Vierhavensgebied gaat daarvoor op middellange termijn fases over van het Havenbedrijf naar de stad.
2.7
Masterplan “het Dakpark”
Het masterplan voor het dakpark dateert uit 2003 en behelst een integraal ruimtelijk ontwerp voor de Vierhavensstrip in Rotterdam. In het masterplan wordt uitvoerig ingegaan op de voorgeschiedenis van het plan voor de Vierhavensstrip en de ruimtelijke opgave die hier speelt.
17
De ruimtelijke opgave is inhoudelijk gebaseerd op twee ruimteclaims; enerzijds de behoefte aan diverse soorten bedrijfsruimte en werkgelegenheid op stedelijk en regionaal niveau, anderzijds de behoefte aan meer kwalitatief waardevolle buitenruimte voor de bewoners van de aangrenzende stadswijken. Het masterplan is uitgewerkt in het stedenbouwkundig plan “Vierhavensstrip” (2005) waarin zaken als het volume, de doorsnede van het Kopgebouw, het totaalaanzicht van de Strip en de dwarsdoorsneden van de Strip zijn vastgelegd. De Welstandsparagraaf De Strip, vastgesteld in 2007, is de verdere uitwerking van het Stedenbouwkundig plan, waarin de stedelijke verknoping en de architectuur aan de orde komt. Het welstandsbeleid bestaat uit welstandsbeleid op hoofdlijnen en welstandsbeleid in detail. Het masterplan, het stedenbouwkundig plan en de welstandsparagraaf zijn een gezamenlijk product van de betrokken marktpartij Dura Vermeer en de gemeente Rotterdam. Het stedenbouwkundig plan van de Strip en het inrichtingsplan voor het dakpark vormen de basis voor het onderhavige bestemmingsplan.
18
3
Gebiedstypering
3.1
Archeologie
Beleidskader Rotterdam draagt sinds 1960 zorg voor het eigen archeologisch erfgoed en is in het bezit van een door het rijk verleende opgravingsbevoegdheid. Het doel van de Rotterdamse archeologie is: (1) te zorgen voor het behoud van archeologische waarden ter plaatse in de bodem; (2) te zorgen voor de documentatie van archeologische waarden indien behoud ter plaatse niet mogelijk is; (3) te zorgen dat de resultaten van het archeologisch onderzoek bereikbaar en kenbaar zijn voor derden. De gemeente Rotterdam bezit een Archeologische Waardenkaart (AWK) en een voorlopig vastgestelde lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (ABP’s), die opgenomen zullen worden in de gemeentelijke monumentenverordening. Genoemde beleidsinstrumenten moeten een tijdige en volwaardige inbreng van archeologische belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen waarborgen. Het bovenstaande sluit aan op en komt mede voort uit het rijksbeleid en het provinciale beleid dat naar aanleiding van het “Verdrag van Malta” is ontwikkeld. Momenteel worden door de provincie bij de beoordeling van bestemmingsplannen met betrekking tot de archeologie de volgende beleidsinstrumenten geraadpleegd: de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) en de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van ZuidHolland. Het vaststellen, waarderen en documenteren van archeologische waarden vindt binnen de archeologische monumentenzorg gefaseerd plaats. Na een bureau-onderzoek kan het nodig zijn een archeologische inventarisatie in het veld uit te voeren. De resultaten van de inventarisatie kunnen vervolgens leiden tot een aanvullend archeologisch onderzoek. De resultaten van laatstgenoemd onderzoek vormen het uitgangspunt bij de keuze om een vindplaats te behouden, op te graven, waarnemingen uit te voeren tijdens het bouwproject of geen verdere stappen te ondernemen. Bewoningsgeschiedenis Het bestemmingsplangebied maakt deel uit van een veengebied waarop klei is afgezet (Afzettingen van Duinkerke I). Op grond van archeologische gegevens afkomstig uit gebieden met een vergelijkbare bodemgesteldheid kunnen relicten uit de IJzertijd (800 voor Christus-begin jaartelling) op het veen verwacht worden. Op de Afzettingen van Duinkerke I werd, zo blijkt uit vondsten in de omgeving, gewoond in de Romeinse tijd en (Vroege) Middeleeuwen. In de 10de/11de eeuw werd het veengebied ontgonnen. De maaivelddaling ten gevolge van de ontginning maakte het gebied kwetsbaar voor overstromingen. De aanleg van rivier- en polderdijken was noodzakelijk. De dijken werden vanaf het begin als woonplaats benut. In het bestemmingsplangebied ligt een deel van de zuidelijke dijk van de Bospolder, die voor 1400 tot stand kwam. Uit recent onderzoek door middel van grondboringen blijkt dat het hoogste deel van de dijk vermoedelijk is afgegraven. Archeologische potentie In het gehele plangebied zijn vindplaatsen uit de IJzertijd, Romeinse tijd, Vroege en Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd te verwachten. Het gedeelte van de zuidelijke dijk van de Bospolder is kansrijk voor het aantreffen van relicten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Conclusie Voor het dijktracé geldt een vrijstellingsbevoegdheid en een aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 1,0 meter beneden NAP en tevens een oppervlak beslaan groter dan 100 m² (gebied B). Voor het overige plangebied (gebied A) geldt een vrijstellingsbevoegdheid en een aanlegvergunningvereiste voor bouwwerkzaamheden respectievelijk graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0 meter NAP en tevens een terreinoppervlak van meer dan 200 m² beslaan.
19
3.2
Ontstaansgeschiedenis
De huidige inrichting van het gebied is bijna een eeuw geleden vastgelegd en hield ongeveer gelijke tred met de woningbouw in de wijken Bospolder en Tussendijken en de aanleg van de havens in het Vierhavensgebied. De dijk langs de Hudsonstraat stamt uit 1905 en is aangelegd voor de bescherming van de bewoners van de nieuwe woonwijken. Met de aanleg van het emplacement is begonnen in 1912. De aanleg van de Vierhavensstraat volgde enkele jaren later. In de beginjaren van de vorige eeuw vestigden zich ook de eerste bedrijven in het gebied.
3.3
Monumenten
Algemeen De gemeente Rotterdam kent een groot aantal panden en gebieden die vanwege cultuurhistorische waarden worden beschermd. Voor de bescherming wordt gebruik gemaakt van bestaand instrumentarium. In het bestemmingsplan zijn geen nadere planologische regelingen opgenomen behoudens (indien aan de orde) de planologische bescherming die overeenkomstig de Monumentenwet (1988) dient te rusten op een beschermd dorps- of stadsgezicht. Gemeente Rotterdam maakt onderscheid tussen de volgende gebieden en gebouwen: Beschermde stadsgezichten (BS) Rotterdam kent door haar stedelijke omgeving alleen beschermde stadsgezichten. Een beschermd stadsgezicht is een groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens schoonheid, onderlinge ruimtelijke structurele samenhang of wetenschappelijke waarde. De bescherming richt zich op de stedenbouwkundige karakteristiek en op een samenhangend geheel van straten en bebouwing. Het gaat om gebieden die ouder zijn dan vijftig jaar (Monumentenwet). Na aanwijzing van een beschermd stadsgezicht dient er binnen twee jaar een bestemmingsplan beschikbaar te zijn waarin de historische kwaliteiten en de relatie tot eventuele toekomstige ontwikkelingen vastliggen (Wet RO). Wederopbouwaandachtsgebieden Naast de van rijkswege beschermde stadsgezichten kent Rotterdam in de binnenstad een aantal wederopbouwaandachtsgebieden met een waardevolle samenhang tussen het stratenplan, de invulling van de bouwblokken en de architectuur. Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden hoe deze historische kwaliteiten kunnen worden behouden. Betreffende gebieden hebben geen juridische status. Wel heeft BenW in 1998 vastgesteld dat de historische kwaliteiten van deze waardevolle ensembles onderdeel uitmaken van het stedenbouwkundig plan en het bestemmingsplan. Rijksmonumenten (RM) en Gemeentelijke monumenten (GM) Een rijks- of gemeentelijk monument kan zijn een gebouw, water, terrein of een ander object dat van nationaal belang is, of van algemeen belang voor Rotterdam is (gemeentelijk monument), vanwege de schoonheid, betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde. Dit is vastgelegd in respectievelijk de Monumentenwet 1988 en de Monumentenverordening Rotterdam 2003. Bij een monument gaat het om één gebouw of complex, zowel buiten als van binnen. Voor een Rijksmonument geldt dat het object tenminste vijftig jaar oud moet zijn. Als vanzelfsprekend is het verboden om wijzigingen aan te brengen aan een beschermd monument zonder vergunning. Beeldbepalende objecten (BO) en Beeldbepalende gevelwanden (BG) In Rotterdam is een groot aantal objecten te vinden die geen status hebben als gemeentelijk monument, maar wel van monumentale waarde zijn, zogenaamde Beeldbepalende objecten. Ook kent Rotterdam monumentale gevelwanden. Deze komen zelden in aanmerking voor een monumentstatus, maar zij bepalen voor een belangrijk deel wel het karakter van de stad. Ten aanzien van beeldbepalende objecten en beeldbepalende gevelwanden zijn geen juridische consequenties verbonden in de voorschriften. Het plangebied Binnen het bestemmingsplangebied (en op grens ervan) liggen de volgende Monumenten en/of Beeldbepalende objecten:
20
Adres Pelgrimsstraat 1-5 Vierhavensstraat 38-42 Vierhavensstraat 68
3.4
Naam/functie Kantoorgebouw Kantoorgebouw met silo en garage Hoogspanningsgebouwtjes
Type Bouwjaar RM 1929-1930 RM 1932
Architect W. Kromhout M.F. Mertens
Bouwstijl Expressionisme Nieuwe Zakelijkheid
BO
-
Nieuwe Zakelijkheid
1930
Huidig gebruik
Het plangebied beslaat het gebied Vierhavensstraat en het oostelijk gelegen bedrijven en emplacementsgebied. De Vierhavensstraat ligt in het westelijk deel van het plangebied en ligt opgespannen tussen het Marconiplein en het Hudsonplein. De totale lengte van de weg bedraagt ongeveer een kilometer. De breedte van het profiel van de Vierhavensstraat bedraagt in de huidige situatie circa 25 meter. Het wegprofiel bestaat uit een brede rijweg (2 maal 1 rijstrook) met aan weerszijden fietsstroken en voetpaden. Aan de weg is zichtbaar lang geen groot onderhoud gepleegd. Aan weerszijden van de weg bevinden zich bedrijven (alleen de strook ten oosten van de weg maakt onderdeel uit van het plangebied). De bedrijvigheid is grotendeels geamoveerd in verband met de aanleg van de Parklane. Het is de verwachting dat de nog resterende bedrijfsbebouwing aan de oostzijde van de Vierhavensstraat begin 2007 is gesloopt en de aanleg van de Parklane Vierhavensstraat kan starten. De bedrijfsbebouwing in de nabijheid van het Hudsonplein, het Diepeveencomplex en het naastgelegen witte gebouw blijven bewaard. Achter de grotendeels gesloopte bedrijfsbebouwing bevindt zich een spooremplacement. Dit spooremplacement vormt samen met het emplacement aan de Marconistraat één logistiek geheel. Goederentreinen van en naar de Marconistraat (Merwehavens) maken een steekbeweging langs de Vierhavensstraat. De sporen in de Keileweg, IJselstraat, Lekstraat en Keilestraat zijn met het emplacement verbonden. Het emplacement wordt nu nog slechts sporadisch gebruikt. Tussen het emplacement en de Vierhavensstraat ligt nog de Ohmstraat. Deze straat heeft geen ontsluitingsfunctie meer en wordt alleen nog maar gebruikt als parkeerstraatje voor bezoekers en werknemers in het Vierhavensgebied. Verder bevindt zich tussen het spooremplacement en de woonwijk Bospolder-Tussendijken nog een primaire waterkering. Gezien de ligging van de dijk ligt het plangebied dus in zijn geheel buitendijks. In het plangebied bevindt zich één rijksmonument, namelijk het gebouw ‘Diepeveen', gebouwd in 1929-1930 naar ontwerp van W. Kromhout Czn aan de Pelgrimsstraat 1-5. Dit voormalige bedrijfspand van de firma Diepeveen bevindt zich op een smal driehoekig kavel tussen de Hudsonstraat en de Pelgrimsstraat en is opgetrokken in baksteen en beton. Het gebouw bestaat uit een vrij rechthoekig (taps toelopend) magazijngedeelte en een zeer smal blokvormig hoekvolume dat de sokkel vormt voor een 30 meter hoge vierkante toren.
3.5
De omgeving
Het plangebied maakt in zijn geheel onderdeel uit van het Vierhavensgebied. Dit Vierhavensgebied omvat het gebied rondom de Keilehaven, Lekhaven, IJsselhaven en Koushaven, dat ten westen van de deelgemeente Delfshaven ligt.
21
In het Vierhavensgebied bevinden zich havenbedrijven (industrie t.a.v. voornamelijk sappen), een EZH-centrale, grootschalige kantoren (Europoint), perifere detailhandel zoals de Praxis en de Leenbakker, enige horeca en de tippelzone (sluiting in 2005). Het Vierhavensgebied maakt samen met het Waal- en Merwehavengebied onderdeel uit van werkgebied van de Ontwikkelingsmaatschappij Stadshavens. Het goederentransport van en naar het Vierhavensgebied gaat over het water of loopt over de weg via de Tjalklaan richting A20. Het spoor wordt de laatste jaren nog maar sporadisch gebruikt en recent is dan ook het besluit genomen het emplacement en de steeksporen naar de havenpieren te verwijderen. De Vierhavensstraat heeft door de nieuwe hoofdontsluitingsas in het Vierhavensgebied (Benjamin Franklinstraat) steeds minder betekenis gekregen als directe ontsluitingsweg voor het Vierhavensgebied. Aan de oost- en zuidzijde van het plangebied liggen de woonwijken Bospolder/Tussendijken en Schiemond. Bospolder/Tussendijken is een oude stadswijk met een hoge woningdichtheid met langs de doorgaande routes winkels en voorzieningen. In deze wijk vindt op grote schaal vernieuwing plaats van de verouderde woningvoorraad; vanuit de stedelijke ambitie om de kwaliteit van wonen en werken in de oude stadswijken te verbeteren worden in de wijk circa 600 tot 800 nieuwe woningen gebouwd. Een groot aantal woningen wordt gebouwd langs de Hudsonstraat die grenst aan het plangebied. De wijk Schiemond dateert uit de jaren ’70 en ’80 en kent op enkele wijkvoorzieningen na alleen een woonfunctie. Het Marconiplein direct ten noorden van het plangebied vormt een belangrijk openbaar vervoerknooppunt. Op dit punt komen metro, bus en tram samen. Ook in ruimtelijke zin ontwikkelt het Marconiplein zich geleidelijk tot een echt knooppunt. De ligging nabij het Marconiplein maakt dat het plangebied redelijk goed bereikbaar is met het openbaar vervoer. Een groot deel van het gebied ligt binnen een acceptabele loopafstand van 400 meter vanaf een tram- en bushalte en gemiddeld ca. 500 meter vanaf het metrostation. Net ten zuiden van het plangebied ligt het Hudsonplein. Hier kan op de bus of tram gestapt worden.
22
4
Planbeschrijving
4.1
Algemeen
De Parklane vormt in de toekomst een belangrijke verkeersbundel in de bereikbaarheid van het stadscentrum. Tevens ontlast de weg de woonwijken van doorgaand verkeer. Maar de betekenis van de Parklane is groter dan alleen het verkeerskundige aspect. De Parklane vormt in de bredere zin de toegang tot de stad en heeft in die zin ook betekenis voor de ontwikkelingskansen van de aanliggende gebieden. Net zozeer als de aanleg van de Parklane noodzakelijk is voor de ontwikkeling van het Lloydkwartier, is de Parklane van belang voor de ontwikkeling van de Strip op het emplacement aan de Vierhavensstraat. De Parklane zorgt ervoor dat deze geïsoleerd en buitendijks gelegen gebieden opgenomen worden in het stedelijk weefsel. Bovendien zorgt de Parklane ervoor dat deze gebieden van een representatieve entree voorzien worden.
4.2
Vierhavensstrip
In de strook die de Strip wordt genoemd tussen de nieuwe Vierhavensstraat en de dijk langs de Hudsonstraat zal een intensief, voornamelijk commercieel programma gerealiseerd worden uitgaande van meervoudig grondgebruik. Het programma heeft een stedelijke betekenis en zal voornamelijk bestaan uit winkels en bedrijfsruimten en op de kop aan het Marconiplein een onderwijs- en/of kantoorfunctie. Het totaal te realiseren programma bedraagt bruto circa 60.000 m2 vloeroppervlak. Het belang voor Delfshaven ligt naast de werkgelegenheid vooral in het te realiseren park van ruim 8 hectare naast en op het dak van de bebouwing op ruim 9 meter boven maaiveld. De ontsluiting van het park zal gebeuren middels ten minste 5 opgangen vanaf de Hudsonstraat, 3 aan de Vierhavensstraat en op de beide koppen van de Strip aan respectievelijk het Marconiplein en Hudsonplein. 4.2.1 Stedenbouw Het programma in de Strip wordt ondergebracht in één langgerekt gebouw over de volledige lengte van het huidige emplacement, met het gezicht naar zowel het Marconiplein als de Vierhavensstraat. Op het dak van de Strip wordt een dakpark aangelegd. Om de lengte en massaliteit te doorbreken wordt het complex in drie bebouwingsdelen opgebouwd en bestaat dan uit een ‘kopgebouw’ aan de kant van het Marconiplein, een langgerekt laag middendeel en een ‘staart’ aan de zijde van het Hudsonplein. Met deze driedeling wordt de herkenbaarheid en de eenheid van het plan Vierhavensstrip versterkt. Daarnaast dragen de drie bebouwingsdelen bij aan de identiteit van de aangrenzende gebieden. De positie van het gebouw is afgestemd op het ruimtebeslag van de waterkering enerzijds en die van de Parklane anderzijds. Kopgebouw (Gemengde bebouwing I) Het kopgebouw van de Strip is gesitueerd aan het Marconiplein. Het gebouw krijgt een plaats in de spits toelopende ruimte tussen de Vierhavensstraat en de waterkering aan de Hudsonstraat. Deze locatie leent zich ervoor om in bouwhoogte aansluiting te zoeken bij de landmarkfunctie van de omliggende bebouwing. De maximale bouwhoogte van het gebouw is 70 meter. Om het gebouw te kunnen laten aflopen naar het niveau van het park is de maximale bouwhoogte aan de achterzijde gesteld op 25 meter. De maximale vloeroppervlakte van het kopgebouw bedraagt 23.000 vierkante meter. Bij de vormgeving van het Kopgebouw dient rekening te worden gehouden met het ruimtebeslag van de Parklane. Het is mogelijk het gebouw deels te laten uitkragen boven de weg. De toegang tot de ruimten voor kantoor en/of onderwijs in het kopgebouw ligt in verband met de luchtkwaliteit ter plaatse van de Vierhavensstraat aan de zijde van de waterkering.
Impressie Kopgebouw
Impressie Staart
24
Middendeel (Gemengde bebouwing II) Het middendeel van de Strip sluit aan op het kopgebouw. Het middendeel heeft een lengte van circa 700 meter en een breedte van ongeveer 45 meter. Alhoewel de Strip fysiek als één gebouw kan worden gezien is het middendeel als zodanig herkenbaar doordat het gebouw bij de kruispunten iets teruggelegen is ten opzichte van de kop en de staart (ten behoeve van de ontsluiting van het gebouw). Het gebouw krijgt zijn entrees aan de Vierhavensstraat. De maximale bouwhoogte bedraagt circa 9 meter. Daarbij is tussen de voor- en achterzijde van het gebouw een hoogteverschil voorzien voor het benodigde afschot van het dakpark. De maximale bouwhoogte is exclusief de ophoging met grond voor de aanleg van het dakpark. De inwendige vrije hoogte van het gebouw bedraagt circa 6,75 meter. Bij deze hoogte kan aan het commerciële programma een parkeerlaag worden toegevoegd. De staart (Gemengde bebouwing III) Aan de zuidoostzijde sluit de bebouwing van de Strip aan op de bestaande te handhaven bebouwing aan de Pelgrimsstraat; het Diepeveencomplex en het naastgelegen gebouw van “Vorm & Decor”. Het gebouw heeft zijn gezicht naar de Parklane. De maximale bouwhoogte bedraagt ook hier circa 9 meter. Expeditiestraat Aan de achterzijde van de Strip bebouwing wordt een overdekte expeditiestraat gerealiseerd. Het vooraanzicht van de Strip krijgt daardoor een hoogwaardiger uitstraling. De vrije hoogte van de expeditiestraat is intern circa 5 meter. De breedte bedraagt 8,5 à 9,5 meter. 4.2.2 Programma Het Kopgebouw leent zich vanwege zijn ligging aan het openbaar vervoerknooppunt Marconiplein goed voor een intensieve gebruiksfunctie, zoals kantoren of scholen. Voor het Middendeel wordt uitgegaan van een combinatie van winkels en bedrijfsruimten. Voor de invulling van de Staart wordt ingezet op de komst van een culturele functie. De bestaande bebouwing aan de Pelgrimstraat behoudt zijn huidige functie. In dit bestemmingsplan wordt voor de verschillende onderdelen van het gebouw (Kopgebouw, middendeel en Staart) het volgende programma mogelijk gemaakt: Programma Kopgebouw (Gemengde doeleinden I) Totale bruto oppervlakte circa 23.000 m2 · Onderwijs voorzieningen (bestemming Maatschappelijke voorzieningen) · Bedrijven en kantoren · Horeca (totaal maximaal 500 m2) 2 2 · Winkels (maximaal 100 m per vestiging en totaal maximaal 500 m ) Programma middendeel (Gemengde doeleinden II) 2 2 Totale bruto oppervlakte circa 30.000 m (circa 65.000 m incl. parkeren en expeditiestraat) 2 · Gethematiseerde detailhandel (totaal maximaal 12.000 m ) · Perifere detailhandel 2 · 1 supermarkt van maximaal 3.000 m ) · Recreatieve voorzieningen (bestemming Maatschappelijke voorzieningen) · Bedrijven 2 · Horeca (totaal maximaal 2.500 m ) 2 · Feestzalen (maximaal 2 feestzalen met een totale oppervlakte van maximaal 2.500 m 2 en een vrijstelling voor nog eens 2.500 m ) Programma Staart (Gemengde doeleinden III) Totale bruto oppervlakte circa 5.000 m2 (9.000 m2 incl. expeditiestraat) · Culturele voorzieningen (bestemming Maatschappelijke voorzieningen) · Horeca (totaal maximaal 500 m2)
25
Detailhandel Detailhandel vormt een voornaam onderdeel van het programma van de Strip. De Strip biedt de mogelijkheid op een doeltreffende manier in te spelen op nieuwe marktontwikkelingen in de detailhandel. Het gaat daarbij om de algemene trend van schaalvergroting en thematisering binnen de detailhandel, waarvoor binnen de bestaande stedelijke structuur vaak moeilijk ruimte te vinden is. Bovendien is de winkelfunctie ruimtelijk een versterking voor deze plek en is de winkelfunctie hier gezien de ligging van het gebied ook gepast. De locatie de Strip ligt binnen het bestaande stedelijk gebied, tussen de oude wijken Bospolder en Tussendijken en het Vierhavensgebied als toekomstig ‘gemengd stedelijk woonmilieu’. Het winkelaanbod in de Strip is aanvullend op het aanbod van de winkelfunctie op de Schiedamseweg. Daarnaast kent de Strip een goede bereikbaarheid en parkeerfaciliteiten. De Strip is voor het autoverkeer zeer gunstig gesitueerd aan de Parklane, de stedelijke invalsweg aan de westkant van de stad. Verder sluit de Strip ruimtelijk aan op het knooppunt Marconiplein, waar bus, tram en metro samenkomen. De thematisering van dit programmaonderdeel wordt gezocht in het thema Vrijetijd. Binnen het thema Vrijetijd vallen allerlei soorten winkels die artikelen verkopen op het gebied van vrije tijd. Het is een thema dat vanwege de combinatie van de Strip en het Dakpark goed aansluit bij de aard van het project. Om het thema Vrijetijd hanteerbaar te maken wordt de branche-indeling van het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel aangehouden. Relevante branches binnen de branchegroep ‘Educatie- en vrijetijdsartikelen’ zijn muziekhandel, dierenspeciaalzaken, sporten/of kampeerartikelen, speelgoedzaken, bloemenwinkels en rijwielhandel, caravanhandel en tuincentra. Uit onderzoek van Ecorys (Parklane, verbindende schakel in werelds Rotterdam, 2007) blijkt aan de westkant van Rotterdam voldoende marktruimte voor winkels in deze branches. De home entertainment zaken (videotheken, boekhandel, CD-zaken), kantoorboekhandel en -vakhandel, auto-accessoirehandel en warenhuizen die eveneens onderdeel uitmaken van de branchegroep ‘Educatie- en vrijetijdsartikelen’, zijn om verschillende redenen uitgesloten uit de detailhandel in de Strip. De caravanhandel en tuincentra vallen al onder de ‘reguliere’ perifere detailhandel. In totaal maakt het bestemmingsplan voor het middendeel 12.000 m2 bruto vloeroppervlakte aan detailhandel mogelijk binnen het thema Vrijetijd. Winkels dienen een minimale vloeroppervlakte van 1.000 m2 te hebben. Per branche geldt daarnaast een maximale vloeroppervlakte die overeen komt met de berekende marktruimte voor de desbetreffende branche. Ophoging van deze vloeroppervlakte is mogelijk middels een vrijstellingsbevoegheid op basis van distributieplanologisch onderzoek dat aantoont dat de marktruimte hiervoor aanwezig is en na positief advies van de Stuurgroep REO (Regionaal Economisch Overleg) van de Stadsregio. Gedeputeerde Staten van Provincie ZuidHolland dient hiervoor uiteindelijk een verklaring van geen bezwaar af te geven. Naast de detailhandel op het gebied van Vrijetijd is in het middendeel van de Strip tevens ruimte beschikbaar voor perifere detailhandel, zoals bouwmarkten, tuincentra e.d. Verder wordt in het Kopgebouw 500 m2 detailhandel mogelijk gemaakt in eenheden van maximaal 100 m2. Voorwaarde bij deze detailhandel is dat ze ondersteunend is voor de hoofdfunctie van het gehele gebouw. In het middendeel van de Strip wordt tot slot één supermarkt mogelijk gemaakt. Uit marktonderzoek blijkt in de Strip ruimte voor een supermarkt tot 3.000 m2. Vanwege de betekenis voor de bewoners van de wijken Bospolder en Tussendijken dient de supermarkt in de nabijheid van één van de twee trappartijen gesitueerd te worden die het dakpark verbinden met de Vierhavensstraat. De supermarkt is zo te voet ook direct bereikbaar vanuit de aangrenzende wijken. Horeca Verspreid over de Strip is ruimte voor meerdere horecavestigingen. Horeca leent zich goed in combinatie met onderwijs en kantoren aan het Marconiplein, detailhandel en bedrijvigheid aan de Vierhavensstraat of in combinatie met het dakpark. Het aantal horecavestigingen wordt vooraf niet begrensd, wel wordt de totale oppervlakte aan horeca gelimiteerd. 2
Voor het Kopgebouw en de Staart gelden maxima van 500 m voor horeca en voor het middendeel een maximum van 2.500 m2. In het middendeel is daarnaast ruimte voor feestzalen. De bestemming laat maximaal 2 feestzalen toe met een totale omvang van maximaal 2.500 m2. 26
Middels een vrijstelling kan dit maximale aantal en de maximale oppervlakte verdubbeld worden. Als voorwaarden gelden hierbij dat de ruimtelijke situatie en de parkeerbalans binnen de Strip dit toelaten. Feestzalen mogen niet direct naast elkaar in de Strip ingepast worden. 4.2.3 Ontsluiting en parkeren De Strip wordt voor autoverkeer en laad- en losverkeer ontsloten via de Vierhavensstraat. Aan de Vierhavensstraat wordt een parallelweg aangelegd voor het autoverkeer van en naar de Strip. Het parkeren vindt plaats binnen de bebouwing, aan de buitenzijde van het gebouw wordt slechts een beperkt aantal parkeerplaatsen gerealiseerd. De situering van de parkeergarage(s) ligt in het bestemmingsplan niet vast; één parkeerlaag over de (volle) lengte van het gebouw is mogelijk, maar ook één of meer verticale parkeergarages worden niet uitgesloten. Er wordt geen rekening gehouden met ondergronds parkeren. Expeditie vindt plaats via de achterzijde van de Strip. Aan de achterzijde van het gebouw bevindt zich een expeditiestraat van circa 9 meter breed. Deze expeditiestraat heeft zijn in- en uitgangen aan de zijde van de Vierhavensstraat.
