Ingenieursbureau
Bestemmingsplan Lombardijen Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
Projectcode MR11002 Datum
Versie
26 januari 2012
0.3
Projectnummer 2011-0002 Opdrachtgever Cluster Stadsonwikkeling Opsteller P.Bruijkers Projectbegeleider T. van Hille
Inhoudsopgave 1.
Inleiding
4
2.
Toelichting op het bestemmingsplan
5
3.
Wet- en regelgeving
6
3.1
Algemeen
6
3.2
Transport van gevaarlijke stoffen
7
3.3
Inrichtingen
9
3.4
Provinciaal groepsrisicobeleid
9
3.5
Gemeentelijk beleid
10
3.6
VRR beleid
10
4.
Effecten en risico’s
12
4.1
Effecten
12
4.2
Bronnen en mogelijke maatregelen
12
4.3 4.3.1 4.3.2 4.3.3 4.3.4 4.3.5
Risico’s Risico A15 Risico spoor LPG tankstation LPG route Conclusie
12 12 13 16 16 17
5.
Uitwerking CHAMP-plichten
18
5.1
Algemeen
18
5.2
Uitwerking communicatieplicht
19
5.3
Uitwerking horizonplicht
20
5.4
Uitwerking anticipatieplicht
20
5.5
Uitwerking motivatieplicht
20
5.6 5.6.1 5.6.2
Uitwerking preparatie plicht VRR advies Behandeling van het VRR advies
20 20 21
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
2 van 25
6.
Verantwoording
22
7.
Referenties
24
Bijlage
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
3 van 25
1.
Inleiding Voor Lombardijen wordt een nieuw bestemmingsplan gemaakt. Het bevoegd gezag moet in dit kader, op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (c-RNVGS) een gemotiveerd besluit nemen over het groepsrisico externe veiligheid. Het bevoegd gezag moet verantwoording afleggen over de afwegingen die geleid hebben tot het besluit. Een specifiek onderzoek naar de externe veiligheidsaspecten van het bestemingsplan is verricht [1]. In dit document worden de onderzoeksresultaten gebruikt voor de uitwerking van de verantwoording groepsrisico externe veiligheid. Door Gedeputeerde Staten (G.S.) van Zuid-Holland is deze motivatieplicht vertaald naar de zogenoemde CHAMP-plichten (Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie). Bij de vaststelling van het bestemmingsplan wordt door de provincie gekeken of de uitwerking van het CHAMP-besluit als procesinstrument in voldoende mate is toegepast. Het CHAMP-besluit van G.S. betekent dat bij de stukken van het bestemmingsplan een document aanwezig moet zijn waaruit blijkt hoe invulling is gegeven aan de verantwoordingsplicht van het groepsrisico, de CHAMP methodiek kan hierbij gebruikt worden maar is niet verplicht. De onderdelen uit de CHAMP-plichten moeten, bij het volgen van een andere methodiek, uiteraard wel worden uitgewerkt. In dit rapport wordt de CHAMP methodiek gevolgd. De verantwoordelijke ambtelijke dienst voor de voorbereiding van de bestuurlijke verantwoording is de gemeentelijke dienst Stedelijke Ontwikkeling (SO). Deze rapportage is door het Ingenieursbureau van Gemeentewerken Rotterdam (IGWR) opgesteld in opdracht van SO. De VRR brengt haar advies zelfstandig uit aan B&W. Het advies van de VRR is integraal overgenomen en behandeld in dit document. Deze rapportage vormt het vereiste document voor de verantwoording van het groepsrisico ten behoeve van de vaststelling van het bestemmingsplan Lombardijen.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
4 van 25
2.
Toelichting op het bestemmingsplan Lombardijen bestaat uit zeven buurten. Alle buurten zijn met elkaar verbonden door 2 ringwegen. Op Smeetsland na is elke buurt uitgesplitst naar 2 woongroepen. De invulling van de buurten in de jaren zestig is op het niveau van de verkaveling een aanzienlijke wijziging zichtbaar. In plaats van gestapelde bouw en grondgebonden woningen te mixen, is laagbouw en hoogbouw apart in grote eenheden bij elkaar geplaatst. In het bestemmingsplan Lombardijen worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplangebied ligt in Lombardijen. Aan de zuidkant van het plangebied ligt de rijksweg A15 en de Betuwelijn, ten oosten ligt de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht. Figuur .1: Locatie plangebied (bolletjeslijn geeft de plangrens weer)
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
5 van 25
3.
