N G L E I D I D N A H
7
II
Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten
N G L E I D I D N A H
Lesbeschrijvingen
1 Basisstof
• breuken • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • helen vermenigvuldigen met breuken; • helen en breuken optellen en aftrekken; • ongelijknamige breuken optellen en aftrekken; • van breuken procenten maken.
Breuken en procenten Herhalen
Doel: helen en breuken vermenigvuldigen
De leerlingen vermenigvuldigen helen en breuken door de helen te delen door de noemer en daarna te vermenigvuldigen met de teller. Tip: je kunt ook de helen vermenigvuldigen met de teller en daarna delen door de noemer. Laat de leerlingen de gemakkelijkste manier kiezen.
Klassikale instructie • Introductie optellen en aftrekken van ongelijknamige breuken van het type HB + HB en HB – HB. 5
1
5
1
1
11
3
Materialen
4 6 + 1 2 = 4 6 + 1 6 = ... = ...
Klassikaal: -
7 10 – 4 5 = 6 10 – 4 10 = ...
Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x • breukendoos ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
3
Nieuw
5
6 7 + 2 14 =
2
1
1
86 – 12 =
Vertel de leerlingen dat er nu voor het eerst ook helen staan in de sommen met ongelijknamige breuken. Volg deze werkwijze bij het bespreken van de sommen op het bord: Stap 1: de breuken worden gelijknamig gemaakt. Kijk naar de hoogste noemer. Past de andere noemer hierin? Kan dat niet, dan moet je een noemer zoeken waar beide noemers in passen. Stap 2: bij het aftrekken moet je, als dat nodig is, een breuk maken van een hele. Stap 3: de sommen worden uitgerekend met de regel: H + H en B + B of H – H en B – B. Let op: wijs de leerlingen erop dat bij het optellen van breuken aan het eind breuken worden omgewisseld in helen. • Introductie breuken en bijbehorende percentages.
1 = 100%
1 = 100%
1 4
= %
1 8
= %
1 2
3 4
= %
3 8
= %
= %
Bekijk samen de tekening op het bord en laat zien dat 1 hier gelijk 1 1 1 is aan 100%. Vraag dan hoeveel procent 2 deel, 4 deel en 8 deel is. Leg hierbij uit dat je het percentage kunt uitrekenen door 100% te delen door 2, 4 en 8. In dit geval kun je ze ook steeds halveren. Bekijk samen de breukenschema’s bij de opdrachten 5 en 6. 1 1 Bespreek dat je bij 3 deel 100% moet delen door 3, bij 5 deel 1 moet je 100% delen door 5 en bij 10 deel moet je 100% delen door 2 3 10. Laat de leerlingen ook uitrekenen hoeveel procent 3 deel, 5 4 deel en 10 deel is.
10
Blok 6 • Week 1
Doel: helen en ongelijknamige breuken optellen en aftrekken De leerlingen maken de breuken gelijknamig door de hoogste noemer als gezamenlijke noemer te nemen. Dan tellen ze de helen en de breuken op en trekken de helen en de breuken af. Zo nodig wisselen ze een hele in voor een breuk.
Doel: ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
De leerlingen maken de breuken gelijknamig door de noemers met elkaar te vermenigvuldigen en dat getal als gezamenlijke noemer te nemen. Dan rekenen ze de som uit.
Doel: delen als procenten opschrijven
1
De leerlingen kijken naar het schema en schrijven de breuken als procenten op.
Doel: delen als procenten opschrijven
De leerlingen kijken naar het schema en schrijven de breuken als procenten op.
Doel: delen als procenten opschrijven
De leerlingen kijken naar het schema en schrijven de breuken als procenten op.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: procenten als breuken opschrijven
De leerlingen schrijven de procenten als breuken op. Tip: wijs de leerlingen op de schema’s in de opdrachten 4, 5 en 6. 2
Doel: helen vermenigvuldigen met breuken (T)
De leerlingen vermenigvuldigen helen met breuken en vullen het rekenschema in.