4.3
Dakpark
Op het dak van de bebouwing in de Vierhavensstrip wordt een dakpark gerealiseerd. Het dakpark wordt ononderbroken aangelegd over de gehele lengte van de Strip. In breedterichting loopt het dakpark door over de expeditiestraat en sluit zo aan op het talud van de waterkering. Het park ligt in de lengterichting op één niveau, bij de kop en de staart van het gebouw daalt het park naar een hoogte van circa 5 meter om vervolgens op maaiveldniveau uit te komen. In de breedterichting is het park vrij asymmetrisch; het park begint aan de zijde van Bospolder op maaiveldniveau en eindigt aan de zijde van de Vierhavensstraat op een hoogte van ruim 9 meter boven het niveau van de straat. De overbrugging van het hoogteverschil gaat getrapt doordat het park op respectievelijk het dijklichaam, de expeditiestraat en de Stripbebouwing ligt. Door de ligging en vormgeving is het dakpark een park met een bovenwijkse uitstraling. Het dakpark grenst aan de wijken Bospolder / Tussendijken en Schiemond en ligt daarnaast aan één van de belangrijkste invalswegen van de stad, de Parklane. Door de ontwikkeling van Stadshavens zal het park op termijn ook een meer centrale positie kunnen innemen in dit stadsdeel. Toegankelijkheid De bebouwing van de Strip en de inrichting van het dakpark zijn vergaand geïntegreerd en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed toegankelijk park, zowel vanaf de Vierhavensstraat als de Hudsonstraat, het Hudsonplein en het Marconiplein. Aan de Hudsonstraat komen 5 entrees met trappen en hellingbanen naar de verschillende parkniveaus. De entrees vanaf het Marconiplein en het Hudsonplein sluiten nagenoeg zonder te stijgen aan op het lage parkniveau boven de expeditiestraat. Aan de Vierhavensstraat zijn 3 parkentrees voorzien waaronder één ter plaatse van de oversteek Speedwellstraat (trap en hellingbaan), één ter plaatse van de oversteek Keileweg (trap) en één lift met trap in het midden van de Strip gekoppeld aan parkbebouwing die daar mogelijk wordt gemaakt. Doordat het park veel entrees heeft en op verschillende manieren doorkruist kan worden, kan het gebied meer onderdeel worden van bestaande voetgangersrelaties, zoals bijvoorbeeld de route tussen de wijk Schiemond en de markt op het Visserijplein. 27
Voor alle entrees geldt dat de ligging is gebaseerd op de toeleidende infrastructuur in de omgeving. Inrichting De hoofdstructuur van het Park is door de vorm van het gebouw waarop het wordt aangelegd enigszins lineair. Over de volle lengte van het park loopt één hoofdroute. In de dwarsrichting wordt dit lineaire patroon doorsneden door een patroon van thematuinen, scharrelpaden, bosschages, en borders waardoor het park voldoende samenhang krijgt in zowel de lengte- als in de breedterichting en het voor de bezoekers voldoende dynamisch en spannend is om er te komen. De boomstructuur heeft met een rijk gevarieerd boombeeld (in zowel soortkeuze als grootte) een arboretumachtige opzet waarin de seizoensbeleving centraal staat. De boomplaatsing wordt gekenmerkt door afwisselend dichte en meer open delen van het park. In het park worden 3 bijzondere tuinen opgenomen met elk een eigen thema, zoals de centraal gelegen Oranjerie, een speeltuin en mogelijk een buurttuin. Het is de bedoeling dat deze tuinen door de speciale vormgeving de highlights van het park gaan vormen. Aan de kant van de Vierhavensstraat is het mogelijk door middel van balkon of overbouwing (zonder koppelbalken of kolommen) bijzondere uitkijkplekken te maken. Parkbebouwing Er zijn op twee plaatsen in het park paviljoens voorzien. Hiervoor zijn op de plankaart globale zoekgebieden aangegeven waarbinnen deze paviljoens gerealiseerd kunnen worden. De invulling van deze paviljoens dient gerelateerd te zijn aan het park. Van deze paviljoens wordt ook verwacht dat ze een publieksfunctie hebben en de parkfunctie versterken. Alle paviljoens hebben naast een toegang tot het park bij voorkeur ook een toegang vanaf de Vierhavensstraat. Speeltuingebouw (I) In de speeltuin (een van de 3 thematuinen) kan een gebouw worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 100 m2. De hoogte van het speeltuingebouw is maximaal 6 meter boven parkmaaiveld. Oranjerie (II) Centraal in het plangebied is ruimte voor een Oranjerie. De Oranjerie bestaat uit een deel wintertuin (openbaar toegankelijk gedeelte met de mogelijkheid voor stalling van kuipplanten) en een deel horeca (met toegevoegde waarde voor wintertuin). Het horecagedeelte kan eventueel verdeeld worden over een deel op dakparkniveau en een deel op straatniveau. Er zal een open verbinding tussen wintertuin en horeca moeten zijn. Dit gebouw vormt een belangrijke schakel tussen de Parklane en het dakpark. Een lift vormt daar één van de toegangen tot het park vanaf de Parklane. Deze lift is mede publiek te gebruiken gedurende de openingstijden van het park en wordt door de exploitant van de commerciële ruimte beheerd. 2 De bruto vloeroppervlakte van de Oranjerie is maximaal 850 m , de hoogte is maximaal 8 meter boven het maaiveldniveau van het park.
4.4
Parklane
Het ontwerp van de Parklane voldoet aan de inrichtingseisen voor een hoofdverzamelweg. Deze verkeerstechnische eisen worden gezien als harde randvoorwaarden: · De Parklane dient een standaardprofiel van 2x2 rijstroken te krijgen over de gehele lengte van de route. Dit profiel heeft een middenberm van minimaal 5 meter; aan weerszijden van de rijbanen een groenstrook van minstens 2 meter en vrijliggende fietsen voetpaden van respectievelijk 2,5 (één richting) en 3 meter. De totale breedte van het Parklaneprofiel is minimaal 33 meter. Een Parklaneprofiel waar een TramPluslijn is ingepast, vraagt een breedte van circa 40 meter bij een middenligging; met TramPlus in een zijligging meet het totale profiel 46 meter; · Het aantal kruisingen op de Parklane dient te worden beperkt; 28
·
· ·
De kruisingen op de Parklane moeten worden voorzien van verkeerslichten met prioriteit voor verkeer op de Parklane. Op kruispunten met openbaar vervoersverbindingen of doelgroepenvoorzieningen kan de prioriteit anders geregeld worden. Oversteekplaatsen voor langzaam verkeer zijn eveneens geregeld met verkeerslichten. Verder dient er een evenwicht tussen de verschillende verkeerssoorten gevonden te worden zodat er geen onacceptabele wachttijden voor o.a. het kruisende verkeer ontstaan; Ontsluiting van aan de Parklane gelegen woningen of bedrijven vindt niet rechtstreeks vanaf de Parklane plaats. Waar nodig zullen deze functies via parallelwegen worden ontsloten; Parkeren op de hoofdrijbaan van de Parklane is niet toegestaan.
Ook voor de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de Parklane: · Het Parklaneprofiel heeft een aaneengesloten samenhangende inrichting met groenstroken in zowel de midden- als zijbermen; · Er wordt bij de Parklane gestreefd naar continuïteit, herkenbaarheid en overzichtelijkheid; · De natuurwaarden van de groenzones binnen en buiten het Parklane-profiel worden onderzocht en vormen mede de basis van de inrichting; · De inrichting van de verschillende trajecten van de Parklane sluit aan op het karakter van het omliggende gebied. Het verloop van het landelijk (noord) naar stedelijk karakter (zuid) van de gebieden rond de Parklane wordt in de stedenbouwkundige en buitenruimte-inrichting weergegeven; · Naarmate het karakter van het gebied langs de Parklane in stedelijkheid toeneemt, verandert ook de stedenbouwkundige omgeving van de Parklane; · Langs de Parklane ondersteunt de bebouwing in bijzonderheid en hoogte de opbouw van de route in knopen en trajecten: markante (hogere) bebouwing bevindt zich bij de knopen, reeksen (lagere) bebouwing met eventuele hoogteaccenten langs de tussengelegen trajecten; · Bebouwing langs de Parklane heeft een representatief karakter en is gericht op/naar de Parklane; · Op knopen waar de Parklane door belangrijke structuurelementen (bijvoorbeeld de Schie, A20 en andere dwarsverbindingen) gekruist wordt, wordt het zicht hierop gevrijwaard en versterkt; · Daar waar dwarsrelaties voor langzaam verkeer belangrijk zijn moet de barrièrewerking van de Parklane zo veel mogelijk beperkt worden en een veilige oversteekbaarheid gegarandeerd zijn. Verkeersprofiel Vierhavensstraat Het traject Vierhavensstraat tussen Marconiplein en kruising Speedwellstraat wordt gekenmerkt door de bochten bij het Marconiplein en het Hudsonplein en de bedrijfsbebouwing aan weerszijden van de weg. De Parklane Vierhavensstraat wordt in tegenstelling tot het gedeelte Westzeedijk direct aangelegd in een 2 maal 2 profiel. Vanaf de kruising met de Speedwellstraat tot het Hudsonplein loopt de Parklane vervolgens door in een 2 maal 1 profiel. Om een goede doorstroming te verkrijgen wordt het aantal aansluitingen op de Vierhavensstraat beperkt tot twee, één aansluiting ter hoogte van de Keileweg en één ter hoogte van de Speedwellstraat. Beide kruisingen worden conform de algemene eisen van de Parklane met verkeerslichten geregeld. Parkeren op de hoofdrijbaan is niet toegestaan. De ontsluiting van de aanliggende functies zal via parallelwegen plaatsvinden. Deze zijn aan beide zijden van de weg voorzien. De parallelstraat aan de westzijde van de Vierhavensstraat dient ter ontsluiting van de (winkel)bedrijven in het Vierhavensgebied. Aan de oostzijde van de Vierhavensstraat wordt een parallelweg aangelegd voor de ontsluiting van de te realiseren winkel-, horeca- en bedrijfsruimten in de Strip op het huidige spooremplacement. De bestaande bebouwing aan de noordzijde van de Pelgrimsstraat zal vanwege de beperkte ruimte in de Pelgrimsstraat ontsloten worden via een secundaire structuur aan de achterzijde van de bebouwing. 29
Naast de parallel straten lopen over de gehele lengte vrijliggende fietspaden. Voor de looproutes in het plangebied geldt hetzelfde kwaliteitsniveau als voor de fietsroutes. Het oversteken van het langzaam verkeer wordt geconcentreerd bij de kruisingen. Deze oversteken op de Parklane worden met verkeerslichten geregeld. In het verkeersprofiel van de Vierhavensstraat wordt voorlopig geen trambaan ingepast. Wel wordt er in het plan rekening mee gehouden zodat het voor de toekomst niet onmogelijk gemaakt wordt. De tramlijn in de Pelgrimstraat zal in functie wijzigen naar een keerspoor in geval van calamiteiten. De huidige buslijn 45 zal in de nieuwe plannen van de Pelgrimsstraat/ Vierhavensstraat worden ingepast.
4.5
Groenstructuur
In de nieuwe situatie wordt de Vierhavensstraat aan één zijde geflankeerd door het Vierhavensgebied en aan de andere zijde door de Strip met bovenop het dakpark. Voor de inrichting van de Vierhavensstraat is ervoor gekozen om het parkachtige karakter van het dakpark in het ontwerp zo veel mogelijk door te trekken naar de weg en tegelijkertijd aansluiting te zoeken bij het stedelijke laankarakter van de Westzeedijk. Met de situering van de bomen in de middenberm is rekening gehouden met het mogelijk doortrekken van een TramPluslijn in de verre toekomst. De bomen staan hier in tegenstelling tot de zijbermen wel op een regelmatige afstand zodat er tezijnertijd altijd nog een tramtracé ingepast kan worden. Met het inpassen van eventuele haltes is geen rekening gehouden.
4.6
(Ondergrondse) infrastructuur
Vanaf de Keileweg steekt de Stadsverwarmingsleiding de Vierhavensstraat over, richting de waterkering. Direct buitendijks van de waterkering ligt de leiding in een betonnen koker en vervolgt zijn weg richting Hudsonplein. Op een tweetal plaatsen kruist een in bedrijf zijnd 150kV kabelbed van Tennet de Vierhavensstraat en Vierhavensstrip (ter plaatse van Helmontstraat-Hudsonstraat en Hudsonstraat-Speedwellstraat) en volgt zijn weg via de Pelgrimsstraat naar het Hudsonplein. Daarnaast bevindt zich in het plangebied nog een aantal kabels en leidingen die de bedrijven ontsluiten. Deze zullen zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Nieuwe en eventuele te verleggen kabels en leidingen zullen worden geclusterd en naar alle waarschijnlijkheid onder de parallelweg aan de zijde van de Strip komen te liggen. In de Vierhavensstraat ligt een buiten bedrijf zijnde gasleiding van de Nederlandse Gasunie. Daarnaast ligt er buiten bedrijf zijnde 150-kV kabelbed van Tennet lopende van het Marconiplein tot aan Hudsonplein. Beide leidingtracés zullen tijdens de reconstructie van de Vierhavensstraat-Pelgrimsstraat verwijderd worden.
30
5
Water
5.1
Beleidskader Water
Rijksbeleid Het rijksbeleid op het gebied van water is vastgelegd in de Nota Ruimte (2004). De doelstellingen voor het ruimtelijk beleid die hieruit voortkomen omvatten: borging van veiligheid tegen overstromingen, voorkoming van wateroverlast en watertekorten en verbetering van water- en bodemkwaliteit. Daarnaast hecht het Rijk bij de uitvoering van het ruimtelijk beleid grote betekenis aan de borging en ontwikkeling van natuurwaarden, de ontwikkeling van landschappelijke kwaliteit en van bijzondere, ook internationaal erkende, landschappelijke cultuurhistorische waarden. In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) van 2 juli 2003 zijn de taken en verantwoordelijk- heden van gemeenten, waterschappen, zowel qua inhoud als qua financiering, beschreven en is een werknorm voor de kans dat het oppervlaktewater het niveau van het maaiveld overschrijdt (o.a. in bebouwd gebied) vastgelegd. Daarnaast is sinds 1 november 2003 de watertoets wettelijk verplicht voor streekplannen, streekplanuitwerkingen, regionale en gemeentelijke structuurplannen, bestemmingsplannen en vrijstellingen op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). De wijziging op het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (Bro) per 1 november 2003 regelt vooral een verplichte waterparagraaf in de toelichting bij de genoemde ruimtelijke plannen en een uitbreiding van het vooroverleg van artikel 10 Bro. Sinds eind 2000 is ook de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. Die richtlijn moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. Het relevante rijksbeleid voor buitendijkse gebieden is de “Beleidslijn grote Rivieren”. Deze beleidslijn bevat een kader voor het beoordelen van de toelaatbaarheid - vanuit rivierkundig en ruimtelijk oogpunt - van nieuwe activiteiten in het rivierbed van de grote rivieren. Op het bestemmingsplan Vierhavensstraat e.o. is artikel 2a van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken van toepassing. Artikel 2a-gebieden zijn gedeelten van het rivierbed waar op basis van rivierkundige gronden en via een algemene maatregel van bestuur het vergunningsregime van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken niet van toepassing is. Dit betekent dat er voor bouwen en aanleggen in het plangebied geen vergunning van Rijkswaterstaat is vereist. De beleidslijn gaat uit van een eigen risico en verantwoordelijkheid ten aanzien van ontstane schade door hoog water aan activiteiten in het rivierbed (het buitendijks gebied). Initiatiefnemers in het rivierbed zijn zelf aansprakelijk voor schade en zelf verantwoordelijk voor het nemen van maatregelen om zich tegen potentiële schade te beschermen. De gemeente is verantwoordelijk voor de veiligheid in buitendijks gebied. Bij bestaande situaties kan de gemeente bijdragen aan een goede veiligheidssituatie door het opstellen van evacuatieplannen, bij nieuwe situaties kan dit ook door het opnemen van bepalingen in het ruimtelijk plan. Provinciaal beleid Het beleid van de Provincie Zuid-Holland met betrekking tot water is vastgelegd in het beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006 - 2010. Het plan is 28 juni 2006 vastgesteld. In het plan wordt het provinciaal beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. In het beleidsplan is veel aandacht voor stedelijk waterbeheer met voldoende waterberging in stedelijk gebied. Voorts stelt de Provincie Zuid-Holland in haar nota ‘Regels voor Ruimte’ het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan verplicht en heeft zij als richtlijn 10% oppervlaktewater in bebouwd gebied geformuleerd, mits er geen overeenstemming met de waterbeheerder wordt bereikt. Is er wel overeenstemming tussen de gemeente en de waterbeheerder over het percentage te realiseren oppervlaktewater, dan gaat de provincie hiermee akkoord. Dit betekent dat zowel percentages beneden als boven de 10% kunnen worden afgesproken. In het RR2020, het ruimtelijk plan voor de regio Rotterdam, staat deze vuistregel ook beschreven.
31
Als nuancering wordt hier genoemd dat al naar gelang de stedenbouwkundige en waterhuishoudkundige toestand op de locatie het percentage kan wijzigen. Daarnaast wordt in het RR2020 aangehaakt bij de trits vasthouden - bergen - afvoeren. Om een goede waterkwaliteit te bevorderen dient volgens het RR2020 aangesloten te worden bij een andere trits uit het nationaal beleid, te weten de trits schoonhouden - scheiden zuiveren. In de deelstroomgebiedsvisies is voor Rotterdam de opgave het ontwikkelen van een duurzaam stedelijk waterbeheer. Regionaal beleid De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen de komende tijd willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: - een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico’s op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk. - Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig. - Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de Europese Kaderrichtlijn Water. Er worden voor alle wateren in de stad kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in de komende 5 jaar worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030.
5.2
Samenwerking waterbeheerders
Het Ingenieursbureau van de Gemeente Rotterdam heeft regelmatig contact met het Hoogheemraadschap van Delfland over de planvorming van de Vierhavensstrip in relatie tot de primaire waterkering langs de Hudsonstraat. Inmiddels heeft Delfland 2 keurvergunningen verleend ten behoeve van het middendeel en het realiseren van het dakpark. Daarnaast is er contact geweest met de rioolbeheerder, de afdeling Waterhuishouding van de gemeente Rotterdam. Door Waterhuishouding is al ingestemd met het rioleringsplan Vierhavensstraat en Vierhavensstrip, d.d. 28 februari 2003. Tevens is er contact geweest met Rijkswaterstaat Zuid-Holland. RWS-ZH heeft de criteria voor de watertoets aangegeven. Daarnaast is er overleg geweest over het onderwerp veiligheid tegen overstromen. Het in het kader van de Watertoets afgegeven advies van Rijkswaterstaat Zuid-Holland voor een maaiveldhoogte van NAP +3,80 meter is correct verwoord volgens RWSZH. Met het advies van Gemeentewerken Rotterdam van een uitgiftepeil van NAP +3,75 meter kan RWS-ZH in dit geval instemmen. Duidelijk wordt aangegeven dat de verantwoordelijkheid voor de keuze van het uitgiftepeil, plus het daaraan gekoppelde risico bij overstromingen, berust bij de gemeente.
5.3
Beschrijving huidige situatie
5.3.1 Locatiekenmerken De locatie Vierhavensstrip en -straat is gelegen tussen de fruithavens en de woonwijken Bospolder en Tussendijken. Het projectgebied, groot 11 hectare, wordt begrensd door de Vierhavensstraat en de Hudsonstraat. Parallel aan de Hudsonstraat ligt een primaire waterkering. Het projectgebied ligt buitendijks. Het projectgebied heeft een bedrijfsbestemming. Dat komt tot uiting door de verschillende bedrijven die langs de Vierhavensstraat zijn gevestigd en een 12-tal treinsporen, speciaal voor goederenvervoer. Een luchtfoto van de situatie in 2005 is in bijlage 1 toegevoegd.
