ICTOnationalisering aan de Universiteit van Amsterdam
Henk Sligte Bruno Emans
Amsterdam, oktober 2006 SCO-Kohnstamm Instituut Universiteit van Amsterdam
De motivatie van Nederlandse studenten neemt toe, de internationale samenwerking wordt makkelijker, stukken kunnen steeds weer geactualiseerd worden, toegankelijkheid van het materiaal is altijd gegarandeerd, uitwisseling van gedachten in "live" contact laat spontane interactie toe. De Venetiaanse studenten waren minder gewend met computers te werken, en hadden nog nooit met Blackboard of een vergelijkbaar systeem gewerkt.
Leerlingen uit de Nederlandse Antillen willen zich goed voorbereiden op een studie in Nederland.
Technische problemen. Problemen met afspraken in Zuid-Europa. Verschillende indelingen in periodes van onderwijs. Financiering alleen beetje hier en niet daar. Vrijblijvendheid van onderwijs in bepaalde landen.
Het kost minder geld dan een "echt" uitwisselingsprogramma. Het maakt het mogelijk zonder veel extra kosten een diepere realiteit aan de lessen te geven door "echt" buitenlands contact met de bijbehorende noodzaak om in het Engels te communiceren, aangezien dat de enige taal is die beide partijen gemeenschappelijk hebben.
2
Inhoudsopgave 1 2
Inleiding ........................................................................................................................................5 Dataverzameling ...........................................................................................................................7 2.1 Respondenten ..........................................................................................................................7 2.2 De e-mail .................................................................................................................................7 2.3 De toelichting ..........................................................................................................................8 2.4 De webenquête ........................................................................................................................9 2.5 De sneeuwbal ........................................................................................................................ 11 2.6 De respons ............................................................................................................................. 11 2.7 Valide respons ....................................................................................................................... 11 2.8 Verwerking van de antwoorden............................................................................................. 11 3 De activiteiten ............................................................................................................................. 13 3.1 De respondenten .................................................................................................................... 13 3.2 De beschreven initiatieven..................................................................................................... 13 3.3 Wanneer speelt de activiteit?................................................................................................. 14 3.4 Wie zijn erbij betrokken? ...................................................................................................... 14 3.5 Plaats in het curriculum en studielast .................................................................................... 15 3.6 ICT-toepassingen................................................................................................................... 16 3.7 De wijze van ICT-gebruik ..................................................................................................... 16 3.8 De meerwaarde van ICT ....................................................................................................... 17 3.9 Redenen om het project te starten, slaagfactoren en moeilijkheden...................................... 18 3.10 De steun van en de relatie met het instituut? .................................................................... 22 3.11 Aanbevelingen .................................................................................................................. 22 3.12 Ondersteuningswensen van alle respondenten.................................................................. 23 3.13 Andere initiatieven............................................................................................................ 24 3.14 Conclusie .......................................................................................................................... 26 4 Wensen en ideeën ....................................................................................................................... 29 4.1 De respondenten .................................................................................................................... 29 4.2 Wensen en ideeën, motieven en belemmeringen................................................................... 29 5 Conclusies en discussie............................................................................................................... 33 5.1 Conclusies ............................................................................................................................. 33 5.2 Discussie ............................................................................................................................... 34 Bijlage: Alle Cases op een rij.............................................................................................................. 37 B.1 Initiatieven rechtstreeks verbonden aan het primaire proces ............................................ 37 B.1.1 Het TALON-project ..................................................................................................... 37 B.1.2 I4-project ...................................................................................................................... 51 B.1.3 Online Master New Techologies and Language Teaching (ILO) ................................ 57 B.1.4 AMSTEL-instituut........................................................................................................ 61 B.1.5 IVAM UvA BV............................................................................................................ 65 B.1.6 Diverse onderwijstoepassingen .................................................................................... 69 B.1.7 Webklassen .................................................................................................................. 79 B.2 Voorwaarden voor ICTOnationalisering........................................................................... 81 B.2.1 ISHSS........................................................................................................................... 81 B.2.2 Andere activiteiten ....................................................................................................... 89
3
4
1
Inleiding
Er wordt in het hoger onderwijs steeds meer belang gehecht aan het onderwerp Internationalisering. ICT kan daarbij een bijdrage leveren aan de realisatie van een breed scala van doelstellingen die hieraan gerelateerd zijn: verschillende instanties wijzen erop dat de combinatie internationaliseringdoelstellingen en de wereld van ICT in het onderwijs meer uitgebuit kan en moet worden. Ook in Europees verband wordt de rol van ICT en onderwijs al enige tijd onderkend en krachtig ondersteund. Europese onderwijsprogramma’s zoals Socrates en Erasmus Mundus stimuleren het gebruik en de ontwikkeling van ICT in relatie tot internationaal onderwijs. Ook aan de Universiteit van Amsterdam is er groeiende aandacht voor het onderwerp. Dat komt onder andere tot uitdrukking in de opname van zowel internationalisering als E-learning in haar Onderwijsvisie. Internationalisering wordt bevorderd op drie verschillende manieren: door het bevorderen van uitwisselingsmobiliteit van studenten en docenten, door programmatische samenwerking met buitenlandse universiteiten en door meer buitenlandse studenten te bewegen een (master)opleiding aan de UvA te volgen. Deze drie elementen samen leveren een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de international classroom, welke ook de student die niet zelf een deel van zijn studie in het buitenland volgt, internationale ervaring meegeeft. Ten aanzien van E-learning wordt gesteld dat ICT, waaronder elektronische leeromgevingen, weliswaar tijd- en plaatsonafhankelijk leren mogelijk maakt, maar dat intensief contact tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten de norm blijft. De UvA zet ICT in als belangrijk instrument voor de ondersteuning van het leerproces en voor de internationalisering van het onderwijs. Door ICT-voorzieningen kunnen UvAstudenten in het buitenland en buitenlandse alumni blijven participeren in de UvA gemeenschap. In 2005 is er in opdracht van de programmaraad ICT en Onderwijsvernieuwing (ICT&O) van de Universiteit van Amsterdam een voorstudie uitgevoerd gericht op het onderwerp “Internationalisation at Home” (IaH). De hoofdelementen van internationalisering, zoals in de onderwijsvisie beschreven, zijn in de studie onderzocht. - Bevorderen van uitwisselingsmobiliteit, zowel inkomend als uitgaand (uitwisseling) - Bevorderen samenwerkingsverbanden in onderwijs en onderzoek (samenwerking). - Bevorderen van instroom buitenlandse studenten in m.n. de graduate fase (marketing). De voorstudie heeft aan het licht gebracht dat er vrijwel geen IaH-activiteiten door docenten worden uitgevoerd. Dit was geen groot nieuws. Meer belangwekkend was de constatering dat er op het microniveau, en zelfs op mesoniveau, geen (beleids-)stimulans noch ondersteuning bestaat om internationalisering in het curriculum te verwerken. Tijdens de vergadering van de Programmaraad ICT&O op 18 oktober 2005 kwam naar aanleiding van de presentatie van de resultaten van de voorstudie de wenselijkheid naar voren initiatieven binnen de Universiteit van Amsterdam te inventariseren en te beschrijven. De rapportage zou vervolgens startpunt kunnen zijn voor vervolginitiatieven. Er is vervolgens een budget beschikbaar gesteld aan het SCO-Kohnstamm Instituut om het onderzoek te verrichten. Dit rapport schetst de uitkomsten van het onderzoeksproject ‘ICTOnationalisering op de UvA’. Bij het inventariseren en beschrijven van initiatieven en activiteiten is nadrukkelijk vanuit twee invalshoeken naar de initiatieven gekeken: die van internationalisering en die van inzet van ICT in het
5
onderwijsleerproces. Aan beide aspecten zijn vragen gewijd. De gedachte was dat op deze wijze de gecombineerde initiatieven, die van ICTOnationalisering zoals we dat geparafraseerd hebben, op de beste manier aan het licht konden brengen. Naast het in kaart brengen van ervaringen zijn ook wensen en ideeën geïnventariseerd van diegenen die nog niet betrokken waren bij activiteiten op dit gebied. Naast het identificeren van ICTOnationaliserings-initiatieven had het onderzoek tot doel de volgende aspecten van de activiteiten in beeld te brengen: - kwantitatieve aspecten, zoals aantallen docenten en studenten aan de UvA en elders, studielast per student; - aan ICT gerelateerde aspecten, zoals type toepassing, tevredenheid daarmee, meerwaarde van het ICT-gebruik; - slaagfactoren en mogelijke faalfactoren; - inbedding in het beleid. Bovendien werden ondersteuningswensen van respondenten geïnventariseerd. Het rapport is als volgt gestructureerd. In hoofdstuk 2 is de dataverzameling beschreven, en de mooie respons die we hebben behaald. In hoofdstuk 3 volgen de antwoorden van die respondenten die ervaring hebben met hetzij internationalisering, of de inzet van ICT, of met de combinatie van beide. Hoofdstuk 4 is gewijd aan respondenten die weliswaar geen directe ervaring hebben maar wel wensen, ideeën en/of behoeften op het terrein in kwestie. In hoofdstuk 5 schetsen we enige mogelijkheden om deze inventarisatie te gebruiken voor het inrichten van een loket. Tot slot zijn in de bijlage alle antwoorden integraal opgenomen. In april 2006 is de Regiegroep Internationalisering en e-Learning ingesteld met als doel de samenhang te bewaken van activiteiten die gericht zijn op internationalisering met inzet van ICT of elearning. Deze Regiegroep heeft het onderzoek begeleid.
6
2
2.1
Dataverzameling
Respondenten
Vanwege de twee invalshoeken in het onderzoek is besloten in ieder geval de contactpersonen op het gebied van internationalisering en op het gebied van ICT en Onderwijsvernieuwing in de verschillende instituten en faculteiten te benaderen. Vanwege hun overzicht op activiteiten in het primaire proces wilden we ook alle onderwijsdirecteuren vragen deel te nemen. Andere relevante respondenten zijn geïdentificeerd door de leden van de Regiegroep.
