Bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Inhoudsopgave
Toelichting
4
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Vigerend bestemmingsplan 1.3 Doel 1.4 Rapportages verrichte onderzoeken
5 5 5 6 6
Hoofdstuk 2 Beleidskader 2.1 Algemeen 2.2 Rijksbeleid en Europese richtlijnen 2.3 Provinciaal en regionaal beleid 2.4 Gemeentelijk beleid 2.5 Conclusie beleidskader
8 8 8 10 13 14
Hoofdstuk 3 Huidige situatie 3.1 Situering en begrenzing 3.2 Ruimtelijke opzet 3.3 Spoorzone
15 15 16 17
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving 4.1 Uitgangspunten 4.2 Hoofdstructuur 4.3 Ontsluiting en parkeren 4.4 Bebouwing 4.5 Groen 4.6 Speelvoorziening 4.7 Dwarsprofielen 4.8 Ruimtebalans
19 19 20 21 23 25 25 25 27
Hoofdstuk 5 Beeldkwaliteit 5.1 Inleiding 5.2 Criteria en functie 5.3 Bedrijventerrein 5.4 Voormalig kantoorpand Van Hout 5.5 Woonbuurt
28 28 28 28 30 30
Hoofdstuk 6 Onderzoeken 6.1 Algemeen 6.2 Bodem 6.3 Waterhuishouding en riolering 6.4 Archeologie en cultuurhistorie 6.5 Natuur 6.6 Verkeer 6.7 Geluid 6.8 Luchtkwaliteit
31 31 31 32 33 34 36 36 37
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 2 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
6.9 Externe veiligheid 6.10 Geur 6.11 Kabels en leidingen 6.12 Milieuzonering bedrijven 6.13 Luchtvaartverkeerzone
38 41 41 42 42
Hoofdstuk 7 Juridische planopzet 7.1 Algemeen 7.2 Planregels
43 43 43
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid 8.1 Economische uitvoerbaarheid 8.2 Handhaving
46 46 46
Hoofdstuk 9 Procedure 9.1 Inspraak en vooroverleg 9.2 Vaststelling 9.3 Beroep
47 47 54 57
Regels
58
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
59 59 64
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Bedrijventerrein Artikel 4 Gemengd Artikel 5 Groen Artikel 6 Verkeer Artikel 7 Wonen
65 65 68 70 71 72
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Artikel 9 Algemene bouwregels Artikel 10 Algemene gebruiksregels Artikel 11 Algemene aanduidingsregels Artikel 12 Algemene ontheffingsregels Artikel 13 Algemene procedureregels Artikel 14 algemene nadere eisen
76 76 77 78 79 80 81 82
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 15 Overgangsrecht Artikel 16 Slotregel
83 83 84
Staat van Bedrijfsactiviteiten
85
Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijf aan huis
87
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 3 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Toelichting
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 4 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Aan de Wanroijseweg 2-6 in Mill is het terrein van het voormalige houtverwerkingsbedrijf Van Hout gelegen (zie figuur 1.1). Houtspoor CV, een samenwerkingsverband tussen Nova Development en Apart Beheer bv, is voornemens om dit terrein te herontwikkelen. Paragraaf 3.1 gaat verder in op de situering en begrenzing van het plangebied. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van circa 12 hectare en zal in de toekomst onder andere ruimte gaan bieden aan nieuwe woningen, bedrijvigheid en een groene recreatieve zone. De voorgenomen herontwikkeling van het Van Houtterrein is mede aanleiding geweest om het bedrijfsperceel 'De Groot' aan de Bakhuisweg, direct ten oosten van het Van Houtterrein te saneren. Op dit perceel zijn vrije sector kavels voorzien. Het vigerende bestemmingsplan Mill-Zuid biedt onvoldoende mogelijkheden om de voorgenomen herontwikkelingen in dit gebied te kunnen realiseren. Er wordt een nieuw bestemmingsplan gemaakt. Onderhavig bestemmingsplan voorziet hierin. Figuur 1.1
Ligging van het plangebied
1.2 Vigerend bestemmingsplan In het vigerende Bestemmingsplan "Mill Zuid", dat in november 2001 door de gemeenteraad van Mill en Sint Hubert is vastgesteld, op 11 juni 2002 door de provincie is goedgekeurd en op 12 maart 2003 onherroepelijk is geworden, is aan de gronden ter plaatse van het plangebied grotendeels de bestemming 'Bedrijfsdoeleinden 1 - houthandel' toegekend. Dit is het voormalige terrein van Van Hout.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 5 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
De gronden van deellocatie De Groot, aan de oostzijde van het plangebied, zijn thans bestemd als 'Bedrijfsdoeleinden 2' en hebben de aanduiding 'bedrijfsverzamelcomplex toegestaan'. De gronden van de drie aan de Parallelweg gelegen woningen hebben momenteel de bestemming 'Woondoeleinden 1'. De gronden ter plaatse van de bestaande wegen die binnen het plangebied vallen, hebben de bestemming 'Verkeers- en verblijfsdoeleinden 3 - erfontsluiting / (woon)straten'. Een gedeelte van de Bakhuisweg is tevens voorzien van de aanduiding 'geen nieuwe ontsluitingen toegestaan'. Zoals in de onderstaande figuur is te zien, ligt de indicatieve 40 Ke-geluidcontour van Vliegbasis Volkel deels over het plangebied. In paragraaf 6.7 wordt hier nader op ingegaan. Figuur 1.2
Uitsnede bestemmingsplan Mill-Zuid
1.3 Doel Het doel van het bestemmingsplan is om de braakliggende gronden van het voormalige Van Houtterrein en het aansluitende grondgebied van De Groot te herontwikkelen ten gunste van nieuwe woningen, bedrijvigheid en een groene recreatieve zone. Tevens worden in het plan enkele gronden in de directe omgeving van het Van Houtterrein meegenomen, om een versnipperde situatie te voorkomen en een goede aansluiting van het plan te creëren op het vigerend blijvende gedeelte van bestemmingsplan Mill-Zuid. 1.4 Rapportages verrichte onderzoeken Ten behoeve van het bestemmingsplan zijn verschillende deelonderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze deelonderzoeken zijn beschreven in de volgende rapporten zoals opgenomen in de bijlage: 1. Herontwikkeling Van Houtterrein te Mill, akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, (Grontmij Nederland B.V., Roosendaal, april 2009, doc.nr. 251658.rsd.431.R001, revisie 02); Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 6 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2. Archeologisch onderzoek Van Houtterrein en De Grootterrein te Mill, Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase d.m.v. boringen plangebied Van Hout en De Groot terrein te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, mei 2008, doc.nr. 233408/RM/GAR531); 3. Flora & Faunascan Houtspoor, Natuur- en soortenbeleid in het kader van de ontwikkeling van het Van Houtterrein te Mill (Grontmij Nederland B.V. Eindhoven, augustus 2007, doc.nr. 233408.ehv.211.FF01); 4. Flora & Faunascan bouwlocatie "De Groot", Bakhuisweg te Mill, Natuur- en soortenbeleid in relatie de herontwikkeling van het perceel "De Groot" (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, mei 2008, doc.nr. 251658.ehv.211.FF02); 5. Het voorkomen van vleermuizen aan de Bakhuisweg te Mill (Adviesbureau Mertens bv, Wageningen, juli 2008); 6. Luchtkwaliteit Van Houtterrein te Mill, luchttoets conform de Wet milieubeheer (5.2 luchtkwaliteitseisen) (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, mei 2008, doc.nr. 251658.ehv.212.R001, revisie a); 7. Verkeerstoets Van Hout te Mill (Grontmij Nederland B.V., Roermond, maart 2009, doc.nr. 251658.RM.230.R01, revisie 03); 8. Verkennend bodemonderzoek terrein De Groot te Mill (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, juli 2008, doc.nr. 251658.ehv.220.R001); 9. Watertoets Van Houtterrein e.o. te Mill (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, maart 2009, doc.nr. 251658.ehv.219.R002,revisie 09); 10. Nader bodemonderzoek voor de locatie Bakhuisweg te Mill (Öko Care, Rijkevoort, januari 2008, rapportnummer RN 8142.A.doc); 11. Nader bodemonderzoek (tweede fase) voor de locatie Bahuisweg te Mill (Öko Care, Rijkevoort, maart 2009, rapportnummer RN 8142.B.doc); 12. Notitie RMB, Aanmelding 't Spoor als IBM-project (Cuijk, september 2008, kenmerk 75050010, registratienummer 3313/jbr); 13. Notitie 'Beoordeling van locatie geplande woningen op het Van Houtterrein te Mill in relatie tot de geluidszone van militaire vliegbasis Volkel' (Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, maart 2009, doc.nr. I&M-99404495-v1.1a) 14. Beschikking in gevolge artikel 39e Wet Bodembescherming Wanroyseweg 2-6 (fase 1 en 2) (Provincie Noord-Brabant, 12 december 2007, briefnr. 1355771 en 1355755)
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 7 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook wordt aandacht besteed aan relevant Europees beleid. 2.2
Rijksbeleid en Europese richtlijnen
2.2.1 Nota Ruimte In de Nota Ruimte, die in april 2004 is verschenen, zijn door de ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. In de Nota Ruimte zijn het beleid uit het Structuurschema Groene Ruimte 2 en de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid uit de Vijfde Nota over de Ruimtelijke Ordening meegenomen. Een belangrijk uitgangspunt van de Nota Ruimte is bundeling van verstedelijking, economische activiteiten en infrastructuur in de stedelijke regio's. 2.2.2 Wet op de Archeologische Monumentenzorg en Nota Belvedère De Wet op de Archeologische Monumentenzorg is op 1 september 2007 in werking getreden. Met deze wet worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening (vroeg)tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. De 'Nota Belvedère' besteedt aandacht aan de wijze waarop in de ruimtelijke ordening met de cultuurhistorische kwaliteiten van een gebied moet worden omgegaan en welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Uitgangspunt is "behoud door ontwikkeling". In de nota zijn de belangrijkste gebieden afgebakend. In paragraaf 6.4 wordt nader ingegaan op de aspecten cultuurhistorie en archeologie. 2.2.3 Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit Op basis van de 'Wet Luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven onder andere worden uitgevoerd als het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit programma is op 1 augustus 2009 in werking getreden. In het NSL is het project revitalisering 't Spoor in Mill opgenomen. Het Van Houtterrein maakt onderdeel uit van dit project. Dit betekent dat de voorgestane ontwikkeling doorgang kan vinden. In het NSL worden namelijk op verschillende niveaus maatregelen getroffen om de luchtkwaliteit te verbeteren om alle in het NSL opgenomen projecten te kunnen realiseren en te kunnen voldoen aan de normen uit de 'Wet Luchtkwaliteit'. In paragraaf 6.8 wordt nader ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 8 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.2.4 Geluid - KE-zonering Het plangebied is gelegen binnen de geluidszone voor luchtgebonden geluid (Ke) van de vliegbasis Volkel. In beginsel is het niet toegestaan om binnen deze zone geluidgevoelige gebouwen op te richten. Deze geluidszone met bijbehorende normen is, conform het Besluit Geluidhinder Grote Luchtvaartterreinen (BGGL), opgenomen als een gebiedsaanduiding op de verbeelding (plankaart), alsmede in de regels van het bestemmingsplan. Het BGGL zal binnenkort worden vervangen door het Besluit Militaire Luchthavens (BML). In voorliggend bestemmingsplan is reeds op dit besluit geanticipeerd. In paragraaf 6.7.2 wordt nader ingegaan op het aspect luchtvaartzonering. 2.2.5 Luchtvaartverkeerzone Naast het directe ruimtegebruik kent een (militair) luchtvaartterrein ook een aanzienlijk indirect ruimtebeslag vanuit diverse aspecten van veiligheid. In paragraaf 6.13 wordt nader ingegaan op de consequenties van onderstaand beleid ten aanzien van het plangebied. 2.2.5.1 Funnel In het kader van de vliegverkeersveiligheid zijn obstakelvrije vlakken “funnels” vastgesteld in het verlengde van de startbaan. Binnen deze obstakelvrije vlakken gelden beperkingen ten aanzien van het oprichten van obstakels vanaf 0 meter. Deze beperkingen zijn vanuit de PKB Structuurschema Militaire Terreinen doorvertaald in de Interimstructuurvisie en het provinciale Uitwerkingsplan Militaire Terreinen. Derhalve bestaat de verplichting om de beperkingen behorende tot de funnels op te nemen op de verbeelding en in de planregels van een bestemmingsplan. 2.2.5.2 Inner Horizontal Surface and Conical Surface (IHCS) Het plangebied is gelegen binnen de zogenaamde Inner Horizontal Surface and Conical Surface (IHCS) van de vliegbasis Volkel; dit gebied is vastgesteld ten behoeve van de vliegverkeersveiligheid. In het Tweede Structuurschema Militaire Terreinen (SMT-2) is opgenomen dat, conform de ICAO-normen, rondom de gehele luchthaven een obstakelvrij vlak van 45 meter hoog is gelegen met een straal van 4 km rond de landingsdrempels, dat overgaat in een conisch vlak met een helling van 5% tot 145 m over een afstand van 2 km. 2.2.5.3 Instrument Landing System (ILS) De vliegbasis Volkel beschikt tevens over een Instrument Landing System (ILS). Het ILS is bedoeld voor het nauwkeuriger uitvoeren van naderingen door vliegverkeer, ook onder slechte weersomstandigheden. Voor het goed functioneren van het ILS is het noodzakelijk dat in een gebied, het verstoringsgebied, rondom de start- en landingsbaan geen verstoring optreedt. Dit gebied bestaat uit meerdere vlakken met daarbij behorende hoogtes, zowel horizontaal als oplopend. Een object dat beneden de betreffende hoogte blijft, zal geen verstoring op het ILS opleveren en zou toelaatbaar kunnen zijn. Een object dat hoger is dan de (zonder meer toelaatbare) betreffende hoogte, moet worden getoetst op eventuele verstoringseffecten. 2.2.5.4 Radarverstoringsgebied Het plangebied is gelegen in het radarverstoringsgebied behorende bij de radar die op de vliegbasis Volkel staat. Verspreid over Nederland staat een aantal militaire en burger radarstations. Deze dienen voor de beveiliging van het luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militaire en civiele luchtverkeer. 2.2.6 Overige beleidsdocumenten Andere Europese en landelijke beleidsdocumenten zoals de Nota Mobiliteit, het Natuurbeleidsplan, de Vierde Nota Waterhuishouding en de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn beoordeeld en minder relevant voor dit plangebied bevonden.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 9 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.3
Provinciaal en regionaal beleid
2.3.1 Interim-structuurvisie Brabant in Ontwikkeling Per 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. In verband hiermee is het streekplan Noord-Brabant 2002, ‘Brabant in Balans’ ingetrokken. Het streekplan heeft plaatsgemaakt voor de Interim-structuurvisie 'Brabant in Ontwikkeling'. Deze structuurvisie is op 27 juni 2008 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgesteld en beschrijft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijke beleid. De Interim-structuurvisie bevat in hoofdzaak bestaand ruimtelijk beleid, zoals opgenomen in Brabant in Balans. Op de bij de interim-structuurvisie behorende kaart "Ruimtelijke hoofdstructuur staat de locatie aangemerkt als bestaand stedelijk gebied buiten een stedelijke regio. Eén van de accenten in het ruimtelijk beleid is zuinig ruimtegebruik: de groei en de spreiding van het stedelijk ruimtebeslag moet worden afgeremd. Bij het zoeken naar ruimte om te voorzien in de behoeften op het vlak van wonen, werken en voorzieningen, moeten de mogelijkheden binnen de bestaande bebouwde ruimte opnieuw en beter benut worden. Het bedrijfsleven in Brabant moet zich (verder) kunnen ontwikkelen en in de ruimtebehoefte moet worden voorzien door ruimte te reserveren voor de verwachte omvang van de ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe zijn in de uitwerkingsplannen voor de stedelijke en landelijke regio's zoekgebieden voor verstedelijking aangewezen. Tegelijkertijd is het van belang dat deze ruimtebehoefte voor het bedrijfsleven niet alleen op uitbreidingslocaties wordt gerealiseerd. Het ruimtelijk beleid geeft maximale aandacht aan het intensiever benutten van bestaande bedrijventerreinen, het herstructureren van verouderde bedrijventerreinen en het intensiveren van het ruimtegebruik op nieuwe (uitbreidings)locaties. Bovendien bevat de Interim-structuurvisie 10 provinciale doelen, waaraan de gemeentelijke plannen worden getoetst. Op onderhavig plan zijn de volgende doelen van toepassing. 6.4.1. Ruimtelijke kwaliteit vanaf het begin sturend laten zijn voor de ruimtelijke planvorming. Dit is gebeurd door middel van twee deelstudies. Het gemeentelijke rapport Handvatten en visie op de herstructurering Het Spoor, d.d. 6 juli 2007, en het Beeldkwaliteitplan bedrijventerrein en woonwijk Mill Houtspoor van architect Aartsen & partners. Dit beeldkwaliteitplan vormt onderdeel van voorliggend plan. 6.4.4. De bodem door sanering geschikt maken voor het huidige cq gewenste gebruik. Op het Van Houtterrein heeft een grondsanering plaats gevonden ten behoeve van onderhavige ontwikkeling. 6.4.7. Het realiseren van zorgvuldig ruimtegebruik op en van werklocaties. Onderhavig plan is gericht op het hergebruik van een voormalig extensief bedrijventerrein voor een regulier lokaal bedrijventerrein en een nieuwe woonbuurt passend in de aard en schaal van Mill. In navolging op de gelijktijdig met de Interimstructuurvisie vastgestelde Paraplunota Ruimtelijke ordening is op 23 april 2010 de Verordening Ruimte vastgesteld. Samen met de Structuurvisie ruimtelijke ordening van de provincie die momenteel in de ontwerpfase verkeert en naar verwachting in het najaar van 2010 wordt vastgesteld, zal dit het nieuwe provinciale beleid vormen. Ten opzichte van het bestaande beleid zal er voor de locatie Van Houtterrein en omgeving geen verandering optreden.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 10 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.3.2 Uitwerkingsplan Voor het plangebied is het 'Uitwerkingsplan Land van Cuijk van toepassing, dat in december 2004 is vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. In het uitwerkingsplan is het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld vastgesteld. Dit beeld is samengesteld uit het landschappelijke raamwerk, de stedelijke structuur en de infrastructuur. Met het landschappelijke raamwerk zijn de groen en blauwe kwaliteiten van het gebied aangegeven die behouden en ontwikkeld moeten worden en waarbinnen geen stedelijke functies gesitueerd worden. Daarnaast is het bestaand stedelijke gebied aangeduid en de gebieden waarbinnen de zoekruimte voor verdere verstedelijking kan worden gevonden. In figuur 2.1 is een uitsnede uit de plankaart van het Uitwerkingsplan Land van Cuijk opgenomen. Hieruit blijkt dat het plangebied deels is aangemerkt als bestaand stedelijk gebied waar de nadruk ligt op beheer en intensivering en deels als te herstructureren stedelijk gebied. De voorgenomen activiteit past dus binnen het provinciaal beleidskader. Figuur 2.1 Uitsnede plankaart Uitwerkingsplan Land van Cuijk
2.3.3 StructuurvisiePlus In 2001 hebben de vijf gemeenten uit het Land van Cuijk gezamenlijk een structuurvisiePlus vastgesteld (StructuurvisiePlus Land van Cuijk). Hierin is onder andere gesteld dat in de kern Mill ruimte beschikbaar moet zijn om de lokale vraag naar bedrijfsruimte te kunnen accommoderen. Het betreft dan bedrijven die een sterkte binding met de kerngemeente hebben, in principe vallen in de hindercategorieën 1 t/m 3 (eventueel 4) en een bedrijfskavel van niet meer dan 5.000 m2 vragen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 11 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.3.4 Convenant Duurzaam Bouwen Regio Noordoost Brabant Op 9 maart 2006 hebben diverse gemeenten, waaronder gemeente Milll en Sint Hubert, woningcorporaties en bouwbedrijven in de regio Noordoost-Brabant, het regionaal Convenant Duurzaam Bouwen ondertekend. Hierin zijn afspraken aangekondigd met betrekking tot het toepassen van verantwoorde materialen, het zuinig omgaan met energie en water en het creëren van een gezond binnenklimaat. Genoemde maatregelen uit convenant zijn ook op het Van Houtterrein van toepassing. 2.3.5 Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant Provincie Noord-Brabant ziet cultuurhistorische waarden als een belangrijk gegeven voor de identiteit van Noord-Brabant. Cultuurhistorische waarden verdienen het om behouden te worden, maar vooral ook om als inspiratiebron te worden gebruikt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. 'Behoud door ontwikkeling' is hierbij een belangrijk uitgangspunt. De belangrijkste cultuurhistorische waarden in provincie Noord-Brabant zijn opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart Noord-Brabant. 2.3.6 Waterschapsbeleid In het kader van het huidige overheidsbeleid (4e nota Waterhuishouding) en het beleid van waterschap Aa en Maas dient invulling te worden gegeven aan “duurzaam stedelijk waterbeheer”. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder ver- en nieuwbouwplannen hanteert het waterschap een aantal beleidsuitgangspunten ten aanzien van het duurzaam omgaan met water, die van belang zijn als vertrekpunt van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder. Bij de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient de initiatiefnemer invulling te geven aan: Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater; Doorlopen van de afwegingsstappen: “hergebruik - infiltratie - buffering - afvoer”; Hydrologisch neutraal bouwen; Water als kans; Meervoudig ruimtegebruik; Voorkomen van vervuiling; Wateroverlastvrij bestemmen. Bovengenoemde beleidsuitgangspunten zijn opgenomen in de waterparagraaf die voor het Van Houtterrein is opgesteld (zie ook paragraaf 6.3). 2.3.7 Beleidsbrief Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestingen, detailhandel en voorzieningen. Handleiding voor ruimtelijke plannen De "Beleidsbrief Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestingen, detailhandel en voorzieningen. Handleiding voor ruimtelijke plannen" (d.d. 20 juli 2004) geeft aan dat bedrijven behorend tot milieucategorie 1, bedrijfswoningen, zelfstandige kantooractiviteiten en voorzieningen (inclusief detailhandel) voor zover niet gerelateerd aan het bedrijventerrein op een bedrijventerrein (in een landelijke regio) dienen te worden geweerd. Tevens is gesteld dat voor een niet-regionaal bedrijventerrein (waartoe het Van Houtterrein gerekend dient te worden) de bedrijfskavels een maximale oppervlakte van 5.000 m2 kennen. Verder formuleert de beleidsbrief voor ruimtelijke plannen een aantal toetsende, bindende criteria: hanteren van minimale kavelgrootte (>1000 m2); hanteren van minimale bouwhoogtes; hanteren van een minimaal bebouwingspercentage van 50% van de kavel.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 12 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.4
Gemeentelijk beleid
2.4.1 Revitaliseringsplan 't Spoor Op basis van de resultaten uit een eerdere quickscan die door ESKAN is uitgevoerd, is in 2005 een onderzoek naar de revitalisering en herstructurering van het hele bedrijventerrein 't Spoor uitgevoerd. Onder de titel 'Publiek + Privaat = Kwaliteit' is hierin een plan opgesteld voor het opknappen van zowel het openbaar gebied als een aantal bedrijfskavels. In het revitaliseringsplan zijn diverse herinrichtingsprincipes voorgesteld en uitgewerkt voor wat betreft bijvoorbeeld het profiel van de wegen en het type materiaal zodat het hele bedrijventerrein uiteindelijk een meer uniform en aantrekkelijk aanzien krijgt. In het revitaliseringsplan is een duidelijke gelaagdheid in de wegenstructuur aangebracht (zie figuur 2.2). Hierdoor wordt een meer duidelijke structuur aangebracht, waarbij het vrachtverkeer via de 1e Industrieweg en Meulenveldt op de Wanroijseweg (de rode route) wordt afgewikkeld. Eventuele nieuwe infrastructuur over het Van Houtterein is enkel ten behoeve van de ontsluiting van de betreffende (bedrijfs)percelen en de niet als doorgaande verkeersroute. Ook het gedeelte van de parallelweg ter plaatse van het plangebied heeft een ondergeschikte functie voor het vrachtverkeer. Figuur 2.2 Gelaagdheid wegenstructuur
Het Van Houtterrein is één van de private herontwikkelingslocaties die in het revitaliseringsplan zijn genoemd, waarbij is gesteld dat het de bedoeling is dat de herontwikkeling van deze locatie uiteindelijk zal gaan dienen als aanjager voor de herstructurering van het gehele bedrijventerrein.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 13 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2.4.2 Beleidskader WoningbouwprogrammaPlus In het voorjaar van 2005 heeft de gemeenteraad het 'Beleidskader WoningbouwprogrammaPlus' vastgesteld. Aan de hand van dit beleidskader, en daarbij rekening houdend met de bevolkings- en woningbehoefteprognose Noord-Brabant (laatste actualisering dateert van 2008), stelt het College van Burgemeester en Wethouders jaarlijks een geactualiseerd woningbouwprogramma voor de komende 10 jaar vast. Bijzondere aandacht dient hierbij te worden besteed aan woningen voor starters en senioren, daarnaast dient er een inhaalslag in de huursector te worden gemaakt en dient gestreefd te worden naar een gedifferentieerd karakter in de koopsector. Het doel van het woningbouwprogramma is het plannen van de juiste woningen in de juiste fasering. De locatie Van Hout is in het eind 2008 vastgestelde gemeentelijke woningbouwprogramma 2009 tot en met 2018 als zodanig opgenomen. 2.5 Conclusie beleidskader Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de voorgenomen herontwikkeling van het voormalige Van Houtterrein en locatie De Groot in Mill past binnen het rijks-, het provinciale- en het regionale beleid. De beoogde herstructurering past niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Herziening van het bestemmingsplan is noodzakelijk om het bestaande Van Houtterrein en locatie De Groot om te vormen naar een locatie met woningen, bedrijven en een groene zone.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 14 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 3 Huidige situatie