Wet- en regelgeving
3.1
Algemeen Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen dient rekening te worden gehouden met de wet- en regelgeving ten aanzien van externe veiligheid. De regelgeving en het beleid voor externe veiligheid is gebaseerd op de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico, en maakt onderscheid in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Plaatsgebonden risico en groepsrisico Het beleid voor externe veiligheid is gebaseerd op de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans dat er in een jaar op een bepaalde plaats een persoon die daar permanent onbeschermd aanwezig is, ten gevolge van een verondersteld ongeval van de betreffende activiteit komt te overlijden. Het plaatsgebonden risico is onafhankelijk van het aantal aanwezigen in de omgeving van de risicobron. De norm in Nederland is dat het plaatsgebonden risico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 10-6 per jaar. Dat betekent dat personen die op een plaats met een dergelijke kans permanent aanwezig zijn, niet vaker dan eens in de miljoen jaar zullen overlijden als gevolg van een ongeval van de betreffende risicobron. Het groepsrisico is afhankelijk van de specifieke omstandigheden. Nadat is bepaald welke ongevallen voor de betreffende risicobron maatgevend zijn, wordt gebruikmakend van de bevolkingsgegevens uitgerekend hoe groot het aantal slachtoffers in de omgeving van de risicobron als gevolg van deze ongevallen zal zijn. Door deze gegevens te combineren met de kans dat deze ongevallen zich in een jaar voordoen, wordt het groepsrisico verkregen. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin voor verschillende aantallen slachtoffers de kansen (per jaar) worden gegeven. De norm voor het groepsrisico is geen harde wettelijke norm maar is gedefinieerd als een oriënterende waarde. De norm is afhankelijk gesteld van het aantal dodelijke slachtoffers dat zich bij een kans op een bepaald ongeval voordoet. Hoe hoger het aantal dodelijke slachtoffers hoe lager de kans moet zijn op een dergelijk ongeval. De norm voor het groepsrisico wordt meestal weergegeven als een lijn in de grafiek waarin de relatie tussen kans en aantal dodelijke slachtoffers wordt weergegeven. De maat voor het groepsrisico wordt weergegeven als overschrijdingsfactor 1 van de oriënterende waarde. Een factor kleiner dan 1 betekent dat het groepsrisico kleiner is als de oriënterende waarde, als de factor groter is 1 dan is het groepsrisico groter dan de oriënterende waarde. De oriënterende waarde is geen wettelijke norm, maar een beleidsdoelstelling. Die over- of onderschrijdingsfactor is de maximale waarde, welke gerepresenteerd wordt door de plek in de f/N-grafiek waar bij een bepaald aantal slachtoffers de verhouding in kans (frequentie) tussen de groepsrisicocurve en de oriënterende waarde voor het groepsrisico het grootst is. De maximale waarde wordt berekend door de frequentie van de groepsrisico-curve te delen door de frequentie van de oriëntatiewaarde bij hetzelfde aantal slachtoffers. Een maximale waarde groter dan 1 betekent een overschrijding van de oriënterende waarde. Bij deze maximale overschrijdingsfactor wordt tevens het daarbij horende aantal slachtoffers vermeld. Bij een waarde kleiner dan 1 is er dus geen sprake van overschrijding maar van onderschrijding (factor is kleiner dan1). In onderstaande figuur (figuur 2) is behalve de oriënterende waarde ook aangegeven hoe de overschrijdingsfactor (blauwe pijlen) wordt bepaald. De linker blauwe pijl geeft een onderschrijding van de oriënterende waarde weer en de rechterpijl een overschrijding. 1
Definitie: in de f/n curve het verschil in kans bij een gegeven aantal slachtoffers
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
6 van 25
Figuur 2: voorbeeldgrafiek van het groepsrisico
Cum. Freq. [1/ jr]
1,00E-05
Orientatiewaarde
1,00E-07
1,00E-09 10
100
1000
10000
Aantal slachtoffers [N]
Verantwoording groepsrisico Bij de ontwikkeling van RCD speelt externe veiligheid een belangrijke rol. Het groepsrisico externe veiligheid verandert en dit betekent dat het bevoegde gezag op basis van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (c-RNVGS) en het CHAMP-besluit van de provincie Zuid-Holland een gemotiveerd besluit moet nemen in het kader van bestemmingsplanprocedures. Het bevoegde gezag moet aan de burger verantwoording afleggen over de afwegingen die geleid hebben tot het besluit. Door Gedeputeerde Staten (G.S.) van Zuid-Holland is deze motivatieplicht vertaald naar de zogenoemde CHAMP-plichten (Communicatie, Horizon, Anticipatie, Motivatie en Preparatie). Bij de toetsing door de provincie aan haar provinciaal belang op het gebied van groepsrisico wordt bij de vaststelling van bestemmingsplannen gekeken of de uitwerking van het CHAMP-besluit als procesinstrument in voldoende mate is toegepast. Het beleid van G.S. betekent dat uit een document moet blijken hoe invulling is gegeven aan de CHAMP-plichten. De bestuurlijke verantwoording is dus pas bij vaststelling van het bestemmingsplan en bij de milieuvergunningverlening aan de orde.
3.2
Transport van gevaarlijke stoffen
2
Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het plaatsgebonden risico en de oriënterende waarde voor het groepsrisico zoals hierboven is aangegeven. Het belangrijkste beleidsdocument is daarbij de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (n-RNVGS) 2 . In de ‘Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen’ (VNG, 1998) is een praktische uitwerking weergegeven van de nota. Volgens de n-RNVGS
Ministerie I&M, februari 1996
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
7 van 25
kan het (lokaal of regionaal) bevoegd gezag gemotiveerd afwijken van de oriënterende waarde. In augustus 2004 is door het Rijk de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (c-RNVGS) 3 uitgebracht. De circulaire gaat ondermeer in op de toepassing van de risicobenadering bij omgevingsbesluiten. Ingaande 1 januari 2010 is de circulaire gewijzigd 4 . De wijziging heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en over het water. Met de wijziging wordt geanticipeerd op de toekomstige algemene maatregel van bestuur (AMvB) Transport van gevaarlijke stoffen (“Basisnet”). In deze recente wijziging van de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt voorgeschreven dat bij onderzoeken rekening moet worden gehouden met de meest actuele inzichten in de omvang en samenstelling van toekomstige vervoerstromen. In dit geval gaat het om de prognose uit 2007 die gemaakt is in het kader van de beleidsontwikkeling voor het toekomstige Basisnet Spoor. Met de komst van de AMvB Vervoer gevaarlijke stoffen worden twee nieuwe begrippen geïntroduceerd voor Basisnet transportroutes: o het plasbrandaandachtgebied: dit is het gebied tot 30 meter van de rand van de weg of het spoor waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening moet worden gehouden met de effecten van een plasbrand; o de veiligheidszone: dit is de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr van een bepaald tracé, bij de maximale gebruiksruimte van het transport van gevaarlijke stoffen van dat tracé. Basisnet (de toekomstige AMvB Vervoer gevaarlijke stoffen) Het aantal knelpunten op het gebied van veiligheid en ruimtelijke ontwikkeling