IAB-Info Nummer 17 16 oktober 2002
14e jaargang
Inhoud I.A.B.-mededelingen Hervorming Vennootschapsbelasting – Uitzonderlijke studienamiddag IAB Woensdag 13 november 2002 Gezien het belang van de op til zijnde hervorming van de vennootschapsbelasting, organiseert het Instituut, zoals eerder al aangekondigd, op woensdag 13 november aanstaande een studienamiddag over het onderwerp. Wij zijn verheugd er de heer Didier REYNDERS, Minister van Financiën, en de heer Jean-Paul SERVAIS, Kabinetschef van de Minister van Financiën, te mogen verwelkomen. Alle nuttige informatie en inschrijvingsformulier vindt u in bijlage bij deze nieuwsbrief. Inschrijven kan tot 1 november 2002.
Belgische accountants vrijgesteld van gedeelte internationaal examen «Certified Internal Auditor» Belgische accountants die de internationaal beschermde titel van «Certified Internal Auditor» willen bekomen, worden voortaan vrijgesteld van deel 4 van het officiële vierdelige examen, dat tweemaal per jaar (in mei en november) wereldwijd wordt georganiseerd door het «Institute of Internal Auditors» (IIA).
Derde «Trends CEO-IAB Poll» De groei van de economie blijft ondermaats en dat stemt accountants, belastingconsulenten en bedrijfsleiders somber. Zoveel mag blijken uit de derde driemaandelijkse poll die het IAB en Trends begin september 2002 uitvoerden onder 3 000 IAB-leden en 1 000 CEO's.
Ondernemingsrecht Aanpassingen aan de Faillissementswet : nieuwe opdracht voor de accountant De Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Vennootschappen werd op 21 september in het Staatsblad gepubliceerd (2e ed.) en voorziet onder meer in een nieuwe opdracht voor de accountant.
Faillissement : de echtgenoot gered De gewijzigde faillissementswet voorziet niet alleen in een nieuwe opdracht voor de accountant : hij wijzigt ook ingrijpend de vroeger bestaande regeling van de verschoonbaarheid. Een korte toelichting.
Betalen binnen 30 dagen ? Schuldenaars zullen voortaan hun facturen binnen 30 dagen moeten betalen. Doen ze dat niet, dan lopen ze het risico aanzienlijke verwijlintresten te moeten betalen. Partijen kunnen evenwel vooraf onderling overeenkomen van deze regels af te wijken. Een woordje uitleg.
I.A.B.-mededelingen Belgische accountants vrijgesteld van gedeelte internationaal examen «Certified Internal Auditor» Ph. VAN EECKHOUTE Belgische accountants die de internationaal beschermde titel van «Certified Internal Auditor» willen bekomen, worden voortaan vrijgesteld van deel 4 van het officiële vierdelige examen, dat tweemaal per jaar (in mei en november) wereldwijd wordt georganiseerd door het «Institute of Internal Auditors» (IIA). Het betrokken examendeel test de expertise van de kandidaat op het vlak van zijn specifieke beroepskennis. Voor de accountancy-sector gaat het om materies zoals management accounting, financiële analyse e.d.m. Voor de eerste drie delen van het examen – die gemeenschappelijk zijn voor alle beroepen – geeft IIA nooit een vrijstelling. In België is het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) als enige erkend door IIA. Het Institute of Internal Auditors telt meer dan 70 000 leden actief in interne audit in meer dan 100 landen. De Belgische afdeling van IIA, de «Belgian Chapter», heeft meer dan 600 leden. De rol van de interne auditor bestaat erin de kwaliteit van de interne controlestructuur te evalueren. Na een grondige analyse van de verschillende risicodomeinen worden waar nodig aanbevelingen geformuleerd voor een betere beheersing van de risico’s. Interne auditors zijn actief in operationele, IT-, security- of financiële auditdomeinen. Bijgevolg oefenen benevens accountants ook ingenieurs, juristen en anderen de functie van intern auditor uit. Interne auditors die een erkenning willen als «Certified Internal Auditor» moeten voldoen aan de strenge vereisten van het IIA-certificatieprogramma en moeten slagen in een examen dat bestaat uit vier delen: • • • •
Deel Deel Deel Deel
1: 2: 3: 4:
organisatie van interne controle en interne audit technieken van interne audit management control en IT-systemen management accounting, financiële analyse, e.a. (accountancy-sector).