3.1 Situering en begrenzing Het plangebied is gelegen op het grondgebied van gemeente Mill en Sint Hubert, aan de zuidzijde van de kern Mill op bedrijventerrein Het Spoor. De voormalige spoorlijn (thans bestemd als openbaar groen) vormt de scheiding tussen de kern van Mill en het bedrijventerrein. Het plangebied ligt globaal ingeklemd tussen de Wanroijseweg aan de oostzijde, de Parallelweg aan de noordzijde, de 1e Industrieweg aan de westzijde en de noordrand van de percelen aan de Jochemsweg aan de zuidzijde. De exacte begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 3.1. Het plangebied is circa 118.750 m2 groot en staat kadastraal bekend als gemeente Mill sectie D nummers 1320, 1621, 1622, 1952, 2004 gedeeltelijk, 2007, 2121 gedeeltelijk, 2233, 2235, 2246 gedeeltelijk, 2265, 2266, 2311, 2312, 2314, 2315, 2317, 2341, 2342, 2343, 2344. Figuur 3.1
Begrenzing van het plangebied
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 15 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
3.2 Ruimtelijke opzet Het Van Houtterrein ligt ten zuiden van de voormalige spoorlijn van Mill en is onderdeel van het bedrijventerrein Het Spoor. De voormalige spoorlijn vormde in het verleden een scheiding tussen verschillende functies: het centrum in het noorden en bedrijventerrein, woongebied en bosrijke omgeving in het zuiden. Het Van Houtterrein is in het verleden uitsluitend in gebruik geweest bij houtverwerkingsbedrijf Van Hout. De in verval geraakte loodsen en een aantal kleinschalige bouwwerken, zoals een houtzagerij en werkplaatsen zijn inmiddels gesloopt en er is een bodemsanering uitgevoerd (zie paragraaf 6.2). Aan de noordoostzijde bevinden zich het voormalige hoofdkantoor van Van Hout, alsmede de historisch waardevolle schoorsteen, die symbool staat voor de geschiedenis van de locatie. Het voormalige hoofdkantoor is een karakteristiek gebouw in donkerrood metselwerk met een bijzondere detaillering. Hoewel het geen status heeft als monument wordt het hoofdkantoor samen met de oude schoorsteen als waardevol beeldbepalend element beschouwd binnen de planvorming. De schoorsteen zal in de toekomst waarschijnlijk worden toegevoegd aan de gemeentelijke monumentenlijst. Figuren 3.2 en 3.3 geven de huidige situatie van het plangebied weer. Figuur 3.2
Huidige situatie Van Houtterrein
Figuur 3.3
Kaartbeeld huidige situatie
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 16 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Aan de noordgrens van het plangebied zijn aan de Parallelweg enkele bestaande particuliere (bedrijfs)woningen gelegen, die geen onderdeel vormen van het oorspronkelijke terrein. Deze woningen zullen in de huidige staat aanwezig blijven (met een kleine verruiming aan de achterzijde van de kavels). Aan oostzijde wordt de locatie begrensd door woonbebouwing in een karakteristieke lintbebouwing. Voor een groot deel betreft het vooroorlogse woningbouw, vrijstaand of tweeonder-een-kap. Een vrijstaande boerderij ligt ingesloten binnen de locatie aan de Bakhuisweg, een aftakking van de Wanroijseweg die direct ten oosten aan het plangebied grenst. Aan de zuidzijde van het plangebied is het bedrijf Millpanel gevestigd. Dit bedrijf behoorde vroeger tot het Van Houtterrein maar is verzelfstandigd. Vooruitlopend op de herstructurering van het Van Houtterrein is op dit perceel reeds nieuwe bedrijfsruimte gebouwd, passend binnen het vigerende bestemmingsplan Mill Zuid. Aan westzijde van de locatie aan de 1e Industrieweg is het bedrijf Banketfabriek Gebr. van Rooij bv gevestigd. Een deel van het voormalige Van Houtterrein is onlangs aan dit bedrijf verkocht, waarna een aparte vrijstellingsprocedure voor dit deel is gevolgd. Uitbreiding van de bedrijfsbebouwing is inmiddels gerealiseerd. De enige weg die het plangebied in de huidige situatie doorkruist, is de Bakhuisweg aan de oostzijde van het plan. Dwars door het plangebied ligt de Ke-contour van vliegbasis Volkel. Daarnaast zijn in de huidige situatie nog drie milieuvergunningen van invloed op het plangebied. Het intrekken en/of beëindigen van deze vergunningen biedt de mogelijkheid om het gebied te herontwikkelen en is daarnaast tevens een voorwaarde om woningbouw in het gebied mogelijk te maken. 3.3 Spoorzone Een bijzonder ruimtelijk gegeven in de omgeving van het plangebied vormt de herontwikkeling van de Spoorzone. De voormalige spoorweg is gelegen tussen het oude deel van het dorp Mill en bedrijventerrein Het Spoor, waarvan plangebied Houtspoor deel uitmaakt. In de bestaande situatie wordt de spoorzone deels gebruikt voor speelvoorzieningen en het oude stationsgebouw als jongerencentrum. In het overige ruim 2/3 deel is sprake van spontane houtopslag met beperkte natuurwaarden. Gevolg gevend aan het rijkswaterbeleid voor de 21e eeuw hebben Waterschap Aa en Maas en gemeente Mill overleg gevoerd aan de toekomstige waterberging. Daarbij is duidelijk geworden dat er beperkte mogelijkheden zijn. Daarbij zijn ook de mogelijkheden in de Spoorzone bestudeerd. De spoorzone bezit naast de functie voor de reeds genoemde voorzieningen ook cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Daarom is een plan in voorbereiding waarbij alle genoemde waarden integraal zijn verwerkt. Het voorontwerp is in figuur 3.4 afgebeeld. Het concept voor het creëren van waterberging behelst het herkenbaar maken van de voormalige spoorbaan met een rij bomen aan de noordzijde van de spoorbaan. Aan de zuidkant wordt een ecologische sloot/ laagte aangelegd die tevens als waterberging kan fungeren. Bij de planvorming voor de spoorzone, die uiteindelijk heeft geleid tot het inrichtingsplan dat in figuur 3.4 is afgebeeld, is uitgegaan van de volgende hoofduitgangspunten voor het ontwerp: Het vormen van een ecologische stepping stone tussen de spoorweggedeelten buiten de kern die de status van ecologische verbindingszone hebben (zie figuur 3.5). Het behoud van de speelvoorzieningen in het westelijke deel in combinatie met verlagingen ten behoeve van de waterberging. Het behoud en herstel van het oude stationsgebouw met perron als dwarsknoop tussen de kern Mill en bedrijventerrein Het Spoor. Het behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in het oostelijke deel in combinatie met waterberging. Het vormen van een tweede dwarsknoop oude Spoorlijn – Wanroijseweg met de daarom heen gelegen historische panden waarvan drie met de status van monument.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 17 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 3.4 Voorontwerp inrichting spoorzone (juni 2008)
Figuur 3.5 Groene keten Mill-Zuid in Ontwikkeling
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 18 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 4 Planbeschrijving
Het stedenbouwkundig plan zal in dit hoofdstuk nader worden toegelicht. 4.1 Uitgangspunten Onderstaand wordt ingegaan op de belangrijkste randvoorwaarden en uitgangspunten die als basis hebben gediend bij het opstellen van het stedenbouwkundig ontwerp voor het voormalige Van Houtterrein. Het ontwerp is in figuur 4.1 weergegeven. Figuur 4.1 Stedenbouwkundig ontwerp
Een van de belangrijkste uitgangspunten is het omvormen van het jarenlange eenzijdige gebruik van de locatie tot een gevarieerd gebied met een diversiteit aan functies. Door de ligging van de locatie op bedrijventerrein Het Spoor wordt de functie bedrijvigheid uitgebreid. Bedrijven uit Mill krijgen op deze manier de mogelijkheid uit te breiden. Als herinnering aan het verleden zullen beeldbepalende elementen, zoals de schoorsteen en het voormalige kantoorpand van Van Hout aan de Wanroijseweg, worden behouden. De elementen hebben geen officiële monumentale status, maar zijn door hun verschijningsvorm behoudenswaardig. De gebouwen zullen een functie krijgen die past binnen de bestaande structuur en die de geplande woningbouw niet hindert.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 19 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 4.2 Stedenbouwkundige visie
Daarnaast is aansluiting gezocht bij de bestaande woningbouw met de realisatie van een nieuwe woonbuurt en woningen langs bestaande wegen. De 40 Ke-geluidscontourlijn van de luchtvaart, veroorzaakt door vliegbasis Volkel, is voor de woningbouw een belangrijk ontwerpuitgangspunt. Het is namelijk niet toegestaan woningen te realiseren binnen deze geluidscontourlijn. Alle woningen zijn daarom zodanig gesitueerd dat zij buiten deze contourlijn vallen. Door een verscheidenheid aan woningtypologieën en prijsklassen worden verschillende doelgroepen bediend en zal een gedifferentieerde bevolkingssamenstelling in de nieuwe woonbuurt ontstaan. De te realiseren bebouwing dient een eigen identiteit en aantrekkelijke uitstraling te krijgen. Om de samenhang in de bebouwing te waarborgen is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Dit zal in hoofdstuk 5 nader worden beschreven. Om een goede scheiding tussen de werk- en woonfunctie in het plangebied te bewerkstelligen is een groene geledingszone, de zogenaamde groene slinger, op de locatie geprojecteerd. Dit is tevens de ruggengraat van het plan. Deze groene slinger sluit aan op de Spoorzone. De Spoorzone en de groene geledingszone vormen twee belangrijke strengen in de doorgaande groene keten tussen het centrum van Mill en de bossen ten zuiden van de Bosweg. 4.2 Hoofdstructuur De grens van het plangebied wordt aan de noordzijde gevormd door de voormalige spoorlijn en het centrum van Mill. De Wanroijseweg met lintbebouwing vormt aan de oostzijde de grens. Ten zuiden en westen wordt het gebied begrensd door de bedrijfsgebouwen van Banketfabriek Gebr. Van Rooij en MillPanel. Het plangebied bestaat uit vier deelgebieden, te weten: bedrijvigheid in het zuiden grenzend aan het bestaande bedrijventerrein Het Spoor, het voormalige kantoorpand van Van Hout, woningbouw in het noorden aansluitend op de Wanroijseweg en de groenzone als verbinding tussen de functies in. Deze groene slinger scheidt beide functies en doet dienst als langzaam verkeerroute, recreatie en waterberging. Binnen de functie bedrijvigheid wordt gestreefd naar diversiteit in zowel kavelgrootte, verschijningsvorm van de bedrijven als de toegestane milieucategorieën. Conform het provinciaal beleid is het terrein met name bedoeld voor de vestiging van kleinschalige lokale bedrijvigheid. De verkaveling is hierop afgestemd met percelen variërend van 1.000 tot 5.000 m2. Om kleinere bedrijven op dit bedrijventerrein toch een plaats te bieden is er de mogelijkheid tot het vestigen van een bedrijfsverzamelgebouw. Om de ambitie van een kwalitatief hoogwaardig bedrijventerrein te waarborgen is de beeldkwaliteit op het gebied van de openbare ruimte en de invulling van de bedrijfspercelen vastgelegd in het beeldkwaliteitplan. De vestiging van bedrijven met verschillende bedrijfsactiviteiten wordt mogelijk gemaakt door het toestaan van de milieucategorieën tot 3.1 (met eventuele ontheffing tot 3.2).
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 20 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Voor bedrijven van categorie 3.1 is een richtafstand van 50 meter tot de woningen vereist, daar waar het woongebied wordt beoordeeld als zijnde een rustige woonwijk. Voor bedrijven van categorie 2 betreft het een afstand van 30 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Echter niet voor het gehele plan is er sprake van een rustige woonwijk. De woningen gelegen aan de Parallelweg kunnen worden beschouwd als gemengd gebied. Dit heeft te maken met de verkeerbewegingen als gevolg van het bedrijventerrein rondom de woningen, maar hangt ook samen met de historische ligging aan de rand van een bedrijventerrein. Door het gebied aan te merken als 'gemengd gebied' mag een afstandsstap worden teruggedaan voor wat betreft de richtafstanden. Voor categorie 2 bedrijven betekent dit dat een afstand van 10 meter in plaats van 30 meter vanaf de bedrijven aangehouden dient te worden. Omdat het bouwvlak voor de woningen vijf meter uit de bestemmingsgrens ligt en er rondom de bestemming Wonen een groene buffert van 5 meter is aangelegd, wordt al een afstand van 10 meter behaald. De brandweer heeft bepaald dat per perceel op het bedrijventerrein een strook van ten minste 11 meter breed vrij dient te blijven van bebouwing. Deze strook zal tussen de bedrijfsbebouwing en de groene buffer komen te liggen. Hier is in de planontwikkeling rekening mee gehouden. Voor deze bestaande woningen betekent dit dat de toekomstige situatie alleen maar beter wordt; er wordt voldoende afstand gehouden tot deze woningen en op het bedrijfsperceel grenzend aan deze woningen zijn slechts bedrijven in categorie 2 toegestaan. Door uitbreiding van het bedrijventerrein zal een nieuwe impuls worden gegeven aan de locale economische structuur en kan de werkgelegenheid worden uitgebreid. Categorie 1 bedrijven zijn alleen toegestaan binnen de woningbouwlocatie en het bestaande voormalige kantoor van Van Hout. In de regels worden deze categorie bedrijven uitgesloten op het bedrijventerrein. Aan de 1e Industrieweg ligt een perceel waar volumineuze detailhandel zoals omschreven in de begripsomschrijving 'volumineuze detailhandel' direct gevestigd kan worden. Elders op het bedrijventerrein is volumineuze detailhandel in auto's, motoren, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen middels een ontheffingtoegestaan. In de regels zijn hiervoor aanvullende voorwaarden opgenomen. De milieuvergunningen die van invloed zijn op het plangebied zijn: Milieuvergunning voor Houtbedrijf Van Hout BV d.d. 16 november 1989, Hinderwetvergunning V.d. Sluis Oliehandel d.d. 13 juli 1961 en milieuvergunning Hennie Lamers Autobanden d.d. 28 januari 2002. Met de vergunninghouders zijn inmiddels afspraken gemaakt over het intrekken van de vergunningen. In paragraaf 6.12 wordt hier nader op ingegaan. Reeds in 2006 zijn de meeste opstallen van de voormalige Van Houtfabriek gesloopt. Enkele karakteristieke elementen zijn bewust in tact gelaten. Het voormalige kantoor van Van Hout en de gemetselde schoorsteen zijn behouden. De schoorsteen is door zijn hoogte een belangrijk oriëntatiepunt binnen Mill. Het kantoorpand en de naastgelegen loods zullen in gebruik blijven als bedrijfsgebouw. Op deze manier blijft het industrieel erfgoed van Mill behouden zonder dat er een formele monumentale status is voor beide karakteristieke elementen. De uiteindelijke functie voor dit deelgebied is momenteel nog in onderzoek. In de regels is daarom voor dit deel een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Vooralsnog is het pand in gebruik als kantoor. Voor de woningbouw wordt aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwingsstructuur. Aan de Wanroijseweg wordt de lintbebouwing voortgezet om het stedenbouwkundige gat tussen het voormalige kantoorgebouw van Van Hout en de bestaande woningen op te vullen. De aan de Bakhuisweg te realiseren woningen volgen de reeds aanwezige bebouwingsstructuur. Tussen de groene verbindingszone en de Wanroijseweg wordt een woonbuurt ontwikkeld met eigen woonsfeer. Conform het woningbouwprogramma worden op de locatie verschillende woningtypen in diverse prijscategorieën gerealiseerd. Naast zijn functie voor waterberging en recreatievoorziening wordt de groene geledingszone ingericht als doorgaande route tussen het centrum van Mill en de bossen ten zuiden van de kern. 4.3 Ontsluiting en parkeren De ontsluitingsstructuur is zo overzichtelijk en eenvoudig mogelijk gehouden. Het verkeer is, waar mogelijk, gescheiden naar verkeerssoort.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 21 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 4.3 Ontsluitingsstructuur
Het verkeer voor het bedrijventerrein maakt gebruik van de hoofdroute. Dat wil zeggen dat vrachtverkeer vanaf de rotonde aan de Wanroijseweg, via de Meulenveldt en de 1e Industrieweg de weg op het nieuwe bedrijventerrein kan bereiken. Deze nieuwe weg (de Houtzagerijstraat) sluit aan op de hoofdroute en tevens op de inrichting daarvan. De Parallelweg wordt zodanig ingericht dat vrachtverkeer vanaf de Wanroijseweg hier geen gebruik meer van kan maken. Dit is uiteraard wel mogelijk vanaf de Houtzagerijstraat richting de 1e Industrieweg. Het parkeren op het bedrijventerrein geschiedt volledig op eigen terrein. De parkeernorm is beschreven in het bestemmingsplan. Op de openbare weg is incidenteel mogelijkheid voor kortstondig parkeren. Het voormalige kantoorpand van Van Hout behoudt de ontsluiting vanaf de Wanroijseweg en het parkeren op eigen terrein. Als de bestemming in de toekomst zal wijzigen, zal hierop eventueel de ontsluiting en parkeerbehoefte worden aangepast. De nieuwe woonbuurt aan de noordzijde van het plangebied wordt ontsloten via de Parallelweg. Hierop wordt een doodlopende, maar wel rondgaande woonstraat aangesloten, de Houtwolstraat. Aan deze woonstraat liggen de woningen. De rijwoningen parkeren op de openbare weg in de daarvoor aangelegde parkeervakken. De halfvrijstaande woningen hebben elk zowel een garage als een opstelplaats voor een auto op het eigen perceel. De voortgezette lintbebouwing aan de Wanroijseweg wordt via deze weg ontsloten. Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Dit zelfde geldt voor de vrijstaande woningen aan de Bakhuisweg. De rijwoningen aan de Bakhuisweg parkeren in langsparkeervakken op de weg of in parkeerhavens aan de achterzijde van de bebouwing. De Bakhuisweg wordt heringericht om de extra verkeersbewegingen veroorzaakt door de nieuwe woningen mogelijk te maken. Het plan voldoet aan de parkeernorm zoals omschreven in het bestemmingsplan. De groene geledingszone fungeert als ontsluiting voor het langzaam verkeer van noord naar zuid. Hij sluit aan op de voormalige spoorzone. Op termijn kan hij samen met de Spoorzone fungeren als een doorgaande recreatieve route van het centrum van Mill naar de bossen ten zuiden van de Bosweg. De inrichting van de openbare ruimte is een belangrijk instrument om een sociaal veilige omgeving te creëren, waarbij dode hoeken worden vermeden en een doelmatige verlichting en overzichtelijke indeling worden gerealiseerd.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 22 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
4.4 Bebouwing De bedrijfsbebouwing wordt in tegenstelling tot de woningbouw niet gelijktijdig ter hand genomen. Elke ondernemer zal een bedrijfsruimte met kantoor realiseren dat past bij zijn bedrijfsvoering. Daarom zal er een verscheidenheid aan gebouwen, zowel qua kleur en materiaalgebruik als qua massa, ontstaan op het bedrijventerrein. De ondernemers hebben zich bij de realisatie van hun gebouw te houden aan de bepalingen uit het beeldkwaliteitplan. De belangrijkste bepalingen zijn het onderscheid in een hoofdgebouw van maximaal 10 meter hoogte en de mogelijkheid van een erkerachtige voorbouw van maximaal 8 meter hoogte in een zone 10 meter voor het hoofdgebouw. Het perceel mag voor maximaal 70% bebouwd worden. Het voormalige kantoorpand van Van Hout (zie figuur 4.4) zal in de huidige verschijningsvorm en functie behouden blijven. Middels een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk dit perceel in de toekomst de functie van wonen, werken en dienstverlening te geven. Over de verschijningsvorm van deze nieuwe functie is thans nog niets vastgelegd. Figuur 4.4 Het kantoorpand van Van Hout
Op de locatie is het volgende woningbouwprogramma voorzien: 12 en 8 starters rijwoningen; 11 halfvrijstaande woningen; 6 nultreden woningen; 4 vrijstaande woningen aan de Wanroijseweg; 9 vrije sector kavels aan de Bakhuisweg; 3 nultreden huurwoningen; 11 huur rijwoningen. Bovengenoemde woningdifferentiatie voldoet aan het gemeentelijke woningbouwprogramma. Hierin wordt vooral aandacht gevraagd voor starters en senioren. De doelgroep senioren was eerder nog niet als aparte doelgroep in het woningbouwprogramma opgenomen. Deze ontwikkeling mag geen concurrentie vormen voor de centrumontwikkeling, waar appartementen voor onder andere de doelgroep ouderen wordt gerealiseerd. De nultreden woningen in dit plan zijn levensloopbestendig en zouden daarmee geschikt kunnen zijn voor de doelgroep ouderen. In woningen voor de doelgroep starters is in dit plan in ruime mate voorzien.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 23 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 4.5 Ligging van de woningtypes
De woningen worden in twee verschillende woonsferen in een samenhangende structuur gerealiseerd. Een gegroeide dorpse sfeer voor de woningen aan de Wanroijse- en Bakhuisweg en een ingetogen sobere architectuur voor de overige woningen. De rijwoningen voor starters worden gerealiseerd in twee rijen. Een rij van 8 woningen en een rij van 12 woningen aan de Bakhuisweg.. De woningen zijn georiënteerd naar de straat en worden ontsloten via een voortuin. De woningen worden voorzien van een schuin dak bedekt met pannen. De halfvrijstaande woningen zijn middels de garage geschakeld en grenzen aan de groene verbindingszone. Zij vormen de entree tot de nieuwe woonbuurt. De woningen zijn voorzien van een schuin dak en de garage van een platdak. De garages zijn terugliggend op het perceel geplaatst. Hierdoor bepaalt steeds een blokje van twee woningen het straatbeeld. In het midden van de nieuwe woonbuurt staan twee rijtjes van elke 3 nultreden woningen met de tuinen grenzend aan elkaar. Om deze woningen vinden de verkeersbewegingen plaats. De woningen hebben een slaap- en badkamer op de begane grond en zijn daarom geschikt voor oudere bewoners of bewoners met een beperking. Ook deze woningen zijn voorzien van een schuin dak. De 4 vrijstaande woningen aan de Wanroijseweg volgen wat verschijningsvorm aangaat meer de bestaande lintbebouwing. De woningen zullen door onder andere kapvormen, gevelmateriaal en plaatsing op het perceel van elkaar verschillen. De garages bij de woningen zullen terugliggend op het perceel komen te staan. Met de 9 vrije sector kavels aan de Bakhuisweg wordt de dorpse sfeer nagestreefd. Ook hier door verschillende gevelmaterialen, kapvormen en plaatsing op het perceel. De huurwoningen worden gerealiseerd in twee types: nultreden en gewone rijwoningen. Het betreft in totaal 14 huurwoningen. Door een achterom wordt het blok van 11 woningen in twee delen geknipt. De drie nultredenwoningen zijn aaneengebouwd en liggen aan de Bakhuisweg. Alle woningen zijn voorzien van een pannendak. De achtertuinen van de nultredenwoningen grenzen aan de groenzone.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 24 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
4.5 Groen De belangrijkste groene component in het plangebied is de groene geledingszone. Deze heeft een recreatieve functie en fungeert als langzaam verkeerroute en waterberging. Aan de kant van het bedrijventerrein wordt de groene zone afgescheiden door een 4 meter hoge mee ontworpen wand, terwijl aan de kant van de woningen er een natuurlijk verloop is. Slingerend om de wadi's heen wordt een wandel/fietspad aangelegd, het Stoompad. De beplanting van de groenzone is zodanig gekozen dat deze in alle seizoenen groen en onderhoud tot een minimum beperkt blijft. Langs de Parallelweg bij het bedrijventerrein zijn een tweetal bredere groenzones voorzien. Deze vormen een afscheiding tussen de bedrijven en de aan de Parallelweg gelegen woningen enerzijds en de openbare weg anderzijds. De straten worden zoveel mogelijk begeleid door bomen op een gelijke afstand van elkaar. Hieronder kan in de woonstraten geparkeerd worden. Daarnaast worden, waar mogelijk, groenstrookjes in het straatbeeld opgenomen. De tuinen die grenzen aan openbaar terrein worden afgescheiden middels een ontworpen erfafscheiding. Aan de zijde van de groenzone wordt hier (deels) beplanting gebruikt. 4.6 Speelvoorziening In de groene geledingszone is een speelvoorziening gepland voor de oudere kinderen. Hierbij kan gedacht worden aan een trapveld en een aantal speeltoestellen. In het ontwerp van de groene geledingszone wordt deze speelvoorziening nader uitgewerkt. Voor jongere kinderen is een speelvoorziening in de woonbuurt opgenomen. Deze is voorzien tussen de startersrijwoningen en de halfvrijstaande woningen in. Daarnaast zijn in het westelijk deel van de Spoorzone bestaande speelvoorzieningen en een ontmoetingsplek opgenomen. 4.7 Dwarsprofielen De dwarsprofielen van de belangrijkste wegen binnen het plangebied zijn afgebeeld in de figuren 4.6 en 4.7. Figuur 4.6 Dwarsprofiel bedrijventerrein (Houtzagerijstraat)
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 25 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 4.7 Dwarsprofiel woongedeelte (Houtwolstraat)
Figuur 4.8 Dwarsprofiel woongedeelte (Parallelweg)
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 26 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Figuur 4.9 Dwarsprofiel woongedeelte (Bakhuisweg)
4.8 Ruimtebalans In het plangebied is intensivering van ruimtegebruik nagestreefd. Een efficiënte indeling van de openbare ruimte zorgt voor een hoog bebouwingspercentage voor het gehele terrein. De intensivering zorgt er tevens voor dat er voldoende ruimte gevonden kan worden om een afdoende scheiding te maken tussen de functies wonen en werken. Het totale te ontwikkelen terrein binnen het plangebied is circa 93.000 m2 groot. In onderstaande tabel is per functie het ruimtebeslag aangegeven. In de tabel is het groen langs de wegen meegnomen in het ruimtebeslag van het verkeer. Wonen
Werken
Groene slinger
Uitgeefbaar
18 %
52 %
n.v.t.