2.2
De e-mail
Op 23 mei 2006 werden zo in totaal 105 medewerkers aan de UvA via e-mail aangeschreven om mee te werken aan een webenquête over ICTOnationalisering. De e-mail bevatte onderstaande toelichting. Beste collega's Deze mail gaat naar iets meer dan 100 collega's binnen de Universiteit van Amsterdam: onderwijsdirecteuren, contactpersonen internationalisering, contactpersonen ICTO en docenten, allen collega's waarvan wij het vermoeden hebben dat zij kunnen bijdragen aan een onderzoek naar internationalisering, naar ICT in het onderwijs (e-Learning), maar vooral naar de combinatie van die twee. Die combinatie wordt wel ICTOnationalisering genoemd; andere namen zijn internationalisation@home, Intern@tionalisering, etc. We verzoeken u hiermee uw medewerking te verlenen aan dit onderzoek, dat geschiedt in opdracht van de Programmaraad ICT & Onderwijsvernieuwing van de UvA, en dat wordt begeleid door de onlangs ingestelde Regiegroep Internationalisering & e-Learning. Het onderzoeksinstrument is een webenquête, gericht op het inventariseren van activiteiten rond de combinaties van inzet van ICT in het onderwijsleerproces en internationalisering. We schatten in dat het invullen daarvan 10-20 minuten vergt. Als u bij meer dan één initiatief betrokken bent, kost het u meer tijd. Het is van groot belang dat u meedoet: u zult straks van allerlei initiatieven horen, uw ervaringen komen beschikbaar voor collega’s, alle informatie zal gebruikt worden om een ‘loket’ aan te kleden, de UvA is in staat beter beleid te maken rond het onderwerp ‘ICTOnationalisering’, kortom we worden er allemaal beter van. We willen een zo volledig mogelijke inventarisatie, maar ook niet alle collega’s binnen de UvA benaderen. We werken met een sneeuwbalprocedure: indien u collega’s heeft die aan ICTOnationalisering van het onderwijs doen, graag hun e-mail adressen vermelden op de daarvoor bestemde plaats in de enquête. We zullen ze dan later benaderen om ook de vragenlijst in te vullen. U kunt nu doorklikken naar de webenquête. Op het openingsscherm van de enquête vindt u nog een link naar een uitgebreidere toelichting. U kunt ook mij mailen als u nog vragen heeft. We hopen op een maximale respons!
7
2.3
De toelichting
Na doorklikken kwam men op het openingsscherm waarop de uitgebreidere toelichting te lezen was. Beste collega De Universiteit van Amsterdam heeft een programmaraad ICT en onderwijsvernieuwing (ICT&O). De raad adviseert het College van Bestuur over het onderwerp, initieert projecten, beoordeelt initiatieven, en beheert het ICTO-matchingsfonds. In de onderwijsvisie van de UvA (http://cf.bc.uva.nl/beleid/onderwijsvisie.pdf) zijn uitgangspunten en thema’s geformuleerd. Een van de thema’s is internationalisering, en een ander E-learning. Er is nu besloten binnen de UvA te inventariseren wat er zoal gebeurt op het snijvlak van beide thema’s. Daar is een onderzoek aan gewijd dat gecoördineerd wordt door het SCO-Kohnstamm Instituut, met inzet van het Informatiseringscentrum, en onder begeleiding van de recent opgerichte Regiegroep Internationalisering & e-Learning. Het onderzoek geschiedt met behulp van een webenquête. We schatten in dat het invullen daarvan 10-20 minuten vergt. Als u bij meer dan één initiatief op het gebied van internationalisering en/of eLearning betrokken bent, kost het meer tijd. Begrippen. In de onderwijsvisie wordt gesteld dat de Universiteit van Amsterdam internationalisering bevordert op drie verschillende manieren: door het bevorderen van uitwisselingsmobiliteit van studenten en docenten, door programmatische samenwerking met buitenlandse universiteiten en door meer buitenlandse studenten te bewegen een (master)opleiding aan de UvA te volgen. Deze drie elementen samen leveren een belangrijke bijdrage aan de realisatie van de international classroom, welke ook de student die niet zelf een deel van zijn studie in het buitenland volgt, internationale ervaring meegeeft. Onder E-learning verstaan we hier het inzetten van ICT in brede zin in onderwijsleerprocessen. In UvA’s onderwijsvisie wordt gesteld dat ICT, waaronder elektronische leeromgevingen, weliswaar tijd- en plaatsonafhankelijk leren mogelijk maakt, maar dat intensief contact tussen studenten onderling en tussen studenten en docenten de norm blijft. De UvA zet ICT in als belangrijk instrument voor de ondersteuning van het leerproces en voor de internationalisering van het onderwijs. Door ICT-voorzieningen kunnen UvA-studenten in het buitenland en buitenlandse alumni blijven participeren in de UvA gemeenschap. Hiermee zijn de belangrijkste begrippen gedefinieerd. We sluiten echter op voorhand niet uit dat de combinatie van ICT en internationalisering andere verschijningsvormen kent, die we dan graag te weten komen. Afbakening. Het gaat in dit onderzoek om: - toepassingen binnen concrete onderdelen van het onderwijsleerproces, waarbij studenten en/of docenten bij betrokken zijn - toepassingen op het concrete niveau van modulen (micro) en/of op het niveau van de opleiding (mesoniveau) Combinaties van internationalisering en ICT&O. Het gaat dus om combinaties van internationalisering en ICT in het onderwijs. Daarbij kunnen twee invalshoeken worden gekozen, afhankelijk van uw ervaringen, rol en functie binnen de UvA. Toepassingen kunnen worden beschreven vanuit internationalisering waarbij u ICT in brede zin inzet om bij te dragen aan de kwaliteit van internationalisering, en/of vanuit ICT en onderwijsvernieuwing waarin de dimensie internationalisering een meerwaarde heeft voor de kwaliteit van het primair proces.
8
In het geval dat u zich slechts bezighoudt met één van de twee thema’s zouden we u willen vragen over uw ideeën hoe een brug te slaan naar het andere thema. Voorbeelden - studenten uit Venetië en uit Amsterdam verzorgen een digitale rondleiding in een museum voor elkaar - studenten met Spaans als tweede taal uit Madrid helpen studenten Spaans met hun opdrachten spreek- en schrijfvaardigheid. - experts worden regelmatig via videoconferentie bij het onderwerp betrokken - ontwikkeling van (onderdelen binnen) een Europese master - begeleiden van studenten op buitenlandse stage met behulp van chat en e-mail Sneeuwbal We willen een zo volledig mogelijke inventarisatie, maar ook niet alle collega’s binnen de UvA benaderen. We werken met een sneeuwbalprocedure: indien u collega’s heeft die aan ICTOnationalisering van het onderwijs doen, graag straks hun e-mail adres vermelden. Hartelijk dank voor uw medewerking
2.4
De webenquête
Vervolgens kon men de webenquête invullen. Deze had de volgende inhoud. Begonnen werd met de naam, faculteit, afdeling en e-mail adres van de respondent. Vanwege het mogelijk betrekken van de respondent bij latere activiteiten, zoals het creëren van een webloket op dit gebied en het deelnemen aan een community-of-practice, was de vragenlijst niet anoniem. Het was mogelijk meer dan meer dan één case in te voeren. Diegenen die (nog) niet bij de bedoelde activiteiten betrokken waren, maar wel wensen en/of ideeën hadden op dit terrein, konden springen naar dat deel dat daarvoor ontworpen was. Zij kregen de volgende vragen. I. Wat zijn uw wensen en ideeën op het gebied van internationalisering en ICT? II. Wat zijn uw belangrijkste motieven om met deze activiteit(en) te beginnen? III. Welke belemmerende factoren spelen er in uw geval? De volgende vragen werden aan diegenen gesteld die wel actief waren op het terrein in kwestie. 1. Naam van de activiteit 2. Beschrijving van de activiteit 3. Beschrijving internationale aspecten en namen eventuele buitenlandse instellingen 4. Korte beschrijving ICT-aspecten 5. Adres van website(s), indien beschikbaar 6. Speelt de activiteit: keuze uit a) In het verleden b) op dit moment c)in de toekomst 7. Hoeveel docenten van de UvA zijn betrokken? 8. Hoeveel docenten van andere Nederlandse universiteiten zijn betrokken? 9. Hoeveel docenten van buitenlandse universiteiten zijn betrokken? 10. Hoeveel studenten van de UvA zijn betrokken? 11. Hoeveel studenten van andere Nederlandse universiteiten zijn betrokken? 12. Hoeveel studenten van buitenlandse universiteiten zijn betrokken? 13. Zijn er nog anderen bij betrokken? 14. Wat is de studielast per student voor de UvA-studenten? 15. Wat is de plaats in het curriculum? 16. Welke ICT-toepassingen worden gebruikt?
