3924
3925
NOTEER IN UW AGENDA
I.
Algemene ledenvergadering,
met voorstelling van het nieuwe jaarboek en opening van de KGK-tentoonstelling Op vrijdag 19 februari 2010 wordt om 19.30u. in het Museum van Deinze en de Leiestreek
het KGK- Jaarboek 2010 voorgesteld en de KGK- Tentoonstelling geopend “Men zegge het voort!” Affiches en aanplakbrieven uit eigen collectie (18e-21e eeuw) De academische zitting zal ook dit jaar worden opgeluisterd door leden van de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans.
II. Voordracht Speelgoed Nazaire BEEUSAERT: Geschiedenis van een speelgoedfabriek Luc Van Wanzeele vertelt de geschiedenis van de speelgoedfabriek Beeusaert in Deinze. Generaties kinderen speelden met de houten speelgoedpaardjes die in deze fabriek vervaardigd werden. Ook kerststalfiguurtjes werden in deze fabriek gemaakt. Luc Van Wanzeele is de kleinzoon van Nazaire Beeusaert en baseert zijn voordracht op het boek dat hij over dit onderwerp schreef. K.G.K organiseert deze voordracht in samenwerking met Davidsfonds-Deinze en de Stedelijke Openbare Bibliotheek op donderdag 25 februari 2010 om 20u in de kelder van de Bibliotheek (ingang via de Markt) € 3 (€2 vvk), drankje incl. Reserveren in de bibliotheek is gewenst
[email protected]
ALLE LEDEN EN BELANGSTELLENDEN ZIJN VAN HARTE WELKOM
3926 2252. Paul HUYS (nr. 534) - Deinze 100 jaar geleden – afl. VII (1910) Samengesteld op basis van de lokale weekbladen De Deinsche Burger (DDB, jrg.34) en Gazette van Deinze (GVD, jrg. 23) en van het Gentse dagblad Vooruit (jrg. 26). Alle geciteerde teksten zijn wel aangepast aan de actuele nieuwste spelling. 1 januari Bevolkingsstatistieken over het voorbije jaar 1909 (GVD nr. 1130 van 02.01.1910). DEINZE - Burgerlijke stand op 31.12.1909: 120 geboorten, 85 overlijdens en 24 huwelijken. Inwijking: 295; uitwijking: 292. Bevolkingscijfer op 31.12.1909: 5139 inw. (t.o. 5092 inw. in 1908). Militielichting (vanaf 1909: algemene dienstplicht!): 58 jongemannen ingeschreven, o.w. 20 oudste zonen (hun namen in GVD nr. 1132 van 16.01). PETEGEM - Op 31.12.1909: 98 geboorten, 79 overlijdens, 24 huwelijken. Inwijking: 193; uitwijking: 191. Bevolkingscijfer op 31.12.1909: 3416 inw. (1711 M. + 1705 V.). Militielichting: 25 jongemannen (hun namenlijst in GVD nr. 1132 van 16.01). 3 januari Roofmoord in de Kattestraat in Deinze in de nacht van 2 op 3 januari, vermoedelijk omstreeks 2 à 2.30 u. Het slachtoffer was de 66-jarige Julie Boulez, weduwe van Justin Onderbeke. Zij woonde in de Kattestraat 87, “het vijfde huisje komende vanuit de Kloosterstraat”. Zij was de zondagavond nog op cafébezoek geweest bij B. Rogge op het Neerleieplein; volgens G. Gevaert (Vooruit, 6 jan.) was zij “het plezantste oudje van den omtrek en verdiende haar boterhammen met speldewerk”, à 0,25 fr. per dag! Zij had dit jaar voor het eerst “een pensioentje, over drie maanden, getrokken”. Door de (ook later onbekend gebleven) dader, ongetwijfeld iemand uit de buurt, was zij bij haar thuis het hoofd verbrijzeld. De buit zou amper 2 fr. bedragen hebben. (Vooruit, 26 e jaar, nrs. 3, 6 en 9 van resp. 5, 6 en 9 jan. 1910; GVD, nr. 1131 van 09.01.1910; DDB, jrg. 34, nr. 2 van 09.01.1910). 16 januari Opvoering, in De Volkskring, van het graaggeziene kluchtspel Robert en Bertrand, of De lustige vagebonden. (Aankondiging in GVD, nr. 1130, van 02.01.) Blijkens een later bericht waren er voor dit toneelstuk ca. 900 toeschouwers. 5 maart Deinze. Messteken. Bij een geweldige “twist tussen enige dronken boerenjongens” in een herberg in Petegem werden de vechters door de herbergier buitengezet, maar zij hervatten onverwijld het gevecht op de straat. Ene J. S… bracht zijn tegenstander, Emiel Goemaere uit Machelen, een mesteek toe in de buik. Het slachtoffer was er erg aan toe. De dader werd aangehouden. (Vooruit, 26/63 van 05.03.) 11 maart Tramongeluk in Petegem. Een fietser, Kamiel Vermeiren, werkman in de fabriek van Gevaert-De Landsheere, werd aangereden door de tram Oudenaarde-Deinze. Met een gapende hoofdwonde werd hij door de trambestuurder tot bij dr. Filliers (aan het station) meegevoerd, waar hij werd verzorgd. (Vooruit, 26/69 van 11.03.) 13 maart Ingezonden lezersbrief van de naar de USA uitgeweken stadsgenoot Gaston Veys, dd° 24.02.1910, die gaat over de werkkansen in Moline/Illinois. Veys spreekt over “mijne verblijfplaats, die meer en meer ene Vlaamse nederzetting begint te gelijken”. Er wonen ca. vierduizend Vlamingen op een bevolking van ca. 40.000 (w.o. ook talrijke Zweden, Noren, Duitsers en Ieren). Veys moet ook al eens eerder hebben geschreven, want hij begint zijn brief met: “Na een paar jaren stilzwijgen…”. (GVD, nr. 1140 van 13.03.)
3927
21 maart Petegem. Kind verbrand. Het driejarig zoontje De Lepelaere viel al spelend in een ketel ziedend water, die op de vloer stond. Het kind werd vreselijk verbrand. Men wanhoopt het te redden. (Vooruit, 26/79 van 21.03.) N.B. Feuilletons in Vooruit: “De wildernis” van Upton Sinclair (vert. van de roman “The Jungle”, uit 1906, waarin de vleestrusts in Chicago werden aangeklaagd) en “De Jodin van het gevloekte kasteel”, uit het Frans van ene Ponson du Terrail. 10 april “Op zondag 10 april deed de onlangs [= door pastoor Dutry van Bachte!, P.H.] gestichte muziekmaatschappij dezer parochie haar eerste uitstap”. (GVD, nr. 1145 van 17.04; DDB, 34/16 van 17.04.) 11 april Openbare verkoping van “Hôtel du Progrès” (hoek Gentstraat/Stationsstraat, kad. sectie E nr. 420L, 250 m²). In huur bij wed. Emiel Bossuyt, Meulebeke, à 800 fr. per jaar, nog tot 15 juli 1914. Uitgebaat door mevr. Emiel Yde, hotelhoudster. Maar blijkbaar onverkocht gebleven (zie tweede verkoping op 22 augustus). 6 mei Vrijdag laatst [= 6 mei] is tussen Meigem en Nevele uit de Schipdonkse Vaart getrokken het lijk van Eduard Gevers, werkman in onze stad, die sedert zes maanden verdwenen was. (GVD, nr. 1148, van 08.05.) 30 mei Deinze. Een oog uitgeschoten. Gisteren zat de 14-jarige O. Minnaert te schoftijden voor de poort der rijtuigfabriek Kluyskens [= later Torck]. Hem werd een oog uitgeschoten door de voorbijkomende “kleine Van Hove” met een “schietspriet” [= katapult]. Het getroffen rechteroog schijnt verloren te zijn. (Vooruit, 26/148 van 30.05.) N.B. Feuilletons in Vooruit: (augustus) “Graanspeculanten, een verhaal uit Chicago” van Frank Norris; (november) “Mea culpa”, van Cyriel Buysse. 12 juni Bericht dat “over enkele weken” het nieuw hospitaal (in de Karel Picquélaan) in gebruik zal genomen worden. (DDB, 34/24 van 12.06.) 26 juni Bachte. Op zondag 26 juni doet “onze Fanfare Sint-Pieter” een uitstapje naar Vinkt; het geldt als een “serenade aan haar aldaar wonende bestuurder, dhr. Oswald Tijtgat”. Met huldetoespraak door dhr. P. Danneels. (GVD, nrs. 1154 en 1156 van resp. 19.06 en 03.07; DDB, 34/27 van 03.07.) 17 juli Koningsschieting in Bachte bij de lokale schuttersmaatschappij. De koningsvogel werd afgeschoten door dhr. H. de Lava uit Deinze. 31 juli Op zondag 31 juli koningsschieting van de Kon. Sint-Sebastiaansgilde van Deinze. De “gouden” (sic!) hoofdvogel werd neergehaald door dhr. Jef Van Risseghem, “een der jongste leden”. Aan de koningseer was “voor de eerste maal een zilveren couvert met de wapens der gilde” verbonden. (GVD, nr. 1161, van 07.08.)
3928 2 augustus Op dinsdag 2 augustus prijsuitreiking in het St.-Henricusgesticht met de opvoering van leerlingentoneel (w.o. een Frans stuk, getiteld “Les Anglais au voyage”; de verslaggever vermeldt de “zuivere schone Franse uitspraak van de jonge tonelisten”) en opsomming van de voornaamste leerlingenuitslagen. Herbegin der klassen op 22.09 voor de internen en op 23.09 voor de externen. (GVD, nr. 1161 van 07.08.) 22 augustus Andermaal openbare verkoping van “Hôtel du Progrès”, met enige zitdag op 22.08.1910. Ditmaal tegelijk met de verkoping van een reeks aanpalende huizen (Gentstraat 3, 5, 7, 9 en 11) en van enkele huizen verderop in dezelfde straat (Gentstraat 25, 27 en 29). (DDB, 34/33 van 14.08.) 11 september Viering van het Gouden huwelijksjubileum (50 jaar) van Camille Saelens & Rosalia De Meyer. Feestgedicht door B. Vanden Berghe, namens “De Vrije Visschers”. (GVD, nr. 1165 van 11.09.) 11 tot 14 september “Tentoonstelling van Kunst- en Nijverheidsvoorwerpen” in het Stadhuis van Deinze van 11 tot 14 september in “vier ruime zalen en op de binnenkoer”. Daaraan waren eerder een twintigtal “prijskampen” (voor de leerlingen van de Tekenschool?) voorafgegaan. Prijzen werden toegekend o.m. aan de kunstschilders Albert Saverys en Gaston van Landeghem (in meerdere prijskampen tegelijk, nl. 1, 2, 13, 14, 15 en 18). Andere bekroonden waren Louis Oppeel, Jan Cauwe, Maurice en Valentijn Dolphyn, Armand en Jozef Versichele, Jozef De Boosere, NN. Van Lanckere, Gaston Bollez, Jozef Hertoge e.a.m. (GVD, nr. 1165 van 11.09.) Eind september Examenuitslagen van de Tekenschool. Geen Albert Saverijs meer; wél nog vermelding van de leerling-schilderen Gustaaf Hertoge en van de leerling-beeldhouwen Maurice Dolphyn (1 e prijs, met medaille). (GVD, nr. 1168 van 01.10.) 7 november – 15 december Deinze. Verdwijning. Richard Goethals, 32 jaar oud, die met zijn vader en broers een villa bewoonde op de Kortrijksesteenweg, is sinds verleden maandag [= 7 november] spoorloos verdwenen. De jongeling, die met zijn vader en broers een zeepziederij uitbaatte, vertrok uit zijn woning, voorzien van een som van 300 fr. Hij werd het laatst gezien in de herberg van de velomaker Mor(r)eels in de Kortrijkstraat. Men vreest een ongeluk. (Vooruit, 26/318 van 16.11.) Hij vertrok vandaar via het Bisschopstraatje en kwam daar in de Leie terecht; wegens vernieuwing van de kade aldaar was de balustrade weggenomen. (DDB, 34/46 van 13.11.) Astene. Lijk opgehaald. Gisteren [= dond. 15.12] werd door Aug. Boone een mannenlijk in de Leie opgemerkt, nabij Astene-Sas. Men herkende in het lijk Richard Goethals, handelaar in Deinze, die sedert 7 nov. ‟s avonds verdwenen is. In zijn zakken werd al het geld teruggevonden. Het lijk werd te Astene gekist en daarna naar Deinze overgebracht. (Vooruit, 26/349 van 17.02; GVD, nr. 1179 van 18.12; DDB van 18.12). Bericht over zijn begrafenis, in aanwezigheid van de vertegenwoordigers van de talrijke (liberale) verenigingen waarvan hij lid was; met een in-memoriam-gedicht door Leon Pauwels. (DDB van 25.12.) 13 november Opvoering in de Volkskring van het “boeiend drama Korporaal Simons” (namen van de auteurs - d‟Ennery en Dumanoir - staan niet vermeld.) (Aankondiging in GVD, nr. 1171 van 23.10.)