Deel 4 van het examen is het enige deel dat wordt aangepast aan zowel de nationale als de beroepsspecifieke situatie. Het is bijgevolg het enige deel waarvoor de IIA aan bepaalde gereglementeerde beroepen een vrijstelling toekent. De kwaliteit van de professionele opleiding tot accountant in België, die bestaat uit een toelatingsexamen, een stage van drie jaar en een bekwaamheidsexamen, telkens georganiseerd door het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB), bracht de «IIA Board of Regents» ertoe aan Belgische accountants een vrijstelling te geven voor deel 4 van het examen. De volgende examensessie tot het behalen van de titel «Certified Internal Auditor» vindt plaats op 20 en 21 november 2002. Meer info over IIA en de Belgische tak ervan, IIA-BEL: www.theiia.org en www.iiabel.org.
Derde «Trends CEO-IAB Poll» De groei van de economie blijft ondermaats en dat stemt accountants, belastingconsulenten en bedrijfsleiders somber. Zoveel mag blijken uit de derde driemaandelijkse poll die het IAB en Trends begin september 2002 uitvoerden onder 3 000 IAB-leden en 1 000 CEO’s. Zij zien de toekomst van de economie zeer somber in. Twee derde verwacht zelfs geen herstel binnen twaalf maanden. En de dreigende oorlog tussen de VS en Irak versterkt dat pessimisme nog. Deze enquête wordt elk kwartaal herhaald. Ze bestaat telkens zowel uit algemene als actualiteitsgebonden vragen. Deze keer werd bijvoorbeeld een vraag gesteld over de verwachte loonevolutie in het bedrijf en werden de respondenten gepolst over de mogelijke impact van een Amerikaans-Iraakse oorlog op de Belgische bedrijven. De Trends CEO-IAB Poll groeit op die manier uit tot een betrouwbare driemaandelijkse barometer van de economische conjunctuur. U kan de cijfers en conclusies van deze derde poll in extenso nalezen op de IAB-website; hierna volgen alvast de belangrijkste vaststellingen.
Vertrouwen in de Belgische economie Het vertrouwen van de ondernemers in de Belgische economie is even groot of even klein als net na de aanslagen van 11 september 2001. Toen Trends in die periode aan 1 000 CEO’s vroeg om op een schaal van 1 (laag) tot 10 (hoog) te zeggen hoe groot het vertrouwen in de conjunctuur is, kregen we een score van 5,1. Eenzelfde cijfer tekenen we een jaar later op. En dat terwijl de coëfficiënt drie maanden en een halfjaar geleden bijna een punt hoger lag. Als we hen vragen hoe ze toekomst van hun bedrijf zien, lijkt er echter weinig veranderd. De 7,1 ligt amper lager dan de 7,2 van een paar maand geleden. Maar net als vorige keer zijn de accountants en belastingconsulenten iets pessimistischer. Een pessimisme dat nog sterker naar voren komt bij de vraag wanneer de respondenten een herneming van de economie verwachten. De datum lijkt steeds verder in de toekomst te liggen. Bij de vorige poll hoopte bijna 56 % op een herneming binnen het jaar. Nu zien ze de toekomst nog somberder in. 66,9 % verwacht geen herneming binnen het jaar. Voor de respondenten van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten (IAB) is dat pessimisme nog groter. Daar tekenen we een cijfer van 73 % op. Opvallend genoeg vinden we die zwartkijkers slechts in beperkte mate terug bij de vragen rond de evolutie van de omzet, de tewerkstelling en het investeringsbeleid. Daar