9
a. Elektronische leeromgeving bv Blackboard b. videoconferencing c. website d. content management systeem e. discussieforum f. chat/MSN g. wiki h. anders, namelijk: i. geen enkele 17. Hoe wordt ICT precies gebruikt door docenten c.q. studenten? 18. Bent u tevreden over de ICT-toepassingen? 19. Wat de meerwaarde is van het ICT-gebruik, bijvoorbeeld ten opzichte van fysieke mobiliteit, verbetering van het onderwijsleerproces, etc.? 20. Wat zijn de belangrijkste redenen dat deze activiteit is gestart? 21. Wat was de grootste moeilijkheid die moest worden overwonnen? 22. Welke sterke punten (slaagfactoren) kent de activiteit? 23. Welke zwakke punten (mogelijke faalfactoren) kent de activiteit? 24. Wat zijn de absoluut noodzakelijke condities om de activiteit te laten slagen? 25. Gaat het hier om een eenmalige activiteit of is dit een structureel onderdeel van de opleiding? 26. In welke mate wordt u gesteund door uw instituut? 27. Is er een duidelijke relatie met het beleid van uw instituut, faculteit, de UvA als geheel, en zo ja welke? 28. Wat zijn uw aanbevelingen ten aanzien van toekomstige initiatieven en toekomstig beleid? 29. Bent u nog betrokken bij meer in dit kader relevante activiteiten? 30. Welke ondersteuningswensen heeft U: a. op het terrein van subsidiemogelijkheden, b. ICT-inzet, c. curriculumontwerp, d. didactisch ontwerp, e. projectaanvraag, f. vinden van partners, g. anders: [………..] 31. Zijn er wellicht ICT-activiteiten waarvan u op de hoogte bent, die momenteel niet gebruikt worden voor internationaliseringsactiviteiten, maar die daarvoor wel geschikt zouden zijn? Denkt u bijvoorbeeld aan online studiemateriaal in het Engels, samenwerkingsverbanden binnenland die ook met het buitenland zouden kunnen, studiemateriaal overal beschikbaar via Internet, etc. 32. Zijn er wellicht internationaliseringsactiviteiten waar u van op de hoogte bent, die momenteel niet voorzien zijn van ICT-gebruik, maar die daarvoor wel geschikt zouden zijn? Denkt u bijvoorbeeld aan stagebegeleiding van studenten in het buitenland, het laten deelnemen van studenten aan uw module terwijl zij in het buitenland verkeren, etc. 33. Zijn er collega’s waarvan u weet dat zij hetzij met internationalisering, of met ICT&O, of met de combinatie daarvan bezig zijn? De laatste vier vragen werden ook gesteld aan diegenen die alleen wensen en/of ideeën hadden.
10
2.5
De sneeuwbal
Naar aanleiding van de sneeuwbalprocedure die op gang kon komen door het invullen van de laatste vraag is twee maal, steeds na een week, een aanvulling gemaakt op de namen-database. Dit heeft totaal 44 namen opgeleverd. Na schoning op dubbele namen leverde dit 21 nieuwe namen op. Deze personen werden apart benaderd met het verzoek de webenquête in te vullen, terwijl een herinnering werd gestuurd aan diegenen die nog niet hadden gereageerd. Op 21 juni werd de dataverzameling afgesloten, na een maand beschikbaar te zijn geweest.
2.6
De respons
Op 21 juni telde het bestand mogelijke respondenten 126 personen. In totaal zijn er 58 vragenlijsten met naam en toenaam ingevuld. Daarnaast gaven vier personen per e-mail aan dat zij niet of maar zeer zijdelings bij het onderwerp betrokken waren. Verder waren twee personen voor langere tijd afwezig, en waren twee e-mail adressen niet (meer) geldig. De respons is zo 62 van de 122: een mooie 50,8%, zeker voor een enquête van deze omvang, met zoveel open vragen.
2.7
Valide respons
Niet iedereen heeft de vragenlijst in zijn geheel ingevuld. Van de groep respondenten die daadwerkelijk ervaring heeft met initiatieven op het gebied van ICTO en/of internationalisering, totaal 39 personen, hebben er 26 de enquête deels tot volledig ingevuld. Van de 19 respondenten, die niet bij bedoelde activiteiten betrokken waren, maar wel wensen en/of ideeën hadden op dit terrein hebben 13 personen deels of volledig gegevens geleverd. Dat betekent dat we voor dit inventarisend onderzoek input hebben gekregen van totaal 39 medewerkers van de Universiteit van Amsterdam, een valide respons van 32% van het gecreëerde bestand aan mogelijke respondenten.
2.8
Verwerking van de antwoorden
In hoofdstuk drie komen de ervaringsdeskundigen aan het woord. In het vierde hoofdstuk zijn de antwoorden te vinden van diegenen die wensen en behoeften hebben op het terrein in kwestie.
11
12
3
3.1
De activiteiten
De respondenten
Zesentwintig personen hebben hun ervaringen met initiatieven op het gebied van ICT in het onderwijsleerproces en/of internationalisering via de webenquête beschikbaar gesteld. Het was mogelijk om maximaal drie initiatieven te beschrijven. Vier personen hebben twee initiatieven beschreven, één persoon drie. Totaal heeft de enquête zo 32 beschrijvingen opgeleverd. In dit hoofdstuk zullen we de verschillende aspecten van de initiatieven op een rij zetten. Omdat elk van de respondenten een bepaalde ‘case’ beschrijft met eigen unieke kenmerken hebben we in de bijlage ook de integrale antwoorden per respondent opgenomen. De respondenten zijn als volgt verdeeld over de faculteiten c.q. instituten. FMG FGW FNWI ILO IIS FdR IC IVAM UvA BV
10 5 3 2 2 1 2 (waarvan 1 werkt bij FGW) 1
De respondenten vervullen verschillende rollen binnen de Universiteit van Amsterdam: ICTOmedewerkers, internationaliseringsmedewerkers, een onderwijsdirecteur en docenten hebben de enquête ingevuld. Daarnaast hebben de activiteiten verschillende reikwijdte: van een cursus tot een complete master. Sommige activiteiten zijn niet rechtstreeks aan het primaire proces gewijd, maar aan voorwaarden voor het realiseren daarvan of aan ondersteuning. Tot slot beschrijven sommige respondenten (aspecten van) hetzelfde project of programma. De laatste vier vragen zijn beantwoord door zowel de ervaringsdeskundigen als degenen die wensen of ideeën hebben. Daarom is in de laatste paragrafen van dit hoofdstuk de respons van beide groepen respondenten verwerkt.
3.2
De beschreven initiatieven
De variatie in verschillende aspecten maken het niet altijd makkelijk om initiatieven met elkaar te vergelijken. De belangrijkste drijfveer van de activiteiten is internationalisering, en niet de inzet van ICT als zodanig. Maar ICT maakt wel mogelijk wat anders niet zou geschieden. Omdat het in dit onderzoek met name om het primair proces gaat, maken we hier de eerste schifting tussen deze beschrijvingen en beschrijvingen die over voorwaarden gaan. Voorts onderscheiden we bij het primair proces antwoorden die aan elkaar gerelateerd zijn. In de bijlage zijn alle integrale beschrijvingen geordend te vinden. Het TALON-project (www.hum.uva.nl/talon) van het Onderwijsinstituut Taal en Letterkunde (FGW) wordt door zes respondenten beschreven: door de onderwijsdirecteur, door drie docenten, en door twee medewerkers van het Informatiseringscentrum.
13
Het I4-project van de Digitale Universiteit (Promoting Interdisciplinary, Interuniversity and International education via ICT) wordt door drie respondenten beschreven. Twee respondenten van het Instituut voor de Lerarenopleiding beschrijven de Online Master New Techologies and Language Teaching. Het AMSTEL-instituut levert twee activiteiten, en dat doet IVAM UvA BV ook. Tot slot volgt een vijftal activiteiten die geen of geen duidelijk verband hebben met andere activiteiten. Het zijn achtereenvolgens: - Cursus ten behoeve van de research master Psychologie; - Module binnen bachelor Politicologie; - Digitaal kennisnetwerk Conflictstudies bij Politicologie; - Middle European International Master of Cognitive Science bij IIS; - Master e-Learning en internationalization. De laatste, hoewel zeer relevant lijkend voor het onderwerp van deze inventarisatie, bevindt zich nog in de idee-fase. Als laatste ‘case’ ten behoeve van het primair proces vinden we de beschrijving van Webklassen die gevolgd worden door leerlingen op de Nederlandse Antillen. Voor wat betreft het secundaire proces hebben we de activiteiten als volgt geordend onder de kop ‘Voorwaarden voor ICTOnationalisering’. Daarbij is de scheiding tussen primair en secundair, en soms zelfs tertiair, niet altijd precies te leggen. Drie medewerkers van de International School for Humanities and Social Sciences (ISHSS) beschrijven een viertal activiteiten. Het gaat hier om de digitale studiegids, de procedure rond uitwisselingsprogramma’s inkomende studenten, en coördinatie van een aan ISHSS gelieerd maar zelfstandig uitwisselingsprogramma CIEE. Tot slot passeert nog een zestal activiteiten de revue: - een systeem voor online aanmelding uitwisselingsstudenten aan de FGW; - de ICTO-helpdesk aan de FNWI; - het formuleren van het internationaliseringsbeleid van de FNWI; - de coördinatie van het International Office van de POW/FMG; - een DU-onderzoeksproject rond Offshore Onderwijs; - een niet gehonoreerde SURF-projectaanvraag over opschaling internationale joint courses en masters.
3.3
Wanneer speelt de activiteit?
Van de vierentwintig respondenten die deze vraag hebben beantwoord, geven negen als antwoord dat de activiteit in het verleden heeft plaatsgevonden, eenentwintig dat de activiteit in het heden plaatsvindt, en dat dertien activiteiten ook in de toekomst zullen plaatsvinden. Op de vraag of het om een eenmalige activiteit gaat of dat het een structureel onderdeel is van de opleiding, geven twintig respondenten aan dat het om een structurele activiteit gaat, en twee respondenten dat het om een eenmalige activiteit gaat.
3.4
Wie zijn erbij betrokken?
In onderstaande tabel staat voor een aantal categorieën deelnemers hoeveel er meedoen. Het minimum is gegeven voor die initiatieven waar dat ingevuld was.