Doel: percentages aangeven (N)
De leerlingen plaatsen de letters bij de juiste percentages en vormen op die manier een woord.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het gelijknamig maken van breuken. Je zegt de tafel op van de hoogste noemer, totdat de andere noemer erop past. • Help de leerlingen bij het omzetten van breuken in procenten. Doe dit aan de hand van de schema’s in het boek. 3
11 © Noordhoff Uitgevers bv
2 Basisstof
hoofdrekenen Lesdoelen
De leerlingen kunnen uit het hoofd: • optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen; • sommen maken over geld, meten en tijd; • sommen maken met breuken en decimale getallen. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
Hoofdrekenen Rekenpatronen In deze hoofdrekenles kunt u aandacht Rekenp besteden aan oefenen met en herkennen atronen van rekenpatronen. U kunt dit doen voorafgaand aan het zelfstandig werk-deel van de les, zodat de leerlingen patronen herkennen en toepassen in de les. U kunt er ook voor kiezen om de les na te bespreken met de rekenpatronen. De leerlingen reflecteren dan hun eigen rekenhandelingen. Laat de leerlingen steeds eerst goed naar een som kijken, zodat ze zelf ontdekken met welk patroon ze de som uit kunnen rekenen. In deze les kunt u gebruik maken van de volgende patronen: • Meten. 1 m2 = 100 dm2 1 dm2 = 100 cm2 1 cm2 = 100 mm2 Iedere volgende vierkante maat is 100 keer zo klein als de vorige. 2 m2 = 200 dm2 5 dm2 = 500 cm2 Het patroon is 100. • Breuken. 2 3 1=2= 3 =
4 4
6 2
12 4
3=
10 2
=
9 3
=
15 3
= =
20 4
5 5
6 6
=
=
18 6
=
15 5
25 5
7 7
=
=
21 7
30 6
8 8
=
=
35 7
9 9
24 8
= =
40 8
10 10 , 27 9
8 cm2 = 800 mm2
enzovoort.
=
45 9
30 10 ,
enzovoort.
50 10 ,
5= = = = = = = = = enzovoort. U kunt ook voor breuken met andere noemers kiezen en rekenen volgens bovenstaand patroon.
Vooruitblik zelfstandig werken • Laat de sommen allemaal uit het hoofd uitrekenen. De sommen zijn een herhaling van sommen die de leerlingen al eerder hebben gehad. • Let op: de leerlingen mogen alleen een kladblaadje gebruiken als het echt niet lukt om een som uit het hoofd uit te rekenen. • Neem de opdrachten kort met de leerlingen door.
Doel: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen De leerlingen rekenen met getallen tot 100 000.
Doel: sommen maken over geld, meten en tijd
De leerlingen maken verschillende soorten sommen over geld, meten en tijd. Tip: laat de leerlingen bij de Romeinse cijfers beginnen bij de letter met de hoogste waarde.
Doel: sommen maken over breuken en decimale getallen
De leerlingen maken allerlei sommen over breuken en decimale getallen.
12
Blok 6 • Week 1
Doel: verschillende bewerkingen door elkaar uitrekenen (T) De leerlingen maken verschillende soorten sommen.
Doel: verhoudingen uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen de verhouding tussen de kleine en grote rechthoek uit.
Verlengde instructie Bied indien nodig individuele hulp. • Help de leerlingen bij het rekenen met haakjes. Neem de 1 21 betreffende sommen uit de les door. 630 : (7 2 + 2 ) = Eerst moet je de som tussen haakjes uitrekenen, dan de 1 1 rest. 7 2 + 2 2 = 10. De som wordt 630 : 10 = 63. • Bied hulp bij het rekenen met cm2 en dm2. Teken een vierkant van 10 cm bij 10 cm. Bespreek dat 10 cm gelijk is aan 1 dm. Hoeveel vierkantjes van 1 cm bij 1 cm passen in 1 dm2? Kom hierna tot de conclusie dat 1 dm2 gelijk is aan 100 cm2.
1
2
3
13 © Noordhoff Uitgevers bv
3 Basisstof
• breuken • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • breuken en procenten op een getallenlijn plaatsen; • procenten als breuken schrijven; • procenten van een getal op twee manieren uitrekenen.
Breuken en procenten Herhalen
Doel: procenten en breuken op een getallenlijn plaatsen
De leerlingen plaatsen procenten en breuken op de lijnen van 0 tot 1.
Klassikale instructie • Bespreek de werkwijze van het omzetten van breuken in procenten. 0
1 8
0%
12 12 %
1
1 2
%
%
Nieuw
%
%
%
%
%
Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
Vul samen met de leerlingen de breuken en procenten op de 2 4 6 getallenlijn in. Wat had er op de plaats van 8 , 8 en 8 ook ingevuld kunnen worden? • Introductie van het omzetten van zesden in procenten. Refereer aan les 1 waar de leerlingen leerden hoe je breuken kunt 1 omzetten in procenten. Hoe kun je uitrekenen hoeveel procent 6 1 deel is? Bespreek dat je 6 deel van 100% kunt uitrekenen door 4 2 1 2 100 te delen door 6. 100 : 6 = 16 6 = 16 3 . 6 deel is dus 16 3 %. 2 2 4 1 1 6 is 2 × 16 3 % = 32 3 % = 33 3 %. Dat is hetzelfde als 3 deel. 3 1 2 6 6 = 2 = 50%. De berekening is 3 × 16 3 = 48 3 = 50. • Introductie van procenten van een getal uitrekenen waarbij de procenten omgezet worden in breuken. 25% van 888 = 25 × 8,88 = … 50% van 644 = ... × ... = … 75% van 280 = ... × ... = … 1 1 33 3 % van 900 = 33 3 × 9 = ...