Verkeer
5%
7%
n.v.t.
Groen
2%
4%
12 %
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 27 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 5 Beeldkwaliteit
5.1 Inleiding Om de hoge kwaliteit die wordt nagestreefd te kunnen waarborgen is een beeldkwaliteitplan opgesteld. Hierin zijn zowel voor het bedrijventerrein als het woongedeelte beeldkwaliteitseisen geformuleerd voor de verschijningsvorm van de gebouwen, de openbare ruimte en de groenvoorzieningen. In het beeldkwaliteitplan is onderscheid gemaakt in gewenste en vereiste beeldkwaliteitaspecten. Voor de gewenste aspecten wordt verwezen naar de aparte rapportage van het beeldkwaliteitplan. De vereiste aspecten worden onderstaand weergegeven voor respectievelijk het bedrijventerrein en het woongedeelte. 5.2 Criteria en functie De grote aandacht en zorgvuldigheid waarmee het Van Houtterrein wordt ontwikkeld, moet een vertaling krijgen in de architectuur van de bedrijven en woningen. Inpassing in de natuurlijke omgeving en gebruik van innovatieve technieken zijn belangrijke thema's. Voor de woningbouw wordt aansluiting gezocht wat betreft maat en schaal bij de lintstructuur van de Wanroijseweg. En wordt door de begeleiding van de Bakhuisweg met woningbouw voorkomen dat het gebied niet teveel versnipperd wordt. De toe te passen materialen moeten een lange levensduur en een natuurlijke uitstraling hebben. Gezien de historie van het plangebied wordt het gebruik van hout als gevelmateriaal extra toepasselijk gevonden. Extra aandacht dient besteed te worden aan de architectuur van de vijfde gevel, het dakvlak. Hierbij kan gedacht worden aan de toepassing van begroeide daken en zonnepanelen. Vanwege de beoogde hoge bebouwingsdichtheid op het bedrijventerrein is het van belang dat extra aandacht wordt besteed aan een goede afstemming tussen gebouwen onderling. Het beeldkwaliteitplan is een handvat voor de architect voor de verschijningsvorm van de gebouwen. Daarnaast wordt ook de inrichting van de openbare ruimte beschreven. Het beeldkwaliteitplan wordt apart door de Raad vastgesteld als toevoeging aan de Welstandsnota. 5.3
Bedrijventerrein
5.3.1 Karakter bedrijventerrein Het bedrijventerrein kenmerkt zich als lokaal bedrijfsterrein voor Mill met overwegend bedrijvigheid in de logistiek, aannemerij en maakindustrie. De bedrijfsgebouwen richten zich op de Houtzagerijstraat met uitzondering van de volumineuze detailhandelslocatie die zich op de 1e Industrieweg richt. Belangrijk is het nastreven van een samenhangend ruimtelijk beeld op het gehele bedrijfsterrein. De panden zullen aan de straatzijde over een zone van 10 meter diepte een afwijkende architectonische verschijningsvorm krijgen. Achter deze zone zal de massa van het hoofdgebouw staan, de bedrijfshal. Een en ander is gebaseerd op het concept van een hoofdgebouw met "erkerachtige" voorbouwen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 28 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
5.3.2 Bebouwing bedrijven Maximaal 70% van het bedrijfsperceel mag bebouwd worden. Het bedrijfspand moet aan één zijde in de perceelsgrens worden gebouwd. De voorbouw is maximaal 8 meter hoog en het hoofdgebouw maximaal 10 meter. De volumes van zowel het kantoor (de voorbouw) als de bedrijfshal (het hoofdgebouw) dienen rechthoekig te zijn. Het centrale uitgangspunt is dat de vormen zo zuiver mogelijke worden gehouden zonder uitsteeksels en toevoegingen. Dit betekent ook een plat dak voor beide volumes. Insneden ten behoeve van laadplatformen en docks zijn toegestaan, mits het beeld van een blok behouden blijft. Het is mogelijk twee panden op twee kavels te koppelen. De twee panden moeten dan van hetzelfde materiaal zijn en bij voorkeur tijdens hetzelfde bouwproces worden gerealiseerd. De entreevolumes moeten wel van elkaar te onderscheiden zijn, zodat duidelijk zichtbaar is dat het twee gebruikers betreft. In de andere perceelsgrens is bebouwing toegestaan tot een maximale hoogte van 5,50 meter. Deze bebouwing mag niet vóór de gevellijn van het hoofdgebouw gebouwd worden. Gemeten vanaf de voorste perceelsgrens moet over een diepte van tenminste 50 meter een open en toegankelijke onbebouwde strook van minimaal 11 meter breed aanwezig zijn. Tussen de massa's van de voorbouw en het hoofdgebouw dient een hoogte verschil van minimaal 2 meter toegepast te worden. De voorbouw mag maximaal 50% van de perceelsbreedte beslaan. De afstand van de bebouwing tot de achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter, behoudens aan de zijde met bestemming groene geledingszone. Containers en opslag dienen aan de achterzijde van het gebouw plaats te vinden of achter een afscherming van maximaal 5,50 meter hoogte. Deze afscheiding dient uitgevoerd te worden in hetzelfde materiaal als die van de hoofdmassa en dient plaats te vinden op een afstand van minimaal 12,5 meter vanuit de voorste perceelsgrens. Middels een ontheffing zijn er mogelijkheden om van bovenstaande normen af te wijken. Het gebruik van hout als gevelmateriaal wordt aangemoedigd vanwege de verwijzing naar de voormalige functie van het terrein. Figuur 5.1 Situering van de bebouwing op de bedrijfspercelen
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 29 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
5.3.3 Voorerven en erfafscheidingen De bebouwing dient op minimaal 2,5 meter van de perceelsgrens gebouwd te worden. De hoofdbebouwing dient op minimaal 12,5 meter van de voorste perceelsgrens gebouwd te worden. De inrichting van het voorerf is vrij door de ondernemer te bepalen, maar dient representatief te zijn. Een groene berm, aan een zijde voorzien van bomen, scheidt de privébedrijfspercelen van de openbare weg. De erfafscheiding aan de straatzijde dient te zijn uitgevoerd in een open constructie van beperkte hoogte. Deze perceelsafscheiding dient meeontworpen te worden ter voorkoming van parkeren vanaf de Houtzagerijstraat. Percelen die grenzen aan de groene geledingszone worden aan de achterzijde hiervan gescheiden door een 4 meter hoge wand passend bij het groenontwerp. 5.4 Voormalig kantoorpand Van Hout Het voormalige kantoorpand van Van Hout en de naastgelegen loods aan de Wanroijseweg zullen behouden blijven. De nieuwbouw dient contrasterend met het historische pand te zijn. Het kan een eigentijdse c.q. moderne uitstraling krijgen. 5.5
Woonbuurt
5.5.1 Karakter woonbuurt In een samenhangende structuur worden twee woonsferen gecreëerd. De bebouwing op het binnenterrein grenzend aan het voormalige kantoor van Van Hout is in een ingetogen sobere architectuur voorzien. De bebouwing aan de Wanroijse- en Bakhuisweg zal een meer gegroeide dorpse uitstraling krijgen. 5.5.2 Bebouwing woonbuurt De woonbuurt in het noorden heeft een eigentijds moderne architectuur, die traditioneel gerelateerd is. Alle woningen zullen in dezelfde architectuur worden uitgevoerd. De woningen worden voorzien van schuine kappen die belegd zijn met pannen in een rood/bruine tint. Er zal sprake zijn van naturel kleur- en behouden materiaalgebruik. Het gebruik van hout wordt aangemoedigd. Voor de gevels zullen geen materialen worden uitgesloten. Een combinatie van verschillende materialen is mogelijk in bij elkaar passende kleurstellingen. Indien baksteen wordt toegepast, dient dit in dezelfde kleur als de pannen te geschieden. De kozijnen zijn uitgevoerd in gebroken wit of grijs. De woningen aan de Bakhuisweg zijn wat architectuur betreft gevarieerd en met een dorpse en informele sfeer. Bij de (half) vrijstaande woningen dient de individualiteit per perceel te worden benadrukt door de verscheidenheid in dakvlakken, dakrichtingen en goot- en nokhoogten alsmede in een diversiteit in kleur- en materiaalgebruik. Schuine kappen bedekt met pannen zijn verplicht. De kleurstelling mag niet te extreem zijn. De gevels dienen van baksteen te zijn, al dan niet gecombineerd met andere materialen. Ook hier zijn extreme kleuren niet toegestaan, evenals zwart en wit. De kleur van de kozijnen dient passend te zijn bij de andere materialen. De woningen aan de Wanroijseweg hebben eveneens een dorpse en informele sfeer, maar verschillen meer van elkaar wat betreft massa, kapvormen en kleur- en materiaalgebruik. 5.5.3 Voorerven en erfafscheidingen De percelen die grenzen aan het openbaar gebied worden voorzien van mee-ontworpen erfafscheidingen. De aansluitingen op de groene geledingszone worden gemaakt met een beplant hekwerk. De voortuinen zullen door de bewoners naar eigen smaak worden ingericht.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 30 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 6 Onderzoeken
6.1 Algemeen Navolgend hoofdstuk beschrijft de belangrijkste resultaten en conclusies van alle onderzoeken die zijn uitgevoerd in het kader van de beoogde herziening van het vigerende bestemmingsplan Mill-Zuid. 6.2 Bodem In het kader van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden vastgesteld of de voorgenomen vorm van bodemgebruik, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, ter plaatse mogelijk is en welke vervolgacties eventueel noodzakelijk zijn om dit mogelijk te maken. Hiertoe dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische bodemkwaliteit van het plangebied. 6.2.1 Van Houtterrein Sinds 1996 zijn er diverse onderzoeken uitgevoerd om de bodemkwaliteit ter plaatse van het Van Houtterrein vast te stellen. Hierin is geconstateerd dat er een aantal ernstige bodemverontreinigingen aanwezig was die gesaneerd moest worden voordat herontwikkeling van het gebied mogelijk is. In 2005 is vervolgens een saneringsplan opgesteld, waarna de sanering in 2006 in twee fasen is uitgevoerd. De resultaten van de sanering fase 1 worden nader beschreven in het “Evaluatierapport fase 1, bodemsanering Wanroijseweg 2-6 te Mill, 216429.ehv.220.R001 rev. 1, Grontmij Nederland B.V., 11 juli 2007”. De resultaten van de sanering fase 2 worden nader beschreven in het “Evaluatierapport fase 2, bodemsanering Wanroijseweg 2-6 te Mill, 216429.ehv.220.R002 rev. 1, Grontmij Nederland B.V., 11 juli 2007”. Op basis van de uitgevoerde werkzaamheden zoals omschreven in de bovengenoemde evaluatierapporten, kan worden geconcludeerd dat wordt voldaan aan de saneringsdoelstelling (zie saneringsevaluatie voor specifieke saneringsdoelstellingen per deellocatie). De bodem ter plaatse van het Van Houtterrein is momenteel weliswaar niet volledig schoon (er is een lokale restverontreiniging aanwezig), maar de bodemkwaliteit is thans voldoende schoon bevonden om realisering van de voorgenomen herontwikkeling zoals beschreven in dit bestemmingsplan mogelijk te maken. Nazorg Gezien de aanwezigheid van lokale restverontreinigingen in de grond en het grondwater dient voor de locatie nazorg plaats te vinden. Nazorg is het geheel aan technische, juridische, organisatorische en financiële maatregelen om de saneringsdoelstelling in stand te houden. In het “evaluatierapport fase 2, bodemsanering Wanroijseweg 2-6 te Mill, 216429.ehv.220.R002 rev. 1, Grontmij Nederland B.V., 11 juli 2007” is de nazorg voor beide saneringsfasen beschreven. 6.2.2 Locatie De Groot De deellocatie “De Groot” aan de Bakhuisweg te Mill is later in de planvorming toegevoegd aan het plangebied. Voor dit gebied is een verkennend onderzoek gedaan naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem (Verkennend bodemonderzoek terrein De Groot te Mill, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, juli 2008, doc.nr. 251658.ehv.220.R001).
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 31 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Uit het bovengenoemde onderzoek kan voor de deellocatie De Groot worden geconcludeerd dat de verontreinigde (puinhoudende) ophooglaag (0,0 – 1,0 m-mv) licht (tot plaatselijk sterk) is verontreinigd met zware metalen en mogelijk met PAK. Tevens is plaatselijk asbestverdacht materiaal aangetroffen. Ter plaatse van de ondergrondse olietanks is in de ondergrond een sterke verontreiniging met minerale olie aangetroffen. In de visueel schone ondergrond (met uitzondering van de ondergrond nabij de olietanks) zijn geen verhogingen aangetroffen. In het grondwater zijn maximaal lichte verontreinigingen met vluchtige aromaten en chloorkoolwaterstoffen aangetroffen. De voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “onverdachte locatie” is op basis van de analyseresultaten niet juist. De aangetroffen resultaten geven aanleiding tot een nader onderzoek naar de ernst en omvang van de aangetroffen verontreinigingen. Op basis hiervan kan vervolgens (indien noodzakelijk) een saneringsplan worden opgesteld. Op basis van het verkennend bodemonderzoek zijn onvoldoende gegevens beschikbaar omtrent de milieuhygiënische kwaliteit voor de voorgenomen herontwikkeling. Inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit (ernst en omvang verontreiniging) en de financiële consequenties zijn noodzakelijke informatie voor een bestemmingsplanwijziging. Om voldoende inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem te krijgen is een nader onderzoek noodzakelijk. Om de aard en omvang van de verontreiniging op de locatie De Groot te concretiseren, is in twee fasen een nader bodemonderzoek uitgevoerd. Hierin is geconcludeerd dat er zich in het noordelijke deel van de locatie De Groot inderdaad een verontreiniging met minerale olie bevindt. De kern van deze verontreiniging spreidt zich uit over een oppervlakte van circa 35 m². In verticale richting wordt de verontreiniging met gehalten boven de I-waarde aangetroffen in het traject van 2,5 tot 3.5 m -mv. De omvang van de hoeveelheid ernstig verontreinigde grond wordt derhalve geschat op 35 m³ . Er is derhalve sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging die gesaneerd moet worden voordat realisering van de voorgenomen activiteiten mogelijk is. Wat betreft het onderzoek naar een mogelijk verontreiniging in het grondwater ten gevolge van de verontreinigingen in een voormalige spuitcabine en het gebruik van spoelthinner en ontvettingsmiddelen, is in het aanvullend bodemonderzoek geconstateerd dat in het grondwater geen relevante verontreiniging is aangetroffen. Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat na afronding van de sanering op de locatie De Groot, er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor realisering van de voorgenomen activiteiten in dit gebied. 6.3 Waterhuishouding en riolering Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Grontmij een waterparagraaf opgesteld (Watertoets Van Houtterrein e.o. te Mill (Grontmij Nederland bv, Eindhoven, doc.nr. 251658.ehv.219.R002 revisie 09 maart 2009). Verwerking van het hemelwater in het plangebied Voormalig Van Houtterrein te Mill is in deze rapportage uitgewerkt conform de eisen en wensen van waterschap, gemeente en projectontwikkelaar. Na goedkeuring van het waterschap Aa en Maas zal dit rapport de waterparagraaf vormen voor het plangebied. In deze waterparagraaf wordt voorgesteld om de verwerking van het hemelwater op te splitsen in 4 delen: 1. Bedrijven bergen of infiltreren het hemelwater op eigen terrein. Op basis van de eis van het waterschap is voor het gehele verharde oppervlak van 3,9 ha totaal 4887 m3 berging noodzakelijk. Daarmee wordt voldaan aan de eis van de gemeente. Dit kan gerealiseerd worden als doorlatende verharding, berging of een zogenaamd IT-riool. De afvoer kan verminderd worden door toepassing van begroeide daken of open verhardingen voor schone oppervlakken. De eigenaars van de percelen moeten hierbij de keus maken voor een systeem, binnen de randvoorwaarden van gemeente en waterschap. 2. De woningen op het terrein De Groot zullen het hemelwater op eigen terrein bergen of infiltreren. De eigenaars van de percelen moeten hierbij de keus maken voor een systeem, binnen de randvoorwaarden van gemeente en waterschap. 3. De overige woonblokken zullen hun hemelwater via een IT-riool bergen en infiltreren in de wadi-zone.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 32 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
4. De openbare wegen zullen het hemelwater afvoeren via een IT-riool bergen en infiltreren in de wadi-zone. Aangezien het IT-riool onder de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) ligt, mag deze volgens de normen van het waterschap niet meegerekend worden als berging of infiltratievoorziening. De wadi biedt voldoende bergingsvolume en voldoet daarmee aan de eis van de gemeente en het waterschap. In het kader van het vooroverleg over het voorontwerp bestemmingsplan (zie paragraaf 9.1) heeft overleg met het waterschap plaatsgevonden, waarmee de procedure van de watertoets formeel wordt afgerond. Het waterschap heeft als aandachtspunt meegegeven dat er sprake is van een relatief hoge grondwaterstand in relatie tot de diepteligging van het infiltratieriool en de wadi's. Het waterschap adviseert het functioneren van riool en wadi's een paar jaar na aanleg te monitoren. 6.4 Archeologie en cultuurhistorie Grontmij Nederland heeft in opdracht van Houtspoor CV in mei 2008 een archeologisch onderzoek uitgevoerd in verband met nieuwbouwplannen in het plangebied Van Hout en het plangebied De Groot terrein te Mill in de gemeente Mill en St Hubert (Archeologisch onderzoek Van Houtterrein en De Groot terrein te Mill Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase d.m.v. boringen plangebied Van Hout en De Groot terrein te Mill, gemeente Mill en Sint Hubert, Grontmij Nederland B.V., Roermond, 15 mei 2008, rapportnr. 233408/RM/GAR531). Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO) verkennende fase door middel van boringen. Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het plangebied en middels het veldonderzoek de aard en mate van intactheid van het bodemprofiel vast te stellen. Uit eerder uitgevoerde bodemonderzoeken (Grontmij, 2007) is gebleken dat de bodem ter plaatse van het Van Houtterrein voor een groot deel verstoord is. In het noorden van het Van Hout terrein, waar diverse gebouwen en kelders van de fabriek hebben gestaan, is de ondergrond verstoord. In ARCHIS zijn vier waarnemingen bekend binnen een straal van één kilometer rond het plangebied. Op de IKAW is het noordelijk deel van het plangebied als 'niet gekarteerd' weergegeven; het zuidelijk deel van plangebied heeft een hoge verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden. Voor het aanvullen van de gegevens is tevergeefs contact gezocht met de plaatselijke heemkundekring Myllesheim, waardoor deze niet konden worden verworven. Op basis van het bureauonderzoek is een lage verwachting voor het aantreffen van intacte vuursteenvindplaatsen in het hele plangebied geconstateerd. Voor het zuidoostelijk deel van het plangebied geldt een middelhoge verwachting voor het aantreffen van archeologische waarden, gerelateerd aan landbouwsamenlevingen. Voor het zuidwestelijk deel van het plangebied is een lage tot middelhoge verwachtingswaarde vastgesteld. Voor het noordelijk deel van het Van Houtterrein en het De Groot terrein is een lage verwachtingswaarde vastgesteld voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen. Door het vaststellen van de mate van verstoring van het bodemprofiel kan de verwachtingswaarde worden bijgesteld. Tijdens het inventariserend veldonderzoek is gebleken dat het bodemprofiel in het zuidelijk deel van het plangebied nog (deels) intact is. Op grond van de resultaten van het veldonderzoek is de verwachtingswaarde iets bijgesteld. De lage verwachtingswaarde voor het aantreffen van (intacte) vindplaatsen uit de Vroeg Prehistorie (vuursteenvindplaatsen) voor het hele plangebied blijft gehandhaafd, De verwachtingswaarde voor het aantreffen van archeologische waarden gerelateerd aan landbouwende samenlevingen blijft voor het noordelijk deel van het Van Hout en De Groot terrein laag en voor het zuidoostelijk deel is deze bijgesteld van middelhoog naar laag tot middelhoog. De lage tot middelhoge verwachtingswaarde voor het zuidwestelijk deel blijft gehandhaafd. De verwachtingswaarde beperkt zich tot het aantreffen van mogelijk vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 33 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Op grond van de resultaten van het IVO, verkennende fase wordt, conform de richtlijnen van Provincie Noord-Brabant, een IVO karterende fase, door middel van proefsleuven aanbevolen in het zuidelijk deel van het plangebied (zie blauwe arcering in figuur 6.1). In het overige (noordelijk) deel van het Van Hout en De Groot terrein (rode arcering) wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen omdat er op grond van het veldonderzoek geconcludeerd kan worden dat het grootste deel van het noordelijk deel van het van Hout en De Groot terrein is verstoord. Op verzoek van gemeente Mill en Sint Hubert heeft Monumentenhuis Brabant b.v. in mei 2008 ten aanzien van het bovenstaande een advies uitgebracht. Hierin onderschrijft zij de belangrijkste conclusies zoals geformuleerd in het bureauonderzoek. Het bevoegd gezag (het College van B&W) heeft op 16 juni 2008 deze rapportage en het bijbehorend advies van het Monumentenhuis vastgesteld en overgenomen. Vervolgens is op basis hiervan een Programma van Eisen (PvE) voor het vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven opgesteld. Dit PvE is op 26 augustus 2008 door het College vastgesteld, op voorwaarde dat ook het Monumentenhuis een positief advies uitbrengt. Dit positieve advies is op 13 november 2008 ontvangen, en daarmee is het PvE vastgesteld. De vervolgwerkzaamheden (proefsleuven) zullen zoveel mogelijk gelijktijdig met het bouwrijp maken van het terrein worden uitgevoerd. Figuur 6.1
Aanbevelingen archeologie