3929 24 november Petegem. Zelfmoord. Verleden nacht [= van 23 op 24.11] heeft Emiel Van Autreve, brouwersgast, 26 of 27 jaar oud, ongehuwd en woonachtig te Petegem, door verhanging een einde aan zijn leven gesteld in de brouwerij van Van Oost. De oorzaak van deze wanhoopsdaad is niet bekend. Het lijk werd donderdagmorgen [= 24.11] ontdekt door zijn vader, toen deze op zijn beurt zelf in de brouwerij aan het werk ging. (Vooruit, 26/328 van 26.11; GVD, nr. 1176 van 27.11.) 26 december Opvoering in De Volkskring, op Tweede Kerstdag, van De Paria, het “roerend drama in vier bedrijven van onzen stadsgenoot Pieter Kints, dat destijds zoveel bijval heeft bekomen”. Daarna wordt ook opgevoerd: De landbouwers van Chicago, blijspel in twee bedrijven naar Mark Twain. De Paria was “in 1898 voor de eerste maal opgevoerd in De Volkskring en kreeg zoveel bijval dat reeds in 1900 een tweede opvoering met evenveel bijval plaats had. Het is de geschiedenis van twee broeders: de Vrijheer van Drongen en Ser Huybrecht”. (Aankondigingen in GVD, nrs. 1176 van 27.11 en 1179 van 18.12.) Memorabilia uit het jaar 1910 Geboren Alfred Jules Ayer († 1989), Brits filosoof (logisch positivisme) Overleden Björnstjerne Björnson (°1832); Nobelprijs literatuur 1903 Leo Tolstoi (°1828), Russisch schrijver Henri Dunant (°1828), Zwitsers filantroop; Nobelprijs vrede 1901, samen met Passy Henri Rousseau (°1844), Frans schilder James William (°1842), Amerikaans filosoof-psycholoog (pragmatisme) Geschreven Karel Van de Woestijne - De gulden schaduw (poëzie) Herman Heijermans - Beschuit met muisjes (toneel) Jack London - Burning Daylight Gerhard Hauptmann - Der Narr in Christo Emanuel Quint (roman) Hermann Hesse - Gertrud (roman) Rainer Maria Rilke - Malte Laurids Brigge (roman) Stefan Zweig - Emile Verhaeren (biografie) Karl May - Winnetou (4e deel sedert 1893) Geschilderd Modest Huys - Markt te Waregem (Museum Deinze, aankoop 1974) Albert Saverys - Stilleven met bloemen (Museum Deinze, aankoop 1974) Albert Servaes - Portret van Constant Permeke, houtskool/papier (Museum Deinze, schenking 1948) Gustave Van de Woestijne - Mannenkop: Nandje Hooft (Museum Deinze) Th. Van Rijsselberghe - Baadsters te Cavalière (Museum Deinze, aankoop 1977) Franz Marc - Dierschilderijen (Naakt met kat, Koeien onder de bomen, Vechtende paarden, De mandril) Wassilij Kandinski - Eerste abstract schilderij Gebeeldbouwd George Minne - De dokwerker (brons, Museum J. Dhondt-Dhaenens, Deurle) Gecomponeerd Béla Bartók - Allegro barbaro (voor piano) Alban Berg - Kwartet opus 3 Jules Massenet - Don Quichotte (opera) Maurice Ravel - Chants populaires (liederen) Igor Strawinskij - De vuurvogel (opera) Ralph Vaughan Williams - A Sea Symphony (op tekst van Walt Whitman)
3930 Nobelprijzen Literatuur: Paul Heyse, Duits novellist (1830-1914) Fysica: Johannes D. van der Waals (Ndl., ° 1873), opsteller van een toestandsvergelijking voor gassen en vloeistoffen Andere wereldfeiten Wereldtentoonstelling in Brussel Oprichting van het Instituut voor Oceanografie door vorst Albert I van Monaco (1848-1922) Periodieke terugkeer (kortste afstand tot de zon) van de komeet van Halley (omlooptijd 76 jaar: 1910, 1986); Edmund Halley was een Brits astronoom (1656-1742), professor in Oxford (1705), directeur van de Greenwich-Sterrenwacht (1720). 2253. Luc GOEMINNE: Wat is een ventweg ? Te Deinze komt er een “ventweg” voor, die over een zekere lengte naast en evenwijdig loopt met de Vinktstraat naar het dorpscentrum van Vinkt. De oudste vermelding van een ventweg komt voor in het West-Vlaamse Lapscheure: Venterwech (1497), Ventewegh (1846). In Nederland komen heden talrijke ventwegen voor. Het Middelnederlands Woordenboek (MNW) kent het woord nog niet. Het ontbreekt ook in het Woordenboek der Nederlandsche Taal. Geen enkel dialect- noch etymologisch woordenboek behandelt deze benaming. Het Van Dale woordenboek heeft „ventweg‟ pas opgenomen in zijn 8e uitgave van 1961. Later werd het woord ook opgenomen in het ééndelig Groot Woordenboek Nederlands van Van Dale en ook in het Woordenboek Koenen Nederlands. De Van Dale, 13e uitgave, 1999, III, 3653 geeft voor een ventweg volgende definitie: “Een van de hoofdrijbaan afgescheiden zijstrook, langs de huizen, niet bestemd voor snelverkeer” Een dergelijke kleine weg werd vroeger gebruikt door de “venters” of verkopers die hun koopwaar van huis tot huis aanboden. Het werkwoord “venten”, in de betekenis van verkopen, is afgeleid uit het Latijn „vendere‟. 2254. Willy JONCKHEERE : KGK bij de buren In het jaarboek 2009 van „Hultheim, Kruishoutemse heem- en geschiedkundige Kring‟, voorgesteld op 11-12-2009, zitten diverse artikels van KGK-ondervoorzitter Luc Goeminne en KGK-lid René De Clercq: Luc GOEMINNE, De weerbare mannen te Kruishoutem in 1576, pp. 49-52 René DE CLERCQ en Luc GOEMINNE, Een veetelling te Kruishoutem in 1591, pp. 53-63 Luc GOEMINNE, Bevolking, gezinsstructuren en sexueel gedrag te Kruishoutem in 1752, pp. 64-82 Luc GOEMINNE, Telefoon-abonnees te Kruishoutem en omgeving in 1914, p. 83 Luc GOEMINNE, Demografie van Kruishoutem 1977-2008, p. 83 2255. Paul HUYS (nr. 535) : De Postduif, Deins “Weekblad van Duivenliefhebberij” (1899-1900) In een vorig artikel over duivensport in de streek van Deinze zowat een eeuw geleden 1 hadden we het over apotheker Van de Keere, die zelf ook een duivenspeler was, zoals blijkt uit een latere advertentie, uit 1899, verschenen in het allereerste nummer van een Deins duivenblad, waarvan de redactie gevestigd was bij drukker P. Grootaert2, Botermarkt 5, Deynze. De titel van het blad luidde: “De postduif. Weekblad van duivenliefhebberij voor maatschappijen en liefhebbers” (nr. I, 1 van vrijdag 24.02.1899).
3931 Ook in dit blad (zoals acht jaar eerder, in “De Reisduif”, jrg. XV, dd° 24.10.1891) liet de apotheker andermaal een advertentie afdrukken ter promotie van de door hem “uitgevonden” en te koop aangeboden “geneesmiddelen” voor duiven. Blijkens die advertentie in 1899 ging het opnieuw om een gevarieerd aanbod van: 1° 2°
Pillen tegen snot en gele mondzwam van duiven, kiekens, fezanten enz. Poeder tegen krop of steen in de keel der duivenjongen en oude duiven, tegen reutel, stemverlies en tegen pokken van duiven, kiekens enz. 3° Poeder tegen tering en buikloop van duiven e.a. pluimgedierte. 4° Poeder tegen snot en reutel van kiekens, duiven enz. Verkrijgbaar “te Deynze bij den uitvinder” en voorts bij apothekers in Avelgem en Torhout en op andere particuliere adressen in Gent, Izegem en Waregem.
In diezelfde allereerste aflevering van het weekblad treffen we ook informatie aan over een aantal duivenliefhebbers uit Deinze en omliggende, die duiven hadden ingekorfd voor deelname aan de zgn. “Derby” van 1899. In (dalende) volgorde volgens het aantal ingekorfde duiven ging het om de volgende duivenspelers: Jan Van de Keere, Deinze (= de apotheker zelf) Van der Cruyssen, Deinze Leo Verbeke, Deinze Ombeck, Astene Brusseel, Deinze De Meester, Wontergem Van de Casteele, Wontergem Verzele, Astene Vincke, Astene
10 10 6 6 5 5 4 4 2
duiven ″ ″ ″ ″ ″ ″ ″ ″
Elders in het blad wordt ook nog de naam vermeld van Jules Gilliaert, uit Deinze, eveneens een duivenspeler. * * * En dan is er ook het Postduif-nummer (II, 28) van 12.10.1900 3. Daarin treffen we (o.m.) informatie aan over de volgende duivenbonden uit Deinze en omliggende (in vetjes de huidige Groot-Deinse dorpen): 1° Duivenliefhebbersbond Deynze Jaarlijkse Algemene Vergadering op maandag 27.02.1899 bij Edmond Gevaert, Statie, te Deinze. 2° Duivenbond “Vermaak in de toekomst”, bestaande uit de gemeenten Aarsele, Kanegem, Vinkt, Wontergem en Dentergem. Overzicht van de prijsvluchten 1899. 3° Duivenmaatschappij “De Vlaamsche Zonen” te Kruishoutem. Zes prijsvluchten in 1899, w.o. vier uit Arras, één uit Breteuil en één uit Saint Just. 4° Duivenbond “Vermaak in ‟t vliegen”, bestaande uit de gemeenten Zeveren, Grammene, Gottem, Oeselgem, Markegem, Dentergem, Aarsele, Wontergem, Vinkt en Deinze (“noordkant der Leie”). Jaarprogramma met 25 vluchten in 1899, w.o. acht uit Arras, één uit Bordeaux, vier uit Amiens enz. 5° Duivenmaatschappij “Dappere vlucht” uit Machelen. Losse, fragmentarische gegevens allemaal, maar misschien ooit eens bruikbaar als zovele bouwsteentjes voor een toekomstige “geschiedenis” van de duivensport in de streek van Deinze…4. 1. P. Huys, “Duivengeneesmiddelen van de Deinse apotheker Van de Keere (1891)” in KGKContactblad, jrg. 2008, nr. 2, blz. 3716-3717. 2. Over de drukkerij Grootaert: zie KOK-Jaarboek 1974, blz. 10-11 en 17 (noot 23) en KOK-jaarboek 1988, blz. 124-129 en 132 (noot 47). Met P. Grootaert is bedoeld Polycarpus Oscar Grootaert (° D. 1877), die echter vanaf ca. 1905 enkel nog zijn tweede voornaam, O(scar), gebruikte.
3932 3. Van het weekblad “De Postduif” bezit de Gentse Universiteitsbibliotheek (onder nr. J. 1596) slechts twee afleveringen, resp. I,1 van 24.02.1899 en II,28 van 12.10.1900. Zie F. Vandenhole, “Inventaris van Nieuws-,Vak- en Kiesbladen, aanwezig in de Centrale Bibliotheek”, Gent, RUG, 1967, blz. 293 4. In de recente “Geschiedenis van Deinze”, dl. 3 (Platteland en dorpen), hfdst. 8, “Aspecten van het sport- en ontspanningsleven” (artikel door N. Bracke) komt de duivensport niet ter sprake, tenzij met de zijdelingse vermelding (blz. 438) “duivensport voor de minder gegoeden”. Deze laatste bewering lijkt alvast in tegenspraak met de gegevens in bovenstaand artikel. Deinze duivenspelers als apotheker Van de Keere en fabrikant Vander Cruyssen waren beslist geen “armelui”…
2256. Willy JONCKHEERE : Signalement Verschijnt in maart 2010: Edelen en leenmannen van Vlaanderen anno 1437 In dit nieuwe boek worden vele honderden edelen en grote leenmannen van Vlaanderen uit de eerste helft van de 15 e eeuw geïdentificeerd. Gegroepeerd volgens 21 steden of kasselrijen bestrijken zij het gebied dat thans gedekt wordt door de huidige provincies Oosten West-Vlaanderen, Frans-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Een lijst van ongeveer 670 namen, die rond 1437 opgemaakt werd was het uitgangspunt. Deze lijst werd oorspronkelijk opgemaakt in de Bourgondische Rekenkamer te Rijsel en registreerde welke edelen en leenmannen van Vlaanderen krachtens hun leentrouw aan de hertog van Bourgondië militaire dienst verschuldigd waren. Het origineel is allicht verloren, maar de lijst werd eeuwenlang overgeleverd in de middens van kroniekschrijvers, historiografen of genealogen. In de loop der eeuwen slopen in de kopieën die ervan gemaakt toch wel menige fout. Maar door onderlinge vergelijking van tal van versies, opgespoord in handschriftencollecties in Brussel, Gent, Brugge, Ieper, Rijsel, Douai en Parijs werd de lijst gezuiverd van deze fouten. De samenstellers van de kopieën werden ook zo nauwkeurig mogelijk geïdentificeerd en hun lijsten onderling vergeleken om oneigenlijke toevoegingen achteraf te elimineren. De betrouwbaarheid van de lijst op zich werd ook getoetst aan een waaier van 15 e-eeuwse archivalische bronnen of eigentijdse kronieken. De lijst doorstond deze toetsen zeer goed. En hoewel al erg vroeg (al in 16 e eeuw of eerder) de lijst door enkele vroege kopiisten geherinterpreteerd werd als een lijst van „metgezellen van Philips de Goede op zijn militaire expeditie van 1421 tegen de Franse dauphin om de moord op zijn vader Jan zonder Vrees te wreken‟ - wat niet klopt want zij is opgemaakt in 1437 - blijkt de lijst voor de toestand in Vlaanderen in 1437 een zeer betrouwbare catalogus te zijn. Het tweede deel van dit werk is gewijd aan een repertorium waarin ruim twee derden van de personen vermeld in de lijst 1437 worden geïdentificeerd en vaak nog voorzien van een korte biografie en waarbij ook de verwantschapsrelaties tussen de personen in de lijst onderling (en die zijn zeer talrijk) gegeven worden. Hiermee beschikt men thans over een unieke “Who‟s who” van de edelen en leenmannen in de Vlaamse samenleving in de eerste helft van de 15 e eeuw, d.i. de tijd van de gebroeders van Eyck en de Honderdjarige Oorlog op zijn keerpunt onder Jeanne d‟Arc.
3933 De auteur (Roeselare, 1953) publiceerde sinds 1979 naast een 70-tal bijdragen in Vlaamse Stam en nog een 60-tal in diverse andere genealogische, heraldische of historische tijdschriften en recent nog een Wapenboek van Veurne-Ambacht (2008), een boek over de Schepenen-Keurheren van Veurne-Ambacht 1240-1586 (2006) en de commentaren bij de uitgave van het Genealogisch-Heraldisch handschrift Schinckelle (2004). De uitgave van de eigen genealogie werd bekroond met de prijs Prins Alexander de Merode 2006 en de Prijs Volkskunde 2007 van de Provincie West-Vlaanderen. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar het Vlaanderen van de 16e en 15e eeuw. 400 blz., illustraties en tabellen, formaat 168 x 238 mm, kaft in kleur. Verschijnt in maart 2010. Bestelling bij voorintekening vóór 1 maart 2010 door overschrijving van € 37 (+ € 5 verzendingskosten België of € 8 andere landen van Europa), na voorintekendatum: € 44, op rekening KBC 411-8052581-31 (IBAN: BE04 4118 0525 8131; BIC: KREDBEBB) van Pieter Donche, Berchem met vermelding: '1437‟. Bij voorintekening moet de betaling (of in geval van overheidsinstelling of gemeentelijke dienst een ondertekende bestelbon) ons toegekomen zijn vóór 1 maart 2010. (zie ook de internetpagina www.uncius.be/boek2010/)
2257. Paul HUYS (nr. 536) : Astenaars op het beklaagdenbankje (1728-1767) (Uit de vonnissenregisters van de Luitenant-Civil van Gent) Na de Vinktenaars en de inwoners van Bachte en Leerne komen nu de Astenaars aan de beurt die tegen de lamp liepen bij de Luitenant-Civil van de Indaginge in Gent. In de twee onderzochte vonnissenregisters 1, die samen een periode van precies veertig jaar uitmaken (1728-1767), hebben in totaal slechts vijftien vonnissen tegen Astenaars aangetroffen, meer bepaald tussen de jaren 1731 en 1746, d.w.z. allemaal in het register nr. 327. In het aansluitende register nr. 328 komen geen Astense vonnissen voor. Van elk van de vijftien casussen geven we eerst de eiser in het proces (E.), vervolgens de beklaagde of verweerder (V.) en tenslotte de uitspraak (U.) of het vonnis. De nummering (1 tot 15) werd door mij toegevoegd en maakt een gemakkelijke verwijzing mogelijk in de alfabetische namenlijst achteraan. Het meest opvallende in deze lijst van vijftien vonnissen is wel dat in zes daarvan één zelfde persoon is betrokken, en telkens als verweerder, met name Gillis de Smet, herbergier of waard in “De Gapaert”2, een herberg of afspanning langs de baan van Gent naar Kortrijk, ooit eigendom van de heer van Wallebeke te Astene. Een andere persoon, de weduwe van de Astense dokter jonkheer Van Breughel, was in 1732-1733 betrokken bij alweer drie vonnissen. Negen van de vijftien veroordelingen vielen aldus op slechts twee personen, allebei schuldig bevonden verweerders. Belangrijk is wel dat we hieruit weten dat Astene al vóór 1730 kon rekenen op de diensten van een licentiaat in de medicijnen. Ter vergelijking: pas in 1730 kreeg Deinze zijn eerste lic.med., in de persoon van de uit Leuven afkomstige dokter Jacobus Frans Van Landeghem (zie KGK-Jrbk. 2003, p. 50) De boeten zijn uitgedrukt in pond groten (1 pond of £=20 schellingen; 1 schelling=12 groten; 1 groot=12 denieren). Een voorbeeld : £ 17-9-4-2 = 17 pond 9 sch. 4gr. 2den. 1. Balthazar de Ruyck (327/14.04.1731) E.: Joseph Frans van Damme; V.: Balthazar de Ruyck, te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 17-9-4 over achterstallige pacht, verstreken kerstdag 1730; hij moet ook 150 bundels behoorlijk gleistro leggen op (het dak van) de hofstede van de E. ofwel deze vergoeden ad 6 guldens per honderd (strobundels); hij moet voorts alle condities nakomen, zoals vermeld in de pachtvoorwaarden van 03.02.1725. De aankomende (= opvolgende) pachter wordt Christiaen van Outrijve.
