Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Maasvlakte 2
Havenbedrijf Rotterdam / Projectorganisatie Maasvlakte 2 18 november 2011 Onherroepelijk 9V9823.A0
HASKONING NEDERLAND B.V. RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Barbarossastraat 35 Postbus 151 6500 AD Nijmegen +31 (0)24 328 42 84 024-3604737
[email protected] www.royalhaskoning.com Arnhem 09122561
Documenttitel
Verkorte documenttitel Status Datum Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever Referentie
Auteur(s) Collegiale toets Datum/paraaf Vrijgegeven door Datum/paraaf
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Maasvlakte 2 BP Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk 18 november 2011 Herziening bestemmingsplan Maasvlakte 2 9V9823.A0 Havenbedrijf Rotterdam / Projectorganisatie Maasvlakte 2 9V9823.A0/R062/901305/Nijm
I.G.W.M. Kuppen, T. Brouwer, J.C.Jumelet M.C.J. (Mariska) Ruiter 8 september 2011 …………………. M.C.J. (Mariska) Ruiter 8 september 2011 ………………….
Telefoon Fax E-mail Internet KvK
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
2
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 BELEID 2.1 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.1.4 2.1.5 2.1.6 2.1.7 2.2 2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
1 1 2 2 3 4
Verbetering spoorontsluiting Maasvlakte 2 Gevolgen voor de omgeving Andere ontwikkelingen Vigerend plan Opzet nieuwe plan
Rijksbeleid Nota Ruimte Nota mobiliteit Planologische kernbeslissing Maasvlakte 2 Programma Randstad urgent AMvB Ruimte (ontwerp) Structuurvisie Randstad 2040 Nationaal Waterplan Provinciaal beleid Provinciale+ Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan Povinciaal beleid water Gemeentelijk beleid Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020 Waterplan 2 Rotterdam Afsprakenkaders Maasvlakte 2 Visie en Vertrouwen: Afsprakenkader Borging PMR Overeenkomst luchtkwaliteit Monitoring en evaluatieprogramma Maasvlakte 2 (MEP Maasvlakte 2)
5 5 5 5 5 6 6 6 7 7 8 8 8 8 8 9 9 9 9 10 10
3
BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED 3.1 Ontstaansgeschiedenis en huidig gebruik 3.2 Archeologie en cultuurhistorie
11 11 11
4
PLANBESCHRIJVING 4.1 Inleiding 4.2 Technische planbeschrijving 4.3 Juridische planbeschrijving 4.3.1 Inleiding 4.3.2 Opzet van de planregels 4.3.3 Beschrijving hoofdstukken
13 13 13 13 13 13 14
5
WATER 5.1 5.1.1
17 17 17
Wateropgave Oppervlaktewater en grondwater
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
6
5.1.2 5.2 5.2.1 5.2.2 5.2.3 5.3
Opvang-, behandeling en lozing van water Waterkwaliteit Chemische waterkwaliteit Ecologische waterkwaliteit Thermische waterkwaliteit Samenwerking met de waterbeheerder
17 17 17 18 18 18
MILIEU 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 6.6.1 6.6.2 6.6.3 6.7
Verkeer Geluid Luchtkwaliteit Bodem Externe veiligheid Natuur Natura 2000 EHS Flora- en faunawet Duurzaamheid
19 19 19 20 22 22 23 23 23 24 24
7
SOCIALE VEILIGHEID EN LEEFBAARHEID
27
8
HANDHAVING 8.1 Inleiding 8.2 Handhaving omvang netto uitgeefbaar terrein
29 29 29
9
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID 9.1 Inleiding 9.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro 9.3 Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
31 31 31 34
10
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID 10.1 Grondexploitatiewet
35 35
BIJLAGE 1 - ADVIES DCMR
37
BIJLAGE 2 - BEREKENING EXTERNE VEILIGHEID
41
PLANREGELS
49
VERBEELDING
63
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
1
INLEIDING
1.1
Verbetering spoorontsluiting Maasvlakte 2 Maasvlakte 2 Maasvlakte 2 is een nieuw aan te leggen haven- en industriegebied op een landaanwinning in zee, aansluitend aan de bestaande Maasvlakte. De landaanwinning heeft een omvang van circa 2.000 ha en zal bestaan uit maximaal 1.000 ha netto uitgeefbaar bedrijfsterrein en circa 1.000 ha havenbekkens, zeewering en wegen. In het plangebied komen voornamelijk grootschalige bedrijven in de sectoren container op- en overslag en chemische industrie die een diepe zeehaven nodig hebben, alsmede daaraan verbonden distributieactiviteiten. Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 voorziet in een spoorwegontsluiting aan de zuidzijde van het plangebied (via een emplacement op de Hartelstrook) en een ontsluiting aan de oostzijde, ter hoogte van de Coloradoweg. Deze laatste ontsluiting is met name bedoeld voor verkeer in noordelijke richting en in zijn huidige vorm minder geschikt voor verkeer in zuidelijke richting.
Bestemmingsplan Maasvlakte 2
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute spoor
Figuur 1.1 - Spoorwegontsluiting MV2 in het vigerend plan en in voorliggend plan
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aanpassing van de oostelijke ontsluiting via de zogenoemde Verbindingsboog Kortsluitroute spoor. Daarmee wordt een efficiëntere inrichting van de ten oosten van de Prinses Amaliahaven geprojecteerde gronden mogelijk. Het totale aantal vervoersbewegingen van en naar Maasvlakte 2 wijzigt niet door deze aanpassing. Het belangrijkste verschil is dat een groter deel van het spoorwegverkeer via de kortsluitroute kan worden afgehandeld. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het al bestaande emplacement langs de N15, op de huidige Maasvlakte. De aanpassing van de oostelijke ontsluiting past op Maasvlakte 2 niet binnen de daar vigerende bestemming ‘Havens en industrie – Distributie’. Deze bestemming voorziet weliswaar in interne spoorwegen, maar niet in een doorgaande ontsluiting. Het vigerende plan kent ook geen vrijstelling- of wijzigingsbevoegdheden waarmee een doorgaande spoorontsluiting mogelijk kan worden gemaakt. Omdat de gemeenteraad van Rotterdam eerder heeft bepaald (besluit van 6 november 2008) onder de nieuwe Wro geen Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
-1-
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Projectbesluiten te zullen nemen, is voor het voorgenomen gebruik een bestemmingswijziging nodig. Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is op 4 november 2009 met de uitspraak van de Raad van Staten van Zuid-Holland onherroepelijk geworden Ter voorbereiding van de besluitvorming van het bestemmingsplan voor de Maasvlakte 2 zijn een milieueffectrapport (MER) en een passende beoordeling opgesteld. De beschreven aanpassing van de oostelijke spoorontsluiting past naar aard en omvang binnen de bandbreedte van de activiteiten die in het MER en de passende beoordeling zijn beschreven. De wijze waarop de activiteiten in de bestemmingsaanduiding zijn beschreven moet echter worden aangepast.
1.2
Gevolgen voor de omgeving De voorgenomen planontwikkeling heeft geen belangrijke gevolgen voor de omgeving. Het belangrijkste gevolg is dat een groter deel van het treinverkeer via de oostelijke ontsluiting wordt afgewikkeld, via al aanwezige sporen en emplacementen in bestaand gebied. Daardoor kan efficiënter gebruik worden gemaakt van de op Maasvlakte 2 beschikbare gronden en worden de kosten voor een nieuwe ontsluiting met emplacementen aan de zuidzijde uitgesteld, totdat dat nodig is voor de verdere ontwikkeling van Maasvlakte 2. Het totaal aantal vervoersbewegingen en de aard van de transporten blijven ongewijzigd. M.e.r.-plicht DCMR heeft op 16 juli 2010 advies uitgebracht over de m.e.r.(beoordelings)-plicht van het voorliggende bestemmingsplan. Dit advies is opgenomen in bijlage 1. Daaruit blijkt dat de voorgenomen planontwikkeling valt onder categorie 2.2 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994. Met circa vier sporen van ongeveer 500 meter blijft deze ontwikkeling evenwel ruim onder de drempelwaarde van 5 kilometer. Bovendien ligt deze niet in gevoelig gebied. Dit betekent dat in dit geval geen milieueffectrapport behoeft te worden gemaakt op grond van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De voorgenomen planontwikkeling valt niet onder een van de categorieën zoals vermeld in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage 1994 (m.e.r.-beoordelingsplicht). Momenteel is echter een wijziging van dit besluit in voorbereiding. Daarbij wordt categorie 2.2 van onderdeel C overgebracht naar onderdeel D van de bijlage bij het besluit, waardoor deze activiteit niet m.e.r.-plichtig, maar m.e.r.beoordelingsplichtig wordt. Het overgangsrecht bepaalt evenwel dat wanneer de kennisgeving van het voornemen vóór de inwerkingtreding van het nieuwe Besluit m.e.r. plaatsvindt het oude recht van toepassing blijft. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft vóór de inwerkingtreding van deze wijziging van het Besluit m.e.r. van de voorgenomen planontwikkeling kennisgeving gedaan. Daarom is deze planontwikkeling ook niet m.e.r.beoordelingsplichtig.
1.3
Andere ontwikkelingen Voor enkele andere ontwikkelingen in de omgeving zijn of worden op korte termijn ook beperkte bestemmingswijzigingen in procedure gebracht. Op grond van de huidige inzichten gaat het daarbij om: Wijzigingsplan Maasvlakte 2 Kadezone Prinses Amaliahaven-west 9V9823.A0/R062/901305/Nijm 118 november 2011
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor -2-
Onherroepelijk
Wijzigingsplan Maasvlakte 2 Kadezone Prinses Amaliahaven-oost Bestemmingsplan Toegangsgebied Prinses Amaliahaven-oost Bestemmingplan Westzijde Rail Terminal West Bestemmingsplan Knooppunt E.
De genoemde ontwikkelingen vallen voor het overgrote deel binnen het plangebied van Maasvlakte 2 en hebben alleen betrekking op ruimtelijke (her)schikkingen van reeds in dat bestemmingsplan voorziene activiteiten, zonder belangrijke gevolgen voor de omgeving. Bij de eerste twee besluiten gaat het om reeds in het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 voorziene wijzigingen ter bepaling van de precieze ligging van de kademuren. Dit valt geheel binnen de in het plan voorziene ontwikkelingen. Burgemeester en wethouders zijn daarvoor bevoegd. Met de laatste drie genoemde besluiten worden beperkte wijzigingen in de vigerende bestemmingen aangebracht, om de betrokken gebieden met de huidige inzichten zo goed mogelijk in te richten.