6.5 Natuur Op 1 april 2002 is de Flora en faunawet in werking getreden. Deze wet bundelt de bepalingen over soortenbescherming die voorheen in verschillende wetten waren opgenomen. Ook is in deze wet opnieuw vastgelegd welke planten- en diersoorten in Nederland zijn beschermd. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dienen de consequenties voor de in het betreffende gebied aanwezige flora en fauna in beeld te worden gebracht door middel van een flora- en faunascan. Deze scan heeft zich gericht op de beleidsmatige status van het plangebied en de aanwezigheid van beschermde plant- en diersoorten.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 34 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Van Houtterrein Voor het Van Houtterrein is in augustus 2007 een flora- en faunascan uitgevoerd (Flora & Faunascan Houtspoor, Natuur- en soortenbeleid in het kader van de ontwikkeling van het van Houtterrein te Mill, Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, 233408.ehv.211.FF01, augustus 2007). Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat het Van Houtterrein niet is beschermd volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en geen deel uitmaakt van de EHS, GHS of andere als bos en/of natuur aangewezen gebieden. De voormalige spoorlijn direct ten noorden en ten westen van het plangebied is wel (gedeeltelijk) opgenomen als EHS (multifunctioneel bos) en GHS (overig bos- en natuurgebied). Ook binnen het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied geen bos- of natuurbestemming. De voormalige spoorlijn heeft thans de bestemming openbaar groen. Op het Van Houtterrein komen geen beschermde plantensoorten voor en zijn geen vaste rusten verblijfplaatsen van vogels aanwezig. Het Van Houtterrein is waarschijnlijk actueel leefgebied voor een aantal algemene grondgebonden zoogdieren waarvoor ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling geldt. In de bestaande bebouwing in en aan de rand van het plangebied "Van Houtterrein" zijn mogelijk vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Binnen het plangebied komen geen andere beschermde soorten voor. Op grond van het bovenstaande is geconcludeerd dat de aanwezige flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van het Van Houtterrein vormen. Voorwaarde hierbij is wel dat bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van de vogels (15 maart-15 juli). De Groot Voor de deellocatie De Groot is in mei 2008 een flora- en faunascan uitgevoerd (Flora & Faunascan bouwlocatie "De Groot", Bakhuisweg te Mill, Natuur- en soortenbeleid in relatie de herontwikkeling van het perceel "De Groot", Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, doc.nr. 251658.ehv.211.FF02, mei 2008). Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat de locatie De Groot niet is beschermd volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en geen onderdeel uitmaakt van de EHS, GHS of andere als bos en/of natuur aangewezen gebieden. Ook binnen het vigerende bestemmingsplan heeft het plangebied geen bos- of natuurbestemming. In het plangebied komen geen beschermde plantensoorten voor en zijn geen vaste rust- en verblijfplaatsen van ontheffingsplichtige vogels aanwezig, wel bevinden er zich bewoonde nesten van Kauwen. Het plangebied is waarschijnlijk actueel leefgebied voor de egel. Andere algemene grondgebonden zoogdieren komen waarschijnlijk niet voor. Voor deze grondgebonden soorten geldt ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen overigens een vrijstelling. Binnen het plangebied "De Groot" zijn mogelijk vaste rust- of verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig in de bestaande bebouwing. Binnen het plangebied komen geen andere beschermde soorten voor. Op grond van het bovenstaande is geconcludeerd dat de aanwezige flora en fauna geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling van deellocatie "De Groot" vormen. Voorwaarde hierbij is wel dat bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (15 maart-15 juli) en dat voordat de gebouwen op het terrein gesloopt worden, dienen deze te worden onderzocht op de eventuele aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen. Hiervoor dient het gebied tenminste 3 maal onderzocht te worden met behulp van een batdetector in het zomerhalfjaar (mei, juli en september). Vleermuizen Adviesbureau Mertens heeft een vleermuizenonderzoek uitgevoerd voor het Van Houtterrein en de deellocatie De Groot (Het voorkomen van vleermuizen aan de Bakhuisweg te Mill, Adviesbureau Mertens bv, Wageningen, juli 2008). Hierbij is reeds één ronde uitgevoerd in het zomerseizoen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 35 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Uit bovengenoemd onderzoek blijkt dat er twee soorten vleermuizen zijn aangetroffen: de gewone dwergvleermuis (foeragerend) en laatvlieger (foeragerend en langsvliegend). Kolonies zijn niet aangetroffen. Beide vleermuissoorten zijn gebouwbewonend en overwinteren in gebouwen. Zowel de gewone dwergvleermuis als de laatvlieger zijn zwaar beschermd onder de Flora- en faunawet maar zijn niet opgenomen op de Rode lijst van bedreigde diersoorten. Naar verwachting wordt in 2008 de laatvlieger opgenomen op deze lijst. Voor het waarnemen van vleermuizen zijn zoals gezegd tenminste drie inventarisatieronden vereist. Deze zullen plaatsvinden voordat eventuele sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd. 6.6 Verkeer Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Grontmij in maart 2009 een verkeersonderzoek uitgevoerd om de verkeerskundige gevolgen van de onderhavige ontwikkelingen te bepalen (Verkeerstoets Van Hout te Mill, Grontmij Nederland B.V., Roermond, maart 2009, doc.nr. 251658.RM.230.R01, revisie 03). Naar aanleiding van dit onderzoek is het volgende geconcludeerd: 1. Uit de intensiteiten van de verkeerstellingen blijkt dat in de omgeving van het plangebied de verkeersintensiteit op de Wanroijseweg het hoogst is met circa 6.030 mvt/etmaal. Op de overige wegen rond het plangebied zijn de verkeersintensiteiten lager dan 1.000 mvt/etmaal; 2. Het Van Hout-terrein zal in totaliteit 1.162 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal genereren; 3. Deze verkeersproductie van het Van Houtterrein zal in 2020 naar verwachting niet leiden tot doorstromingsproblemen op de wegen rond het plangebied; 4. Door de toename van de hoeveelheid verkeer op de Wanroijseweg (autonoom + planbijdrage) zal de oversteekbaarheid voor langzaam verkeer (voetgangers en fietsers) verslechteren; 5. Uit de ongevalcijfers blijkt dat er in de periode 2004 t/m 2006 alleen op de Parallelweg een noemenswaardige hoeveelheid ongevallen heeft plaatsgevonden. De toedracht lag daarbij met name bij fout door bocht; 6. De Parallelweg is, tussen de Wanroijseweg en de nieuwe ontsluitingsweg door het bedrijventerrein, te krap gedimensioneerd; 7. Het Van Houtterrein te Mill heeft, volgens landelijke parkeerkencijfers een theoretische behoefte van in totaal 1.235 parkeerplaatsen, waarvan 276 bezoekersparkeerplaatsen. Bij toepassing van de gemeentelijke parkeerkencijfers bedraagt de totale theoretische parkeerbehoefte 973 parkeerplaatsen. Wij adviseren dit getal als absoluut minimum te hanteren. De totale theoretische parkeerbehoefte bedraagt dan: 973 parkeerplaatsen; 8. In bovengenoemd verkeersonderzoek is berekend dat binnen het "woongebied" een overschot van 11 parkeerplaatsen is; 9. Voor wat betreft het bedrijvengedeelte is als randvoorwaarde gesteld dat het parkeren volledig op de private bedrijfspercelen moet worden opgelost. Bij de beoordeling van individuele bouwplannen zal de gemeente per geval toetsen of aan deze randvoorwaarde wordt voldaan; 10. Incidenteel kan in het openbaar gebied langs de brede centrale ontsluitingsweg onder de bomenrijen een aantal parkeerplaatsen worden gerealiseerd, een en ander conform de parkeernorm van de gemeente Mill en St. Hubert 6.7
Geluid
6.7.1 Wegverkeerslawaai In de Wet geluidhinder is vastgelegd dat geluidsgevoelige objecten (woningen, scholen, bepaalde bedrijven, en dergelijke) geen hinder mogen ondervinden van geluid afkomstig van verkeers- of spoorwegen en/of industrieterreinen. Ten behoeve van het bestemmingsplan heeft Grontmij in mei 2008 een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Herontwikkeling Van Houtterrein te Mill akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai, Grontmij Nederland B.V., Roosendaal, mei 2008, doc.nr. 251658.rsd.431.R001, revisie 02).
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 36 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Uit het onderzoek blijkt, dat het voor diverse woningen noodzakelijk is een verzoek tot ontheffing in te dienen bij het bevoegd gezag. De geluidsbelasting bedraagt ter plaatse van een aantal nieuw te realiseren woningen meer dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB voor wegverkeerslawaai. Voor alle situaties is geconstateerd dat maatregelen ter vermindering van de geluidsbelasting met name bezwaren ontmoeten van financiële, stedenbouwkundige en/of verkeerskundige aard. Indien ontheffing op de voorkeursgrenswaarde verleend wordt, dient rekening gehouden te worden dat hieraan door het bevoegd gezag eisen worden verbonden. Deze bestaan uit het aanwezig moeten zijn van minimaal één geluidluwe buitengevel en een voldoende hoge gevelisolatie zodat het maximaal toelaatbare binnenniveau de grenswaarde van 33 dB niet overschrijdt. In onderhavig geval is in alle situaties waarvoor ontheffing wordt gevraagd voldaan aan het criterium van de geluidluwe gevel. 6.7.2 Luchtvaartgeluid Over het plangebied loopt op dit moment de indicatieve 40 Ke geluidcontour van Vliegbasis Volkel. Juridisch gezien is tot op heden rond de vliegbasis Volkel geen formele zonering vastgelegd. Op basis van een geluidonderzoek uit 1978, is destijds wel een indicatieve zone vastgelegd. Intussen is in het kader van een nieuwe zonegrensvaststelling een milieueffectrapportage opgestart waarin een aantal inrichtingsvarianten zijn beoordeeld en vergeleken. De huidige indicatieve geluidzone is in deze rapportage opgenomen als nulalternatief. Op dit moment is de m.e.r.-procedure nog niet afgerond en is nog geen beslissing genomen over de gekozen inrichtingsvariant zodat ten behoeve van deze beoordeling de hiervoor genoemde indicatieve geluidcontouren als maatgevend beschouwd worden. Het stedenbouwkundig ontwerp voor het Van Houtterrein is zodanig opgesteld dat de woningbouw aan de oostzijde van deze contour is geprojecteerd, dus in de zone tussen 35 en 40 Ke. In het Besluit Militaire Luchthavens, BML (dat naar verwachting binnenkort wettelijk wordt vastgesteld) is gesteld dat buiten de geluidzone van 35 Ke de door het vliegverkeer bij een luchthaven veroorzaakte geluidbelasting niet hoger mag zijn dan die grenswaarde. Binnen de zone mag de geluidbelasting wel hoger zijn, zij dat dat daar – afhankelijk van de geluidbelasting – ruimtelijke beperkingen gelden. Omdat de geplande woningen in het plangebied liggen in een gebied met een hogere geluidbelasting dan 35 Ke gelden ruimtelijke beperkingen. In het BML is vastgelegd dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting binnen de geluidzone voor nieuwe situaties 35 Ke bedraagt (artikel 5, lid 1). In afwijking van artikel 5 is in artikel 6 van dit besluit vastgelegd dat de maximaal toelaatbare geluidbelasting 45 Ke mag bedragen indien woningen: een open plek in de bestaande, te handhaven bebouwing opvullen (lid 1); op die plaats reeds aanwezige bebouwing, niet zijnde woningen, vervangen (lid 2). Omdat kan worden voldaan aan de ontheffingscriteria voor woningbouw in de 40 Ke geluidzone zoals vastgelegd in het BML artikel 6 lid 1 en 2 wordt voor wat betreft luchtvaartgeluid voldaan aan de wettelijke grenswaarden. Hiermee wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening. Voor een nadere toelichting op het aspect luchtvaartgeluid wordt gewezen naar de betreffende bijlage bij dit bestemmingsplan. 6.8 Luchtkwaliteit Ten behoeve van de herziening van het bestemmingsplan Mill-Zuid, is een onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege wegverkeer uitgevoerd (Luchtkwaliteit Van Houtterrein te Mill, Luchttoets conform de Wet milieubeheer (5.2 luchtkwaliteitseisen), Grontmij Nederland B.V., Eindhoven, mei 2008, 251658.ehv.212.R001). Daarbij is berekend in hoeverre het verkeer dat door de nieuwe ontwikkeling wordt gegenereerd de luchtkwaliteit beïnvloedt. In deze rapportage staan de resultaten van de berekeningen voor de luchtkwaliteit in: 1. huidige situatie (2008); 2. 2010 autonoom en inclusief voorgenomen ontwikkeling; 3. 2015 autonoom en inclusief voorgenomen ontwikkeling; 4. 2018 autonoom en inclusief voorgenomen ontwikkeling; 5. 2020 autonoom en inclusief voorgenomen ontwikkeling. Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 37 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
De berekende waarden zijn afgezet tegen de normstelling van de Wet milieubeheer. Op basis van deze resultaten wordt duidelijk of er ten aanzien van de luchtkwaliteit een knelpunt ontstaat en/of het initiatief verder in procedure gebracht kan worden. Het blijkt dat in alle toetsjaren wordt voldaan aan de normen uit de Wet milieubeheer, zowel in de huidige situatie als na realisering van de voorgenomen activiteiten. Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen om het plan uit te voeren. Op basis van de 'Wet Luchtkwaliteit' kunnen ruimtelijk-economische initiatieven onder andere worden uitgevoerd als het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). In het NSL is het project revitalisering 't Spoor in Mill opgenomen. Het Van Houtterrein maakt onderdeel uit van dit project. Dit betekent dat de voorgestane ontwikkeling doorgang kan vinden. In het NSL worden namelijk op verschillende niveaus maatregelen getroffen om de luchtkwaliteit te verbeteren om alle in het NSL opgenomen projecten te kunnen realiseren en te kunnen voldoen aan de normen uit de 'Wet Luchtkwaliteit'. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden. 6.9 Externe veiligheid Voor ruimtelijke ontwikkelingen moet een toetsing aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden uitgevoerd. Aangetoond dient te worden of er zich in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en /of objecten bevinden die mogelijk risico's kunnen opleveren voor de toekomstige gebruikers in het plangebied. Zoals ook blijkt uit gegevens van de risicokaart (zie figuur 6.2) bevindt zich in de nabijheid van het plangebied een tankstation aan de Schoolstraat. De bevoorrading van dit station geschiedt via de Wanroijseweg die aan de oostzijde van het plangebied loopt. Figuur 6.2
Uitsnede Risicokaart Brabant
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 38 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Het LPG-tankstation aan de Schoolstraat 28 valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het plan is tevens gelegen binnen het invloedsgebied van de Wanroijseweg waarover gevaarlijke stoffen (LPG en benzine) worden vervoerd. Er bestaan geen wettelijke bepalingen voor de normering van externe veiligheidsrisico's als gevolg van dergelijke transporten. De gemeenten in het Land van Cuijk, waar gemeente Mill en Sint Hubert ook onder valt, hebben afgesproken om de veiligheidsrisico's te toetsen aan de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS). Op grond van het Bevi en de RNVGS dient het ruimtelijke plan te worden getoetst aan de normen voor het plaatsgebonden risico en dient er een verantwoording van het groepsrisico plaats te vinden. Het RMB heeft de veiligheidsrisico's onderzocht voor het te ontwikkelen plan als gevolg van het LPG-tankstation aan de Schoolstraat 28 en het transport van gevaarlijke stoffen over de Wanroijseweg (externe veiligheidsparagraaf 't Spoor te Mill, RMB, Cuijk, 11 september 2008, kenmerk 74300007). 6.9.1 Risico als gevolg van het tankstation Plaatsgebonden risico tankstation Op grond van de Revi moet voor het plaatsgebonden risico (PR) een veiligheidsafstand van 45 meter in acht worden genomen tot (beperkt) kwetsbare objecten, gerekend vanaf het vulpunt voor LPG. Daarnaast gelden de veiligheidsafstanden van 25 meter vanaf de ondergrondse tank en 15 meter vanaf de afleverzuil. Alle in het plangebied van 't Spoor gelegen (beperkt) kwetsbare objecten zijn op ruim meer dan 45 meter van het LPG-tankstation gelegen. Aan de veiligheidsafstand voor het PR wordt dus voldaan. Groepsrisico tankstation De verantwoordingsplicht van het groepsrisico (GR) bij ruimtelijke planvorming is wettelijk geregeld in het Bevi. In de toelichting bij het Bevi wordt vermeld dat “bij de beoordeling van risico's onder andere de vraag aan de orde is welke omvang van een ramp, gegeven de kans daarop, aanvaardbaar is”. Het gaat daarbij uiteindelijk om een bestuurlijke afweging van de risico's tegen de maatschappelijke baten en kosten van een (risicovolle) activiteit. Als gevolg van deze verantwoordingsplicht geeft het groepsrisico niet alleen inzicht in de kans op een aantal dodelijke slachtoffers, maar geeft het tevens inzicht in de maatschappelijke gevolgen van een calamiteit. Het groepsrisico is in het Bevi gedefinieerd als de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In de eerder genoemde Beleidsvisie Externe Veiligheid Land van Cuijk is aangegeven dat het invloedsgebied, waarbinnen het groepsrisico als gevolg van een LPG-tankstation verantwoord moet worden, een straal heeft van 300 meter rond een LPG-vulpunt. Dit gebied is groter dan het invloedsgebied LPG van 150 meter, zoals genoemd in tabel 1 van bijlage 2 van de Revi. Hierdoor wordt in het Land van Cuijk uitgegaan van een groter beoordelingsgebied voor externe veiligheid. Afweging groepsrisico In de afweging of het groepsrisico aanvaardbaar is, zijn de onderstaande onderwerpen meegenomen: 1. Hoogte van het groepsrisico vóór en na realisatie van de plannen. 2. Mogelijkheden van zelfredzaamheid van de bevolking. 3. Mogelijkheden voor de hulpverlening en bestrijding van een ramp. 4. Nut en noodzaak van de ontwikkeling. 5. Optimaliseringmogelijkheden/maatregelen. Ad 1. Doordat er hier sprake is van een ruimtelijk plan dat de bouw van kwetsbare objecten toelaat, dient er een verantwoording van het groepsrisico, met daarin de aanvaardbaarheid van de plannen te worden uitgewerkt. De nieuwe ontwikkelingen liggen binnen een straal van 300 meter, maar dan meer bij de rand
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 39 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
van de 300 meter contour. Binnen deze straal zijn slechts enkele nieuwe woningen en een deel van een nieuw te realiseren bedrijfspand gepland en is tevens een bestaand bedrijfspand/kantoor gelegen. De toename van het aantal personen binnen de 300 meter, geschat op 20 personen, is slechts beperkt ten opzichte van het geschatte totaal van circa 1.800 personen binnen de straal van 300 meter. Gezien het bovenstaande zal het externe veiligheidsrisico van het LPG-tankstation na realisatie van het plan niet noemenswaardig toenemen. Deze stelling wordt bevestigd door het brandweeradvies waarin is berekend dat er geen toename van het aantal dodelijke slachtoffers zal plaatsvinden, na realisatie van het ruimtelijk plan. Ook zal de toename van het aantal gewonden gering zijn op het totaal te verwachten aantal slachtoffers binnen het effectgebied (800 meter rond het LPG-vulpunt). Ad 2. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid, hulpverlening en bestrijding van een ramp zijn tevens beschreven in het advies van de Regionale Brandweer Brabant Noord. Er wordt door de Regionale Brandweer Brabant Noord, gezien de diversiteit van de (woon)bebouwing rondom het LPG-tankstation, waaronder een zeer nabij gelegen basisschool en verpleeghuis, speciale aandacht voor de zelfredzaamheid van de omgeving gevraagd. De zelfredzaamheid van de aanwezigen in het plangebied daarentegen is groot, omdat de toekomstige aanwezigen in het gebied over het algemeen mobiel zijn. De ontvluchting van de woninglocatie, waar veelal jonge startende bewoners zich zullen vestigen, kan plaatsvinden via twee ontsluitingsroutes (Parallelweg en Bakhuisweg). Bij de inrichting van het plangebied, dient wel aandacht te worden besteed aan de vluchtroutes en het voorkomen van mogelijke verkeersopstoppingen. Opgemerkt wordt dat de personendichtheid van de bedrijfspanden/kantoor beperkt is, evenals de dichtheid van de geplande woningen. Hierdoor wordt eveneens de kans vergroot dat bij een ongeval de aanwezigen snel op een veilige afstand verwijderd kunnen raken van de plaats van het ongeval. Ad 3. Hulpverlening en bestrijdingsacties van calamiteiten zijn vooral gericht op snelle bestrijding van een brand bij het LPG-tankstation en het beschermen en het verlenen van hulp aan gewonden. In het advies van de regionale brandweer is de benodigde hulpverlenings-capaciteit binnen het effectgebied vergeleken met de in de regio beschikbare hulpverleningscapaciteit. Hieruit blijkt dat de veiligheidsregio niet is ingericht om tijdig te kunnen voorzien in de gevraagde hulpverlenings-capaciteit. Hiervoor zal bij een maximaal rampscenario (een exploderende LPGtankwagen) een beroep moeten worden gedaan op bovenregionale inzet. De benodigde extra hulpverleningscapaciteit als gevolg van de geringe toename van het aantal slachtoffers door de planontwikkeling op het voormalige Van Houtterrein is echter nihil. Ad 4. De noodzaak om op de betreffende locatie bedrijfsgebouwen en woningen mogelijk te maken, is gelegen in het feit dat het terrein momenteel braak ligt. Dit komt doordat de voormalige bedrijfspanden gesloopt zijn. Herinrichting van het terrein is zeer gewenst, vanwege de grote vraag naar bedrijfsgronden. De nieuwe percelen sluiten goed aan bij de bestaande bedrijven, die door de revitalisering een nieuwe impuls krijgen. Het plangebied is vanwege de geluidcontouren rondom Vliegbasis Volkel nagenoeg de enige locatie in Mill waar woningbouw mogelijk is. Dit plan voorziet bovendien in de specifieke behoefte aan starterswoningen. Ad 5. Ter optimalisering van de zelfredzaamheid van de bevolking en de rampenbestrijding en hulpverlening heeft de regionale brandweer een aantal mogelijk te treffen maatregelen genoemd: 1. risicocommunicatie voor de burgers in het invloedsgebied door middel van een brief met uitleg wat te doen bij een dreigende Bleve en brand bij het LPG-tankstation aan de Schoolstraat te Mill; 2. doeltreffende ontruimingsplannen van het gehele invloeds-, en effectgebied en doeltreffende bedrijfsnoodplannen; 3. het jaarlijks oefenen van deze plannen; 4. het vrijhouden van aanrijroutes, opstelplaatsen voor hulpverleningsvoertuigen etc.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 40 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Conclusies 1. aan de veiligheidsafstand voor het plaatsgebonden risico vanwege het LPG-tankstation wordt ter plaatse van het plangebied voldaan; 2. het groepsrisico neemt na realisatie van de ruimtelijke plannen in zeer geringe mate toe. Het maximale gevolg bij een calamiteit is erg groot, maar de kans op deze calamiteit is uiterst klein. In het plangebied zijn nagenoeg geen maatregelen te treffen die de kans of het gevolg bij een calamiteit binnen het plangebied beperken. De zelfredzaamheid van de aanwezige personen binnen het plangebied zijn aanvaardbaar en de mogelijkheden voor hulpverlening en bestrijding van de ramp worden niet beperkt door de realisatie van de ontwikkelingen binnen het plangebied. Het groepsrisico vanwege het LPG-tankstation wordt gezien de bovenstaande overwegingen aanvaardbaar gevonden. 6.9.2 Risico's als gevolg van de weg Voor het aspect externe veiligheid als gevolg van transporten met gevaarlijke stoffen over de weg zijn het PR en het GR beoordeeld. Plaatsgebonden risico weg In de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen van de VNG (hierna: de Handreiking) zijn vuistregels opgenomen om onder andere te bepalen in welke situatie er geen sprake is van een extern veiligheidsprobleem. Voor het bepalen van de intensiteit van het transport is het rapport Inventarisatie vervoer gevaarlijke stoffen, april 2008 gehanteerd. Uit dit rapport blijkt dat er maximaal 750 transporten van LPG per jaar over de Wanroijseweg plaatsvinden. Aangezien dit een 50 km/uur-weg is, is er volgens de vuistregels geen extern veiligheidsprobleem als gevolg van het plaatsgebonden risico. Groepsrisico weg In de Handreiking zijn tevens vuistregels opgenomen voor de toetsing van het groepsrisico. Volgens deze vuistregels wordt bij de circa 750 transporten van LPG-tankwagens per jaar, bij een dichtheid van minder dan 80 inwoners per hectare, de oriënterende waarde van het groepsrisico niet overschreden. Gezien de beperkte transportfrequentie over deze weg zijn er verder geen maatregelen mogelijk of haalbaar. Het groepsrisico vinden wij acceptabel. Conclusies Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Wanroijseweg leidt er niet toe dat de normen voor het plaatsgebonden risico worden overschreden. Ook het groepsrisico wordt aanvaardbaar bevonden. Maatregelen zijn hier niet nodig. Externe veiligheid vormt gezien het bovenstaande geen belemmering voor de voorgenomen activiteiten. 6.10 Geur De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) stelt kaders waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen dienen plaats te vinden. Enerzijds om geurgevoelige functies geen of zo min mogelijk hinder te laten ondervinden van agrarische bedrijven en anderzijds om de vergunde rechten van deze agrarische bedrijven niet (verder) te beperken door ruimtelijke ontwikkelingen. Onderzocht dient te worden wat de achtergrondbelasting (veroorzaakt door alle veehouderijen) en de voorgrondbelasting (veroorzaakt door individuele veehouderijen in de directe omgeving) op het plangebied is. Beiden moeten een acceptabele waarde hebben om een goed leefklimaat te kunnen waarborgen voor de nieuw te bouwen woningen. Volgens opgaaf van gemeente Mill en Sint Hubert zijn er geen agrarische bedrijven in de omgeving van het Van Houtterrein gevestigd met een geurcontour over het plangebied. 6.11 Kabels en leidingen Met uitzondering van de reguliere nutsvoorzieningen (gas, water, licht, telefonie, et cetera) zijn er in het plangebied geen specifieke kabels en leidingen aanwezig waar in de planvorming rekening mee gehouden dient te worden.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 41 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
6.12 Milieuzonering bedrijven Binnen of in de omgeving van het plangebied zijn meerdere bedrijven gevestigd. Drie bedrijven hebben een milieucontour die deels over het plangebied is gelegen en op dit moment een belemmering vormen voor de voorgenomen herontwikkeling van het Van Houtterrein. Het betreft de vergunningen van: 1. Houtbedrijf Van Hout bv d.d. 16-11-1989; 2. Van de Sluis Oliehandel d.d. 13-07-1961; 3. Hennie Lamers Autobranche d.d 28-01-2002.