neemt toe. Dit komt door bebouwing vlakbij wegen, water en spoor, maar ook door een sterke toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen. Om ervoor te zorgen dat het vervoer van gevaarlijke stoffen ook in de toekomst mogelijk blijft, wil het kabinet het vervoer gaan reguleren met het Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen. Bij het Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen worden alle hoofdvaarwegen, rijkswegen en spoorwegen ingedeeld in categorieën. Elke categorie geeft de mate aan waarin er beperkingen gelden voor vervoer en/of ruimtelijke ontwikkeling. Transportbedrijven weten hierdoor precies over welke routes ze wel of niet kunnen vervoeren. Ook staan in het Basisnet regels voor nieuwe bestemmingsplannen in de buurt van weg, water en spoor. Het is de bedoeling dat het Basisnet vrij van knelpunten wordt opgeleverd. Dit betekent dat er geen kwetsbare objecten binnen de plaatsgebonden risicocontour (10-6/jr) mogen liggen. Het doel van het Basisnet is om de spanning tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid te beheersen door het wettelijk vastleggen en borgen van gebruiksruimtes voor het vervoer en veiligheidszones voor ruimtelijke ordening. In dit kader zullen afspraken worden gemaakt tussen Rijk en provincies / gemeenten over de toegestane risicoruimte per traject en zal, bij voorkeur, gecombineerd transport van brandbare gassen en zeer brandbare vloeistoffen (verder te noemen “samenlading”) zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het wetsvoorstel is op 4 maart 2011 door de Ministerraad aanvaard en vervolgens voor advies naar de Raad van State gezonden. Dat advies wordt voor de zomer verwacht. Vervolgens wordt verwacht dat in de loop van 2011 jaar de
3
De Circulaire RNVGS is gepubliceerd in de Staatscourant op 4 augustus 2004 (nr. 147, pag. 16). Besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering ververvoer gevaarlijke stoffen gelet op de voorgenomen invoering van het Basisnet (Staatscourant 22-12-2009). 4
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
8 van 25
3.3
circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen wordt gewijzigd overeenkomstig de Basisnet afspraken en dat in 2012 de AMvB Vervoer gevaarlijke stoffen wordt vastgesteld. Een aandachtszone van 200 meter aan weerszijde van een transportroute vloeit voort uit de Nota Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen, de afweging van vervoer, veiligheid en omgeving (n-RNVGS) 5 . De betekenis is dat er in principe geen beperkingen aan het ruimtegebruik worden gesteld in het gebied buiten 200 m van de rand van een transportroute voor gevaarlijke stoffen. Binnen de zone van 200 meter kunnen beperkingen aan nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen worden gesteld, dit is afhankelijk van de 10-6/jr risicocontour. Het groepsrisico dient altijd verantwoord te worden. Zowel binnen als buiten de 200 meter zone kunnen eisen worden gesteld aan de zelfredzaamheid van personen en de bestrijdbaarheid van incidenten. Het toekomstige Besluit transport externe veiligheid (Btev) maakt het mogelijk dat ook voor een gebied buiten de 200 meter van de infrastructuur aanvullende veiligheidsmaatregelen kunnen worden getroffen en dat hiervoor een advies aan de veiligheidsregio moet worden gevraagd. 6
Inrichtingen Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij in dit geval om LPG-tankstations. Het besluit kan gevolgen hebben voor ontwikkelingen in ruimtelijke plannen.
3.4
Provinciaal groepsrisicobeleid Provinciale Structuurvisie De Provincie Zuid-Holland is van mening dat in het kader van de groepsrisicoverantwoording in plannen aannemelijk moet worden gemaakt, dat als de oriëntatiewaarde wordt overschreden, daar op termijn in de eindsituatie aan wordt voldaan. Zij beschouwt dat als een provinciaal ruimtelijk belang. Beleidsplan Externe Veiligheid In dit beleidsplan wordt een nadere invulling gegeven van het provinciale belang. Bij de verantwoording groepsrisico kijkt de provincie zowel naar de mogelijkheden van het nemen van maatregelen als naar het niveau van de hulpverlening, de zelfredzaamheid en de bestrijdbaarheid in het gebied. Indien maatregelen niet ruimtelijk (bestemmingsplan) te borgen zijn, dan kunnen zij in een apart raadsbesluit genomen kunnen worden of in een convenant tussen de bij de maatregelen betrokken partijen. Bij een goede motivatie van de andere belangen dan externe veiligheid kan een ontwikkeling waarbij een overschrijding van de oriëntatiewaarde ontstaat of blijft bestaan en/of waarbij onvoldoende sprake is van adequate hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid toch worden geaccepteerd.
6
Ambtelijk concept van het Btev, november 2008, art. 6 (art. 3.37 Wro).
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
9 van 25
3.5
Gemeentelijk beleid Het Rotterdams groepsrisicobeleid wordt vormgegeven door een uitgesproken ambitie over het groepsrisico, heldere procesafspraken tussen partijen, een afwegingskader in relatie tot de hoogte van het groepsrisico inclusief een Externe Veiligheidskaart voor Rotterdam. De algemene ambitie van Rotterdam met betrekking tot het groepsrisico is als volgt. Rotterdam streeft voor stad en haven naar een situatie waarbij het groepsrisico voor alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en/of uitbreidingen van risicovolle activiteiten zo laag mogelijk is, en waarbij tevens geldt dat, bij voorkeur, de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Uitgangspunt van het beleid is dat er voldoende ruimte is voor de ruimtelijke- en economische ambities van de stad en de haven, maar dat initiatiefnemers het noodzakelijke doen om de risico’s als gevolg van die ontwikkelingen zo laag mogelijk te houden. Het is niet de bedoeling om ruimtelijke ontwikkelingen of activiteiten van bedrijven op voorhand tegen te houden of te beperken. Rotterdam probeert deze ambitie in drie stappen te bereiken. 1. Door te streven naar een situatie die de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. 2. Als dat niet haalbaar is wordt er naar gestreefd het GR niet toe te laten nemen. 3. Indien dit niet realistisch is wordt bezien of het mogelijk is om door middel van maatwerk tot een zo verantwoord mogelijk GR te komen. Inhoudelijke afweging groepsrisico De kerngedachte bij de verantwoording is: hoe hoger het groepsrisico hoe zwaarder de verantwoording en daarmee ook de inhoudelijke betrokkenheid van het bestuur en de omvang van de te nemen maatregelen. Bij de verantwoording groepsrisico worden drie categorieën onderscheiden: licht, middel en zwaar. De zwaarte uit zich in de omvang van de onderbouwing, de inzet van betrokken partijen, de mate van betrokkenheid van het bestuur en de voorgeschreven maatregelen ten behoeve van hulpverlening en rampvoorbereiding. De hoogte van het groepsrisico bepaalt in welke categorie een besluit wordt geplaatst. Het vernieuwende in deze aanpak is een directe koppeling tussen de ernst en de omvang van risico’s en de zwaarte en uitgebreidheid van het verantwoordingsproces en de bestuurlijke afweging. Ten behoeve van een goede beoordeling moet ook gekeken worden naar de omvang van de stijging van het groepsrisico, het maatgevende ongevalscenario, kenmerken van de populatie en de capaciteit van hulpverlening.