14
Betrokkenen Docenten UvA Docenten NL Docenten Buitenland Studenten UvA Studenten NL Studenten Buitenland
Minimum 1 1 1 2 15 15
Maximum 100 5 20 1000 100 300
Op de vraag of er ook nog anderen bij de activiteiten zijn betrokken, noemt één respondent (die de bovenstaande categorieën leeg liet): “Stafmedewerkers zoals programmacoördinatoren, studiecoördinatoren en onderwijsbaliemedewerkers, tevens alle UvA docenten en studenten die onderwijs geven en volgen aan de UvA”. Dit ging dan ook om een digitale studiegids. Andere antwoorden op deze vraag waren: • Buitenlandse leerlingen die op het punt staan een keuze te maken voor een opleiding • Experts en contacten uit het bedrijfsleven en van NGO's • Mijn collega en ik als ICTO-consultants en 2 student-assistenten • Onderzoekers aan Zweedse universiteiten, 4 • Docenten uit het Nederlandse HBO plus twee Nederlandse studenten die zich als docenten in het HBO professionaliseren en de Master online volgen; de Master wordt op dit moment ontwikkeld en er worden studenten in het buitenland voor geworven. • Oud-studenten, ICTOteam AIM, AIM als geheel • Onderwijsdirecteur en medewerker internationalisering • Medewerkers van de Graduate School (ca 8)
3.5
Plaats in het curriculum en studielast
De respondenten is gevraagd om aan te geven welke plaats de activiteit heeft binnen het curriculum. Hierop komen de volgende antwoorden, waarbij men soms aangeeft de vraag niet helemaal te begrijpen. • deel van een reguliere module (2x) • Schrijfvaardigheidcollege Spaans • Keuzevak C.M. Kan-Instituut • Minor • 3e jaars BA • Master • Master en advanced master • Master scheikunde, specialisatie homogene katalyse • Masterprogramma aangeboden door het ILO ism een buitenlandse partner • Verschillende modulen • Informatie geven • Blackboard: alle mogelijke plaatsen; Stagegids biologie: masterfase; • Cursus • Vormt onderdeel van huidig curriculum • Post-initiële Master
15
Op de vraag hoe groot de studielast van de activiteit voor UvA-studenten was, konden tien respondenten antwoorden. De kleinste studielast is 2 EC’s, en de grootste is 70 EC’s. Het gemiddelde is 27 EC’s, waarbij de spreiding opvalt: 5 activiteiten van 10 of minder EC’s en 3 activiteiten van 60 of meer EC’s.
3.6
ICT-toepassingen
De respondenten is gevraagd om aan te geven welke ICT-toepassingen worden gebruikt binnen de activiteit. Er werden meerdere categorieën aangeboden, en de respondenten konden dit zelf verder aanvullen. In totaal 21 respondenten hebben deze vraag ingevuld. Toepassing Elektronische Leeromgeving (Bijv. Blackboard) Website Discussieforum Videoconferencing Chat/MSN Content Management Systeem Wiki Anders (zie onder)
17 11 9 8 5 4 2 6
Bij de andere ICT-toepassingen wordt genoemd • Surfgroepen • Podcasting, • Communicatie via e-mail, • Breeze (binnen surfgroepen) • Datastreaming.
3.7
De wijze van ICT-gebruik
Op de vraag hoe de ICT precies wordt gebruikt door docenten en studenten, komt een groot aantal verschillende antwoorden. Blackboard wordt meer dan eens genoemd, verder communicatie, het aanbieden van informatie, en gezamenlijke ontwikkeling van onderwijs op afstand. • Docent plaatst achtergrondinformatie in Blackboard, theoretische achtergrond van vertalen, links, literatuurverwijzingen, citaten uit vertalingen. Studenten sturen eerst individuele vertalingen op, die in Blackboard geplaatst en dan in groepen bewerkt worden. • Blackboard: in ieder geval plaatsing artikelen, opdrachten. Discussie: E-mail. • Blackboard: (1) ophangen digitaal studiemateriaal (powerpoints), (2) announcements direct op BB of via de email verzendlijsten van BB ...dan een hele poos niets... dan andere functies zoals digitaal toetsen (in opkomst), assignments, gradebook. • Blackboard module: informatie en opdrachten worden aangeboden, producten van taken worden ingezonden in digital dropbox, discussie via discussiefora • Het is voor een aantal modulen geïntegreerd in het curriculum. Voor de basiscursus conflictstudies worden alle deelopdrachten gemaakt binnen de ICT omgeving.
16
•
• • • • • •
• •
Gezamenlijke ontwikkeling op afstand; uitwisseling modules tussen universiteiten via ICT; integratie van theorie en praktijk (studio classroom-format); datamining (computer als onderzoeksinstrument voor de studenten). Om de contacten op meerdere manieren vorm te geven. Als middel om lesstof aan te bieden; te communiceren; opdrachten te maken en om samen te werken. Via het net en webcams en videoconferentie Vooral communicatie en uitwisseling van bestanden via e-mail Om met elkaar te corresponderen, elkaar opdrachten te sturen, elkaar video-opnamen te sturen en die te bekijken Niet altijd, sommige docenten weten niet hoe het te gebruiken is en sommige studenten kunnen niet alles op de digitale studiegids vinden maar daar wordt wel aangewerkt vanuit het IC en Communicatie Services Studenten worden in de ISHSS database ingevoerd waarmee een koppeling met Blackboard plaats vindt Aanbieden van informatie over studie, bijeenkomsten etc.,
Op de vraag of de respondenten tevreden zijn met de ICT-toepassingen geven negen van de negentien respondenten aan tevreden te zijn en vijf heel tevreden. Slechts vier zijn hier neutraal over en één respondent is ontevreden.
De meerwaarde van ICT
3.8
Op de vraag “Wat de meerwaarde is van het ICT-gebruik, bijvoorbeeld ten opzichte van fysieke mobiliteit, verbetering van het onderwijsleerproces, etc.?” geeft men de volgende antwoorden. •
• •
•
• • • •
De motivatie van Nederlandse studenten neemt toe, de internationale samenwerking wordt makkelijker, stukken kunnen steeds weer geactualiseerd worden, toegankelijkheid van het materiaal is altijd gegarandeerd, uitwisseling van gedachten in "live" contact laat spontane interactie toe. Het buitenland wordt "binnengehaald", direct feedback van native speaker. Het kost minder geld dan een "echt" uitwisselingsprogramma Het maakt het mogelijk zonder veel extra kosten een diepere realiteit aan de lessen te geven door "echt" buitenlands contact met de bijbehorende noodzaak om in het Engels te communiceren, aangezien dat de enige taal is die beide partijen gemeenschappelijk hebben. We kunnen dit onderwijsprogramma voor buitenlandse studenten alleen op deze manier aanbieden; docenten van de lerarenopleiding UvA fungeren als tutor en doen zo ervaring op met digitale didactiek. Het masterprogramma wordt ook gebruikt voor eigen professionalisering intern. Deze module is alleen op deze manier aan te bieden, zowel vanwege de spreiding van de studenten over de hele wereld, als financieel Fysieke mobiliteit is nauwelijks haalbaar in dit project. Continue fysieke mobiliteit is niet nodig, niet gewenst en/of niet mogelijk maar ICT geeft wel de mogelijkheid voor regelmatig contact over opdrachten, feedback en evaluatie. Kennis gaat als het goed is niet verloren na afloop van de module maar andere studenten kunnen er op voortbouwen
17
• •
• • • •
• • •
Informatie vindbaar op 1 plaats, up-to-date Blackboard wordt veel gebruikt, maar is in bijna alle gevallen NIET ter vervanging van contactonderwijs. Collegedictaten leest een student ook thuis, maar zijn ook niet als vervanging voor contact bedoeld. Voordeel van 't web is: op 1 plek alles bij elkaar en je kunt er altijd bij: vanaf de faculteit, vanaf thuis, zelfs op vakantie. Communicatie Snel contact mogelijk op verschillende manieren (als het werkt). Toch meerwaarde boven email. Mogelijk ook te praten in andere taal met elkaar (als het werkt). Leerlingen helpen bij het maken van een inhoudelijk gemotiveerde studiekeuze. Hoewel het in eerste instantie om studenten in Nederland gaat, hopen we binnenkort de eerste buitenlandse studenten te krijgen; er zal dan geen enkele face-to-face interaction hoeven te zijn Beter overzicht van het onderwijs aanbod op de gehele UvA voor niet alleen UvA studenten maar ook voor andere eventuele externe gebruikers. ICT gebruik is goed als het uniform wordt toegepast en als alle faculteitsystemen hetzelfde zijn zodat er geen verwarring ontstaat. Dit heeft met name voordelen ten aanzien van administratie.
De belangrijkste aspecten hieruit zijn: de echte, spontane interactie met en feedback van het ‘buitenland’, de gegarandeerde toegankelijkheid van actuele en up-to-date kennis en informatie, het gegeven dat het alleen met ICTOnationalisering kan en niet anders, de besparing op reis- en verblijfskosten, de motivatie van studenten en de internationale samenwerking ‘an sich’.
3.9
Redenen om het project te starten, slaagfactoren en moeilijkheden
De respondenten werd gevraagd wat de belangrijkste reden voor hen was om de activiteit te starten. Dat resulteerde in de volgende redenen, die uiteraard gesitueerd zijn in de context van de activiteit als geheel. • • • • • • • • • • •
Om extra realiteit aan de cursus te geven, en zo de motivatie van studenten en hiermee het rendement te bevorderen Accumuleren van kennis, bouwen van een gemeenschap die geïnteresseerd is in alles rond conflict en conflict transformatie Kwaliteitsverbetering door te koppelen aan vooraanstaand onderzoeksnetwerk De mogelijkheid ontstond, en het zou raar zijn er niet aan mee te doen. Meer aandacht voor internationalisering in het onderwijs Voortkomend uit wensen van docenten Komt voort uit de wens om de benadering van interdisciplinair onderwijs voor het oplossen van milieuproblemen uit te dragen Nascholingsactiviteiten ontwikkelen voor buitenlandse studenten/docenten + ervaring opdoen met afstandsleren Er bestaan enkele VN-simulaties, maar allen zijn hoogdrempelig en voor NL studenten erg duur. Er is in Amsterdam veel kennis op dit gebied! Behoefte aan scholing in het veld. Docenten vraag
18
• • • • • • • • •
Aankondiging en begeleiding tijdens Talon-project heeft geholpen, al langer sluimerende plannen eens een keer uit te voeren. Pilot project van de UvA Meer dossiers in minder tijd kunnen afhandelen; een op maat aanbod aan nieuwe studenten Ontbreken van een cursus op dit gebied Overzichtelijk maken van het onderwijs aanbod UvA breed Informatie sites hebben we ook voor de ' gewone' studenten psychologie, dus ook voor deze speciale groep Weinig tot geen kennis van zaken over dit onderwerp, zeker niet binnen de UvA Verzoek gekregen Leerlingen uit de Nederlandse Antillen willen zich goed voorbereiden op een studie in Nederland.