6.13
Luchtvaartverkeerzone
6.13.1 Funnel Voor onderhavig plangebied geldt een maximale bouwhoogte van 120 m +NAP. De hoogte van het maaiveld binnen het plangebied bedraagt niet meer dan 16 m. De maximale hoogte binnen het plangebied mag vanwege de funnels derhalve 120 - 16 = 104 m bedragen. Volgens de regels in dit bestemmingsplan bedraagt de maximale bouwhoogte 15 m (voor masten, kranen en dergelijke). Er wordt dan ook ruimschoots voldaan aan de hoogtebeperking vanwege de funnels. Middels een ontheffing kan voor zend-, ontvang- en/of sirenemasen een hoogte van maximaal 40 meter worden toegestaan. 6.13.2 IHCS Voor onderhavig geval geldt een oplopende, maximale bebouwingshoogte vanaf 75 meter boven NAP tot 95 meter boven NAP. Zoals hiervoor reeds vermeld ligt het maaiveld van het plangebied op niet meer dan 16 m. Vanwege de IHCS bedraagt de toegestane hoogte maximaal 75 - 16 = 59 meter. Volgens de regels van het bestemmingsplan mag de bebouwingshoogte maximaal 40 m bedragen. Er wordt ook voor de IHCS ruimschoots voldaan aan de hoogtebeperking vanwege obstakelvrije vlakken. 6.13.3 ILS Onderhavig plan is gelegen in het oplopende gebied met een zonder meer toelaatbare bouwhoogte van 68,9 m boven NAP. Vanwege de ILS bedraagt de toegestane hoogte 68,9 - 16 = 52,9 m. Er wordt ruimschoots voldaan aan de hoogtebeperking vanwege de ILS. 6.13.4 Radarverstoringsgebied Objecten hoger dan 65 m boven NAP binnen 15 nautische mijl (ca 28 km) van het radarstation van de vliegbasis Volkel kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld en kunnen derhalve niet worden toegestaan, tenzij uit onderzoek is gebleken dat de mate van verstoring aanvaardbaar is. Hiervoor dient een radarverstoringsonderzoek te worden uitgevoerd. Vanwege het radarverstoringsgebied zijn binnen het plangebied objecten toegestaan tot ten hoogste 65 - 16 = 49 m. Er wordt ruimschoots voldaan aan de hoogtebeperking in het kader van het radarverstoringsgebied.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 42 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 7 Juridische planopzet
In dit hoofdstuk is aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo is een toelichting gegeven op het juridische systeem en op alle afzonderlijke bestemmingen. 7.1 Algemeen Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en planregels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. 7.1.1 Verbeelding De verbeelding (voorheen 'plankaart' genoemd) bestaat uit een enkel blad, tekeningnummer 251658.ehv.211.T01 schaal 1:1000 en heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien, en voor zover, deze in de regels daaraan wordt gegeven. De opgenomen verklaring is niet juridisch bindend en is op de verbeelding opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding (bijvoorbeeld topografische gegevens). 7.1.2 Regels De regels leggen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing vast. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het bestemmingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken, te weten: Hoofdstuk 1: Inleidende regels (paragraaf 7.2.1); Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels (paragraaf 7.2.2); Hoofdstuk 3: Algemene regels (paragraaf 7.2.3); Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels (paragraaf 7.2.4). 7.2
Planregels
7.2.1 Inleidende regels De inleidende regels behelzen de begrippen en de wijze van meten. Begrippen In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Wijze van meten In artikel 2 is een omschrijving gegeven van de te gebruiken wijze van meten.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 43 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
7.2.2 Bestemmingsregels Voor de bestemmingsregels, Bedrijventerrein tot en met Wonen (artikel 3 tot en met 7), is een gestandaardiseerde opbouw gebruikt conform de door de gemeente aangeleverde format. Deze format is bijgesteld in verband met de in werking treding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008. De regels in verband met de bestemmingen kennen alle een gelijke opbouw (voor zover van toepassing): een bestemmingsomschrijving, bouwregels, ontheffing van de bouwregels, specifieke gebruiksregels en ontheffing van de gebruiksregels. De bestemmingsomschrijving betreft de centrale bepaling van elke bestemming. Het betreft een omschrijving waarin limitatief de functies worden genoemd, die binnen de bestemming zijn toegestaan. De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van gronden en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving. In de bouwregels staan uitsluitend bepalingen die betrekking hebben op het bouwen. Bouwregels zijn dan ook alleen van toepassing bij de toetsing van aanvragen om bouwvergunning. De ontheffing van de bouwregels geven burgemeester en wethouders de bevoegdheid om onder voorwaarden ontheffing te verlenen van een specifieke regel. De specifieke gebruiksregels vormen een nadere concretisering van het toegestane gebruik. De ontheffing van de gebruiksregels heeft tot doel bepaald gebruik wat eerder is uitgesloten onder voorwaarden wel toe te laten. Bedrijventerrein De bestemming 'Bedrijventerrein' is gelegd op het bedrijventerrein, waar kavels voor bedrijfshuisvesting worden uitgegeven. Binnen deze bestemming is naast bedrijven ook ruimte voor wegen en paden, parkeervoorzieningen, tuinen en erven, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bedrijven in de categorieën 2 en 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn hier toegestaan. Echter aan de situering van bedrijven in de categorie 3.1 zijn beperkingen gebonden, die zijn overgenomen op de verbeelding. Volumineuze detailhandel is op één locatie in het plangebied rechtstreeks toegestaan. Op andere locaties binnen het plangebied is volumineuze detailhandel toegestaan middels een ontheffing. Alleen onder de in de regels gestelde voorwaarden en slechts in bepaalde sectoren is deze vorm van detailhandel toegestaan. Gemengd De bestemming 'Gemengd' is gelegd op een terrein waar in de toekomst diverse functies mogelijk gemaakt moeten kunnen worden. Het kan een verzameling worden van wonen, zakelijke dienstverlening en bedrijven. Uitgangspunt is geweest het toestaan van gemengde functies die geen belemmering vormen voor de omliggende woonbestemmingen. Maatschappelijke dienstverlening en wonen worden niet rechtstreeks toegestaan, maar middels een wijzigingsbevoegdheid. Groen De bestemming 'Groen' is gelegd op alle groenvoorzieningen binnen het plangebied, die kunnen worden aangemerkt als structureel groen. Binnen deze bestemming zijn paden toegestaan voor langzaam verkeer en tevens speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. Gebouwen zijn, met uitzondering van gebouwen voor nutsvoorzieningen, binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan. Verkeer De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor straten, voet- en rijwielpaden, groenen speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel toegestaan. Omdat deze vergunningsvrij zijn, behoeven ten aanzien hiervan geen regels te worden opgenomen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 44 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Wonen De gronden die bestemd zijn als 'Wonen' zijn bestemd voor grondgebonden woningen in verschillende varianten. Aanvullend op het wonen zijn ook beroepen en bedrijven aan huis toegestaan. Tevens zijn de gronden bestemd voor bij de woning behorende aan- en, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, tuinen en erven en bouwwerken geen gebouwen zijnde. 7.2.3 Algemene regels In de algemene regels zijn een aantal standaardbepalingen opgenomen te weten, de antidubbeltelregel, algemene bouw-, gebruiks- en ontheffingsregels en de algemene procedureregels. Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelregel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Algemene bouwregels In deze bepaling wordt, bij de toepassing van bepalingen van het bestemmingsplan, de aanvullende werking van de bouwverordening uitgesloten. Verder wordt in deze bepaling een opsomming gegeven van onderwerpen, waarop de bouwverordening wel van toepassing is. Algemene gebruiksregels In dit artikel is opgenomen wat wordt gezien als een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening. Algemene aanduidingsregels In dit artikel zijn de regels opgenomen met betrekking tot de gebiedsaanduiding 'geluidzone - 40 Ke vliegbasis Volkel'. Algemene ontheffingsregels In dit artikel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om ontheffingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. Algemene procedureregels In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan de procedure die gehanteerd wordt bij het stellen van nadere eisen. algemene nadere eisen In deze bepaling is opgenomen welke nadere eisen door burgemeester en wethouders kunnen worden geformuleerd, voor wat betreft plaats en afmeting van de bebouwing.
7.2.4 Overgangs- en slotregels Dit laatste hoofdstuk beschrijft tot slot het overgangsrecht en de slotregel. Overgangsrecht In deze bepaling is vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht. Slotregel Als laatste is de slotregel opgenomen. Deze bepaling omschrijft de titel van het plan.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 45 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid
8.1 Economische uitvoerbaarheid Aan de realisatie van de voorgenomen activiteiten zijn diverse kosten en opbrengsten verbonden. Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp zijn de kosten en opbrengsten van het plan in hoofdlijnen berekend. De kosten ten behoeve van de ontwikkelingen op het voormalige Van Houtterrein worden gedragen door Houtspoor CV. Op basis van de uitkomsten van uitgebreide exploitatieberekeningen is geconcludeerd dat de financiële uitvoerbaarheid van het plan in voldoende mate zeker gesteld kan worden geacht. Houtspoor CV en gemeente Mill en Sint Hubert sluiten ten behoeve van dit project een exploitatieovereenkomst. Deze overeenkomst bevat tevens afspraken omtrent de locatie De Groot. Derhalve is het niet noodzakelijk een exploitatieplan op te stellen. 8.2 Handhaving Een belangrijk aspect in de uitvoering van het bestemmingsplan is van juridische aard. Het gaat hierbij om de handhaving en het toezicht op de naleving van het bestemmingsplan. Deze handhaving is van cruciaal belang om de in het plan opgenomen ruimtelijke kwaliteiten te kunnen bewaren. Daarnaast is handhaving van belang uit het oogpunt van rechtszekerheid. Alle gebruikers dienen door de gemeente op een zelfde wijze aan het plan te worden gehouden. Met deze oogmerken is in het plan gestreefd naar een eenvoud van in het bijzonder de planregels. Door de toegankelijkheid en de leesbaarheid daarvan worden de mogelijkheden om toe te zien op de naleving vergroot.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 46 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 9 Procedure
9.1
Inspraak en vooroverleg
9.1.1 Algemeen In het kader van de herontwikkeling van het Van Houtterrein heeft medio 2006 vooroverleg plaatsgevonden met de directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving van provincie NoordBrabant. Deze aandachtspunten zijn weergegeven in paragraaf 9.1.2. Nadat het Masterplan door de gemeenteraad is vastgesteld, heeft conform de gemeentelijke inspraakverordening het voorontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegen en heeft eenieder de gelegenheid gekregen hierop te reageren. Tevens is in deze periode een informatiebijeenkomst gehouden. De reacties alsmede de beantwoording hiervan zijn opgenomen in paragraaf 9.1.3. Voorts is conform artikel 3.1.1 Bro het bestuurlijk vooroverleg gevoerd met de relevante overheidsorganen. In dat kader is het voorontwerp bestemmingsplan toegezonden aan de VROM-Inspectie, de provincie, het Waterschap en het Ministerie van Defensie. De ontvangen reacties en de beantwoording hiervan zijn opgenomen in paragraaf 9.1.4.In paragraaf 9.1.5 zijn de ambtelijk-technische aanpassingen beschreven. 9.1.2 Vooroverleg provincie Noord-Brabant (directie ROH) d.d. 2006 Naar aanleiding van het vooroverleg medio 2006 heeft de provincie op 18 augustus 2006 per brief advies over dit project uitgebracht. Deze brief is als bijlage opgenomen. In dit advies geeft de provincie aan verheugd te zijn dat het gebied ontwikkeld gaat worden en verschillende delen van Mill nader tot elkaar kunnen worden gebracht. De provincie stemt in met woningbouw op deze locatie. De plek wordt gezien als een unieke kans om in de nabijheid van het centrum van de hoofdkern op een inbreidingslocatie woningbouw voor diverse doelgroepen te realiseren. Wel wordt hierbij een aantal voorwaarden en aandachtspunten genoemd, zoals: 1. De exacte ligging van de 40 Ke-contour van vliegbasis Volkel. Op basis van gegevens van het Ministerie van Defensie is de 40 Ke-contour op tekening aangegeven. 2. Het uitvoeren van de benodigde milieuonderzoeken (bodem, watertoets, luchtkwaliteit). Alle benodigde milieuonderzoeken zijn uitgevoerd en in hoofdstuk 6 nader besproken. 3. De aanwezigheid van milieucontouren van bestaande bedrijven in de omgeving. In paragraaf 6.12 is hier nader op ingegaan. 4. Het realiseren van woningen voor personen met een handicap. De marktpartij heeft zelf aangegeven geen interesse meer te hebben in vestiging op de locatie. 5. De woningen qua schaal en maat te laten passen bij de lintstructuur van de Wanroijseweg. Door het opnemen van verschillende woonsferen in het beeldkwaliteitplan wordt de Millse dorpse uitstraling behouden. 6. De realisatie van (meer dan) 50 grondgebonden woningen lijkt erg hoog voor de daarvoor gereserveerde ruimte. In het plan zijn 64 grondgebonden woningen voorzien. In figuur 4.5 is het verkavelingsplan weergegeven. De dichtheid van het gebied is circa 27,5 woningen per hectare. 7. Het project te bezien in relatie tot de ontwikkeling van het Centrumplan Mill en in Mill-Noord. Het woningbouwprogramma van de gemeente is beschreven in paragraaf 2.4.2. Het project vormt geen concurrentie voor de ontwikkeling van het centrumplan, omdat het voorziene woningbouwprogramma afwijkend is. Voor de ontwikkeling van Mill-Noord geldt dat daarvan vooralsnog wordt afgezien.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 47 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
8. In het plan dient te worden uitgegaan van het actuele provinciale beleidskader. In paragraaf 2.3 is ingegaan op het meest recente Provinciaal en Regionaal beleid. 9. Aandacht te besteden aan de manier waarop de recreatieve route in de groene slinger aansluit op de bestaande wegenstructuur of andere langzaamverkeerroutes. Aan de noordzijde sluit de groene slinger aan op de Spoorzone en in het zuiden wordt een aanzet gemaakt om in de toekomst aan te kunnen sluiten op de bossen in het zuiden van Mill. 10. Te bezien of ook levensloopbestendige seniorenwoningen kunnen worden gerealiseerd. In 2006 waren levensloopbestendige woningen nog niet opgenomen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Met de voorziene nultreden woningen kan de doelgroep senioren worden bediend. 11. Geen zelfstandige bedrijfskavels van kleiner dan 1.000 of groter dan 5.000 te realiseren. Hieraan is gehoor gegeven bij de uitgifte van de bedrijfskavels. 12. Categorie 1 bedrijven in de woonomgeving te integreren en te weren op een bedrijventerrein. Categorie 1 bedrijven zijn alleen toegestaan in de woonomgeving en het voormalige kantoorpand van Van Hout. Deze categorie bedrijven wordt in de regels niet toegestaan op het bedrijventerrein. 13. Zelfstandige kantoren weren op een bedrijventerrein. Alleen in het voormalige kantoorpand van Van Hout is deze functie toegestaan. 14. Volumineuze detailhandel is onder condities op bedrijventerreinen wel mogelijk. Aan de 1e Industrieweg is een locatie aangewezen waar volumineuze detailhandel mogelijk is. Er is tevens een ontheffing opgenomen die volumineuze detailhandel in een beperkt aantal sectoren ook elders in het plangebied mogelijk maakt, maar waaraan wel bepaalde voorwaarden zijn verbonden. 15. Een verkennend en waarderend archeologisch onderzoek uit te voeren. In paragraaf 6.4 is het uitgevoerde archeologische onderzoek nader toegelicht. 16. De verplichting bestemmingsplannen digitaal te maken conform IMRO 2006 en bijbehorende standaarden. Voorliggend bestemmingsplan is volledig SVBP2008 en IMRO proof. 9.1.3 Inspraak In het kader van de gemeentelijke inspraakverordening heeft het voorontwerp bestemmingsplan met ingang van 14 mei 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Als onderdeel daarvan is op 25 mei 2009 een informatieavond gehouden. De ingekomen schriftelijke reacties zijn hierna in volgorde van ontvangst opgenomen. 1. Fam. Van Houdt (bewoners) en L.P.F. Geurts (eigenaar) , Bakhuisweg 2, Mill Reactie: Bezwaar wordt aangetekend tegen: a. het niet meer bereikbaar zijn van de woning vanaf de Bakhuisweg; b. onvoldoende ruimte om de auto in de garage te parkeren. Beantwoording: a. de ontsluiting van dit woonperceel vanaf de Bakhuisweg valt binnen de bestemming Groen. Binnen deze bestemming zijn paden toegestaan. Er zal een pad worden aangelegd zodanig dat de garage via de bestaande inrit vanaf de bestemming Verkeer (Bakhuisweg) bereikbaar blijft. Dit pad wordt op de inrichtingsschets getekend. b. om dit probleem op te lossen zal overleg gevoerd worden met zowel de eigenaar als de bewoners over het aanpassen van de bestaande garage. Deze aanpassing zal leiden tot voldoende ruimte voor parkeren. Conclusie: Deze reactie leidt niet tot een aanpassing van het plan. 2. G.A. van den Hoogen, Hogeweg 1A, Langenboom Reactie: Deze reactie bevat drie onderdelen: a. herziening van de vigerende bedrijfsbestemming in een woonbestemming aan de zijde Wanroijseweg is onwenselijk. Mill heeft een tekort aan industriegrond. Bovendien heeft Mill elders voldoende bouwmogelijkheden voor woningen. b. de weergave van de 40 Ke-lijn is onjuist. c. de meerwaarde van de bestemmingsverandering van bedrijfsbestemming naar een Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 48 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
woonbestemming komt niet ten goede aan de gemeente. Beantwoording: a. De behoefte aan bedrijventerrein is behandeld in het provinciale Uitwerkingsplan Land van Cuijk en de gemeentelijke inventarisatie behoefte bedrijventerrein. Het Uitwerkingsplan stelt (citaat): Om ruimte te bieden aan bedrijven uit de regio zal in de kern Mill, naast afronding van het bedrijventerrein Mill-Zuid, ingezet worden op herstructurering van de locatie Van Hout (zie paragraaf 8.2). In principe zijn op de herstructureringslocatie alleen 'lichte' bedrijven tot 5000 m² toegestaan. Uitzonderingen hierop zijn, vanwege de invloed ervan op de terreinen Haps en Beugen-Zuid, alleen mogelijk als de regio ermee akkoord is. De omvang van het voormalige Van Houtperceel bedraagt ca 10,2 ha. Hiervan behoudt ca 6,6 ha een bedrijfsbestemming. Voorts betrof Van Hout een grootschalig bedrijf dat volgens de provinciale richtlijn / Verordening niet meer past in Mill. Alleen lichte bedrijven tot maximaal 5000 m² zijn toegestaan. Voorts is essentieel dat de basis voor omzetting van de bedrijfsbestemming in een groen- en woonbestemming het streven is naar een betere ruimtelijke kwaliteit op MillZuid. De geleidelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein Het Spoor na 1950 heeft geleid tot een stedenbouwkundig onduidelijke situatie in de zone aan de zijde Wanroijseweg. Voor het gehele bedrijventerrein loopt een revitaliseringsproces voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het beschikbaar komen van het Van Houtterrein bood een eenmalige kans voor een duurzame herstructurering met hoge kwaliteit, in de vorm van de zonering, gezien vanaf de Wanroijseweg: wonen - groene geleding - bedrijventerrein . In het bijzonder de groene geleding is van grote waarde, omdat daarmee ook een robuuste landschappelijke structuur op Mill-Zuid kan worden ontwikkeld, te weten: spoorzone - geleding Houtspoor - geleding 't Kavelt - Molenheidse bossen. Conclusie: Er heeft een brede planologische afweging plaats gevonden inzake drie hoofdaspecten: behoefte aan woningen, behoefte aan bedrijfsterreinen en stedenbouwkundige kwaliteiten. De omzetting van een deel van het Van Houtterrein in groen en wonen is stedenbouwkundig- structureel van grote waarde. b. De ligging van de geluidzone- 40 Ke vliegbasis Volkel is getoetst door de Inspectie van het Ministerie van Vrom en akkoord bevonden. Onjuist is echter de situering van het bouwvlak met de aanduiding 11 twee-aaneen [tae] woningen nabij de Parallelweg. Dit bouwvlak moet zodanig verkleind worden dat het niet binnen de Ke-zone valt. c. Inzake de ontwikkeling van het Van Houtterrein is een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Daarbij zijn alle belangen (af)gewogen. Deze exploitatieovereenkomst is door de gemeenteraad aanvaard en zal tegelijk met het bestemmingsplan vastgesteld worden. Conclusie: Deze reactie geeft aanleiding tot een zodanige aanpassing van het bouwvlak voor twee-aaneen woningen nabij de Parallelweg dat het buiten de Ke-zonering valt. 3. Fam v.d. Wijst, Genieweg 3A, Mill Reactie: Deze reactie bevat het verzoek om een bestaande gemetselde erfafscheiding te laten bestaan. Beantwoording: De bedoelde erfafscheiding is een bestaande toestand die niet zonder instemming van de familie Van de Wijst kan veranderen. Het is logisch dat er ter zake overleg komt tussen de ontwikkelaar en familie Van de Wijst. Dit overleg valt echter buiten het kader van dit bestemmingsplan. Conclusie: Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 49 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