1.4
Vigerend plan Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 is op 22 mei 2008 door de gemeenteraad van Rotterdam vastgesteld en op 16 december 2008 door Gedeputeerde Staten van ZuidHolland goedgekeurd. Het bestemmingsplan is begin 2009 van kracht geworden en (na afgewezen beroepen) onherroepelijk sinds 4 november 2009. Het bestemmingsplan Maasvlakte 2 heeft een globaal karakter, zodat kan worden ingespeeld op marktontwikkelingen en de beschikbare ruimte op zorgvuldige en efficiënte wijze kan worden gebruikt. Het globale karakter van het bestemmingsplan komt vooral tot uiting in de wijze waarop de diverse bedrijfssegmenten (containers, chemie en distributie) zijn bestemd. Gekozen is voor een gebiedsindeling per segment van enkele honderden hectares. Waar de benodigde infrastructuur, zeewering en havenbekkens zullen liggen, is meer gedetailleerd aangeven. Ondanks het globale karakter is het op grond van de huidige inzichten voor een optimale gebiedinrichting nodig enkele beperkte bestemmingswijzigingen door te voeren (zie hierboven) Gezien de bijzondere aard van de bestemmingen en de ver verwijderde planhorizon heeft het bestemmingsplan Maasvlakte 2 een aantal flexibiliteitbepalingen, in de vorm van binnenplanse wijzigings- en/of ontheffingsbevoegdheden. Daarmee kunnen, voor een optimaal gebruik van de betrokken gronden, veranderingen in de bestemming of het toegestane gebruik worden doorgevoerd. Deze bevoegdheden zijn echter niet geschikt om de nu beoogde planontwikkeling mogelijk te maken, zodat toch een beperkte bestemmingswijziging nodig is. Figuur 1.2 (volgende pagina) toont de ligging van het plangebied Verbindingsboog Kortsluitroute spoor (in rood) binnen het plangebied van het bestemmingsplan Maasvlakte 2.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
-3-
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Figuur 1.2: Ligging plangebied (rood) binnen plangebied Maasvlakte 2
1.5
Opzet nieuwe plan In het voorliggende bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor is geregeld waar (rail)verkeerswegen, (nuts)voorzieningen en de bij deze bestemmingen behorende bouwwerken zijn toegestaan. Dit is eveneens een globale eindbestemming. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op de juridische vormgeving van het bestemmingsplan.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 118 november 2011
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor -4-
Onherroepelijk
2
BELEID Dit hoofdstuk beschrijft in het kort het relevante overheidsbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening, mobiliteit, milieu, natuur en economie van het Rijk, de provincie ZuidHolland en de gemeente Rotterdam. Uit de toetsing aan de bovengenoemde beleidsstukken blijkt dat het voorliggende bestemmingsplan past binnen deze beleidskaders.
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Nota Ruimte De Nota Ruimte (2004) omvat de visie van het Kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland in de komende decennia. Daarbij richt het Rijk zich op vier doelen: versterken van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden, en borging van de veiligheid. In de Nota Ruimte is weergeven voor welke ruimtelijke structuren het Rijk een grotere verantwoordelijkheid heeft: de nationale "Ruimtelijke Hoofdstructuur. De Ruimtelijke hoofdstructuur richt zich op het gebied van economie, infrastructuur en verstedelijking o.a. op mainports zoals de Rotterdamse haven. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met de kaders van de Nota Ruimte.
2.1.2
Nota mobiliteit In de Nota mobiliteit zijn de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende vijftien jaar vastgelegd. De Nota Mobiliteit werkt het ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de Nota Ruimte, verder uit en beschrijft de hoofdlijnen van het nationaal verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia. Uitgangspunt daarbij is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur worden door het Rijk essentieel geacht om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met de kaders van de Nota Ruimte.
2.1.3
Planologische kernbeslissing Maasvlakte 2 Op 10 oktober en 20 november 2006 hebben respectievelijk de Tweede en de Eerste Kamer ingestemd met de PKB PMR 2006. De PKB heeft een looptijd van 15 jaar en is het belangrijkste kader voor de verdere besluitvorming over de aanleg en het gebruik van Maasvlakte 2. In de PKB zijn nut en noodzaak van Maasvlakte 2 beschreven en in ‘beslissingen van wezenlijk belang’ zijnde ruimtelijke voorwaarden voor de aanleg en het gebruik van de landaanwinning bepaald. Met de instemming van de Tweede Kamer is ook het Bestuursakkoord inzake de uitvoering van het Project Mainportontwikkeling Rotterdam bekrachtigd, alsmede de Uitwerkingsovereenkomst (UWO). Het bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute spoor past binnen de kaders van de PKB PMR. Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
-5-
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
De voor het voorliggende bestemmingsplan meest relevante beslissingen staan in het volgende kader. Beslissing van wezenlijk belang 2: Het beoogde resultaat van het deelproject Landaanwinning is een nieuw havenen industrieterrein in de Noordzee van ten hoogste 1.000 hectare netto uitgeefbaar terrein, aansluitend op het bestaande havengebied (…) . Beslissing van wezenlijk belang 4: De landaanwinning biedt ruimte aan deepsea gebonden activiteiten, zoals met name grootschalige container op- en overslag en direct gerelateerde distributieactiviteiten. Daarnaast biedt de landaanwinning eventueel ruimte voor grootschalige deepsea gebonden chemie. Beslissing van wezenlijk belang 6: De landaanwinning wordt ingericht, geëxploiteerd en beheerd volgens de principes van een duurzaam bedrijventerrein. Bij het streven naar de optimalisering van de bereikbaarheid van de landaanwinning, streeft de overheid naar een maximalisering van de groeikansen van relatief duurzame en milieuvriendelijke vervoerstechnieken, zoals het vervoer over water en het spoorvervoer.
2.1.4
Programma Randstad urgent Het kabinet op 22 juni 2007 het Urgentieprogramma Randstad gepresenteerd (UPR). In het UPR zijn urgente projecten opgenomen die de Randstad versterken door bij te dragen aan een aangenamer en duurzamer woon-, werk- en leefklimaat en een betere bereikbaarheid. Het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR) maakt deel uit van het UPR. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het UPR.
2.1.5
AMvB Ruimte (ontwerp) Sinds de inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 is het vigerende ruimtelijk beleid van het Rijk – vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB’s) – niet meer bindend voor andere overheden. Het Rijk heeft er daarom voor gekozen om het belangrijkste deel van het ruimtelijk beleid onder de nieuwe Wro vast te leggen in een (rechtstreeks werkende) Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Daarmee vervangt de AMvB de PKB als juridisch middel. In de ontwerp-AMvB Ruimte (2009) zijn de belangrijkste bepalingen uit de PKB PMR (2006) overgenomen. Verbindingsboog Kortsluitroute spoor In het voorliggende bestemmingsplan wordt de vigerende bestemming van Maasvlakte 2 partieel gewijzigd. Deze wijziging past in het kader van de PKB PMR (2006) en de ontwerp AMvB Ruimte.
2.1.6
Structuurvisie Randstad 2040 In oktober 2008 heeft het kabinet de structuurvisie Randstad 2040 vastgesteld. De structuurvisie Randstad 2040 is een onderdeel van het Urgentieprogramma Randstad. In de structuurvisie Randstad 2040 geeft het kabinet aan welke ambities zij heeft met de Randstad en welke ruimtelijke keuzes zij maakt om die ambitie gestalte te geven. Centraal in de structuurvisie Randstad 2040 staat de wens van het kabinet om van de Randstad een
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 118 november 2011
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor -6-
Onherroepelijk
topregio te maken van internationale betekenis die aantrekkelijk, bereikbaar en veilig is om te wonen en te werken. De Rotterdamse Haven is in de structuurvisie aangewezen als (inter)nationale topfunctie voor de Randstad. Volgens de structuurvisie Randstad 2040 dient deze toppositie verbreed te worden door innovatie, transformatie en ontwikkelen van het havennetwerk. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het beleid zoals vastgelegd in de structuurvisie Randstad 2040.
2.1.7
Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan (NWP) vastgesteld. Het NWP is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan tevens de status van (rijks)structuurvisie. Het NWP geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. In het NWP stelt het Rijk dat een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, basisvoorwaarden zijn voor welvaart en welzijn. Stroomgebiedbeheerplannen In de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn de stroomgebieden van de grote rivieren centraal gesteld. Alle landen binnen een stroomgebied hebben de opdracht om gezamenlijk te bezien hoe zij een goede grond- en oppervlaktewaterkwaliteit kunnen realiseren. Dit heeft in Nederland geresulteerd in vier stroomgebiedbeheerplannen, die formeel bijlage zijn bij het Nationaal Waterplan. De stroomgebiedbeheerplannen bevatten een overzicht van waterkwaliteitseisen voor de verschillende waterlichamen per stroomgebied. Daarnaast bevatten de plannen ook een overzicht van de te treffen inrichtings- en emissiebeperkende maatregelen die Nederland zal uitvoeren om de waterkwaliteit in 2015 aanzienlijk te hebben verbeterd. Voor toekomstige ruimtelijke opgaven op en rond Maasvlakte 2 is het stroomgebiedbeheerplan ‘Rijndelta’ kaderstellend. Hierin zijn waterkwaliteitseisen en maatregelen vastgelegd op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water. Watertoets Een belangrijk instrument is de watertoets, geregeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Het doel van de watertoets is de vroegtijdige betrokkenheid van de waterbeheerder bij ruimtelijke planprocessen te borgen. Daarmee wordt beoogd alle doelstellingen van het waterbeleid expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing te nemen bij alle ruimtelijke plannen en besluiten die relevant zijn voor het watersysteem. Op basis van de watertoets heeft overleg plaatsgevonden met de waterbeheerder en is een hoofdstuk (5) opgenomen in dit bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het rijksbeleid zoals vastgelegd in het NWP.
2.2
Provinciaal beleid De provincie Zuid-Holland heeft op 2 juli 2010 de provinciale Structuurvisie, de Verordening Ruimte en de Uitvoeringsagenda vastgesteld. Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
-7-
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
2.2.1
Provinciale+ Structuurvisie ‘Visie op Zuid-Holland’ De Structuurvisie voor de ruimtelijke ordening (2010) van de provincie Zuid-Holland vervangt de streekplannen (waaronder het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020) en de Nota Regels voor Ruimte. In de Visie op Zuid-Holland beschrijft de provincie haar doelstellingen en provinciale belangen. De Rotterdamse Haven is in de structuurvisie aangewezen als ‘Bedrijventerrein Mainport’. De provincie Zuid-Holland heeft de ambitie om de vestigingsfactoren van bedrijven en organisaties die bijdragen aan de mainportfunctie, verder te ontwikkelen. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het beleid van de provincie Zuid-Holland zoals vastgelegd in de Structuurvisie.
2.2.2
Provinciaal Verkeer- en Vervoersplan Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan (PVVP) 2002-2020 sluit aan bij de Nota Mobiliteit; een beheerste groei van de mobiliteit, waarbij de wensen van de mobilist het uitgangspunt zijn zonder afbreuk te doen aan leefbaarheid en verkeersveiligheid, gerealiseerd tegen aanvaardbare kosten. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het beleid van de provincie Zuid-Holland uit het PVVP.
2.2.3
Povinciaal beleid water Op 11 november 2009 is het Provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015 vastgesteld door Provinciale Staten van de provincie Zuid-Holland. Het plan vervangt het huidige provinciale Waterhuishoudingplan. Dat plan is nu onderdeel van het Beleidsplan Groen, Water en Milieu (2006) en het Grondwaterplan 2007-2013. Het Waterplan zal op verschillende onderwerpen het beleid voortzetten zoals dat is neergelegd in het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 en in het Grondwaterplan 2007-2013. In het Provinciaal Waterplan zijn de Europese Kaderrichtlijn water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationale Waterplan vertaald in strategische doelstellingen. Hierin zijn ook voorwaarden en toezicht hierop opgenomen. Het beleid van de waterschappen in het Rijnmondgebied (Hoogheemraadschap van Delfland, Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard en Waterschap Hollandse Delta) is verwoord in de Waterbeheerplannen. Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het provinciale beleid water.