Daarna is de respondenten gevraagd om de grootste moeilijkheid te noemen die moest worden overwonnen. Dat resulteerde in de volgende lijst van grote moeilijkheden. • • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Techniek (2x) Technische problemen i.v.m. SURF-omgeving Dat sommige studenten niet in blackboard geregistreerd waren vanwege technische mankementen Technische en organisatorische zaken EN aansluiting bij ICT-systemen in het buitenland Organisatie (zaal, apparatuur), techniek (installatie, userbeheer, etc) Interne organisatorische aangelegenheden. Video-conferencing faciliteiten, culturele verschillen De algehele organisatie van het project - het zorgen dat iedereen op tijd zijn/haar materiaal kreeg en daarop reageerde. Het vinden van de juiste balans in het gebruik van ICT en persoonlijk contact en inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van ICT voor onderwijsdoeleinden. Inhoudelijke ontwikkeling van afstandsonderwijs kost heel veel tijd; uittesten bij eigen studenten Contacten in het buitenland zoeken en de surfomgeving leren bedienen. Docenten leren ermee te werken. Maar die hobbel is langzaamaan wel genomen. Verwerking van alle verschillende eisen die aan studenten gesteld worden op basis van nationaliteit, opleiding, etc. Stabiel houden van studenteninstroom Tijd en geld vinden voor ontwikkeling en uitvoering Medewerking verkrijgen van de verschillende onderwijsinstituten en de medewerkers aldaar zo ver te krijgen om met deze tool te gaan werken. Ideeën/visies verschillende deelnemers combineren Moet nog komen Activiteit is nog in startfase. Geen
We zien dat de genoemde grootste moeilijkheden liggen op algemeen of specifiek technisch gebied, en op verschillende niveaus van organisatie.
19
Hierna is gevraagd naar de sterke punten (slaagfactoren) van de activiteit, en zwakke punten (mogelijke faalfactoren) van de activiteit. De sterke punten die genoemd werden, zijn: • Inhoudelijk sterk programma, toegewijde en deskundige docenten • Flexibel programma van modules en deel cursussen die op heel verschillende manieren kunnen worden ingezet: als ondersteuning bij nascholingsprogramma's op scholen, als onderwijsmodules voor eigen studenten en als zomercursussen voor Amsterdam Maastricht Summer University programma. Zelfstudie programma. • Ongewone internationale benadering vertaalonderzoek, leerproces en motivatie studenten, geplande publicatie uitslagen in tijdschrift, samenwerking ook met Zuid-Afrikaanse professor. • Een enthousiaste Madrileense docent gevonden die graag wil samenwerken. Voor de studenten was vooral het tandem learning erg belangrijk. Van de Nederlanders werd hun Spaans gecorrigeerd en van de Spanjaarden werd hun Engels gecorrigeerd. Als er iets "tegenoverstaat" is de slagingskans groter. • Enthousiasme van docenten en zeker ook studenten; ervaring op dit gebied opdoen; draagvlak ICT-vernieuwingen groter • Motivatie studenten en docenten ondanks tegenslagen • De studenten vonden het leerzaam en interessant elkaars materiaal te lezen en elkaars rondleidingen te zien/horen en daarop te reageren. • Leuk als het werkt en contacten op juiste manier tot stand komen. Studenten zijn bereid er tijd en moeite in te steken en vinden het leuk. • Internationale karakter wordt echt waargemaakt, qua studenten, sprekers en programma • Samenwerking met ST. UNISCA is uniek en van groot belang voor de kracht van de module; docenten zijn enorm gemotiveerd • Uiteenlopende partners, combinatie praktijk en onderzoek • Vernieuwend onderwijs • Online toetsen is een sterk punt, maar moet nog ontdekt worden door velen. Assignments idem. • Een aantal buitenlandse leerlingen (ook uit België) heeft naar tevredenheid een of meer Webklassen gevolgd. • Betrokkenheid van diverse partner instituten • Een heel goed overzicht van het totaalaanbod op onderwijs gebied van de gehele UvA, hierdoor is het studenten en externen veel duidelijker welke cursussen er op de UvA aangeboden worden en door wie. • Op maat aanbod aan nieuwe studenten; communicatie op 1 uniforme wijze, namelijk via de selfservice omgeving. • Overzichtelijk Zwakke punten, die genoemd werden, zijn: • Technische problemen bij Surf-omgeving kunnen online-ontmoetingen bemoeilijken, maar er zijn oplossingen voor te vinden. • Techniek, aarzeling bij docenten om het kennisnetwerk te gebruiken • De techniek, die hapert soms. • Technisch gevoelig • Slecht werkende techniek, te korte voorbereidingstijd
20
•
• • • •
• • • • • • • •
Technische problemen. Problemen met afspraken in Zuid-Europa. Verschillende indelingen in periodes van onderwijs. Financiering alleen beetje hier en niet daar. Vrijblijvendheid van onderwijs in bepaalde landen. Planning, roostering De Venetiaanse studenten waren minder gewend met computers te werken, en hadden nog nooit met Blackboard of een vergelijkbaar systeem gewerkt. Het is veel werk om de eisen te onderhouden Bij te weinig studenten kan de simulatie mislukken (te weinig afgevaardigden per onderwerp); intensieve karakter van laatste 3 weken is niet altijd handig voor de studenten die dan ook ander onderwijs heeft Inconsistent gebruik door de 'invoerders' Soms te theoretisch (onderzoek) Te weinig belangstelling UvA Blackboard: faalt niet, behalve op kleine onderdelen. De taal: Webklassen zouden in meer talen aangeboden kunnen worden om meer leerlingen de kans te geven zich inhoudelijk te oriënteren op een Nederlandse vervolgopleiding. Onderhoud van de inhoud is nodig om bij de tijd te blijven Te weinig aanmeldingen Continuïteit van betrokkenheid van individuele medewerkers (in een project van 3 jaar)
En er is gevraagd naar voorwaarden die absoluut noodzakelijk zijn om de activiteit te laten slagen. Dat resulteerde in de volgende lijst voorwaarden: • Goede technische begeleiding door ICT-personeel, continuïteit technische hulpverlening, begeleiding vooral ook tijdens sessies met digitale internationale ontmoetingen. Ondersteuning door personeel bij plannen, opzetten en structureren van werkzaamheden. Projectgestuurd werken of vrijstelling voor deelname, omdat extra werk voor e-learning bijna niet binnen normale werkuren gedaan kan worden. • De server moet niet zonder stroom staan. • Ondersteuning, werkende technologie • Tijd en geld en goede technische mogelijkheden aan beide kanten. Genoeg mogelijkheden tot ondersteuning. • Robuuste technologie en goede samenwerking binnen de instelling en goede gerichte marketing en communicatie. Kennis op het kruisvlak van voorlichting, ICT, aansluiting en internationalisering. • Goede contacten in het buitenland en er moet iets tegenover staan (kennisvergroten of kennis verbeteren) • Goede projectleiders, een onderwijsdirecteur kan er echt niet bovenop zitten • Een lange voorbereidingstijd. Een goed beeld van de mogelijkheden qua inzet, apparatuur en technische kennis van de partner. Grote computervaardigheid van studenten en docenten aan beide zijden van de grens. Grote motivatie en inzet van docenten en studenten. Vakkundige en snelle ondersteuning door ICT-mensen. Werkende apparatuur. • Inzet St. UNISCA, inzet docenten, vertrouwen in kracht module van studenten. • Medewerking van docenten • Praktijkvoorbeelden, cases • De wil ermee te starten • Uniforme toepassing en gelijksschakeling van uva databases
21
• • • •
Goede support vanuit onderzoeksnetwerk idem vanuit instelling ELO's gericht op uitwisseling Werving van studenten Accreditatie, meer deelnemers Voldoende vaardigheden en gedeelde inzichten in gebruik van ICT toepassingen
3.10 De steun van en de relatie met het instituut? Negen respondenten voelen zich gesteund door hun instituut, voor elf respondenten is dat zelfs in sterke mate het geval. Eén respondent is hier neutraal in, en één voelt zich helemaal niet gesteund. Dezelfde twee respondenten geven aan dat er geen duidelijke relatie is tussen de activiteit en het beleid van hun instituut, faculteit of UvA als geheel. De andere twintig geven aan dat dit wel het geval is. Negentien van hen benoemen de relaties. Een deel van de reacties gaat over de relatie met het beleid: • Past in beleidsplan van het verbeteren van communicatie tussen studenten en docenten door middel van e-Learning • Het beleid van de UvA is om meer aan Internationalisering te doen, het Instituut onderschrijft dit: heeft een structurele functie • De UvA zelf, die graag het onderwijs wil internationaliseren • Internationalisering at home onderdeel van het beleid van de OWI • Past in alle opzichten in het UvA en het FGW beleid • De Graduate School / Admissions Office is een speerpunt van de faculteit • De digitale studiegids is ingevoerd door het CvB en de ISHSS is het eens met het initiatief en vanaf het begin bij betrokken geweest • Sluit aan bij twee doelen: internationalisering en e-Learning • Wordt gesteund door onderwijsinstituut en faculteit • Het gaat om activiteiten die potentie hebben en in de loop van de tijd een steviger inbedding in beleid kunnen krijgen. • Het belang van ICT en E-learning wordt alom onderkend Bij FGW worden de TALON-projecten genoemd. Verder wordt genoemd: • Modulen zoveel mogelijk laagdrempelig (alhoewel er wel inhoudelijke eisen zijn) en onder lage kosten aanbieden • Onderwijsvernieuwing, internationalisering, conflictstudies als zwaartepunt • Bij de research master wordt uitdrukkelijk ook gemikt op buitenlandse studenten • Zowel de UvA als de faculteit hebben BlackBoard goed geïnstitutionaliseerd. • Voortdurende ontwikkeling van expertise & nascholingsmateriaal op het gebied van ICT in het onderwijs
3.11 Aanbevelingen •
Dit soort projecten vergt regelmatige en gestructureerde activiteiten en ondersteuning, het zou bijvoorbeeld positief zijn, als verdere projectrondes binnen Talon of soortgelijke activiteiten mogelijk zouden zijn. ICT-begeleiding in huis en met vaste contactpersonen is ook noodzakelijk.