4. Ronald van Boven, Bakhuisweg 16, Mill Reactie: In deze reactie wordt aandacht gevraagd voor drie punten. a. Zorg voor voldoende regenwaterafvoer ter hoogte van het adres Bakhuisweg 14-16. b. Bezwaar tegen de toename van het verkeer op de Bakhuisweg. c. Verbetering verkeerssituatie T-aansluiting Bakhuisweg-Molenheidseweg, met voorstel Bakhuisweg doodlopend te maken. Beantwoording a. Voldoende regenwaterafvoer is een uitvoeringsaspect dat onderdeel vormt van de wegreconstructie Bakhuisweg. Dit reconstructieplan wordt na de vaststelling van het bestemmingsplan opgesteld. b. De Bakhuisweg als geheel is nu een overwegend smalle erfontsluitingsweg. Voorliggend plan leidt tot een opwaardering tot een volwaardige woonstraat. De functie van de nieuwe woonstraat blijft beperkt tot de erfontsluiting van de aanliggende panden. De Bakhuisweg krijgt geen functie voor het verkeer van en naar de bedrijven, behoudens die langs de Molenheidseweg. De toename van het verkeer blijft derhalve beperkt tot het verkeer van en naar de nieuwe woningen. Het kengetal is 5 à 6 verkeersbewegingen per woning per etmaal. Verkeerstechnisch is dit aanvaardbaar, omdat sprake blijft van een lichte verkeersintensiteit. Het verkeer zal van twee kanten van de Bakhuisweg in- en uitrijden. c. De opmerkingen inzake de gevaarlijke T-splitsing vallen buiten het kader van dit bestemmingsplan. Verbetering ervan moet bezien worden in het kader van het hiervoor al genoemde reconstructieplan Bakhuisweg. Het doodlopend maken van de Bakhuisweg is stedenbouwkundig ongewenst. Conclusie Deze reactie leidt niet tot een aanpassing van het bestemmingsplan. 5. A.H.A. van Hout, Wanroijseweg 8, Mill Reactie: Deze reactie bevat vier punten: a. Onduidelijkheid over de bereikbaarheid voor de (vracht)auto van garage en tuin van onderhavige woning. b. Voorziet voorliggend bestemmingsplan in een andere bushalte op de Wanroijseweg? c. Onduidelijkheid inzake geluid, schaduw en parkeereffecten van de nieuwbouw. d. Vrees voor overlast industrielawaai. Beantwoording: a. Voorliggend plan leidt niet tot een verandering van de perceelgrens van onderhavige woning langs de Bakhuisweg. De Bakhuisweg krijgt de bestemming Verkeer. De twee bestaande inritten blijven toegankelijk. b. De Wanroijseweg vormt geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Een eventuele verplaatsing van de bedoelde bushalte valt buiten het kader van dit plan. c. Aansluitend op onderhavig perceel zijn alleen grondgebonden woningen (met een goothoogte van maximaal 6 m en een bouwhoogte van maximaal 11 m) voorzien, met de volgende effecten: Er is geen sprake van beperking van lichtinval / schaduw omdat de nieuwe woningen aan de noordzijde van onderhavig perceel liggen, dan wel ten zuiden van de Bakhuisweg. Er is geen sprake van onevenredige geluidhinder omdat er alleen gewoond wordt. Parkeren voor de nieuwe woningen vindt gespreid plaats. Langs de Bakhuisweg aan de zijde van onderhavig perceel zijn op de inrichtingsschets geen parkeerplaatsen opgenomen. Overigens zal het reconstructieplan voor de Bakhuisweg later, na de vaststelling van het bestemmingsplan worden opgesteld. d. Onderhavige woning Wanroijseweg 8 ligt op een afstand van ruim 125 m tot de bestemming Bedrijventerrein. Bovendien is in de zone tussen de ontsluitingsweg (Houtzagerijstraat – bestemming Verkeer) op het bedrijventerrein en de groene geledingszone (bestemming
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 50 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Groen) maximaal hindercategorie 3.1 toegestaan. De daarbij behorende richtafstand van 50 m blijft op een afstand van 75 m van onderhavige woning. Meer algemeen zijn de toegelaten milieucategorieën afgestemd op de bestaande en de geplande woningen. Grote lawaaimakers, zogenaamde Wgh-inrichtingen zijn in het geheel niet toegestaan. De geplande scheidingswand op de grens tussen de bestemmingen Bedrijventerrein en Groen heeft een dubbelfunctie, namelijk een landschappelijke wand als visuele afscherming van het bedrijventerrein en een voorziening als wering van industrielawaai (extra ten opzichte van de richtafstand). Er wordt ruim voldaan aan de planologische voorwaarden met betrekking tot het voorkomen van industrielawaai op woningen. Conclusie: Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan. 6. Mevrouw C, Gerritsen en dhr. J. Heijmen, Wanroijseweg 18, Mill Reactie: a. De legenda bij de tekening is niet geheel compleet en hierdoor niet helemaal duidelijk over de indeling van bepaalde vakken. Insprekers willen hier graag een toelichting op krijgen door iemand die exact weet wat alles betekent. b. Insprekers zijn woonachtig aan de Wanroijseweg en zien dat er achter hen 9 percelen komen. Echter niet of dit vrijstaand of 2 onder 1 kap betreft. c. Insprekers hebben nogal wat vragen over de bouwhoogte. (Belangrijkste reden om dit huis te kopen was de privacy in de tuin. (Zij willen geen inkijk => bijvoorbeeld door huizen achter hen met ramen die op/in de tuin kijken. d. Zij missen een perceelindeling. e. Zij willen graag weten wat de wetgeving (en uitzonderingsregels zijn waaraan de bouwplannen dienen te voldoen en hier graag een kopie van. f. Zij hebben maten gezien v.w.b. de voorzijde grens en tevens zijdelingse perceelgrens met betrekking tot bouwen, maar nergens v.w.b. de achterzijde. (Zal waarschijnlijk ook in de wetgeving staan.) g. Wat gaat de gemeente voor maatregelen nemen om de privacy van de bewoners van de Wanroijseweg te garanderen? (Zie ook bij 3 voor uitleg.) Tenslotte betekent het ook waardevermindering. h. Mogen de woningen ook een bedrijf erbij hebben of niet, en zo ja wat voor een soort bedrijf? i. Hoe zit het met eventuele bezwaarprocedures? Hoe werkt dit en waar is alle informatie hierover te vinden. Graag een kopie hiervan. Beantwoording: a. De bedoelde toelichting zal worden gegeven. b. In het betreffende bouwvlak is de code [vrij] opgenomen, hetgeen betekent dat alleen vrijstaande woningen zijn toegestaan. c. Ter plaatse van de door insprekers bedoelde woningbouw achter hun perceel geldt thans een bedrijfsbestemming, waarbij bedrijfsbebouwing 3 meter uit de achterperceelgrens moet blijven en een maximale goot- en bouwhoogte geldt van 5 respectievelijk 7 m. In de nieuwe situatie zijn de toegestane goot- en bouwhoogte weliswaar groter, en wel 6 en 10 meter, maar ligt het bouwvlak waarbinnen de woningen gebouwd moeten worden op een beduidend grotere afstand - 11 m - van de achterperceelgrens en worden de woningen in een open bebouwingsstructuur gebouwd. Uit een oogpunt van uitzicht, situeringswaarde en bezonning is daardoor in de nieuwe situatie eerder sprake van een verbetering dan van een verslechtering. Voor wat betreft het zicht vanaf de nieuwe woningen op de tuin van insprekers (privacy) kan hiervan alleen sprake zijn vanuit de slaapkamers van de nieuwe woningen, en dan nog alleen voor zover hoog opgaande beplanting dat niet belemmert. Mede gelet op de diepte van de achtertuinen van de nieuwe woningen (circa 14 m) kan gesteld worden dat als er al sprake zou zijn van vermindering van privacy dat slechts in geringe mate het geval zal zijn. Daarnaast geldt dat er in een woonomgeving altijd wel sprake kan zijn van enig zicht op andere woningen. d. De perceelsindeling is nog niet vastgesteld. Wel het aantal (9) en soort (vrijstaande)
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 51 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
woningen. e. Van toepassing zijn de Wet ruimtelijke ordening voor wat betreft het bestemmingsplan en de Woningwet met Bouwbesluit voor wat betreft het bouwen van de woningen. f. Het hoofdgebouw moet geheel worden gebouwd binnen het bouwvlak, zoals dat op de verbeelding is aangegeven. Buiten dit bouwvlak is nog maximaal 125 m² bijgebouwen toegestaan, met een goothoogte van 3 m en een bouwhoogte van 5,5 m (zie artikel 7, Wonen). g. Zoals reeds gesteld bij de beantwoording van vraag c. is er eerder sprake van een verbetering van de situatie, zodat er per saldo geen wezenlijke nadelige consequenties zullen optreden voor het woongenot (zoals uitzicht, privacy en bezonning). Waardevermindering ligt dan ook niet in de rede. Dat laat onverlet dat het insprekers vrijstaat om na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan een claim in te dienen voor planschade. h. Een beroep of bedrijf aan huis is toegestaan. De aard ervan moet zodanig zijn dat de ruimtelijke uitstraling op de omgeving overeenkomt met een woonfunctie (zie Artikel 1, begrippen 1.10 en 1.14). i. Het ontwerpbestemmingsplan zal naar verwachting dit najaar ter inzage worden gelegd voor een periode van 6 weken. In die periode kunnen zienswijzen (bezwaren) naar voren worden gebracht bij de gemeenteraad. Conclusie: Deze reactie geeft geen aanleiding tot aanpassing van het plan
9.1.4
Reacties instanties
In het kader van het vooroverleg is het voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de VROM-Inspectie, de provinciale Directie Ruimtelijke Ontwikkeling en Handhaving (ROH), het Waterschap Aa en Maas en het Ministerie van Defensie. Reacties, zoals hierna opgenomen, zijn ontvangen van de VROM-Inspectie Regio afdeling Zuid, de Directie ROH en het waterschap. De reacties zijn als volgt verwerkt. 1. VROM-Inspectie Regio Zuid Reactie: In de reactie van de VROM-Inspectie Regio Zuid is aangegeven, dat besloten is dat de directeur-inspecteur van de VROM-Inspectie regio Zuid de reactie op voorontwerpbestemmingsplannen/ voorontwerpprojectbesluiten van alle belanghebbende regionale rijksdiensten zal coördineren en zoveel mogelijk in één rijksreactie zal verwoorden. a. De Inspectie verzoekt een (uitvoeriger) beschrijving op te nemen voor de elementen: funnel Inner Horizontal Surface and control Surface (IHCS) Instrument Landing System (ILS) radarverstoringsgebied. b. Voorts verzoekt de Inspectie de Ke-zonering met bijbehorende normen op de verbeelding en in de regels op te nemen. c. Tot slot meldt de Inspectie dat het in het VO opgenomen straalpad niet aanwezig is en verzoekt zij de betreffende paragraaf 6.13 te schrappen. Beantwoording: a. Aan dit verzoek is gevolg gegeven in paragraaf 2.2.5 en paragraaf 6.13. Tevens zijn de bij de vier genoemde elementen behorende hoogtebeperkingen getoetst. Daaruit blijkt dat de toegestane bouwhoogten in voorliggend bestemmingsplan ver beneden de gestelde hoogtegrenzen blijven. Opname van vrijwaringszones in dit plan is derhalve niet nodig. b. Deze reactie leidt tot aanvulling van paragraaf 2.2.5. De Ke-zone is op de verbeelding weergegeven als gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone'. Een betere benaming is de gebiedsaanduiding 'Geluidzone- 40 Ke vliegbasis Volkel'. De ligging ervan is getoetst door de Dienst Vastgoed Defensie. In de regels is deze gebiedsaanduiding toegevoegd in een
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 52 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
nieuw artikel 11, Algemene aanduidingsregels. Er komt inderdaad geen straalpad voor. De tekst over het straalpad is geschrapt in paragraaf 6.13. Conclusie: c.
Deze reactie leidt tot een correctie op de verbeelding en een toevoeging in de toelichting en in de regels. Ook wordt 'vrijwaringszone straalpad' van de verbeelding en uit de regels verwijderd. 2. Directie ROH Reactie: De directie meldt dat de provinciale belangen goed zijn geborgd. De directie heeft verder geen opmerkingen. Conclusie: Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het plan. 3. Waterschap Aa en Maas Reactie: a. Het waterschap stemt in met de waterparagraaf in het bestemmingsplan. b. Het waterschap vraagt overigens wel aandacht voor de relatief hoge grondwaterstand in relatie tot de diepteligging van het infiltratieriool en de wadi's. Het waterschap adviseert het functioneren van riool en wadi's een paar jaar na aanleg te monitoren. Conclusie Deze reactie leidt niet tot aanpassing van het plan. Wel zal aan paragraaf 6.5 'Waterhuishouding en riolering' genoemd aandachtspunt worden toegevoegd.
9.1.5 Ambtelijk-technische aanpassingen Toelichting: 1. Volumineuze detailhandel: op 1 plaats rechtstreeks, op de overige percelen op het bedrijventerrein met ontheffing. Daar waar het rechtstreeks wordt toegelaten zijn ook tuininrichtingsartikelen, keukens, sanitair en bouwmarkten toegestaan. Deze zijn niet toegestaan op de overige percelen. Voor de percelen waar middels een ontheffing volumineuze detailhandel is toegestaan, zijn hier ook voorwaarden aan gekoppeld. 2. In toelichting overal waar wordt gesproken over 35 Ke dit wijziging naar 40 Ke, er wordt nu gesproken over 'geluidzone – 40 Ke vliegbasis Volkel' 3. Inmiddels bekende nieuwe straatnamen zijn toegevoegd. 4. Verwisseling van doelgroep voor woningen: twaalf huurwoningen zijn nu starterswoningen en elf starterswoningen zijn nu huurwoningen geworden, dit is gewijzigd in paragraaf 4.4 van de toelichting. 5. Profielen Bakhuisweg en Parallelweg zijn toegevoegd, profiel voor het bedrijventerrein is gewijzigd. 6. In hoofdstuk 7 - Juridische planopzet - is toelichting op artikel 10 (Algemene gebruiksregels) gecorrigeerd. 7. In hoofdstuk 7 – Juridische planopzet – is de toelichting op artikel 14 toegevoegd. Verbeelding: 1. Bestemming Verkeer is uitgebreid ten behoeve van aanleg en beheer nutsvoorzieningen. 2. Aanduiding voor bedrijven in de categorieën 2 en 3.1 is aangepast aan SVBP2008. 3. Aanduiding geluidzone => luchtvaartverkeerzone wordt geluidzone- 40 Ke vliegbasis Volkel. 4. Wijzigingsvlak ter plaatse van de Bakhuisweg is vervallen. In plaats daarvan zijn nu 2 tweeaaneen woningen rechtstreeks toegestaan. 5. Topografische situatie goed spellen in legenda.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 53 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Regels: 1. Artikelen 1 en 2 zijn genummerd inclusief hoofdstuknummer, conform SVBP2008. 2. Enkele begrippen (oude nummers. 3, 10, 14, 15, 18) zijn redactioneel verbeterd. 3. Artikel 2 - Wijze van meten: oude nummer 2 is conform SVBP2008 aangepast. De algemene regel inzake afmetingen ondergeschikte bouwonderdelen is opgenomen als een algemene bouwregel (artikel 9). 4. Redactie van bestemmingsomschrijving heeft in alle bestemmingen dezelfde opzet gekregen, met name van de 'bijbehorende voorzieningen'. 5. Regels inzake reclame-uitingen in de bestemmingen Bedrijventerrein, Gemengd en Wonen zijn afgestemd op de regeling in de gemeentelijke Welstandsnota. 6. Artikel 3.1 onder a. en b: redactionele aanpassing; toegevoegd geluidwerende voorzieningen en buitenopslag alleen geregeld in Specifieke gebruiksregels. 7. Artikel 4.1 onder a.2: categorie 1-bedrijven (in plaats van bedrijf). 8. Artikel 7.3 onder b: 7.2.2 onder h. in plaats van onder g. 9. Artikel 11, wijzigen naar geluidzone – 40 Ke vliegbasis Volkel. 10. In de Algemene ontheffingsregels is redactie in 12.1.d iets aangescherpt voor betere aansluiting met de wijze van meten. 11. In Artikel 13 de procedureregels voor de wijzigingsbevoegdheid verwijderen en alleen voor ontheffingsmogelijkheden laten staan. 12. Er zijn enkele tekstuele en formuleringswijzigingen doorgevoerd, om aan te kunnen sluiten bij de SVBP 2008.
9.2 Vaststelling Na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Mill en Sint Hubert het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken: 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan; 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van VROM - wijzigingen aangebracht. 9.2.1 Zienswijzen Het ontwerpbestemmingsplan alsmede het ontwerpbeeldkwaliteitplan hebben met ingang van 24 december 2009 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze ingekomen. Deze wordt hierna beoordeeld. 1. Zienswijze G.A. van den Hoogen, Hogeweg 1a, Langenboom Reactie: De zienswijze heeft bezwaren tegen: a. Toepassen van artikel 6.24 Wro inzake de exploitatieovereenkomst. b. Het ontwerpbestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving. c. Het ontwerp beeldkwaliteitplan bedrijventerrein en woonwijk. Verder worden bezwaren uit de inspraak opnieuw als zienswijze ingebracht: d. Herziening van de vigerende bedrijfsbestemming in een woonbestemming aan de zijde Wanroijseweg is onwenselijk. Mill heeft een tekort aan industriegrond. Bovendien heeft Mill elders voldoende bouwmogelijkheden voor woningen. e. De weergave van de 40 Ke-lijn is onjuist. f. De meerwaarde van de bestemmingsverandering van bedrijfsbestemming naar een woonbestemming komt niet ten goede aan de gemeente. g. Bezwaar tegen wijziging bestemming ten gunste van het bouwproject Hobe – v.d. Horst op locatie D2344. h. Bezwaar tegen verhogen grenswaarde in het kader van de Wet geluidhinder.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 54 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Antwoord: a. Bij het opstellen van een bestemmingsplan dienen de regels van de wet te worden gevolgd. Dus ook artikel 6.24 Wro. b. Dit bezwaar is niet gemotiveerd. c. Dit bezwaar is niet gemotiveerd. d. De behoefte aan bedrijventerrein is behandeld in het provinciale Uitwerkingsplan Land van Cuijk en de gemeentelijke inventarisatie behoefte bedrijventerrein. Het Uitwerkingsplan stelt (citaat): Om ruimte te bieden aan bedrijven uit de regio zal in de kern Mill, naast afronding van het bedrijventerrein Mill-Zuid, ingezet worden op herstructurering van de locatie Van Hout. In principe zijn op de herstructureringslocatie alleen 'lichte' bedrijven tot 5000 m² toegestaan. Uitzonderingen hierop zijn, vanwege de invloed ervan op de terreinen Haps en Beugen-Zuid, alleen mogelijk als de regio ermee akkoord is. De omvang van het voormalige Van Houtperceel bedraagt ca 10,2 ha. Hiervan behoudt ca 6,6 ha een bedrijfsbestemming. Voorts betrof Van Hout een grootschalig bedrijf dat volgens de provinciale richtlijn / Verordening niet meer past in Mill. Alleen lichte bedrijven tot maximaal 5000 m² zijn toegestaan. Voorts is essentieel dat de basis voor omzetting van de bedrijfsbestemming in een groen- en woonbestemming het streven is naar een betere ruimtelijke kwaliteit op MillZuid. De geleidelijke ontwikkeling van het bedrijventerrein Het Spoor na 1950 heeft geleid tot een stedenbouwkundig onduidelijke situatie in de zone aan de zijde Wanroijseweg. Voor het gehele bedrijventerrein loopt een revitaliseringsproces voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Het beschikbaar komen van het Van Houtterrein bood een eenmalige kans voor een duurzame herstructurering met hoge kwaliteit, in de vorm van de zonering, gezien vanaf de Wanroijseweg: wonen - groene geleding - bedrijventerrein. In het bijzonder de groene geleding is van grote waarde, omdat daarmee ook een robuuste landschappelijke structuur op Mill-Zuid kan worden ontwikkeld, te weten: spoorzone geleding Houtspoor - geleding 't Kavelt - Molenheidse bossen. Conclusie: Er heeft een brede planologische afweging plaats gevonden inzake drie hoofdaspecten: behoefte aan woningen, behoefte aan bedrijfsterreinen en stedenbouwkundige kwaliteiten. De omzetting van een deel van het Van Houtterrein in groen en wonen is stedenbouwkundig-structureel van grote waarde. e. De ligging van de geluidzone - 40 Ke vliegbasis Volkel is getoetst door de Inspectie van het Ministerie van Vrom en akkoord bevonden. f. Inzake de ontwikkeling van het Van Houtterrein is een exploitatieovereenkomst gesloten tussen de gemeente en de initiatiefnemers. Daarbij zijn alle belangen (af)gewogen. g. Voor bedoeld bouwproject is een artikel 19.2 WRO-procedure doorlopen. Deze procedure is afgerond. De bouwvergunning is verleend. h. Dit bezwaar betreft de procedure hogere grenswaarde uit de Wet geluidhinder. Deze procedure is afgerond. Conclusie: Deze zienswijze leidt niet tot een wijziging van het bestemmingsplan en het beeldkwaliteitsplan.
9.2.2 Ambtshalve wijzigingen Na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan heeft de nadere technische uitwerking van het plan nog tot enkele inhoudelijke aanpassingen geleid. Deze worden hierna toegelicht. 1. Ministerie van Defensie Het ministerie heeft opgemerkt dat in paragraaf 6.13 van de toelichting geen melding is gemaakt van de in regel 12.1.e onder 2. opgenomen mogelijkheden van ontheffing voor zendmasten tot een hoogte van maximaal 40 m. Deze omissie is gecorrigeerd.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 55 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
2. In de toelichting zijn de volgende aanpassingen gedaan: In paragraaf 2.3.1 is verwezen naar het nieuwe in ontwikkeling zijnde provinciale beleid (Verordening Ruimte en Structuurvisie Ruimtelijke Ordening). In paragraaf 4.2 wordt de hoofdstructuur van het plan nader toegelicht. Hier wordt ook ingegaan op de afweging rond milieucategorieën. Aan deze paragraaf wordt een passage toegevoegd, waarin wordt uitgelegd dat de drie woningen aan de Parallelweg kunnen worden aangemerkt als 'gemengd gebied' in plaats van als 'rustige woonwijk' met de daarbij behorende richtafstanden voor de verschillende milieucategorieën. Dit heeft ook consequenties voor de verbeelding. De milieucategorieën zijn hierdoor op enkele punten verruimd. 3. Bestemming Gemengd a. Er is een nadere studie verricht naar de haalbaarheid van een gezondheidscentrum in combinatie met startersappartementen op de locatie van het voormalige Van Houtkantoor. Daaruit is gebleken dat de economische haalbaarheid problematisch is. Om de haalbaarheid te vergroten is het wenselijk dat in principe drie bouwlagen goed te gebruiken zijn. In het ontwerpbestemmingsplan is in artikel 4.3.1 wijzigingsbevoegdheid- opgenomen dat de goothoogte maximaal 7 m mag bedragen en de totale hoogte maximaal 11 m. Een dakhelling is niet expliciet aangegeven. Op verzoek van de ontwikkelaar wordt ingestemd met een optimalisatie van de bovenste verdieping, mits de verschijningsvorm de uitstraling heeft van een ‘kaplaag’. Ter zekerstelling hiervan zijn in de wijzigingsbevoegdheid in 4.3.1 onder b. maatvoeringscriteria voor de dakhelling toegevoegd: 3 de dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 75°. De toegestane goot- en bouwhoogte blijven onveranderd. 4. Bestemming Wonen In de bestemming Wonen zijn de volgende kleine aanpassingen gedaan: a. 7.2.2 onder b. vervalt. Gezien de gekozen bouwvlakken is dit lid niet doelmatig. Hierdoor wordt het vervolg van 7.2.2 vernummerd; b. Door het vervallen van de bepaling in de gevellijn te bouwen, wordt overal waar sprake was van 'gevellijn' dit vervangen door 'voorgevel, of het verlengde daarvan'; c. De redactie van 7.2.2 onder e. (was f.) is ter verduidelijking als volgt aangepast: 'de afstand tot een binnen een bouwvlak gelegen zijdelingse perceelgrens, bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding: ‘vrijstaand’: aan twee zijden minimaal 3 m en bij ‘twee-aaneen’: aan één zijde minimaal 3 m. 5. Wijzigingsbevoegdheid in de bestemming Wonen In het kader van het Centrumplan Mill wordt overwogen om het bestaande notariskantoor te verplaatsen naar een locatie aan de Wanroijseweg binnen onderhavig plangebied. Op deze locatie zijn vier vrijstaande woningen gepland. Vanuit planologisch-stedenbouwkundig oogpunt is een kantoorfunctie ter plaatse aanvaardbaar, om de volgende redenen: de Wanroijseweg is een dorpsas met een menging van woon- en nietwoonfuncties; de realisering van het centrumplan is van groot maatschappelijk belang. Stedenbouwkundige voorwaarde voor een kantoor op bedoelde locatie is dat het kantoorgebouw qua aard en schaal overeenkomt met de korrel van de geplande woningbouw. Wat betreft de architectuur geldt daarbij als voorwaarde dat het kantoorgebouw een samengestelde opbouw krijgt, bestaande uit twee bakstenen bouwdelen met de uitstraling van een woning, die gekoppeld zijn door een verbindend bouwdeel bestaande uit een contrasterend materiaal (bijvoorbeeld glas). Vanwege het grotere, samengestelde gebouw is opgenomen dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen minimaal 6 m bedraagt. De bedoelde kantoorfunctie betekent een wijziging van de bestemming. Daarom is in de bestemming Wonen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van de functie kantoor onder de voorwaarden dat: het realiseren van een kantoorfunctie ter plaatse gewenst is vanuit de belangen van de algemene ruimtelijk-functionele ontwikkelingen in de kern Mill op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte voor werknemers en bezoekers wordt Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 56 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
voorzien.