2.3
Gemeentelijk beleid
2.3.1
Stadsvisie Rotterdam: Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030. De Stadsvisie Rotterdam 2030 is op 29 november 2007 door de Rotterdamse gemeenteraad vastgesteld en vormt daarmee het ruimtelijk kader voor alle investeringen, projecten en plannen die in de stad worden gerealiseerd. De stadsvisie heeft als missie een sterke economie en een aantrekkelijke woonstad. 9V9823.A0/R062/901305/Nijm 118 november 2011
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor -8-
Onherroepelijk
Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het beleid zoals vastgelegd in de Stadsvisie Rotterdam 2030.
2.3.2
Verkeer- en vervoersplan Rotterdam 2003-2020 Het Rotterdamse verkeer- en vervoerbeleid staat in dienst van twee doelen: het stimuleren van de werkgelegenheid en het creëren van een aantrekkelijke woonstad. Het verkeer- en vervoersbeleid is gericht op het ontsluiten van de economisch belangrijke plekken in de stad door het realiseren van stedelijke vervoerscorridors (stimuleren werkgelegenheid) en het creëren van stadsleefgebieden (aantrekkelijke woonstad). Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met het beleid zoals vastglegd in het Rotterdamse verkeer- en vervoerbeleid.
2.3.3
Waterplan 2 Rotterdam De gemeenteraad van Rotterdam heeft op 18 september 2007 het Waterplan 2 Rotterdam vastgesteld. Het Waterplan 2 is een gezamenlijk en integraal product van alle waterbeheerders in de regio. In het Waterplan 2 staat in hoofdlijnen beschreven hoe de gemeente Rotterdam en de waterschappen in voorliggende jaren willen omgaan met het water in de stad. Hierbij wordt met name gekeken naar drie cruciale ontwikkelingen: Een hogere waterstand door de stijging van de zeespiegel. In buitendijkse gebieden ontstaan risico's op overstromingen. Versterking van waterkeringen is onvermijdelijk; Wateroverlast door toenemende neerslag. Door klimaatsverandering kan er in korte tijd veel neerslag vallen. Om dat water te verwerken is opvang en berging nodig; Strengere eisen aan de kwaliteit van het water. Rotterdam wil een aantrekkelijke waterstad zijn, met schoon, helder en plantrijk water. De stad moet bovendien voldoen aan de eisen uit de KRW. Voor alle wateren in de stad worden kwaliteitsbeelden opgesteld volgens die eisen. Een onderdeel van het Waterplan 2 Rotterdam is het uitvoeringsprogramma 2007-2012. Hierin staat welke projecten in benoemde periode worden uitgevoerd en welke projecten worden voorbereid voor uitvoering na 2012. Het Waterplan 2 biedt tevens een perspectief voor Rotterdam als waterstad in 2030. Het bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor in overeenstemming met het Waterplan 2.
2.4
Afsprakenkaders Maasvlakte 2 Gedurende het voorbereidingsproces van bestemmingsplan Maasvlakte 2 hebben verschillende ontwikkelingen geleid tot onderstaande afspraken.
2.4.1
Visie en Vertrouwen: Afsprakenkader Borging PMR Op 15 mei 2008 is door de betrokken overheden, drie bedrijfsorganisaties en drie maatschappelijke partijen en het Havenbedrijf Rotterdam het convenant 'Visie en Vertrouwen, Afsprakenkader Borging PMR' ondertekend. Het Afsprakenkader heeft tot doel om de realisatie van de dubbeldoelstelling van PMR (economie en milieu), voor de langere termijn (tot 31 december 2033) te concretiseren en te borgen. Het Afsprakenkader beoogt voorts een effectief en transparant proces te creëren waarmee de voortgang en de Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
-9-
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
samenhang van de PMR projecten kunnen worden bewaakt. Aan de maatschappelijke partijen wordt de gelegenheid geboden om advies te geven aan de overheidspartijen en het Havenbedrijf over eventuele aanpassing van afspraken en maatregelen (ook op langere termijn). Eén van de gemaakte afspraken is dat de overheidpartijen en het Havenbedrijf vanaf 2010 jaarlijks een Integrale Rapportage (laten) opstellen. In deze “Integrale Rapportage Visie en Vertrouwen” wordt op basis van de uitkomsten van de monitoring- en evaluatieprogramma's een integrale analyse gepresenteerd van de voortgang en realisatie van de in het Afsprakenkader vastgelegde afspraken (artikel 2.2 en bijlage 1 van het Afsprakenkader Borging PMR).
2.4.2
Overeenkomst luchtkwaliteit De Overeenkomst Luchtkwaliteit is op 22 mei 2008 ondertekend door de minister van Verkeer en Waterstaat, de minister van VROM, de gemeente Rotterdam, Havenbedrijf Rotterdam en de Havenmeester van Rotterdam. In deze overeenkomst is bepaald welke maatregelen worden getroffen om er voor te zorgen dat de effecten van het gebruik van de landaanwinning op de luchtkwaliteit zullen voldoen aan de daarvoor relavante regelgeving. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen maatregelen die de emissie van stoffen beperken (bronmaatregelen) en maatregelen om te bewerkstelligen dat verspreiding van stoffen wordt voorkomen (overdrachtsmaatregelen), dan wel het aantal blootgestelden aan te hoge concentraties stoffen zo gering mogelijk wordt (effectmaatregelen).Partijen geven prioriteit aan bronmaatregelen. Effectmaatregelen worden pas genomen als bronmaatregelen niet voldoende zijn om de grenswaarden te halen of als bronmaatregelen niet tijdig uitvoerbaar zijn.
2.4.3
Monitoring en evaluatieprogramma Maasvlakte 2 (MEP Maasvlakte 2) Conform artikel 7.39 van de Wet milieubeheer is het bevoegd gezag verplicht om, wanneer de door het besluit mogelijk gemaakte activiteit wordt ondernomen, de daadwerkelijk optredende milieugevolgen te onderzoeken. Indien daaruit blijkt dat de activiteit in belangrijke mate nadeliger gevolgen heeft voor het milieu dan bij het nemen van het besluit werd verwacht (en zoals in het MER voorspeld), dan kan het bevoegd gezag besluiten maatregelen te treffen teneinde deze gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. Bij de vaststelling van het MER-plichtige besluit dient het bevoegd gezag tevens de termijn en wijze waarop dit onderzoek zal worden verricht aan te geven (Wm art. 7.37). Hieraan is invulling gegeven met een bijlage bij het bestemmingsplan Maasvlakte 2 waarin het 'raamwerk voor monitoring en evaluatie' is vastgelegd. De gemeenteraad van Rotterdam is, als bevoegd gezag voor het bestemmingsplan, verantwoordelijk voor de monitoring en evaluatie van de effecten van het gebruik van Maasvlakte 2. De gemeenteraad heeft de feitelijke uitvoering daarvan belegd bij DCMR, in nauwe samenwerking met dS+V en het Havenbedrijf Rotterdam. De effecten van het gebruik van Maasvlakte 2 op Natura 2000-gebieden én de werking van de duincompensatie daarvoor, worden op grond van de UWO Landaanwinning gemonitord door het Rijk. Al deze gegevens samen vormen de basis voor de evaluatie van de effecten van het gebruik MV2 in het kader van het MEP-Bestemming Maasvlakte 2.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 10 -
Onherroepelijk
3
BESCHRIJVING VAN HET PLANGEBIED
3.1
Ontstaansgeschiedenis en huidig gebruik Het plangebied maakt deel uit van Maasvlakte 2, een landaanwinning van circa 2.000 hectare in zee. Maasvlakte 2 wordt aangelegd door het storten en opspuiten van zand, hoofdzakelijk afkomstig uit de Noordzee. Tot ca. 2014 wordt gewerkt aan Fase 1, bestaande uit de buitencontour met een zachte zeewering en een harde zeewering langs de noordzijde. In Fase 1 wordt binnen de buitencontour ca. 600 ha binnengebied aangelegd, met name voor uitgeefbare terreinen.
3.2
Archeologie en cultuurhistorie Ter plaatse van Maasvlakte 2 en de aangrenzende kustzone komen beneden het opgespoten niveau archeologische waarden uit verschillende tijdperken voor. De mogelijk aanwezige waarden variëren van de sporen van jacht en visvangst die hier heeft plaatsgevonden toen het gebied een brakwaterlagune was (van 8.000 tot 6.500 voor Christus), tot de aanwezigheid van scheepswrakken uit latere tijden. Het onderzoek 1dat aan de landwinning van Maasvlakte 2 vooraf is gegaan, deelt de mogelijke aanwezige waarden als volgt in: Categorie I betreft de sporen van jacht en visvangst in de Maasmonding uit de periode 8.000 - 6.500 v. Chr. De Laag van Velsen en de top van het Pleistoceen waarin deze sporen zich kunnen bevinden, ligt in het plangebied op ca. 20 – 23 m beneden NAP (Hesseling e.a., 2005). Van de latere perioden kunnen vooral scheepsresten in de ondergrond aanwezig zijn. Categorie II betreft eventuele houten scheepsresten tot en met de negentiende eeuw, die zich vooral in de subatlantische geulen en afdeklaag kunnen bevinden. In deze categorie zijn geen vondsten bekend in het plangebied. Voor vondsten in deze categorie is een protocol voor baggerwerkzaamheden t.b.v. de aanleg van Maasvlakte 2 opgesteld. In het plangebied VerbindingsboogKortsluitroute Spoor Maasvlakte 2 wordt echter niet gebaggerd. Categorie III bevat scheepsresten in de actieve laag of het Bligh Bank laagpakket. Door de zeer diepe ligging van de (onder het in de jaren ’80 opgespoten terrein aanwezige) oorspronkelijke bodem, gaan potentieel aanwezige relicten niet verloren zolang de bodemberoerende activiteiten in de laag tot 20 meter onder NAP plaatsvinden. Ter bescherming van eventueel aanwezige dieper gelegen archeologische waarden is in dit bestemmingsplan een aanlegvergunningenstelsel opgenomen.
1
Wessex archaeology (2005). Maasvlakte 2 Archaeological assessment of Sidescan Sonar and Multibeam Bathymetry Data. Periplus Archemare (2006). Archeologische assessment, Maasvlakte 2. Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 11 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 12 -
Onherroepelijk
4
PLANBESCHRIJVING
4.1
Inleiding Voor een toelichting op de aanleiding tot het voorliggende bestemmingsplan wordt verwezen naar paragraaf 1.1. De gronden in het plangebied krijgen de bestemming ‘Verkeer’, waarmee de benodigde aanpassing van de kortsluitroute die de sporen op de bestaande Maasvlakte en Maasvlakte 2 met elkaar verbindt, planologisch mogelijk wordt.