3934 2. Geeraert van Doorne (327/26.01.1732) E.: Jonkvrouw Therese Bouve V.: Geeraert van Doorne, te Astene; U.: V. moet aan E. 345£ gr. (een enorm bedrag!) betalen over pacht van een hofstede en landen in Astene, verstreken kerstdag 1732. 3. Charles vanden Bossche (327/09.02.1732) E.: Sieur Jacques Vercautere, als verkoper bij decreet van dhr. Louis Gaige, priester; V.: Charles vanden Bossche, te Astene; U.: De V. moet aan E. betalen een bedrag van 27£ gr. over zes jaar pacht (ad £ 4-10-0 sjaars), waarvan het laatste verstreken op kerstdag 1729, en 2/3 van het daaropvolgende pachtgeld voor 1730 (aangezien door hem verweerder “den ougst van dat jaar is geschoven ende opghedaen”). 4. Wed. van Anthone van Breughel (327/20.09.1732) E.: Sieur Jacobus Masson; V.: Jonkvrouw weduwe van wijlen jonkheer Anthone van Breughel, in zijn leven licentiaat in de medicijnen te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van 4£ gr. over een half jaar huur van ‟s eisers hof gelegen in het Berouw (te Gent?), door wijlen haar man gebruikt en waarvan de pacht was verstreken op kerstdag 1728. 5. Wed. van Anthone van Breughel (327/04.10.1732) E.: Jonkvrouw wed. van Sieur Joannes Macque; V.: Jonkvrouw wed. van wijlen jonkheer Anthone van Breughel, in leven lic.med. te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van £ 24-11-10 over koop en levering van diverse wollen lakens en andere “mercherije”-goederen (in mindering te brengen de reeds betaalde som, alsook “al sulcke visiten als wijlent als doctor te hebben verdient”). 6. Wed. van Anthone van Breughel (327/31.07.1733) E.: Frans Verbiest, hostelier in de Cooreblomme te Gent; V.: Jonkvr. Wed. van “doctor Breughel tot Astene” (vgl. casussen 4 & 5); U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van £ 4-12-6 over de levering van “wijn ende thaire (=teerkosten) tsijnen huijse ghedaen”; deze som moet verminderd worden met £ 1-18-0 “over visiten bij ‟s verweirders man ghedaen”. 7. Joannes Lybaert (327/04.02.1736) E.: Procureur Joseph Frans van Damme (over de hoirs van Sieur Maximiliaen de Meulemeester); V.: Joannes Lybaert, te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 2-10-0 over de rest van landpacht, verstreken kerstdag 1731, alsook een som van £ 17-10-0 over nogmaals drie jaar pacht (ad £ 5-16-8 sjaars), verstreken kerstdag 1734, te verminderen met 4 pond gr. reeds betaald. 8. Gillis de Smet (327/23.03.1737) E.: Jonkvrouw Theresia van Damme, geestelijke dochter; V.: Gillis de Smet, te Astene “inden Gaepaert” (=herberg); U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 22-13-4 over twee jaar land- en meerspacht (ad £ 11-6-8 sjaars), verstreken op kerstdag 1736. 9. Gillis de Smedt (327/18.05.1737) E.: Joannes Arens en Joannes Macque; V.: Gillis de Smedt, te Astene (cfr. supra); U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 5-1-11-6 over koop en levering van een stuk wijn en azijn.
3935 10. Gillis de Smet (327/19.12.1739) E.: Sieur Pieter de Bosschere; V.: Gillis de Smet, te Astene; U.: V. veroordeeld wegens wanbetaling (som?) 11. Gillis de Smet (327/24.12.1740) E.: Sieur Jan Tuytschaver, hostelier in het Lindeken in Gent; V.: Gillis de Smet, in Astene (cfr. supra); U.: V. moet £ 2-14-8 betalen “over teiringe‟”. 12. Gillis de Smedt (327/15.04.1741) E.: Sieur Gillis de Riddere, koopman in wijnen; V.: Gillis de Smedt, in Astene (cfr. supra); U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 15-4-6 wisselgeld over koop en levering van wijn en “genuyver brandewijn” met de rechten, en moet “een ijdel genuyvervat” teruggeven. 13. Wed. van Marten Dhaenens (327/18.11.1741) E.: Sieur Pieter de Schuyter (gehuwd met jonkvrouw Catharine Stevens); V.: Wed. van Marten Dhaenens, te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 13-6-8 over rest van levering van mout. 14. Gillis de Smedt (327/17.02.1742) E.: Sieur Jaspaert Plasschaert; V.: Gillis de Smedt, te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 1-3-4 over rest van koop en levering van een paard, alsook een bedrag van £ 0-5-10 “over een hondert stroij ter verkoopinge van het voorseijde peert”. 15. Joannes de Reuck (327/15.10.1746) E.: Sieur Jaespaert van Belle; V.: Joannes de Reuck, te Astene; U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van 66 gulden 3 stuivers 3 deniers over levering van mout. Namenlijst Arens 9; Bouve 2; De Bosschere 10; De Meulemeester 7; De Reuck 15; De Riddere 12; De Ruyck 1; De Schuyter 13; De Sme(d)t 8, 9, 10, 11, 12, 14; Dhaenens 13; Gaige 3; Lybaert 7; Macque 5,9; Masson 4; Plasschaert 14; Stevens 13; Tuytschaver 11; Van Belle 15; Van Breughel 4, 5, 6; Van Damme 1, 7, 8; Vanden Bossche 3; Van Doorne 2; Van Outrijve 1; Verbiest 6; Vercautere 3. 1. Rijksarchief Gent, Indaginge, registers 327 (vonnissen 1728-1746) en 328 (id. 1747-1767). 2. Over de herberg “De Gapaart” (Astene/Wallebeke) zie N. Kerckhaert, “Oude Oostvlaamse huisnamen”, dl. 2 (Gent, Provincie, 1981), blz. 11-12; archivalisch geattesteerd tussen 1529 en 1779.
3936 2258. Romain DE BOUVER : Bij een foto uit het 3 e boekje van “Groot-Deinze in oude foto’s” van Stefaan De Groote en Denis Pieters, uitg. Taptoe, Eeklo, 2002, p. 35
In zijn tekst stelt Stefaan De Groote de vraag waarom Julien Bekaert de bijnaam “Pijcke” kreeg. Het heeft wel niets te maken met een kerkbaljuw, een „pijke‟, of met de schoppen van een kaartspel zoals hij zich afvraagt! Waarmee heeft het dan wel te maken?
3937 Philippus Jacobus Picqué, geboren te Aarsele in 1768, x met Albertina Minnens, huwde te Deinze in 1792. Ze hadden twee dochters. De moeder stierf en Philippus huwde in 1798 met Maria Judoca Cras. Binnen dat tweede huwelijk kregen zij 10 kinderen. Hun eerste kind was een zoon, Charles Louis Picqué, de latere Deinse potretschilder. Hun derde kind, een dochter Marie Thérèse, geboren in 1802, en dus de zuster van Charles Picqué, huwde in 1832 met Pieter Bekaert, grootvader van Julien Bekaert waarover Stefaan De Groote een vraag stelt. Uit het huwelijk van Marie Thérèse Picqué en Pieter Bekaert sproten 5 kinderen: 1. Ursula, geboren in 1832 te Deinze en gehuwd met Triphon Cocquyt. Ursula Bekaert, had als roepnaam “Sula Pijcke”. 2. Estella Bekaert, de tweede dochter, kreeg waarschijnlijk geen roepnaam. Zij huwde met Nicolaas Bilterijst, medestichter van de weverij Moresco te Meigem, daarna bretellenweverij te Deinze. 3. Alexander Bekaert had de bijnaam “Sander Pijcke”. Hij huwde in 1868 met M.L. Ladou. Zij kregen 12 kinderen. Hun vierde zoon Hendrik Bekaert huwde met Marie –Z. Verhoye. Hun dochter Yvonne Maria Bekaert, was niet anders gekend als “Yvonne Pijcke”. Zij huwde met Gustaaf Walgraeve en overleed in 1990. Zij droeg waarschijnlijk als laatste van de Bekaerts’ de bijnaam “Pijcke”. Julien Bekaert, alias “Julien Pijcke”, de man van wie het raadsel diende te worden opgelost, het elfde kind in de rij van 12, huwde met C. Van den Broecke. Zij kregen op hun beurt twee kinderen, Hendrik en de fameuze “Robert Pijcke”, foorkramer, worstelaar, krachtpatser op alle kermissen aanwezig, wereldreiziger met paard en kar. 4. Corine Justine Bekaert kreeg, naar wij menen, geen bijnaam. Zij huwde met Camiel Staes. 5. Pierre Bekaert of “Pierke Pijcke”, huwde met Victorine Rogge. Zij hadden één kind, Marie Florine, geboren in 1843. Zij huwde later met August Strobbe. Het antwoord op de vraag van Stefaan De Groote is dus simpel. Alle, of bijna alle nazaten van Maria Thérésia Picqué en Pieter Bekaert, die uiteraard de officiële naam Bekaert droegen, kregen de overdrachtelijke bijnaam “Pijcke”, respectief naar de bijnaam van hun vader, grootmoeder of overgrootmoeder. Julien Bekaert was dus één van die vele “Pijcke’s”, wiens echte naam echt in vergetelheid raakte. Hij was niet alleen een schilderachtig volksfiguur, hij had ook een aangetrouwde grootoom kunstenaar-portretschilder, die om zijn werk gewaardeerd werd en bekendheid verwierf. Wie hierover uitvoerig wil lezen kan de volgende werken raadplegen: Paul HUYS, Kunstschilder Charles Picqué (1799-1869). Met een oeuvre-catalogus, uitg. K.O.K., Deinze, 1993, 327pp. Paul HUYS, Charles Picqué (1799-1869). Met een aanvulling van de oeuvre-catalogus, (1996), jaarboek K.O.K., 1996, pp. 5-160 Paul HUYS, Charles Picqué (1799-1869). Tweede aanvulling van de oeuvre-catalogus, uitg. K.G.K., Deinze, 2006, 108pp. Romain DE BOUVER, Zijn er nog Picqué‟s in Deinze, jaarboek K.G.K., 1996, pp. 161-176.