22
•
• • •
• • •
• • • • • • • • •
Formatie beschikbaar stellen: dus geld en tijd vrijmaken voor docenten die graag aan dit soort projecten meewerken. Nu is alles met zeer weinig financiële middelen gedaan en in de vrije tijd van de docent. Meer voorbereidingstijd, en een langere looptijd van de projecten Probeer van te voren goed zicht te krijgen op de implicaties diverse kosten en baten van een project en communiceer dit goed. Hou het simpel en doelmatig. Zorg voor een zeer goede en consistente eindredacteur zodat er altijd een persoon is die aan de 'kar' blijft trekken en het punt op de agenda blijft zetten zodat het project succesvol voort gezet kan worden binnen deze sterk gedecentraliseerde UvA. Opnemen in structureel onderwijs en hiervoor geld blijven uittrekken. Ga uit van bestaande initiatieven en behoeftes en vertaal dat in beleid en voorzieningen; verstrek benodigde middelen - niet alleen op ad-hoc of op tijdelijke basis maar structureel. Graag meer samenwerking met andere docenten/faculteiten bv bij geesteswetenschappen; marketing: hoe zet je een afstandsleren master in de markt/breng je die aan de man accreditatie: voor buitenlandse studenten moet geaccrediteerd worden van 2007 => hoe dit te financieren? Internationalisering van onderwijs koppelen aan sterke internationale onderzoeksnetwerken. Meer faciliteiten voor ontwikkeling Resultaten opschalen Verbeteren van toegang tot Blackboard Blackboard: SAKAI, Integratie met ISIS niet vergeten, Integratie met online studiegids is gewenst Ophouden met het reorganiseren van ICT-diensten en het eindeloos frustreren van mensen. Maak ICT voorzieningen UvA Engelstalig. Deze functionaliteit onderbrengen in UvA centrale systemen (zoals SANS) Dit soort unieke modulen passen vaak niet in de gestandaardiseerde werkwijze van de UvA wat betreft aanvraag etc op het gebied van zaalhuur, studentenfaciliteiten als PC's etc Ik hoop dat mijn instituut de komende tijd structureel meer aan internationalisering van haar onderwijs gaat doen. Geen woorden, maar daden.
3.12 Ondersteuningswensen van alle respondenten De laatste vier vragen zijn door alle respondenten, zowel degenen met als degenen zonder ervaring beantwoord. De eerste vraag waar men antwoord op kon geven was de vraag naar ondersteuningswensen. Men kon meer dan één antwoord aankruisen. Dit levert de volgende tabel op voor ervaren collega’s in volgorde van meest gewenste ondersteuning. Ondersteuning op het gebied van: Subsidiemogelijkheden ICT-inzet Projectaanvraag Het vinden van partners Curriculumontwerp Didactisch ontwerp Anders
23
Aantal 11 7 6 6 5 5 2
Onder ‘anders’ wordt genoemd: 1) “Ik heb niet echt ondersteuningswensen, ik geef zelf ondersteuning tweedelijns. Ondersteuning van IC is OK.” 2) “Ik heb helemaal geen ondersteuning.” Degenen zonder ervaring scoren als volgt. We zien dat de ondersteuningswensen iets anders liggen. Ondersteuning op het gebied van: Het vinden van partners Subsidiemogelijkheden ICT-inzet Curriculumontwerp Projectaanvraag Didactisch ontwerp Anders
Aantal 8 6 5 4 3 3 2
Onder ‘anders’ wordt genoemd: 1) het creëren van draagvlak en actief managementbeleid 2) alle bovenstaande ten aanzien van onderwijsinnovatie & ICT Na het samennemen van de beide groepen respondenten krijgen we het volgende plaatje. Ondersteuning op het gebied van: Subsidiemogelijkheden Het vinden van partners ICT-inzet Projectaanvraag Curriculumontwerp Didactisch ontwerp Anders
Ervaring 11 6 7 6 5 5 2
Ideeën 6 8 5 3 4 3 2
Totaal 17 14 12 9 9 8 4
Ondersteuning bij subsidiemogelijkheden staat op nr. 1, gevolgd door het vinden van partners en ondersteuning bij ICT-inzet.
3.13 Andere initiatieven De volgende vraag luidde: “Zijn er wellicht ICT-activiteiten waarvan u op de hoogte bent, die momenteel niet gebruikt worden voor internationaliseringsactiviteiten, maar die daarvoor wel geschikt zouden zijn? Denkt u bijvoorbeeld aan online studiemateriaal in het Engels, samenwerkingsverbanden binnenland die ook met het buitenland zouden kunnen, studiemateriaal overal beschikbaar via Internet, etc.” Zeven personen met ervaring vullen hier iets in: 1) Digitale Plaatsingstoets FGW 2) Inzet van software voor Remote Onderwijs (in concreto Breeze van Macromedia)
24
3) Online cursus registratie bij de ISHSS 4) Ik ken een onderzoeksgroep die Blackboard gebruikt als "werkruimte" voor samenwerking met projectpartners uit het buitenland. (zowel geschikt als gebruikt, dus niet echt een antwoord op de vraag...) 5) ICT wordt impliciet toegepast door studenten die in het buitenland weblogs bijhouden. Een voorbeeld: Van 30 januari tot en met 17 februari 2006 vond in India de tweede editie plaats van een International Course on Marine Resource Management. In het kader hiervan volgden een aantal studenten van het IIS de interdisciplinaire college cyclus "People and the Sea" als voorbereiding op hun reis naar de deelstaat Tamil Nadu, India. De studenten verbleven drie weken in Tamil Nadu om veldwerkervaring op te doen. Deze internationale cursus en reis is een initiatief van MARE (Centre for Maritime Research, Amsterdam) en werd vanuit de UvA georganiseerd door het C.M. Kan Instituut in samenwerking met het Instituut voor Interdisciplinaire Studies. Deze studenten onderhielden m.b.v. ICT contact met het 'thuisfront' w.o. het IIS. Nagedacht wordt over de rol die online hoorcolleges kunnen spelen voor studenten die (tijdelijk) in het buitenland verkeren in het kader van hun opleiding. 6) De door ons ontwikkelde tool DiViDU zou misschien geschikt zijn om te gebruiken voor internationalisering: studenten in het buitenland produceren video opnamen van praktijksituaties & leveren die in; studenten hier bekijken de praktijksituaties en leveren commentaar etc. Stage-begeleiding in het buitenland zou heel goed op deze manier ondersteund kunnen worden. 7) Bij de partners is aanzienlijke interesse om in de toekomst bij Distant education activiteiten te de genoemde faciliteiten verder te ontwikkelen (ook voor continuing education activiteiten) Vijf personen zonder ervaring vullen het volgende in: 1) Wel materiaal beschikbaar wat over Internet toegankelijk is. Vraag blijft of dit in cursusvorm aangeboden wordt of gratis online. Laatste lijkt ten koste van het vele eigen werk te gaan. 2) www.medischonderwijs.nl 3) Geparticipeerd in Webspijkeren 1; vervolgaanvraag voor webspijkeren 2 is ingediend: http://www.web-spijkeren.nl/ 4) Het gebruik van Breeze (experiment bij SURF - meer info via surfgroepen); studentassistenten van AIM ICTO-team waren erg enthousiast en zagen mogelijkheden; een ervan zit nu voor een week in NYC in kader van uitwisselingsprogramma met NYU. 5) In aanvulling op de mogelijkheden die in de vraag genoemd worden zijn er sind enige tijd technische mogelijkheden die de standaard digitale leeromgeving kunnen verrijken. Ik denk daarbij aan Skype, waarmee studenten in groepjes tot vijf personen met elkaar communiceren. De volgende vraag is het complement van de vorige: “Zijn er wellicht internationaliseringsactiviteiten waar u van op de hoogte bent, die momenteel niet voorzien zijn van ICT-gebruik, maar die daarvoor wel geschikt zouden zijn? Denkt u bijvoorbeeld aan stagebegeleiding van studenten in het buitenland, het laten deelnemen van studenten aan uw module terwijl zij in het buitenland verkeren, etc.” Zes personen met ervaring beantwoorden deze vraag. Twee van hen hebben ook de vorige vraag beantwoord. De antwoorden luiden:
25
1) Samenwerking met buitenland in het kader van Unica Sectorplan 2) Stagebegeleiding aan de Universiteit van Bilbao en Mexico City. 3) Honoursonderwijs is geschikt voor internationalisering in combinatie met ICT gebruik. Hetzelfde geldt voor de Master Cognitive Science, met name bij bijvoorbeeld de Summer School. 4) Blackboard wordt wel gebruikt maar het gebruik kan zeker uitgebreid worden - overigens niet alleen voor internationalisering maar voor afstandsonderwijs in algemenere zin. 5) Deze activiteiten zijn interessant maar worden nog niet toegepast. 6) Zal ik over denken. mail mij svp Acht personen zonder ervaring beantwoorden deze vraag. Drie van hen hebben ook de vorige vraag beantwoord. De antwoorden luiden:
1) modules volgen als ze in buitenland verblijven. 2) naast bovengenoemde (bedoeld wordt het Webspijkeren): invoering SIS; invoering digitaal 3) 4) 5) 6) 7) 8)
portfolio i.c.m. Blackboard; (zie ook vraag over inzet ICT in onderwijs) begeleiding studenten in buitenland UvA tentamens in het buitenland doen. veldwerk van antropologiestudenten is dan iets wat me als eerste te binnen schiet. alle plannen in de dop met St. Petersburg, Krakau, Vietnam, India. DiViDU voor begeleiding van stage-activiteiten in het buitenland Er zijn een aantal joint masters. Hier zou nog veel meer dan nu gebruik gemaakt kunnen worden van ICT als ondersteuning.