4.2
Technische planbeschrijving Het plangebied van de kortsluitroute sluit aan op het bestaande spooremplacement dat evenwijdig aan de Europaweg op de bestaande Maasvlakte ligt. Vanaf de aansluiting op de bestaande sporen zal de kortsluitroute naar het westen afbuigen en aansluiten op de toekomstige doorgaande sporen op Maasvlakte 2. Hoewel de vigerende bestemming de aanleg van spoorwegen mogelijk maakt, geldt dat niet voor een doorgaande ontsluiting. Om die reden wordt de bestemming gewijzigd. Het bruto oppervlak van het plangebied Verbindingsboog Kortsluitroute spoor bedraagt 6,07 ha. Deze mutatie is opgenomen in onderstaande tabel. Tabel 4.1: Wijziging oppervlakte plangebied Vigerend bestemmingsplan Maasvlakte 2 Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute spoor Haven- en industriegebied - Distributie: 6,07 ha
Verkeer: 6,07 ha.
Het aan bedrijven uitgeefbaar haven- en industriegebied neemt dus af met 6,07 ha. Het in de PKB PMR 2006 aangegeven maximale oppervlak netto uitgeefbaar terrein (van 1.000 ha) wordt door deze bestemmingswijziging dus niet overschreden.
4.3
Juridische planbeschrijving
4.3.1
Inleiding Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit juridisch bindende regels en een verbeelding, met daarbij een toelichting. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van de op te richten en/of aanwezige bebouwing. Op de verbeelding is de bestemming in beeld gebracht.
4.3.2
Opzet van de planregels De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: In het eerste hoofdstuk zijn de inleidende bepalingen, zoals de wijze van meten en de begripsbepalingen opgenomen; Het tweede hoofdstuk regelt de bestemmingen; Het derde hoofdstuk bevat de algemene regels; In het vierde hoofdstuk zijn de overgangs- en slotbepalingen opgenomen.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 13 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
4.3.3
Beschrijving hoofdstukken Hieronder worden eerst in het kort de verschillende hoofdstukken besproken. Vervolgens worden de verschillende bestemmingen nader toegelicht. Inleidende bepalingen In de inleidende bepalingen staan de bepalingen die nodig zijn om de overige voorschriften goed te kunnen hanteren. Begripsbepalingen bevatten uitleg van de in het plan gebruikte begrippen die niet tot de algemeen bekend veronderstelde begrippen gerekend worden. De wijze van meten bevat technische regels met betrekking tot het bepalen van oppervlaktes, hoogtes etc. Bestemmingsregels De bestemmingen beginnen telkens met een bestemmingsomschrijving, waarin in algemene bewoordingen wordt aangegeven waarvoor de gronden, waaraan de desbetreffende bestemming is toegekend, mogen worden gebruikt. Deze bestemmingsomschrijving wordt gevolgd door een bepaling waarin staat aangegeven onder welke voorwaarden bebouwing van deze gronden is toegestaan (bouwregels). Het plan kent twee bestemmingen: “Verkeer” en “Waarde – Archeologie”. Artikel 3 Verkeer De gronden zijn met name bestemd voor (rail)verkeerswegen. Met deze bestemming kan de voorgenomen aanpassing van de kortsluitroute worden gerealiseerd. Artikel 4 Waarde – Archeologie Deze gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van (mogelijke) archeologische waarden. Deze dubbelbestemming is opgenomen om de archeologische waarden die zich mogelijk in het gebied bevinden, zoals historische scheepswrakken, te beschermen. De meeste kans op het aantreffen van archeologische resten bestaat bij het ontgraven van de Noordzeebodem lager dan 20 meter beneden NAP ten behoeve van de havenbekkens. Voor het ontgraven op een diepte die lager ligt dan 20 meter beneden NAP, is daarom een aanlegvergunningenstelsel opgenomen. De aanlegvergunning kan zonder meer worden verleend, indien kan worden aangetoond dat de werkzaamheden niet zullen leiden tot een aantasting van het bodemarchief. Indien de werkzaamheden kunnen leiden tot een aantasting van het bodemarchief, kunnen voorschriften worden verbonden aan de vergunning. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de dubbelbestemming te laten vervallen, wanneer is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn. Aanvullende bepalingen Deze paragraaf bevat de antidubbeltelregel, algemene gebruiksregels, algemene ontheffingsregels, algemene aanduidingsregels en overige regels (aanlegvergunningenstelsel).
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 14 -
Onherroepelijk
Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelregel is bedoeld om te voorkomen dat een cumulatie van bebouwing optreedt waardoor de maximale maatvoering in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld maximaal vloeroppervlak) in totaliteit wordt overschreden. Gebruiksbepaling In de gebruiksbepaling is het gebruik van gronden en opstallen voor kantoren, LPG, (bedrijfs)woningen en spoorwegemplacementen aangemerkt als strijdig gebruik. Algemene ontheffingsregels De algemene ontheffingsregels geven het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid tot het verlenen van een ontheffing van voor geringe afwijkingen van het plan, alsmede voor een vermeerdering van voorgeschreven bouwhoogte van maximaal 10%. Overige regels De gebieden die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan zijn onderdeel van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder zoals dat eerder is vastgesteld bij bestemmingsplan Maasvlakte 2. Overgangs- en slotregels Dit hoofdstuk bevat de overgangsbepaling en de slotregel. Overgangsbepalingen In de overgangsbepalingen zijn de overgangsregels opgenomen voor respectievelijk bestaand gebruik dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan en bouwactiviteiten die, ondanks dat ze in strijd zijn met het nieuwe plan, op basis van het geldende bestemmingsplan kunnen worden voortgezet. Slotregel In het afsluitende artikel “Slotregel” wordt aangehaald hoe de regels van het bestemmingsplan worden weergeven: Regels van het Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute spoor, gemeente Rotterdam.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 15 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 16 -
Onherroepelijk
5
WATER Beleid, wet- en regelgeving In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan (NWP) vastgesteld. Het NWP is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota’s waterhuishouding. Voor een korte samenvatting van de in dit verband relevante delen van het NWP wordt verwezen naar paragraaf 2.1.7.
5.1
Wateropgave Het voorliggende bestemmingsplan is in lijn met de uitgangspunten en randvoorwaarden uit het vigerend bestemmingsplan voor: De maximale oppervlakte landaanwinning; Oppervlak en kwaliteit oppervlaktewater en grondwater; Wateropvang, -behandeling en –lozing; Het voorliggende bestemmingsplan leidt dan ook niet tot verandering van de wateropgave. De gevolgen voor de wateropgave zijn aanvaardbaar, hetgeen hierna wordt toegelicht.
5.1.1
Oppervlaktewater en grondwater Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan bevindt zich buitendijks en bestaat uit opgebracht zeezand. De kwaliteit van gewonnen zand wordt gemonitord. Er zijn geen aanwijzingen of redenen om aan te nemen dat zich hierin verontreinigingen kunnen bevinden. Na voltooiing van de landaanwinning zal zich een grondwaterspiegel instellen. Het niveau van het freatisch grondwater zal beïnvloed worden door het niveau van het water in de havenbekkens. De geohydrologische situatie zal daarmee vergelijkbaar zijn met die op de huidige Maasvlakte. Het voorliggende bestemmingsplan leidt niet tot verandering van de omvang of vorm van de landaanwinning of tot belangrijke wijziging in het freatisch grondwater in vergelijking met de vigerende bestemming.
5.1.2
Opvang-, behandeling en lozing van water De uitgangspunten en voorzieningen voor wateropvang, -behandeling en -lozing zijn gelijk aan die zoals opgenomen in bestemmingsplan Maasvlakte 2. Voor het wateraspect geldt dat op Maasvlakte 2 sprake zal zijn van een duurzaam en veerkrachtig watersysteem. Als uitvloeisel daarvan wordt zoveel mogelijk gewerkt volgens de principes "vasthouden-bergenafvoeren" en "schoonhouden-scheiden-schoonmaken". Deze uitgangspunten zijn onverkort van kracht op het voorliggende bestemmingsplan.
5.2
Waterkwaliteit
5.2.1
Chemische waterkwaliteit De activiteiten waarin het voorliggende bestemmingsplan voorziet leiden niet tot een verandering van de chemische grond- of oppervlaktewaterkwaliteit. Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 17 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
5.2.2
Ecologische waterkwaliteit De activiteiten waarin het voorliggende bestemmingsplan voorziet leiden niet tot een verandering van de ecologische grond- of oppervlaktewaterkwaliteit.
5.2.3
Thermische waterkwaliteit De activiteiten waarin het voorliggende bestemmingsplan voorziet leiden niet tot een verandering van de thermische grond- of oppervlaktewaterkwaliteit.
5.3
Samenwerking met de waterbeheerder De gemeente Rotterdam werkt in overleg met alle betrokken waterbeheerders aan een gemeenschappelijke procedurele en inhoudelijke invulling van de Watertoets en de waterparagraaf. Conform de Watertoets heeft de gemeente overleg gevoerd met de waterbeheerders over dit bestemmingsplan. De betrokken waterbeheerders zijn: Rijkswaterstaat als beheerder van het oppervlaktewater in het havenbekken, het waterschap is beheerder van de rioolwaterzuiveringinrichting (RWZI) Oostvoorne en beheerder van het watersysteem op de Maasvlakte. De gemeente Rotterdam is beheerder van het toekomstige rioleringssysteem. Waterkering: Het bestemmingsplangebied ligt gedeeltelijk op de huidige buitencontour van de bestaande Maasvlakte. Met de aanleg van Maasvlakte 2 wordt de werking van de gehele buitencontour van de huidige Maasvlakte overgenomen door de buitencontour van Maasvlakte 2. De buitencontour van Maasvlakte 1 verliest pas zijn functie als de buitencontour van Maasvlakte 2 is goedgekeurd ten aanzien van stabiliteit en dus voldoet aan de eisen om als buitencontour te fungeren. Tot die tijd blijft de buitencontour van de bestaande Maasvlakte vergunningplichtig op grond van de Waterwet.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 18 -
Onherroepelijk
6
MILIEU Dit hoofdstuk beschrijft in het kort de verschillende milieuaspecten van de voorgenomen planontwikkeling: een aanpassing van de oostelijke spoorwegontsluiting van Maasvlakte 2. Een beperkt deel (ruim 6 ha) van de vigerende distributiebestemming op Maasvlakte 2 (in totaal maximaal 230 ha) wordt daarvoor gewijzigd in een verkeersbestemming. In samenhang daarmee vindt een beperkte herschikking van distributie- en transportactiviteiten plaats. De gevolgen daarvan voor de omgeving zijn beperkt tot verwaarloosbaar, hetgeen hierna per milieuaspect wordt toegelicht.
6.1
Verkeer Spoorwegverkeer De voorgenomen planontwikkeling leidt tot een beperkte toename van het gebruik van de zogenoemde Kortsluitroute op Maasvlakte 2 en het bestaande spoor (parallel aan de Europaweg) tussen deze ontsluiting en de C2-bocht. Het gaat daarbij om 7 extra transporten per dag in 2020. Deze toename past binnen de capaciteit van de betrokken spoorwegen. De zuidelijke spoorwegontsluiting wordt met eenzelfde aantal transporten ontlast. Vanaf de C2bocht heffen de verschillen elkaar op en is de belasting van het spoor per saldo ongewijzigd. De voorgenomen planontwikkeling heeft dus geen invloed op de totale omvang van het spoorverkeer van en naar het achterland, er is alleen sprake van een herverdeling over de ontsluitingen. De effecten en bereikbaarheid op de spoorwegverbindingen in het achterland veranderen dus niet. Het totaal aan transportbewegingen per spoor als gevolg van Maasvlakte 2 is reeds beoordeeld en aanvaardbaar bevonden bij de besluitvorming over het vigerende bestemmingsplan. Er is geen aanleiding deze beoordeling te herzien. Wegverkeer De voorgenomen planontwikkeling heeft geen invloed op het wegverkeer. De effecten daarvan en de bereikbaarheid over de weg wijzigen dus ook niet. Scheepvaartverkeer De voorgenomen planontwikkeling heeft geen invloed op het scheepvaartverkeer. De effecten daarvan en de bereikbaarheid over het water wijzigen dus ook niet.