3938 2259. Paul HUYS (nr. 537) “De Segenpraelende Esther ende onderganck van Mardocheus”. (Door de stadsschepenen verboden toneelopvoering aan PetegemKnok in 1780) De zgn. “Resolutieboeken”, waarin de beslissingen van de Deinse schepenen genotuleerd staan, vermelden af en toe ook wel een of ander bijzonder feit dat een apart licht werpt op meningen of houdingen van vroeger, die nu toch wat doen opkijken. In het Resolutieboek over de jaren 1777-17931 bijvoorbeeld vinden we een uitvoerig, drievoudig relaas over een door de schepenen verboden toneelopvoering door “eenige jongelingen, soo van binnen der Stede als van de prochie van Petegem-buijten”, begin april 1780. Hier in onze gewesten zijn dan de Oostenrijkers baas. En 1780 is het jaar dat keizerin Maria Theresia sterft en opgevolgd wordt door haar zoon, Jozef II, de bemoeizieke “keizer-koster”, onder wiens regering negen jaar later de Brabantse Omwenteling zal uitbreken. In de gewone schepenenzitting van 1 april 1780 neemt het college kennis van het feit dat de bovenvermelde jongelingen “geïntentioneert ende selfs al preparatie sijn maekende om op den tweeden deser ende volgende daegen op den bijvang [= ongevraagd door een grondgebruiker ingepalmd deel van een straat, gelegen vóór een erf] van d‟herberge Den grooten Hert 2 op Sinte Martens prochie binnen dese stede ten tooneel aen het publicq te vertoonen het blij-eijndig treurspel der “Segenpraelende Esther ende onderganck van Mardocheus”. Het probleem blijkt te zijn dat de jongelingen dit willen doen “zonder volgens het oud gebruik daartoe verzocht of bekomen te hebben ons prealabel [= voorafgaand] consent en permissie”. Ze hadden nochtans eerst om de toelating moeten vragen, zoals voorgeschreven “in de plakkaten van Zijne Majesteit en de “uitgegeven politieke ordonnanties”, dwz. het officieel afgekondigd stedelijk politiereglement. Op grond daarvan menen de schepenen de niet-aangevraagde toneelopvoering te moeten verbieden “als teenemael strijdig ende contrarie” [= aan de voormelde plakkaten en reglementen] en als een aanslag op “onze autoriteit”, hetgeen zij “geenszins vermogen toe te laten of te gedogen”. De schepenen beslissen dus, “om diergelijcke inbreuken van soo grossiere [= grove] misbruijcken te beletten”, opdracht te geven aan hun stadsbode Joannes Cras om aan de jongelingen “uijt onsen naeme te doen gebeuren formele interdictie van met het geseijde tonneelspel voorts te gaen ofte het selve aen het publicq binnen de jurisdictie deser Stede te vertoonen sonder alvooren van ons daertoe versogt ende bekommen te hebben de noodige permissie als naer gewoonte ende oudt gebruijck […] tot maintien van onse authoriteijt”. Deze resolutie van 1 april 1780 is gesigneerd door burgemeester Beyens en vijf van zijn schepenen, F. van Wonterghem, J. Vermandele, [A.] L. van Quickenborne fs. Andries, E. vander Straeten en F.D. Bracke. Op 3 april vergadert het schepencollege opnieuw over deze aangelegenheid, waarover de “messagier” Cras verslag uitbrengt. Hij heeft zich, in opdracht van het college, nog op dezelfde 1e aprildag ter plaatse begeven, “alwaer hij, besig vindende eenige van de principaele acteurs met den theater te regten (= op te richten), aen hen vanwege het Magistraet geïnterdiceert heeft […] hun geprojecteerde spel op den bijvang van d‟herberge Den Grooten Hert binnen onse jurisdictie”. Maar de jongelingen hebben aan Cras geantwoord dat zij er wél mee doorgingen, en wel “met het consent alleene van den heer pastoor der prochie van Sinte Martens binnen dese stede ende vanden heer hoogbailliu”, en dat ze op 2 april toch de geplande opvoering zouden brengen. Het verslag van de stadsbode gehoord, beslissen de schepenen “de voorengemelde contraventie […] te beletten” en intussen “dry fameuse advocaeten tot Gend te doen consulteren om hun advijs”. De (afwezige !) stadsschepen Emanuel vander Straeten krijgt de opdracht om daartoe “op morgent [= 4 april] soo haest als doendelijck te voijageren naer de stad Gend”. Deze resolutie is gesigneerd door dezelfden, maar zonder schepen Vander Straeten, die de klus toebedeeld kreeg… En op 5 april wordt opnieuw vergaderd, ditmaal in “extraordinaire” zitting. Schepen Em. vander Straeten brengt verslag uit: hij heeft in Gent overleg gepleegd met de advocaten Blommaert, Van de Poule en Vermandel, “dewelcke eenpaerelijck van sentiment waeren dat het Magistraet [van Deinze] met seer goed fondament […] geregt is van aen de gemelde
3939 jongelingen den voortganck der vertooninge van hun geseijde spel te beletten bij middel van daertoe in den Raede van Vlaenderen t‟hunnen laste requeste te presenteren”. De drie advocaten hebben, tegelijk met hun “schriftelijck advijs”, meteen ook maar een “project” (= ontwerp van rekwest) opgesteld om bij de Raad in te dienen. Aldus het door schepen Vander Straeten uitgebrachte rapport over zijn reis naar Gent. “Al hetwelke overlesen, rijpelijck overwogen ende geconsidereert sijnde”, besluiten de Deinse schepenen met eenparige stemmen het door hun collega meegebracht ontwerp van rekwest “te laeten oversien door den heer advocaet Camberlijn, ordinairen stadsadvocaet, ende ingevolge sijn advijs ende goeduncken door den procureur de Brauwere seffens ten laste van de contraventeurs in den Raede van Vlaenderen te laeten presenteren, alles met aggreatie ende approbatie”. Gesigneerd door burgemeester Beyens en de schepenen F. van Wonterghem, J. Vermandele, [A.] L. van Quickenborne fs. Andries en J.D. Bracke. Het Deinse Resolutieboek vermeldt voorts niets meer over deze aangelegenheid. De eerstvolgende resolutie, na die van 5 april, draagt als datum 19 augustus, d.i. vier en een halve maand later… Of de opvoeringen van “Esther en Mardocheus” ook nà 5 april nog doorgang hebben gevonden, weten we niet, en evenmin welk staartje deze kwestie eventueel gehad heeft voor de voortvarende jongelingen. Wél moeten we het hier nog eventjes hebben over de aparte houding van de Petegemse pastoor en de Deinse baljuw die, tegen de beslissing van de schepenen in, toch de toneelopvoeringen hadden goedgekeurd. Het advies van de pastoor is nog te begrijpen, want het impliceert dat het toneelstuk inhoudelijk geen probleem betekende in religieus (bijbelexegetisch, theologisch en/of dogmatisch) opzicht, en de administratief-juridische kant van de zaak, nl. de verplichting tot de voorafgaande vraag om toelating, was niet zijn bekommernis. Voor baljuw Martens evenwel lag de zaak totaal anders! Hij was, als hoogste administratieve en juridische autoriteit in Deinze, ambtshalve verplicht tot het nazicht op de naleving van alle wetten en besluiten. Ongetwijfeld heeft hij weet gehad van de (terechte) beslissing van de Deinse burgemeester en schepenen, die erop gestaan hadden dat de wettelijke voorschriften terzake correct werden nageleefd, “tot maintien van hun autoriteit”. Maar de baljuw had dit, misprijzend (?), naast zich neergelegd en de toneelopvoering niet verboden. Oncollegiaal gedrag tegenover de stedelijke magistraat, en ondermijning van hun gezag, is het minste wat hem hier verweten kon worden, maar nog meer ergerlijk is de vaststelling dat de baljuw zelf, die de wetten moest doen naleven, die gewoonweg aan zijn laars lapte en aldus meehielp aan het scheppen van een klimaat van willekeur en rechtsonzekerheid, dat de stad zeker niet ten goede kwam. Eigenlijk past hiervoor alleen maar het woord wandevoir. Het is in april 1780 (toen Charles Philippe Martens nog geen vol jaar tot baljuw was aangesteld!) de eerste keer dat we dit woord in verband met zijn ambt zien opduiken, maar het zou beslist niet de laatste keer zijn3. 1. Rijksarchief Gent, Oud Archief Deinze, nr. 76 (Resolutieboek 1777-1793), f° 19r°-21r° (collegevergade ringen van 1, 3 en 5 april 1780). 2. De herberg “Den Groten Hert” was gelegen aan de Knok (op de zuidwesthoek van de Kortrijkstraat met de Stationsstraat). In 1780 uitgebaat door de weduwe van paardenpostmeester Pieter van Houtte († 1779), later (1781-1828) door hun zoon Athanasius. Nog omstreeks 1900 heette Vandenpoels herberg “In d‟oude Posterij” (zie Deinze in oude postkaarten, I, 1972, nrs. 6769). In de jaren 1933-1958 was op die hoek het populaire café “Terminus” van oud-pistier Juul Verschelden (zie K.G.K.-Jaarboek 2000, pp. 250-252). Sindsdien afgebroken wegens verbreding van de Kortrijkstraat. 3. Zie meer hierover in onze uitvoerige studie over notaris-schepen-en-baljuw Ch. Ph. Martens in het K.G.K.-Jaarboek 2010 (ter perse).
2260. Willy JONCKHEERE : Een boekenschat voor studenten Geschiedenis, Taalkunde, Plaatsnaamkunde… In ons Contactblad 2004, 24e jg. nr. 4, p. 3214 maakten we melding van de schenking boeken die KGK-ondervoorzitter Luc Goeminne aan de stad Deinze overmaakte.
3940 Deze werken werden ondergebracht in het stedelijk archief op de Leiedam. Het gaat in totaal over 21 lopende meter boeken die in 7 grote metalen kasten bewaard worden. KGK-leden en vorsers kunnen deze werken ter plaatse raadplegen. Een beknopt overzicht geeft meteen een beeld van de variatie in deze waardevolle collectie. Woordenboeken Van Dale, 1992 en 1999, 3 dln. Vroeg Middelnederlands Woordenboek, 4 dln. Middelnederlands woordenboek, 11 dln. Woordenboek der Nederlandse Taal, 46 dln. en 4 aanvullingen Woordenboek Stallaert, 3 dln. Encyclopedieën Winkler Prins, 1977, 20 dln. Grand Larousse Illustré, 1962, 10 dln. Nouvelle Larousse Illustré, 1905, 7 dln. Godefroy, Dictionnaire de l‟ancien Français, 10 dln. Flandria Nostra, 5 dln. Dit is West-Vlaanderen, 3 dln. Tekstuitgaven Corpus Gysseling met middelnederlandse teksten van vóór 1300, 15 dln. met indices Toponymische naslagwerken De Flou, Toponymisch woordenboek, 18 dln. met indices Gysseling, Toponymisch woordenboek, 2 dln. Oorkondenboeken Oorkonden van de Graven van Vlaanderen, 10 dln. Dialectwoordenboeken De Bo, Joos, Teirlinck, Cornelissen, enz., 10 boeken Woordenboeken van de Vlaamse dialecten Gents woordenboek, 13 dln. Etymologische woordenboeken Vercouillie, Van Dale, Van der Sys, enz., 12 boeken Woordenboeken met familienamen De Brabandere, Woordenboek van de familienamen, 1993, 2 dln. Heraldiek en genealogie Warlop, The Flemisch Nobility, 4 dln. Tijdschriften Ons Heem, 32 jaarboeken, 1943-2004, volledig Naamkunde, ca. 30 dln. Heemkring Scheldeveld, 20 jaarboeken De Gaverstreke (Waregem), Jaarboeken 1973 tot heden Boeken Dorpsmonografieën, 25 boeken Werken over hoevebouw en landbouwgereedschap Lindemans, Geschiedenis van de landbouw in België, 2 dln. Toponymische werken, 20 boeken
3941 Werken over agrarische en economische geschiedenis Werken over de geschiedenis van de techniek Werken over de middeleeuwse geschiedenis Taalwoordenboeken: Latijn, Frans, Duits, enz. In een afzonderlijke kast zijn ook alle KOK-KGK jaarboeken beschikbaar, de zgn. „blauwe boekjes‟ incluis. Het is de intentie van de schenker om deze schenking bij testament nog verder uit te breiden. Geïnteresseerden en studenten taalkunde, plaatsnaamkunde en geschiedenis kunnen van deze boekenschat dankbaar gebruik maken op de openingsdagen van het archief, nl. op dinsdagnamiddag en woensdagvoormiddag. 2261. Paul HUYS nr. 538): Nog over de Wakkense broodbakker-rederijker P.J. de Borchgrave In het recentst verschenen KGK-Jaarboek, jrg. 76 (2009), pp. 165-173, publiceerde erevoorzitter Herman Maes enkele wetenswaardigheden over “Deinze en de Wakkense De Borchgrave” en vermeldt daarin o.m. de felle concurrentienijd tussen De Borchgrave en de van oorsprong Waaslandse (° Vrasene 1768) rederijker Pieter-Johan Robyn1. Het toeval wilde dat ik, daags nadat ik Herman Maes‟ artikel had gelezen, zat te bladeren in de tweede jaargang (1872) van A.J. Cozyns tijdschrift “De Vlaamsche Kunstbode” en daarin uitvoerige notities aantrof over - jawel ! - niemand anders dan de beide rederijkers Robyn en De Borchgrave, aldaar door Cozyn heel broederlijk (?) verenigd in een artikel, getiteld “De Zuid-Nederlandse schrijvers van het tijdstip der Franse Overheersing (1795-1815)”2. Cozyn bevestigt daarin “dat er tussen De Borchgrave en Robyn een persoonlijke vete bestond waarvan de wedijver waarschijnlijk oorzaak is geweest. Robyn, die zeer driftig was en maar moeilijk zijn opbruisende hartstochten wist te bedwingen, bezoedelde zelfs zijn goede naam door een alleszins onwaardige daad”. Cozyns citeert daartoe Van Duyse 3, die hierover het volgende vertelt: “In 1819 vroeg de maatschappij van Deinze, Geen konst zonder nyd, een lofdicht op de toen kortelings overleden De Borchgrave [hij was in dat jaar op 13 oktober gestorven, 61 jaar oud - P.H.], die veertien medailles in dergelijke prijskampen had bekomen. Robyn, met diens dichterij niet zeer hoog lopende, vierde zijn vitzucht ook bij deze gelegenheid bot en zijn [naar Deinze ingezonden] werk werd daar letterlijk achter de deur der [Deinse rederijkers]kamer gehangen. Wij hebben het ons niet kunnen aanschaffen.” Aldus Van Duyses lakonische bedenking over Robyns “natrappen” naar een dode collegadichter… Over de dichtkwaliteiten van De Borchgrave oordeelt Cozyn zelf genuanceerd positief en hij onderstreept vooral de “heilzame invloed” van De Borchgraves dichterlijke taal, die hij “dermate wist te verzorgen, dat zijn gedichten in zuiverheid en sierlijkheid van uitdrukking zich ver boven het grootste deel der letterkundige voortbrengselen van die tijd verhieven”. Over de felle concurrentienijd tussen de beide rederijkers wist A.J. Cozyn nog een ander voorbeeld te citeren. Hij heeft het nl. ook over een dichtwedstrijd, in 1812 uitgeschreven door de Gentse rederijkerskamer “De Fonteine”, op het voorgeschreven (toen nog vrij actueel, Napoleontisch) thema: “De veldslag van Friedland en de vrede van Tilsit”. Ook De Borchgrave had eraan deelgenomen, maar hij was in Gent buiten de prijzen gevallen (mischien wel omdat … Robyn daar toen jurylid was !?). De drie uitgeloofde prijzen gingen toen naar resp. Jan Frans Willems, de Bruggeling E. Van Damme en de Ieperling J.J. Lambin. Toen in 1861 De Borchgraves kleinzoon, advocaat M.J. De Borchgrave, het poëtisch werk van zijn grootvader bij een Gentse uitgever liet publiceren, vergezeld van een uitvoerige levenssschets van de Wakkense bakker-rederijker, weidde de kleinzoon over die wedstrijd van 1812 uitvoerig uit, maar - zoals A.J. Cozyn in “De Vlaamsche Kunstbode” van
3942 1872 (pp. 382-383) terecht opmerkte - “stellig niet zonder partijdigheid”. We citeren verder uit Cozyns artikel: “Dit poëma [nl. De Borchgraves Gentse inzending - P.H.], hetwelk zich door uitmuntende hoedanigheden onderscheidt, bekwam niet alleenlijk den eersten prijs niet, die de dichter beoogde, maar werd zelfs in de wedstrijd van de hand gewezen [d.i. geëlimineerd - P.H.]. Robyn, een dichter des tijds, die zich altoos en overal de vijand en de driftvolle kleinachter van De Borchgrave toonde, beriep zich op de welgekende gevoelens van zijn mededinger ten opzichte van Napoleon I, om indruk op de rechters [= juryleden] te maken, en hun een beslissing te doen nemen, welke door geen enkel vers van het Poëma kan verrechtvaardigd worden. Robyn beweerde dat de loftuitingen, aan de keizer geschonken, in de mond van De Borchgrave niets anders dan een bittere spotterij waren, en dat tevens, terwijl hij Napoleon aan Scaevola4 vergeleek, hij denzelve met een moordenaar had gelijk gesteld. Daar de herinnering aan de dood van de Hertog van Enghien nog vers in het gedacht stond, durfden de rechters dit kunstgewrocht niet aanvaarden.”5 Tot afsluiting toch nog even dit, over De Borchgraves betekenis voor de dichtkunst van en in zijn eigen tijd. We citeren daartoe een andere in Deinze geboren dichter, Augustin D‟Huygelaere (later naar Oudenaarde uitgeweken), die in de inleiding tot zijn eigen dichtbundel Nationale Poëzij (1844) het volgende schreef (m.n. over de “armoede aan degelijke voorbeelden”, waarnaar de Vlaamse dichters zich toen hadden kunnen richten: “Zo de bedilzucht hier of daar op mijn gedichten haar zever (sic!) laat vallen, dan zal elke bezadigde lezer, aan wie bekend is wat leidraad men over [= vóór] vijftig jaren had om de zangberg te beklauteren, mijn verdediging op zich nemen. Over vijftig jaren was men weinig met de Noord-Nederlandse dichters bekend; en bij wie geen eigen dichterlijk gevoel opwelde, die moest uit de school van De Borchgrave putten.” Waaruit weer maar eens blijkt dat men elk feit uit het verleden moet bekijken met de ogen, d.w.z. vanuit het perspectief, van de toenmalige tijd zelf. 1. Pieter-Johan Robyn (Vrasene 1768-Gent 1823) bracht zijn jeugd door in zijn geboortedorp (zeker nog tot 1789); in 1799 woonde hij in Herzele, in het Land van Aalst, en in 1811 (toen hij zijn eerste literair werk begon te publiceren) was hij politiecommissaris in Zele, in het Land van Dendermonde. Nog later verhuisde hij naar Gent, waar hij op 55-jarige leeftijd overleed. 2. De Vlaamsche Kunstbode, jaargang 2 (1872), pp. 379-385 (over P.J. Robyn) en pp. 385-388 (over P.J De Borchgrave). 3. P. Van Duyse, in het tijdschrift Belgisch Museum, jrg. 7, p. 219. 4. Caius Mucius Scaevola: legendarische Romeinse held die in 507 v.C., na een mislukte moordaanslag op de Etruskische vorst Porsenna, gevangengenomen werd. Om zijn onbevreesdheid voor de marteldood te tonen, stak hijzelf zijn rechterhand in het offervuur en werd daarna om zijn moed vrijgelaten. Zijn bijnaam “Scaevola” betekent linkshandig. 5. De Borchgraves kleinzoon insinueerde verder ook nog dat “deze verfoeilijke arglist Robyn deed zegepralen en de eerste prijs werd hem toegeschonken” (“Gedichten van De Borchgrave, uitgegeven door zijnen kleinzoon M.J. De Borchgrave”, Gent, 1861, blz. 417), maar dat is flagrant onjuist, want Robyn kon als jurylid zelf niet mededingen. De eerste prijs ging trouwens niet naar Robyn, maar naar de toen nog zeer jeugdige (19-jarige!) Jan Frans Willems (° Boechout, 1793).