tekenen we cijfers op die iets lager liggen dan zes of drie maanden geleden. Om het onbehagen echt te voelen, moeten we dieper ingaan op de getuigenissen van de CEO’s. Het blijkt dat ze zeer bevreesd zijn om in een negatieve spiraal te worden meegesleept, ook al kunnen ze wat hun eigen bedrijf betreft goede resultaten voorleggen : «Gezonde bedrijven zijn niet ongevoelig voor de vele faillissementen, want die gezonde bedrijven moeten vaak de financiële katers dragen. En zo komen ze zelf in de problemen, want ze hebben niet het recht om bevoorrecht schuldeiser te zijn van hun klanten, namelijk de gefailleerden», aldus een CEO. De topmanagers zijn er zich ook van bewust dat ze de technologiecrash en meer bepaald de eerste echte dip van anderhalf jaar geleden nog aan het uitzweten zijn. «Ik denk dat het op dit ogenblik steiler bergaf gaat dan pakweg achttien maanden geleden», zo bevestigt ons een andere bedrijfsleider, «ik voorspel nog een lange periode van laagconjunctuur».
Euro lijkt onbelangrijk Het vertrouwen in de euro is intussen wel onaangetast gebleven en groter dan het vertrouwen in de dollar. Misschien niet vreemd, maar wat opvalt is dat geen enkele respondent gewag maakt van de mogelijke negatieve gevolgen van een sterke euro ten opzichte van de dollar. Blijkbaar houden ze zich daar maar zijdelings mee bezig of hebben ze – vooral de exportgerichte bedrijven – de nodige maatregelen genomen om het effect tot een minimum te beperken. Een andere constante is daarbij aansluitend de iets minder positieve houding tegen de dollar. Dat is niet verwonderlijk, omdat kort na de vorige enquête de dollar en de euro op pariteit stonden. Evolutie van de lonen Een andere parameter die deze keer extra aandacht krijgt is de loonevolutie. Wij vroegen aan de bedrijfsleiders en aan de accountants hoe groot zij de marge voor loonsverhogingen inschatten in hun bedrijf voor de periode 2003-2004. Het resultaat is het rekenkundig gemiddelde loonsverhogingen in %. Voor 2003 wordt een cijfer van 2,2 % vooropgesteld en voor 2004 2,9 %. Vermeldenswaard is dat 22,5 % van de CEO’s geen loonsverhoging voorziet in 2003. Voor 2004 is dat nog slechts 10 %. Daarnaast geven een aantal respondenten – niet veel: in de grootte-orde van 1,5 % – aan dat er loonsverhogingen gepland zijn van tien of meer. Zullen die cijfers in de toekomst nog evolueren ? In elk geval benadrukken de respondenten dat het probleem vooral structureel is, eerder dan conjunctureel. «Ik hoop dat men in West-Europa en speciaal in België eindelijk eens gaat beseffen dat de totale loonkosten zo hoog zijn dat er voor verhogingen geen enkele ruimte meer over is. Het is vandaag al zo moeilijk om tegen Oost-Europese en Aziatische landen te concurreren, laat staan na verdere loonsverhogingen. Bovendien zou het gezond verstand op het vlak van arbeidsduur eindelijk eens moeten gaan zegevieren. Het gaat niet op te pleiten voor een 35-urenweek, omdat er zogezegd te veel werklozen zijn», zegt een bedrijfsleider. En hij gaat verder: «Ik denk dat er een systeem nodig is waarbij mensen a volonté overuren kunnen maken en ze er netto nog iets aan overhouden. Dat zou meteen het probleem van de zwarte overuren, die nog steeds massaal worden toegepast bij kleine ondernemingen, kunnen oplossen en