3.14 Conclusie Hoewel de zesentwintig respondenten 32 beschrijvingen leveren, zien we na clustering dat 14 activiteiten overblijven die direct gerelateerd zijn aan het primair proces, en 10 activiteiten die tot het secundair proces gerekend kunnen worden. Dat is voor de Universiteit van Amsterdam niet echt een uitbundige inzet van ICTOnationalisering te noemen. Wel geven de meeste respondenten aan dat het om structurele activiteiten gaat. De aantallen betrokken docenten en studenten, binnen de UvA en daarbuiten, verschilt nogal. De plaats in het curriculum is ook gevarieerd, van cursus tot compleet masterprogramma, en daarmee ook de studielast: van 2 EC’s tot 70 EC’s. Qua ICT-toepassingen springt de elektronische leeromgeving en met name Blackboard er uit, met website als tweede. Omdat communicatie in internationale contacten een belangrijk aspect is, worden verschillende toepassingen genoemd. De UvA-respondenten zijn grosso modo tevreden tot zeer tevreden over de ICT-toepassingen. De meerwaarde van ICT in internationalisering ligt volgens de respondenten vooral in de echte, spontane interactie met en feedback van het ‘buitenland’, de gegarandeerde toegankelijkheid van actuele en up-to-date kennis en informatie, het gegeven dat het alleen met ICTOnationalisering kan en niet anders, de besparing op reis- en verblijfskosten, de motivatie van studenten en de internationale samenwerking ‘an sich’. De redenen om te beginnen met ICTOnationalisering zijn divers, soms omdat het langs komt, soms omdat er duidelijke wensen of behoeften zijn, soms vanwege inhoudelijke of beleidsmatige aspecten. Qua grootste te overwinnen moeilijkheid valt op dat zij voornamelijk op algemeen of specifiek tech-
26
nisch gebied liggen, en op verschillende niveaus van organisatie van de activiteit. Ook bij de zwakke punten komen relatief vaak technische problemen aan de orde, hetgeen in tegenspraak is met de elders genoemde tevredenheid met ICT. Dit lijkt een aandachtspunt voor vervolgacties op dit onderzoek. Bij sterke punten of slaagfactoren, en absoluut noodzakelijke voorwaarden voor succes wordt in de eerste plaats de rol van docenten en studenten genoemd. Kwalificaties als toegewijd, deskundig, gemotiveerd, de wil ermee te starten, grote inzet en enthousiast worden aan docenten toegeschreven, en bij studenten noemt men een zelfde soort vereisten c.q. observaties. Daarnaast wijst men op noodzakelijke vaardigheden en inzichten op het gebied van ICT. Voorts stelt men dat het programma c.q. het cluster activiteiten inhoudelijk sterk moet zijn, maar ook flexibel. Internationale initiatieven vereisen een lange en grondige voorbereiding, waarbij technische, maar ook sociaal-culturele aspecten een rol spelen. Goede en enthousiaste contacten en partners zijn tevens een duidelijke voorwaarde. Tot slot wordt ondersteuning in het algemeen en vooral ten aanzien van ICT regelmatig genoemd als absolute voorwaarde voor succes. De geventileerde ondersteuningswensen kennen een duidelijk top-3: men wenst ondersteuning op het gebied van subsidiemogelijkheden, ICT-inzet en het vinden van partners in het buitenland. Bij de aanbevelingen valt op dat geld en tijd vaak genoemd worden, om formatie beschikbaar te stellen, om voorbereidingstijd te vergroten, om initiatieven structureel te maken, en op te schalen, om faciliteiten te scheppen voor ontwikkeling, etc.
27
28
4
4.1
Wensen en ideeën
De respondenten
Personen die niet bij bedoelde activiteiten betrokken waren, maar wel wensen en/of ideeën hadden op dit terrein konden deze kwijt. In totaal 19 personen hebben dat gedaan. Zeven van hen werken bij de FMG, daarnaast zijn ACTA, FEB, FGW en FNWI met twee personen vertegenwoordigd, en AMC, ILO en Liaison Office met één persoon. Eén persoon vermeldt geen faculteit, slechts de afdeling Studenten Services. In onderstaande tabel zijn ook de respondenten met ervaring toegevoegd, zodat er een goed beeld ontstaat van de totale representatie van respondenten uit de verschillende instituten en faculteiten.
FMG FGW FNWI ILO IIS FdR IC IVAM UvA BV FEB ACTA AMC Liaison Office
Ervaring 10 5 3 2 2 1 2 1
Ideeën 7 2 2 1
2 2 1 1
Totaal 17 7 5 3 2 1 2 1 2 2 1 1
Van de negentien personen zijn er vijf die alleen hun naamsgegevens hebben achtergelaten, en verder op geen enkele andere vraag hebben gereageerd. Daarnaast is er nog één persoon die twee namen achterlaat op de vraag naar collega’s die zich met het onderwerp bezighouden, maar verder ook geen extra informatie geeft. Dat brengt ons op totaal 13 personen, die inhoudelijk reageren.
4.2
Wensen en ideeën, motieven en belemmeringen
De eerste drie vragen luidden: 1) “Wat zijn uw wensen en ideeën op het gebied van internationalisering en ICT?” 2) “Wat zijn uw belangrijkste motieven om met deze activiteit(en) te beginnen?” 3) “Welke belemmerende factoren spelen er in uw geval?” Omdat de antwoorden op deze vragen op elkaar betrokken zijn, behandelen we ze per persoon. De dertien respondenten beantwoorden één of meer vragen. Daarvan stelt één persoon: “Geen wensen, samenwerking op de Nederlandse markt tussen ULO's zou al een goed begin zijn.” en noemt verder geen motieven en belemmeringen.
29
Eén respondent schrijft alleen bij belemmerende factoren: “Geen prioriteit; niet bekend met bestaand concreet beleid van onderwijsinstituten op het terrein van internationalisering & ICT”. Zo blijven er elf personen die op alle drie vragen een antwoord geven. Deze antwoorden zijn in onderstaande tabel opgenomen. Wensen - ideeën Het samenwerken met instituten in het buitenland om gezamenlijk onderwijsactiviteiten te ondernemen Studenten uit verschillende landen in contact brengen met elkaar en samen projecten laten doen.
Motieven Expertise elders.
Belemmerende factoren Tijd, in buitenland veelal nog niet ver met e-learning gevorderd
Hoe is de gezondheidszorg in andere landen geregeld, welke gewoonten en regels kennen zij, en hoe is elders de opleiding tot arts ingevuld?
Contacten met buitenlandse medische faculteiten, na een kennismaking komen tot concrete plannen.
Uitwisseling studenten en docenten
Mogelijkheden voor studenten na de studie en ruimere oriëntatie docenten
Financieel en ruimte in de studie, wat betreft ICT toegang tot projecten beperkt.
Digitale toetsing voorkennis componenten, ontwerpen online onderwijsmodules, aanbieden digitaal onderwijsmateriaal (digitale colleges), real-time gastcolleges op afstand, etc.
Flexibilisering van het onderwijs door toenemende heterogeniteit in cultuur en voorkennis. inzet studentactiverende didactische scenario's. drempelverlagende werking voor instroom door aanbieden (onderdelen van) modules via internet en inschrijvingsprocedures via Internet (SIS).
Draagvlak; "traditionele" opvattingen m.b.t. academisch onderwijs (kort door de bocht: het geven van informatie / content; rest is verantwoordelijkheid van de student)
Online aanmeldingsprocedure voor buitenlandse studenten. Online toetsmogelijkheden bijvoorbeeld om het niveau van het Engels van buitenlandse studenten te toetsen, maar ook om studenten mogelijk te maken UvA tentamens online te maken terwijl ze in het buitenland zijn. ICT maakt het mogelijk om op grotere schaal internationaal onderwijs te bieden, door bijvoorbeeld deels afstandsonderwijs en deels contactonderwijs te bieden. Internationaal onderwijs kan daardoor betaalbaarder en toegankelijker worden.
Verbetering voor studenten
Geld, tijd en kennis
Toegankelijker maken van internationaal onderwijs.
De ISHSS is een kleine internationaal georiënteerde organisatie, waarin veel mogelijk is, maar waarin ook grenzen van tijd, geld en expertise gelden.
30
contactonderwijs te bieden. Internationaal onderwijs kan daardoor betaalbaarder en toegankelijker worden. Twee projectgroepen laten samenwerken op afstand.
Experimenteren met de techniek, studenten motiveren voor internationale samenwerking, onderwijs innoveren, etc.
Contacten met buitenlandse werkgroepen, vakdocent die dat wel heeft, tijd die vakdocenten moeten investeren om de stof te ontwikkelen.