3.6
VRR beleid ‘Zeer’ kwetsbare personen Voor een eenduidige externe veiligheidsadvisering is binnen de regio Rotterdam-Rijnmond door het Algemeen Bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) op 26 april 2010 de Rapportage Uitgangspunten Scenarioanalyse Externe Veiligheid ten behoeve van advisering bij ruimtelijke ordening vastgesteld. In de vastgestelde scenarioanalyse is onder andere opgenomen dat de VRR bij ontwikkelingen binnen de 100% letaliteitcontour 7 van het worstcase scenario adviseert geen ‘zeer’ kwetsbare bestemmingen te realiseren. Dit geldt alleen bij hittestraling- en/of 7
Binnen dit gebied komt 100% van de aanwezige personen te overlijden als gevolg van een incident met gevaarlijke stoffen. Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
10 van 25
overdrukscenario’s. Bij deze scenario’s is de zelfredzaamheid van personen namelijk de enige redding. Personen die verblijven in een ziekenhuis, verpleegtehuis, penitentiaire- en psychiatrische instelling, basisschool (< 8 jaar), speciaal (basis)onderwijs, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf en een Buitenschoolse Opvang (< 8 jaar) zijn niet zelfredzaam en worden daarom als ‘zeer’ kwetsbaar aangeduid. Gebouwen waarin zich dergelijke ‘zeer’ kwetsbare personen bevinden zijn dan ook aangemerkt als ‘zeer’ kwetsbare bestemmingen. Op basis van dit beleid zal de VRR bij nieuwe ‘zeer’ kwetsbare bestemmingen binnen de 100% letaliteitcontour van een BLEVE (140 meter vanaf de rand van het spoor) negatief adviseren.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
11 van 25
4.
Effecten en risico’s
4.1
Effecten Het effect van een ongeval met gevaarlijke stoffen is per stof verschillend. Een brandbare vloeistof (bijv. benzine) kan bij uitstroming als gevolg van een calamiteit leiden tot een brand (plasbrand of wolkbrand). Het effectgebied strekt zich uit tot enkele tientallen meters van het spoor. Een uitstroming van brandbaar gas (bijv. LPG) kan leiden tot een wolkbrand, een fakkel of een BLEVE (boiling liquid expanding vapour explosion). Het effect van een BLEVE op de omgeving wordt vooral bepaald door de hittestraling als gevolg van een vuurbal met een diameter van maximaal 200 meter. Een ‘koude’ BLEVE treedt direct op bij een ongeluk, een ‘warme’ BLEVE laat enige tijd (schatting 15 tot 30 minuten) op zich wachten als gevolg van een opwarming van de tank door een brand. Het vrijkomen van toxische gassen kan tot op meerdere kilometers afstand tot dodelijke slachtoffers leiden.
4.2
Bronnen en mogelijke maatregelen Voor het plangebied geldt dat uit onderzoek is gebleken dat de risico’s (risico=kans x letaal effect) van het vervoer van gevaarlijke stoffen voornamelijk worden bepaald door de wagons met brandbaar gas en dan in het bijzonder door het ongevalscenario warme BLEVE. Het aandeel van het risico van ongevallen met brandbare vloeistoffen, toxische gassen en toxische vloeistoffen is beperkt. Het treffen van spoorse maatregelen tegen een BLEVE zou primair brongericht moeten zijn. De kans op het ontstaan van een BLEVE kan onder meer worden verlaagd door een langzamere transportsnelheid te hanteren (< 40 km/uur), de warme BLEVE-vrije samenstelling van wagons met brandbaar gas in treinen, het aanbrengen van een isolerende laag rondom tankwagons die brandbaar gas bevatten en het nemen van zodanige maatregelen aan de infrastructuur dat de kans botsingen en ontsporingen van treinen kleiner wordt. Ook het verminderen van de hoeveelheid vervoerde brandbare gassen (bijvoorbeeld door herroutering) leidt tot een verlaging van de kans dat een BLEVE ontstaat. Deze (bron)gerichte maatregelen zijn niet door de gemeente te treffen maar wel door het Rijk (risicoruimte in de toekomstige AmvB Transport van gevaarlijke stoffen (Basisnet Spoor) en door de EU (vrijheid van transport door de EU landen). De gemeente hecht eraan dat de mogelijkheden om brongerichte maatregelen te treffen optimaal worden benut.
4.3
Risico’s
4.3.1
Risico A15 PAG en Veiligheidszone Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet volgens het Basisnet voor Rijksinfrastructuur rekening gehouden worden met de veiligheidszone (dit is de maximale 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico conform Basisnet) en het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor dit deel van de A15 bedraagt, volgens de Circulaire RNVGS, de veiligheidszone 80 meter, gemeten vanaf het midden van de weg. Het plasbrandaandachtsgebied zal naar verwachting 30 meter bedragen, gemeten vanaf de rand van de weg. Beide normen hebben geen consequenties voor dit bestemmingsplan omdat deze zones buiten het plangebied liggen. Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
12 van 25
Plaatsgebonden Risico’ s Door onderzoek [1] is het PR bepaald. De norm geeft aan dat binnen de 10-6 contour van het plaatsgebonden risico geen nieuwe bestemmingen zijn toegestaan. De 10-6 contour is voor 2006 berekend op 74 meter uit het hart van de weg. De 10-6 contour is voor 2020 Basisnet berekend op 87 meter uit het hart van de weg. Deze norm heeft geen consequentie voor dit bestemmingsplan omdat deze contouren buiten het plangebied liggen. Groepsrisico Door onderzoek [1] is het GR bepaald. De berekeningen (tabel 1) laten zien dat de groepsrisico’s onder de oriënterende waarde blijven. Tabel 1: Resultaten berekeningen groepsrisico’s autosnelweg A15
4.3.2
Variant
Hoogste over- of onderschrijdingsfactor van het groepsrisico 8
Aantal slachtoffers bij de hoogste overschrijding van het groepsrisico met bijhorende frequentie
2006 2020 Basisnet
0,17 0,26
502 502
(6,8x10-9/jr) (1,0x10-8/jr)
Risico spoor PAG en Veiligheidszone Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet volgens het Basisnet voor Rijksinfrastructuur rekening gehouden worden met de veiligheidszone (dit is de maximale 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico conform Basisnet) en het toekomstige plasbrandaandachtsgebied (PAG). Voor het spoor is de veiligheidszone nog niet bekend, het plasbrandaandachtsgebied zal naar verwachting 30 meter bedragen, analoog aan het Basisnet Weg. Beide normen hebben geen consequenties voor dit bestemmingsplan omdat ontwikkelingen niet mogelijk gemaakt worden.