6.2
Geluid Railverkeerslawaai Als gevolg van de voorgenomen planontwikkeling neemt het railverkeerslawaai langs de zogenoemde Kortsluitroute en langs de bestaande spoorwegverbinding tot aan de C2-bocht toe, als gevolg van 7 extra transporten per dag in 2020. Dit leidt niet tot knelpunten, omdat de 55 dB-zones van de betrokken spoorwegen op deze belastingtoename berekend zijn en binnen deze contouren geen woningen of andere gevoelige bestemmingen vallen. Tegelijkertijd neemt het railverkeerslawaai bij de zuidelijke ontsluiting op vergelijkbare wijze af. Railverkeerslawaai achterlandverbindingen De voorgenomen planontwikkeling heeft geen gevolgen voor het railverkeer van en naar Maasvalkte 2 en daarmee ook niet op het railverkeerslawaai op de achterlandverbindingen, voorbij de C2-bocht. Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 19 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Wegverkeerslawaai De voorgenomen planontwikkeling heeft geen invloed op het wegverkeer van en naar Maasvlakte 2. De effecten daarvan en de bereikbaarheid over de weg wijzigen dus ook niet. Scheepvaartverkeerslawaai De voorgenomen planontwikkeling heeft geen invloed op het scheepvaartverkeer van en naar Maasvlakte 2. De effecten daarvan en de bereikbaarheid over de weg wijzigen dus ook niet. Industrielawaai Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt een deel van het in het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 voor distributie bestemde oppervlak in een verkeersbestemming. Dat kan leiden tot een beperkte afname van het industrielawaai. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt geheel binnen het plangebied van het vigerend bestemmingsplan Maasvlakte 2. Maasvlakte 2 is een gezoneerd industrieterrein in de zin van de wet Geluidhinder (Wgh). Het gezoneerde industrieterrein en de bijbehorende geluidzone is vastgesteld bij de vaststelling van bestemmingsplan Maasvlakte 2 en wijzigt niet door voorliggend plan. De plangrens van voorliggend bestemmingsplan ligt aan de oostzijde op de grens van het gezoneerd terrein. Dit bestemmingsplan beoogd geen wijziging van het gezoneerd terrein of de geluidzone.
6.3
Luchtkwaliteit Huidige achtergrondconcentraties NO2 en fijn stof De achtergrondconcentraties NO2 en fijn stof (PM 2,5, PM10) ter hoogte van het plangebied zijn herleid uit het CAR II rekenmodel (versie 9.0, 15 juni 2010, Infomil). Daaruit blijkt dat grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties niet worden overschreden. Ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor het aantal overschrijdingen van de daggemiddelde grenswaarde voor PM10.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 20 -
Onherroepelijk
Tabel 6.1: Achtergrondconcentratie 2010 van NOx en fijn stof Stof
Concentratie
Normperiode
Norm
Status
NO 2
16,4 – 24 µg/m3
Jaargemiddelde
40 µg/m3
Grenswaarde
PM10
18,7 – 23,2 µg/m
Jaargemiddelde
40 µg/m
3
Grenswaarde
Jaargemiddelde
25 µg/m
3 2)
Grenswaarde
3 1)
3
PM2,5
14,1 µg/m
Stof
Aantal overschrijdingen van 3)4) 24-uursgem. grenswaarde
Normperiode
Norm
Status
PM10
6 keer
24-uursgemiddelde
35 keer
Grenswaarde
1)
5)
De achtergrondconcentraties voor PM10 zijn nog niet gecorrigeerd voor de bijdrage van zeezout. Voor de 3
gemeente Rotterdam mag de jaargemiddelde achtergrondconcentratie worden verminderd met 6 µg/m . 2)
Tot 1 januari 2015 blijft het toetsen aan de grenswaarde voor PM2.5 buiten beschouwing
3)
De aangegeven waarden voor het aantal overschrijdingen zijn inclusief de correctie voor zeezout (-6 overschrijdingen).
4)
3
De 24-uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m mag na zeezoutcorrectie maximaal 35 keer per jaar worden overschreden.
5)
3
Voor geheel Nederland geldt tot 11 juni 2011 een 24-uursgemiddelde concentratie van 75 µg/m , het aantal 3
overschrijdingen is echter bepaald voor de grenswaarde van 50 µg/m .
Afname emissies industrie Door de voorgenomen planontwikkeling neemt de oppervlakte met een distributiebestemming (maximaal 230 ha.) met ruim 6 ha af. Daardoor worden de maximale emissies PM10 en NOx van de distributiebedrijven enigszins beperkt. Geen gevolgen emissies wegverkeer De voorgenomen planontwikkeling heeft vrijwel geen gevolgen voor het interne wegverkeer op Maasvlakte 2 zelf en in het geheel geen gevolgen voor de omvang en routering van het wegverkeer op de achterlandverbindingen. Er zijn daarom geen (kwantificeerbare) effecten op de luchtkwaliteit. De emissies van Maasvlakte 2 en de gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn beoordeeld in het vigerende bestemmingsplan. Daarbij zijn langs achterlandverbindingen knelpunten in luchtkwaliteit geconstateerd. De maatregelen om deze knelpunten op te lossen zijn geborgd in art. 17 van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2. Deze maatregelen en de borging daarvan worden niet door het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd. Beperkte gevolgen emissies spoorverkeer De voorgenomen planontwikkeling leidt langs de zogenoemde Kortsluitroute en de aangrenzende emplacementen op de huidige Maasvlakte tot een beperkte toename van de emissies van PM10 en NOX, afkomstig van het extra spoorwegverkeer. Gezien de al genoemde ruimte tussen de jaargemiddelde concentraties van PM10 en NO2 en de daarvoor geldende grenswaarden (zie Tabel 6.1) en de afname van de emissies van de distributie bedrijven, kan de beperkte toename van het interne spoorwegverkeer op de Kortsluitroute (7 extra transporten per jaar in 2020) geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvinden. De emissies in het zuidelijk plangebied van Maasvlakte 2 nemen bij een toegenomen gebruik van de Kortsluitroute af.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 21 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Er zijn geen gevolgen voor de omvang en routering van het spoorwegverkeer en daarmee de luchtkwaliteit langs de achterlandverbindingen. De emissies van Maasvlakte 2 en de gevolgen voor de luchtkwaliteit langs de achterlandverbindingen zijn beoordeeld in het vigerende bestemmingsplan. Daarbij zijn beperkte knelpunten in luchtkwaliteit geconstateerd. De maatregelen om deze knelpunten op te lossen zijn geborgd in art. 17 van het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2. Deze maatregelen en de borging daarvan worden niet door het voorliggende bestemmingsplan gewijzigd.
6.4
Bodem De bodem in het plangebied bestaat voor het grootste deel uit opgespoten zand, afkomstig uit de Noordzee. De kwaliteit van het gewonnen zand wordt gemonitord. Er is geen reden om aan te nemen dat zich hierin verontreinigingen kunnen bevinden. De voorgenomen activiteiten vormen ook geen bijzondere bedreiging voor de bodem.
6.5
Externe veiligheid Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een betere spoorwegontsluiting van Maasvlakte 2, op het doorgaand spoor langs de N15. Daarmee worden de gebruiksmogelijkheden van de oostelijke ontsluiting verbeterd voor verkeer met een zuidelijke bestemming. Het rangeerwerk zal plaatsvinden op het reeds bestaande emplacement langs de N15. Plaatsgebonden risico en groepsrisico In het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 zijn de plaatsgebonden risicocontouren van -6 de doorgaande spoorwegen berekend. Daaruit blijkt dat de afstand van de PR 10 contour 0 meter is (dat wil zeggen: geen risico buiten de spoorweg zelf). Binnen deze risicocontour zijn dan ook geen (beperkt) kwetsbare bestemmingen aanwezig. Ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over spoor wordt dan ook aan de grens- en richtwaarde voor het PR voldaan. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet niet in de vestiging van Bevi-inrichtingen zoals een rangeeremplacement of een LPG verkooppunt. In het voorliggende bestemmingsplan worden ook geen kantoren of (andere) kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toegestaan. 2 Horecavoorzieningen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m zijn eveneens niet toegestaan. De reden hiervoor is dat daardoor ongewenste beperkingen zouden kunnen ontstaan voor bedrijven in de omgeving met risicocontouren (‘Bevi-inrichtingen’). Ten behoeve van het voorliggende bestemmingsplan zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de kortsluitroute berekend. De achtergronden zijn opgenomen in bijlage 2 van voorliggend bestemmingsplan. De berekening bevestigt de conclusie uit het vigerend bestemmingsplan Maasvlakte 2 dat er geen knelpunten zijn in de huidige en toekomstige situatie. Het voorliggende bestemmingsplan leidt daarom ook niet tot verandering van het groepsrisico voor andere inrichtingen op Maasvlakte 2 en/of de bestaande Maasvlakte. Verantwoording groepsrisico Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan verplaatst een deel van het transport van gevaarlijke stoffen over spoor zich van de zuidzijde van het Distripark naar de Kortsluitroute. 9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 22 -
Onherroepelijk
Lokaal gezien vindt er daarom een verandering in het groepsrisio plaats. Deze verandering dient te worden verantwoord. Voor het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 is – conform de CHAMP-methodiek van de provincie Zuid-Holland – een onderzoek naar het groepsrisico uitgevoerd. Hierin zijn de 5 CHAMP-plichten uitgewerkt. Voorliggend bestemmingsplan heeft slechts effect op de uitwerking van één van de 5 CHAMP-plichten, te weten preparatieplicht. Voor een nadere uitwerking van de preparatieplicht is ten behoeve van voorliggend bestemmingsplan nader onderzoek gedaan naar het noodzakelijke voorzieningenniveau voor Maasvlakte 2. Dit voorzieningenniveau is afgestemd op het uiteindelijke risicoprofiel van Maasvlakte 2. Operationalisatie van de CHAMP gebeurt middels de “Coördinatieregeling Overheidshulpdiensten, Maasvlakte 2” van de VRR (Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat de in het CHAMP-rapport bij bestemmingsplan Maasvlakte 2 neergelegde verantwoording voor het groepsrisico aangevuld met een nadere uitwerking van de preparatieplicht, ook voor het voorliggende bestemmingsplan van toepassing is. Achterlandverbindingen Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen effecten op de omvang of de routering van het vervoer per spoor op de achterlandverbindingen en daarmee ook niet op de veiligheid langs deze achterlandverbindingen.