2262. Willy JONCKHEERE: Deinze en het 19 e deel van het Nationaal Biografisch Woordenboek (NBW) Op 25 november 2009 werd in de Marmerzaal van het Brusselse Paleis der Academiën het 19e deel van het Nationaal Biografisch Woordenboek voorgesteld. Ook ditmaal werden hierin enkele Deinzenaars opgenomen en dit dank zij vooral de bijdragen van KGK-bestuurslid Paul Huys. Van zijn hand verschenen 5 bijdragen, waarvan 3 over „Deinzenaars‟:
3943 Kol. 65-75 : Remi Boeckaert (pseudoniem voor Bouckaert), schrijver en journalist (° Aarsele 26-10-1918 en † Meise 11-04-1999). Hij groeide op in Petegem-bij-Deinze, in de wijk Kouterke, Kortrijksesteenweg 40. Kol. 342-346 : Frank Van Doorne, pseudoniem Hans Melen, letterkundige, dichter. (°Deinze 8-01-1914 en † Gent 19-03-1988). Kol. 579-585 : Gaston van Landeghem (Theophiel, Gaston), kunstschilder (° Deinze 19-121883 en † Ukkel 7-05-1948). Illustratie: plaat XVI tegenover kol. 425-426, „Winterlandschap‟, 1928, Museum van Deinze en de Leiestreek.
Een andere Deins kunstenaar werd behandeld door auteur Jaak Fontier: Kol. 224-229, auteur Jaak Fontier: “Antoon de Clerck, beeldend kunstenaar (° Deinze 15-021923 en † Aalter 10-12-2001). Illustratie: plaat VII tegenover kol. 199-200, „Wat een drukte op de E5‟, SMAK, Gent.
Verder behandelde Paul Huys ook de lemmata van de kunstenaars Dees de Bruyne en Xavier de Cock. Kol. 158-169: Dees de Bruyne (Désiré, Hugo, Clement), kunstschilder en tekenaar (° SintAmandsberg 12-10-1942 en † Gent 24-04-1998) Illustratie: plaat V tegenover kol. 167-168, „Uit respect aan Willy Bostyn‟, 1980 en foto uit 1991. Kol. 229-240 : Xavier de Cock, tekenaar en kunstschilder (° Gent 10-03-1818 en † Deurle 11-08-1896). Een afbeelding van zijn „Overtocht van het veer op de Leie te Latem‟, de jongste aanwinst van het Museum van Deinze en de Leiestreek, werd afgebeeld als plaat VIII tegenover kol. 201-202. Door Inigo Bocken werd de figuur van Marcel Brauns (° Hasselt 2-10-1913 en † Sint-Truiden 2-09-1995) belicht. Kol. 113- 119: “Brauns, (Jean) Marcel, jezuïet, dichter, schrijver, hoogleraar Nederlandse letterkunde, theoloog, vooral bekend als „pater Brauns‟ en berucht om zijn Vlaamsnationalistisch en Groot-Nederlands engagement” In kol. 117 noteert de auteur: “Om financieel het hoofd boven water te houden, is hij genoodzaakt nachtwerk te verrichten in een krantenwinkel te Deinze”. Oudere Deinzenaars weten maar al te goed dat de toenmalige “Cecilia-boekhandel” in de Tolpoortstraat voor Brauns een „thuis‟ was bij weduwe Maria Jonckheere (1910-1998), zus van Karel Jonckheere. Zij was gehuwd met haar kozijn Paul De Clercq. Hun zoon Hugo leidde, ondanks zijn zware ooghandicap, de boekhandel tot in de jaren 1980. In hetzelfde boekdeel 19 van het NBW, kol. 551-561, behandelt Jaak Fontier de figuur van Karel Jonckheere, (Oostende 9-04-1906 en † Bonheiden 13-12-1993) “ambtenaar, dichter, prozaschrijver, essayist”. Zijn moeder, Victorine de Clercq, was afkomstig uit het OostVlaamse Machelen. Hij was een regelmatige bezoeker van zijn zus Maria in de Tolpoortstraat te Deinze. Andere streekgenoten kwamen aan bod in de persoon van Arthur Buysse en Virginie Loveling.
3944 Kol. 185-194 :auteur Nicole Verschoore : “Arthur Honoré Buysse, advocaat, liberaal volksvertegenwoordiger en cellist, ° Nevele 12-04-1864 en † Gent 27-09-1926. Kol. 630-646 : auteur Liselotte Vandenbussche : “Marie Virginie Loveling, letterkundige (° Nevele 17-05-1836 en † Gent 1-12-1923)
KGK-lid prof. em. dr. Walter Prevenier is de auteur van twee opmerkelijke bijdragen : Kol. 946-961 : Omer Vanaudenhove, politicus Kol. 753-770 : Henri Pirenne, historicus
Er zit bijzonder veel variatie in de keuze van de namen: zo is er de biografische nota van Vincent Dujardin over koning Boudewijn (kol. 75-113), maar Dries Vanysacker beschreef ook het wel en wee van een aantal sportfiguren van formaat: - Briek Schotte (kol. 834-842) - Rik Van Steenbergen (kol. 855-859) - Karel van Wijnendaele (ps. voor Karel Steyaert) (kol. 1067-1077) Dit boekdeel 19 van de NBW, evenals deel 18 en de delen 1-5, kunnen geraadpleegd worden in de Bibliotheek, Gentpoortstraat. In de loop van de 19 delen van NBW werden reeds 22 „Deinzenaars‟ opgenomen: Lemmata Nationaal Biografisch Woordenboek dln. I - XIX Deinzenaars naam
voornaam
beroep
° en †
Deel nr.
Boeckaert
Remi
Paul Huys
Firmin
XVIII, 107
Paul Huys
Buyze (ook Buysse) Buyze (ook Buysse) Calewaert
Lucien
XVIII,146
Charles
XIII, 159
Dries Vanysacker Dries Vanysacker Ludo Collin
Claus
Emile
kunstschilder
XVI,261
Johan De Smet
Clerck
Antoon de
XIX, 224
Jaak Fontier
Delcroix
Désiré
Beeldend kunstenaar letterkundige
III, 256
Geert Gevaert
Doorne
Frank van
dichter
XIX, 342
Paul Huys
Gavere
Marnix van
dichter
VI, 312
Miel Kersten
Kints
Pieter
toneelschrijver
19181999 18221881 18931980 18891939 18931963 18491924 19232001 18231887 19141988 18971974 1850-
XIX, 65
Bouvy
Schrijver en journalist Kunstschilder, fotograaf Vlasarbeider, wielrenner Vlasarbeider, wielrenner Bisschop
XVIII, 533
Paul Huys
Marcel
en Auteur
XVIII,150
3945
Landeghem
Gaston van kunstschilder
Malfait
Hubert
schilder
Martens
Adriaan
geneesheer
Martens
JeanBaptiste Lucien
beeldhouwer
Matthys Moortel Parys Picqué
Remi van de Antoon van
Quickenborne
Charles Louis Karel van
Rooman
Gillis
Vandendaele
Casimir
Nijveraar, mecenas Priester, literair criticus beeldhouwer kunstschilder Jezuïet, missionaris Rederijker, toneelschrijver kunstschilder
1912 18831948 18981971 18851968 18281895 19021977 19121993 18841968 17991869 17881837 16661728 18181880
XIX, 579
Paul Huys
VI, 605 IV,541
Hector Waterschoot Leon Elaut
XVIII, 663
Paul Huys
VIII, 494
Herman Maes
XV,518
XVIII, 711
Rudolf van de Perre Karel Alexander Evrard Paul Huys
XVIII, 739
Daniël Butaye
XVIII, 771
Paul Huys
XVIII, 843
Paul Huys
XV, 581
Er zijn nog enkele namen die in aanmerking zouden kunnen komen om een lemma te krijgen in één van de volgende edities. Bernard Callier Albert Saverijs Joris Eeckhout René Maere Marcel Liebaert Markies de Mérode Het komt er dan wel op aan dat zij een „biograaf‟ krijgen, die zich de moeite wil getroosten om het lemma voor te bereiden. Voor één van de zes is de zaak zo goed als rond: in het 20 e deel van het NWB zal Paul Huys zorgen voor het lemma van Albert Saverijs. 2263. Paul HUYS (nr. 539) Deinse feestvreugde bij de geboorte van keizer Karel anno 1500 Op de Carolus-tentoonstelling1 in de Gentse Sint-Pietersabdij ter gelegenheid van de vijfhonderdste verjaardag van keizer Karels geboorte, te Gent op 24 februari 1500, was een zeldzaam drukwerkje te zien, door ene Gheeraerdt van Salenson te Gent gedrukt in 1564 onder een ellenlange, pompeuze titel , die we hier (oneerbiedig dus) afkorten tot “Die warachtighe gheschiedenisse vanden […] keyser van Roomen Carolus, den vijfsten van dien name […]”. In dit verzamelwerk zijn bijdragen gebundeld van diverse auteurs, onder meer een huldegedicht van een tijdgenoot, kapelaan Lieven Bautken, factor van de Gentse rederijkerskamer Sint-Barbara2. Dit uitvoerige gedicht - eenentwintig strofen van elk negen verzen - is een ballade op de geboorte en doop van het prinsje, erfzoon van koning Filips van Spanje en zijn vrouw Joanna van Castilië. De grondgedachte van het gedicht is vreugde, want “een paeyselick Prince maeckt groote verblijdijnghe”. De stad Gent heeft die
3946 “verblijdende” gebeurtenis uitbundig gevierd. Kapelaan Bautken dichtte: “De stadt was vol vruechden in alder manieren, / Men sach de straten behanghen, de husen vercieren”. Maar dat is een Gents verhaal, dat hier niet het onze is… Ons gaat het erom dat niet alleen in keizer Karels geboortestad Gent, maar in alle steden en stadjes in de Zuidelijke Nederlanden evenzeer gefeest en gevierd werd: van Veurne en Ieper en Kortrijk tot Aalst en Geraardsbergen en Lessen, van Oostende en Nieuwpoort en Brugge tot Mechelen en Brussel. En, om iets dichter bij Deinze te blijven: ook steden als Oudenaarde en Tielt deelden in die algemene feestvreugde. Er was vanuit Gent, onmiddellijk na de blijde geboorte (‟s morgens te 4 uur), een heuse koeriersdienst georganiseerd die het bericht met de gewenste spoed overal moest gaan bekendmaken3. Wat Deinze betreft weten we uit de bewaard gebleven stadsrekening 4 dat het bericht over de geboorte in de stad bekend geraakte op Sint-Matthijsavond, d.i. de avond vóór het feest van Sint-Mattheus (zoals kerstavond de avond vóór kerstdag is). Diens feest werd normaal op 24 februari gevierd (de op vier na laatste dag van de maand februari), maar 1500 was een schrikkeljaar5 en dat jaar moest Sint-Mattheus, om plaats te maken voor de tussengeschoven “schrikkeldag”, dan maar een dagje opschuiven (en bleef aldus weer de op vier na laatste dag der maand). Deinze (gelegen op 3½ à 4 uren gaans van Gent) werd dus nog dezelfde avond van de geboortedag, 24 februari , op de hoogte gebracht. De stadsmagistraat van Deinze nam, zoals het hoorde, onverwijld de passende maatregelen “ter blijscepe vander gheborten van onssen jonghen prinche”. Er werd een “mestach” afgekondigd (= misdag, d.i. een officiële vrijedag, met verplichte bijwoning van de h. misviering) en de bevolking werd uitgenodigd de schoonste verzen te maken en zich op de plezierigste wijze te vermaken. Aan de geestelijke en wereldlijke overheidspersonen en aan een aantal vooraanstaanden werd in de “schepenenkamer” (d.i. het stadhuis of - zoals dat in Deinze ook wel genoemd werd - de “stadshalle”) een banket aangeboden, waarop vijf kannen wijn soldaat werden gemaakt 6. Eveneens “volghende den voorghebode” (d.i. in stadsopdracht) werd ‟s anderendaags een processie gehouden, gevolgd door een plechtige kerkdienst gezamenlijk door de geestelijkheid van Deinze én Petegem7; men denke er immers aan, dat het toen pas een paar decennia geleden was (nl. in 1469) dat door hertog Karel de Stoute de Petegemse binnenstad bij Deinze was gevoegd. Ook die kerkelijke plechtigheid op Sint-Matthijsdag was voor de Deinzenaars nogmaals een aanleiding tot het schenken van de erewijn: en opnieuw moesten twee kannen eraan geloven. Of er op (een van) die beide dagen feestvuur op de markt werd aangestoken (zoals dat in Geraardsbergen het geval was) en of het feest opgeluisterd werd met muziek (door “speellieden en trompers” zoals in Ieper) valt uit de Deinse stadsrekening niet op te maken… 1. P. Huys, “Die warachtighe historie van Carolus de Vijfste”, in: Carolus. Keizer Karel V, 1500-1558 (Gent, Snoeck-Ducaju, 1999 - Tent.cat. Kunsthal de Sint-Pietersabdij Gent, 06.11.199930.01.2000), p. 175, nr. 16. e 2. Een 19 -eeuws afschrift van het gedicht van Lieven Bautken (die in Gent ooggetuige van de feesten bij geboorte en doop van keizer Karel is geweest) bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek van Gent, in het fonds Vliegende Bladen, I-B-17 [15]. 3. P. Donche, “Berichtgeving te Veurne van de geboorte van keizer Karel”, in: Biekorf, CVII/4 (2007), pp. 363-371; en Idem, “Berichtgeving in de Zuidelijke Nederlanden over de geboorte van keizer Karel”, in: Biekorf, CVIII/3 (2008), pp. 287-302, inz. p. 296 (over Deinze). 4. In de toen geldende “oude februaristijl” werd de “schrikkeldag” ingevoegd tussen de 23e en de 24e dag van de februarimaand (die ook in een schrikkeljaar op 28 februari eindigde), in tegenstelling tot de huidige regeling die nà de 28e een 29e dag toevoegt! 5. Brussel, Algemeen Rijksarchief, nr. 33.966 (stadsrekening Deinze, van 11.03.1498 tot 29.03.1500 volgens de jaartelling in nieuwe stijl omgerekend), f° 21: “Item up sente Maethijs avont an[n]o [14]XCIX (= 1499 in de toen geldende oude paasstijl , d.i. 1500 in de nieuwe paasstijl!) so quam te Deijnsse de tijdijnghe dat onsliedere princhesse en[de] ghenae[de]ghe vrauwe gheleghen (= bevallen) was van eenen jonghen zuene ende prinche”. 6. Ibid., f° 21: “Snavons vergaerden up scepenencaemere de prochypaepe ende de priesters ende de heere ende de wet ende veelle andere goedde mannen vander steede, aldaer was ghepresenteert den goeden gheselscepe in ghelaeghe vijf kannen wijns”.