1
25% van 888 = 4 × 888 = … 50% van 644 = ... × ... = … 75% van 280 = ... × ... = … 1 33 3 % van 900 = ... × ... = ...
Leg de leerlingen uit dat je deze sommen op twee manieren kunt uitrekenen. Manier 1: je deelt het getal door 100 en vermenigvuldigt met het aantal procenten. Manier 2: de procenten worden omgezet in een breuk. Reken elke som op beide manieren uit. Vraag steeds welke manier de leerlingen het makkelijkst vinden. Dat kan per som verschillen.
Doel: procenten omrekenen in breuken
De leerlingen kijken naar het schema en schrijven de procenten als breuk op.
Doel: procenten omrekenen in breuken
De leerlingen kijken naar het schema en schrijven de procenten als breuk op.
14
Blok 6 • Week 1
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: van procenten breuken maken
De leerlingen schrijven de procenten als breuken op. Tip: wijs de leerlingen op de schema’s in opdracht 2 en 3.
Doel: procenten van getallen uitrekenen
De leerlingen rekenen eerst 1% uit en vermenigvuldigen met de aangegeven percentages.
Doel: procenten van getallen uitrekenen
1
De leerlingen rekenen de sommen uit door de procenten als breuk te schrijven en dan te vermenigvuldigen.
Doel: procenten van getallen uitrekenen
De leerlingen rekenen de procentensommen op twee manieren uit.
Doel: procenten van getallen uitrekenen
De leerlingen rekenen de procentensommen op twee manieren uit.
Doel: procenten van getallen uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen de procentsommen op twee manieren uit en vergelijken die met elkaar. Welke manier is de makkelijkste?
Doel: sommen uit een context halen (N)
De leerlingen rekenen het aantal woningen per gezinsgrootte uit en het aantal lege woningen.
Verlengde instructie
2
Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Bied hulp bij het uitrekenen van een percentage van een getal op twee manieren. Zie de klassikale instructie in deze les. Besteed hierbij aandacht aan het plaatsen van de komma in getallen na het delen door 100. Of aan het vermenigvuldigen met de teller van de breuk, wanneer die groter is dan 1.
3
15 © Noordhoff Uitgevers bv
4 Basisstof
sommen vanuit een tekst, afbeelding of tabel afleiden en maken Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • jaartallen met een tijdlijn verbinden; • sommen over een context maken; • het aantal km uitrekenen; • de gegevens van de snelste tochten uitrekenen; • afstanden uitrekenen en omzetten in delen en percentages. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
Ontdek de som Elfstedentocht Vooruitblik zelfstandig werken Introductie van het thema Introduceer het thema van deze les met een gesprekje over de Elfstedentocht. Wie heeft er wel eens van de Elfstedentocht gehoord? Waar wordt die tocht gehouden? Ken je enkele steden van de Friese elf steden? Vertel over de lengte van de tocht aan de hand van de kaart in het leerlingenboek. Aandachtspunten Besteed tijdens de introductie aandacht aan de volgende zaken: • gebruik de kaart in het leerlingenboek en bekijk samen de route en lengte van de Elfstedentocht; • bespreek de afstanden tussen de steden op de kaart; • ga in op het aantal Elfstedentochten dat tot nu toe heeft plaatsgevonden.
Doel: jaartallen met een tijdlijn verbinden
De leerlingen halen de jaartallen van de tochten uit een tabel en verbinden die met de tijdlijn.
Doel: het aantal km uitrekenen
De leerlingen vullen het aantal afgelegde en nog te rijden km bij verschillende plaatsen in en beantwoorden vragen over de context. Let op: wijs de leerlingen erop dat ze de afstanden moeten afleiden uit de kaart aan het begin van de les.
Doel: ordenen en vergelijken
De leerlingen ordenen tijd, jaar, naam, winnaar en aankomsttijd van de vier snelste tochten en berekenen het verschil tussen de langzaamste tijd en de snelste tijd.
Doel: delen van afstanden uitrekenen
De leerlingen rekenen het aantal afgelegde en nog af te leggen km uit en rekenen uit welk deel en percentage dat is.
Doel: de gemiddelde snelheid uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen de gemiddelde snelheid in km per uur van de schaatsers uit.