32
5.3.2 Kenmerken watersysteem Waterkering Ten noordoosten van het plangebied is een primaire waterkering aanwezig. Deze waterkering is in de legger van het hoogheemraadschap Delfland omschreven als Delflandsedijk. De Delflandsedijk heeft een dijktafelhoogte van NAP + 4,05 meter aan de Marconipleinzijde tot NAP + 4,40 meter ter hoogte van de Hudsonstraat richting het Hudsonplein. De in 2001 gemeten kruinhoogte zit tussen de NAP + 5,00 meter en + 6,00 meter. De primaire waterkering heeft een buitenkruinlijn gelegen op het talud naast de stadsverwarming met aan weerszijden ervan een 30 meter brede kernzone en aan weerszijde van de kernzone weer een 25 meter brede beschermingszone (totaal 110 meter ). Oppervlaktewater In het buitendijkse plangebied zelf is geen oppervlaktewater aanwezig. In de nabijheid van het plangebied liggen 4 havens: de Keilehaven, de Lekhaven, de IJsselhaven en de Koushaven. Het plangebied ligt op ongeveer 80 meter afstand van de havens. De havens en het plangebied worden gescheiden door de Vierhavensstraat en bebouwing. De havens zijn rechtstreeks verbonden aan de Maas, dat maakt Rijkswaterstaat de kwaliteits- en kwantiteitsbeheerder van het oppervlaktewater. Riolering Het projectgebied maakt onderdeel uit van een gemengd rioolstelsel. De riolering is, via de buitendijkse onderbemaling Pelgrimstraat, aangesloten op het hoofdgemaal van Tussendijken (11) vanwaar het rioolwater uiteindelijk naar de rioolwaterzuivering Dokhaven verpompt wordt. Bij hevige regenval zal het overtollige regenwater via diverse riooloverstorten in het oppervlaktewater van het havengebied geloosd worden.
Marconiplein
Primaire waterkering
Vierhavensstraat
Havens
Vierhavenstrip
Overzicht projectgebied
33
5.4
Invloeden van het ruimtelijk plan op het watersysteem
5.4.1 Locatie De Vierhavensstraat zal worden gereconstrueerd. Er komen in tegenstelling tot de huidige situatie een parallelweg en 2 rijstroken die gescheiden worden door een middenberm. In de nieuwe situatie krijgt het plangebied een sterk recreatieve functie in de vorm van een dakpark. Het park zal aangelegd worden op de dakconstructie van de bedrijfsgebouwen en op het voormalige rangeerterrein. De bedrijfsgebouwen krijgen mogelijk de volgende functies: kop van Marconiplein (gebouw steekt boven park uit); kantoor en/of onderwijs, aangevulde met non-profit en detailhandel/horeca; middenstuk; kantoren, detailhandel/horeca; staart van Marconiplein; non-profit en detailhandel. Het verharde oppervlak in het projectgebied zal door het dakpark afnemen van circa 7,0 hectare naar circa 6,6 hectare. 5.4.2 Waterkering De waterkering is het meest relevante onderdeel van het watersysteem in relatie tot het ruimtelijke plan. Het te ontwikkelen gebouw staat voor een klein deel in de kernzone van de waterkering. Het gaat echter alleen om dat deel van het gebouw, dat als overdekte expeditiestraat fungeert. Het deel van het gebouw, waar de bedrijven gehuisvest zijn, valt in zijn geheel buiten de kernzone. De overdekte expeditiestraat is in feite een weg met een overkapping erover: infrastructuur dus. Omdat in de huidige (oude) situatie ook al infrastructuur naast de dijk aanwezig is, in de vorm van een spooremplacement, wordt de situatie daarmee niet wezenlijk anders dan die nu al is. Daarom is het door de gemeente en het Hoogheemraadschap niet als probleem gezien dat de overdekte expeditiestraat voor een klein deel binnen de kernzone van de dijk valt. Het gebouw valt wel binnen de invloedszone van de waterkering. Het is op zich niet wenselijk om binnen een invloedszone van een waterkering te bouwen. Daar staat tegenover dat de ontwikkeling van de Vierhavensstrip zorgt voor een versterking van het omliggende gebied door kwalitatief hoogwaardige bebouwing langs een belangrijke ontsluitingsroute van Rotterdam (Parklane). Het dakpark waarin is voorzien zorgt voor een groen uitloopgebied dat de wijk Bospolder nu mist. Deze positieve gevolgen van de ontwikkeling wegen voor de gemeente zwaarder dan de onwenselijkheid van het bouwen binnen de invloedszone van de waterkering. De belangrijkste voorwaarde daarbij is natuurlijk dat de veiligheid van de waterkering niet in gevaar komt, zoals hieronder blijkt wordt aan deze voorwaarde voldaan. Het Ingenieursbureau van de Gemeente Rotterdam heeft regelmatig contact met het Hoogheemraadschap van Delfland over de planvorming van de Vierhavensstrip in relatie tot de primaire waterkering langs de Hudsonstraat. Als beheerder van de primaire waterkering, is het Hoogheemraadschap van Delfland verantwoordelijk voor de veiligheid en de duurzaamheid van de waterkering en moet het Hoogheemraadschap vergunning verlenen voor de werkzaamheden binnen de kernzone en de invloedszone van de waterkering. In de vergunning wordt het ontwerp getoetst aan de gestelde voorwaarden van een primaire waterkering. Op basis van de informatie-uitwisseling zijn onder andere de volgende afspraken gemaakt: § De nieuwe inrichting, zoals de hellingbanen, mag niet in het beoordelingsprofiel van de waterkering snijden. § Er wordt een extra hoogte gecreëerd op de waterkering voor de fundering van een pad. § Over de waterkering moet een zichtbare verharding van 2,5 meter breedte lopen om de waterkering te beheren en te inspecteren. § De steenbekleding en de ondergrond van de waterkering moet inspecteerbaar zijn. § In de strook boven de waterkering worden beperkingen gesteld ten aanzien van de diepte van de wortelgroei. § Binnen de kernzone worden beperkingen gesteld aan funderingen. § Boven de kernzone mag het kopgebouw uitkragen. 34
Inmiddels heeft Delfland 2 keurvergunningen verleend ten behoeve van het middendeel en het realiseren van het dakpark.
Dwarsdoorsnede van bouwplan
5.4.3 Oppervlaktewater Door de afname van het verhard oppervlak en de berging van 60 mm in het dakpark, zal minder water afgevoerd worden naar de riolering in de Vierhavensstraat. Hierdoor zal minder rioolwater via de overstorten geloosd worden op de Maas. Een kleiner overstortvolume is positief voor de oppervlaktewaterkwaliteit. Vanwege de buitendijkse projectlocatie is er geen watercompenserende eis van de waterbeheerder RWS gesteld. 5.4.4 Riolering Gestreefd wordt om van de waterhuishouding in het park een zelfregulerend systeem te maken. Daarvoor is een berging van 60 mm gewenst. De berging zal worden gevormd door de substraatdikte op het dakpark en door bergingsreservoirs van 40 m³ voor de semi-automatische beregeningsinstallatie. De uiteindelijke hemelwaterafvoer vanuit het park zal dan ook beperkt zijn. Voor de afvoer naar het riool worden 2 leidingen aangelegd met een diameter van Ø 250 mm. Afkoppelen van de hoofdrijbanen en de parallelweg, langs de Vierhavensstraat, is geen optie vanwege de hoge verkeersintensiteit en de moeilijke bereikbaarheid van het dichtstbijzijnde oppervlaktewater (de havens). Daarbij zou het riool over particulier gebied gelegd moeten worden, wat in principe door de rioolbeheerder als zeer ongewenst beschouwd wordt. 5.4.5. Veiligheid tegen overstromingen Door de buitendijkse ligging wordt de locatie niet beschermd door een waterkering. Rijkswaterstaat geeft bij buitendijkse ontwikkelingen een advieshoogte af, waarbij de kans op overstroming minimaal is. Het advies van Rijkswaterstaat is gegeven in december 2004. De advieshoogte is als volgt berekend: Toetspeil Nieuwe Maas (Hydraulische Randvoorwaarden 2001) toeslag zeespiegelstijging (0,35 x 1,20 m = 0,42 m = <0,50 m)
NAP +3,40m 0,50m + NAP +3,80m
De uitgangspunten hierbij zijn: - levensduur: 200 jaar - zeespiegelstijging 0,6 m per 100 jaar - doordringingpercentage 35%, minimale toeslag 0,50 m 35
-
het toetspeil heeft een herhalingstijd van 1:10.000 jaar
De advieshoogtes hebben betrekking op de ligging van het maaiveld. Het is te adviseren dat voor het vloerpeil van gebouwen een wat grotere hoogte wordt aangehouden (NAP +3,90 meter). Vanuit Gemeentewerken Rotterdam is gekeken naar de veiligheid bij een nietwoonbestemming. Vanwege de geringere gevoeligheid van de bestemming heeft de gemeente Rotterdam gekozen om een uitgiftepeil van NAP + 3,75 meter te kiezen. Volgens deze benadering is de kans dat op de locatie (aan het eind van de zichtperiode, over 200 jaar) water op maaiveld komt iets groter dan 1:10.000 jaar maar kleiner dan 1:4.000 jaar. Hierbij zal er maximaal 5 cm water op het maaiveld komen te staan, de eventuele schade is hierdoor zeer beperkt. Geconcludeerd kan hiermee worden dat zowel de kans op overstroming (kleiner dan 1:4000 jaar) als het gevolg (<0,05 meter) zeer beperkt zijn. Het overstromingsrisico is daarmee zowel op financieel als humaan vlak verwaarloosbaar. In februari 2008 is het overstromingsrisico beoordeeld op basis van de nieuwste hydraulische randvoorwaarden (RWS 2007, www.waternormalen.nl). Het uitgiftepeil van NAP +3,75 meter heeft over 200 jaar een kans op overstroming van 1:100 jaar. De kans van voorkomen is met de nieuwe hydraulische voorwaarden toegenomen ten opzichte van het advies van 2004. Het gevolg is een laag water van maximaal 0,3 meter op maaiveld met een kans van 1:10.000 jaar. De economische schade zal bij deze waterdiepte nog beperkt zijn. Ook de kans op slachtoffers door verdrinking is bij deze waterdiepte nog nihil. Het overstromingsrisico is hiermee nog aanvaardbaar. Hierbij wordt opgemerkt dat de risico’s tevens afhankelijk zijn van de snelheid waarmee het waterpeil zal stijgen. In het buitendijks gebied is hoog water ruim van te voren te voorspellen. Als hoge waterstanden worden verwacht kunnen daarmee tijdig maatregelen worden genomen.
36
6
Milieu
6.1
Beleid
Rotterdam is een compacte stad. Compact bouwen biedt aan de ene kant grote voordelen voor milieu en duurzaamheid op een hoger schaalniveau (minder mobiliteit, minder aantasting van natuurlijk en landelijk gebied). Aan de andere kant kan door compact bouwen de milieubelasting in de stad toenemen; dit wordt de paradox van de compacte stad genoemd. Rotterdam moet bovenal een leefbare stad zijn. Een woonomgeving met weinig milieuhinder is één van de aspecten die de leefbaarheid bepalen naast bijvoorbeeld bereikbaarheid en sociale veiligheid. Het milieubeleid in Rotterdam is erop gericht om ondanks de verdichting en intensivering van de stad toch de milieubelasting terug te dringen. De hoofdlijnen van het Rotterdamse milieubeleid zijn vastgelegd in het Rotterdams Milieuperspectief 2002 – 2007. Dit derde Rotterdamse Milieubeleidsplan (RMP3) ligt in het verlengde van het in 1995 vastgestelde RMP2. De nadruk ligt nu echter meer op de methodes en instrumenten om de geformuleerde beleidsdoelstellingen te bereiken. Om die redenen is de RMP3 gekoppeld aan het Uitvoeringsprogramma Milieu Rotterdam. De collegeprioriteiten zijn daarbij vertaald naar een zevental Speerpunten Milieu, te weten: 1. beperking van eventueel ongemak dat bedrijven ondervinden van milieuregelgeving; 2. richten van overheidsinspanningen op het gebied van leefbaarheid op wijkniveau; 3. veiligstellen van ruimte voor stedelijke ontwikkeling in combinatie met verantwoorde leefkwaliteit; 4. waarborgen van het veiligheidsniveau in de stad en de haven door met een consequente vergunningvergeving en handhaving het bedrijvenbestand bij te houden; 5. het aantrekken en inzetten van rijksmiddelen voor bodemsanering, gericht op maximale voortgang van stedelijke bouwplannen; 6. veiligstellen van de commerciële waarden van de grond (uitgeefbaarheid) van het verzelfstandigd Havenbedrijf op lange termijn; 7. de eerstvolgende rapportage luchtkwaliteit wordt van een strategie voorzien, waarbij realistische normen worden gecombineerd met realistische maatregelen. In maart 2001 is het Ruimtelijk Plan Rotterdam 2010 (het structuurplan voor de gemeente Rotterdam) vastgesteld. In het RPR 2010 worden met betrekking tot milieu en gezondheid aandachtsgebieden en kwaliteitsgebieden aangegeven. In de aandachtsgebieden is de milieubelasting zo hoog dat de kans op gezondheidsklachten van de bevolking niet acceptabel is. Kwaliteitsgebieden zijn gebieden waar de milieukwaliteit met betrekking tot geluid, luchtverontreiniging en externe veiligheid juist uitzonderlijk goed is. Deze gebieden zijn in Rotterdam zelf nauwelijks aanwezig. De in het RPR 2010 gestelde ambitie is om de kwaliteitsgebieden te handhaven en uit te breiden en om de aandachtsgebieden in aantal en omvang te verminderen.
6.2
Geluid
Geluidshinder kan worden veroorzaakt door verschillende activiteiten. In de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer zijn geluidsnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. Deze normen geven aan wat als maximaal acceptabele geluidbelasting wordt gezien bij geluidsgevoelige functies zoals woningen. Bij het bepalen van de maximaal toegestane geluidsbelasting is een onderscheid gemaakt tussen bestaande situatie en nieuw te bouwen geluidsgevoelige functies of nieuwe geluidhinder veroorzakende functies. 6.2.1 Wegverkeerslawaai Het project Vierhavensstrip bestaat uit de bouw van bedrijfspanden tussen de Vierhavensstraat en de Hudsonstraat met aan de kop en de staart de mogelijkheid om geluidsgevoelige functies te realiseren. 37
En daarnaast uit een verbreding van de Vierhavensstraat, deze weg zal worden verbreed van 2x1 naar 2x2 rijstroken. De geluidbelastingen, die na de verbreding van de weg op de gevels van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in het bestemmingsplan en de bestaande geluidsgevoelige bestemmingen buiten het plangebied zullen optreden zijn berekend en getoetst aan de normen voor bestaande en nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen in de Wet geluidhinder. Daarbij gaat het ten aanzien van de bestaande woningen in de omgeving om de vraag of de verbreding van de Vierhavensstraat een reconstructie van de weg is zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. De inhoud van de paragraaf wegverkeerslawaai is afkomstig uit het “Akoestisch onderzoek reconstructie Vierhavensstraat (17 februari 2005)” dat als bijlage bij dit bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Reconstructie van de Vierhavensstraat In het kader van de Wet geluidhinder is er sprake van een reconstructie van een weg, als er één of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg plaatsvinden waardoor de geluidbelasting op gevels van nabij gelegen geluidsgevoelige bestemmingen toeneemt met tenminste 2 dB(A) ten gevolge van het verkeer op die weg. Deze toename geldt ten opzichte van de referentiewaarde, wat overeenkomt met de laagste waarde van de heersende waarde of een eerder vastgestelde waarde. De waarde van 2 dB(A) is de afgeronde waard. Dit betekent in de praktijk dat bij een toename van 1,5 dB(A) of meer sprake is van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. Wanneer op basis van akoestisch onderzoek is vastgesteld, dat volgens de Wgh sprake is van een reconstructie van een weg, moet de Wgh worden toegepast. Bij reconstructie gelden voor de geluidbelasting de grenswaarden zoals in de onderstaande tabel is aangegeven. Indien niet aan de voorkeurswaarde kan worden voldaan, kunnen Gedeputeerde Staten conform artikel 83 van de Wgh een hogere waarde vaststellen tot maximale grenswaarde. Grenswaarden bij reconstructie van een weg (conform Wgh) situatie woning voorkeursgrenswaarde maximale grenswaarde de voor de reconstructie maximaal 5 dB(A) hoger dan de aanwezig zonder heersende geluidbelasting geluidbelasting voor reconstructie hogere waarde en maar ten hoogste 70 dB(A) actuele geluidbelasting > 55 dB(A) maximaal 5 dB(A) hoger dan de aanwezig met hogere de laagste waarde van geluidbelasting voor reconstructie heersende of eerder waarde of actuele geluidbelasting < 55 vastgestelde geluidbelasting maar ten hoogste 65 dB(A) in dB(A) binnenstedelijk gebied De woningen aan de Hudsonstraat en aan de Pelgrimsstraat zijn onderzocht. Aan een gedeelte van de Hudsonstraat zal vervangende nieuwbouw plaatsvinden. Hiervoor is reeds een bestemmingsplanprocedure gevolgd. In het akoestisch onderzoek is rekening gehouden met deze nieuwe woningen. Voor de woningen aan de Pelgrimsstraat is in 1984 een hogere waarde verleend. Deze hogere waarde bedraagt 65 dB(A). De berekeningen tonen aan dat door de veranderingen aan de Vierhavensstraat op een beperkt aantal woningen aan de Pelgrimsstraat sprake is van een toename van de geluidsbelasting groter dan 1,5 dB(A). De toename is niet hoger dan 5 dB(A, waardoor de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden. Voor alle woningen aan de Hudsonstraat en de overige woningen aan de Pelgrimsstraat geldt dat door de veranderingen aan de Vierhavensstraat de geluidsbelasting afneemt of toeneemt met minder dan 1,5 dB(A). Er is onderzocht of met akoestische maatregelen de toename van de geluidbelasting op de gevels van de betreffende woningen aan de Pelgrimsstraat gereduceerd kan worden tot minder dan 1,5 dB(A). Dit blijkt mogelijk te zijn. Over een afstand van circa 200 meter zal de Vierhavensstraat worden aangelegd met een geluidsreducerend wegdek. Hierdoor wordt de toename van de geluidsbelasting beperkt tot maximaal 1 dB(A). 38
Dit betekent dat de verandering van de Vierhavensstraat géén reconstructie is zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Nieuwe geluidsgevoelige functies in het bestemmingsplan In de bestemmingen “Gemengde doeleinden I” en “GD III” (de kop en de staart) zijn maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Hierbij wordt in de kop in eerste instantie gedacht aan een school. Scholen zijn geluidsgevoelige bestemmingen in het kader van de Wet geluidhinder. In stedelijk gebied bedraagt de voorkeursgrenswaarden van de nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen 50 dB(A). Wordt deze waarde overschreden, dan kan bij Gedeputeerde Staten een hogere waarde aangevraagd worden, waarbij de geluidbelasting ten hoogste 65 dB(A) mag bedragen. Uit de resultaten van het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt overschreden op alle immissiepunten van de nieuwbouw aan de kop en de staart van de Vierhavensstrip. De hoogste berekende waarde op de gevel van het kopgebouw is 63 dB(A), bij de staart is dit 65 dB(A). Dit betekent dat op beiden locaties wordt voldaan aan de maximaal toelaatbare waarde van 65 dB(A). 6.2.2 Industrielawaai Aan de Vierhavensstraat te Rotterdam is in het kopgebouw nabij het Marconiplein een schoolgebouw van 70 meter hoog voorzien, de bestemming staat maatschappelijke voorzieningen toe. In de staart (nabij het Hudsonplein) wordt eveneens de realisatie van geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. De plannen maken onderdeel uit van een gehele revisering van de Vierhavensstraat waarbij het bestaande rangeerterrein en de bedrijfspanden plaats zullen maken voor nieuw te bouwen bedrijfspanden, een dakpark en de mogelijkheid voor de realisatie van maatschappelijke voorzieningen . Het bouwplan bevindt zich thans geheel binnen het gezoneerde industrieterrein HavensNoordwest (hierbij behoort ook Oost-Frankenland te Schiedam). Formeel mogen er op een gezoneerd industrieterrein geen geluidsgevoelige gebouwen worden geplaatst. Daarom wordt tegelijk met de vaststelling van dit bestemmingsplan het besluit genomen om de grens van het gezoneerde industrieterrein aan te passen waardoor deze op de plangrens ten westen van de Vierhavensstraat komt te liggen. Inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder zijn in de voorschriften van dit bestemmingsplan expliciet uitgesloten. Het plangebied ligt helemaal binnen de 50 dB(A)-toetsingszone van het industrieterrein HavensNoordwest/Oost-Frankenland. Bij nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen deze toetsingszone (waarvan in dit bestemmingsplan sprake is) dient onderzoek gedaan te worden naar de geluidsbelasting van het industrielawaai. Het bestemmingsplan is eveneens geheel gelegen binnen de 50 dB(A)-toetsingszone van het gezoneerde industrieterrein WaalEemhaven. De DCMR Milieudienst Rijnmond heeft in januari 2005 de geluidsbelasting van het industrielawaai berekent op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen. De resultaten van deze berekeningen zijn vastgelegd in het rapport “Geluidsbelasting nieuwbouwplan Vierhavensstraat” (kenmerk 20200018) dat als bijlage bij dit bestemmingsplan ter inzage is gelegd. Grenswaarden In de Wet geluidhinder is bepaald dat, behoudens in nader omschreven gevallen, de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting op geluidsgevoelige bestemmingen vanwege een gezoneerd industrieterrein 50 dB(A) bedraagt (deze waarde wordt ook wel de voorkeursgrenswaarde genoemd). Gedeputeerde Staten (hierna te noemen GS) mogen, op verzoek van de gemeente, in bepaalde gevallen hogere waarden toestaan dan 50 dB(A). De maximale door GS vast te stellen hogere waarde, de gronden waarop ontheffing van de voorkeurswaarde kan worden verleend, alsmede de te volgen procedure, zijn geregeld in het “Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen” (d.d. 24 juli 1982, Stb. 465, laatstelijk gewijzigd bij besluit d.d. 20 maart 1995, Stb. 163). 39
Indien wordt voldaan aan de gestelde eisen in het hierboven genoemde besluit, kunnen GS een hogere waarde vaststellen dan 50 dB(A), tot maximaal 60 dB(A) voor onderwijsgebouwen. Indien GS een hogere grenswaarde als toelaatbaar aanmerken, dient de gemeente er zorg voor te dragen dat de geluidsbelasting binnen de geluidsgevoelige bestemmingen aan een bepaalde waarde voldoet. Deze binnenwaarden worden geregeld in de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en het Bouwbesluit. Waal-Eemhaven Op 22 december 1997 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het industrieterrein Waal-Eemhaven het saneringsprogramma vastgesteld. Op basis van de bij het saneringsprogramma behorende geluidscontourkaart voor het industrieterrein Waal-Eemhaven bedraagt de hoogste berekende geluidsbelasting ter plaatse van het staartgebouw 61 dB(A) en ter plaatse van het kopgebouw nabij het Marconiplein 55 dB(A). Havens-Noordwest Op 20 april 1998 is door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor het industrieterrein Havens-Noordwest het saneringsprogramma vastgesteld en zijn de ten hoogst toelaatbare waarden van de geluidsbelasting vastgesteld. Met behulp van het rekenmodel dat ten grondslag ligt aan deze waarden, is de geluidsbelasting op de nieuwbouwlocaties berekend. Aangezien deze nieuwbouwlocaties op de plek van een van de meest dominante geluidsbronnen (het rangeerterrein) liggen is het model aangepast aan de nu geplande situatie. De geluidsbronnen op deze locatie zijn uit het rekenmodel verwijderd. Er kan echter formeel geen geluidsruimte worden afgenomen van een gezoneerde industrieterrein. Dit betekent dat de “geluidswinst” door het wegvallen van het rangeerterrein ten goede komt aan de overige bedrijven op het industrieterrein. De geluidsbelasting op gebouwen nabij het industrieterrein kan daarom aanzienlijk toenemen. Deze redenering volgend is een geluidsbelasting op het kopgebouw bij het Marconiplein berekend van 67 dB(A) en is op het staartgebouw (de bestemming “GD III”) een geluidbelasting van 57 dB(A) berekend. Conclusie De geluidsbelasting van het wegverkeerslawaai voldoet op beiden locatie waar geluidsgevoelige bestemmingen zijn toegestaan aan de grenswaarde van 65 dB(A) waarvoor maximaal ontheffing kan worden verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie. Bij industrielawaai kunnen GS een hogere waarde vaststellen dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A), tot maximaal 60 dB(A) voor onderwijsgebouwen. De geluidsbelasting van het industrieterrein Waal-Eemhaven op de gevel van het staartgebouw is met 61 dB(A) hoger dan de waarde van 60 dB(A) die maximaal als hogere waarde kan worden vastgesteld. Het kopgebouw zit hier wel onder. Bij de geluidsbelasting afkomstig van het industrieterrein HavensNoordwest is het andersom. Hierbij is de geluidsbelasting op de gevel van het kopgebouw hoger dan de maximaal te verlenen hogere waarde. Dit betekent dat voor zowel het kopgebouw als het staartgebouw géén procedure voor het vaststellen van een hogere grenswaarde kan worden gevoerd. Er kunnen op deze locaties alleen geluidsgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd als wordt gewerkt met een zg. “dove gevel”. Omdat dit bestemmingsplan geluidsgevoelige bestemmingen mogelijk maakt in het kopgebouw en het staartgebouw is in de voorschriften vastgelegd dat deze alleen kunnen worden gerealiseerd indien een dove gevel wordt toegepast.