de productiviteit van de investeringen doen toenemen. Maar welke politicus durft daarvoor een voorzet geven...» Een factor die ook een rol speelt bij de antwoorden van de bedrijfsleiders is natuurlijk de sector waarin ze actief zijn. «Als er loonsverhogingen komen, moeten wij die rechtstreeks verrekenen aan onze klanten vanwege de kleine winstmarge die er momenteel bestaat,» zegt een CEO uit de transportsector. «Er bestaat geen ruimte om dit op te vangen.» Een andere stelt het nog categorieker: «Eigenlijk is er in de transportwereld geen marge meer, want wij zijn al volledig uitgeperst.» Maar hoe het verder moet met de lonen lijkt de managers toch niet uit hun slaap te houden. Ongerustheid om Irak Dat kan je niet zeggen over hun houding ten opzichte van de dreigende oorlog tussen Amerika en Irak. Trends vroeg in welke mate een oorlog in Irak gevolgen zou hebben voor het bedrijf waarvoor de topmanager werkt of voor de onderneming die een beroep doet op de diensten van IAB-leden. De respondenten konden een antwoord kiezen uit een schaal die liep van 1 (negatieve gevolgen) tot 7 (positieve gevolgen), waarbij 4 voor neutraal staat.
Het resultaat van 3,1 (zowel in de CEO-poll als in de IAB-poll) toont aan dat de managers er wel degelijk rekening mee houden dat het conflict zich hier zal laten voelen. In eerste instantie denken de ondernemers aan hun eigen winkel en vrezen ze vooral de gevolgen van verhoogde olieprijzen. Allen hopen echter op een treffen op beperkte schaal. «Dan is het effect minimaal of zelfs nihil. Maar als er een internationale crisis van komt met bijvoorbeeld een toename van de internationale terreur, dan vrees ik het ergste voor het gros van de investeringen.» Sommigen zitten bijna te wachten op een conflict en vinden dat de onzekere situatie niet snel genoeg voorbij kan zijn. Misschien kan een snelle Amerikaanse interventie het wantrouwen wegnemen en de economie nieuwe impulsen geven. Anderen blijven echter pessimistisch: «Ik denk dat voor 95 % van de bedrijven de oorlog een negatief effect zal hebben. Consumenten worden voorzichtiger en investeren en spenderen minder.» Vooral het onrechtstreekse gevolg van verminderde investeringen wordt gevreesd. «Een oorlog in Irak heeft geen directe gevolgen voor een bedrijf als het onze,» zegt een respondent, «maar veel bedrijven die onze klanten zijn, zullen een stuk voorzichtiger worden in hun investeringen, wat natuurlijk een slechte zaak is. Ongeveer een derde van ons aanbod bestaat uit diensten. De vraag daarnaar dreigt te dalen.» Vergelijkbare klanken hoor je vanuit de IT-branche. De meeste bedrijven stellen vast dat ze naar een min of meer normale situatie aan het evolueren waren (dat wil zeggen van vóór september 2001). Als er nu een oorlog uitbreekt in Irak, verwachten ze een schrikreactie in alle grote bedrijven met als gevolg een afwachtende houding om te investeren. Het gevolg is dat bedrijven die zich bijvoorbeeld specialiseren in het leveren van IT-diensten, onmiddellijk een omzetdaling zullen voelen. Maar je hebt ook mensen die – zonder euforisch te willen doen – hun voordeel weten te halen uit die onzekere situatie. Zoals deze CEO: «Aangezien ik security consultant ben, zal een onveilige situatie het aantal opdrachten voor mijn bedrijf verhogen.»