K
la re
ta
al
Doel: afstanden uitrekenen (N)
In opdracht 2 staat: Er zijn zes Elfstedentochten verreden. ‘Verrijden’ betekent ‘in wedstrijd rijden’.
16
Blok 6 • Week 1
De leerlingen zoeken de juiste plaatsnaam bij elke som. Ze noteren de aangegeven letters in de hokjes onder de tabel en vinden zo het spreekwoord. Fryslân boppe betekent: Friesland boven (alles).
Evaluatie van de les U kijkt de les samen met de leerlingen na. Laat de leerlingen zoveel mogelijk de antwoorden geven. Dan is er ook gelegenheid om opdrachten nader toe te lichten. • Hebben de leerlingen het afgelegde deel en niet-afgelegde deel van de tocht in procenten weten om te zetten? Laat ze verwoorden hoe ze dat hebben gedaan. • Hoe hebben de leerlingen de gemiddelde snelheid uitgerekend? Wie heeft het anders berekend en is toch tot de juiste uitkomst gekomen?
Verlengde instructie • Zet leerlingen die moeite hebben met het lezen van de opdrachten naast een betere lezer. • Help de leerlingen bij het uitrekenen van de delen en procenten bij de afgelegde kilometers en de nog af te leggen kilometers. Je rekent eerst het deel in breuken uit. Daarna zet je de breuk om in procenten.
1
2
3
17 © Noordhoff Uitgevers bv
5 Herhalen
basisstof les 1 t/m 4 Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • een rekendictee maken; • ongelijknamige breuken optellen en aftrekken; • percentages van getallen en bedragen uitrekenen; • cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen; • helen en breuken in woorden als decimaal getal opschrijven; • sommen over gewichten maken. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x • half A4 ruitjespapier voor rekendictee ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
Herhalen Rekendictee We beginnen de les met een rekendictee. Ik zeg de sommen op. Het antwoord schrijf je in je schrift. 1 Schrijf in cijfers: 68 270 2 60 000 – 15 000 = 45 000 3 60 000 + 15 000 = 75 000 4 10 × 1855 = 18 550 5 100 × 1855 = 185 500 6 25 000 : 5 = 5000
7 De helft van € 250,50 is € € 125,25 8 Het dubbele van € 250,50 is € € 501,00 9 Hoeveel kg is 10 ton? 10 000 kg 4 3 3 10 Wat is groter? 10 of 5 ? 5
Kijk het rekendictee samen na en bespreek het na. Besteed hierbij aandacht aan het begrip ton. 1 ton is 1000 kg.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: helen en breuken gelijknamig maken en optellen en aftrekken De leerlingen maken de breuken gelijknamig en tellen op of trekken af. Zo nodig wisselen ze een hele in voor een breuk.
Doel: procenten van geldbedragen uitrekenen
De leerlingen rekenen verschillende percentages van geldbedragen uit.
Doel: procenten van getallen uitrekenen
De leerlingen rekenen procenten van getallen uit door de procenten als een breuk te schrijven.
Doel: cijferen
De leerlingen rekenen de sommen uit door cijferend op te tellen, af te trekken, te vermenigvuldigen en te delen.
Doel: helen en breuken als decimaal getal schrijven
De leerlingen schrijven helen en breuken in woorden als decimaal getal op.
Doel: sommen over gewichten maken
De leerlingen maken sommen met kilogrammen, grammen en milligrammen.
Doel: percentages van getallen uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen percentages van getallen op twee manieren uit: met gewone procenten en met procenten als breuk.
18
Blok 6 • Week 1
Doel: rekenen met gewichten (N)
De leerlingen maken de gewichten gelijk door gewicht 1 en gewicht 2 even zwaar te maken. Daarna rekenen ze het gewicht van de schooltas uit.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het uitrekenen van percentages van geldbedragen. Wijs op het uitrekenen van 1% door de komma twee plaatsen naar links te verplaatsen. 1% van € 120,00 = € 1,20 1% van € 240,00 = € 2,40 1% van € 90,00 = € 0,90 • Help de leerlingen bij het gelijknamig maken van breuken. Je zegt de tafel op van de hoogste noemer, totdat de andere noemer erop past. Een andere manier is de noemers met elkaar te vermenigvuldigen. • Bespreek met de leerlingen de begrippen ‘kilo’ en ‘milli’. Oefen enkele maten met kilo als 1000. 1 kilometer = ... m, 1 kilogram = ... gram, 3 kilogram = ... gram, 3 kilometer = ... m. Als je afstanden of gewichten van millimeter en milligram moet omrekenen naar meters en grammen, moet je delen 7 15 door 1000. 7 mm = 1000 mm = 0,007 mm. 15 mg = 1000 gram = 0,015 gram.