4.3.2.1
Risico Betuwelijn Huidige situatie Plaatsgebonden Risico Door onderzoek [1] is het PR bepaald.
8
Bij een factor groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden, bij een factor kleiner dan 1 is er geen overschrijding maar een onderschrijding.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
13 van 25
De 10-6 contour is in deze situatie berekend op 16 meter uit het hart van het spoor in geval van samenlading 9 (bont transport) en 14 meter in geval van geen samenlading (bloktreinen). Groepsrisico De berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in tabel 2. De groepsrisico’s zijn in beide situaties gelijk omdat er nauwelijks populatie aanwezig is in het effectgebied tussen de warme bleve 10 (bonte treinen) en de koude bleve. Tabel 2: Groepsrisico spoor Betuwelijn 2007 Huidige situatie
Hoogste over- of onderschrijdingsfactor van het groepsrisico
Aantal slachtoffers bij het hoogste groepsrisico met bijhorende frequentie
bonte treinen
0,01
37
(8,9x10-8/jr)
bloktreinen
0,01
37
(8,9x10-8/jr)
Autonome Ontwikkeling In de autonome ontwikkeling verandert de bebouwde omgeving aan weerszijden van het spoor niet. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is overeenkomstig de Marktprognose. Plaatsgebonden Risico De 10-6/jr contour is in deze situatie berekend op; - 75 meter uit het hart van het spoor in het geval van Marktprognose bont transport; - 19 meter uit het hart van het spoor in het geval van Marktprognose bloktransport. Groepsrisico Door onderzoek [1] is het GR bepaald. De berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in tabel 3. De groepsrisico’s zijn in beide situaties gelijk omdat er nauwelijks populatie aanwezig is in het effectgebied tussen de warme bleve (bonte treinen) en de koude bleve. Tabel 3: Autonome Ontwikkeling, groepsrisico spoor Betuwelijn 2020 Autonome ontwikkeling
Hoogste over- of onderschrijdingsfactor van het groepsrisico 11
Aantal slachtoffers bij de hoogste overschrijding van het groepsrisico met bijhorende frequentie
Marktprognose, bonte treinen Marktprognose, bloktreinen
0,02
37
(1,4x10-7/jr)
0,02
37
(1,4x10-7/jr)
9
Bij samenlading (ook wel bont transport genoemd) komen wagons met zeer brandbare vloeistoffen in dezelfde goederentrein voor als wagons met vloeibaar gas). Bij geen samenlading (ook wel bloktreinen genoemd worden deze twee categorieën stoffen in aparte treinen vervoerd. 10 Bleve: Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion. 11 Bij een factor groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden, bij een factor kleiner dan 1 is er geen overschrijding maar een onderschrijding. Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
14 van 25
De toename van het groepsrisico in het scenario van bont transport, ten opzichte van de huidige situatie (van 0,01 naar 0,02 maal de oriënterende waarde) komt voor rekening van de toename van het transport. Basisnet Berekeningen van het Rijk geven aan dat in het transportscenario van het Rijksontwerp van Basisnet, het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft. 4.3.2.2
Risico spoorlijn Rotterdam-Barendrecht Huidige situatie Plaatsgebonden Risico Door onderzoek [1] is het PR bepaald. De 10-6 contour is in deze situatie berekend op 9 meter uit het hart van het spoor in geval van samenlading en 7 meter in geval van geen samenlading. Groepsrisico De berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in tabel 4.
Tabel 4: Groepsrisico spoortraject Rotterdam-Barendrecht 2007 Huidige situatie
Hoogste over- of onderschrijdingsfactor van het groepsrisico
Aantal slachtoffers bij het hoogste groepsrisico met bijhorende frequentie
bonte treinen
5,2
1135
(4,1x10-8/jr)
bloktreinen
0,3
1661
(1,1x10-9jr)
Autonome Ontwikkeling In de autonome ontwikkeling verandert de bebouwde omgeving aan weerszijden van het spoor niet. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is overeenkomstig de Marktprognose. Plaatsgebonden Risico De 10-6/jr contour is in deze situatie berekend op; - 10 meter uit het hart van het spoor in het geval van Marktprognose bont transport; - 7 meter uit het hart van het spoor in het geval van Marktprognose bloktransport. Groepsrisico Door onderzoek [1] is het GR bepaald. De berekende groepsrisico’s zijn weergegeven in tabel 5.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
15 van 25
Tabel 5: Autonome Ontwikkeling, groepsrisico spoortraject Rotterdam-Barendrecht 2020 Autonome ontwikkeling
Hoogste over- of onderschrijdingsfactor van het groepsrisico 12
Aantal slachtoffers bij de hoogste overschrijding van het groepsrisico met bijhorende frequentie
Marktprognose, bonte treinen Marktprognose, bloktreinen
5,6
1135
(4,3x10-8/jr)
0,3
1661
(1,2x10-9jr)
De toename van het groepsrisico in het scenario bont transport, ten opzichte van de huidige situatie, (van 5,2 naar 5,6 maal de oriënterende waarde) komt voor rekening van de toename van het transport. Basisnet Berekeningen van het Rijk geven aan dat in het transportscenario van het Rijksontwerp Basisnet het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft.