Ondernemingsrecht Aanpassingen aan de Faillissementswet : nieuwe opdracht voor de accountant R. VAN BOVEN De Wet van 4 september 2002 tot wijziging van de faillissementswet van 8 augustus 1997, het Gerechtelijk Wetboek en het Wetboek van Vennootschappen» werd op 21 september in het Staatsblad gepubliceerd (2e ed.) en voorziet onder meer in een nieuwe opdracht voor de accountant. Volgens de vroegere wet1 waren de curatoren ertoe gehouden om in aanwezigheid van de gefailleerde de boeken en bescheiden vast te stellen en af te sluiten. De voorgaande bepaling wordt thans aangevuld met de verplichting voor de curator om de (eventueel) voorliggende balans te verifiëren en (waar nodig) te verbeteren. Dit zowel indien de handelaar een natuurlijke persoon, als een een rechtspersoon is. Bovendien is de curator ertoe gehouden zelf een balans op te maken wanneer deze niet is neergelegd. Hiermee doelt men op de balans die moet worden neergelegd op het ogenblik van de aangifte van het faillissement2. Indien de activa toereikend zijn om de kosten ervan te dekken, kunnen de curatoren daartoe de hulp inroepen van een accountant. Wanneer de balans niet is neergelegd bij de aangifte van de staking van betaling of wanneer uit de verificatie blijkt dat aanzienlijke correcties noodzakelijk zijn, kan de rechtbank – hiertoe aangezocht door de curator – de bestuurders en de zaakvoerders van de failliete rechtspersoon hoofdelijk veroordelen tot betaling van de kosten voor de opmaak van de balans. Het spreekt voor zichzelf dat deze mogelijkheid zich niet stelt ten aanzien van natuurlijke personen die handelaars zijn. Deze bepaling treedt in werking op de tiende dag na de publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad, met name op 1 oktober 2002. Noot 1 Art. 54 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, B.S. 28 oktober 1997. 2 Verslag namens de Commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer 2000-2001, nr. 1132/013, 85, art.10 Faill. W.
Faillissement : de echtgenoot gered De gewijzigde faillissementswet voorziet niet alleen in een nieuwe opdracht voor de accountant: hij wijzigt ook ingrijpend de vroeger bestaande regeling van de verschoonbaarheid. Een korte toelichting.
Verschoonbaarheid natuurlijke personen wordt principe Als we bepaalde mensen mogen geloven is de hervorming van de faillissementswet, waarover vóór het zomerreces gestemd werd, een opluchting. De natuurlijke personen die zich gedwongen zien het faillissement aan te vragen, zullen voortaan gemakkelijker vrijgesteld worden van de betaling van hun schulden. Zij zullen ook een tweede kans krijgen om, indien zij dit wensen, een nieuwe activiteit op te starten. De verschoonbaarheid, het principe waarbij als het ware de spons wordt gehaald over het passief van de gefailleerde, wordt immers de regel. Vroeger was het niet meer dan een gunst die door de rechter kon worden toegekend of geweigerd. En het hoeft waarschijnlijk niet meer gezegd dat het weigeren van deze gunst voor de betrokken natuurlijke personen een ramp betekende: zij moesten schulden torsen die ze in de meeste gevallen niet konden betalen. Nemen we bijvoorbeeld een ondernemer met 1 500 euro aan inkomsten per maand en een schuldenlast van 200 000 euro. Voor zo iemand was het onmogelijk om zulke hoge schulden ooit terug te betalen. In de toekomst zou het aantal dergelijke gevallen sterk moeten verminderen. Alle handelaars zullen inderdaad worden «verschoond», ten minste, als ze «ongelukkig en te goeder trouw» zijn en niet veroordeeld geweest zijn voor diefstal, oplichting of andere ernstige feiten. Zo zal een ondernemer die zijn zaken behoorlijk beheerd heeft, maar zich verplicht ziet zijn zaak te sluiten omwille van een ongunstige conjunctuur, in principe vrijgesteld worden van betaling van zijn passief. Hij zal wél nog zijn onderhoudsschulden moeten blijven betalen, alsook zijn schulden die hun oorsprong vinden in een schade die berokkend wordt aan de fysieke integriteit van een persoon, met name ingevolge een auto-ongeval. Vennootschappen vallen uit de boot In het nieuwe stelsel is echter een sterke rem ingebouwd: het is enkel van toepassing op de natuurlijke personen, met uitsluiting van de rechtspersonen. Met deze maatregel wil de wetgever de strijd aanbinden tegen bepaalde mechanismen van fiscale fraude waarbij de overname van vennootschappen in faillissement en het kunstmatig in leven houden ervan vaak gebruikt wordt om deel te nemen aan frauduleuze structuren. Desalniettemin beknot deze bepaling in aanzienlijke mate de draagwijdte van de verschoonbaarheid. In de praktijk is het aantal faillissementen van natuurlijke personen erg beperkt, ook al kan de schade daarbij inderdaad erg hoog liggen. Echtgenoot en borg Een andere positieve wijziging is dat, vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe wet, de aan de gefailleerde toegekende kwijting uitgebreid zal worden tot de echtgenoot die ermee ingestemd heeft medeschuldenaar te zijn, en tot de borgen.