1
2
3
19 © Noordhoff Uitgevers bv
6 Basisstof
• decimale getallen • breuken Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • breuken en decimale getallen op een getallenlijn plaatsen; • van decimale getallen een breuk maken; • breuken schrijven als decimale getallen; • sprongen met decimale getallen op een getallenlijn maken; • een getallenrij afmaken.
Decimalen en breuken Herhalen
Doel: breuken en decimale getallen op een getallenlijn plaatsen De leerlingen plaatsen breuken en decimale getallen op een getallenlijn van 0 tot 1.
Klassikale instructie • Bespreek de werkwijze van het schrijven van breuken als decimalen en omgekeerd. 4
1 10 = 1,... 2
4
3 5 = 3 10 = 6
4 100 = 1
0,7 =
.. 10
0,8 =
.. 10
0,25 = 2
2 50 = 2 100 = 2,...
=
.. ..
.. 100
=
.. ..
.. 1000
=
0,625 =
Nieuw
.. ..
7
1 8 = .... = 1,... Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x>
Als je een breuk wilt schrijven als decimaal getal moet je eerst tienden, honderdsten of duizendsten van de breuk maken. Daarna kun je het decimale getal opschrijven. Moet je van een decimaal getal een breuk maken dan moet je eerst een breuk met tienden, honderdsten of duizendsten van het decimale getal maken. Daarna moet je de breuk vereenvoudigen. • Introductie getallenlijn met decimale getallen en breuken.
ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat procenten schrijven als breuken centraal
0
0
1
2
1
3
2
4
5
3
6
7
4
Maak sprongen met 0,75 op de eerste getallenlijn. Met hoeveel stukjes maak je de sprongen? Waar kom je uit na vier sprongen? Klopt dit als je het uitrekent met 4 × 0,75? Doe hetzelfde met sprongen van 1,25 en 1,75. Maak sprongen met 0,8 op de tweede getallenlijn. Met hoeveel stukjes maak je de sprongen? Waar kom je uit na vier sprongen? Klopt dit als je het uitrekent met 4 × 0,8? Doe hetzelfde met sprongen van 1,2.
Doel: breuken maken van decimale getallen
De leerlingen schrijven decimale getallen tot drie cijfers achter de komma op als een breuk.
Doel: breuken als een decimaal getal schrijven
De leerlingen schrijven breuken op als een decimaal getal.
20
Blok 6 • Week 2
Doel: decimale getallen op een getallenlijn plaatsen
De leerlingen plaatsen decimale getallen op een getallenlijn van 0 tot 1.
Doel: gelijke sprongen op een getallenlijn maken
De leerlingen maken gelijke sprongen met decimale getallen op een getallenlijn en schrijven de sprongen als som op.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: gelijke sprongen op een getallenlijn maken
1
De leerlingen maken gelijke sprongen met decimale getallen op een getallenlijn en schrijven de sprongen als som op.
Doel: een getallenrij afmaken
De leerlingen ontdekken de sprong in de getallenrij en maken de reeks af.
Doel: een getallenrij afmaken (T)
De leerlingen ontdekken de sprongen in de aflopende reeks en maken de getallenlijn af.
Doel: breuksommen uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen de teller en de noemer uit en schrijven het antwoord als breuk op.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel. Neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het omrekenen van breuken in decimale getallen met drie cijfers achter de komma. Belangrijk is het omzetten van achtsten in decimale getallen. Neem met de leerlingen het omzetten van achtsten door. Laat de leerlingen het tussenantwoord opschrijven. 1 125 6 8 = 6 1000 = 6,125 3
375
5
625
7
875
2
7 8 = 7 1000 = 7,375 2 8 = 2 1000 = 2,625 9 8 = 9 1000 = 9,875 • Bied hulp bij het maken van de sprongen op de getallenlijnen van opdracht 5. Laat ze sprongetje na sprongetje maken en er steeds de keersom bij noemen. Laat na elke sprong zeggen op welk getal ze terecht zijn gekomen en welke keersom daarbij past.