Ik zou graag samen met docenten van andere universiteiten in het buitenland een cursus willen geven over een onderwerp rond de rol van ICT in het onderwijs, die toegankelijk is voor studenten van de betrokken universiteiten en waarbij studenten op afstand met elkaar samenwerken. Studenten hoeven niet te reizen. Studenten moeten al in het 1e jaar naar het buitenland kunnen gaan, dat heeft een duidelijke wervingskracht.
Ik vind het leuk en belangrijk dat studenten leren om internationaal samen te werken. Virtuele samenwerking biedt studenten deze mogelijkheid zonder dat het ze veel geld kost. Ik heb ervaring met het begeleiden van dit type cursus en wil deze graag uitbouwen en breder voor de UvA inzetten.
Ik heb geen onderwijsaanstelling en binnen onze afdeling worden geen cursussen gegeven op het gebied van ICT in het onderwijs. Ook wordt er niet gewerkt met virtuele internationale samenwerking.
Noodzaak om attractiever te worden
Het is in alle opzichten moeilijk om activiteiten voor onze studenten in het buitenland te organiseren
We hebben de afgelopen jaren internationale onderwijssamenwerking op proberen te zetten met St. Petersburg, Krakau, Vietnam en India. Het betreft hier Masteronderwijs op het gebied van ICT. Van al deze plannen is tot nu toe niks terechtgekomen. Wel is het zo dat E-learning altijd een onderdeel vormde van deze ideeën.
Het is voor de UvA van belang om internationaal samen te werken op het gebied van onderwijs. Het is ook van belang vanuit een maatschappelijk oogpunt. Het zou mooi zijn als twee onderwijspartijen elkaar materiaal kunnen aanbieden via elektronische weg en dat op basis daarvan een substantiële uitwisseling tot stand komt. Met E-learning wil je kosten besparen, wil je UvA internationaal op de kaart zetten, maar wil je ook nadrukkelijk andere partijen als gelijkwaardige onderwijspartner benaderen. Onze studenten zouden ook in Vietnam een cursus kunnen volgen.
Geld. Om er een E-learning systeem en examinatie systeem op te zetten en in te richten kost veel tijd en geld. Elke keer blijkt weer dat daar gewoon niet de middelen voor beschikbaar zijn.
31
Een plek binnen de UvA waar medewerkers terecht kunnen met vragen omtrent ICT als middel internationalisering van het onderwijs te bevorderen. Workshops over het gebruik van voor de UvA handige en bruikbare middelen t.b.v. internationalisering. Training van docenten in het internationaliseren
Ik verwacht een positieve impuls
Mogelijk geld. Mogelijk lastig te focussen.
De wensen liggen voornamelijk op het gebied van samenwerking met buitenlandse instituten, waarbij uitwisseling en samenwerking van studenten en gezamenlijk onderwijs geven onderdelen zijn. De motieven zijn verbonden aan de wensen. Qua belemmerende factoren wordt hier tijd, geld, kennis en expertise, maar ook organisatorische aspecten en cultuur (draagvlak) genoemd.
32
5
5.1
Conclusies en discussie
Conclusies
Er is een scala aan initiatieven en activiteiten gevonden naar aanleiding van dit beperkte inventarisend onderzoek. Het is echter niet waarschijnlijk dat we alles wat zich binnen de Universiteit van Amsterdam afspeelt op het gebied van internationalisering en e-Learning hebben gevonden. Het gevondene laat echter een aantal conclusies toe. 1. De omvang van ICTOnationalisering is voor een instelling als de Universiteit van Amsterdam beperkt te noemen: we hebben 14 activiteiten in het primair proces gevonden, en tien die tot de voorwaardensfeer voor ICTOnationalisering gerekend mogen worden. 2. Bij de activiteiten is internationalisering het belangrijkste doel, en niet de inzet van ICT als zodanig. ICT vormt de voorwaarde met behulp waarvan activiteiten mogelijk gemaakt worden. De respondenten met ervaring zijn duidelijk enthousiast over internationalisering en stellen dat ICT-inzet een duidelijke meerwaarde heeft. 3. Activiteiten zijn hetzij gericht op het primaire onderwijsleerproces, of op het niveau van het scheppen en onderhouden van voorwaarden daarvoor (secundair of tertiair). 4. De activiteiten zijn verschillend van omvang en doorwerking op het niveau van instituut c.q. faculteit. In het algemeen worden de activiteiten ondersteund door het instituut c.q. de faculteit. 5. De integrale cases zijn in dit onderzoek het referentiepunt van de respondenten geweest. Hoewel verschillende aspecten geïsoleerd zijn voor nadere analyse van de antwoorden, moeten ook de beschrijvingen in de bijlage gezien worden als uitkomsten van dit onderzoek. 6. Qua ICT-toepassingen staat BlackBoard op nummer 1, daarna websites. 7. Men is grosso modo tevreden over de ICT-toepassingen binnen de UvA, toch wordt ICT regelmatig genoemd bij grootste moeilijkheden en zwakke punten. 8. Qua meerwaarde van ICT noemt men de echte, spontane interactie met en feedback van het ‘buitenland’, de gegarandeerde toegankelijkheid van actuele en up-to-date kennis en informatie, het gegeven dat het alleen met ICTOnationalisering kan en niet anders, de besparing op reis- en verblijfskosten, de motivatie van studenten en de internationale samenwerking ‘an sich’. 9. De positieve instelling en rol van zowel docenten als studenten wordt gezien als belangrijke succesfactor, dit in combinatie met kennis en vaardigheden op het gebied van internationalering met ICT. Ondersteuning, vooral op het gebied van ICT, ziet men als absolute voorwaarde voor succes. 10. Ondersteuningswensen zijn in ruime mate geventileerd. Daarbij is ondersteuning op het gebied van subsidiemogelijkheden, van het vinden van partners, en van ICT-inzet het meest gewenst. 11. De respondenten formuleren aanbevelingen die wijzen op gebrek aan geld en tijd, vooral om de plek van ICTOnationalisering groter en structureler te maken. 12. De wensen en ideeën van diegenen die (nog) geen ervaring hebben liggen voornamelijk op het gebied van samenwerking met buitenlandse instituten, waarbij uitwisseling en samenwerking van studenten en gezamenlijk onderwijs geven onderdelen zijn. Qua belemmerende factoren wordt hier tijd, geld, kennis en expertise, maar ook organisatorische aspecten en cultuur (draagvlak) genoemd.
33
5.2
Discussie
Achterliggende gedachte van dit onderzoek en de opdracht daartoe is de mogelijkheid meer en betere informatie, advies en ondersteuning te bieden op het terrein van internationalisering en e-Learning, om zo zowel centraal beleid van de Universiteit van Amsterdam, als decentrale wensen en behoeften beter te realiseren. De laatste wens uit het vorige hoofdstuk is daarbij illustratief: “Een plek binnen de UvA waar medewerkers terecht kunnen met vragen omtrent ICT als middel internationalisering van het onderwijs te bevorderen; Workshops over het gebruik van voor de UvA handige en bruikbare middelen t.b.v. internationalisering; Training.” De inventarisatie van activiteiten, wensen en ideeën biedt uitgangspunten om nader beleid en nadere informatie- en ondersteuningsdiensten vorm en inhoud te geven. Het onderzoek lijkt te wijzen op de noodzaak van verdere investeringen in beleidsimplementatie ten aanzien van de thema’s Internationalisering en e-Learning als onderdeel van de onderwijsvisie van de Universiteit van Amsterdam. Daarbij lijkt het volgende wenselijk: - gerichte financiële ondersteuning voor initiatieven en hun opschaling (zoals in het geval van TALON) naar meer structurele onderdelen van het curriculum, - verdere verbetering en uitbreiding van state-of-art ICT-voorzieningen, en - verbetering van ondersteuning op de verschillende randvoorwaarden waaronder ICTOnationaliseringsinitiatieven kunnen gedijen. Het lijkt van belang de huidige pioniers verder te stimuleren, te ondersteunen en te profiteren van hun ervaringen rond hun initiatieven gericht op het internationaliseren van het curriculum met inzet van e-Learning. Een bijdrage aan het realiseren van betere ondersteuning voor ICTOnationalisering wordt nu uitgewerkt door de Regiegroep Internationalisering en e-Learning. Gedachte hierbij is de creatie van een webloket met daaraan verbonden een gemeenschap van geïnteresseerden en ervaringsdeskundigen die met en van elkaar kunnen leren en kunnen bijdragen aan de opbouw van kennis en praktijkvoorbeelden. Dit onderzoek en haar uitkomsten kan voor de realisatie van een dergelijk loket met bijbehorende community de volgende elementen bieden: 1. De verschillende ondersteuningswensen dienen als webvensters voor specifieke informatie over het onderwerp in kwestie, met links naar mogelijkheden voor directe ondersteuning. 2. De webvensters worden gevuld door verschillende centrale en decentrale diensten; daar waar dat niet mogelijk worden links naar relevante andere websites opgenomen. 3. Uit de in de bijlage opgenomen cases worden enige voorbeelden gekozen, om die na nadere invulling een plek te geven in een verzameling goede praktijkvoorbeelden. 4. De respondenten worden benaderd om deel uit te maken van een nader in te vullen virtuele gemeenschap die collega’s met raad en daad bijstaan. 5. De ervaringen van respondenten kunnen gebruikt worden om op het gebied van internationalisering, het gebied van inzet van ICT, en op de combinatie daarvan een aantal handige gereedschappen te ontwikkelen, zoals checklists, do’s and don’ts, etc. 6. Het loket kent het karakter van een groeiende verzameling informatie en ervaringen. Overigens wordt de mogelijkheid onderzocht dit onderzoek ook op de Hogeschool van Amsterdam uit te voeren, en vervolgens webloket en bijbehorende community zowel voor de UvA als de HvA in te zetten.
34