Voorheen was dit niet het geval. In het oude systeem zat namelijk een anomalie vervat: de gefailleerde mocht dan nog vrijgesteld zijn van terugbetaling van zijn schulden, dit gold niet voor zij die zich borg hadden gesteld. Zij die zich borg hadden gesteld voor die schulden (de borg of de echtgenoot-medeschuldenaar) bleven door hun verbintenissen gebonden. Het resultaat laat zich raden: de schuldenaars richtten zich niet tot de ongelukkige gefailleerde, maar tot de borgstellers. De wetgever heeft echter de borgen die aanvaarden zich mits bezoldiging te verbinden, waaronder de banken, van het voordeel van de nieuwe maatregel uitgesloten. Enkel de particulieren die aanvaard hebben zich kosteloos borg te stellen voor de door handelaarsnatuurlijke personen aangegane schulden, zullen dus van hun verplichtingen ontslagen kunnen worden. Het kan bijvoorbeeld gaan om een familielid of een vriend die een dienst heeft willen bewijzen aan iemand die hem na aan het hart ligt. Het bestaan van deze regel is ongetwijfeld een goede zaak; toch zou hij wel eens tot discriminatieproblemen kunnen leiden. De situatie van de echtgenoot kan bijvoorbeeld totaal verschillen naargelang zijn partner een activiteit uitoefent als natuurlijke persoon of in de vorm van een vennootschap. In het eerste geval zal de echtgenoot ontslagen kunnen worden van zijn verplichtingen, in het tweede niet. Kortom, er zullen twee verschillende regelingen naast elkaar blijven bestaan en dit voor een nagenoeg identieke uitgangspositie. Strijd tegen de fiscale fraude Naast het verschoonbaarheidsaspect werden diverse maatregelen genomen voor een efficiëntere bestrijding van de fiscale fraude. Eén van die maatregelen betreft de vordering die ingesteld wordt tegen bedrijfsleiders die een zware fout hebben begaan, bijvoorbeeld het op een onredelijke wijze voortzetten van de activiteit van de onderneming hoewel elke hoop op heropleving verloren is en zij eigenlijk het faillissement zouden moeten aanvragen. In dit geval kunnen zij ertoe veroordeeld worden het passief geheel of gedeeltelijk uit eigen zak te betalen. Tot op heden kon enkel de curator deze vordering uitoefenen – iets wat in de praktijk maar heel weinig gebeurde – maar in de toekomst zal elke schuldeiser over deze mogelijkheid beschikken. De bepaling houdt wel een probleem in van concurrentie tussen de schuldeisers enerzijds, en tussen de curator en de persoon die de vordering ingesteld heeft anderzijds. In de situatie waarin de bedrijfsleider slechts veroordeeld wordt tot financiering van een deel van het passief, zal de meest gerede en snelste schuldeiser vóór alle anderen wat aan hem verschuldigd is aan de boedel kunnen onttrekken, ten koste van een billijke verdeling van de gerecupereerde sommen. De wijziging van de faillissementswet bevat onmiskenbaar een aantal baanbrekende pluspunten, maar een minpunt is toch het ontbreken van een globale aanpak van de materie. Naast de bepalingen die de gevolgen van het faillissement menselijker moeten maken, zien we immers ook meer repressieve maatregelen opduiken. Dit wekt de indruk dat men geprobeerd heeft de problemen aan te pakken door middel van extreme oplossingen, zonder na te denken over een duidelijke en coherente beleidsvisie. En dit zal zich sterk laten gevoelen bij de hervorming van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord. Vergeleken met het werk dat onze parlementsleden daarbij te wachten staat, was de herziening van de faillissementswet niet meer dan een opwarmertje.