3947 7. Ibid., f° 21: “Up Sente Matthijs [ ] so droughen de priesters van Deinsse ende Peteghem processie generael ende daeden solemnelicke dienst te Deinsse inde kercke ter eeren van gode ende der selvere gheborte; ghepresenteert twee kannen wijns”.
2264. Willy JONCKHEERE : Een straat in Oostakker draagt de naam van een Deinzenaar In het jongste nummer van „Heemkundig nieuws‟ van de Heemkundige Kring „De OostOudburg‟ lazen we dat de naam van Christiaan Brosteaux toegewezen werd aan de straat in Oostakker „die bij de verkaveling van 1987 de verbinding vormde met de Petrus Hostestraat en de Chirolokalen‟. Geboren te Bost, op 8 km van Hoegaarden, op 2-07-1938, kwam de jonge knaap met zijn ouders na de oorlog in Deinze wonen. Vader Marcel was militair piloot en afkomstig uit Gembloux en moeder Prudence Braekevelt kwam uit Kanegem. Christiaan werd leerling aan het Sint-Hendrikscollege, waar hij de Grieks-Latijnse humaniora afrondde in 1956-1957. Na seminariestudies werd hij op 8-06-1963 door bisschop Mgr. Calewaert, Deinzenaar van geboorte, gewijd tot priester in de Gentse Sint-Baafskathedraal. Op 27-11-1963 werd hij onderpastoor te Ruien, deelgemeente van Kluisbergen. Op de Sint-Cornelisparochie aldaar was hij actief in de Chiro-werking en droomde hij ervan zijn medeleerling op het college Jan Vandeveire, intussen missionaris in Guatemala, te gaan vervoegen. Enkele jaren later werd hij geroepen om onderpastoor te worden in Oostakker, waar hij zich even intensief inzette. Nadat hij op 22-05-1974 het huwelijk van een Chiro-koppel in Ruien had ingezegend, werd hij op de terugweg naar Oostakker betrokken in een zwaar ongeluk te Eke en overleed enkele dagen later. De invloed van zijn persoonlijkheid moet zeer groot geweest zijn, dat men jaren na zijn tragische dood de herinnering aan deze jonge priester wou bewaren in een straatnaam. © Heemkundig nieuws, jg. 37, 2009-2, p.11
2265. Paul HUYS (nr. 540) Over zwarte en witte, rode en gouden leeuwen als herbergnaam De Leeuw - al dan niet voorafgegaan door een heraldische kleuraanduiding zoals b.v. “goud” of “rood” (heraldisch echter “keel” genoemd) - is altijd een zeer geliefkoosde herbergnaam geweest. In Deinze bestond in 1484 een herberg “De Zwarte Leeuw” 1 en in 1560 een “Gouden Leeuw”, in 1631 was er een “Rode Leeuw” in Astene en in Deinze was er een “Witte Leeuw” in 1779. Uitzonderlijk was dat dus zeker niet. Dit blijkt duidelijk uit het hiernavolgende overzicht betreffende Oost-Vlaanderen, dat dan nog maar steunt op één enkele bron 2 en dat dus uiteraard allerminst aanspraak maakt op volledigheid, wél op enige representativiteit. We beperken ons hier tot archivalisch materiaal uit het ancien régime, dus van vóór 1795.
3948 We vinden zes verschillende kleur-adjectieven en gaan, bij de opsomming ervan, van zeldzaam naar talrijk. Voor elke lokaliteit (stad of dorp) vermelden we tevens de oudste archivalische attestatie. Maar sommige van die herbergen hebben onder die naam wel eeuwenlang bestaan. Bonte Leeuw (één enkele attestatie) Gent 1578. Groene Leeuw (twee) Gent 1683; Vloerzegem 1753. Zwarte Leeuw (tien) Aalst 1490; Bassevelde 1789; Boekhoute 1621; Deinze 1484; Dendermonde 1686; Destelbergen 1789; Gent 1404; Geraardsbergen 1789; Lokeren 1779; Oudenaarde 1533. Witte Leeuw (zeventien) Aalst 1442; Deinze 1779; Destelbergen 1564; Ename 1429; Gent 1421; Lokeren 1603; Moerbeke 1779; Nederename 1733; Oosterzele 1779; Oudenaarde 1453; Rupelmonde 16 e eeuw; Sint-Gillis-Waas 1779; Sint-Martens-Latem 1793; Stekene 1486; Watervliet 1779; Zelzate 1570; Zomergem 1779. Rode Leeuw (eenentwintig) Aalst 1569; Astene 1631; Bazel 1551; De Klinge 1779; Denderleeuw 1672; Dendermonde 1562; Denderwindeke 1764; Gent 1416; Kwatrecht (Melle) 1435; Lembeke 1790; Lemberge 1528; Lokeren 1632; Meerdonk 1779; Moerbeke 1641; Neigem 1637; Ninove 1780; Oosteeklo 1793; Rupelmonde 1630; Sint-Niklaas 1788; Stekene 1779; Zottegem 1611. Gouden Leeuw (tweeëndertig) Aalst 1535; Assenede 1779; Belsele-Waas 1746; Borsbeke 1779; Deinze 1560; Eeklo 1575; Eksaarde 1779; Evergem 1454; Gent 1454; Geraardsbergen 1660; Herzele 1779; Hofstade 1648; Kaprijke 1779; Knesselare 1749; Kruibeke 1779; Lede 1779; Lokeren 1779; Machelen 1779; Middelburg 1665; Nederbrakel 1779; Oordegem 1779; Oudenaarde 1519; Ronse 1547; Rupelmonde 1783; Sleidinge 1719; Stekene 1700; Ursel 1529; Verrebroek 1779; Vrasene 1779; Waasmunster 1639; Wachtebeke 1654; Zottegem 1779. In totaal dus 83 “oudste” attestaties, waarvan 12 uit de XVe eeuw, 15 uit de XVIe, 16 uit de XVIIe en 40 uit de XVIIIe eeuw. Dat Deinze en Astene in dat rijtje voorkomen, is een leuke vaststelling, maar zo helemaal vanzelfsprekend is dat nu ook weer niet, als we b.v. merken dat een Leeuw-herberg niet voorkomt in de negen andere Groot-Deinse dorpen, en b.v. evenmin in een van de dorpen van het Land van Nevele. Onder de Deinse buurdorpen treffen we wel Machelen aan met een “Gouden Leeuw” en Sint-Martens-Latem met een “Witte Leeuw”. Opvallend daarnaast is ook dat niet alle kleuren (heraldisch of niet) zomaar verenigbaar waren met een Leeuw-naam: b.v. naar een “Blauwe Leeuw”3 of een “Bruine Leeuw” zal men tevergeefs zoeken. Afsluitend nog dit: de eenvoudige grondvorm “De Leeuw” - d.i. zonder enige andere (kleur)kwalificatie erbij - wordt als herbergnaam volgens onze zelfde bron (met archiefmateriaal van vóór 1795) ook nog eens aangetroffen in vijfentwintig lokaliteiten binnen (het huidige) Oost-Vlaanderen, met als oudste attestaties Gent 1356, Drongen 1448 en Kwatrecht 1450. En Zeveren telde - blijkens de parochierekening (waarmee toen de gemeenterekening bedoeld was) van 1691 - een herberg “Het Leeuwken”4, waarvan ene Laurens Vereeken toen “hotelier” was. 1. Zie P. Huys, “Een zeer oude Deinse herberg: de Zwarte Leeuw (1484)”, in: KGK-Contactblad, jrg. XX (2000), afl. 1, pp. 2620-2622 (nr. 1743). 2. N. Kerckhaert, Oude Oostvlaamse huisnamen, 6 dln. (Gent, Provinciebestuur, 1977-1793), passim. 3. In Oost-Vlaanderen kwamen wel herbergen voor als “de Blauwe Gans” (Gent 1529 en Wontergem 1573) en “het Blauw Lam” (Gent 1677). Zie ook in Biekorf, 2007/3, p. 294, waar we lezen dat ook in West-Vlaanderen “de Blauwe Leeuw” als herbergnaam nergens is aangetroffen, en dat “de Rode Leeuw” er heel zeldzaam is. Over analoge naamgeving van Brabants-Antwerpse en van Limburgse herbergnamen zijn we helemaal niet geïnformeerd. 4. Rijksarchief Kortrijk, Dubbels parochierekeningen: Zeveren 1691.
3949 2266. Willy JONCKHEERE : 75 jaar geleden brandde „De Pulle‟ Opnieuw werd ons een archiefdocumentje bezorgd door KGK-lid Astère Allaert. In de overgang van 1935 naar 1936 betaalde de stad Deinze 500 bef. aan Désiré Scheerlinck, “Luitenant van het Pompierskorps” : “wegens belooning aan de pompiers voor gedane werken aan den brand in de lokalen van Voor Ons Recht”. Op 10 oktober 1935 was er inderdaad brand uitgebroken in de cinemazaal van “Voor Ons Recht”. In de zondagskrant van 13-10-1935 berichtte “De Deinsche Burger”1: “Donderdag avond rond 7 uur, bemerkten bewoners der wijk “Knok” dat er rook opsteeg uit de Cinemazaal “Voor Ons Recht”. Onmiddellijk werden de pompiers verwittigd, welke op zeer korten tijd ter plaats waren. Geholpen door een vrij groot getal hulpvaardige medeburgers werden bovenmenschelijke pogingen in het werk gesteld om het vuur te bestrijden. Dank aan de geweldige massa water welke door onze pompiers met hunne stoomspuiten in het brandend gebouw kon gejaagd worden, was het vuur weldra overmeesterd 2. Daar cinemaen balzaal opgevuld waren met rook, was het onmogelijk er in te dringen zonder gasmaskers. De brand heeft zich beperkt bij het tooneel en de bergplaats der decors. Alles is door verzekering gedekt. Gezien de overgroote toeloop van nieuwsgierigen had onze gendarmerie de handen vol om de orde te handhaven”. En als toemaatje werd ook nog meegedeeld: “Niettegenstaande het brandongeval zullen de Cinemavertooningen op de bepaalde datums en uren plaats hebben alsook het bal”. Een ongeluk komt nooit alleen, zegt men. Een week later vervolgde De Deinsche Burger zijn bericht met een triest verhaal: “Daags na den brand in ‟t Volkshuis, is D.G. aan den politiekommissaris gaan verklaren dat zijn kas gestolen was, waarin een som van 30.000 fr. zou moeten gezeten hebben. Een ernstig onderzoek door de politiekommissaris onmiddellijk ingesteld, bracht aan het licht dat door klager den diefstal was voorgewend, om een tekort in de kas te ontduiken. Door den politiekommissaris werd het ledige koffertje gevonden, ook dat van Bond Moyson, dat zogezegd mede gestolen was. Het geld van Bond Moyson werd teruggevonden. D. werd opgebracht naar het gerechtshof te Gent, om er langdurig in onderhoor te worden genomen door den heer onderzoeksrechter Limpens in tegenwoordigheid van den heer Bohyn, substituut van den Prokureur des Konings, die een aanhoudingsbevel afleverde ten laste van D., die aan den heer onderzoeksrechter de bekentenissen bevestigde, afgelegd aan den heer Meersschaert, onze wakkere Politie Kommissaris” 3. 1. De Deinsche Burger, 13-10-1935, p. 2, k.2 2. T. Vanhee, Van brandblusser tot hulpverlener. 175 jaar stedelijke vrijwillige Brandweer te Deinze, p. 113. Onder toezicht van de spoorwegmaatschappij was in oktober 1935 een brandleiding aan weerszijden van de stationsoverweg nr. 31 (Gaversesteenweg) aangelegd. T. Vanhee voegt er aan toe “Ze bewijst haar nut als op 10 oktober 1935 in het lokaal Voor Ons Recht brand uitbreekt” 3. De Deinsche Burger, 20-10-1935, p. 2, k.1
3950 2267. Paul HUYS (nr. 541) Inwoners van Gottem, Grammene en Wontergem op het beklaagdenbankje (Uit de vonnissenregisters van de Luitenant-Civil, 1728-1767) In de sententieregisters van de Luitenant-Civil van de Gentse Indaginge uit de periode 172817671 vonden we in verband met inwoners uit de dorpen Gottem, Grammene en Wontergem in totaal achttien vonnissen, per dorp resp. zeven, zes en vijf. We vermelden ze hierna in chronologische volgorde. De twee partijen van het proces worden aangeduid resp. als eiser (E.) en als verweerder (V.); daarna volgt de rechterlijke uitspraak (U.). De boeten zijn uitgedrukt in pond (£); 1 £ = 20 schellingen; 1 schelling = 12 groten; 1 groot = 12 denieren. De bedragen worden als volgt weergegeven: £ 15-5-1-6, of 15 pond 5 sch. 1 gr. 5 den. De archiefvermelding bestaat telkens uit het nr. van het register, gevolgd door de datum van de sententie: b.v. 327/10.11.1731. 1. Carel Lambrecht & Catherine van Landeghem, Grammene (327/10.11.1731) E.: Procureur Martinus Debbaut (cfr. infra, casussen 2 en 5) V.: Carel Lambrecht & Catherine van Landeghem, weduwe van Jan Galle, beiden te Wontergem; U.: V. moeten betalen een som van £ 15-5-1-6 over “slot van rekeninge” (volgens een bescheid van 10.06.1725). 2. Weduwe van Frans Cnudde, Gottem (327/11.07.1733 & 08.01.1735) E.: Advocaat Van Raellen (Raad van Vlaanderen), overgever van de liquidatie (bij rekwest dd° 29.04.1726) van de goederen alhier “ten decrete gebracht ende gecompeteert hebbende de weduwe Frans Cnudde fs. Joos, tot Gotthem”; V.: Jonkheer Frans van Spoelberghe, heer van Lovenjoul, intervenient, en Martinus Debbaut, admodiateur van de heerlijke rechten van de heerlijkheid Walle, Meulenwalle en Ter Leye, in Gottem; U.: Beide partijen moeten hun stukken indienen. 3. Joannes Frans, Gottem (327/24.07.1733) E.: Procureur Jacques Guillaume tServrancx, als ontvanger van jonkheer Glaude Emanuel Brias, heer van Hooghen Doorne etc.; V.: Joannes Franchois Frans, te Wontergem; U. : V. moet vier jaar achterstallige pacht betalen. 4. Joannes Frans, Gottem (327/26.09.1733) E.: Jonkheer Pieter Louis vander Varent, geallieerd met vrouw Marie Therese van Loo (te voren douairière van dhr. Pieter de Beerlaere); V.: Joannes Fr. Frans, te Wontergem; U.: V. moet zeven jaar cijnspacht betalen. 5. Marten Debbaudt, Gottem (327/29.11.1737 & 30.11.1740) E.: Pieter Raellen, procureur Raad van Vlaanderen; V.: Marten Debbaudt, procureur van de Schepenen van Gedeele van Gent, admodiateur van de heerlijke rechten van de heerlijkheid van Walle, Meulenwalle en Ter Leye, te Gottem, mitsgaders jonkheer Philippe Frans van Spoelberghe, heer van Lovenjoul etc.; U.:Beide partijen moeten hun stukken indienen (29.11.1737) en zullen later voor de rechtbank verschijnen (30.11.1740). 6. Lieven Daelman, Gottem (327/01.02.1738) E.: Sieur Joannes de Potter; V.: Lieven Daelman, te Gottem, “ghecontumaceerde” of weerspannige verweerder; U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 21-7-6 over zeven jaar crois van een rente van £ 32-6 (ad penning 16 of 6,25%), verstreken 17.04.1737.