4.3.3
LPG tankstation Het LPG tankstation aan de Colosseumweg valt buiten het plangebied. Bestaande bebouwing binnen het plangebied Lombardijen draagt bij aan het bestaande groepsrisico. Het groepsrisico bedraagt 0,1 maal de oriënterende waarde [1].
4.3.4
LPG route Het LPG transport v.v. het tankstation aan de Colossemweg doorkruist het plangebied en legt hierbij de volgende route af: A15-Vaanweg-Spinozaweg-Molenvliet-Colosseumweg. Het transport dient de bevoorrading van het tankstation met benzine, diesel en LPG. Hat station is gelegen op het industrieterrein Laagjes. De vergunning inzake de Wet milieubeheer van het tankstation staat een maximale doorzet toe van maximaal 1000 m3/jaar aan LPG. Het groepsrisico bedraagt 0,1 maal de oriënterende waarde [1].
12
Bij een factor groter dan 1 wordt de oriënterende waarde overschreden, bij een factor kleiner dan 1 is er geen overschrijding maar een onderschrijding. Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
16 van 25
4.3.5
Conclusie Een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan leiden tot een groot aantal dodelijke slachtoffers en gewonden. Een dergelijke calamiteit heeft een kans op voorkomen van 1 keer in de miljoen jaar of nog kleiner. Het autonome groepsrisico van de autosnelweg A15 ligt ruim (factor 3) onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico voor de Betuwelijn ligt ruim (factor 50) onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico voor de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht bedraagt minimaal 0,3 (bestcase) en maximaal 5,6 (worst-case) maal de oriënterende waarde. Basisnet zorgt voor een daling van het groepsrisico tot onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico van het LPG tankstation aan de Colosseumweg en de binnenstedelijke route door het plangebied bedraagt een factor 10 onder de oriënterende waarde. Rotterdam dringt aan op een snelle implementatie van Basisnet omdat Basisnet er toe leidt dat het groepsrisico langs het hele Rotterdamse spoor lager wordt. Om aan de streefwaarde van 1 maal de oriënterende waarde (Provinciaal beleid, circulaire RNVGS) te gaan voldoen langs de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht is Basisnet absoluut noodzakelijk. De verantwoording groepsrisico vindt plaats volgens de procesafspraken van het Rotterdamse Groepsrisicobeleid. Doordat in de autonome situatie Basisnet wettelijk nog niet is vastgesteld, moet uitgegaan worden van het hoogste groepsrisico. Dit is maximaal 5,6 (worst-case) maal de oriënterende waarde voor het groepsrisico voor de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht. Dit betekent een zware verantwoording volgens categorie 3. Deze verantwoording wordt uitgewerkt in de volgende hoofdstukken.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
17 van 25
5.
Uitwerking CHAMP-plichten
5.1
Algemeen De verantwoording van het groepsrisico houdt concreet een afweging in tussen: enerzijds de maatschappelijke kosten en baten van hetgeen als nieuwe ontwikkelingen in bestemmingsplannen mogelijk maakt wordt en; anderzijds het risico dat er een groot ongeluk plaatsvindt waarbij dodelijke slachtoffers vallen, zowel binnen als buiten het plangebied. In dit document wordt aan de hand van de CHAMP methodiek invulling gegeven aan de verantwoording van het risico van het groepsrisico. Deze methode komt overeen met de verantwoording van het groepsrisico volgens de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (c-RNVGS). De CHAMP-methodiek houdt op hoofdlijnen het volgende in: Communicatie- en informatieplicht Burgers en bedrijven hebben recht op informatie over risico´s in hun omgeving nu en in de toekomst. Die informatie moet de aard van de risicobron bevatten, het risicogebied, het soort risico, de mate van zelfredzaamheid, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en een beschrijving van de inspanningen van overheid en veroorzaker om de risico´s te beperken. Uitvloeisel van deze plicht kan een discussie zijn over de maatschappelijke aanvaardbaarheid van de activiteit, de veiligheidsdilemma’s die zich hierbij voordoen en de motivatie van het gewenste plan. Horizonplicht Bestemmingsplannen worden in de toekomst bezien. Externe veiligheid moet in dit kader worden meegenomen in de toekomstduiding. Ieder project strekt zich immers uit in de tijd en een project dat bij oplevering geen toenemend groepsrisico met zich meebrengt doet dat wellicht in de toekomst wel. Hierbij wordt een horizonperiode van 10 jaar passend gevonden. Anticipatieplicht Het gaat om maatregelen die een effect van een mogelijk incident beperkt houden (pro-actie) en de mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico, zowel nu als in de toekomst (periode van minimaal tien jaar), met betrekking tot het vervoer van gevaarlijke stoffen en de ruimtelijke ontwikkelingen en de voor- en nadelen hiervan. Motivatieplicht Dit is de plicht om te motiveren waarom een toename van het groepsrisico door het bevoegd gezag acceptabel wordt geacht. Het kan hierbij, naast planologische aspecten, gaan om financiële, economische, verkeerskundige of milieuaspecten. Ingegaan moet worden op het geaccepteerde risiconiveau en de mate van overschrijding.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
18 van 25
Preparatieplicht Deze plicht geldt voor zowel de vervoerder als voor de gemeente waardoor het vervoer plaatsvindt. Het geeft situatiegericht invulling aan de formele taak om goed voorbereid te zijn op een incident of ramp (preventie, preparatie, repressie en nazorg). Belangrijk hierbij is de voorbereiding op de bestrijding van en de beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval als bedoeld in de Wet veiligheidsregio’s. Hierbij moet aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de route of het tracé om zich in veiligheid te brengen indien zich een ramp of zwaar ongeval voordoet. De gemeente moet aangeven goed voorbereid te zijn op een incident of een ramp. Aan deze plicht wordt invulling gegeven door het Regionale Crisisplan en uitwerkingen in de vorm van rampenbestrijdingsplannen, aanvalsplannen en oefeningsplannen. Daarnaast kan in het kader van de preparatie ook extra aandacht besteed worden aan vluchtroutes of nooduitgangen, de interne hulpverleningsorganisatie, aanvalsplannen, bedrijfsnoodplannen en het bevorderen van de zelfredzaamheid.