Betalen binnen 30 dagen ? Schuldenaars zullen voortaan hun facturen binnen 30 dagen moeten betalen. Doen ze dat niet, dan lopen ze het risico aanzienlijke verwijlinteresten te moeten betalen. Partijen kunnen evenwel vooraf onderling overeenkomen van deze regels af te wijken. Een woordje uitleg. In België wordt 40 % van de facturen te laat betaald. Volgens een recente studie van Graydon wordt één factuur op de 10 pas meer dan 90 dagen na afloop van de overeengekomen termijn vereffend. De Belgische vereniging van incasso-ondernemingen, die 17 leden telt, schat het aantal onbetaalde schuldvorderingen waarvoor op incasso-ondernemingen een beroep werd gedaan, op 77 000. Daarmee zou een totaalbedrag van circa 245 miljoen EUR gemoeid zijn. En België behoort op dat vlak tot de slechtste leerlingen. Enkele jaren geleden lag de gemiddelde termijn van effectieve betaling in Europa op 54 dagen, terwijl deze in België 61 dagen bedroeg. Slechts vier landen deden het nog slechter, namelijk Griekenland, Portugal, Italië en Spanje. Bovendien blijkt dat de grote ondernemingen dubbel zo vaak aan de oorsprong liggen van achterstallige betalingen dan KMO’s. Deze overschrijdingen van de betalingstermijn leiden niet alleen tot een vertraging van de groei van ondernemingen, maar kunnen zelfs hun doodsteek betekenen. Dit geldt vooral voor de kleine en middelgrote ondernemingen die slechter gewapend zijn om zich tegen dergelijke praktijken te beschermen. Bovendien veroorzaakt dit vaak een sneeuwbaleffect. Immers, ondernemingen die op hun betalingen moeten wachten, kunnen daardoor zelf hun schulden niet betalen, enz. Niet minder dan 20 % van de faillissementen zou aan die betalingsmoeilijkheden toe te schrijven zijn. Slechte betalers Om dit probleem aan te pakken heeft België onlangs een Europese richtlijn naar Belgisch recht omgezet om de strijd aan te binden tegen slechte betalers. Met deze nieuwe wet worden alle handelstransacties beoogd. Dit slaat met name op de transacties tussen vennootschappen, tussen zelfstandigen, zelfs tussen ondernemingen en de overheid. De wet slaat echter niet op de verrichtingen met de gewone consumenten en evenmin op de verrichtingen tussen openbare besturen. De betalingen die verschuldigd zijn ter vergoeding van schade, waaronder de uitkeringen van verzekeringsmaatschappijen, vallen evenmin onder deze nieuwe wet. In de praktijk zullen alle facturen binnen 30 dagen na hun ontvangst betaald moeten zijn, en dit voor alle contracten die na 7 augustus 2002 afgesloten zijn alsook voor de contracten die vóór die datum zijn afgesloten, maar twee jaar na die datum nog steeds voortduren. Dit geldt met name voor de contracten die op 6 augustus 2002 zijn afgesloten voor een periode van 4 jaar. Gebeurt de betaling niet binnen die termijn, dan zullen automatisch verwijlinteresten verschuldigd zijn, zonder dat de schuldeiser de schuldenaar vooraf in gebreke hoeft te stellen. En die interesten hebben een ontradend effect: ze worden berekend op basis van de referentie-interestvoet van de Europese Centrale Bank en bedragen momenteel 10,5 %. De schuldeiser zal eveneens recht hebben op de terugbetaling van de gerechtskosten, waaronder de deurwaarderskosten, en op een redelijke schadeloosstelling voor de invorderingskosten, waaronder de kosten voor het inschakelen van een incasso-onderneming of de erelonen van een advocaat. Het totale bedrag van die «redelijke schadeloosstelling» is evenwel beperkt; het maximumbedrag moet nog bij koninklijk besluit worden vastgelegd, iets wat de Belgische vereniging van incassoondernemingen sterk betreurt. Het probleem ligt in de bepaling van dat plafond. De kost van de invordering staat immers niet altijd in gelijke verhouding tot de bedragen die op het spel staan en het is vaker goedkoper een schuldvordering van 10 000 euro te innen dan een schuld van 100 euro.