3951 7. Gillis Dhuyvettere, Grammene (327/29.03.1738) E.: Sieur Frans Heyndricx en cons. (hoirs van jonkvrouw de wed. van Sieur Anthone Heyndricx, hun moeder); V.: Gillis Dhuyvettere, “erfachtig ampman der parochie van Grammene”; U.: Expositie van de stukken gevorderd. 8. Wed. van Pieter van Coppenholle, Grammene (327/18.04.1739) E.: Secretaris Carel Joseph Mortgat; V. Wed. van Pieter van Coppenholle fs. Pieters, te Grammene U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van £ 5-5-0 over drie jaar pacht van een partij meers in Grammene (groot 3 vierendelen) ad £ 1-15-0 per jaar, het laatste verstreken op kerstdag 1738. 9. Gillis Dhuyvetter, Grammene (327/11.07.1739) E.: Sieur Franchois Hendricx, koopman in wijn, en cons. (hoirs van jonkvrouw wed. Anthone Hendricx, hun moeder); V.: Gillis Dhuyvettere, “erfachtig ampman der parochie van Grammene”; U.: Men zal de letteren van decrete wijzen “ten naesten dijnghedaege“ (d.i. op de eerstvolgende zitting). 10. Gillis Dhuyvetter, Grammene (327/04.07.1739) (Ofschoon vroeger gedateerd, nl. 4 juli, is dit vonnis in het register opgetekend nà een sententie die dateert van de week nadien, nl. van 11 juli.) E.: Gillis Dhuyvetter, erfachtig amman van Grammene; V. Sieur Franchois Hendricx (cfr. supra, casus 9); U.: Gillis Dhuyvetter is in dit geval eiser, maar zijn eis wordt niet ontvankelijk en niet gefundeerd verklaard. 11. Lieven Daelman, Gottem (327/16.01.1745) E.: Sieur Philippe de Potter, voogd van de wezen van Sieur Jan de Potter; V.: Lieven Daelman, te Gottem, “gecontumaceerde verweerder”; U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 37-10-0 over twaalf jaar crois van een rente van £ 3-2-6, verkend door Olivier Daelman fs. Lieven, bezet op 9 vierendelen land, leen zijnde, gelegen binnen Gottem. 12. Judocus Damman, Grammene (328/07.10.1747) E.: Mr. Carel Joseph Mortgat, secretaris der Schepenen van Gedeele van Gent; V.: Judocus Damman, te Grammene; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 4-10-0 over drie jaar pacht van een partij meers in Grammene; laatste jaar verstreken op kerstdag 1746. 13. Pieter Verbeken, Gottem (328/04.03.1752) E.: Jaecques François Michaels (voor de Schepenen van Gedeele van Gent); V.: Pieter Verbeken, te Gottem (cfr. infra, vonnis 15); U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van 16 pond gr. over vier jaar crois van een rente van 4 pond gr. per jaar (ad penning 16 of 6,25%), waarvan het laatste jaar is verstreken op 18.03.1751; het kapitaal van 64 pond gr. Vl. wisselgeld, “originelijk verbrant” (sic) bij Roelandt Vandermeersch fs. Geerolf, is bezet en gehypothekeerd op twee stukken land, groot in meers en zaailand 1½ bunder, liggende binnen Gottem nevens de heerweg van Gottem naar Grammene, en voorts op een behuisde hofstede in Gottem, met de meegaande landen ca. 3 bunder groot (dit alles volgens “brieven van constitutie”, gepasseerd voor de Wet van de heerlijkheid Walle, Nieuwenwalle en Ter Leyen, dd° 29.05.1623 – sic), welke hypotheek alsnu bezet en aangetrokken wordt door de V., uitwijzens de originele constitutiebrief en de akte van transport tot profijt van de E.
3952 14. Pieter Steenkiste, Grammene (328/23.09.1752) E.: Mr. Carel Joseph Mortgat, eerste secretaris van de Gentse Schepenen van Gedeele (cfr. supra, vonnis 12); V.: Pieter Steenkiste, te Grammene; U.: V. moet aan E. betalen een som van 6 pond gr. over vier jaar pacht van een partij meers, gelegen te Grammene en door V. gebruikt ad £ 1-10-0 per jaar, waarvan het laatste jaar is verstreken op kerstdag 1750. 15. Pieter Verbeke, Gottem (328/01.06.1754) E.: Jonkheer Franchois Anthone van der Mandere, heer van Gampelaere, houder gebleven ten sterfhuize van vrouwe Catherine Therese Triest de Castillië (2); V.: Pieter Verbeke, te Gottem (cfr. supra, vonnis 13); U.: V. moet aan E. betalen een bedrag van £ 52-10-0 over achterstallen van pacht (plus de interest daarop ad penning 20 of 5%). Zie ook ibid., 31.05.1755: verwijzing naar de naaste daging. 16. Adriaen Lobbens, Wontergem (328/10.07.1756) E.: Vrouw douairière van wijlen raadsheer Van der Brugghen, bij eis van 04.10.1755; V.: Adriaen Lobbens, officier van de parochie van Wontergem; U.: De “geproponeerde exceptie declinatoire” van V. wordt afgewezen; er worden geen gegevens over de grond van de zaak meegedeeld. 17. Pieter Verbeken, Gottem (328/17.06.1758) E.: Jonkheer Joannes Frans de Carrion fs. jonkheer Jacques; V.: Pieter Verbeke, te Gottem (cfr. supra, vonnissen 13 & 15); U.: V. moet aan E. betalen een som van 64 pond gr. courant over verstreken landpacht (land, meers en bos, groot samen 8 bunder en 12 honderd), ad 17 pond per jaar, waarvan het laatste jaar verstreken is op kerstdag 1757; hij moet deze gronden ruimen (= verlaten) op kerstdag 1758 e.k. 18. Philippe Kockaert, Wontergem(328/24.12.1762) E.: Sieur Joannes Cardon, te Gent; V.: Philippe Kockaert, te Wontergem; U.: V. moet een som van £ 19-17-6 betalen ( de aard van de achterstallige schuld is niet gespecifieerd). Namenlijst Brias 3; Cardon 18; Cnudde 2; Daelman 6, 11; Damman 12; Debbau(d)t 1, 2, 5; De Beerlaere 4; De Carrion 17; De Potter 6, 11; Dhuyvetter(e) 7, 9, 10; Frans 3; Galle 1; He(y)ndricx 7, 9, 10; Kockaert 18 ; Lambrecht 1; Lobbens 16; Michaels 13; Mortgat 8, 12, 14; Raellen 5; Steenkiste 14; Triest 15; tServrancx 3; Van Coppenholle 8; Vander Brugghen 16; Vander Mandere 15; Vandermeersch 13; Van der Varent 4; Van Loo 4; Van Raellen 2; Van Spoelberghe 2, 5; Van Wonterghem 1; Verbeke(n) 13, 15, 17. 1. Rijksarchief Gent, Indaginge, registers 327 (vonnissen 1728-1746) en 328 (vonnissen 1747-1767). 2. Over Gampelaere (in Astene) en zijn bezitters: zie N. Kerckhaert, Oude Oostvlaamse hoeven, dl. 1 (Gent, Fed. Toerisme O.-Vl., 1977), blz. 136-138.
3953 2268. Eric CLAERHOUT : De link tussen Herman Van Rompuy, eerste president van Europa, en Deinze Vertrekpunt is het vroegere aannemersbedrijf De Backer Gebrs., (Maurits, Florimond en Gilbert), Kortrijkstraat 57 te Deinze. De jongste, Gilbert De Backer was gehuwd met Anna Windels. Twee van hun zeven kinderen (Adrienne en Gemma) wonen nog steeds te Deinze. Dank zij de genealogie van Antonius Windels (1635-1695), samengesteld door Etienne Devogelaere van Anzegem, weten we dat de grootvader van Anna Windels Petrus Windels (°Tiegem 1807-†Tiegem 1892) is. Ik ben in het bezit van de huwelijksaankondiging van Herman Van Rompuy, huidig voorzitter van de Europese Raad van Staatshoofden en Regeringsleiders, met Geertrui Windels op 605-1988 in de abdijkerk van Ninove. Haar betovergrootvader was dezelfde Petrus Windels. Vaststelling: VI VII VIII
1 4 12
Windels Petrus x Mekeirle Amélie (xx Vercruysse Melanie) Windels Remi (°Tiegem) x Seynaeve Odile (°Moen) Windels Anna x De Backer Gilbert met kinderen: Adrienne, †Denise, †Gaëtan, Gemma, Edwine, †Jules en Gilberte (x Eric Claerhout)
VI VII VIII VIII
1 2 9 9-4
Windels Petrus x Mekeirle Amélie (xx Vercruysse Melanie) Windels Désiré x Delbeke Cordule Windels Georges x Delbeke Maria Windels Albert x Callens Yolande met kinderen: Hanne, Ine, Katrijn, Arnold, Anne, Geertrui (x Herman Van Rompuy)
Besluit: de betovergrootvader van de kinderen van Albert Windels (dus ook Geertrui) en de overgrootvader van de kinderen van Gilbert De Backer (dus ook Gilberte) is dezelfde Petrus Windels. 2269. Paul HUYS (nr. 542) Een partijdig optreden van de Deinse hoogbaljuw Ch. Ph. Martens (1788-1790) Op 3 februari 1789 richtten een zestal inwoners van Deinze, buren van de genaamden Joannes van Brabant1 en Francis de Stautte2, de volgende verklaring, aan de Deinse hoogbaljuw Charles Philippe Martens, van wie ons al eerder enig machtsmisbruik en plichtsverzuim bekend is3. Ziehier woordelijk tekstueel hoe hun brief luidde 4: D‟onderschreven, alle insetene der stede van Deijnse ende seer nagebeuren [= dichte buren] van Francis de Stautte ende Joannes van Brabant, verclaeren […] int faveur van iustitie ende ter requisitie [= op verzoek] van den voorseijden Joannes van Brabant, dat de voornoemde de Stautte ontrent de drij jaeren is woonende in het huys ende herberge5, competerende aen den heer hoogbailliu Martens, ende alsoo staende [= door, wegens] hunne vriendschap van veele voordeelen jouisseert [= geniet], alsmede dat den voorseijden de Stautte, soo sij onderschreven diffrentemael [= dikwijls] gehoort ende gesien hebben, ten allen tijde emmers van over beth [= meer dan] de twee jaeren op dito Van Brabant verbittert is geweest. Mitsgaeders [= bovendien] verclaeren d‟onderschrevenen seer wel te weten dat den voornoemden hoogbailliu Martens van over beth de vijf jaeren den selven Van Brabant van tijdt tot tijdt een proces heeft aengedaen tot soo verre dat den voorseijden Van Brabant al noch drij diffrente [= verschillende] processen - soo op pachtbraecke[= pachtbreuk] als desistement [= jurid. term: afstand, terugtrekking] van sijn gepachte lant - jegens den
3954 voorseijden Martens is uijtstaende.Verclaerende d‟onderschreven alle hetselve alsoo met eede te bevestigen ten allen tijden tot dies [= daartoe] aensocht sijnde. Desen 3en februarij 1789. De brief draagt een zestal signaturen. Drie ondertekenaars zijn in staat hun eigen naam te schrijven (Joannes Batista Rogiers, M.J. de Vos, A. Cadet) en de andere drie (Ludovicus Dhont, Marie Catharine Lammon en Joanne Catherine Lammon), als ongeletterd zijnde, moeten volstaan met een “merk” (een +). Maar wat was de eigenlijke aanleiding hiertoe? Werden Jan van Brabandt inderdaad (af en toe) processen aangedaan? Dat blijkt althans uit een paar andere procesdocumenten uit het jaar 17886: in een eerste stuk, dd° 26 februari 1788, wordt aan hovenier Jan van Brabandt “geordonneerd te compararen sonder assistentie van raed en taelman (!) voor commissarissen uijt den collegie daertoe gedeputeerd […] omme alsdan te antwoorden op de pointen ende tichten van officiewege over te geven”. Pas vele maanden later, op 8 november 1788, beslissen burgemeester en schepenen van Deinze (ingevolge het advies van Gentse rechtsgeleerden dd° 06.09.1788) te zullen “regelen dese saecke ter preuve à charge et décharge”). Een vonnis terzake hebben we echter niet gevonden. Maar terug nu naar de brief van 3 februari 1789. Welk gevolg heeft die gehad? Het heeft blijkbaar langdurige moeite gekost om de zaak te onderzoeken. Het duurt wel bijna een vol jaar vooraleer terzake enige vooruitgang is geboekt. Op 7 januari 1790 zijn, op basis van een (nieuw?) onderzoek, de “Tichten” [= officiële aanklacht] geformuleerd geraakt door stadsgriffier De Caigny en kunnen een aantal getuigen worden gehoord. Er worden niet minder dan veertien personen opgeroepen om onderhoord te worden, en onder hen uiteraard ook de zes briefschrijvers, die het wel hebben aangedurfd de hoogbaljuw in een ongunstig daglicht te stellen. (Ze moeten zich toch heel zeker gevoeld hebben van hun zaak en/of ten einde raad geweest zijn, om tot die stap over te gaan…). De notulen van de eigenlijke ondervraging zelf hebben we (nog) niet teruggevonden. Over de zes opgeroepen getuigen worden ons enkele summiere identificatiegegevens meegedeeld: 1. Joannes Batista Rogiers fs Jan, 39 jaar oud, waard In het Damhert aan de Knok7. 2. Joanne Catharine Ledonne, huisvrouw van J.B. Rogiers. 3. Anthone Cadet, 29 jaar oud, meester-schrijnwerker8. 4. Ludovicus Dhont, 36 jaar oud, stokersknecht 9. 5. Marie Catherine Lammon, vrouw van Ludovicus Dhont. 6. M.J. de Vos: vermoedelijk gaat het hier om notaris Martinus Joannes de Vos 10, die toen in de Kerkstraat woonde. Ook over het uiteindelijke resultaat van de hele zaak zijn we niet ingelicht. Een vonnis of uitspraak over deze klacht hebben we in de archiefdocumenten alsnog niet gevonden. Maar hoe dan ook, het feit alleen al van de aanklacht (die wellicht niet zo lichtvaardig is gebeurd) bevestigt eens te meer het beeld dat ons van hoogbaljuw Martens al bekend is. En precies omdat er in diens attitudes al precendenten bekend zijn, is ook deze nieuwe aanklacht des te geloofwaardiger. Al moeten we de hoogbaljuw althans in deze zaak, bij ontstentenis van vonnis, het voordeel van de twijfel gunnen.