6.3
Luchtkwaliteit
De normen voor luchtkwaliteit zijn gegeven in het Besluit luchtkwaliteit 2005. Het Besluit geeft normen voor de buitenlucht, maar die normen gelden niet voor de werkplek. Daar geldt de wetgeving op het gebied van de arbeidsbescherming. Uit artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit volgt dat de gemeenteraad bij het vaststellen van een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit de grenswaarden voor luchtkwaliteit in acht moet nemen. Dat betekent dat er ten behoeve van het bestemmingsplan een onderzoek naar de luchtkwaliteit moet worden uitgevoerd. 40
In het Besluit luchtkwaliteit zijn voor een aantal stoffen grenswaarden aangegeven, uitgedrukt in het aantal microgrammen van de betrokken stof per m3 buitenlucht. De concentraties van zwaveldioxide, koolmonoxide, benzeen en lood liggen in Rotterdam en omgeving ruim onder de grenswaarden. Voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof geldt dat de gemiddelde concentraties per jaar niet boven de 40 μg/m³ mag uitkomen. De grenswaarden voor NO2 en fijn stof worden nu nog op veel plaatsen in Nederland overschreden, maar door technische ontwikkelingen zal de situatie verbeteren. De grenswaarde voor fijn stof moet in 2005 zijn bereikt, die voor NO2 in 2010. Voor fijn stof wordt naast het jaargemiddelde ook gekeken naar het aantal dagen met een hoge concentratie. De daggemiddelde concentratie mag maximaal 35 keer per jaar hoger zijn dan 50 μg/m³. Om het luchtkwaliteitsprobleem op te lossen, zullen de plannen uit het Nationaal Luchtkwaliteitplan uitgevoerd moeten worden. Naast dit plan worden voor Rotterdam verschillende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren beschreven in de “Uitwerking van het Plan van Aanpak knelpunten Rotterdam”. Plangebied Er is onderzoek gedaan naar de vraag of het bestemmingsplan “Vierhavensstraat en omgeving” voldoet aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. De luchtkwaliteitsberekening is uitgevoerd met het rekenmodel CAR-II versie 5.0. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport “Analyse luchtkwaliteit van het bestemmingsplan Vierhavensstraat”, opgesteld door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (d.d. 22 mei 2006, projectcode KKZ17). Dit onderzoek ligt als losse bijlage bij het bestemmingsplan ter inzage. Hieronder zijn de resultaten van dit onderzoek samengevat en is daaraan een conclusie verbonden. Vergelijking met de grenswaarden Huidige situatie In de huidige situatie (2006) wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 concentratie overschreden langs alle wegvakken van de Vierhavensstraat. Ook het aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof (PM10) wordt op jaarbasis overschreden. Belangrijke oorzaak is de hoge achtergrondwaarde voor deze stoffen in het gebied. De jaargemiddelde fijn stof concentraties voldoen aan de grenswaarde. Situatie in 2010 De grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 concentratie wordt overschreden. Het plan levert geen bijdrage aan deze autonome overschrijdingen. Ook het aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof wordt op jaarbasis overschreden. Belangrijke oorzaak is de hoge achtergrondwaarde voor deze stoffen in het gebied. Het plan levert geen bijdrage aan deze autonome overschrijdingen. De jaargemiddelde fijn stof concentraties voldoen aan de grenswaarde. Situatie in 2015 De grenswaarde voor de jaargemiddelde NO2 concentratie wordt voor de verschillende wegvakken voor enkele afstanden ten opzichte van de as van de weg overschreden. Het plan levert geen bijdrage aan deze autonome overschrijdingen. Het aantal overschrijdingen van de grenswaarde voor het 24-uurgemiddelde van fijn stof wordt op jaarbasis niet overschreden. Het plan levert geen bijdrage aan de autonome ontwikkeling. De jaargemiddelde fijn stof concentraties voldoen aan de grenswaarde. Het plan levert geen bijdrage aan de autonome ontwikkeling. Conclusie In het Besluit luchtkwaliteit 2005 is het accent komen te liggen op de bijdrage van een ruimtelijke ontwikkeling aan de luchtvervuiling. Als het plan geen bijdrage levert aan de luchtvervuiling of als deze bijdrage kan worden gesaldeerd door maatregelen te treffen die minder vervuiling tot gevolg hebben dan kan ook worden ontwikkeld op locaties waar de grenswaarden worden overschreden. 41
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat het bestemmingsplan Vierhavensstraat e.o. niet bijdraagt aan de luchtvervuiling. De reden hiervoor is dat het effect van de verkeersgroei als gevolg van de nieuwbouw die het bestemmingsplan mogelijk maakt wordt gecompenseerd door lagere emissies als gevolg van de verbeterde verkeersdoorstroming vanwege de reconstructie van de Vierhavensstraat waar het bestemmingsplan eveneens in voorziet. Het onderzoek laat zelfs een positieve bijdrage aan de luchtkwaliteit zien na planrealisatie. Ten opzichte van een autonome ontwikkeling neemt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof op bepaalde punten met 1 μg/m³ af. Het aantal overschrijdingen van de norm voor het 24uurgemiddelde van fijn stof neemt op bepaalde punten met 1 dag af. Het bestemmingsplan voldoet derhalve aan het Besluit luchtkwaliteit 2005. Hoewel het wettelijk is toegestaan om in het bestemmingsplan Vierhavensstraat e.o. gevoelige bestemmingen te realiseren in een gebied waar in 2010 de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt overschreden is het niet acceptabel om dit te doen zonder maatregelen te treffen voor een goede luchtkwaliteit in de gebouwen. Om voor een goede luchtkwaliteit in het kopgebouw en het staartgebouw te zorgen zullen maatregelen op het gebied van luchtventilatie nodig zijn. De ingang van het kopgebouw komt niet aan de Vierhavensstraat te liggen, maar aan de andere kant waar de luchtkwaliteit beter is.
6.4
Bodem
In de periode juli 1998 tot november 2004 zijn aan de Vierhavensstraat en de Pelgrimsraat drie bodemonderzoeken uitgevoerd. Het betreft de onderzoeken “Verkennend bodemonderzoek Vierhavensstraat te Rotterdam”, het “Verkennend en nader onderzoek openbaar gebied Vierhavensstraat /Pelgrimstraat te Rotterdam” en het “Verkennend en nader onderzoek bedrijven Vierhavensstraat/ Pelgrimstraat te Rotterdam”. De basis voor deze onderzoeken vormt het historisch onderzoek. Naast de gegevens uit de genoemde onderzoeken is gebruik gemaakt van data uit het Rotterdams Bodeminformatiesysteem (ROBIS) teneinde voldoende inzicht te verkrijgen in verontreinigingen gerelateerd aan ophooglagen. De resultaten van de onderzoeken wijzen uit dat sprake is van vijf gevallen van ernstige bodemverontreiniging. Het gaat om de volgende gevallen: Kabelolie. Minerale olie en VAK (vluchtige aromatische koolwaterstoffen) Vierhavensstraat 81-83. Minerale olie naast Vierhavensstraat 19. VAK en minerale olie Marconstraat 4.; Diffuse verontreiniging zware metalen/PAK (polycyclische aromatische koolwaterstoffen). De kabelolie bevindt zich langs het tracè van 150 kV leiding ter plaatse van de Vierhavensstraat / Pelgrimstraat. De gevalsomvang is geschat op 3.565 m³ voor grond en 2.550 m³ bodemvolume met sterk verontreinigd grondwater. De verontreiniging is gerelateerd aan een oliegekoelde 150 kV kabel welke zich uitstrekt de gehele lengte van de Vierhavensstraat en de Pelgrimstaat. De omvang van de verontreinigingen met minerale olie en VAK ter hoogte van de Vierhavensstraat 81-83 is geschat op 750 m³ grond en 1680 m³ bodemvolume met sterk verontreinigd grondwater. De verontreinigingen worden deels gerelateerd aan het benzinestation aan de Vierhavensstraat 83 en deels aan de 150 kV kabel. De omvang van het geval naast de Vierhavensstraat 19 wordt geschat op 1500 m³ grond en 1.400 m³ bodemvolume met sterk verontreinigd grondwater. De verontreiniging is gerelateerd aan de voormalige draaischijf van de NS. De verontreiniging onder de openbare weg ter hoogte van de Marconistraat 4 maakt deel uit van een verontreiniging waarvan de omvang is bepaald in voorgaand bodemonderzoek. De verontreiniging is beschikt onder nummer TC 01-51-11. In de beschikking is de omvang van het geval bepaald op 1000 m³ grond en 2000 m³ bodemvolume met sterk verontreinigd grondwater. De omvang van het geval van diffuse verontreiniging met zware metalen en PAK binnen de locatiegrenzen is geschat op 11.900 m³ grond.
42
In de beschikking over het geval van ernstige bodemverontreiniging met VAK en minerale olie aan de Pelgrimstraat 7-9 (TC 04-49-08) is bepaald dat verder onderzoek noodzakelijk is om de omvang van de verontreiniging nader te bepalen. Voorts is aanvullend onderzoek noodzakelijk naar aanleiding van een verhoogd EOX-gehalte (halogene verbindingen). Het grondwater dient aanvullend te worden onderzocht op de aanwezigheid van MTBE (een loodvervanger in benzine). De bovenstaande gevallen van bodemverontreiniging (uitgezonderd een eventuele MTBE verontreiniging aan de Pelgrimstraat 7-9) zijn geheel of grotendeels veroorzaakt voor 1 januari 1987 zodat sprake is van historische verontreinigingen. Voor de gevallen van verontreiniging met betrekking tot de kabelolie, minerale olie en VAK Vierhavensstraat 81-83, minerale olie naast Vierhavensstraat 19, en de diffuse verontreiniging met zware metalen/PAK zijn SUS-toetsingen uitgevoerd ter beoordeling van risico’s. De bevindingen van de SUS-toetsingen wijst in geen van deze gevallen op actuele risico’s. Derhalve bestaat voor geen van deze gevallen noodzaak een saneringstijdstip vast te stellen. In beschikking TC 04-49-08, ten aanzien van de verontreinigingen aan de Pelgrimstraat 7-9, is het saneringstijdstip gesteld op een termijn 4 jaar na afgifte van de beschikking (afgiftedatum: 15 december 2004). Indien uit verder bodemonderzoek blijkt dat verontreinigingen met MTBE aanwezig zijn betreft dit een nieuw geval van bodemverontreiniging. Conform beschikking TC 01-51-11 bestaat voor de verontreinigingen aan de Marconistraat 4 geen saneringsurgentie. Uit het verkennend asbestonderzoek blijkt dat voor de gehele onderzoekslocatie (met uitzondering van Vierhavensstraat 123) geen overschrijdingen van de I-waarde voor asbest zijn gemeten. De ernst en omvang van de asbestverontreiniging aan de Vierhavenstraat 123 zullen in een nader onderzoek moeten worden bepaald. De ernst en omvang van in de verontreinigingen binnen de locatiegrenzen van het bodemonderzoek uit de bijlagen van deze rapportage zijn in voldoende mate bepaald. Verder onderzoek naar deze gevallen wordt niet noodzakelijk geacht. Ter plaatse van de Vierhavensstraat 75 t/m 81, 119 en 135-137 is geen bodemonderzoek uitgevoerd omdat geen toestemming is verleend voor het uitvoeren van veldwerk. Ter plaatse van de Vierhavensstraat 105 is geen onderzoek verricht door de aanwezigheid van een fundering met onderliggende kelder. Om te kunnen beoordelen of de locatie geschikt is voor het toekomstig gebruik dient op deze adressen verkennend onderzoek te verricht na sloop van de bebouwing en/of fundering. Om de locatie geschikt te maken voor het toekomstig gebruik is, naast het nog uit te voeren verkennend bodemonderzoek, een nader asbestonderzoek aan de Vierhavensstraat 123 noodzakelijk. Voorts zijn sanerende maatregelen noodzakelijk naar aanleiding van de gevallen van bodemverontreiniging die reeds zijn aangetroffen. In het grondwater zijn plaatselijk sterke verontreinigingen met zink en arseen gemeten. Omdat in de grond rond de grondwaterstand ter plaatse of nabij de voornoemde peilbuizen geen verontreiniging met arseen of zink is aangetoond zijn conform het gezamenlijk bodemsaneringsbeleid geen sanerende maatregelen noodzakelijk bij herinrichting van de locatie.
6.5
Externe veiligheid
Binnen het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico zegt iets over de theoretische kans op overlijden op een bepaalde plaats voor een persoon die een jaar lang op die plaats zou staan. Hiervoor geldt -6 dat een kans groter dan 1 op de miljoen per jaar (10 /jaar) als onacceptabel wordt geacht. De norm voor het plaatsgebonden risico is bij kwetsbare objecten een grenswaarde die niet mag worden overschreden. -6
Bij beperkt kwetsbare objecten is de 10 /jaar-norm een richtwaarde die alleen mag worden overschreden als daar gewichtige redenen voor zijn. Het is aan het lokale bevoegd gezag (de gemeente) om een invulling te geven aan het begrip “gewichtige reden”. Hierbij kan worden gedacht aan het toestaan van een extensief gebruikt terrein, zoals een sportveld, binnen de 10 6 -plaatsgebonden risicocontour. 43
Ook kan worden gedacht aan het opvullen van een open plek in bestaand stedelijk gebied. In artikel 1 van de voorschriften is aangegeven wat kwetsbare objecten en wat beperkt kwetsbare objecten zijn. In tegenstelling tot het plaatsgebonden risico, dat in één getal kan worden uitgedrukt, wordt het groepsrisico door een (grafiek)lijn weergegeven. Naarmate de groep mogelijke slachtoffers groter wordt, moet de kans op zo’n ongeval kleiner zijn. Bij stationaire bronnen ligt de lijn op 105 /jaar voor tien slachtoffers en 10-7/jaar voor 100 slachtoffers. Voor de transportmodaliteiten weg, rail, water en buisleiding ligt de lijn op 10-4/jaar voor 10 slachtoffers en 10-6/jaar voor 100 slachtoffers. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. Dit houdt in dat bij de beoordeling van het groepsrisico het lokaal en regionaal bevoegd gezag de mogelijkheid geboden wordt om gemotiveerd van de oriënterende waarde af te wijken. Een afwijking moet in een openbare en goed inzichtelijke belangenafweging door het bevoegd gezag worden gemotiveerd. Plangebied Er zijn drie externe-veiligheidsaspecten die relevant zijn voor het bestemmingsplan “Vierhavensstraat”, dit zijn: het vervoer van LPG over de Vierhavensstraat naar de tankstations aan de van Helmontstraat en aan de ’s-Gravendijkwal; een LPG-tankstation aan de Van Helmontstraat; het transport van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas. Het transport van gevaarlijke stoffen over het water en het LPG-tankstation spelen geen rol bij dit bestemmingsplan maar zijn vanwege de nabijheid besproken. Andere externeveiligheidsaspecten zoals aardgastransportleidingen zijn bij het bestemmingsplan Vierhavensstraat niet aan de orde. In het bestemmingsplan liggen verschillende aardgastransportleidingen (zie paragraaf 4.6). De enige aardgastransportleiding in het plangebied (van de NGU) de op basis van de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” een externe veiligheidszonering heeft is echter al een aantal jaren buiten gebruik en zal bij de reconstructie van de Vierhavensstraat uit de grond worden gehaald. Transport van gevaarlijke stoffen over het water De provincie Zuid-Holland heeft op 7 januari 2003 het beleidskader “Gedifferentieerde veiligheidszonering oevers Nieuwe Waterweg en de Nieuw Maas” vastgesteld. Over deze waterwegen vindt transport van gevaarlijke stoffen met zeeschepen en binnenvaartschepen plaats. Om bebouwing langs de oevers te beschermen tegen de risico’s van ongevallen met giftige of brandbare stoffen en om te garanderen dat de oever bereikbaar is voor hulpdiensten dienen veiligheidsafstanden aan te worden gehouden. Indien zeeschepen met gevaarlijke stoffen langs de kade varen dan wel aanmeren moet een zone van 40 meter vanaf de kade vrij gehouden worden van bebouwing. In een zone tussen 40 en 65 meter vanaf de kade mag alleen worden gebouwd als goed gemotiveerd kan worden waarom hier gebouwd moet worden en niet buiten de 65 meter-zone. Voor binnenvaartschepen zijn de veiligheidsafstanden 25 respectievelijk 40 meter. Het bestemmingsplan Vierhavensstraat ligt in de buurt de Nieuwe Maas. Langs het gebied varen zeeschepen en binnenvaartschepen. De bebouwingsafstanden uit het beleidskader liggen op ruime afstand van het plangebied. De ruimtelijke beperkingen tengevolge van het groepsrisico beperken zich tot 200 meter vanaf de oever van de Nieuwe Maas, deze afstand reikt niet tot het plangebied. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Nieuwe Maas is derhalve niet van invloed op het plangebied. LPG-tankstation Aan de Van Helmontstraat, in de buurt van het plangebied, is een tankstation met verkoop van LPG gevestigd. Dit LPG-vulpunt zal worden gesaneerd in verband met externe veiligheid. Het plaatsgebonden risico van het LPG-vulpunt levert ook in de huidige situatie geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan Vierhavensstraat. Het aandachtsgebied voor groepsrisico (150 meter vanaf het vulpunt) ligt over het kopgebouw. 44
Omdat de verkoop van LPG zal zijn gestaakt voordat het kopgebouw in gebruik wordt genomen is dit buiten beschouwing gelaten bij het berekenen van het groepsrisico. Wegtransport van gevaarlijke stoffen Over de Vierhavensstraat vindt transport van LPG plaats naar de tankstations aan de ’s Gravendijkwal. Het bestemmingsplan Vierhavensstraat e.o. moet voldoen aan de norm voor het plaatsgebonden risico. Daarnaast moet het groepsrisico van het LPG-transport in beeld worden gebracht en bij een overschrijding van de oriënterende waarde moet dit worden gemotiveerd. In 2005 is een risicoberekening uitgevoerd met het computerprogramma IPO-RBM. Inmiddels is een meer geavanceerd rekenprogramma beschikbaar, RBMII. Het onderzoek is met dit nieuwe computerprogramma geactualiseerd. De opsteller van het nieuwe rapport is eveneens het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (17 februari 2006). Plaatsgebonden risico Binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico zijn geen nieuwe kwetsbare bestemmingen toegestaan. De 10-6 contour is in deze situatie berekend op 0 meter aan beide zijden van de weg. Deze norm levert dus geen ruimtelijke beperking op voor dit plan. Groepsrisico Het groepsrisico is berekend voor één kilometer weglengte waarbij het nieuwe ruimtelijke plan geheel binnen het berekende wegdeel ligt. Omdat dit plan de Vierhavensstraat volgt over precies één kilometer ligt het gehele plan in de berekening. Uit het onderzoek blijkt dat de oriënterende waarde van het groepsrisico in de huidige situatie niet wordt overschreden. Het groepsrisico bedraagt na planrealisatie 0,65 maal de oriënterende waarde bij 1018 slachtoffers. De oriënterende waarde is een grafieklijn waarop het aantal slachtoffers dat bij een explosie kan overlijden wordt afgezet tegen de kans dat dit gebeurt. Bij 1018 slachtoffers nadert het berekende groepsrisico het dichtst de oriënterende waarde. Het groepsrisico neemt door de ontwikkeling van de Vierhavensstrip toe maar blijft ruimschoots beneden de oriënterende waarde. Conclusie Het bestemmingsplan “Vierhavensstraat en omgeving” voldoet aan de norm voor het plaatsgebonden risico en aan de oriënterende waarde van het groepsrisico. Als op termijn (uiterlijk op 31 augustus 2009) het binnenstedelijk transport van LPG langs deze route wordt gestaakt is er helemaal geen plaatsgebonden risico of groepsrisico meer.
6.6
Flora en Fauna
De Flora- en faunawet (Ffwet) is sinds 1 april 2002 van kracht. De wet regelt de bescherming van in het wild levende planten en dieren in Nederland met het oog op de instandhouding van soorten. Dit betreft soorten die zijn aangemerkt als beschermd op basis van de Flora- en faunawet. Om de instandhouding van de beschermde soorten te waarborgen moeten negatieve effecten op de instandhouding worden voorkomen. Hiertoe zijn in de wet verschillende verbodsbepalingen geformuleerd. Overtreding van een verbodsbepaling is alleen toegestaan met een ontheffing op basis van de Flora- en faunawet (art. 75). Op 10 september 2004 is het ‘Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en enkele andere wijzigingen’ in werking getreden. In dit besluit zijn de volgende drie categorieën opgenomen: ● categorie 1: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet. Er hoeft voor deze activiteiten geen ontheffing te worden aangevraagd;
45
●
●
categorie 2: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als bestendig beheer en onderhoud of bestendig gebruik of ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor de soorten in deze categorie een vrijstelling voor artikel 8 t/m 12 van de Ffwet, mits activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van LNV goedgekeurde gedragscode. Deze gedragscode moet door een sector of ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Is er geen goedgekeurde gedragscode aanwezig, dan dient ontheffing aangevraagd te worden; categorie 3: bij activiteiten die te kwalificeren zijn als ruimtelijke ontwikkelingen, geldt voor soorten in deze categorie geen vrijstelling. Ook niet op basis van een gedragscode. Hiervoor is een ontheffing nodig.
Ontheffingaanvragen op basis van categorie 1 en 2 worden getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (de zogenaamde lichte toets). Ontheffingaanvragen op basis van categorie 3 krijgen te maken met de ‘uitgebreide toets’. Dit houdt in dat wordt getoetst op drie criteria, te weten 1) er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang, 2) er is geen alternatief en 3) doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort. Aan alle criteria moet worden voldaan. Plangebied Ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied zijn twee ecologische onderzoeken gedaan, te weten: IGWR, januari 2003. Quick scan flora- en fauna Vierhavensstraat en -strip; bSR, oktober 2004. Vleermuisonderzoek Vierhavensstraat en -strip. Vleermuizen Uit het vleermuizenonderzoek blijkt dat de Vierhavensstrip en Vierhavensstraat voor vleermuizen een zeer beperkte waarde hebben. Alleen de Gewone dwergvleermuis maakte van het gebied slechts beperkt gebruik om te foerageren. Dit is een zeer algemene voorkomende vleermuis, waarvan er in het plangebied slechts vijf zijn waargenomen. De realisatie van de Vierhavensstrip zal niet leiden tot het verdwijnen van het foerageergebied. Een geschikte foerageerroute bestaande uit een rij platanen langs de Hudsonstraat blijft namelijk behouden. Bovendien wordt in de toekomstige situatie in de middenberm van de Vierhavensstraat, voordat de Vierhavensstrip wordt gerealiseerd een bomenrij aangeplant. Vervolgens worden op het dakpark bomen aangeplant. Al deze maatregelen zullen voor foeragerende vleermuizen een positief effect hebben. Hieruit blijkt dat de gunstige staat van instandhouding van de Gewone Dwergvleermuis niet in het geding is en daarom een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet voor deze soort niet nodig is. De bebouwing dient in verband met het mogelijk aanwezige zijn van winterverblijfplaatsen (hoewel de kans zeer gering is) tussen 15 maart en 15 oktober gesloopt te worden. In deze periode gebruiken mogelijke aanwezige vleermuizen de bebouwing/kelders namelijk niet als winterverblijfplaats. Overige zoogdieren Voorafgaand aan de werkzaamheden dient het gebied te worden onderzocht door een terzake deskundige op het gebied van zoogdieren. De in het gebied aanwezige beschermde dieren dienen te worden verjaagd, of als verjagen niet effectief is, te worden overgezet (met uitzondering van muizen) naar een geschikt biotoop in de nabije omgeving. Werkzaamheden, waarbij holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van zoogdieren worden beschadigd, vernietigd of verstoord, mogen niet worden uitgevoerd in het voortplantingsseizoen (15 maart - 1 augustus) en de overwinteringsperiode (1 november-15 maart) van deze dieren, tenzij van voorafgaand aan de betreffende periode maatregelen zijn getroffen om de betreffende locaties ontoegankelijk te maken voor zoogdieren.