6. Wijziging van artikel 13 Algemene Procedureregel De algemene procedureregel wordt als gevolg van de inwerkingtreding van de Wabo als volgt gewijzigd: Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: a. het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste 2 weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijk wijze; c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn; d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede. 9.3 Beroep Na vaststelling van het bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Geen beroep kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 57 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Regels
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 58 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan het bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving van gemeente Mill en Sint Hubert. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO met de bijbehorende regels en de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten. 1.3 aanbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.4 aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.5 aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.6 afhankelijke woonruimte een (gedeelte) van een bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is. 1.7 bebouwing een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8 bebouwingspercentage een in het plan aangeduid percentage, dat de grootte van het in de regels aangegeven terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd. 1.9 bedrijf een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca. 1.10 bedrijf aan huis een bedrijf dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 59 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
1.11 bedrijfsgebouw een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf. Hieronder wordt mede verstaan een bedrijfsverzamelgebouw. 1.12 bedrijfsverzamelgebouw een bedrijfsgebouw dat in gebruik is door meer dan één bedrijf. 1.13 bedrijfsvloeroppervlak de totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de opslag- en administratieruimten en dergelijke. 1.14 beroep aan huis een dienstverlenend beroep dat in een woning en de daarbij behorende bebouwing door de bewoner wordt uitgeoefend , waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.15 bestaand a. bij bouwwerken: op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan krachtens een bouwvergunning aanwezig of in uitvoering, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning; b. bij gebruik: bestaand op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, mits dat niet reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan inclusief de overgangsbepaling van dat plan. 1.16 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak. 1.17 bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.18 bijgebouw een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw. 1.19 bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.20 bouwgrens de grens van een bouwvlak. 1.21 bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. 1.22 bouwperceelgrens de grens van een bouwperceel. 1.23 bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 60 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
1.24 bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.25 detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), het verkopen, verhuren en leveren van goederen geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.26 detailhandel volumineus detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en sanitair, grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen, alsmede bouwmarkten. 1.27 dienstverlening het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen. 1.28 gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.29 gebruiken gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven. 1.30 geluidszoneringsplichtige inrichting inrichting als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kan veroorzaken en wordt aangewezen in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer 1.31 gevellijn de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden. 1.32 grondgebonden woning een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau. 1.33 hogere grenswaarde een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen. 1.34 hoofdgebouw een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken. eventueel in plaats daarvan: 1.35 horeca het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, waaronder bed & breakfast, discotheek. feestzaal en partyboerderij.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 61 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
1.36 huishouden een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren. 1.37 inwoning wonen in een ondergeschikt deel van een woning als medegebruiker van het pand waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de inwoonsituatie niet groter mag zijn dan 30% van de totale leefruimte van de woning. 1.38 jongerenontmoetingsplek een geformaliseerde hangplek voor jongeren in de vorm van een overkapping al dan niet met zitgelegenheid. 1.39 kantoor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen (waaronder congres- en vergaderaccommodaties). 1.40 maatschappelijke diensten/ voorzieningen voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren. 1.41 mantelzorg het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. 1.42 normaal onderhoud, gebruik en beheer een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt. 1.43 nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie. 1.44 overkapping een bouwwerk met een open constructie zonder eigen wanden, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats. 1.45 peil c. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang + 25 cm; d. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang + 25 cm. 1.46 prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. 1.47 risicovolle inrichting inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt op het tijdstip van de vaststelling van het plan.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 62 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
1.48 seksinrichting een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan: een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar. 1.49 Staat van bedrijfsactiviteiten een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven. 1.50 straatmeubilair bouwwerken, bedoeld als voorziening in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de openbare ruimte, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, informatieborden, zitbanken, hekken, speeltoestellen en hondentoiletten. 1.51 uitbouw een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw. 1.52 uitvoeren uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven. 1.53 voorbouw een gebouw binnen de bestemming Bedrijventerrein, gelegen vóór de gevellijn, al of niet bouwkundig verbonden met het hoofdgebouw. 1.54 voorgevel de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekperceel met een grondgebonden woning is er slechts sprake van één voorgevel). 1.55 woning/ zelfstandige woonruimte een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, met dien verstande dat onder een: a. aaneengebouwde woning wordt verstaan: een woning die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee woningen, waarvan het hoofdgebouw aan tenminste één zijde aan het op het aangrenzende bouwperceel gelegen hoofdgebouw is gebouwd; b. gestapelde woning wordt verstaan: een woning die geheel of gedeeltelijk boven/ onder een andere woning is gelegen; c. patiowoning wordt verstaan: een aaneengebouwde woning met een open binnenplaats; d. twee- aaneen (halfvrijstaande woning) wordt verstaan: een woning waarvan het hoofdgebouw met één zijgevel in de zijdelingse bouwperceelgrens is gebouwd en waarvan de afstand tot de andere zijdlingse bouwperceelgrens ten minste 3 m bedraagt, voor zover deze afstand niet door middel van een bouwvlak is vastgelegd; de woning kan deel uitmaken van een blok van ten hoogste twee woningen; e. vrijstaande woning wordt verstaan: een woning waarvan de afstand van beide zijgevels van het hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrenzen ten minste 3 m bedraagt, voor zover deze afstand niet door middel van een bouwvlak is vastgelegd. 1.56 zijdelingse (bouw) perceelgrens een niet naar een weg of openbaar gebied gekeerde grens van een bouwperceel.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 63 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 2 Wijze van meten Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak. 2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3 de goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.4 de inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. 2.6 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk tussen (de lijnen getrokken langs) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidingsmuren). 2.7 ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 64 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3
Bedrijventerrein
3.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 2' bedrijven uit de categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 3.1' bedrijven uit de categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten; c. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': volumineuze detailhandel; d. geluidwerende voorzieningen; e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen. 3.2 bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels. 3.2.1 algemeen a. bouwen uitsluitend op een bouwperceel van minimaal 1.000 m² en maximaal 5.000 m² b. bebouwingspercentage bouwperceel van maximaal 70% c. onbebouwde, toegankelijke strook van minimaal 11 m breed met een diepte vanuit de voorste perceelgrens van minimaal 50 m; d. platte daken verplicht; e. parkeren op eigen terrein verplicht. 3.2.2 gebouwen a. alleen gebouwen binnen een bouwvlak; b. afstand tot achterste perceelgrens mimimaal 3 m, behoudens waar deze grenst aan de bestemming Groen. c. aan één zijde van de onbebouwde, 11 m brede strook: 1. voorgevel in de gevellijn verplicht; 2. zijgevel in een zijdelingse perceelgrens verplicht; 3. tot een diepte van mimimaal 12,5 m vanaf de voorgevel: één bouwmassa van gelijke hoogte; 4. bouwhoogte maximaal 10 m; d. aan de andere zijde van de onbebouwde 11 m-strook: hoogte maximaal 5,5 m; e. bij een perceelsdiepte van meer dan 50 m is voor de strook achter de onbebouwde strook het bepaalde onder d. van gelijke toepassing. 3.2.3 voorbouw a. buiten bouwvlak, tot maximaal 10 m uit de gevellijn; b. breedte bedraagt maximaal 50% van de perceelbreedte, en maximaal de breedte van het hoofdgebouw c. bouwhoogte bedraagt maximaal 8 en minimaal 2 m lager dan hoofdgebouw.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 65 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
3.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van: a. erf- en terreinafscheidingen vóór de gevellijn: 1. in open constructie bedraagt maximaal 1,5 m; 2. in andere vormen bedraagt maximaal 1 m; b. erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn bedraagt maximaal 5,5 m; c. lichtmasten bedraagt maximaal 8 m; d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de gevellijn bedraagt maximaal 3 m; e. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de gevellijn bedraagt maximaal 10 m. 3.2.5 reclame-uitingen a. aantal per bedrijf maximaal 2; b. niet op het dak; c. hoogte van reclameuitingen aan gevel bedraagt maximaal 2,5 m; d. hoogte los geplaatst bedraagt maximaal 3,5 m e. oppervlakte per reclame-uiting maximaal 10 m²; 3.2.6 ondergronds bouwen a. ondergronds bouwen alleen onder gebouwen; b. verticale diepte bedraagt maximaal 4 m.
3.3 ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in: a. 3.2.2 onder b. ten behoeve van bouwen tot een kleinere afstand tot de achterste perceelgrens, mits: 1. dit uit een oogpunt van brand- en andere veiligheidsaspecten verantwoord is; 2. andere belangen niet onevenredig worden geschaad; b. 3.2.2 onder c. sub 1. ten behoeve van het bouwen achter de gevellijn, mits: 1. de afstand tot de gevellijn niet meer bedraagt dan 10 m; 2. vóór het naar achteren geplaatste hoofdgebouw een voorbouw wordt gebouwd; 3. het hoofdgebouw bouwkundig verbonden is met de voorbouw; c. 3.2.2 onder d. en e. ten behoeve van bouwen tot een hoogte van maximaal 10 m, mits: 1. dit stedenbouwkundig aanvaardbaar is; d. 3.2.3 onder c. voor een hoogte voorbouw gelijk aan hoogte hoofdgebouw, mits: 1. hoogte voorbouw bedraagt maximaal 8 m 2. voorbouw architectonisch het karakter van een voorbouw behoudt; e. 3.2.4 onder e. ten behoeve van: 1. masten, kranen e.d. tot maximaal 15 m; f. 3.2.5 onder a. en c. ten behoeve van gemeenschappelijke reclamemasten met een hoogte van maximaal 10 m; een en ander mits geen verstoring plaatsvindt van: 1. de beoogde beeldkwaliteiten; 2. het gebruik van de aangrenzende gronden en gebouwen. 3.4 specifieke gebruiksregels Tot een gebruik in strijd met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 10 wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor: a. detailhandel, behoudens als ondergeschikte nevenactiviteit van ter plaatse geproduceerde, be- of verwerkte goederen; b. detailhandel in volumineuze goederen, behalve waar dit ingevolge deze regels is toegestaan; c. horeca, behoudens een bij het bedrijf behorende kantine; d. buitenopslag met een hoogte van meer dan 4 m en/of in het zicht vanaf de openbare weg; Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 66 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
e. geluidzoneringsplichtige inrichtingen; f. risicovolle inrichtingen.
3.5 ontheffing van de gebruiksregels 3.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bestemmingsomschrijving ten behoeve van de vestiging van een bedrijf van categorie 3.2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel een bedrijf dat niet is genoemd onder de categorieën 2, 3.1 of 3.2, maar qua aard en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen is, mits voldaan wordt aan de milieuregelgeving. 3.5.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.4 onder b ten behoeve van het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel in volumineuze goederen, voor zover het betreft auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen, mits: a. het een bedrijf betreft dat qua aard en omvang past in de functie van de kern Mill; b. uit onderzoek is gebleken dat het vanwege ruimtebeslag of (verkeers)-overlast onmogelijk of ongewenst is de betreffende vestiging in de kern Mill in te passen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 67 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 4
Gemengd
4.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bestaande gebouwen ten behoeve van: 1. dienstverlening 2. categorie 1-bedrijven zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten; b. een fabrieksschoorsteen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde fabrieksschoorsteen'; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen en paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels. 4.2.1 algemeen Parkeren op eigen terrein verplicht. 4.2.2 gebouwen Alleen bestaande gebouwen zijn toegestaan. 4.2.3 bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van: a. erf- en terreinafscheidingen in perceelgrens met openbare weg en voor de gevellijn: 1. in open constructie bedraagt maximaal 1,5 m; 2. in andere vormen maximaal 1 m; b. erf- en terreinafscheidingen achter de gevellijn bedragen maximaal 2,5 m; c. fabrieksschoorsteen bedraagt de bestaande hoogte; d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 m 4.2.4 reclame-uitingen a. aan gevel per bedrijf per 10 m gevelbreedte aan straatzijde maximaal 1 m² ; b. niet op het dak; c. los geplaatst 1. hoogte maximaal 2,25 m 2. oppervlakte maximaal 5 m²
4.3 wijzigingsbevoegdheden 4.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Gemengd geheel of gedeeltelijk wijzigen door: a. het toestaan van de functies maatschappelijk en/of wonen; en/of b. een vergroting van het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone wijzigingsgebied', waarbij als maatvoering geldt: 1. goothoogte bedraagt maximaal 7 m; 2. bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m. 3. de dakhelling bedraagt minimaal 20° en maximaal 75°
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 68 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
4.3.2 Voor de in 4.3.1 genoemde wijzigingsbevoegdheden geldt tevens dat: a. een exploitatieovereenkomst van kracht is; b. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de: 1. gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 2. verkeersveiligheid; 3. sociale veiligheid; 4. milieusituatie. 4.3.3 Voor de 4.3.1 onder a. genoemde wijzigingsbevoegdheden geldt bovendien dat: a. de maatschappelijke functie medisch-sociale voorzieningen betreft; b. het aantal woningen maximaal 25 bedraagt; c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van woningen niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 69 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 5
Groen
5.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. behoud en ontwikkeling van de landschappelijke waarden, in de vorm van inheemse beplanting; b. speelvoorzieningen; c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeren': parkeervoorzieningen; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals paden, nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels.
5.2.1 gebouwen Alleen ten behoeve van nutsvoorzieningen: a. oppervlakte maximaal 50 m² b. bouwhoogte maximaal 3,5 m 5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde Bouwhoogte maximaal 4 m.
5.3 specifieke gebruiksregels Tot een in strijd met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 10 wordt in ieder geval begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken voor: a. reclamedoeleinden; b. opslag; c. parkeren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'parkeren'.
5.4 aanlegvergunning 5.4.1 algemeen Een aanlegvergunning is vereist voor: a. ontgraven en ophogen; b. het vellen of rooien van houtgewas; c. het aanbrengen van beplanting; d. het aanbrengen van verhardingen; tenzij het werkzaamheden betreft: 1. die behoren tot het normale onderhoud en beheer, of; 2. die nodig zijn voor de uitvoering van de inrichtingsschets zoals deze geldt ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan. 5.4.2 voorwaarden Een aanlegvergunning kan slechts worden verleend, indien daardoor de natuur- en/of landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 70 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 6
Verkeer
6.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. ontsluiting bedrijven; b. woonstraten en paden; c. parkeervoorzieningen; d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair en waterhuishoudkundige voorzieningen 6.2 bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels. 6.2.1 gebouwen Uitsluitend ten behoeve van nutsvoorzieningen; a. oppervlakte maximaal 50 m² b. bouwhoogte maximaal 3,5 m 6.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde Uitsluitend ten dienste van de bestemming.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 71 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 7
Wonen
7.1 bestemmingsomschrijving De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen, al of niet met een beroep of bedrijf aan huis; b. tuinen en erven; c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 bouwregels Op deze gronden mag worden gebouwd, en gelden de volgende regels. 7.2.1 algemeen a. bebouwingspercentage bouwperceel: 1. op bouwpercelen tot tot 250 m² maximaal 60% 2. op bouwpercelen van 250 m² en groter maximaal 50% b. voor parkeren is het bepaalde in artikel 9.1 van toepassing. 7.2.2 hoofdgebouwen a. alleen bouwen binnen een bouwvlak; b. per bouwvlak type en aantal woningen zoals aangeduid; c. per bouwperceel maximaal één hoofdgebouw; d. breedte van de voorgevel bij: 1. vrijstaande woningen minimaal 7 m, maximaal 15 m 2. twee-aaneen woningen minimaal 5 m, maximaal 7,5 e. afstand tot een binnen een bouwvlak gelegen zijdelingse perceelgrens, bedraagt ter plaatse van de bouwaanduiding: 1. 'vrijstaand', aan twee zijden minimaal 3 m 2. 'twee-aaneen', aan één zijde minimaal 3 m f. goothoogte, tenzij anders aangegeven maximaal 6 m g. bouwhoogte, tenzij anders aangegeven maximaal 11 m h. dakhelling minimaal 20° en maximaal 65°. 7.2.3 aan- en uitbouwen, bijgegebouwen en overkappingen a. bouwen binnen en buiten het bouwvlak; b. bouwen minimaal 2 m achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, van het hoofdgebouw; c. bij vrijstaande woningen aan één zijde: geen bebouwing in strook van minimaal 3 m vanaf zijdelingse perceelgrens en 15 m vanaf voorste perceelgrens; d. gezamenlijke oppervlakte buiten bouwvlak per hoofdgebouw op bouwpercelen met een oppervlakte: 1. tot 250 m² maximaal 75 m² 2. van 250 tot 500 m² maximaal 100 m² 3. van 500 tot 1000 m² maximaal 125 m² 4. van 1000 m² en groter maximaal 150 m² e. goothoogte maximaal 3 m; f. bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen: 1. maximaal 6 m, tenzij dakvlak ligt in verlengde van dakvlak hoofdgebouw; en 2. minimaal 1,5 m lager dan het hoofdgebouw; g. bouwhoogte overkappingen maximaal 3 m h. in aanvulling op b: erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken vóór de voorgevel: 1. horizontale diepte maximaal 1,5 m 2. ligging uit de voorste perceelgrens minimaal 2 m 3. gezamenlijke breedte: maximaal 2/3 van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw; 4. bouwhoogte maximaal 3 m Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 72 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
i.
in aanvulling op b: overkappingen vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan: 1. ligging vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan, maximaal 1,5 m 2. ligging uit de voorste perceelsgrens minimaal 2 m 3. vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan, niet met enige wand omsloten.
7.2.4 bouwwerken, geen gebouwen zijnde De bouwhoogte van: a. erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel, of het verlengde daarvan; 1. in open constructie maximaal 1,5 m; 2. overigens maximaal 1 m; b. erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel, of het verlengde daarvan, maximaal 2 m; c. vlaggenmasten maximaal 6 m; d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3 m. 7.2.5 ondergronds bouwen a. ondergronds bouwen alleen onder gebouwen; b. verticale diepte maximaal 4 m. 7.2.6 reclame- uitingen ten behoeve van een beroep of bedrijf aan huis a. aan de gevel maximaal 0,2 m² b. los geplaatst: 1. hoogte maximaal 1,20 m 2. oppervlakte maximaal 1 m².
7.3 ontheffing van de bouwregels Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: a. 7.2.1 onder a. voor een hoger bebouwingspercentage, mits: 1. sprake is van grondgebonden woningen, zoals patiowoningen in maximaal 1 laag met kap; 2. 25 m² onbebouwd als tuin beschikbaar blijft; b. 7.2.2 onder h voor een afwijkende dakhelling in geval van architectonisch bijzondere, in het straatbeeld passende kapvormen.
7.4 specifieke gebruiksregels 7.4.1 Een beroep en bedrijf aan huis moet voldoen aan de volgende regels: a. maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen met een maximum van in totaal 60 m² bedrijfsvloeroppervlakte; b. degene die de activiteiten uitvoert, is bewoner van de woning; c. er is geen detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit; d. de bedrijfsactiviteit is genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijf aan huis', of is, indien daar niet in genoemd, daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 73 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
7.4.2 Tot een gebruik strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 10 wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van een deel van het hoofdgebouw als afhankelijke woonruimte; b. het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen als zelfstandige woonruimte en als afhankelijke woonruimte.
7.5 ontheffing van de gebruiksregels 7.5.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.4.1 onder a, en toestaan dat maximaal 75 m² bedrijfsvloeroppervlakte wordt gebruikt voor het beroep en/of bedrijf aan huis, mits dit oppervlak niet meer bedraagt dan 50% van de vloeroppervlakte van de woning. 7.5.2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 7.4.2 onder a. en b. en toestaan dat een gedeelte van een hoofdgebouw en/of een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits: a. aangetoond wordt dat inwoning in de woning of aangebouwd bijgebouw redelijkerwijs niet mogelijk is; b. mantelzorg noodzakelijk is, hetgeen dient te blijken uit een advies van een onafhankelijke, deskundige instantie; c. de afhankelijke woonruimte binnen de geldende regeling inzake hoofdgebouwen/bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²; d. de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 10 m afstand is gelegen van de achtergevel van de woning. Afwijking is slechts mogelijk indien er achter de voorgevel van de woning sprake is van (een) reeds aanwezige bijgebouw(en) dat zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kan/kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. Indien sprake is van nieuwbouw mag de afstand tot de achtergevel van het hoofdgebouw niet meer bedragen dan 10 m. 7.5.3 Burgemeester en wethouders trekken de ontheffing, verleend op grond van 7.5.2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak van mantelzorg, niet meer aanwezig is.
7.5.4 De in 7.5.1 en 7.5.2 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de verkeersveiligheid; c. de milieusituatie.
7.6 wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Wonen ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wro-zone- wijzigingsgebied’ geheel of gedeeltelijk wijzigen door het toestaan van de functie kantoor, mits voldaan wordt aan de volgende regels: a. de vestiging van het kantoor is in het belang van de algemene ruimtelijk-functionele ontwikkelingen in de kern Mill; b. op eigen terrein wordt voorzien in de totale eigen parkeerbehoefte; c. de goothoogte bedraagt maximaal 7 m; d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 11 m; e. de afstand van het hoofdgebouw tot een zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 6 m;
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 74 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
f.
de voorgevel kent een verticale geleding (sprong) waarbij de breedte van een geveldeel maximaal 9 m bedraagt; g. overigens blijven de regels van artikel 7onverminderd van kracht.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 75 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 76 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 9
Algemene bouwregels
9.1 uitzondering ondergeschikte bouwonderdelen Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1,0 m wordt overschreden.
9.2 parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen 9.2.1 Voor wat betreft de functie wonen moet per woning ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Per woning is hiervoor minimaal 1,8 parkeerplaatsen te realiseren, waarvan 1 parkeerplaats op eigen terrein bij vrijstaande en tweeaaneen woningen.
9.2.2 Voor wat betreft functies anders dan wonen moet, indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, overeenkomstig de in de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.
9.2.3 De in 9.2.1 en 9.2.2 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan: a. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,5 x 5 m in geval van kops parkeren en 2,5 x 6 m bij langsparkeren bedragen; b. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,5 m bij 6 m bedragen. 9.2.4 Indien het gebruik of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, overeenkomstig de publicatie “Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering (CROW, maart 2004)” opgenomen normen.