6.6
Natuur Het voorliggende bestemmingsplan heeft geen merkbare gevolgen buiten het plangebied en de nabije omgeving. Er bevinden zich in het plangebied en de nabije omgeving geen andere belangrijke natuurwaarden dan beschermd op grond van de Flora- & faunawet (zie hieronder). De eventuele verstoring van aanwezige waarden is ook niet wezenlijk anders dan bij realisatie van de vigerende bestemming.
6.6.1
Natura 2000 De voorgenomen planontwikkeling heeft geen merkbare gevolgen voor de natuur buiten het plangebied en de directe omgeving, met name niet voor Natura 2000. De afstanden tot de Voordelta en de duingebieden te noorden en zuiden van het plangebied zijn daarvoor te groot. De voorgenomen planontwikkeling is wel onderdeel van de ontwikkeling van Maasvlakte 2 als geheel. Voor de effecten daarvan op Natura 2000 zijn reeds compenserende maatregelen getroffen in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunnig voor de aanleg van de landaanwinning en het bestemmingsplan Maasvlakte 2. Het voorliggende bestemmingsplan geeft geen aanleiding de mogelijke effecten of de compensatieopgave opnieuw te bezien, dan wel daarover een ander oordeel te geven.
6.6.2
EHS De Noordzee, de Nieuwe Waterweg en de duingebieden ten noorden en zuiden van het plangebied zijn onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het plangebied zelf maakt deel uit van de landaanwinning van Maasvlakte 2, waar zich na voltooiing van de aanleg geen mariene natuurwaarden meer bevinden. Na voltooiing van de buitencontour van de landaanwinning variëren de afstanden tot de EHS van 2 tot 8 kilometer. Deze afstanden Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 23 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
zijn zodanig groot, dat gezien de hierboven reeds toegelichte verwaarloosbare veranderingen in de emissies, op voorhand zonder nader onderzoek kan worden aangenomen dat door de voorgenomen planontwikkeling geen of slechts verwaarloosbare effecten in deze gebieden kunnen optreden.
6.6.3
Flora- en faunawet In 2009 is door bSR ecologisch advies een inventarisatie van beschermde natuurwaarden op de openbare terreinen in het bestaande Rotterdamse havengebied uitgevoerd (Havenscan 2009, bSR rapport 144). Deze inventarisatie wordt jaarlijks geactualiseerd. Uit de inventarisatie blijkt dat in de Rotterdamse haven 17 plantensoorten en 12 diersoorten voorkomen die strikt beschermd zijn op grond van de Flora- en faunawet. De mogelijkheid bestaat dat zich na aanleg van Maasvlakte 2 beschermde soorten in het plangebied vestigen, voordat de bouw van de kortsluitroute wordt gestart. Voorafgaand aan de realisatie van de spoorontsluiting zal een meer gerichte inventarisatie van de in het plangebied aanwezige natuurwaarden worden uitgevoerd. Het Havenbedrijf Rotterdam heeft een door het ministerie van LNV geaccepteerde gedragscode opgesteld, waarin is aangegeven hoe ze in haar beheersgebied omgaat met beschermde soorten (Ministerie LNV, 2 december 2009). Deze gedragscode zal ook voor de voorgenomen planontwikkeling worden gevolgd, hetgeen onder andere inhoudt dat, waar nodig en mogelijk, gevoelige uitvoeringsperioden worden vermeden, beschermde soorten worden opgespoord en verplaatst en vervangende habitat wordt gezocht. In het voorjaar van 2009 heeft Habitat Advies / Sovon de aanwezige broedvogelkolonies op de Maasvlakte geïnventariseerd (Sovon, inventarisatierapport 2009/69). Uit deze inventarisatie blijkt dat in de omgeving van het plangebied enkele beschermde broedvogels voorkomen (Grauwe Gans, Canadese Gans, Nijlgans, Wilde Eend, Kuifeend, Fazant, Meerkoet, Scholekster, Kievit, Zilvermeeuw, Houtduif, Veldleeuwerik, Heggenmus, Tapuit, Grasmus en Ekster). Deze soorten kunnen zich na aanleg van Maasvlakte 2 (voor de aanleg van de spoorontsluiting) mogelijk in het plangebied vestigen. Voor broedende vogels kunnen geen ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet worden verleend. De planning van de aanlegwerkzaamheden kan meestal wel op het broedseizoen worden aangepast. Zo nodig kunnen maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat de vogels voorafgaand aan de werkzaamheden in het gebied nestelen. Op grond van de beschikbare informatie kan worden aangenomen dat eventueel benodigde ontheffingen op grond van de Flora- en faunawet zullen kunnen worden verleend.
6.7
Duurzaamheid Een aantal streefbeelden uit het Havenplan 2020 is mede basis geweest voor de inrichting van Maasvlakte 2, met name: Duurzame haven; samenwerking tussen bedrijven wordt gestimuleerd en gefaciliteerd. Hierbij kan gedacht worden aan het gebruik maken van gezamenlijke ontsluitingen; Snelle en veilige haven; de aan- en afvoer van goederen via verbeterde verbindingen, zoals met name over het spoor; 9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 24 -
Onherroepelijk
Schone haven; veel aandacht voor het stimuleren van betere milieuprestaties voor het bedrijfsleven, waaronder het gebruik van vervoer per spoor. Efficiënt grondgebruik.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een tweede ontsluiting aan de oostzijde, ter hoogte van de Coloradoweg en maakt een efficiëntere inrichting van de daar geprojecteerde inrichting van APMT mogelijk. Het voorliggende plan draagt daarmee bij aan het bereiken van de in het streefbeeld genoemde duurzaamheidsdoelen.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 25 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 26 -
Onherroepelijk
7
SOCIALE VEILIGHEID EN LEEFBAARHEID Het westelijke havengebied waarin het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt, kenmerkt zich door grootschalige havens, infrastructuur en bedrijven. Het voorliggende plan voorziet niet in woningbouw of daaraan gerelateerde bestemmingen. De aspecten van sociale veiligheid beperken zich daarom tot de zorg voor een inzichtelijke inrichting van de openbare ruimten, waaronder een goede ontsluiting en verlichting. In het gebied vindt continue controle en bewaking van bedrijfseigendommen plaats, door daarin gespecialiseerde diensten. Het havengebied is extensief bemenst; het meeste verkeer bestaat uit leveranciers en werknemers die met regelmaat beroepsmatig in het gebied komen. Het recreatief gebruik van met name het kustgebied wordt gecontroleerd door politie en kustwacht. Er doen zich in de praktijk weinig of geen belangrijke incidenten voor. Recreatief gebruik van het gebied waarop het voorliggende bestemmingsplan betrekking heeft is niet toegestaan en in feitelijk ook nauwelijks mogelijk.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 27 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 28 -
Onherroepelijk
8
HANDHAVING
8.1
Inleiding Op 16 april 2002 hebben burgemeester en wethouders de "Kadernota handhaving dS+V" vastgesteld, waarin de beleidsuitgangspunten voor de handhaving op het gebied van de dS+V zijn vastgelegd. In de nota is de wijze waarop het handhavingsbeleid is georganiseerd vastgelegd. Zo is onder andere een Handhavingscommissie ingesteld, die in voorkomende gevallen advies uitbrengt. Voorts heeft het college een beleid ingezet dat is gericht op programmatisch handhaven. Hierbij ligt de prioriteit bij veiligheid.
8.2
Handhaving omvang netto uitgeefbaar terrein In de concrete beleidsbeslissing 2 van de PKB PMR (2006) en de amvb Ruimte is bepaald dat op Maasvlakte 2 maximaal 1.000 hectare netto uitgeefbaar haven- en industrieterrein mag worden gerealiseerd. Met het voorliggende bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute spoor neemt het uitgeefbaar terrein voor haven- en industrieterrein af met ruim 6 ha. De 1.000 ha grens wordt door deze wijziging dus niet overschreden. Hetzelfde geldt voor de in het vigerende plan vastgelegde bovengrenzen voor het oppervlak van de verschillende uitgeefbare bestemmingen (containers, chemie en distributie).
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 29 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 30 -
Onherroepelijk
9
MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID
9.1
Inleiding Het gemeentebestuur streeft voor de uitvoering van bestemmingsplannen naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties. Daarom hecht het bestuur veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Paragraaf 9.2 gaat in op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro dat in het kader van het voorliggende bestemmingsplan heeft plaatsgevonden. De terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan komt in paragraaf 9.3 aan de orde.
9.2
Overleg ex artikel 3.1.1 Bro In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het voorontwerp bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor toegezonden aan: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24.
Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; VROM-Inspectie regio Zuid-West; Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR); Waterschap Hollandse Delta; DCMR; N.V. Nederlandse Gasunie; Provincie Zuid-Holland; Rijkswaterstaat directie Zuid-Holland; Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij; Ministerie van Defensie; Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed; Stadsregio Rotterdam; Tennet Zuid-Holland; Havenbedrijf Rotterdam; KPN Telecom; ProRail Infraprojecten; Rijksluchtvaartdienst; Luchtverkeersleiding Nederland NV-Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij; Rotterdam Antwerpen Pijpleiding; VWS Pipeline Control; Deltalinqs; Kamer van Koophandel; Stedin.