46
Flora In de verharding in de Vierhavensstrip is in 2004 de Brede Wespenorchis aangetroffen. Voor deze soort zal op korte termijn in het kader van de Flora- en Faunawet de zorgplicht gelden. Dit betekent concreet dat op het moment dat de zorgplicht geldt voor deze soort geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd mits zorgvuldig met de soort wordt omgegaan. Daarom zullen de brede wespenorchis(sen) tussen maart en september (als de plant zichtbaar is) onder begeleiding van een deskundige onder vochtige omstandigheden met grond en al verplaatst worden naar een geschikt gebied in de omgeving;
6.7
Duurzaamheid
Duurzaamheid is onder andere zodanig bouwen, renoveren en beheren dat, gedurende de hele kringloop van het bouwwerk en de gebouwde omgeving, het milieu en de menselijke gezondheid zo min mogelijk negatieve effecten ondervinden. Het begrip duurzaamheid speelt op verschillende schaalniveaus een rol, zowel op het niveau van de stad, de wijk als het gebouw. Hoe de gemeente om wil gaan met duurzaamheid op deze schaalniveaus is vastgelegd in de nota “Duurzaam Bouwen Rotterdam” (23-1-1997). In 2001 is begonnen met het vernieuwen van deze nota op basis van de beleidskoers zoals die is beschreven in het RMP3. Uiteraard spelen de hierin geschetste duurzaamheidmaatregelen het eerst een rol bij het plannen van nieuwe functies en het bouwen van nieuwe gebouwen. Mochten er in de toekomst nieuwe bouw- of inrichtingsplannen ter sprake komen dan zullen deze duurzaamheidprincipes zoveel mogelijk worden gehanteerd. In het kader van dit beheer-bestemmingsplan betekent rekening houden met duurzaamheid het (juridisch) mogelijk maken van een aantal duurzaamheidmaatregelen die in bestaande wijken genomen kunnen worden, zoals: - het plaatsen van ondergrondse afvalcontainers, glasbakken etc; - het aanleggen van watergangen, retentievijvers; - het verbeteren van de fiets-infrastructuur in de wijk; - het reserveren van ruimte voor fietsenstallingen; - het ondergronds of decentraal parkeren van auto’s.
47
48
7
Veiligheid en leefbaarheid
Aandacht voor veiligheid en leefbaarheid zijn onderdeel van de ontwikkeling van de Vierhavensstraat en omgeving. Het Rotterdams beleid is erop gericht om bij nieuwbouwplannen de aandacht voor veiligheid en leefbaarheid een integraal onderdeel te laten zijn van de planvorming. Bij het aspect leefbaarheid gaat het om fysiek-ruimtelijke voorzieningen voor de toegankelijkheid van gebouwen en openbare ruimten, het parkeren en stallen van auto’s en fietsen, ruimte voor spelen en groen, bezonnings- en uitzichtconsequenties voor omwonenden, afvalmanagement en consequenties voor het beheer van de openbare ruimte. Binnen het bestemmingsplan “Vierhavensstraat e.o.” dat een ontwikkelplan is en waarin grote functionele wijzigingen worden voorgesteld, bestaan veel mogelijkheden om aan bovenstaande aspecten door middel van fysiek-ruimtelijke ingrepen te voldoen. Omdat het in dit ontwikkelplan om een intensieve menging van functies gaat, zal het accent van veiligheid en leefbaarheid vooral liggen op het toepassen van beheermaatregelen. In voorliggend bestemmingsplan wordt beoogd toegevoegde kwaliteit te leveren aan een menging van functies door de combinatie van bedrijfsbebouwing en, op het dak, een recreatiegebied dat een specifiek programma aan sport en recreatie zal genereren. Voor wat betreft de recreatieve voorzieningen wordt extra ruimte gereserveerd om te zijner tijd voorzieningen te kunnen vestigen die op dit moment nog niet bekend zijn. Het dakpark komt met bijbehorende functies strategisch te liggen aan de Vierhavensstraat en is goed en veilig bereikbaar, met openbaar vervoer (metro en tram) op loopafstand. Veiligheid Voor de leefbaarheid van het plangebied is veiligheid van essentieel belang. Het gaat daarbij om objectieve veiligheid (het voorkomen van criminaliteit) en om subjectieve veiligheid (het gevoel van veiligheid dat men heeft). Beide aspecten spelen een belangrijke rol bij de uitwerking van het plan. Leefbaarheid Naar aanleiding van de beantwoording van de motie Kruse (Commissie Ruimtelijke Ordening en Grondzaken) dient er in bestemmingsplannen, art 19 WRO-procedures en voorbereidingsbesluiten ten behoeve van bouwplannen aandacht besteed te worden aan het aspect “leefbaarheid”. De fysiek-ruimtelijke aspecten die aan het begrip leefbaarheid worden gerelateerd zijn de toegankelijkheid van gebouwen en openbare buitenruimte; de parkeer- en stallingsmogelijkheden voor auto’s en fietsen; de ruimte voor spelen en groen; de bezonningsen uitzichtconsequenties voor omwonenden; consequenties voor het beheer van de openbare buitenruimte; afvalmanagement, containerruimte e.d. De laatstgenoemde aspecten beheer en afvalmanagement ed. kunnen niet geregeld worden in het bestemmingsplan, maar dienen aan de orde te komen in de verdere planuitwerking in beheer- en inrichtingsplannen. De toegankelijkheid van de bebouwing wordt geregeld in het bouwbesluit. De overige aspecten zijn meegenomen in het bestemmingsplan. In het algemeen kan gesteld worden dat door de aanleg van de Strip en het dakpark het uitzicht en de bezonning van de omliggende bebouwing niet benadeeld worden. Het tegengestelde is waar. Het parkeren van auto’s wordt hoofdzakelijk inpandig opgelost dus zijn er voor de omgeving in die zin geen nadelige effecten en de ruimte voor spelen en groen worden met de aanleg van het dakpark alleen maar groter.
49
50
8
Handhaving
Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de “Kadernota handhaving dS+V” vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. Deze nota wordt door de dagelijks besturen van de meeste Rotterdamse deelgemeenten formeel onderschreven. In de nota wordt de wijze waarop het handhavingsbeleid wordt georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven (bijvoorbeeld horeca, kinderdagverblijven, verblijfsinrichtingen). Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid. Binnen de kadernota wordt een onderscheid gemaakt naar voor wat betreft handhaving vier verschillende soorten gebieden namelijk buitengebied, stedelijk gebied, haven en industriegebied en bedrijvengebied. Het plangebied Vierhavenstraat voldoet in de huidige situatie aan de kenmerken van een bedrijventerrein. In de nieuwe situatie is het een bijzondere mengvorm van bedrijventerrein en stedelijk gebied. Het unieke aan de situatie is dat de gehele Strip eigenlijk uit een groot gebouw bestaat met daarop het dakpark. Op het gebied van handhaving (op illegale bouw e.d.) zijn hier geen problemen te verwachten. De inzet van de gemeente zal hier met name gericht moeten zijn op het beheer van het gebouw en in het bijzonder het dakpark.
51
52
9
Juridische vormgeving
Hoofddoel van het bestemmingsplan is het planologisch mogelijk maken van de herprofilering en de integrale inrichting van het gebied rond de Vierhavensstraat. De plangrenzen zijn bepaald op grond van de projectgrenzen van het deelproject Parklane-Vierhavensstraat. Hierbij is gekeken naar het wegwerken van evt. ontstane snippers van andere bestemmingsplannen, bij het strikt aanhouden van de projectgrenzen. Aangehouden is het gebied tussen de gevels liggend aan de noordzijde van de Hudsonstraat en de gevels aan de zuidzijde van de Vierhavensstraat. Het bestemmingsplan heeft de vorm van een globaal plan met een beperkt aantal bestemmingen ten behoeve van de flexibiliteit.
54
10
Financiële uitvoerbaarheid
Dit project is opgenomen in het Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2001- 2005 Om een plan ten uitvoer te brengen dienen de opstallen die in strijd zijn met het plan, verworven te worden, dan wel verplaatst. De opstallen dienen te worden verwijderd ten einde het plan te kunnen uitvoeren. Financiële uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan is opgesplitst in 2 delen te weten; Bebouwing Vierhavensstrip; Reconstructie Vierhavensstraat. Ad 1. Het te ontwikkelen bouwprogramma Financiële paragraaf bestemmingsplan, gedeelte Vierhavensstrip. Het College van B en W heeft in september 2004 ingestemd met uitwerking van het masterplan Vierhavensstrip op basis van de volgende cijfers: Opbrengsten Vierhavensstrip: Subsidies Gronduitgifte
20,5 12,25
Totaal
32,75 mln
Kosten Vierhavensstrip: Huur/erfpachtontbindingen, bouwrijp maken,bodemsanering Inrichting dakpark Reconstructie emplacement, excessieve bouwkosten Bijdrage aanleg parallelweg Totaal
3,53 13,50 14 1,60 32,63 mln
De gemeentelijke kosten en opbrengsten bedragen derhalve beiden circa 33 mln en zijn in evenwicht. De subsidies zijn of ontvangen of positief beschikt, over de grondwaarde bestaat principeovereenstemming met de marktpartij. De bedrijfsbebouwing wordt door de projectontwikkelaar gerealiseerd, gefinancierd en geëxploiteerd. Over de bijdrage wegens excessieve bouwkosten is overeengekomen dat de bijdrage nooit meer zal bedragen dan genoemde 14 mln. Ad. 2 Reconstructie Vierhavensstraat De reconstructie van de Vierhavensstraat is onderdeel van de aanleg van de Parklane. De kosten worden als volgt geraamd: Kosten € 28.100.000,De kosten worden gedekt door de subsidie van de gemeente Rotterdam, de stadsregio en de Rijksoverheid. De kosten van de reconstructie worden gedekt door de opbrengsten. Dit betekent dat de financiële uitvoerbaarheid van het gedeelte reconstructie Vierhavensstraat van het bestemmingsplan van gemeentewege is verzekerd.
55
56
11
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
11.1
Vooroverleg
In het kader van het overleg ex artikel 10 van het Besluit op de Ruimtelijke Ordening (BRO) is het voorontwerpbestemmingsplan “Vierhavensstraat e.o” toegezonden aan: 1. Provinciale Planologische Commissie* 2. VROM-Inspectie Regio Zuid-West* 3. Hoogheemraadschap van Delfland * 4. Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Directoraat-generaal Rijkswaterstaat, Directie ZuidHolland* 5. Rijksdienst voor de Monumentenzorg* 6. Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek* 7. Dienst Centraal Milieubeheer Rijnmond (DCMR)* 8. Brandweer Rotterdam* 9. Nederlandse Spoorwegen (Pro Rail)* 10. Nederlandse Gas Unie (Gastransport Services)** 11. B.V. Transportnet Zuid-Holland 12. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij** 13. Ministerie van Defensie** 14. N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij 15. KPN Telecom BV 16. Ministerie van Economische Zaken** 17. Zuid-Hollandse Milieufederatie 18. Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) 19. Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Rotterdam en de Beneden-Maas 20. Directeur-Generaal van de Energievoorziening 21. Regionaal Economisch Overlegorgaan Rijnmond 22. Rotterdamse Vrouwenraad * ) Schriftelijke inhoudelijke reactie ontvangen. **) Schriftelijke reactie ontvangen, maar zonder inhoudelijke opmerkingen/commentaar. ) Geen schriftelijke reactie ontvangen. Hieronder volgt een samenvatting van de ontvangen reacties en het commentaar hierop. 1.
Provinciale Planologische Commissie (PPC) 1. Cultuurhistorische waarden 1.1. Monumenten Onder verwijzig naar het rijksmonument Pelgrimstraat 1-5 en een door de gemeente uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten, wordt geadviseerd alle in het plangebied aanwezige gemeentelijke monumenten op de plankaart op te nemen. De cultuurhistorische paragraaf zou moeten worden uitgebreid met een analyse van de cultuurhistorische waarden van aanwezige bebouwing en stedenbouwkundige structuur en een visie hoe hier in de toekomst mee om te gaan. Commentaar: De toelichting is geheel herzien en aangepast. De aanwezige monumenten zijn vermeld in hoofdstuk 3 onder punt 3. 1.2. Archeologie Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) bestaat er binnen het gehele plangebied een redelijke tot grote kans op het vinden van archeologische sporen. Het (op archeologische waarden gerichte) aanlegvergunningenstelsel moet van toepassing zijn op het gehele plangebied. Het voorschrift dient aan te geven vanaf welke diepte beneden NAP het aanlegvergunningenstelsel geldt.
57
De terminologie op de plankaart en voorschriften dienen te corresponderen. Daarvan is volgens de PPC in casu geen sprake. Aanbevolen wordt “archeologisch waardevol gebied” als aanduiding te hanteren. Commentaar: Het plan is dienovereenkomstig aangepast. Hoofdstuk 2 behandelt onder 1 de archeologische potentie van het gebied. Voor het gehele bestemmingsplangebied geldt dat bij grootschalige graafwerkzaamheden (aanleg leidingtracé's, waterwerken, nieuwbouw, etc.) dieper dan 0 meter NAP een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Voor het op de plankaart aangegeven deelgebied geldt het vereiste van aanlegvergunning. Thans is een voorschrift “Archeologisch waardevol gebied “ met een aanlegvergunningenstelsel opgenomen in plaats van het artikel “aanlegvergunning”. 1.3. Molenbiotoop op plankaart en in voorschriften. Een deel van het plangebied bevindt zich in de molenbeschermingszone van “De Destilleerketel”. De molenbeschermingszone dient te worden ingetekend op de plankaart en de hiermee samenhangende planvoorschriften dienen te worden vastgesteld. De vrije windvang en het zicht op de molen dienen te worden verzekerd (zie nota planbeoordeling). De bouwhoogte op het dakpark voldoet niet aan de Nota. Commentaar: De plankaart en de voorschriften zijn aangepast in het belang van de molenbeschermingszone, en is de bouwhoogte op het dakpark aangepast in het belang van de vrije windvang en het zicht op de molen. 2. Water De PPC eist uitvoering van de watertoets zoals opgenomen in de Nota Planbeoordeling. In de toelichting dient een waterparagraaf en een verslag (eventueel als bijlage) van het gevoerde overleg met de waterbeheerders te worden opgenomen. Commentaar: De watertoets heeft plaatsgevonden. In de toelichting is een hoofdstuk “Water” opgenomen waarin deze aspecten nader zijn uitgewerkt. 3. Waterkering In par. 5.8. van de plantoelichting wordt gewezen op het feit dat voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden in de directe omgeving van hoofdwaterkeringen, vergunning is vereist. Niet duidelijk is of deze passage betrekking heeft op het bestemmingsplan of op het beleid van Delfland. In artikel 8 van de voorschriften is ten onrechte geen regeling opgenomen ter bescherming van de waterkeringsfunctie tegen het uitvoeren van (bouw-)werken en werkzaamheden. Commentaar: De voorschriften zijn aangevuld met een regeling die erin voorziet dat de vergunning niet wordt verleend indien belangen van de waterkeringsfunctie kunnen worden geschaad. De toelichting is dienovereenkomstig aangevuld. 4. Geluidhinder Algemeen De geluidsrapporten ontbreken bij het plan. 4.1. Industriegeluid De PPC wijst erop dat een gedeelte van het gezoneerde industrieterrein “Havens-Noordwest/Oost-Frankeland” is begrepen in het voorliggend ontwerp. Onduidelijk is of dit geleid heeft tot aanpassing van terreingrenzen en in hoeverre er binnen het plangebied sprake is van uitsluiting van Wgh-inrichtingen i.v.m. wederzijdse hinder en in verhouding tot het dakpark. In de toelichting (p. 26) wordt gesproken van 6 MTG’s. Niet duidelijk is wat daarmee bedoeld wordt. Voor wat betreft de MTG’s vanwege het industrieterrein “Havens-Noordwest/Oost-Frankeland”, is door de minister slechts 1 MTG-waarde vastgesteld.
58
De PPC kan evenmin de MTG-waarde voor “waarneempunt 16” van 51 dB(A) plaatsen omdat de minister immers geen lagere MTG-waarde dan 55 dB(A) heeft kunnen vaststellen. De in de toelichting genoemde detaillering van maatregelen is niet plaatsen; te meer omdat er sprake is van een overkapping. Commentaar: Aangezien er op een gezoneerd industrieterrein geen geluidsgevoelige bestemmingen mogen worden gerealiseerd wordt met het vaststellen van het onderhavige bestemmingsplan de terreingrens van het industrieterrein “Havens-Noordwest/Oost-Frankeland” gewijzigd waardoor deze op de grens van het bestemmingsplan komt te liggen. Binnen het bestemmingsplan “Vierhavensstraat” worden Wghinrichtingen expliciet uitgesloten. Er is ten behoeve van het ontwerp-bestemmingsplan nieuw geluidsonderzoek gedaan naar de geluidbelasting van het industrielawaai op de gevels van de geluidsgevoelige bestemmingen. 4.2. Spoorweggeluid: De passage in de toelichting over piekniveau en Laeq is niet duidelijk. Gevraagd wordt of daarbij rekening is gehouden met de geplande overkapping. Doordat de geluidsrapporten ontbreken kan de PPC ook geen oordeel geven over dit aspect. Commentaar: In het ontwerp-bestemmingsplan is helemaal geen spoorweg-émplacement meer opgenomen. Het havenspoorlijntje is geen gezoneerd spoortracé zoals bedoeld in het Besluit geluidhinder spoorwegen. Spoorweggeluid speelt daarom helemaal geen rol meer bij dit bestemmingsplan. 4.3. Wegverkeergeluid De PPC geeft aan niet te kunnen beoordelen of inderdaad geen sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh), vanwege het ontbreken van de geluidsrapportage. Evenmin is bekend welke verkeersprognose uitgangspunt was bij die geluidsrapportage, ook in relatie tot het Regionale Verkeers- en Vervoersplan, waarin Parklane als bundel is opgenomen. Duidelijk en controleerbaar moet zijn of sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh. Mocht volgens de PPC blijken dat sprake is van een reconstructie als bedoeld in de Wgh, dan dient eerst de procedure hogere grenswaarden te worden doorlopen voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Commentaar: Er is geen sprake van een reconstructie als bedoeld in de Wgh. Het onderzoek is als bijlage bijgevoegd. 5. Luchtkwaliteit Algemeen Gevraagd wordt een paragraaf m.b.t . de luchtkwaliteit in het plan op te nemen. 5.1. Onderwijsdoeleinden In het kader hiervan merkt de PPC op dat vooralsnog niet wordt ingestemd met de bestemming “onderwijsdoeleinden” als onderdeel van de bestemming “gemengde doeleinden II” (art. 4). Er zijn namelijk binnen deze bestemming gevoelige bestemmingen geprojecteerd (onderwijsvoorzieningen). De PPC eist nadere informatie hierover. Commentaar: Er is onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. De resultaten zijn vermeld in hoofdstuk 6 van de toelichting. De onderzoeken zijn als bijlagen bijgevoegd. 5.2. Kwaliteit sportieve activiteiten op het dakpark (plantoelichting p. 16 ad 4). De PPC gaat ervan uit dat informele sportbeoefening niet impliceert dat op het dakpark in georganiseerd verband/clubverband sportactiviteiten zullen plaatsvinden.
59
Commentaar: Van sportactiviteiten in georganiseerd verband/clubverband zal, behoudens incidentele activiteiten geen sprake zijn. De toelichting is in verband hiermee aangevuld om het openbare en informele aspect van de activiteiten te benadrukken. 6. Externe Veiligheid 6.1. (On)verenigbaarheid van functies De PPC constateert dat er een intensieve vermenging van functies zal plaatsvinden (bedrijfsruimten, eventueel zelfstandig verhuurbare kantoorruimte naast grootschalige detailhandel en brandstofverkooppunt exclusief LPG). De PPC vraagt zich ernstig af of sprake is van verenigbaarheid van bovenbedoelde functies in relatie tot de externe veiligheid (o.a. vanwege het dakpark). Aan het rangeerterrein gelieerde activiteiten bijvoorbeeld, kunnen volgens VROM ook voor risico’s zorgen. Commentaar: Inmiddels is duidelijk dat het gehele rangeerterrein en alle sporen verdwijnen. Het bestemmingsplan maakt alleen bedrijven in de milieucategorieën 1 en 2 mogelijk. Deze lichte bedrijvigheid is volgens de gemeente goed verenigbaar met de andere beoogde functies. 6.2. Bestemmingsplan is ontwikkelingsplan In de paragraaf externe veiligheid (par. 6.2. pagina 28) wordt ingegaan op de risicobronnen binnen het plangebied. In het plangebied worden geen nieuwe kwetsbare objecten voorzien, afgezien van de subbestemming onderwijsdoeleinden. Evenwel komt een groot aantal beperkt kwetsbare objecten erbij die in de beoordeling van het aspect externe veiligheid moeten worden betrokken. Commentaar: De geplande nieuwe ontwikkelingen zijn thans opnieuw beoordeeld in relatie tot de externe veiligheid in het gebied. De plantoelichting is aangevuld. 6.3 . Plaatsgebonden risico en groepsrisico(toelichting pagina 28-29) De PPC acht de conclusie dat het plan aan beide aspecten voldoet niet onderbouwd. De Vierhavensstraat is een transportroute van gevaarlijke stoffen. Aard en omvang risico’s van deze activiteit dienen volgens de PPC te worden toegelicht. Commentaar: Nieuw onderzoek is gedaan. De toelichting is aangevuld. 6.4. Lijst van bedrijfsactiviteiten De PPC eist aanpassing van de lijst in de zin dat bedrijfsactiviteiten zoals de bovengrondse opslag van propaan tot 50 m3 wordt uitgesloten. Commentaar: De bedrijvenlijst in het bestemmingsplan is vervangen door een bewerking van de VNG-lijst uit 2001 voor de bedrijven in de milieu-categorieën 1 en 2. Opslag van propaan staat niet meer op de in het plan opgenomen bedrijvenlijst. 7. Milieuzonering VNG-lijst van bedrijfsactiviteiten De PPC heeft er bezwaar tegen het gebruikmaken van de VNG-lijst uit 1992 en niet van die uit 2001. Tevens wordt gevraagd de lijst met bedrijfsactiviteiten nogmaals kritisch door te nemen omdat “het niet is toegesneden op het plangebied en omgeving”. Door de huidige formulering der voorschriften bestaat onduidelijkheid over de vraag in hoeverre en in welke mate de verschillende functies - met het oog op de wederzijdse hinder - kunnen worden gerealiseerd (interne milieuzonering). Commentaar: De lijst van bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan is op basis van de VNG-lijst uit 2001 nogmaals kritisch doorgenomen. De toelichting is aangepast en de voorschriften zijn -waar nodig- aangepast. 60
8. Afstemming Project Stadshavens De PPC wil weten of de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen zijn afgestemd op het project Stadshavens. Commentaar: Dat is het geval. De toelichting is in verband hiermee aangevuld. 9. Bodemkwaliteit De PPC gaat ervan uit dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik en dat het eventueel vooraf wordt gesaneerd conform het vastgestelde bodemsaneringsbeleid (Nota naar een gezamenlijk bodemsaneringsbeleid in provincie en stad). Commentaar: In de bodemparagraaf in de toelichting staan thans de uitkomsten van de uitgevoerde bodemonderzoeken opgenomen. Hieruit blijkt dat er gesaneerd dient te worden voordat er kan worden gebouwd. De sanering zal plaatsvinden conform het gezamenlijke bodemsaneringsbeleid. 10. Leidingen 10.1. Leidingentrace KV150 Er is ten onrechte in de toelichting (par 5-7) aangegeven dat de leidingentracé op de plankaart bestemd zijn. De leidingen zijn - naar haar inzien - slechts via aanduiding aangegeven. Hierdoor worden volgens de PPC de leidingen KV 150 niet of niet voldoende beschermd. De aanwezigheid van deze leidingen is niet vertaald naar beschermende voorschriften voor de leidingen. De bescherming van deze leidingen dient op de kaart en in de voorschriften beter tot haar recht te komen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten: 1. de gewenste bescherming in de breedte; 2. het (mogelijk) vrijhouden van die strook voor bebouwing; 3. een aanlegvergunningstelsel ter bescherming. Commentaar: Een bestemming “leiding” is alsnog opgenomen ten behoeve van de 150 kV-hoogspanningsleiding en de stadsverwarming. 10.2. Overige leidingen Net buiten het plangebied ligt een gasleiding zodat het bestemmingsplan voor deze leiding (NGU 200) een beschermingszone in acht moet nemen op kaart en planvoorschriften. De PPC constateert verder dat volgens de toelichting ook binnen het plangebied NGU- leidingen liggen. Deze leidingen - voor zover aanwezig - dienen eveneens bescherming via plankaart en voorschriften krijgen. De PPC constateert dat in de toelichting is vermeld dat er nog andere leidingen binnen het plangebied aanwezig zijn die - weliswaar niet op de plankaart vermeld staan - maar krachtens de bestemmingen verkeersdoeleinden en groenaanleg toch zijn toegestaan. De PPC wijst in dit verband erop dat het plan geen afzonderlijke bestemming groenaanleg kent, en dat de bestemming verkeersgebied in haar doeleindenomschrijving geen leidingenfunctie toekent aan deze bestemming. Verbetering van dit aspect in het plan is gewenst. Commentaar: Alle leidingen die zo “zwaar” zijn dat ze op basis van het provinciaal beleid bestemd dienen te worden zijn thans inclusief een zakelijke rechtsstrook aan weerszijden bestemd als “Leiding”. Daarnaast liggen er vele andere leidingen in het plangebied. Deze zijn zonder meer toegestaan binnen de bestemmingen “Verkeersgebied” en “Groenaanleg” (thans opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan) omdat ze onder de doeleindenomschrijving nutsvoorzieningen vallen.