3
21 © Noordhoff Uitgevers bv
7 Basisstof
hoofdrekenen Lesdoelen
De leerlingen kunnen uit het hoofd: • optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen; • sommen maken over geld, meten en tijd; • halveren en verdubbelen; • sommen maken met breuken en decimale getallen. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
Hoofdrekenen Rekenstrategieën In deze hoofdrekenles kunt u extra Rekens trategie aandacht besteden aan rekenstrategieën ën voorafgaand aan het zelfstandig werk-deel van de les. Dan kunnen de leerlingen de aangeboden strategie gelijk toepassen. U kunt er ook voor kiezen om de les na te bespreken met de rekenstrategieën. Laat de leerlingen dan reflecteren op hun eigen rekenstrategieën. Laat de leerlingen steeds eerst goed naar een som kijken, zodat ze zelf ontdekken met welke strategie ze de som uit kunnen rekenen. U kunt gebruik maken van onderstaande strategieën: • Optellen. Vermeerderen/verminderen ( + of + ): 998 + 195 = 1000 + 193 = 1193 9995 + 138 = 10 000 + 133 = 10 133 99 996 + 235 = 100 000 + 231 = 100 231 • Aftrekken. Verminderen/verminderen ( – ): 805 – 88 = 800 – 83 = 717 1915 – 45 = 1900 – 30 = 1870 2003 – 56 = 2000 – 53 = 1947 • Halveren en verdubbelen. halveren
verdubbelen
1 4
C
€ 100,50
0,75 liter
CC
€ 201
1,5 liter
30 minuten
CD
€ 402
3 liter
1 uur
uur
Tip: reken de Romeinse cijfers eerst in gewone getallen uit.
Vooruitblik zelfstandig werken • Laat de sommen allemaal uit het hoofd uitrekenen. De sommen zijn een herhaling van sommen die de leerlingen al eerder hebben gehad. • Let op: de leerlingen mogen alleen een kladblaadje gebruiken als het echt niet lukt om een som uit het hoofd uit te rekenen. • Neem de opdrachten kort met de leerlingen door.
Doel: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen De leerlingen rekenen met getallen tot 100 000.
Doel: sommen maken over geld, meten en tijd
De leerlingen maken verschillende soorten sommen over geld, meten en tijd.
Doel: halveren en verdubbelen
De leerlingen maken allerlei sommen over het halveren en verdubbelen van geld, maten en tijd.
22
Blok 6 • Week 2
Doel: sommen maken over breuken en decimale getallen De leerlingen maken allerlei sommen over breuken en decimale getallen.
Doel: verschillende bewerkingen door elkaar uitrekenen (T) De leerlingen maken verschillende soorten sommen.
Doel: het breukenschema invullen (N)
De leerlingen vullen het schema met decimale getallen in.
Verlengde instructie Bied indien nodig individuele hulp. • Help de leerlingen bij het halveren van getallen met Romeinse cijfers. Neem de Romeinse cijfers tot 100 met de leerlingen door. I = 1, V = 5, X = 10, L = 50, C = 100 en CC = 200 Wijs de leerlingen erop dat ze de Romeinse cijfers eerst in gewone getallen uitrekenen en daarna de helft in Romeinse cijfers schrijven.
1
2
3
23 © Noordhoff Uitgevers bv
8 Basisstof
• decimale getallen • breuken • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • procenten maken van breuken; • procenten optellen; • een getallenlijn afmaken met breuken, procenten en decimale getallen; • procenten boven de 100% uitrekenen; • ongelijknamige breuken optellen en aftrekken; • van breuken decimale getallen maken; • breukprocenten van een getal en bedrag uitrekenen; • stijging van procenten als breuk en decimaal opschrijven. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x>
Decimalen, breuken en procenten Herhalen
Doel: procenten maken van breuken
De leerlingen schrijven breuken als procenten op.
Klassikale instructie • Introductie van getallenlijnen van 0 tot 2 met breuken, decimale getallen en procenten.
Nieuw
0
0,25
0,50
2,00
0
1 4
1 2
2
0%
25%
125%
200%
Bespreek met de leerlingen de getallenlijn op het bord. Besteed vooral aandacht aan de decimale getallen, breuken en procenten groter dan 1. Wat moet er bij het eerste streepje na de 1 staan? En bij de breuken? Bij de procenten? Herhaal die vragen bij ieder streepje tot het getal 2. • Introductie van het gelijknamig maken van breuken door de noemers te vermenigvuldigen. 4 9
+
1 2
= ... + ... = ...
2 3
–
1 5
= ... – ... =
2 5
+
2 3
= ... + ... = ... =
1 2
–
2 7
= ... – ... =
Bespreek met de leerlingen de werkwijze bij het gelijknamig maken van breuken door de noemers van beide breuken met elkaar vermenigvuldigen. Daarna pas je de tellers aan de nieuwe 4 1 noemer aan. Bijvoorbeeld: 9 + 2 . Vermenigvuldig de noemers met elkaar: 2 × 9 = 18. Pas dan de tellers aan de nieuwe noemer aan: 4 8 1 9 9 = 18 en 2 = 18 . De nieuwe som met gelijknamige noemers is dan 8 9 17 18 + 18 = 18 . Oefen zo ook met overige sommen op het bord. • Introductie van het rekenen met breukprocenten.
ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
1 3%
van 1200 =
2 3% 2 5%
1 3
1 2%
van 1600 =
van 1200 = ... × ... =
1 4%
van 1600 = ... × ... =
van 1000 = ... × ... =
3 4%
van 1600 = ... × ... =
× 12 = 4
1 2
× 16 = 8
Leg uit dat je eerst 1% van het getal moet uitrekenen. Vermenigvuldig de breuk met dat getal. Wijs op de twee bewerkingen: eerst delen door 100 en dan vermenigvuldigen met de breuk. • Bespreek het uitrekenen van percentages boven de 100. 100% van 600 = 1 × 600 = 600 125% van 600 = 1,25 × 600 = 150% van 600 = ... × ... =
1
100% van 600 = 1 × 600 = 600 1 125% van 600 = 1 4 × 600 = 750 150% van 600 = ... × ... = 900
Wijs de leerlingen op de twee manieren van uitrekenen: met decimale getallen en met breuken:
24
Blok 6 • Week 2
Doel: percentages optellen
De leerlingen schrijven de delen als percentages en tellen die percentages op.
Doel: getallenlijn afmaken
De leerlingen vullen decimale getallen, breuken en procenten op de getallenlijn in.
Doel: percentages van meer dan 100% uitrekenen
De leerlingen schrijven de percentages boven de 100% op als helen met een breuk en vermenigvuldigen dat met het getal. Tip: wijs de leerlingen op het hulpfiguur. 1
Doel: ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
De leerlingen maken de breuken gelijknamig en tellen daarna op en trekken af.
Doel: breuken als decimale getallen schrijven
De leerlingen maken van de breuken tienden, honderdsten of duizendsten en schrijven die breuk op als decimaal getal.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: procenten kleiner dan 1 uitrekenen
De leerlingen rekenen eerst 1% van het getal uit en vermenigvuldigen het antwoord met het gevraagde percentage.
Doel: procenten van een geldbedrag uitrekenen
De leerlingen schrijven de percentages als een decimaal getal en vermenigvuldigen met 1% van het geldbedrag. Tip: wijs de leerlingen op het hulpfiguur.
Doel: een stijging van de percentages berekenen
De leerlingen schrijven de stijging van de percentages op als breuk en als decimaal getal.
Doel: de daling van de percentages berekenen (T)
De leerlingen rekenen uit met hoeveel procent het percentage is gedaald.
Doel: procenten van geldbedragen uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen procenten van geldbedragen met gewone breuken en met decimale getallen uit.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor
2
stap door. • Bied hulp bij het afmaken van een getallenlijn van 1 tot en met 2 met decimale getallen, breuken en procenten. 1,00 1,25 1,50 1,75 2,00 5 6 7 1 4 4 4 2 100% 125% 150% 175% 200% Leg uit dat de drie getallen onder elkaar dezelfde waarde hebben, maar dat ze anders geschreven en uitgesproken worden.
3
25 © Noordhoff Uitgevers bv
9 Basisstof
• grafieken en tabellen • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • een lijngrafiek maken; • delen omzetten in percentages; • procenten omrekenen naar aantallen; • percentages uitrekenen; • een stapelgrafiek maken. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
Ontdek de som Olympische winterspelen
Vooruitblik zelfstandig werken Introductie van het thema Introduceer het thema met een kort gesprek over de Olympische Winterspelen. Vraag de leerlingen of ze een aantal wintersporten bij naam kennen. Welke medailles kun je winnen? Bespreek dat de Olympische Winterspelen maar eens in de vier jaar voorkomen. Leg uit wat een stapelgrafiek is, en hoe je deze moet lezen. In een stapelgrafiek kun je een aantal van iets aflezen, en meteen zien uit welke onderdelen dat aantal bestaat. In opdracht 5 kun je lezen hoeveel medailles elk land heeft behaald, en ook hoeveel daarvan goud, zilver en brons zijn. Als je een stapelgrafiek maakt over je eten per dag, kun je met verschillende kleuren aangeven hoeveel daarvan brood is, hoeveel groente en hoeveel vlees. Aandachtspunten Besteed tijdens de introductie aandacht aan de volgende zaken: • de drie soorten medailles: de winnaar eindigt op de 1e plaats en krijgt een gouden medaille. Degene die op de tweede plaats eindigt krijgt een zilveren medaille. Degene die op de derde plaats eindigt krijgt een bronzen medaille.; • de stapelgrafiek; • de overige soorten grafieken in deze les: cirkelgrafiek, lijngrafiek, stapelgrafiek en tabel.
Doel: een lijngrafiek maken
De leerlingen maken een lijngrafiek over de gewonnen medailles van Nederland van 1968 tot 2010. De aantallen lezen ze af uit een tabel.