5.2
Uitwerking communicatieplicht Communicatiestrategie Communicatie is een beleidsinstrument dat wordt ingezet. Het gaat daarbij om inzicht geven in de plannen en de achtergronden hiervan, helderheid geven over de keuzes die worden gemaakt, de fase waarin de plannen zich bevinden en de mogelijkheden die er zijn om zich te informeren of in te spreken. Toekomstige bewoners en werknemers zullen zich moeten kunnen informeren over de externe veiligheidsrisico’s in het gebied. Bekend moet zijn waar in het gebied er sprake is van een hoger risico en op welke manieren wordt geprobeerd dit risico zo klein mogelijk te houden. Voor bedrijven met een BHV organisatie betekent dit dat zij hieraan aandacht moeten besteden in het bedrijfshulpverleningsplan. Toegankelijkheid openbare stukken Dit verantwoordingsdocument zal ter visie worden gelegd bij het bestemmingsplan. Deze tervisielegging wordt bekend gemaakt door middel van gebruikelijke publicaties. Risicoregisters Milieu-informatie, waaronder informatie over externe veiligheid, is met behulp van een Geografisch Informatie Systeem (GIS) op het web online beschikbaar gesteld voor burgers, bedrijven en ontwikkelaars (http://geo.zuid-holland.nl/risicokaart_publiek/). Voor Rotterdam bevat de risicokaart o.a. gegevens van aanwezige olie- en gasleidingen, LPG-tankstations, risicovolle bedrijven en de luchthaven Rotterdam Airport. Toekomstige gebruikers van de bestemmingen in het plangebied kunnen het systeem raadplegen en informatie opvragen over de risicobronnen in het gebied. De gemeente voorziet instanties en bewoners van informatie over calamiteiten (zie ook www.nederlandveilig.nl/noodsituaties).
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
19 van 25
5.3
Uitwerking horizonplicht De gevolgen dienen in beeld te gebracht te worden uitgaande van de situatie van de bronkant (de risicobronnen) en van de ontvangerskant (bewoners, gebruikers), voor zowel de huidige als toekomstige situatie. De doorlooptijd van 10 jaar van dit bestemmingsplan voldoet aan het tijdscriterium van ten minste 10 jaar dat gesteld wordt aan de toekomstige situatie. Dit voor wat betreft de ruimtelijke ontwikkeling. Vanuit het transport bezien is de horizon beschreven in hoofdstuk 4 (situatie Basisnet).
5.4
Uitwerking anticipatieplicht Beleidsontwikkeling vindt plaats over herroutering en regulering van het toekomstige vervoer van wagons met brandbaar gas. In het kader van deze discussie (Basisnet) zet de Gemeente Rotterdam in op het gescheiden vervoer van de categorieën brandbaar gas en zeer brandbare vloeistoffen, het zogenoemde verbod op samenlading (BLEVE-vrij rijden). Alleen een dergelijk verbod kan, in combinatie met regulering en herroutering (IJssellandroute) er voor zorgen dat het groepsrisico langs het spoor door de stad aanmerkelijk wordt teruggebracht. Het groepsrisico van de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht zal dan minder dan 1 maal de oriënterende waarde bedragen. Voor de spoortransporten zullen op Rijksniveau afspraken (Rijksontwerp van juli 2010) gemaakt worden in het kader van het project Basisnet. Dit zal in de toekomst (2012) leiden tot de AMvB transport van gevaarlijke stoffen. Voor de verantwoording van het groepsrisico volgens het Rotterdamse beleid betekent dit het volgende. Stap 1 Het is alleen te voorkomen dat het groepsrisico onder de oriënterende waarde blijft door het slopen van bestaande gebouwen langs de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht. Dit is geen reële optie. Stap 2 Het groepsrisico neemt niet toe. Stap 3 Het bestemmingsplan Lombardijen valt tot de categorie projecten waarvoor een zware verantwoording van het groepsrisico geldt. Deze verantwoordingsplicht wordt in dit document uitgewerkt.
5.5
Uitwerking motivatieplicht In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.
5.6
Uitwerking preparatie plicht
5.6.1
VRR advies De brief van de Algemeen directeur van de advies van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (VRR) aan het college van B&W is opgenomen in bijlage 1. Hieronder volgt, cursief weergegeven, het advies uit deze brief. De Veiligheidsregio RotterdamRijnmond adviseert om de volgende voorzieningen te realiseren, teneinde de risico’s te beperken en de zelfredzaamheid en de mogelijkheden voor de hulpverlening te vergroten:
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
20 van 25
1.
2.
3.
4.
Met betrekking tot eventuele nieuwe ontwikkelingen geldt dat bij een toxische wolk de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen verbeterd kunnen worden door gebouwen geschikt te maken om enkele uren in te schuilen. Hiervoor dienen deuren, ramen en ventilatieopeningen afsluitbaar te zijn en het luchtverversingssysteem uitgeschakeld te kunnen worden. Herontwikkeling en/of vervangende nieuwbouw binnen de 1% letaliteitcontour (35 meter vanuit de rechterrijbaan) van de route A15, Vaanweg, Spinozaweg, Molenvliet en Colosseumweg, dusdanig te realiseren dat deze beschermd is tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) als gevolg van een plasbrand. Hierbij kan voor de gevels gericht naar de route (A15, Vaanweg, Spinozaweg, Molenvliet en Colosseumweg) en de dakconstructie gedacht worden aan blinde gevels of het beperken van het glasoppervlak. De gevels en het glasoppervlak die gericht zijn naar deze risicobron behoren bestand te zijn tegen een warmtestralingsflux > 23 2 kW/m . Bij de eventuele bouwvergunningverlening zal bij de brandpreventieve toets rekening worden gehouden met de effecten van een fakkelbrand op de gevel. Het plangebied laten voldoen aan de bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening zoals gesteld conform de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (NVBR). Dit behoort ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de afdeling OI&P van de Regionale Brandweer Rotterdam-Rijnmond District zuid. Draag zorg voor een goede voorlichting en instructie van de aanwezigen personen zodat men weet hoe te handelen tijdens een calamiteit door middel van de campagne “Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand”.