61
11. Detailhandel Voor grotere ontwikkelingen dan 1000 m2 is volgens de PPC een REO-advies noodzakelijk. Commentaar: Voor een ontwikkeling van 1000 m2 of meer zal een REO-advies gevraagd worden. 12. Juridische vormgeving Plankaart Artikelnummering in de legenda van de plankaart komt niet overeen met de planvoorschriften. Geadviseerd wordt dit aan te passen. Commentaar: De opmerking is terecht. Artikelnummering van de plankaart is in overeenstemming gebracht met de planvoorschriften. Overigens is het aantal bestemmingen uitgebreid. Voorschriften Artikel 1 Het begrip “bebouwingsgrens” is gedefinieerd in artikel 1 van de voorschriften. Evenwel wordt dit begrip verder niet gebruikt, zodat het volgens de PPC kan worden verwijderd uit artikel 1. Commentaar: Artikel 1 is dienovereenkomstig aangepast. Bouwhoogte bij: artikel 3 lid 2; artikel 5 lid 2; artikel 6 lid 1 (5e gedachtestreepje) en lid 4; artikel 7 lid 2; artikel 8 lid 2; artikel 10, sub a; Vorenstaande voorschriften inzake bouwhoogte ontberen hoogtematen voor bouwwerken geen gebouwen zijnde. De rechtszekerheid is hierdoor in het geding. Commentaar: Het betreft hier bebouwing in de bestemmingen “Gemengde Doeleinden”, “Verkeersgebied” en “Waterkering”. Het gaat hier voornamelijk om bouwwerken als lichtmasten, geluidsschermen, kunstwerken, wegwijzers, vuilcontainers e.d. Dit soort bouwwerken is een min of meer vanzelfsprekende invulling van het open gebied. Het stellen van beperkingen in hoogte, aantal omvang etc. zou nodeloos beperkend en derhalve ondoelmatig zijn. Naar de mening van de gemeente gaat de eis van rechtszekerheid niet zover dat van ieder mogelijk gemaakt bouwwerk alle aspecten benoemd moeten zijn. Artikel 10, sub b. Geadviseerd wordt artikel 10 (algemene vrijstellingen) sub b nogmaals te beoordelen omdat het bestemmingsplan niet werkt met bouwblokken. Commentaar: Artikel 10 sub b is aangepast. Overigens is dit artikel thans als artikel 12 opgenomen. Artikel 12 lid 2 In dit artikel wordt verwezen naar artikel 12 lid 3 van de planvoorschriften. Laatstgenoemd voorschrift bestaat echter niet. Geadviseerd wordt artikel 12 lid 2 aan te passen. Commentaar; De opmerking is terecht. Artikel 12 is aangepast.
62
2.
VROM-inspectie - Regio Zuid west a. Rijksbeleid en mobiliteitsparagraaf De toelichting besteedt - afgezien van het MIT - volgens VROM onvoldoende aandacht aan relevant rijksbeleid. Genoemd wordt het locatiebeleid (VINAC en 5e Nota RO en pkb deel3). VROM is van oordeel dat aangezien krachtens de bestemmingen gemengde doeleinden I en II grootschalige bedrijven (w.o. detailhandel) en zelfstandige kantoren zijn toegestaan, het rijksbeleid van belang kan zijn. Om deze reden wordt gevraagd een mobiliteitsparagraaf in de toelichting op te nemen; daarin dienen de te verwachten mobiliteitseffecten zijn opgenomen. Commentaar: In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt een tekst opgenomen over de Nota Ruimte. Een mobiliteitsparagraaf wordt niet noodzakelijk geacht omdat het hier om een binnenstedelijke locatie gaat die zowel goed ontsloten is met openbaar vervoer als voor autoverkeer. Het parkeren wordt inpandig opgelost. b. Rijksbeleid en beleidskader water In par. 6.4.1 is volgens VROM ten onrechte aangegeven dat de beleidslijn “Ruimte voor de Rivier” voor het plangebied van belang is omdat uit kaart 21 van pkb deel 3 Vijfde nota RO (p. 095) blijkt dat het bestemmingsplangebied buiten het toepassingsgebied van bedoelde beleidslijn is gelegen. Commentaar: Bovengenoemde zinsnede staat niet meer in het ontwerp-bestemmingsplan. c. MIT (meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport 2001-2005) In par. 3.1.1. staat “nog in juni 2002… zal etc“. De tekst is gedateerd. Commentaar: De toelichting is in aangepast. d. Water VROM wil weten hoe de algemene uitgangspunten zullen worden geconcretiseerd. In par. 6.4. van de toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de beoogde ontwikkelingen m.b.t. water, maar verder wordt niet aangegeven in welke zin dit plan bijdraagt aan de verwezenlijking van die doelstellingen. Als voorbeeld noemt VROM het feit dat wordt gesproken over minimale percentages oppervlaktewater terwijl niet duidelijk is hoeveel oppervlaktewater in het gebied aanwezig is. Volgens VROM wordt evenmin aangegeven hoe - indien vereist - het oppervlaktewater zal worden vermeerderd. Commentaar Zie het commentaar hierboven bij de PPC ad 2. e. Externe Veiligheid Spoorwegverkeer In par. 6.2.1. is weliswaar aangegeven dat geen gevaarlijke stoffen zullen worden vervoerd over het spoor binnen het plangebied, maar dit betekent niet dat per definitie is voldaan aan de normen voor plaatsgebonden risico en groepsrisico. Aan het rangeerterrein gelieerde activiteiten bijvoorbeeld, kunnen volgens VROM ook voor risico’s zorgen. Commentaar : Naar thans is gebleken zullen het gehele rangeerterrein en alle sporen verdwijnen. De bestemmingen zijn hierop aangepast. Wegverkeer De conclusie in par. 6.2.2 dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico niet worden overschreden dient nader te worden gemotiveerd. Commentaar: De toelichting is aangevuld. Zie tevens het commentaar externe veiligheid bij PPC. 63
f. Geluid In par. 6.1.1 wordt aangegeven dat niet altijd aan de voorgeschreven grenswaarden kan worden voldaan. Aangegeven moet worden welke maatregelen worden getroffen zodat alsnog aan de grenswaarden zal worden voldaan c.q. ontheffing voor hogere grenswaarden zal worden verkregen. Commentaar: Onderzoek is gedaan; de resultaten zijn terug te vinden in de toelichting en het rapport is als bijlage toegevoegd. g. Bodem Uit par. 6.3. blijkt volgens VROM dat de omvang van de bodemverontreiniging niet volledig in beeld is. De VROM gaat ervan uit dat voordat de planprocedure wordt voortgezet er een volledig dekkend beeld van de verontreiniging is verkregen alsmede van de te nemen (sanerings)maatregelen. Commentaar: De toelichting is aangevuld. Verwezen zij tevens naar de opmerkingen van en het commentaar bij de PPC, punt 9. h. Luchtkwaliteit Aan dit aspect dient aandacht te worden besteed in hoofdstuk 6 (Milieu) aangezien er een nieuwe gevoelige functie (onderwijsdoeleinden) in het plan is opgenomen. Commentaar: Verwezen zij naar het commentaar bij PPC, punt 5. i. Handhaving Gevraagd wordt in het bestemmingsplan een handhavingparagraaf op te nemen waarin is verwoord hoe zal worden gereageerd op overtreding van de planvoorschriften. Daarnaast wordt gevraagd in de voorschriften een bepaling op te nemen waarin de overtreding van de planvoorschriften wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 59 Wro. Commentaar: Een handhavingparagraaf is opgenomen. Een strafbepaling gebaseerd op de onlangs gewijzigde Wet Economische delicten is opgenomen. 3.
Hoogheemraadschap van Delfland 1. Waterkering Algemeen De bestemming in de legenda, is op de plankaart niet terug te vinden. Commentaar: De opmerking is terecht. De plankaart is aangepast. Reservering ruimte voor Primaire waterkering Voor de primaire waterkering Delflandsedijk dient voldoende ruimte te worden gereserveerd t.b.v. mogelijke toekomstige verzwaringen. In verband hiermee heeft Delfland een aantal wenselijke planvoorschriften geformuleerd in een bijlage ( kenmerk 2003/05648). Deze bijlage is bij de overlegreactie gevoegd. Commentaar: De verzwaring van de waterkering wordt in de huidige situatie belemmert door twee elementen, namelijk de rangeersporen en de stadsverwarming. Bij het realiseren van het project de Vierhavensstrip worden de sporen verwijderd. De mogelijke verzwaring in de toekomst wordt beperkt door de ligging van de Stadsverwarming. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe belemmeringen voor verzwaring van de waterkering geïntroduceerd.
64
2. Vormgeving plankaart Delfland ervaart de gekozen kleurstelling en arcering op de plankaart voor de Delflandsedijk als een probleem omdat hierdoor de bestemmingen slecht zichtbaar zijn. Geadviseerd wordt slechts voor bepaalde aanduidingen en voor dubbelbestemmingen arceringen te gebruiken. Voor overige bestemmingen wordt geadviseerd alleen kleur te gebruiken, derhalve zonder arcering. Delfland attendeert er tevens op dat de gebruikte kleur ter aanduiding van de kernzone en de beschermingszone op een kopie onzichtbaar is. Commentaar: De plankaart is aangepast ter verhoging van de leesbaarheid. Zoveel mogelijk wordt rekening gehouden met de reproduceerbaarheid ook in zwart-wit. Omdat de technische mogelijkheden om ook kopieën in kleur te maken ruim aanwezig zijn, wordt alleen een gekleurde plankaart gemaakt. Riolering Delfland onderschrijft het streven in hoofdstuk 6.4.3 gericht op het afkoppelen van de riolering van schoon verhard oppervlak. Delfland spreekt de hoop uit dat dit in het gehele plangebied zal gebeuren. Commentaar: Het totaal aan verhard oppervlakte neemt in het plangebied af. Het dakpark heeft een berging van 60 mm/m2, waardoor er een afname van hemelwaterafvoer vanuit het dakpark is. Afkoppeling van de ventweg en de hoofdweg van de Vierhavensstraat is afgeraden i.v.m. de hoge intensiteit van het verkeer. Afkoppelen uit het gebied is in het algemeen een probleem, omdat het riool over particulier terrein gelegd moet worden. 3. Plantoelichting en dwarsdoorsneden Dwarsdoorsneden (niet genummerde pagina tussen pagina 15 en 16). Delfland vindt het wenselijk dat hier ook de Delflandsedijk wordt aangegeven met bijbehorende zones. Voorstel m.b.t. uitvoering van deze wens: de buitenkruinlijn ligt op talud naast de stadsverwarming met aan weerszijden ervan een 30 m brede kernzone en aan weerszijden van de kernzone weer een 25 m brede beschermingszone (totaal 110 m). Commentaar: Het dwarsprofiel uit het voorontwerp is vervangen door een artists impression. Kernzone en buitenkruinlijn zijn nu aanvullend op de plankaart weergegeven. 4. Theoretische hartlijn op plankaart en de plantoelichting (pagina 18) a. De theoretische hartlijn die hier wordt genoemd is op de plankaart niet terug te vinden. b. De tweede zin van de alinea Waterkering moet naar verlangen van Delfland in de volgende zin worden aangepast. “De in de legger Delflandsedijk van het hoogheemraadschap genoemde dijktafelhoogte bedraagt NAP +4,05m aan de Marconipleinzijde tot NAP +4,40m ter hoogte van de Hudsonstraat richting het Hudsonplein. De in 2001 gemeten kruinhoogte ter hoogte van de Hudsonstraat zit tussen de NAP +5,00 en +6,00m. Deze hoogte dient minimaal gehandhaafd te blijven. De beide uiteinden (Marconiplein en het Hudsonplein) liggen lager en dienen nader bekeken te worden of er ophogingen noodzakelijk zijn. Hiervoor is ruimtereservering gewenst.” Commentaar: Bovengenoemde tekst staat thans niet meer in de toelichting omdat deze informatie te gedetailleerd is om in een bestemmingsplan te worden opgenomen. 5. Toelichting Waterkering pag 24, punt 5.8. Deze alinea roept volgens Delfland vragen op. Om deze reden wordt gevraagd deze opnieuw te redigeren. Geadviseerd wordt: - de dijktafelhoogte te beschrijven conform punt 8.4 hierboven; - het uitgiftepeil te relateren aan minimaal de volgens de dijktafel geldende daar van toepassing zijnde hoogte;
65
-
de tekst “het theoretisch profiel van de waterkering etc” aan te passen omdat de legger op dit gedeelte een minimale afmeting kent van 6.00m en zones ter weerszijden van deze kruin tot minimaal de overgang kernbeschermingszone; de vergunningvoorwaarden voor een vergunning krachtens de Algemene Keur van Delfland aan te passen.
Commentaar; De paragraaf over de waterkering is in de toelichting van het ontwerp-bestemmingsplan algemener gesteld omdat afspraken hierover al in een ander kader zijn gemaakt. Het heeft geen meerwaarde om dergelijke specifieke gegevens in een bestemmingsplan op te nemen. 6. Primaire waterkering op plankaart met toelichting De kernzone dient volgens Delfland als primaire waterkering op de kaart te worden opgenomen, bijvoorbeeld in de vorm van een dubbel bestemming. Delfland heeft in de eerdergenoemde bijlage bij haar overlegreactie voorbeelden van de daarbij behorende planvoorschriften meegezonden. Commentaar: In het ontwerp-bestemmingsplan zijn de kernzone en de beschermingszone samen bestemd met de dubbelbestemming “Waterkering”. Ter informatie zijn op de plankaart zowel de buitenkruinlijn als de grens van de kernzone aangegeven. 7. Omschrijving van het keurgebied in de toelichting Geadviseerd wordt het gebied waarbinnen het vergunningvereiste geldt als volgt te omschrijven in de toelichting. “- aan weerszijden van de buitenkruinlijn 30 m kernzone (totaal 60 m); - aan weerszijden van de kernzone 25 m beschermingszone (totaal 50 m). De verschillende gebods- en verbodsbepalingen zijn opgenomen in Delfland's Algemene Keur. Delfland verbindt aan het vorenstaande de consequentie dat de kernzone en de beschermingszone in de planvoorschriften moeten worden opgenomen en beschermd. Commentaar: Zie bovenstaand commentaar. 8. Waterberging Er wordt geconstateerd dat binnen het plangebied overtollig neerslagwater direct kan worden afgevoerd naar de Nieuwe Maas. Hierbij wordt aangetekend dat mocht een deel direct of via overstorten van de riolering worden afgevoerd op het watersysteem van Delfland, hiervoor extra waterberging dient te worden gerealiseerd. Commentaar: Het totaal afvoer van hemelwaterafvoer vanuit het plangebied neemt af, door afname verharde oppervlakte. Hierdoor zal het water wat via de overstorten en het watersysteem van Hoogheemraadschap Delfland wordt afgevoerd niet toenemen. 4.
Ministerie V&W – DG Rijkswaterstaat directie Zuid Holland Watertoets Uitvoering van de watertoets en het opnemen van een waterparagraaf is noodzakelijk. Commentaar: De watertoets heeft plaatsgevonden. In de toelichting is een hoofdstuk “Water” opgenomen waarin deze aspecten nader zijn uitgewerkt. Externe Veiligheid Rijkswaterstaat wil graag alsnog het rapport inzien op basis waarvan is geconcludeerd dat wordt voldaan aan de eisen voor externe veiligheid.
66
Commentaar Er is een nieuw onderzoek gedaan naar externe veiligheid. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan. Het onderzoeksrapport is als bijlage bij het bestemmingsplan ter inzage gelegd. 5.
Rijksdienst voor de Monumentenzorg 1. Monumenten Onder verwijzing naar het rijksmonument Pelgrimsstraat 1-5 en een door de gemeente uitgevoerde inventarisatie van gemeentelijke monumenten, wordt geadviseerd alle in het plangebied aanwezige gemeentelijke monumenten op de plankaart op te nemen. De cultuurhistorische paragraaf zou moeten worden uitgebreid met een analyse van de cultuurhistorische waarden van aanwezige bebouwing en stedenbouwkundige structuur en een visie hoe hier in de toekomst mee om te gaan. Commentaar: De toelichting is geheel herzien en aangepast. De aanwezige monumenten zijn vermeld in paragraaf 3.3. 2. Molenbiotoop op plankaart en in voorschriften. Een deel van het plangebied bevindt zich in de molenbeschermingszone van “De Destilleerketel”. De molenbeschermingszone dient te worden ingetekend op de plankaart en de hiermee samenhangende planvoorschriften dienen te worden vastgesteld. De vrije windvang en het zicht op de molen dienen te worden verzekerd. De bouwhoogte op het dakpark voldoet hier niet aan. Commentaar: De plankaart en de voorschriften zijn aangepast in het belang van de molenbeschermingszone, en de bouwhoogte op het dakpark is aangepast in het belang van de vrije windvang en het zicht op de molen.
6.
Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek De rijksdienst gaat ervan uit dat artikel 9 van de voorschriften (aanlegvergunningstelsel) wordt uitgebreid met een vermelding van het aantal meters onder NAP. Commentaar: Verwezen zij naar het ad 1 gegeven commentaar bij de PPC.
7.
Dienst Centraal milieubeheer (DCMR) 7.1. (Paragraaf 6.1) Geluid De DCMR gaat in haar advies zeer uitgebreid in op de geluidsaspecten (zie pagina 1 en 2 van de overlegreactie d.d. 12 augustus 2003). Aan de hand van een aantal deelaspecten wordt door DCMR geconcludeerd dat er twijfels over bestaan of de berekeningen omtrent de inpasbaarheid van het goederenemplacement van de NS, R.M.O, en de bedrijfsinvulling van de Vierhavensstrip binnen de zone van het industrieterrein wel op de juiste wijze zijn uitgevoerd. Dit goederenemplacement valt binnen het gezoneerde industrieterrein Havens Noordwest/Oost Frankeland. Het goederenemplacement zelf valt gedeeltelijk binnen het bestemmingsplangebied. Dit gedeelte bestaat uit het emplacement ten oosten van de Vierhavensstraat en het emplacement ten noorden van de Marconistraat. DCMR vreest dat bij een onjuiste berekening in de toekomst problemen zouden kunnen ontstaan bij vergunningverlening, bij voorbeeld doordat geen voldoende geluidruimte over zal zijn. In de toelichting wordt gesproken van 6 MTG’s in de Hudsonstraat. Dat is onjuist er zijn meerdere MTG’s vastgesteld varierend van 55 – 61 dB(A). Een MTG-waarde voor van 51 dB(A) is niet mogelijk plaatsen omdat de minister immers geen lagere MTG-waarde dan 55 dB(A) heeft kunnen vaststellen.
67
Commentaar: Verwezen zij naar het ad 4 bij de PPC gegeven commentaar. 7.2. Externe Veiligheid Algemeen DCMR heeft het plan getoetst aan het ontwerp van de AMVB kwaliteitseiseisen externe veiligheid inrichtingen milieubeheer en de WRO. Kwetsbaarheid (intern, onderling en naar de directe omgeving plangebied). Op grond van die toets wenst DCMR dat het ontwerpbestemmingsplan een uitwerking geeft van de risico- en effectafstanden binnen het plangebied ten opzichte van (beperkt) kwetsbare objecten(onderwijsinstellingen, woningen e.d.) in het plangebied en naastgelegen gebieden. Kwetsbaarheid (externe gevaren voor objecten binnen het plangebied) DCMR wenst dat in het ontwerp tevens wordt uitgewerkt wat de risico’s en effecten zullen zijn van activiteiten buiten het plangebied op (beperkt) kwetsbare objecten binnen het plangebied. Acceptatie van het veroorzaakte groepsrisico door bedrijven gevestigd binnen en buiten het plangebied t.o.v. (beperkt) kwetsbare objecten/bestemmingen binnen het plangebied. Gevraagd wordt om een verantwoording van dit aspect, hetwelk een eis is die haar grondslag vindt in de ontwerp AMVB externe veiligheid. Het ontwerp voldoet hier niet aan. Commentaar: De toelichting is aangepast. Deze aspecten zijn thans voldoende uitgewerkt. Lijst van bedrijfsactiviteiten incompleet Volgens DCMR ontbreken op de lijst van bedrijfsactiviteiten de volgende activiteiten die binnen het plangebied wel uitgevoerd worden. Timmerfabrieken Detailhandel vis, schaal- en weekdieren Detailhandel meubelen e.d. (exclusief kantoormeubelen) Detailhandel gebruikte auto’s Detailhandel autoaccessoires en -onderdelen Detailhandel benzine service stations Cafés’s bars e.d Expediteurs (geen vervoer) Reclame en advertentiebureau’s Maatschappelijke organisaties Archieven (openbare) Amusementsgelegenheden Commentaar: De lijst van bedrijfsactiviteiten ziet alleen op bestemmingen voorzover die de functie “bedrijven” mogelijk maken. Detailhandel en horeca zijn andere functies, die op andere wijze bestemd zijn. 8.
Brandweer Externe veiligheid Volgens de Brandweer lijkt het - op grond van de beschikbare gemeentelijke conclusies - erop dat wordt voldaan aan de vereisten voor externe veiligheid. Evenwel is niet duidelijk op grond van welke gegevens die conclusies zijn getrokken. De Brandweer eist dat een beter beeld wordt geschetst van het veiligheidsniveau m.n. wat betreft het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Zij wenst in gezamenlijk overleg te bezien of aanvullende maatregelen ten aanzien van de fysieke veiligheid noodzakelijk zijn. Commentaar Er is nieuw onderzoek gedaan naar externe veiligheid. Op basis hiervan is in de toelichting het veiligheidsniveau beter in beeld gebracht. 68
Infrastructuur De brandweer geeft de volgende aandachtspunten aan. Woonwijken moeten zijn voorzien van 2 of meer ontsluitingsmogelijkheden (zie in dit verband de schriftelijke bedenking van Hogerwerf/Bergman tegen de aanwezigheid van slechts één ontsluitingsweg binnen het plangebied); zo min mogelijk verkeersremmers op ontsluitings- en doorgaande wegen; verkeersremmers dienen busvriendelijk te zijn; (bogen van) straten dienen breed genoeg te zijn t.b.v. een vrije doorgang van brandweervoertuigen; brandweerpaden moeten obstakelvrij zijn; asdruk bruggen en brandweerpaden ten minste 100kN; brandweerpaden obstakelvrij uitvoeren; ondergrondse vuilcontainers niet voor brandweerpaden of voor ingangen voetgangersgebied; situering bluswatervoorzieningen na voorafgaand overleg met Brandweer; brandkranen en aansluitingen van busleidingen gebouwen dienen te allen tijde bereikbaar te zijn. Commentaar: Met de Brandweer is overleg gevoerd en de resultaten hiervan zijn meegenomen in de heroverweging van het aspect externe veiligheid. De opmerkingen betreffende de infrastructuur zijn meer van algemene aard. Waar mogelijk is rekening gehouden met het standpunt van de Brandweer. 9.