Afwijkende clausules Het staat de partijen evenwel vrij af te wijken van de regels waarin deze nieuwe wet voorziet. Zo is er niets dat hen verhindert onderling overeen te komen dat de facturen binnen 90 dagen betaald moeten worden en dat, indien dit niet gebeurt, een lagere interest verschuldigd zal zijn mits een voorafgaande ingebrekestelling. Precies daarin ligt één van de zwakke punten van de wet. Die wet wordt verondersteld de kleine ondernemingen te beschermen, maar het zijn precies die ondernemingen die minder goed geplaatst zijn om te onderhandelen om de eenvoudige reden dat de machtsverhouding tussen de grote vennootschappen en de kleine leveranciers ongelijk is. In de meeste gevallen zijn het die grote vennootschappen die de spelregels bepalen, terwijl de ‘kleintjes’ onvoldoende gewicht in de schaal kunnen leggen om hun belangen te verdedigen. En de ondernemingen hebben al lang begrepen dat ze er voordeel bij hebben hun betalingen uit te stellen. Sommige professionals uit de sector zijn van mening dat men de marktregels moet laten spelen, ook al was het wenselijk geweest toch een uiterste betalingstermijn vast te leggen. In geval van misbruik kan men steeds de rechter inschakelen om hem de termijn te doen verkorten of de interesten te doen verhogen. En aangezien een handelaar het vaak moeilijk heeft om een vordering in te stellen tegen zijn klant, laat de wet toe dat beroepsverenigingen of interprofessionele organisaties hun gedupeerde leden vertegenwoordigen. Maar daarbij is de nodige voorzichtigheid geboden. Immers, schuldeisers die een strikte toepassing van de wet vragen of die de rechtbank inschakelen, lopen het risico contracten en klanten kwijt te spelen. Er zijn maar weinig schuldeisers die bereid zijn een dergelijk risico te nemen. Eigenlijk kan worden geconcludeerd dat de nieuwe wet – althans in een eerste fase – weinig impact lijkt te hebben op de verhoudingen tussen de KMO’s en de grotere ondernemingen. Ondanks deze beschouwingen wordt de nieuwe wet vrij gunstig onthaald door de professionals uit de sector die deze wet toch als een positieve stap voorwaarts beschouwen.
(501/NB I.A.B.)
© 2002 Alle rechten voorbehouden. Noch deze publicatie, noch gedeelten ervan mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrieval systeem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze dan ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs, de redactie en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever: J. De Leenheer, IAB, Livornostraat 41, 1050 Brussel (tel. (02) 543 74 90, e-mail:
[email protected]) IAB-publicatie, in samenwerking met Kluwer uitgevers, Ragheno Business Park, Motstraat 30, 2800 Mechelen.