Er zijn in totaal zes schriftelijke reacties ontvangen van de onder de nummers 1 t/m 6 genoemde (en vetgedrukte) instanties. DCMR en N.V. Nederlandse Gasunie hebben wel gereageerd, maar aangegeven geen verdere opmerkingen op het plan te hebben. De overige benaderde instanties hebben niet gereageerd. De opmerkingen van de instanties die inhoudelijk hebben gereageerd, is hieronder weergegeven en van een reactie voorzien. Ad 1. Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond 1. In het bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor wordt voor de verantwoording van het groepsrisico verwezen naar het CHAMP-onderzoek dat uitgevoerd is voor het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2. Er wordt gesteld dat het voorliggende bestemmingplan geen aanleiding geeft tot een aanpassing of andere Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 31 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
conclusies. Een van de redenen hiervoor is dat in het voorliggende bestemmingsplan geen nieuwe of kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten worden toegestaan. In artikel 3 van het voorliggende bestemmingsplan wordt echter de realisatie van een beperkt kwetsbaar object, te weten een havengebonden horecavoorziening met een bruto vloeroppervlak tot 1.500 m2 mogelijk gemaakt. De in het CHAMP-rapport bij bestemmingsplan Maasvlakte 2 neergelegde motivering voor het groepsrisico zou hierdoor voor het voorliggende bestemmingsplan niet van toepassing zijn. Uit tussentijds overleg is bevestigd dat de regels van het bestemmingsplan op dit punt aangepast gaan worden. Het zal in het ontwerpplan niet meer mogelijk zijn om een horecavoorziening te realiseren. Daarnaast is duidelijk geworden dat binnen het vigerende bestemmingsplan ,momenteel nog één horecavoorziening aanwezig is, te weten restaurant Les Routiers, die uiterlijk 1 juli 2011 weg zal zijn. Door het uitsluiten van deze bestemming zijn binnen het bestemmingsplan verbindingsboog kortsluitroute spoor zijn door de VRR geen verdere externe veiligheidsaspecten geconstateerd die van invloed zijn op de voorgenomen ontwikkeling(en) en die borging in het plan vereisen. Reactie Conform de afspraak in het tussentijds overleg is het bestemmingsplan aangepast, waardoor de genoemde horecavoorzieningen niet meer mogelijk zijn in het onderhavige bestemmingsplan. 2. Door de realisatie van de Verbindingsboog kortsluitroute spoor wordt het gehele Distripark Maasvlakte ingesloten door het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor dit in tegenstelling tot de spoorwegontsluiting aan de zuidzijde van het Distripark waar in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 rekening mee is gehouden. De gevolgen van een mogelijk incident met gevaarlijke stoffen op het spoor zijn hierdoor voor de bedrijven gelegen op het Distripark Maasvlakte groter dan wanneer alleen voorziening zou zijn in de spoorontsluiting aan de zuidzijde. Mogelijk is de in het CHAMP-rapport bij bestemmingsplan Maasvlakte 2 neergelegde motivering voor het groepsrisico zou hierdoor niet meer actueel op dit punt. Ik adviseer u collega te onderzoeken wat de gevolgen zijn voor de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het verplaatsen van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor via de verbindingsboog ten opzichte van de spoorontsluiting aan de zuidzijde van het Distripark Maasvlakte. Met het voorliggende bestemmingsplan verbindingsboog kortsluitroute spoor wordt de mogelijkheid gecreëerd dat het doorgaande spoorverkeer van en naar Maasvlakte 2 via een andere route plaats gaat vinden dan eerder voorzien werd. Omdat de kortsluitroute spoor meerdere jaren gebruikt zal worden, zal de VRR eenzelfde bluswatervoorzieningenniveau voor de kortsluitroute eisen als langs de rest van de infrastructuurbundel op Maasvlakte 2. Deze eis zal meegenomen worden in het overleg dat momenteel plaats vindt met het HbR over de overeenkomst inzake de bluswatervoorziening op Maasvlakte 2. Reactie In het vigerende bestemmingsplan Maasvlakte 2 was reeds de mogelijkheid van een spoorverbinding ten noordwesten van het Distripark Maasvlakte opgenomen. Het precieze verloop van dit spoor is wel anders dan eerder voorzien, waardoor onderhavig bestemmingsplan noodzakelijk is. Als gevolg hiervan is bezien of het CHAMP-rapport nog actueel is op dit punt. Dit blijkt het geval te zijn. Wel zal als gevolg van de veranderde situatie ten aanzien van het spoor door de VRR een maatregel moeten worden genomen ten aanzien van het gewenste veiligheidsniveau. Met de eis dat de bluswatervoorzieningenniveau voor de kortsluitroute
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 32 -
Onherroepelijk
gelijk zal zijn aan die voor de rest van de infrastructuurbundel op Maasvlakte 2 is hieraan reeds toepassing gegeven.
Ad 2. VROM-Inspectie regio Zuid-West 1. De met het plan mogelijk gemaakte verbindingsboog is momenteel op de buitencontour van Maasvlakte 1 gelegen. Ik wil u erop wijzen dat de buitencontour van Maasvlakte 1 pas zijn functie verliest als de buitencontour van Maasvlakte 2 goedgekeurd is ten aanzien van stabiliteit, en dus voldoet aan de eisen om als buitencontour te fungeren. Tot die tijd blijft de buitencontour van Maasvlakte 1 vergunningplichtig op grond van de Waterwet. Ik verzoek u de betreffende paragraaf hierop aan te vullen. Reactie De tekst in de toelichting is hierop aangevuld.
Ad 3. Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) 1. In de toelichting wordt gerefereerd aan het in het kader van Maasvlakte 2 uitgevoerd archeologisch onderzoek en wordt geconcludeerd dat een aanlegvergunningstelsel nodig is ter bescherming van dieper gelegen archeologische waarden. Dit is correct, echter de onder categorie III genoemde scheepsresten kunnen zich in het gebied Maasvlakte 2 op een diepte vanaf 7 m beneden NAP bevinden. Daarom is het beter om, in afwijking van het vigerende bestemmingsplan, in plaats van 20 meter beneden NAP een dieptemaat van 7 meter beneden NAP te hanteren als ondergrens. Gezien de ophogingen (maaiveld ligt op ca. 5 meter + NAP) zal dit geen gevolgen hebben voor de aanleg van de verbindingsboog. Reactie In het kader van de realisatie van Maasvlakte 2 heeft archeologisch onderzoek plaatsgevonden binnen het projectgebied. Op basis van deze informatie is in het bestemmingsplan Maasvlakte 2 een regeling opgenomen die de potentieel aanwezige archeologische waarden beschermd. Ten aanzien van dit aspect zijn geen nieuwe gegevens beschikbaar die aanleiding geven om af te wijken van de regeling uit het bestemmingsplan Maasvlakte 2 en die overgenomen is in dit bestemmingsplan. 2. In Rotterdam is het gebruikelijk om een dubbelbestemming archeologie op te nemen. In plaats van artikel 8 ('Overige regels') graag een Artikel 'Waarde Archeologie' toepassen. Reactie Deze opmerking is verwerkt in de regels van het bestemmingsplan door het opnemen van een aparte dubbelbestemming Waarde - Archeologie. 3. Gevraagd wordt in hoofdstuk 2 een standaardpassage van BOOR op te nemen over het gemeentelijk archeologiebeleid. Reactie De aangeleverde tekst heeft betrekking op het gehele gebied van de bestaande Maasvlakte. Gezien de beperkte omvang van het onderhavige plan is slechts een gedeelte van de tekst relevant voor het plangebied. Wel is nagegaan of opgenomen tekst nog omissies bevatte ten opzichte van de aangeleverde tekst. Dit is niet het geval.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 33 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Ad 4. Waterschap Hollandse Delta 1. Ten aanzien van de betrokken waterbeheerders in het gebied wordt een kleine correctie doorgegeven. Het waterschap is beheerder van de rioolwaterzuiveringinrichting (RWZI) Oostvoorne en ook beheerder van het watersysteem op de Maasvlakte. De gemeente Rotterdam is beheerder van het toekomstige rioleringssysteem. Reactie De tekst in de toelichting is hierop aangepast. 2. In de beschrijving van het provinciale waterbeleid is het Provinciaal Waterplan 20102015 relevant. Dit heeft het nu genoemde beleidsplan vervangen. Reactie In de toelichting is het nieuwe beleidsplan opgenomen.
9.3
Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan Er zijn geen zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 34 -
Onherroepelijk
10
FINANCIËLE UITVOERBAARHEID In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden in de uitvoerbaarheid van een plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het voorliggende bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en ook overigens gerealiseerd kunnen worden. De kosten die gemoeid zijn met de realisatie van de uitbreiding van de kortsluitroute komen ten laste van het Havenbedrijf Rotterdam en derhalve niet van de gemeente Rotterdam. Bij de verzelfstandiging van het Havenbedrijf is tussen de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf overeengekomen dat het Havenbedrijf verantwoordelijk is voor het beheer van het havengebied. Het Havenbedrijf sluit als beheerder van dat gebied bij de uitgifte van gronden contracten af met de toekomstige gebruikers. Daarin worden afspraken gemaakt over onder meer het kostenverhaal (privaatrechtelijke exploitatieovereenkomst). In deze afspraken worden de kosten die gemaakt moeten worden voor het bouwrijp maken van het gebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten en onderhouden van de openbare ruimte betrokken. De voorgenomen planontwikkeling is ook onderdeel van de ontwikkeling van Maasvlakte 2, waarvoor de financiering volledig is geregeld in bestuursovereenkomsten en deelnamen van rijk en gemeente. Het Havenbedrijf Rotterdam kan daarom worden geacht volledig in staat te zijn de realisatie van de voorgenomen spoorontsluiting te financieren.
10.1
Grondexploitatiewet Doel van de wet De hoofddoelstelling van de Grondexploitatiewet, zoals opgenomen als afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening, is om bij particuliere grondexploitatie te komen tot een beter gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijke regie bij de locatieontwikkeling. In dat kader is het mogelijk dat bij een bestemmingsplanwijziging een exploitatieplan moet worden vastgesteld door de gemeenteraad. Geen noodzaak vaststellen exploitatieplan Voor dit bestemmingsplan behoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld, omdat het Havenbedrijf op grond van de bij de verzelfstandiging gemaakte afspraken verantwoordelijk is voor het beheer van het havengebied en zowel het havenbedrijf als de exploitant volledig in staat zijn de kosten van de planontwikkeling te dragen. De beoogde ontwikkeling is volledig in lijn met het beoogde gebruik van het havengebied. Er is dus geen noodzaak tot het nader vastleggen van afspraken over de benodigde werken en werkzaamheden, zoals bedoeld in artikel 6.13 (Wro) tweede lid, onder b en c van de Wet ruimtelijke ordening.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 35 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 36 -
Onherroepelijk
BIJLAGE 1 - ADVIES DCMR
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 37 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 38 -
Onherroepelijk
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 39 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 40 -
Onherroepelijk
BIJLAGE 2 - BEREKENING EXTERNE VEILIGHEID
Inleiding In deze bijlage zijn de effecten beschreven van de kortsluitroute spoor op Maasvlakte 2. Deze bijlage dient als basis voor de behandeling van het aspect externe veiligheid in de bestemmingsplanwijziging. Beschrijving huidige situatie, autonome ontwikkeling en plansituatie Plangebied en scenario’s De huidige situatie, de autonome ontwikkeling en de kortsluitroute voor het aspect externe veiligheid worden beschreven aan de hand van transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. In dit onderzoek is voor een drietal situaties het plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR) berekend. Huidige situatie, peiljaar 2010; Autonome ontwikkeling, peiljaar 2020; Plansituatie ‘Kortsluitroute spoor’, peiljaar 2020. In figuur 1 is de ligging van de kortsluitroute weergegeven. De kortsluitroute zal aansluiten op het bestaande spoor ter hoogte van E.ON en aangelegd worden richting de containerterminal Prinses Amaliahaven-oost.
Figuur 1: Ligging van de spoorweg kortsluitroute richting APMT (blauwe vlak)
Spoorgegevens Voor het spoor is aangenomen dat het één spoor betreft. In onderstaande tabel, tabel 1, zijn de transportgegevens over het spoor weergegeven. Daarnaast zijn in tabel 2 de invoergegevens van de spoorkenmerken in RBM II [1] weergegeven.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 41 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Tabel 1: Transportintensiteiten Stofcategorie
Split
Aantal wagons per jaar a
gevaarlijke stoffen [2]
b
Trajectdeel A
Trajectdeel B
Huidige situatie
Toekomstige
en autonome
situatie
Huidige situatie
Toekomstige
en autonome
situatie
d
c
ontwikkeling A (brandbare gassen)
3,5%
1.296
B2 (giftige gassen)
0,5%
B3 (zeer giftige gassen) C3 (zeer brandbare vloeistoffen)
e
ontwikkeling 1.335
-
39
185
191
-
6
0,1%
37
38
-
1
33.552
-
971
88%
32.581
D3 (acrylnitril)
0%
-
D4 (zeer giftige stoffen)
8%
2.962
-
-
-
3.050
-
88
a.
Betreft het traject van de reeds aanwezige spoorlijn van de Hartelhaven naar E.ON;
b.
Betreft het nieuwe traject ‘Kortsluitroute spoor’;
c.