Nederlandse Spoorwegen (Pro Rail) In de overlegreactie van 29 juni 2003 wordt opgemerkt dat reeds ambtelijk overleg gaande is met de gemeente betreffende het in het plangebied aanwezige emplacement, maar dat de gemeente nog geen visie heeft ontwikkeld met betrekking tot de vraag of het emplacement geheel of gedeeltelijk zal worden gehandhaafd. Commentaar: Inmiddels staat vast dat het gehele emplacement verdwijnt.
69
70
11.2
Inspraak Eindverslag als bedoeld in artikel 12 van de Inspraakverordening Rotterdam met betrekking tot het voorontwerpbestemmingsplan Vierhavensstraat e.o.
Vanaf vrijdag 31 oktober 2003 tot en met donderdag 28 november 2003 heeft het ontwerp gedurende vier weken ter inzage gelegen bij de secretarie van de deelgemeente Delfshaven en het City Informatiecentrum aan de Coolsingel. inspraakbijeenkomst Op 2 december 2003 is in het deelgemeentekantoor Delfshaven een inspraakbijeenkomst gehouden. Het verslag is als bijlage bijgevoegd. Het verslag heeft van 23 april tot en met 20 mei 2004 ter inzage gelegen en is toegezonden aan de aanwezigen die de wens daartoe te kennen gegeven hebben. De mondelinge zienswijzen hebben betrekking op: - het opnemen van 2 tankstations; 1 zou voldoende zijn; - de infrastructuur; is die wel berekend op de mogelijk gemaakte functies; - de gang van zaken bij de onteigeningsprocedures. Schriftelijke zienswijzen Er zijn schriftelijke zienswijzen ingediend door de volgende (rechts)personen. 1. HIWA Rotterdam Port Cold Stores. 2. A.J Hogerwerf/B. Bergman. 3. Dijkstra Vloermans Advocaten namens IJsselstein Servicestation BV. 4. Bol & Voskuilen Advocaten namens Arla Automobielen BV en dhr. J.F van Ardennen. Ad 1. HIWA Rotterdam Port Cold Stores. HIWA maakt in een brief van 8 december 2003 haar standpunt betreffende een privaatrechtelijke aangelegenheid bekend. Betreft namelijk de voorwaarden waaronder HIWA bereid is een erfpachtrecht op te geven (in ruil voor 20-30 parkeerplaatsen) ten behoeve van een realiseren van een verkeersmaatregel (maken keerlus). Commentaar Het bestemmingsplan maakt het gevraagde nog steeds mogelijk. Voor het overige is dit een privaatrechtelijke aangelegenheid dat niet in het bestemmingsplan kan worden geregeld. Ad 2. A.J. Hogerwerf/B. Bergman ingekomen 9 december 2003. De bedenkingen zijn in algemene zin geformuleerd, waardoor niet duidelijk is welk belang van betrokkenen hier in het geding zou zijn. De bedenkingen betreffen onder meer de privaatrechtelijke aspecten verbonden aan het (niet-)voortzetten van de in het plan betrokken erfpachtcontracten en het gereserveerde bedrag t.b.v. de uitkoop van bedrijven. Geklaagd wordt dat tot voor kort ondernemers zijn verwijderd uit het plangebied zonder volledige schadevergoeding. Aandacht wordt (in algemene zin) gevraagd voor planschade die kan ontstaan. Betrokkenen noemen daarbij geen specifiek in het geding eigen belang. Een deel van de zaken die in de brief worden genoemd kunnen worden samengevat in de volgende termen: “welke aspecten spelen een rol bij planschadevergoeding?”. Daarnaast wordt door betrokkenen aandacht gevraagd voor de soorten vormen van schade die de planprocedure kan veroorzaken. Meer concreet wordt aandacht gevraagd voor het standpunt dat het “ronduit onverantwoord is” dat het gehele plangebied wordt ontsloten door slechts één enkele weg. Voorgesteld wordt om ter hoogte van de IJsselstraat of bij Schiemond een tweede ontsluitingsweg te maken.
71
Tevens wordt gevraagd om een semi-permanente bewegwijzering voor het gebied; dit in het belang van de bedrijven die aan de Vierhavensstraat zijn gevestigd, maar niet via die straat bereikbaar zijn. (Zie in dit verband de overlegbijdrage van de Brandweer die aangeeft dat in woongebieden ten minste 2 ontsluitingswegen moeten worden gerealiseerd). Commentaar Planschade en privaatrechtelijke aspecten Eventuele planschade moeten betrokkenen in een later stadium en in meer concrete zin ter berde brengen bij een eventueel verzoek om planschadevergoeding, en niet in de bestemmingsplanprocedure. Het al of niet verlengen van een erfpachtcontract is een privaatrechtelijke aangelegenheid die evenmin in de planprocedure kan worden meegenomen. In de schriftelijke bedenking wijst betrokkene zelf op het bestaan van een opzeggingsgrond in de erfpachtvoorwaarden: de aanwezigheid van een algemeen nutsbelang. Wanneer de indieners van deze schriftelijke bedenking (met mondelinge toelichting) van oordeel zijn dat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur niet in acht zijn genomen, kunnen zij de rechter om een oordeel hieromtrent vragen. Ontsluiting plangebied Het Vierhavensgebied krijgt twee directe aansluitingen op de Parklane, een ter plaatse van de Keileweg en een op de Speedwellstraat. Aan de andere zijde wordt het Vierhavensgebied ontsloten door de Benjamin Franklinstraat. Ad 3. Dijkstra Vloermans Advocaten namens IJsselstein Servicestation BV (faxbrief d.d. 16 december 2003). Privaatrechtelijke aspecten Gewezen wordt op een bestaande huurovereenkomst met de gemeente en een toezegging van gemeentewege dat binnen het plangebied een andere locatie aan haar zou worden toegewezen. In het kader hiervan wenst zij een ondubbelzinnige vrijwaring van aansprakelijkheid wegens bodemverontreiniging. Zij wenst verder te onderhandelen over een nieuwe locatie. Ten slotte maakt zij reeds nu bezwaar tegen de bij brief van 14 oktober 2003 aangekondigde veiling van gronden na afloop van de huurperiode. Commentaar; Deze privaatrechtelijke aangelegenheid moet IJsselstein binnen een ander kader met de gemeente bespreken. Zij beroept zich immers zelf op het bestaan van een huurovereenkomst waarover zij verder wil onderhandelen. Of twee jaar geleden de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden is niet aan de orde in deze bestemmingsplanprocedure. Bovendien hadden de belanghebbenden toen de gelegenheid hun zaak aan het oordeel van de rechter te onderwerpen indien naar hun oordeel sprake was van schending van de algemene beginselen. Het Masterplan IJsselstein is de enige exploitant van een benzineverkoopstation binnen het plangebied. Een tweede verkooppunt vindt zij overbodig. Om die reden heeft zij bedenkingen tegen het voorgestelde locatiebeleid en het Masterplan Vierhavensstrip. Zij zou nlg. 400.000 hebben geïnvesteerd in het benzinestation omdat zij ervan uitging het enige benzinestation in het gebied te zullen blijven. IJsselstein maakt nog uitdrukkelijk bezwaar tegen het bestemmingsplan wegens schending van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en verbindt hieraan de conclusie dat schadevergoeding ex artikel 49 WRO verschuldigd zal zijn. Commentaar: Indien IJsselstein van oordeel is dat zij planschade heeft geleden/ zal lijden zal zij in verband hiermee een verzoek om schadevergoeding ex artikel 49 WRO kunnen indienen zodra het plan onherroepelijk is geworden. Omdat IJsselstein noch haar advocaat heeft aangegeven welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur is geschonden in deze bestemmingsplanprocedure kan de relevantie van dit aspect ook niet beoordeeld worden. Er is evenmin grond aan te nemen dat daarvan sprake zou zijn. 72
Ten slotte kan er nog op worden gewezen dat overheid noch burger blijvende rechten kunnen ontlenen aan een geldend bestemmingsplan. Ad 4. Bol & Voskuilen Advocaten namens Arla Automobielen BV en dhr. J.F van Ardennen, gedagtekend 15 december 2003, ingekomen 18 december 2003. Er wordt over geklaagd dat de van gemeentewege in erfpacht uitgegeven gronden door cliënten moeten worden teruggegeven zonder enige vorm van schadevergoeding. Voorts dat geen gehoor is gegeven aan de verzoeken om – na bestemmingswijziging schadevergoeding en/of alternatieve locatie. Voorts dat indien het voorontwerp bestemmingsplan ongewijzigd wordt vastgesteld zonder dat schadevergoeding is verleend of is overlegd over een alternatieve locatie c.q. herhuisvesting binnen het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein, dit jegens zijn cliënten onrechtmatig is. Namens de cliënten wordt de verwachting uitgesproken dat zodra het bestemmingsplan is vastgesteld conform het bepaalde in artikel 35 lid 4 van de toepasselijke erfpachtvoorwaarden schadevergoeding te verlenen krachtens de onteigeningswet. Gevraagd wordt om in overleg te zoeken naar een andere locatie c.q. herhuisvesting op het nieuwe bedrijventerrein. Ten slotte wordt nog gesteld dat de gemeente tot op heden schromelijk tekort geschoten is in haar verplichting in overleg te treden met beide cliënten en hen een fatsoenlijke compensatie te bieden voor de door de gemeente beoogde afbraak van hun opstallen. Commentaar: Privaatrechtelijke aspecten Indien inderdaad sprake is van het terugnemen van erfpachtgronden zonder enige vorm van schadevergoeding dan ligt het op de weg van de advocaat van belanghebbenden om de burgerlijke rechter in te roepen. Bestuursrechtelijke aspecten Het bestemmingsplan is nog in ontwerpfase, zodat uiteraard geen sprake kan zijn van het verlenen van schadevergoeding krachtens artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bovendien is de onteigeningswet hier niet aan de orde. Zelfs in het geval dat het bestemmingsplan reeds onherroepelijk was geworden, zou niet per definitie aanspraak gemaakt kunnen worden op planschadevergoeding op grond van het blote feit dat het bestemmingsplan is gewijzigd. De bestemmingsplanprocedure is in gevallen waarin men om economische of andere reden bedrijfsverplaatsing wenst niet het kader om hierover te onderhandelen. Niettemin stelt de gemeente zich waar mogelijk welwillend, maar niet minder vrijblijvend op. Conclusie De mondeling en schriftelijk ingebrachte zienswijzen geven geen aanleiding tot de aanpassingen.
73
74
II VOORSCHRIFTEN
Voorschriften Vierhavensstraat en omgeving
Algemene en technische bepalingen Artikel 1 Artikel 2
Begripsbepalingen Algemene bepalingen
Bestemmingsbepalingen Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Gemengde doeleinden I, II en III Bedrijven Horeca Verkeersweg Verblijfsgebied Groen Leiding Waterkering Archeologisch waardevol gebied
Aanvullende bepalingen Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Algemene vrijstellingen Gebruik Overgangsbepaling
Artikel 15 Artikel 16
Strafbepaling Naamgeving
Lijst van bedrijfsactiviteiten behorende bij de “Voorschriften bestemmingsplan Vierhavensstraat en omgeving”
Algemene en technische bepalingen
Artikel 1
Begripsbepalingen
Archeologisch deskundige Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. Bebouwing Een of meer gebouwen en/of andere bouwwerken. Belhuis Een inrichting waarvan de bedrijfsvoering onder welke benaming dan ook is gericht op het ter plaatse tegen betaling bieden van gelegenheid tot elektronische berichtenuitwisseling in de vorm van telefonie of door middel van toegang tot het internet. Een op de openbare weg geplaatste telefooncel wordt hier niet onder begrepen. Bestemmingsgrens Een als zodanig verklaarde lijn op de plankaart die de grens vormt van een bepaalde bestemming. Bouwlaag of laag Het tussen twee opeenvolgende vloeren of tussen een vloer en een plafond gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw, met inbegrip van een kap met een dakkapel die breder is dan 2/3 van de breedte van het pand. Een vliering, kap, zolderverdieping, kelder, souterrain, bel-etage of ondergrondse parkeervoorziening alsmede een dakopbouw binnen het theoretisch profiel van een kap, worden niet als afzonderlijke laag begrepen. Bouwmarkt Een perifere detailhandelsvestiging waar bouwmaterialen en tuinartikelen te koop worden aangeboden alsmede materialen welke voor het verrichten van bouw- en verbouwwerkzaamheden nodig zijn. Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bruto vloeroppervlakte (b.v.o.) De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels, horeca, bedrijven of maatschappelijke voorzieningen met inbegrip van de daartoe behorende inpandige ruimten, zoals gemeenschappelijke ruimten, magazijnen en dienstruimten. Dakpark Een park, aangelegd op een plateau dat rust op de onderliggende constructie en/of onbebouwde gronden overkluist. Detailhandel Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen direct aan de particulier c.q. eindconsument. Dove gevel Gevel zonder te openen delen. Feestzaal Horecaonderneming gericht op de verhuur van ruimtes aan derden voor bruiloften, party’s en feesten; de verzorging van drank en etenswaren is toegestaan.
Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Gevoelige bestemming Woonbebouwing, dag- en verblijfsrecreatie (bungalowparken, camping), bejaardenoorden, ziekenhuizen kinderdagverblijven, scholen kinderboerderijen speeltuinen en open lucht sportaccommodaties voor intensieve sportbeoefening. Groothandel Het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen dan wel aan personen, die die goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden. Horeca Een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van etenswaren en dranken. Kantoren Ruimten, welke blijkens hun indeling en inrichting zijn bestemd voor administratieve werkzaamheden. Maatschappelijke voorzieningen Voorzieningen van sociale/culturele/medische/educatieve/recreatieve/ levensbeschouwelijke aard dan wel ten behoeve van de openbare dienst. Milieudeskundige De Milieudienst Rijnmond (DCMR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige. Parkbebouwing Kleine gebouwen die ondergeschikt zijn aan het park, maar wel programmatisch het parkgebruik ondersteunen. Parkeervoorzieningen Parkeergelegenheid ter voorziening in de behoefte aan ruimte voor het parkeren en stallen van motorvoertuigen en (brom)fietsen, alsmede de daarbij behorende in- en uitritten en toegangen. -
Peil voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein. Indien een bouwwerk aan meer dan een weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend. Perifere detailhandel Detailhandel die vanwege de aard en de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling (auto’s, boten en caravans, tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels) en waarvan het aandeel nevenassortiment dat verband houdt met het hoofdassortiment niet meer dan 20% van de omzet mag bedragen en 20 % van het winkelvloeroppervlak. Praktijkruimte/atelier Een werkruimte voor de uitoefening van administratieve, medische c.q. paramedische of daarmee gelijk te stellen beroepen of werkzaamheden, dan wel een werkruimte ten behoeve van een kunstenaar. Thematische detailhandel: thema vrijetijd Grootschalige detailhandelsvestiging gebaseerd op het thema “vrijetijd” waarbij de grootte van een vestiging minimaal 1.000 m² bedraagt.
N.B. Aan de met rood doorgestreepte tekst is goedkeuring onthouden door GS op 24 maart 2009
Tuincentrum Een perifere detailhandelsvestiging waar boomkwekerijproducten, planten, bloembollen, bloemen, kamerplanten en attributen ter verfraaiing en onderhoud van tuinen alsmede daarbij benodigde bouwmaterialen en tuinmeubilair ten verkoop aan de eindconsument worden aangeboden. Winkel Detailhandelsvestiging en/of daarmee vergelijkbare vestiging voor de verrichting van diensten aan of ten behoeve van particulier c.q. eindconsument, zomede een ambachtelijk bedrijf in combinatie met of als onderdeel van een detailhandelsvestiging. Een belhuis wordt hier niet onder begrepen.
Artikel 2
Algemene bepalingen omtrent het bouwen
1. Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften geldt de volgende wijze van meten: a. de grondoppervlakte van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten tussen de verticale projecties van de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en 1 meter boven peil; dakoverstekken, luifels, niet aaneengesloten balkons en dergelijke worden hierbij niet meegeteld, mits zij niet verder uitsteken dan 0,5 meter; b. de inhoud van een gebouw of ander bouwwerk wordt gemeten buitenwerks en/of uit het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren en boven peil; c. - de hoogte van een gebouw of ander bouwwerk (bouwhoogte) wordt gemeten vanaf het hoogste punt van dat gebouw of ander bouwwerk tot het peil, waarbij dakopbouwen benodigd voor het functioneren van het gebouw of bouwwerk, zoals liftschachten, lichtkoepels, schoorstenen, (schotel)antennes en liftopbouwen, met een hoogte van maximaal 3 meter, niet meegerekend worden; - de goot- of boeiboordhoogte van een gebouw wordt gemeten vanaf de horizontale snijlijn van gevelvlak en dakvlak tot aan het peil; d. de breedte van een gebouw wordt gemeten van en tot de buitenkant van een zijgevel dan wel het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur, met dien verstande, dat wanneer de zijgevels verspringen of niet evenwijdig lopen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste breedte; e. de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens wordt gemeten vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van de gevel van het gebouw, haaks op de perceelsgrens. 2. Bebouwingsnormen Op de voor bebouwing bestemde gronden dienen - onverminderd hetgeen daartoe in de desbetreffende voorschriften is bepaald - de op de plankaart aangegeven bebouwingsnormen in acht genomen te worden. Voor zover voor de desbetreffende gronden op de plankaart respectievelijk in de voorschriften geen maximum bebouwingspercentage is bepaald, mogen deze gronden volledig worden bebouwd. 3. Afdekking van gebouwen Voor zover in deze voorschriften noch op de plankaart regels zijn opgenomen t.a.v. de afdekking van gebouwen, mogen deze gebouwen zowel met een kap als plat worden afgedekt. 4. Molenbeschermingszone a. Om rondom de molen binnen de op de plankaart aangegeven aanduiding ‘molenbeschermingszone’ vrije windvang te garanderen en het zicht op de molen veilig te stellen, geldt, onverminderd hetgeen in deze voorschriften is bepaald ten aanzien van de voor de gronden geldende bestemmingen, het volgende, tenzij de vrije windvang of het zicht ter plaatse al is beperkt, mits deze niet verder beperkt worden; - Binnen de straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen bebouwing worden opgericht of beplanting aanwezig zijn, hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek. Voor molen ‘De Distilleerketel’ is deze hoogte 10 meter; - Binnen de straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, geldt dat de maximale hoogte van bebouwing/beplanting niet hoger mag zijn dan de onderste punt van de verticaal staande wiek plus 1/30 van de afstand tussen de betreffende bouwwerk/beplanting en het middelpunt van de molen. b. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a, mits daardoor de windvang, het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast en Gedeputeerde Staten een verklaring van geen bezwaar hebben verleend. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de desbetreffende molenbeheerder te overleggen.
Bestemmingsbepalingen Artikel 3
Gemengde doeleinden I, II en III
1. De gronden, aangewezen voor "gemengde doeleinden I", zijn bestemd voor: a. vanaf de begane grond tot aan het niveau van het dakpark: - bedrijven in de categorieën 1 en 2 als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven welke hiermee, gehoord de milieudeskundige, naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen; - kantoren; - maatschappelijke voorzieningen; - winkels met een brutovloeroppervlak van ten hoogste 100 m² per vestiging met een maximum van 500 m² brutovloeroppervlak; - horeca tot ten hoogste 500 m²; - openbare nutsvoorzieningen; - groen; - reclame inrichtingen; - voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding, groen en erf. - ontsluitingswegen, expeditiestraten en parkeervoorzieningen. b. op verhoogd niveau vanaf het niveau van het dakpark: - dakpark ten dienste van wandelen, verblijven, speel- en sportbeoefening; - straatmeubilair; c. de bestemmingen “waterkering” en “leiding”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar gegeven bestemmingen worden gebouwd met een maximum bouwhoogte van 70 meter aan de zijde van het Marconiplein aflopend naar 25 meter aan de zijde van het dakpark. Aan de zijde van de Vierhavensstraat mag bebouwing op de begane grond eerst op een afstand van 7.2 meter vanaf de bestemmingsgrens worden gerealiseerd. Bij realisatie van gevoelige functies dienen luchtdichte en “dove” gevels aanwezig te zijn. De toegang tot gevoelige functies mag niet aan de zijde van de Vierhavensstraat gerealiseerd worden. 3. De gronden, aangewezen voor "gemengde doeleinden II", zijn bestemd voor: a. vanaf de begane grond tot aan het niveau van het dakpark: - bedrijven als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven welke hiermee, gehoord de milieudeskundige, naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen; - kantoren tot ten hoogste 750 m² per vestiging; - perifere detailhandel; - thematische detailhandel conform de indeling naar branchegroepen van het Hoofdbedrijfsschap voor Detailhandel, voor maximaal 12.000 m²; - horeca tot ten hoogste 2.500 m²; - horeca in de vorm van 2 feestzalen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² onder voorwaarde dat zij geen aaneengesloten gevel bezitten; - één supermarkt met een bedrijfsvloeroppervlak (BVO) van maximaal 3.000 m²; - recreatieve voorzieningen; - openbare nutsvoorzieningen; - groen; - reclame inrichtingen; - voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding, groen en erf; - ontsluitingswegen, expeditiestraten en parkeervoorzieningen.
N.B. Aan de met rood doorgestreepte tekst is goedkeuring onthouden door GS op 24 maart 2009
b. op verhoogd niveau vanaf het niveau van het dakpark: - dakpark ten dienste van wandelen, verblijven, speel- en sportbeoefening en een kinderboerderij; - straatmeubilair; - 2 parkgerelateerde (commerciële) publieksvoorzieningen, met respectievelijk elk een oppervlakte van ten hoogste 850 m² en 100 m², waaronder één horecavestiging; een en ander met dien verstande dat de hier bedoelde vestigingen niet aaneengesloten mogen zijn. c. de bestemmingen “waterkering”, “leiding” en “archeologisch waardevol gebied”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 4. Voor de thematische detailhandel zoals bedoeld in het derde lid onder a, geldt dat het thema “Vrijetijd” is toegestaan voor vestigingen van ten minste 1000 m². De volgende branches zijn toegestaan: Dierenspeciaalzaken voor maximaal 2.100 m²; Sport- en/of kampeerzaken voor maximaal 6.700 m²; Speelgoedzaken voor maximaal 3.500 m²; Rijwielhandel voor maximaal 5.500 m²; Muziekhandel; Bloemenwinkels; 5. Vrijstelling Burgemeester en wethouders kunnen na ontvangst van een verklaring van geen bezwaar van de Gedeputeerde Staten, vrijstelling verlenen van het bepaalde in het vierde lid ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde branches binnen de hoofdgroep “Educatie en Vrijetijd” van het Hoofdbedrijfsschap Detailhandel dan wel uitbreiding van de branche zelf, nadat de behoefte middels distributieplanologisch onderzoek (dpo) is aangetoond. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een positief schriftelijk advies van de Stadsregio (REO) te overleggen. 6. a. Op de in het derde en vierde lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar gegeven bestemmingen worden gebouwd. Op het niveau van het dakpark mag slechts gebouwd worden binnen de daartoe aangegeven locaties. Gemeten vanaf het vloerniveau van het dakpark mag de bouwhoogte ten behoeve van Parkbebouwing locatie I niet meer bedragen dan 6 meter en ten behoeve van Parkbebouwing locatie II niet meer bedragen dan 8 meter. b. Burgemeester en wethouders kunnen zonodig eisen stellen ten aanzien van de constructie en minimale hoogte van bouwwerken op de begane grond, teneinde de mogelijkheid van de bouw van een dakpark met de daarop toegelaten bouwwerken te waarborgen. 7.