Resteffect De beschouwde risicobronnen kunnen in de voorziene plannen tot incidenten leiden die vallen in maatrampklasse I (toxisch scenario op het spoortraject Barendrecht vork – Barendrecht aansluiting) en maatrampklasse IV (BLEVE LPG tankwagen op de Molenvliet en BLEVE op het spoortraject Rotterdam – Dordrecht). De maatrampklasseschaal loopt op van I tot en met V, waarbij III beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten. Voor maatrampklasse IV zal hulp van omliggende (veiligheids)regio’s ingeschakeld moeten worden. De genoemde maatregelen hebben nauwelijks tot geen kwantificeerbaar effect op het berekende aantal slachtoffers. Echter, de kans op het zich catastrofaal ontwikkelen van een incident neemt af en de effecten kunnen verder teruggedrongen worden. 5.6.2
Behandeling van het VRR advies Tan aanzien van dit advies overwegen wij het volgende. Ad.1. Nieuwe ontwikkelingen Deze vinden niet plaats. Het ‘safe haven’ advies is dus niet aan de orde. Ad.2. Bouwkundige maatregelen bij herontwikkeling en/of vervangende nieuwbouw Herontwikkelingen worden beschouwd als nieuwe ontwikkelingen, deze vinden niet plaats. Aan vervangende nieuwbouw kunnen bij het afgeven van een Wabo vergunning (voorheen bouwvergunning) geen bouwkundige eisen worden gesteld die verder gaan dan het Bouwbesluit. Dit punt is dus niet aan de orde. Ad.3. Bereikbaarheid, ontsluiting en bluswatervoorziening Het bestemmingsplan biedt niet het wettelijke kader om deze maatregelen en voorzieningen op te nemen in de regels. Het bestemmingsplan maakt het wel mogelijk dat deze maatregelen en voorzieningen ruimtelijk mogelijk gemaakt worden, maar voorziet daar zelf niet in. Ad.4. Voorlichting en instructie Dit zal via reguliere overheidsvoorlichting plaatsvinden.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
21 van 25
6.
Verantwoording Een calamiteit met gevaarlijke stoffen kan leiden tot een zeer groot aantal dodelijke slachtoffers en gewonden. Een dergelijke calamiteit heeft een kans op voorkomen van minder dan 1 keer in de miljoen jaar. Dit is in vergelijking met andere ongevalkansen van andere gebeurtenissen klein. Als voorbeeld kan worden genoemd een kans van eenmaal op 10.000 jaar op een overstroming. Dit verklaart waarom het risico, uitgedrukt als kans maal effect, maatschappelijk gezien toch aanvaardbaar zou kunnen zijn. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat het groepsrisico vanuit de ruimtelijke omgeving bezien niet verandert. Het groepsrisico kan wel veranderen door de verandering (groei) van het toekomstige transport van gevaarlijke stoffen. Dit wordt het autonome groepsrisico genoemd. Het autonome groepsrisico van de autosnelweg A15 ligt ruim (factor 3) onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico voor de Betuwelijn ligt ruim (factor 50) onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico voor de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht bedraagt minimaal 0,3 (bestcase) en maximaal 5,6 (worst-case) maal de oriënterende waarde. Basisnet zorgt voor een daling van het groepsrisico tot onder de oriënterende waarde. Het autonome groepsrisico van het LPG tankstation aan de Colosseumweg en de binnenstedelijke route door het plangebied bedraagt een factor 10 onder de oriënterende waarde. De gemeente heeft geen bevoegdheid over het transport van gevaarlijke stoffen, het risico van dit transport staat op gespannen voet met de opgave tot het verdichten van de bebouwing in Rotterdam. Overleg met het Rijk heeft plaatsgevonden over de gevolgen van het toekomstige transport door het stationsgebied. Hierbij wordt gekeken naar de kansen van Basisnet om tot risicoreductie te komen. De wettelijke verankering van het Basisnet in de AMvB Vervoer van gevaarlijke stoffen (verwacht in 2012) zal leiden tot een verdere verlaging van het groepsrisico tot onder de oriëntatiewaarde. Voldaan wordt aan het gemeentelijke beleidskader voor de verantwoording van het groepsrisico. Door deze maatwerk aanpak is invulling gegeven aan de categorie projecten met een zware verantwoordingsplicht uit het Rotterdamse Groepsrisicobeleid. De verantwoording groepsrisico wordt expliciet aan het bevoegde gezag voorgelegd door het nemen van een besluit op basis van dit document. Ten aanzien van het advies van de VRR wordt geconcludeerd dat: - enerzijds de adviezen niet relevant zijn doordat nieuwe ontwikkelingen niet mogelijk worden gemaakt in dit bestemmingsplan; en - anderzijds de wettelijke basis ontbreekt om binnen dit bestemmingsplan de gewenste voorzieningen te kunnen realiseren.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
22 van 25
Alles overwegende wordt mede op basis van het hierboven geschetste veiligheidskader, het volgende geconcludeerd. Het bevoegde gezag van de gemeente Rotterdam wordt geadviseerd de autonome risico’s externe veiligheid van de hierboven genoemde risicobronnen en in het bijzonder het groepsrisico van maximaal 5,6 maal de oriënterende waarde, dat maximaal mogelijk is met de huidige ruimtelijke omgeving van Lombardijen en met het maximaal mogelijke transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijn Rotterdam-Barendrecht, aanvaardbaar te achten. Dit groepsrisico van dit spoortracé is door de gemeente niet te beïnvloeden anders dan door het verminderen van de populatie (bebouwing) langs het spoor ter hoogte van dit bestemmingsplan. Een dergelijke sloop is maatschappelijk gezien onacceptabel.
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
23 van 25
7.
Referenties [1] “Bestemmingsplan Lombardijen, Risicoanalyse externe veiligheid”, IGWR, 10-12-2010, projectcode 2010-0019 (MR10002).
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
24 van 25
Bijlage 1: Advies VRR
Bestemmingsplan Lombardijen
Projectcode
Status
Datum
Pagina
Verantwoording groepsrisico externe veiligheid
MR11002
0.3
26 januari 2012
25 van 25