3955 1. Joannes van Brabant vinden we, zeven jaar later, in de Deinse volkstelling van het jaar IV (of 1796) onder de nrs. 1234-1237 vermeld met zijn gezin: “Jean van Brabant, 45 jaar (°1751), Gendstraete [= Oude Gentstraat of Gentpoortstraat], in Deinze gevestigd sedert 1756, gehuwd met Marie de Rycke, 38 jaar (°Deinze 1758); twee zonen - Amand (21 jaar) en Bruno (17 jaar) - en nog vijf andere kinderen beneden de 12 jaar. Zie Guido Demuynck, De volkstelling van het jaar IV (1796). Kanton Deinze, dl. 1 (Deinze, VVF, 1992). 2. Francis de Stautte fs. Huberegt was 27 jaar oud in 1788 (°1761), zoals blijkt uit een archieftekst waarin we verder nog lezen: “…woonachtigh in dherberghe Sinte Jooris, tusschen brugghen binnnen dese stede, ende herbergier aldaer […] nu sedert ontrent de twee jaeren, immers sedert meije1786, wanneer hij deposant tuijght in de gemelde herberge gekommen te sijn”: zie Rijksarchief Gent (RAG), Oud archief Deinze (OAD), nr. 470, f° 23.02.1788. In de hierboven vermelde volkstelling van 1796 wordt hij niet meer vermeld als inwoner van Deinze. Zie verder nog noot 5. 3. Over machtsmisbruik door de hoogbaljuw Martens zie o.m. P. Huys, “Over het plichtsverzuim van de Deinse hoogbaljuw Martens”, in KGKContactblad, XVIII (1998), 6, pp. 2470-2472; zie ook Idem, “Een echtscheidingszaak met „scherminkeling‟ te Deinze… (1788)”, in: KOK-Jaarboek LIV (1987), pp. 227-229. 4. RAG, OAD, nr. 478, diverse losse stukken (03.02.1789 tot 07.01.1790). 5. De herberg, waar Francies de Stautte (zie noot 2) sedert mei 1786 herbergier was, heette SintJoris op Tusschenbruggen of Tolpoortstraat Een andere archieftekst uit 1788 vermeldt hem als “Francies de Staute fs. Huberti, oud 26 jaar, herbergier wonende Sinte Jooris, daer men ‟t noemt tusschen brugghen binnen dese stede” (RAG, OAD, nr. 471, f° 5v°, dd° 10.01.1788). De eeuwenoude herberg Sint-Jooris vinden we voor het eerst vermeld in 1534 (KOK-Jaarboek 1937, p. 34). Tussen 1564 en 1600 uitgebaat door ene Jan Loontins of Loo(y)nkins en zijn erfgenamen, in 1624-1626 door Adriaen Bekaert. In 1785, dus net vóór Francies de Staute huurder werd, was Anthone Cadet (gehuwd met Catharine Lauwaert) waard in diezelfde herberg. 6. RAG, OAD, nr. 493, twee losse stukken dd° 26.02.1788 en 06.09.1788 (Ch. Phil. Martens causa officii vs. Jan van Brabandt, hovenier, personelen gedaegden verweerder). 7. Joannes Baptista Rogiers is in de Deinse volkstelling van 1796 (zie noot 1) onder het nr. 1287 vermeld als volgt: “Jean Baptiste Rogiers, 45 jaar (°1756), cabaretier, Cnocke, in Deinze gevestigd sedert 1776”. Zijn gezin (nrs. 1288-1290) bestaat verder uit zijn (tweede?) vrouw Caroline Sergeant, 44 jaar, en haar moeder Jeanne de Weerd, 64 jaar (sedert 1792 in Deinze), en een neefje Jean Baptiste Rogiers, 14 jaar (eveneens vanaf 1792 in Deinze). 8. Anthone Cadet (een Bruggeling van geboorte!) is in de Deinse volkstelling van 1796 vermeld onder het nr. 1050: “Anthoine Cadet, 40 jaar (°1756), menuisier, in Deinze sedert 1780, Audenaerdsche Poort” [= Hol- of Tolpoort]. Zijn (tweede?) vrouw is Catharinne Lauwaert, 42 jaar. Het gezin bestaat verder uit nog uit twee kinderen beneden de 12 jaar en een schoondochter, Marie Geevaerd, 17 jaar (sic). 9. Ludovicus Dhont is met zijn vrouw in het Deinse bevolkingsregister van 1796 vermeld onder de nrs. 1057-1058: “Louis Dhont, 43 jaar (°1753), ouvrier, Audenaerdsche Poort, in Deinze sedert 1784”; gehuwd met Marie Lomont (sic), 34 jaar (°1762), sedert 1784 in Deinze wonend. Er zijn twee kinderen beneden de 12 jaar. Ook schoonvader Adrien Lomont, 70 jaar oud, is inwonend sedert 1784. 10. Martin de Vos (°1754) was een inwijkeling, die zich pas in 1782 in Deinze vestigde; hij was gehuwd met Marie Larmuseau (°1759); zij hadden twee kinderen: Ivon (°1782) en een ander beneden de 12 jaar. Zie De volkstelling van het Jaar IV (1796), nrs. 1408-1410, en KOK-Jaarboek 2009, p. 27. In december 1792 was notaris de Vos.in de eerste vrije verkiezingen onder de Franse invallers een van de 12 verkozenen (“de zgn. “provisionele representanten”) van het nieuwe Deinse stadsbestuur. Zie Geschiedenis van Deinze, dl. 2 (2005), p. 7 (“Het Frans bewind wekt illusies, nov. 1792-1793”)
3956
2270. Willy JONCKHEERE : De jaarlijkse Vastenkruisweg in Veurne heeft een link met Deinze Iedereen kent wel de Veurnse Boetprocessie die doorgaat op de laatste zondag van juli (dit jaar dus op 25-07-2010). De traditie ervan gaat terug tot 1646.
© G. Van Beversluys
Nog iets ouder is de Vastenkruisweg, die voor het eerst in 1626 door de binnenstad van Veurne trok. De organisator was Jacob Clou, norbertijnermonnik van de Veurnse Sint Niklaasabdij. De legende verhaalt dat hij op weg naar zijn confraters van de Drongense Norbertijnerabdij zwaar ziek werd. Zijn reisgezel, Jan van Waterleet, en de gastvrouw bij wie hij toen verbleef wilden ter genezing van Jacob Clou deelnemen aan de kruisweg te Ekkergem (Gent).Clou stond er op zelf de kruisweg mee te doen, en toen hij vrijwel uitgeput de laatste statie bereikte, voelde hij zich plots genezen 1. Terug in Veurne, richtte Jacob Clou “De Sodaliteit van de Gekruisigde Zaligmaker” op die belast werd met de organisatie van de Veurnse Vastenkruisweg. Vanuit deze Sodaliteit ontstond later ook de Boetprocessie. Jacob Clou gebruikte voor de Veurnse kruisweg de bezinningsteksten die hij had leren kennen te Ekkergem-Gent. Deze teksten waren opgesteld door Michiel Zachmoorter, die deze in 1623 gebundeld had. Ze worden nog ieder jaar gebruikt in Veurne bij iedere statie tijdens de kruisweg. Zoals voorheen in Ekkergem telt de Veurnse kruisweg uitzonderlijk 18 staties, waar 14 het gebruikelijke aantal is. Het staat iedereen vrij om deel te nemen aan de vastenkruisweg die in de vastentijd iedere vrijdagavond doorgaat, en tijdens de Goede Week, elke avond. In 2010 op 19 en 26 februari, 12,19,26,29,30,31 maart en 1 en 2 april. Hartelijk dank aan KGK-lid Germain Van Beversluys die ons attent maakte op deze link tussen Deinze en de Veurnse Vastenkruisweg, en ons ook de digitale foto‟s bezorgde.
© G. Van Beversluys
3957
Michiel Zachmoorter, geboren te Deinze in 1582, was pastoor van Sint-Martinus Ekkergem bij Gent van 1607-1645. Van 1612 tot aan zijn dood was hij deken van Deinze2. Dit toonbeeld van contrareformatorische priester was de auteur van “Sponsus sanguinum ofte Bruydegom onser Zielen met alle weghen die hij in zijn bitter Passie om de Salicheyt der Menschen betreden heeft, vertoont in XIX Meditatiën”. Het zijn deze teksten, die door toedoen van Jacobus Clou, ondermeer in Veurne bekend raakten en er nog jaarlijks gebruikt worden tijdens de Vastenkruisweg.
© De Rammelaere, M.De Muynck, o.c., p. 152
1. Dit verhaal komt uit de programmabrochure van de Boetprocessie (s.d. 40 pp. editie 2008). In M. De Muynck, Volksdevoties te Ekkergem, in „Duizend jaar Ekkergem‟, 1974, pp.145-175, wordt een variante van dit verhaal weergegeven. Dit artikel bevat ook heel wat gegevens over Jacobus Clou en Michiel Zachmoorter. Zie ook http///www.boeteprocessie.be 2. Michel Cloet, De Contrareformatie en de 18e eeuw, in Geschiedenis van Deinze, I, pp. 303 e.v. Zie ook A. Cassiman, Zachmoorter en Baudaert, twee loten uit één stam, KOK-jaarboek(BGD), 19 (1951), pp. 91-127; Nicolas-Norbert Huyghebaert, Zachmoorter (Michel) in: Biographie Nationale, dl<; 32 (suppl.t.IV), 1964, kol. 797-804; M. De Muynck, Volksdevoties te Ekkergem, in „Duizend jaar Ekkergem‟, 1974, pp.145-175.
2271. Willy JONCKHEERE : Stief Desmet in Nevele en Waregem Vanuit Galerie Fortlaan 17 laat men ons weten dat Stief Desmet een druk februariweekend voor de boeg heeft: op vrijdag 19 februari wordt zijn “Monument for Cyriel Buysse”, op de Markt van Nevele, als permanente installatie officieel ingehuldigd, om 19u in zaal Novy, in de C. Van Der Cruyssenstraat 1, te 9850 Nevele. ‟s Anderendaags zaterdag 20 februari wordt zijn “Monument for R 35”, op de Rotonde R35/ Zuiderlaan, Waregem, als permanente installatie onthuld om 11u. Vanuit KGK wensen we de kunstenaar van harte een “dubbel” proficiat !
Nadere info: GALERIE FORTLAAN 17 Fortlaan 17, B-9000 Ghent (Belgium) T: +32 (0)9 222 00 33 E:
[email protected] W: www.fortlaan17.com
3958
Men zegge het voort ! Affiches en aanplakbrieven uit eigen collectie ~ 18e – 20e eeuw 20 februari – 4 april 2010 Jaarlijkse tentoonstelling van de Kring voor Geschiedenis en Kunst van Deinze en de Leiestreek Hoewel al deels vervangen door digitale reclame, blijft de affiche in onze maatschappij een belangrijke bron van publiciteit. In deze tentoonstelling gaan we op zoek naar de impact van de affiche in vroegere tijden, waar het vaak de enige vorm van berichtgeving was. Ver weg van de flitsende flyers en affiches die vandaag met enkele muisklikken op de pc worden ontworpen en afgedrukt, ontdekken we de ziel van het ambachtelijke drukwerk. Ook toen al probeerden drukkers, naast de arbeid van het letterzetten, hun producten zo aantrekkelijk mogelijk te maken. Parallel met de ontwikkelingen van nieuwe drukprocédés, zal dit evolueren van schuchtere pogingen met eenvoudige illustraties, naar het aantrekken van heuse plastische kunstenaars voor de opmaak van de ontwerpen. Wat weinigen weten, is dat de Kring voor Geschiedenis en Kunst een collectie van meer dan 700 affiches en aanplakbrieven bezit en toevertrouwt aan de goede zorgen van het Museum van Deinze en de Leiestreek. Door hun fragiliteit en de negatieve invloed van klimatologische factoren kunnen ze echter maar sporadisch getoond worden. Met deze tentoonstelling bieden we het publiek voor het eerst in 20 jaar terug de mogelijkheid om een mooie selectie van de verzameling te bewonderen. Omwille van de grote verscheidenheid werd niet gewerkt rond een bepaald thema, maar eerder gekozen voor een historisch overzicht, gaande van enkele vroege voorbeelden uit de 18 de eeuw tot opmerkelijke stukken uit de 19 e en 20e eeuw. Praktische informatie: Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5,9800 Deinze Tel: 09/381.96.70 - Fax: 09/381.96.79 E-mail:
[email protected] www.museumdeinze.be Openingsuren : weekdagen van 14.00 tot 17.30 u. zaterdag, zon- & feestdagen van 10.00 tot 12.00 u. en van 14.00 tot 17.00 u. maandag gesloten.