De gronden, aangewezen voor "gemengde doeleinden III", zijn bestemd voor: a. vanaf de begane grond tot aan het niveau van het dakpark: - bedrijven als bedoeld in de bij deze voorschriften behorende lijst van bedrijfsactiviteiten, alsmede bedrijven welke hiermee, gehoord de milieudeskundige, naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen; - maatschappelijke voorzieningen; 2 - horeca tot ten hoogste 500 m ; - openbare nutsvoorzieningen; - groen; - reclame inrichtingen; - voorzieningen ten dienste van de waterhuishouding, groen en erf; - ontsluitingswegen, expeditiestraten en parkeervoorzieningen. b. op verhoogd niveau vanaf het niveau van het dakpark voor: dakpark ten dienste van wandelen, verblijven, speel- en sportbeoefening; - straatmeubilair;
c. de bestemmingen “waterkering” en “leiding”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 8. a.
Op de in het voorgaande lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de aldaar gegeven bestemmingen worden gebouwd. Bij realisatie van gevoelige functies dienen luchtdichte en “dove” gevels aanwezig te zijn. De toegang tot gevoelige functies mag niet aan de zijde van de Vierhavensstraat gerealiseerd worden. b. Op de te bouwen bouwwerken genoemd onder onderdeel a van dit zevende lid is een extra bouwlaag van ten hoogste 4 meter en een oppervlak van ten hoogste 250 m² toegestaan. c. Burgemeester en wethouders kunnen zonodig eisen stellen ten aanzien van de constructie en minimale hoogte van bouwwerken op de begane grond, teneinde de mogelijkheid van de bouw van een dakpark met de daarop toegelaten bouwwerken te waarborgen.
Vrijstelling 9. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a. het derde lid ten behoeve van nog 2 feestzalen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 2.500 m² onder voorwaarde dat zij geen aaneengesloten gevel bezitten, de ruimtelijke de verkeers- en parkeersituatie zulks aan kan en de veiligheid van bezoekers niet in het geding is; b. het derde en het zesde lid ten behoeve van het realiseren van vluchtwegen.
Artikel 4
Bedrijven
1. De gronden, aangewezen voor “bedrijven”, zijn bestemd voor: a. bouwwerken, opslag- en werkterreinen ten behoeve van bedrijven, welke zijn vermeld in de categorieën 1 t/m 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, behorende bij deze voorschriften, met de daarbij behorende ontsluitingswegen en -paden, parkeerplaatsen, groenvoorzieningen; b. de bestemmingen “leiding” en “waterkering”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Ter plaatse van de daartoe op de plankaart gegeven aanduiding is bebouwing in de vorm van een hoogteaccent tot ten hoogste 30 meter toegestaan. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het eerste lid ten behoeve van het toelaten van andere dan de aldaar genoemde bedrijven, die daarmee naar aard en invloed op de omgeving zijn gelijk te stellen. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de milieudeskundige te overleggen. 4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 5
Horeca
De gronden, aangewezen voor “horeca”, zijn bestemd voor bouwwerken, waarin horeca is toegestaan, met de daarbij behorende tuinen, erven en parkeervoorzieningen.
N.B. Aan de met rood doorgestreepte tekst is goedkeuring onthouden door GS op 24 maart 2009
Artikel 6
Verkeersweg
1. De gronden, aangewezen voor “verkeersweg”, zijn bestemd voor: a. voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen, zoals rijstroken, trambanen met bovenleidingen, fietspaden, parkeerplaatsen, met de daarbij behorende kunstwerken als viaducten, bruggen, duikers; b. voorzieningen ten behoeve van wandelen en verblijven, zoals trottoirs, paden en trappen; c. groenvoorzieningen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; d. openbare nutsvoorzieningen; e. geluidswerende voorzieningen; f. de bestemmingen “leiding” en “archeologisch waardevol gebied”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd: a. de in het eerste lid bedoelde kunstwerken; b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als portalen ten behoeve van de bewegwijzering, straatmeubilair, verfraaiingselementen, reclame-inrichtingen, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, openbare nutsvoorzieningen, geluidsschermen en andere voorzieningen ter beperking van geluidshinder veroorzaakt door het wegverkeer, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard als een brug, een duiker alsmede de in het derde lid bedoelde overhangende delen. 3. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede als zodanig zijn bestemd in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijk) met een diepte van ten hoogste 3 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 9 meter boven maaiveld. 4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder f, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 7
Verblijfsgebied
1. De gronden, aangewezen voor "verblijfsgebied", zijn bestemd voor: a. verkeers- en verblijfsruimte, te weten: - voorzieningen voor rijdende en stilstaande voertuigen; - voorzieningen ten behoeve van wandelen, verblijven en spelen; b. groenvoorzieningen, waterpartijen, waterlopen en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; c. openbare nutsvoorzieningen; d. de bestemmingen “leiding” en “waterkering” voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. In aanvulling op het bepaalde in het eerste lid geldt dat de gronden, voor zover grenzend aan bestemmingen welke bebouwing toelaten, mede als zodanig zijn bestemd in de vorm van overhangende delen (erkers, balkons, galerijen en dergelijk) met een diepte van ten hoogste 3 meter gemeten uit de gevel en op een hoogte van ten minste 6 meter boven maaiveld. 3. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals straatmeubilair, verfraaiingselementen, speelelementen, reclame-inrichtingen, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, openbare nutsvoorzieningen, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard als een brug, een duiker.
4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder d, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 8
Groen
1. De gronden, aangewezen voor "groen", zijn bestemd voor: a. park, plantsoen, openbare nutsvoorzieningen, waterpartijen en waterlopen, speelgelegenheden, met inbegrip van een in artikel 3 derde lid onder b bedoelde publieksvoorziening, ontsluitingswegen, fiets- en voetpaden en overige in het kader van de waterhuishouding nodige voorzieningen, zoals taluds, keerwanden en beschoeiingen; b. de bestemmingen “leiding” en “waterkering”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals straatmeubilair, verfraaiingselementen, speelelementen, al dan niet ondergrondse afvalcontainers, openbare nutsvoorzieningen, zomede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van waterbouwkundige aard als een brug, een duiker dan wel een voorziening ten behoeve van de expeditiestraat. 3. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald. Artikel 9
Leiding
1. De gronden, aangewezen voor “leiding”, zijn bestemd voor: a. een ondergrondse hoogspanningsleiding van 150 kV; b. een leiding voor de stadsverwarming; c. de bestemmingen “gemengde doeleinden, I, II en III”, “bedrijven”, “verkeersweg”, “groen”, “waterkering” en “archeologisch waardevol gebied”, voor zover op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de in het eerste lid onder a bedoelde leiding worden gebouwd. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder c toegestane bebouwing, mits de belangen van de hoogspanningsleiding/stadsverwarming niet worden geschaad. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vrijstelling voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de hoogspanningsleiding/stadsverwarming. Aanlegvergunning 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren: a. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een andere wijze indrijven van voorwerpen; c. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven alsmede door ophogen; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; e. het verrichten van graafwerkzaamheden.
Een aanlegvergunning wordt verleend, indien daardoor het doelmatig functioneren van de leiding niet onevenredig wordt of kan worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de leidingbeheerder te overleggen. 5. Het bepaalde in het vierde lid van dit artikel is niet van toepassing op normale werkzaamheden van geringe omvang, gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavig gebied. 6. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder c, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Artikel 10
Waterkering
1. De gronden, aangewezen voor “waterkering”, zijn bestemd voor: a. waterkering met de daarbij behorende waterstaatswerken als taluds, glooiingen en onderhoudswegen, zomede bouwwerken - geen gebouwen zijnde - van waterbouwkundige aard, zoals duikers, gemalen, keerwanden en beschoeiingen; b. de bestemmingen “gemengde doeleinden, I, II en III”, “bedrijven”, “verkeersweg”, “verblijfsgebied”, “groen”, “leiding” en “archeologisch waardevol gebied”, voor zover deze gronden mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend de in het eerste lid onder a bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd. Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder b toegestane bebouwing, mits de belangen van de waterstaat niet worden geschaad. Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de vrijstelling aan burgemeester en wethouders een schriftelijk advies van de dijkbeheerder te overleggen. Burgemeester en wethouders kunnen aan de vrijstelling voorschriften verbinden ter bescherming van de belangen van de waterstaat. 4. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het in dit artikel bepaalde slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen terzake is bepaald.
Artikel 11
Archeologisch waardevol gebied
1. De gronden, aangewezen voor “archeologisch waardevol gebied A en B”, zijn bestemd voor: a. behoud van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden; b. de bestemmingen “gemengde doeleinden I, II en III”, “verkeersweg”, “groen”, “leiding” en “waterkering”, voor zover deze gronden op de plankaart mede als zodanig zijn aangewezen. 2. Op de in het eerste lid bedoelde gronden zijn uitsluitend bouwwerken toegestaan (waaronder begrepen: heien en het slaan van damwanden) met een grondoppervlak kleiner dan 100 m2. In afwijking hiervan zijn tevens toegestaan bouwwerken met een grondoppervlak: a. vanaf 100 m2, mits niet dieper dan 1,0 meter beneden NAP wordt gebouwd (gebied B); b. groter dan 200 m2, mits niet dieper dan 1,0 meter beneden NAP wordt gebouwd (gebied A). Vrijstelling 3. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in het tweede lid voor het bouwen van krachtens het eerste lid onder b toegelaten bebouwing, mits de archeologische waarden niet worden geschaad.
Alvorens de vrijstelling te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de bouwvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de archeologisch deskundige te overleggen. Aan een vrijstelling kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door de archeologisch deskundige. Aanlegvergunning 4. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, graafwerkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die: a. dieper reiken dan 1,0 meter beneden NAP (gebied B) en die tevens een terreinoppervlak vanaf 100 m2 beslaan; b. dieper reiken dan 1,0 meter beneden NAP (gebied A) en die tevens een terreinoppervlak groter dan 200 m2 beslaan; Een aanlegvergunning geldt niet voor bedoelde activiteiten gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden en welke in uitvoering waren ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan en is tevens niet van toepassing op bestaande weg- en leidingcunetten. Een aanlegvergunning wordt verleend indien daardoor de aanwezige archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Alvorens de aanlegvergunning te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de aanlegvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van de archeologisch deskundige te overleggen. Aan een aanlegvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige. 5. Indien en voor zover deze gronden samenvallen met de bestemmingen als bedoeld in het eerste lid onder b, is het bepaalde in dit artikel slechts van toepassing met inachtneming van hetgeen ter zake is bepaald.
Aanvullende bepalingen Artikel 12 Algemene vrijstellingen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van dit bestemmingsplan: kleine bouwwerken a. voor de bouw van - niet voor bewoning bestemde - kleine bouwwerken van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, transformatorgebouwtjes, verdeelkasten, gasdrukregel- en meetstations, gemaalgebouwtjes, met dien verstande, dat de inhoud van een bouwwerk, als hier bedoeld, niet meer mag bedragen dan 60 m3; begrenzing weg(profiel), terrein b. indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, het beloop of het profiel van een weg, de ligging of de vorm van een bouwwerk of een terrein c.q. waterloop of de hoogte van een bouwwerk in het belang van het te verwachten verkeer, de volkshuisvesting en/of een behoorlijke bebouwing c.q. inrichting noodzakelijk is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt, met dien verstande dat hierdoor de bestemmingsgrens niet wordt overschreden; parkeereisen Bouwverordening c. voor zover afwijking van de bestemming noodzakelijk is ten einde te kunnen voldoen aan de ingevolge de Bouwverordening der Gemeente Rotterdam - zoals deze luidt op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp voor dit plan - te stellen parkeereisen; hoogte, dakopbouwen d. ten behoeve van overschrijding van de toegestane maximale hoogte met ten hoogste 3 m ten behoeve van dakopbouwen benodigd voor het functioneren van het bouwwerk, zoals liftschachten, lichtkoepels.
Artikel 13
Gebruik
1. Het is verboden de in dit bestemmingsplan gelegen onbebouwde gronden en de in het plan gelegen bouwwerken geheel of gedeeltelijk te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de daaraan in het plan gegeven bestemming(en) en/of het volgens de voorschriften uitsluitend toegestane gebruik, dan wel met de uit deze voorschriften voortvloeiende aard van de bebouwing. Vrijstelling 2. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in het eerste lid, indien strikte toepassing van dit voorschrift leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Artikel 14
Overgangsbepaling
Overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken 1. Bouwwerken, welke bestaan op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp voor dit bestemmingsplan dan wel daarna gebouwd worden of kunnen worden met inachtneming van het bepaalde in de Woningwet, en die afwijken of zouden afwijken van dit plan, mogen op voorwaarde dat de bestaande afwijkingen van dit plan niet worden vergroot en behoudens onteigening overeenkomstig de wet: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na verwoesting door een calamiteit worden herbouwd, mits de desbetreffende bouwaanvraag wordt aangevraagd binnen twee jaar nadat deze calamiteit heeft plaatsgevonden.
Overgangsbepaling ten aanzien van het gebruik 2. Het ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan bestaande gebruik van onbebouwde gronden en van bouwwerken, dat in strijd is met dit bestemmingsplan, mag worden voortgezet en zodanig worden gewijzigd, dat het in dezelfde als wel in mindere mate strijdigheid met dit bestemmingsplan oplevert. Uitzonderingen op overgangsrecht 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, doch zijn gebouwd in strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan. 4. Het tweede lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat bestemmingsplan.
Artikel 15
Strafbepaling
Overtreding van het bepaalde in artikel 9 vierde lid of artikel 11 vierde lid of artikel 13 eerste lid, wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2°, van de Wet op de economische delicten.
Artikel 16
Naamgeving
Deze voorschriften worden aangehaald als "voorschriften Vierhavensstraat en omgeving".
Lijst van bedrijfsactiviteiten Toelichting De Lijst van Bedrijfsactiviteiten geeft aan welke bedrijven binnen het plangebied in beginsel zijn toegestaan. Alle bedrijfsactiviteiten zijn ingedeeld in milieucategorieën, waarbij milieucategorie 1 betekent dat een bedrijfstype weinig potentiële milieuhinder veroorzaakt en milieucategorie 5 of 6 veel milieuhinder veroorzaakt. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft de lijst van bedrijfstypen ingedeeld aan de hand van de Standaard Bedrijfsindeling uit 1993 (SBI’93) van het CBS. Voor de zonering en de bij de zones behorende bedrijfscategorieën is uitgegaan van de VNG-publicatie “Bedrijven en milieuzonering – 2001”. Per type bedrijf zijn afstanden gegeven met betrekking tot de milieuhinderaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De lijst van bedrijfsactiviteiten volgt de publicatie van de VNG, maar met een algemeen verschil. De lijst gaat alleen over activiteiten die in een bedrijfsbestemming zijn toegestaan. Zo zijn bijvoorbeeld sport- en recreatieve voorzieningen niet opgenomen, omdat die in Rotterdam een aparte bestemming zijn. Indicatie milieuhinder Om inzicht te krijgen in de toekomstige invloed die elk bedrijfstype op de woonomgeving heeft, is per type bedrijf de potentiële milieubelasting bepaald. Deze potentiële milieubelasting is een indicatie voor de hinder afkomstig van een bedrijf, wat wil zeggen dat de afstanden niet de feitelijke milieuhinder geven, maar gebaseerd zijn op indicatieve gegevens uitgaande van een gemiddeld modern bedrijf, representatief voor die specifieke bedrijfsvoering. De afstanden hebben derhalve een indicatief karakter. De potentiële milieubelasting wordt bepaald door de activiteiten van een bedrijf. De afstanden zijn onder andere vastgesteld aan de hand van ervaringen in de praktijk. Hierbij is rekening gehouden met het karakter van het plangebied en de omgeving. Continu en zonering In de tabel is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter C voor continu opgenomen. Hiermee is dan aangegeven dat de meeste bedrijven binnen het betreffende type continu in bedrijf zijn met die activiteiten die bepalend zijn voor het geluidniveau. Voorts is achter de afstand voor geluid – waar van toepassing – de letter Z van zonering opgenomen. Het gaat hier om bedrijven die zeer veel geluid produceren en als zodanig in het Inrichtingen- en Vergunningenbesluit bij de Wet milieubeheer zijn aangewezen. Als deze bedrijven in een bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, dan moet door de Provincie rondom het betreffende bedrijventerrein een toetsingszone worden vastgesteld. Indices In de tabel zijn indices opgenomen voor verkeer en visuele hinder. De verkeersaantrekkende werking en visuele hinder zijn kwalitatief beoordeeld en weergegeven met een index. De index loopt van 1 tot 3, waarbij 1 staat voor geen of een geringe emissie of hinder, 2 voor aanzienlijke en 3 voor zeer ernstige emissie of hinder. De verkeersaantrekkende werking heeft betrekking op al het autovervoer van en naar de inrichting. De index voor visuele hinder is een zeer grove indicator voor de visuele inpasbaarheid van bedrijven. Opmerkingen In de laatste kolommen van de tabel zijn B, D of L geplaatst voor opmerkingen over Bodem, Divers en Lucht. De letter B is gegeven indien een gemiddeld bedrijf binnen dat type een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft. Daarmee is de index een hulpmiddel bij de selectie van toelaatbare bedrijven op gevoelige gronden. De letter D geeft aan dat het betreffende bedrijfstype zeer divers is en tot een grotere diversiteit in afstanden kan leiden. Dit geldt vaak voor chemische bedrijven. De uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht is vaak niet te vertalen in een standaardafstand tot mensen of gevoelige bestemmingen. Als de letter L in de tabel is vermeld kunnen er overwegingen zijn om de genoemde grootste afstand te verhogen.
De aanbevolen indicatieve afstand tussen een bedrijf en woningen: categorie 1: afstand tot woningen 0 of 10 meter categorie 2: afstand tot woningen 30 meter categorie 3: afstand tot woningen 50 of 100 meter categorie 4: afstand tot woningen 200 of 300 meter categorie 5: afstand tot woningen 500, 700 of 1000 meter categorie 6: afstand tot woningen 1500 meter Plangebied In dit plangebied zijn geen bedrijven toegelaten uit een categorie hoger dan categorie 2, deze zijn dan ook niet in deze lijst opgenomen. Strategische milieubeoordeling Wanneer de bedrijvenlijst behorend bij het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om MER(beoordelings)plichtige bedrijven te vestigen geeft het bestemmingsplan daarmee het kader, zoals bedoeld in de Europese richtlijn (2001/42EG) en zal in dat geval voor het bestemmingsplan een planm.e.r. gevoerd moeten worden. De richtlijn voor de planm.e.r. is bedoeld om milieu-effecten van plannen en programma’s tijdens de voorbereiding daarvan in beeld te brengen in een milieurapport (een PlanMER). Voor de zwaardere milieucategorieën is in de meeste gevallen een planm.e.r. nodig. Door het toestaan van enkele activiteiten uit de oorspronkelijke VNG-lijst categorie 2 is voor het bestemmingsplan een planm.e.r. nodig. De bedrijvenlijst categorie 2 is geschoond van activiteiten die MER-(beoordelings)plichtig zijn. Daarnaast is van een aantal activiteiten uit de standaard VNG-lijst de hoeveelheid of productiecapaciteit beperkt, deze aanpassing is aangegeven met een “a” in de derde kolom. Het gebruik van een aangepaste lijst voorkomt dat dit plan onbedoeld toch het kader biedt en een planm.e.r. noodzakelijk is om de milieu-effecten in beeld te brengen.
Bedrijvenlijst cat 1-2 SBI-code
Omschrijving
Opmerkingen
1
30 2
B
30 C 30 C
10 0
1 1
1 1
30 2 30 2
30
30
2
2
30 2
30
0
1
1
30 2
30 10 30 10 30 10
0 0 0 10 10 0
1 1 2 2 2 1
1 1 1 1 1 1
30 10 30 30 30 10
30
10
2
1
30 2
30
0
1
1
30 2
10 30
10 10
1 2
1 2
30 2 30 2
B
30 C
10
1
1
30 2
B
30 C
10
1
1
30 2
gevaar
2 1 2 2 2 1
B
B B
D
lucht (L)
1
divers (D)
bodem (B)
10
visueel
30 C
verkeer
categorie
grootste afstand
zonering (Z)
Pagina 1
continu (C)
LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW Tuinbouw: - bloembollendroog- en prepareerbedrijven 30 30 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - verwerkingscapaciteit < 2500 kg meel/week 30 10 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. a Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken, prod.cap. < 120.000 m³/jaar 10 30 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUCTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 Grafische afwerking 10 0 Binderijen 30 0 Grafische reproductie en zetten 30 0 Overige grafische activiteiten 30 0 Reproductiebedrijven opgenomen media 10 0 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUCTEN Farmaceutische productenfabrieken: - verbandmiddelenfabrieken 10 10 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. 30 0 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN niet elders genoemd Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 PRODUCTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: - < 10 MVA 0 0 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: - < 1 MW 0 0
Indices
geluid
stof
geur
aangepast SMB
volgnummer 01 0112 0 0112 6 15 1581 0 1581 1 1593 t/m 1595 18 182 20 205 22 2222.6 2223 A 2223 B 2224 2225 223 24 2442 0 2442 2 33 33 A 36 362 363 40 40 B0 40 B1 41 41 B0 41 B1
Afstanden
Bedrijvenlijst cat 1-2 SBI-code
Omschrijving
2 1 2
1 1 1
30 2 10 1 30 2
30 30 30 30 30 30 30 30 30 30
30 0 30 30 0 0 0 0 30 10
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
2 1 1 1 1 1 1 1 1 1
30 30 30 30 30 30 30 30 30 30
2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
30 10 30 30 30
30 30 10 0 0
2 1 2 2 2
1 1 2 2 2
30 30 30 30 30
2 2 2 2 2
10
10
1
1
10 1
10 C
10
1
1
30 2
30 C
0
2
1
30 2
30 C 10 C 0 C
0 0 30
2 1 1
1 1 3
30 2 10 1 30 2
B
D
D
lucht (L)
10 10 0
divers (D)
30 10 30
bodem (B)
categorie
Pagina 2
Opmerkingen grootste afstand
A B -
visueel
-
verkeer
-
gevaar
-
zonering (Z)
-
HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 Autobeklederijen 10 10 Autowasserijen 10 0 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwproducten en veevoeders 30 30 Grth in bloemen en planten 10 10 Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen 30 30 Grth in vlees, vleeswaren, zuivelproducten, eieren, spijsoliën 10 0 Grth in dranken 0 0 Grth in tabaksproducten 10 0 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 Grth in vuurwerk - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag tot 50 ton 10 0 - consumentenvuurwerk, onverpakt, opslag tot 2 ton 10 0 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 Grth in machines en apparaten 0 0 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 10 0 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING Cateringbedrijven 30 0 VERVOER OVER LAND Taxibedrijven, taxistandplaatsen 0 0 POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten 0 0 Telecommunicatiebedrijven 0 0 TV- en radiozendstations (zie ook tabel 2: zendinstallaties) 0 0 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
continu (C)
0 1 2
Indices
geluid
-
stof
B
geur
-
aangepast SMB
volgnummer 50 501, 502, 504 5020.4 5020.5 51 5121 5122 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5156 5162 517 52 527 55 5552 60 6022 64 641 642 642 71
Afstanden
Bedrijvenlijst cat 1-2 SBI-code
Omschrijving
Opmerkingen
lucht (L)
divers (D)
bodem (B)
categorie
grootste afstand
visueel
verkeer
gevaar
zonering (Z)
continu (C)
Pagina 3
Indices
geluid
A
Personenautoverhuurbedrijven Verhuurbedrijven voor roerende goederen niet elders genoemd COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Foto- en filmontwikkelcentrales Veilingen voor huisraad, kunst e.d. MILIEUDIENSTVERLENING Afvalverwerkingsbedrijven: - verwerking fotochemisch en galvano-afval OVERIGE DIENSTVERLENING Chemische wasserijen en ververijen Wasverzendinrichtingen
stof
A0 A7 -
geur
A -
aangepast SMB
volgnummer
711 714 72 72 74 7481.3 7484.4 90 9000.3 9000.3 93 9301.2 9301.3
Afstanden
10 10
0 10
30 30
10 10
2 2
1 2
30 2 30 2
0
0
10
0
1
1
10 1
10 0
0 0
30 C 10
10 0
2 2
1 1
30 2 10 1
B
10
10
30
10
1
1
30 2
B
L
30 0
0 0
30 30
30 0
2 1
1 1
30 2 30 2
B
L
D
III BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE BIJLAGEN -
Reactie van de Provinciale Planologische Commissie d.d. 4 juli 2003 Verslag van de inspraakbijeenkomst d.d. 2 december 2003
IV PLANKAART
INHOUDSOPGAVE KAARTEN -
Bestemmingsplankaart d.d. 17-07-2007 Plankaart Archeologie d.d. 20-09-2007 Huisnummerkaart d.d. 30-01-2007