9.2.5 ontheffing Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.2.1, 9.2.2 en 9.2.3: a. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 77 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 10 Algemene gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden voor opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; b. het storten van puin en/of afvalstoffen; c. de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen; d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 78 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 11
Algemene aanduidingsregels
11.1 geluidzone - 40 Ke vliegbasis Volkel Op de gronden gelegen binnen de gebiedsaanduiding 'geluidzone – 40 Ke vliegbasis Volkel' is het niet toegestaan om woningen of andere geluidgevoelige bebouwing op te richten.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 79 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 12
Algemene ontheffingsregels
12.1 algemeen Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de regels en toestaan dat: a. de gegeven maten, afmetingen bouwwerken en bebouwingspercentages met: 10 % worden verhoogd, voor zover niet een specifieke ontheffing is opgenomen; b. het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven; c. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. de maximale bouwhoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtbehandelingsapparatuur, liftopbouwen en lichtkappen, mits: 1. over een oppervlakte van maximaal 50 m²; 2. hoogte maximaal 25% boven toegestane bouwhoogte betreffend gebouw; e. hoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1. kunstwerken maximaal 15 m 2. zend-, ontvang- en/of sirenemasten maximaal 40 m 3. overige maximaal 10 m; f. nutsvoorzieningen worden opgericht, zoals transformatorhuisjes en gemaalgebouwtjes, met: 1. oppervlakte maximaal 50 m² 2. hoogte maximaal 3,50 m. g. straatmeubilair wordt geplaatst, met: 1. oppervlakte maximaal 5 m² 2. hoogte maximaal 2,50 m; h. jongerenontmoetingsplekken worden geplaatst, met: 1. oppervlakte maximaal 25 m² 2. hoogte maximaal 3 m.
12.2 voorwaarden Ontheffing als bedoeld in 12.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van: a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden; b. het straat- en bebouwingsbeeld, c. de woonsituatie; d. de milieusituatie; e. de sociale veiligheid; f. de verkeersveiligheid.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 80 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 13 Algemene procedureregels Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing: a. het ontwerp-besluit tot het stellen van nadere eisen ligt gedurende tenminste 2 weken ter gemeentesecretarie voor een ieder ter inzage; b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van het ontwerp-besluit tevoren bekend in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijk wijze; c. de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het naar keuze schriftelijk of mondeling indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a. genoemde termijn; d. burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mede.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 81 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 14 algemene nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld, zoals beschreven in het beeldkwaliteitplan; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de milieusituatie
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 82 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15
Overgangsrecht
15.1 overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. 3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 83 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Artikel 16 Slotregel Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving.
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 84 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Staat van Bedrijfsactiviteiten
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 85 van 87
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 86 van 87
OMSCHRIJVING
0 1 4 5 6 7
151 152 152 152 1531 1531 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1532, 1533 1541 1551 1551 1552 1552 1581 1581 1581 1582 1584
8 0 5 6 0 2 0 1 2 3 0 0 3 1 2 0 1 2
1584 1584 1585 1586 1586 1589.2
2 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 2.000 m² 5 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. > 200 m² Deegwarenfabrieken 0 Koffiebranderijen en theepakkerijen: 2 - theepakkerijen 0 Soep- en soeparomafabrieken:
0
CATEGORIE
GROOTSTE AFSTAND
GEVAAR
STOF
VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN Slachterijen en overige vleesverwerking: - slachterijen en pluimveeslachterijen - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. > 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 1000 m² - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken: p.o. <= 200 m² - loonslachterijen - vervaardiging van snacks en vervaardiging van kant-en-klaar-maaltijden met p.o. < 2.000 m² Visverwerkingsbedrijven: - verwerken anderszins: p.o. <= 1000 m² - verwerken anderszins: p.o. <= 300 m² Aardappelprodukten fabrieken: - vervaardiging van snacks met p.o. < 2.000 m² Groente- en fruitconservenfabrieken: - jam - groente algemeen - met koolsoorten Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten: Zuivelprodukten fabrieken: - melkprodukten fabrieken v.c. < 55.000 t/j Consumptie-ijsfabrieken: p.o. > 200 m² - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen: - v.c. < 2500 kg meel/week - v.c. >= 2500 kg meel/week Banket, biscuit- en koekfabrieken Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
15 151 151 151 151 151 151
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GELUID
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
100 100 50 30 50
0 0 0 0 0
50
0
50
10
50
3.1
100 50
10 10
50 30
30 10
100 50
3.2 3.1
50
10
50
50 R
50
3.1
50 50 100
10 10 10
100 C 100 C 100 C
10 10 10
100 100 100
3.2 3.2 3.2
50 50 10
0 0 0
100 C 100 C 30
50 R 50 R 0
100 100 30
3.2 3.2 2
30 100 100
10 30 10
30 C 100 C 100 C
10 30 30
30 100 100
2 3.2 3.2
100 100 50
30 30 30
50 50 10
30 30 R 10
100 100 50
3.2 3.2 3.1
100
10
30
10
100
3.2
100 C 100 C 50 C 50 50
50 R 50 R 30 10 10
100 D 100 50 50 50
3.2 3.2 3.1 3.1 3.1
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten OMSCHRIJVING
GELUID
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
1 - zonder poederdrogen 0 Vervaardiging van ethylalcohol door gisting: Mineraalwater- en frisdrankfabrieken - VERVAARDIGING VAN TEXTIEL Bewerken en spinnen van textielvezels 0 Weven van textiel: 1 - aantal weefgetouwen < 50 Textielveredelingsbedrijven Vervaardiging van textielwaren Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen - VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT Vervaardiging kleding van leer Bereiden en verven van bont; vervaardiging van artikelen van bont - VERVAARDIGING VAN LEER EN LEDERWAREN (EXCL. KLEDING) Lederwarenfabrieken (excl. kleding en schoeisel) Schoenenfabrieken - HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D. Houtzagerijen 0 Houtconserveringsbedrijven: 2 - met zoutoplossingen Fineer- en plaatmaterialenfabrieken 0 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout 1 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m2 - VERVAARDIGING VAN PAPIER, KARTON EN PAPIER- EN KARTONWAREN 0 Papier- en kartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u Papier- en kartonwarenfabrieken 0 Golfkartonfabrieken: 1 - p.c. < 3 t/u -
50
10
100
3.2
100
50 R
100
3.2
50
100
30
100
3.2
10 50 10 0
10 0 0 10
100 50 50 50
0 10 10 10
100 50 50 50
3.2 3.1 3.1 3.1
30 50
0 10
50 10
0 10
50 50
3.1 3.1
50 50
10 10
30 50
10 10
50 D 50
3.1 3.1
0
50
100
50 R
100
3.2
10 100 0 0
30 30 30 30
50 100 100 50
10 10 0 0
50 100 100 50
3.1 3.2 3.2 3.1
50 30
30 30
50 C 100 C
30 R 30 R
50 100
3.1 3.2
30
30
100 C
30 R
100
3.2
STOF
1589.2 1592 1598 16 17 171 172 172 173 174, 175 176, 177 18 18 181 183 19 19 192 193 20 20 2010.1 2010.2 2010.2 202 203, 204, 205 203, 204, 205 21 21 2112 2112 212 2121.2 2121.2 22
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
100
10
10
0
10
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten OMSCHRIJVING
STOF
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
26 261 261 2615 262, 263 262, 263 2651 2652 2661.2 2661.2 2662 2663, 2664
-
30 30
0 0
100 C 100
10 10
100 100
3.2 3.2
A 0 1 0 1
AARDOLIE-/STEENKOOLVERWERK. IND.; BEWERKING SPLIJT-/KWEEKSTOFFEN Smeeroliën- en vettenfabrieken
50
0
100
30 R
100
3.2
50
10
50
50 R
50
3.1
100 50 50
10 10 10
100 100 50
50 50 R 50 R
100 100 50
3.2 3.2 3.1
50 100
10 10
30 50
30 50 R
50 100 D
3.1 3.2
50
30
50
30
50
3.1
30 10
30 30
100 50
30 10
100 50
3.2 3.1
30
50
100
30
100
3.2
10 50
50 50
100 100
30 30
100 100
3.2 3.2
VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN Farmaceutische produktenfabrieken: - formulering en afvullen geneesmiddelen Lijm- en plakmiddelenfabrieken: - zonder dierlijke grondstoffen Fotochemische produktenfabrieken A Chemische kantoorbenodigdhedenfabrieken - VERVAARDIGING VAN PRODUKTEN VAN RUBBER EN KUNSTSTOF 0 Loopvlakvernieuwingsbedrijven: 1 - vloeropp. < 100 m2 Rubber-artikelenfabrieken 0 Kunststofverwerkende bedrijven: 3 - productie van verpakkingsmateriaal en assemblage van kunststofbouwmaterialen - VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN 0 Glasfabrieken: 1 - glas en glasprodukten, p.c. < 5.000 t/j Glasbewerkingsbedrijven 0 Aardewerkfabrieken: 2 - vermogen elektrische ovens totaal >= 40 kW 0 Cementfabrieken: 0 Kalkfabrieken: 0 Kalkzandsteenfabrieken: 1 - p.c. < 100.000 t/j Mineraalgebonden bouwplatenfabrieken 0 Betonmortelcentrales:
GELUID
GEUR
22 2221 2222 23 23 2320.2 24 24 2442 2442 2462 2462 2464 2466 25 25 2512 2512 2513 252 252 26
AFSTANDEN IN METERS
UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Drukkerijen van dagbladen Drukkerijen (vlak- en rotatie-diepdrukkerijen)
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
OMSCHRIJVING
GELUID
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
- p.c. < 100 t/u Vervaardiging van produkten van beton, (vezel)cement en gips: - p.c. < 100 t/d Natuursteenbewerkingsbedrijven: - zonder breken, zeven en drogen: p.o. > 2.000 m² - zonder breken, zeven en drogen: p.o. <= 2.000 m² Slijp- en polijstmiddelen fabrieken A0 Bitumineuze materialenfabrieken: B0 Isolatiematerialenfabrieken (excl. glaswol): C Minerale produktenfabrieken n.e.g. - VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.) 0 Constructiewerkplaatsen: 1 - gesloten gebouw 1a - gesloten gebouw, p.o. < 200 m2 B Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d. B1 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m2 0 Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven: 1 - algemeen 11 - metaalharden 12 - lakspuiten en moffelen 2 - scoperen (opspuiten van zink) 3 - thermisch verzinken 4 - thermisch vertinnen 5 - mechanische oppervlaktebehandeling (slijpen, polijsten) 6 - anodiseren, eloxeren 7 - chemische oppervlaktebehandeling 8 - emailleren 9 - galvaniseren (vernikkelen, verchromen, verzinken, verkoperen ed) 1 Overige metaalbewerkende industrie 2 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m2 A0 Grofsmederijen, anker- en kettingfabrieken: B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g. B Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m2 1 0 1 0 1 2
STOF
2663, 2664 2665, 2666 2665, 2666 267 267 267 2681 2682 2682 2682 27 28 28 281 281 281 284 284 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2851 2852 2852 287 287 287
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
10
50
100
100 R
100
3.2
10
50
100
50 R
100
3.2
10 10 10
30 30 30
100 50 50
0 0 10
100 D 50 50 D
3.2 3.1 3.1
50
50
100
50
100 D
3.2
30 30 50 30
30 30 30 30
100 50 100 50
30 10 30 10
100 50 100 D 50 D
3.2 3.1 3.2 3.1
50 30 100 50 100 100 30 50 50 100 30 10 10
50 50 30 50 50 50 50 10 10 50 30 30 30
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
50 50 50 R 30 R 50 50 30 30 30 50 R 50 30 10
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 100 50
3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.2 3.1
30 30
30 30
100 50
30 10
100 50
GEVAAR
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
D D D
D D
3.2 3.1
OMSCHRIJVING
STOF
GELUID
GEVAAR
0 1 A -
35 351 351 351 352 352 353 354 355 36 36 361
0 1 2 0 1 0
-
CATEGORIE
GEUR
29 29 29 30 30 30 31 31 314 32 32 321 t/m 323 3210 33 33 33 34 34 341 343 35
AFSTANDEN IN METERS
30
30
100
30
30
10
30
10
30
2
VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH. Accumulatoren- en batterijenfabrieken
100
30
100
50
100
3.2
VERVAARDIGING VAN AUDIO-, VIDEO-, TELECOM-APPARATEN EN -BENODIGDH. Vervaardiging van audio-, video- en telecom-apparatuur e.d. Fabrieken voor gedrukte bedrading
30 50
0 10
50 50
30 30
30
0
30
0
30
10
100
30 100
30 50
50
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
VERVAARDIGING VAN MACHINES EN APPARATEN Machine- en apparatenfabrieken: - p.o. < 2.000 m2 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS Kantoormachines- en computerfabrieken
- VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN A Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. VERVAARDIGING VAN AUTO'S, AANHANGWAGENS EN OPLEGGERS 0 Autofabrieken en assemblagebedrijven Auto-onderdelenfabrieken VERVAARDIGING VAN TRANSPORTMIDDELEN (EXCL. AUTO'S, AANHANGWAGENS) Scheepsbouw- en reparatiebedrijven: - houten schepen - kunststof schepen Wagonbouw- en spoorwegwerkplaatsen: - algemeen Vliegtuigbouw en -reparatiebedrijven: Rijwiel- en motorrijwielfabrieken Transportmiddelenindustrie n.e.g.
- VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G. 1 Meubelfabrieken
100 D
50 D 50
3.2
3.1 3.1
30
2
30 R
100
3.2
50 100
10 50 R
50 100
3.1 3.2
30
100
30
100
3.2
30 30
10 30
100 100
30 R 30
100 100 D
3.2 3.2
50
50
100
30
100 D
3.2
OMSCHRIJVING
GEVAAR
CATEGORIE
GELUID
40 40 40 40 40 40 40 40 40 40 41 41 41 41 41 41 41 45 45 45 45 45 45 50 50 502
2 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 Fabricage van munten, sieraden e.d. Muziekinstrumentenfabrieken Sportartikelenfabrieken Speelgoedartikelenfabrieken Sociale werkvoorziening Vervaardiging van overige goederen n.e.g. - covergisting, verbranding en vergassing van mest, slib, GFT en reststromen B1 voedingsindustrie B2 - vergisting, verbranding en vergassing van overige biomassa C0 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen: C1 - < 10 MVA C2 - 10 - 100 MVA C3 - 100 - 200 MVA D0 Gasdistributiebedrijven: D5 - gasontvang- en -verdeelstations, cat. D E0 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt: E1 - stadsverwarming - WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER A0 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven: A2 - bereiding met chloorbleekloog e.d. en/of straling B0 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen: B1 - < 1 MW B2 - 1 - 15 MW - BOUWNIJVERHEID 0 Bouwbedrijven algemeen: b.o. > 2.000 m² 1 - bouwbedrijven algemeen: b.o. <= 2.000 m² 2 Aannemersbedrijven met werkplaats: b.o. > 1000 m² 3 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² - HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS Groothandel in vrachtauto's (incl. import)
STOF
361 362 363 364 365 3661.1 3661.2 37
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GROOTSTE AFSTAND
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
0 30 30 30 30 0 30
10 10 10 10 10 30 10
10 10 30 50 50 30 50
0 10 10 30 30 0 30
100 50
50 50
100 100
30 R 30 R
100 100
3.2 3.2
0 0 0
0 0 0
30 C 50 C 100 C
10 30 50
30 50 100
2 3.1 3.2
0
0
50 C
50
3.1
30
10
100 C
50
100
3.2
10
0
50 C
30
50
3.1
0 0
0 0
30 C 100 C
10 10
30 100
2 3.2
10 10 10 0
30 30 30 10
100 50 50 30
10 10 10 10
100 50 50 30
3.2 3.1 3.1 2
10
10
100
10
100
3.2
50 R
10 30 30 50 50 30 50 D
1 2 2 3.1 3.1 2 3.1
OMSCHRIJVING
0 1 2 4 5 6 0 1 2
CATEGORIE
0
GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders Grth in bloemen en planten Grth in levende dieren Grth in huiden, vellen en leder Grth in ruwe tabak, groenten, fruit en consumptie-aardappelen Grth in vlees, vleeswaren, zuivelprodukten, eieren, spijsoliën Grth in dranken Grth in tabaksprodukten Grth in suiker, chocolade en suikerwerk Grth in koffie, thee, cacao en specerijen Grth in overige voedings- en genotmiddelen Grth in overige consumentenartikelen Grth in vuurwerk en munitie: - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag 10 tot 50 ton - munitie Grth in vaste brandstoffen: - klein, lokaal verzorgingsgebied Grth in vloeibare en gasvormige brandstoffen: Grth minerale olieprodukten (excl. brandstoffen) Grth in metaalertsen: Grth in metalen en -halffabrikaten Grth in hout en bouwmaterialen: - algemeen: b.o. > 2000 m² - algemeen: b.o. <= 2000 m² zand en grind: - algemeen: b.o. > 200 m² - algemeen: b.o. <= 200 m² Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur: - algemeen: b.o. > 2.000 m² - algemeen: b.o. < = 2.000 m²
GROOTSTE AFSTAND
0 1 2 5 0 1 0
Autoplaatwerkerijen Autospuitinrichtingen
GELUID
A C 0
STOF
5020.4 5020.4 51 51 5121 5122 5123 5124 5125, 5131 5132, 5133 5134 5135 5136 5137 5138, 5139 514 5148.7 5148.7 5148.7 5148.7 5151.1 5151.1 5151.2 5151.3 5152.1 5152.2 /.3 5153 5153 5153 5153.4 5153.4 5153.4 5154 5154 5154
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
10 50
30 30
100 30
10 30 R
100 50
3.2 3.1
30 10 50 50 30 10 0 10 10 30 10 10
30 10 10 0 10 0 0 0 10 10 10 10
50 30 100 C 30 30 30 30 30 30 30 30 30
30 R 0 0 0 50 R 50 R 0 0 0 0 10 10
50 30 100 50 50 50 30 30 30 30 30 30
3.1 2 3.2 3.1 3.1 3.1 2 2 2 2 2 2
10 10 0
0 0 0
30 30 30
10 50 30
30 50 30
2 3.1 2
10
50
50
30
50
3.1
100
0
30
50
100
3.2
0
10
100
10
100
3.2
0 0
10 10
50 30
10 10
50 30
3.1 2
0 0
30 10
100 30
0 0
100 30
3.2 2
0 0
0 0
50 30
10 0
50 30
3.1 2
GEVAAR
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
V V
OMSCHRIJVING
10 30 10 30 10 30 10
30 30 30 100 50 100 50
0 0 0
10 10 0
100 50 30
0 10 0 0 0
10 0 0 0 0
100 100 100 50 30
0 30 10
10 10 0
100 50 C 100 C
0 0
0 0
30 C 10 C
10 10 10
0 0 10
100 R 30 R 10 30 10 10 10
CATEGORIE
50 30 10 10 10 10 10
GROOTSTE AFSTAND
GELUID
71 712 713 714
0 1 0 1 0 1 2
Grth in chemische produkten Grth in kunstmeststoffen Grth in overige intermediaire goederen Autosloperijen: b.o. > 1000 m² - autosloperijen: b.o. <= 1000 m² Overige groothandel in afval en schroot: b.o. > 1000 m² - overige groothandel in afval en schroot: b.o. <= 1000 m² Grth in machines en apparaten: - machines voor de bouwnijverheid - overige Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d.
STOF
5155.1 5155.2 5156 5157 5157 5157.2/3 5157.2/3 5162 5162 5162 517 60 60 6021.1 6023 6024 6024 603 63 63 6311.2 6311.2 6312 6321 64 64 641 642 71
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
GEVAAR
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
100 D 30 30 100 50 100 D 50
3.2 2 2 3.2 3.1 3.2 3.1
10 0 0
100 50 30
3.2 3.1 2
0 0 30 30 10
100 D 100 100 50 30 D
3.2 3.2 3.2 3.1 2
50 R 50 R 30
100 D 50 D 100
3.2 3.1 3.2
-
VERVOER OVER LAND Bus-, tram- en metrostations en -remises Touringcarbedrijven 0 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks): b.o. > 1000 m² 1 - Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks) b.o. <= 1000 m² Pomp- en compressorstations van pijpleidingen - DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER 0 Laad-, los- en overslagbedrijven t.b.v. binnenvaart: 2 - stukgoederen Veem- en pakhuisbedrijven, koelhuizen 2 Stalling van vrachtwagens (met koelinstallaties) - POST EN TELECOMMUNICATIE Post- en koeriersdiensten A Telecommunicatiebedrijven VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE - GOEDEREN Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g.
50 50 30
C C C C C
0 0
10 10 10
30 10
50 D 50 D 30 D
2 1
3.1 3.1 2
OMSCHRIJVING
GEVAAR
GROOTSTE AFSTAND
CATEGORIE
- COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE B Switchhouses - OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Reinigingsbedrijven voor gebouwen Foto- en filmontwikkelcentrales - MILIEUDIENSTVERLENING A0 RWZI's en gierverwerkingsinricht., met afdekking voorbezinktanks: B rioolgemalen A Vuilophaal-, straatreinigingsbedrijven e.d. B Gemeentewerven (afval-inzameldepots) A0 Afvalverwerkingsbedrijven: A2 - kabelbranderijen A4 - pathogeen afvalverbranding (voor ziekenhuizen) A5 - oplosmiddelterugwinning A7 - verwerking fotochemisch en galvano-afval C0 Composteerbedrijven: C3 - belucht v.c. < 20.000 ton/jr - OVERIGE DIENSTVERLENING A Wasserijen en strijkinrichtingen B Tapijtreinigingsbedrijven Chemische wasserijen en ververijen A Wasverzendinrichtingen
STOF
72 72 74 74 747 7481.3 75 90 9001 9001 9002.1 9002.1 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 9002.2 91 93 9301.1 9301.1 9301.2 9301.3
AFSTANDEN IN METERS
GEUR
nummer
SBI-CODE
definitief 29-12-2006
LIJST 1 - ACTIVITEITEN
0
0
30 C
0
30
2
50 10
10 0
30 30 C
30 10
50 D 30
3.1 2
30 50 30
0 30 30
10 C 50 50
0 10 30 R
30 50 50
2 3.1 3.1
100 50 100 10
50 10 0 10
30 30 10 30
10 10 30 R 30 R
100 50 100 D 30
3.2 3.1 3.2 2
100
100
100
10
100
3.2
30 30 30 0
0 0 0 0
50 50 30 30
3.1 3.1 2 2
GELUID
Bijlage 1 Richtafstandenlijsten
50 C 50 30 30
30 30 30 R 0
bestemmingsplan Van Houtterrein en omgeving
Staat van Bedrijfsactiviteiten Bedrijf aan huis
Grontmij Nederland bv
NL.IMRO.0815BPL10006HMI-VA01 Pagina 87 van 87
Staat van bedrijfsactiviteiten 'bedrijf aan huis' SBI 22 221 2223 223 361 51 511 52 527 61, 62 61, 62 63 6322, 6323 633 634 64 642 65, 66, 67 65, 66, 67 70 70 72 72 73 732 74 74 85 8512, 8513 91 9111
VOLGNR OMSCHRIJVING A 2 A -
A A A A A -
bedrijfscategorie.xls
AFSTANDEN IN METERS geur stof geluid UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA Uitgeverijen (kantoren) 0 0 10 Grafische afwerking 0 0 10 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m2 0 10 10 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) 0 0 10 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) 0 0 10 Reisorganisaties 0 0 10 Expediteurs, cargadoors (kantoren) 0 0 10 POST EN TELECOMMUNICATIE Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 C FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen 0 0 10 C VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED Verhuur van en handel in onroerend goed 0 0 10 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING Overige zakelijke dienstverlening: kantoren 0 0 10 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG Artsenpraktijken 0 0 10 DIVERSE ORGANISATIES Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) 0 0 10
gevaar
grootste afstand
CAT INDICES verkeer
visueel
0 0 0 0
10 10 10 10
1 1 1 1
1 1 1 1
0
10
1
1
P 1
10
10
1
1
P 1
0
10
1
2
P 1
0 0 0
10 10 10
1 1 D 1
2 1 1
P 1 P 1 P 1
0
10
1
1
P 1
0
10
1
1
P 1
0
10
1
1
P 1
0
10
1
1
P 1
0
10
1
1
P 1
0
10
D 1
2
P 1
0
10
1
2
P 1
0
10
1
1
P 1
G G
P 1 1 1 P 1
1/1