Uitgaande van 1.157 treinen met gevaarlijke stoffen per jaar (10 treinen per week Lyondell, 12 treinen per week Euromax, 1 trein per maand DFDS) en gecorrigeerd met de split gevaarlijke stoffen. Per trein worden 32 spoorketelwagons aangenomen;
d.
Betreft optelling van huidige situatie trajectdeel A en toekomstige situatie trajectdeel B;
e.
Uitgaande van 7 treinen per dag (2.555 treinen per jaar). Gecorrigeerd met aandeel gevaarlijke stoffen van 1,35% [2] en gecorrigeerd met de split gevaarlijke stoffen [2].
Tabel 2: Spoorkenmerken Kenmerk
Waarde
Type spoorwegtraject
Generiek
Frequentie
3,606 * 10 / vtg.km
Breedte
30 meter
Wissels
Standaard
Aantal overgangen
0,66 / km
Bijzonderheden
Geen
-8
Populatie Voor de bepaling van het groepsrisico zijn alle bedrijven binnen een straal van 5 kilometer van de Kortsluitroute spoor meegenomen. Figuur 2 geeft een overzicht van de betrokken populatie in de huidige situatie. Aanvullend hierop is de toekomstige populatie in figuur 3 opgenomen. Aangenomen is dat alle bedrijven in het gebied volcontinu bedrijven zijn, met uitzondering van het douanekantoor. Dit betekent dat bij alle bedrijven, uitgezonderd het douanekantoor, zowel overdag als ‘s nachts personeel aanwezig is. De bevolkingsdichtheden van de bedrijven zijn opgenomen in tabel 3 en bepaald met behulp van de ‘Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico’ [3].
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 42 -
Onherroepelijk
Figuur 2: Beschouwde populatie huidige situatie
Figuur 3: Toevoeging populatie autonome ontwikkeling en planontwikkeling
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 43 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Tabel 3: Populatie Aanduiding
Omschrijving
Populatie
in fig. 2 of 3
Dag
Nacht
Eenheid
Toelichting
Huidige situatie 0
EON
40
8
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
a
1
handel/logistieke bedrijven
40
8
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
a
2
Eurofrigo
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
3
LNG Terminal
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
4
ECT
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
5
APM
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
6
Lyondell
40
8
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
a
7
Nestle Oil
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
8
DFDS
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
9
MOT
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
10
erts bedrijf
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
11
kantoren/lege ruimte/parkeerplaats
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
12
Doaunekantoor
300
-
[personen]
Bron: risicokaart [4]
Autonome ontwikkeling en planontwikkeling MV2-1
APMT
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-2
RWG
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-3
Kantoor APMT
233
-
[personen]
Bron: HVG [3]
c
MV2-4
Kantoor RWG
233
-
[personen]
Bron: HVG [3]
c
MV2-5
-
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-6
-
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-7
-
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-8
-
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
MV2-9
-
5
1
[personen/hectare]
Bron: HVG [3]
b
a.
Uitgaande van ‘industriegebied-midden’, met 100% van de personen aanwezig in de dagperiode en 20% in de nachtperiode;
b.
Uitgaande van ‘industriegebied-personeelsdichtheid laag, met 100% van de personen aanwezig in de dagperiode en 20% in de nachtperiode;
c.
2
2
Uitgaande van 1 persoon per 30 m bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.) en 7.000 m b.v.o op de containerterminals Prinses Amaliahaven-oost en -west.
Effectbeschrijving externe veiligheid Het plaatsgebonden en groepsrisico is voor de huidige situatie, autonome ontwikkeling en de kortsluitroute doorgerekend met behulp van RBM II [1]. Plaatsgebonden risico In tabel 4 zijn de afstanden van de risicocontouren per scenario vermeld. Deze afstanden zijn gegeven vanaf de as van het spoor.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 44 -
Onherroepelijk
Tabel 4: Risicocontouren voor plaatsgebonden risico per scenarioa Trajectdeel Ab
Scenario
Trajectdeel Bc
Plaatsgebonden risicocontour -5
10
-6
10
-7
10
-8
10
-5
-6
-7
10
10
10
-
Huidige situatie (2010)
n.a.
n.a.
d
22 meter
244 meter
-
-
-
Autonome ontwikkeling (2020)
n.a.
d
n.a.
d
22 meter
244 meter
-
-
-
Planontwikkeling Kortsluitroute (2020)
n.a.
d
n.a.
d
22 meter
247 meter
n.a.
a.
De afstanden zijn gegeven vanaf de as van het spoor;
b.
Betreft het traject van de reeds aanwezige spoorlijn van de Hartelhaven naar E.ON;
c.
Betreft het nieuwe traject ‘Kortsluitroute spoor’;
d.
Niet aanwezig.
d
n.a.
d
Groepsrisico Het groepsrisico is doorgerekend met RBM II [1]. In de figuren 4 tot en met 6 zijn de berekende groepsrisico’s van de scenario’s huidige situatie, autonome ontwikkeling of planontwikkeling Kortsluitroute wordt een groepsrisico weergegeven.
Figuur 4: Groepsrisico huidige situatie (2010)
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 45 -
-8
10
d
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
n.a.
d
n.a.
d
Figuur 5: Groepsrisico Autonome ontwikkeling (2020)
Figuur 6: Groepsrisico Planontwikkeling (2020)
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 46 -
Onherroepelijk
Samenvatting In onderstaande tabel zijn de resultaten voor verschillende criteria van de autonome situatie en planontwikkeling weergegeven ten opzichte van de huidige situatie. Tabel 5: Beoordeling huidige, autonome en plan situatie t.a.v. externe veiligheid Deelaspect
Criterium
Huidig
Autonoom
Kortsluitroute
Externe veiligheid
Plaatsgebonden risico
0
0
0
Groepsrisico
0
0
0
0
0
0
Totaal
Conclusies
In de huidige situatie en de autonome ontwikkeling doen zich geen knelpunten voor ten aanzien van de externe veiligheid. Dit geldt zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico;
Voor het plaatsgebonden risico geldt dat er zich zowel in de huidige situatie als in de toekomstige situaties geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 voordoet;
Als gevolg van de planontwikkeling (Kortsluitroute spoor) doen zich geen knelpunten voor ten aanzien van de externe veiligheid. Dit geldt zowel voor het plaatsgebonden risico als het groepsrisico.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 47 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Referenties [1]
Ministerie van Verkeer en Waterstaat & AVIV, RBM II, versie 1.3.0 build 247, 30 oktober 2008;
[2]
MER A en B, bijlage EV, annex 4 pagina 2;
[3]
Ministerie van VROM, Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico (versie 1.0), november 2007;
[4]
www.risicokaart.nl, bezocht 11 januari 2011.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 48 -
Onherroepelijk
PLANREGELS
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen 1.1
Plan:
Het bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Maasvlakte 2 van de gemeente Rotterdam.
1.2
Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0599.BP2049Verbindboog-oh01 met de bijbehorende regels.
1.3
Archeologisch deskundige:
Het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam (BOOR) of een andere door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige.
1.4
Bebouwing:
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.5
Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak;
1.6
Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.7
Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.8
Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 49 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
1.9
Horeca:
Een ruimte bestemd voor het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse dan wel elders te nuttigen etenswaren en dranken.
1.10
NAP:
Normaal Amsterdams Peil.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 50 -
Onherroepelijk
1.11
Nutsvoorzieningen:
Voorzieningen van openbaar nut zoals nautische voorzieningen (o.a. radarposten), transformatiehuisjes, gasreduceerstations, multidisiplinaire faciliteiten voor de (overheids-) hulpdiensten en voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling.
1.12
Peil:
a. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van de kruin van de weg; b. Voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang na voltooiing van de aanleg van dat terrein. c. Indien een bouwwerk aan meer dan een weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 51 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 52 -
Onherroepelijk
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
de bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2
de oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 53 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 54 -
Onherroepelijk
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 Verkeer 3.1
Bestemmingsomschrijving
1. De voor ''Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (rail)verkeerswegen, fiets- en voetpaden; b. parkeervoorzieningen; c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. geluidwerende voorzieningen; e. bescherming van (mogelijke) archeologische waarden; f. verkooppunten voor motorbrandstoffen, exclusief LPG, en daarbij behorende horecavoorzieningen; g. groenvoorzieningen; h. nutsvoorzieningen; i. kabels en leidingen. Eén en ander met de daarbij behorende bouwwerken.
3.2
Bouwregels
1. Op of in de in het eerste lid bedoelde gronden mogen uitsluitend binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat: a. de hoogte van gebouwen ten hoogste 15 meter mag bedragen;
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 55 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar toegekende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van (mogelijk) aanwezige archeologische waarden. 4.2
Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd volgens de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen. 4.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden in de in artikel 4.1 bedoelde gronden te ontgraven beneden NAP -20 meter. 2. Het in artikel 4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die: a. het normale onderhoud en beheer betreffen; b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt; c. mogen worden uitgevoerd op grond van een reeds verleende vergunning. 3. De vergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. 4. Voor zover de in artikel 4.1 genoemde werken en werkzaamheden, dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan, kunnen leiden tot een verstoring van in de grond aanwezige archeologische waarden kunnen aan de vergunning in ieder geval een of meer van de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden; b. de verplichting tot het doen van opgravingen; c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waarde - Archeologie' geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 56 -
Onherroepelijk
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 57 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Artikel 6 Algemene gebruiksregels 1. Onder een strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de gronden en opstallen voor: a. (Bedrijfs)woningen; b. LPG verkooppunten; c. (Bedrijfs)woningen; d. Spoorwegemplacementen.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 58 -
Onherroepelijk
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels 7.1
Meetverschillen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van dit bestemmingsplan indien op ondergeschikte punten een geringe afwijking in de begrenzing, het beloop of het profiel van een weg, de ligging of de vorm van een terrein c.q. waterloop of de hoogte van een bouwwerk in het belang van een behoorlijke bebouwing c.q. inrichting noodzakelijk is, dan wel de noodzaak daartoe bij uitzetting van het plan op het terrein blijkt. 7.2
10% regeling
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bepalingen van dit bestemmingsplan ten behoeve van een vermeerdering van de voorgeschreven maten met betrekking tot de bouwhoogte van gebouwen en bouwweken, geen gebouwen zijnde, mits de vermeerdering niet meer dan 10% bedraagt. Deze bevoegdheid geldt niet voor het in het plan opgenomen maximale bruto-vloeroppervlak van horecavoorzieningen.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 59 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Artikel 8 Overige regels De gebieden die onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan zijn onderdeel van een gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in de Wet geluidhinder zoals dat eerder is vastgesteld bij bestemmingsplan Maasvlakte 2.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 60 -
Onherroepelijk
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 9 Overgangsrecht 9.1
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 9.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%. d. Lid 9.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 9.2
Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 9.2sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Lid 9.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 61 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011
Artikel 10 Slotregel 10.1
Citeertitel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Maasvlakte 2, gemeente Rotterdam.
9V9823.A0/R062/901305/Nijm
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor
118 november 2011
- 62 -
Onherroepelijk
VERBEELDING
Bestemmingsplan Verbindingsboog Kortsluitroute Spoor Onherroepelijk
- 63 -
9V9823.A0/R062/901305/Nijm 18 november 2011