Doel: percentages uitrekenen
De leerlingen rekenen de delen van de cirkeldiagram om naar percentages.
Doel: het aantal sporters uitrekenen
De leerlingen rekenen het aantal sporters per regio uit door de delen om te zetten in procenten en daarna de aantallen uit te rekenen.
De leerlingen rekenen het percentage gouden, zilveren en bronzen medailles van Nederland uit.
K
la
re
ta
al
Doel: percentages uitrekenen
Onder Alpenlanden wordt verstaan: Frankrijk, Oostenrijk, Monaco, Italië, Slovenië, Duitsland, Liechtenstein en Zwitserland.
26
Blok 6 • Week 2
Doel: een stapelgrafiek maken
De leerlingen maken een stapelgrafiek van de gouden, zilveren en bronzen medailles van verschillende landen.
Doel: het aantal sporters uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen het aantal deelnemende sporters van verschillende landen uit.
Doel: percentages uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen het percentage deelnemers van verschillende landen uit.
Evaluatie van de les U kijkt de les samen met de leerlingen na. Laat de leerlingen zo veel mogelijk de antwoorden geven. • Vraag de leerlingen hoe ze het vonden om zelf een lijngrafiek te maken in opdracht 1. Laat de leerlingen verwoorden hoe ze het hebben aangepakt en waar ze het moeilijk vonden en waarom. • Vraag hoe ze het aantal medailles van de verschillende landen in percentages hebben omgerekend.
1
Verlengde instructie Bied individule hulp tijdens het zelfstandig werken. • Help de leerlingen die moeite hebben met het omrekenen van breuken in procenten bij de cirkeldiagram in opdracht 2. • Bied hulp bij het maken van de stapelgrafiek. Wijs op het boven op elkaar stapelen van de medailles in de grafiek: eerst de gouden medailles, dan de zilveren en bovenaan de bronzen medailles.
2
3
27 © Noordhoff Uitgevers bv
10 Herhalen
basisstof les 6 t/m 9 Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • een rekendictee maken; • decimale getallen verdelen en samenvoegen; • een getallenlijn afmaken met breuken, decimale getallen en procenten; • procenten van een getal uitrekenen; • helen en breuken als decimaal getal schrijven; • procenten van een getal als delen van een getal uitrekenen; • cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen; • rekenen met inhoudsmaten. Materialen
Klassikaal: • poster met het schema van het metrieke stelsel Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x • half A4 ruitjespapier voor rekendictee ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
Herhalen Rekendictee We beginnen de les met een rekendictee. Ik zeg de sommen op. Het antwoord schrijf je in je schrift. 1 Schrijf in cijfers: 49 530 2 5800 – 5500 = 300 3 10 × 1234 = 12 340 4 12 340 : 10 = 1234 5 21 000 : 7 = 3000
1
1
6 De helft van 2 is 4 1 7 Het dubbele van 1 2 is 3 8 15 ton = . . . kg 15 000 kg 9 Schrijf de datum van vandaag met zes cijfers op. - 1 10 Hoeveel is 4 euro? € 0,25
Kijk het rekendictee samen na en bespreek het na. Besteed hierbij aandacht aan het opschrijven van de datum met zes cijfers.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: decimale getallen verdelen en samenvoegen
De leerlingen verdelen decimale getallen in honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden en honderdsten en maken van honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden en honderdsten één decimaal getal.
Doel: getallenlijn afmaken
De leerlingen maken een getallenlijn van 0 tot 2 af met breuken, decimale getallen en procenten.
Doel: procenten van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen procenten van een getal uit door het aantal procenten te vermenigvuldigen met 1% van dat getal.
Doel: breuken als decimaal getal schrijven
De leerlingen schrijven de breuken op als decimale getallen.
Doel: procenten van een getal uitrekenen
De leerlingen schrijven de procenten als breuk en vermenigvuldigen die breuk met het getal.
Doel: cijferen
De leerlingen rekenen optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen cijferend uit.
Doel: rekenen met inhoudsmaten
De leerlingen maken sommen over inhoudsmaten met behulp van het schema van het metrieke stelsel.
28
Blok 6 • Week 2
Doel: breuken en helen vermenigvuldigen (T)
De leerlingen vermenigvuldigen breuken met een getal door dat getal eerst te vermenigvuldigen met de teller en dan te delen door de noemer of andersom.
Doel: getallen splitsen (N)
De leerlingen splitsen getallen tot 1 miljoen in twee verschillende getallen.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het gebruik van het schema met de inhoudsmaten. Van liter naar milliliter is drie sprongen naar rechts. Er komen dan drie nullen bij. 15 l = 15 000 ml Van centiliter naar liter is twee sprongen naar links. Er gaan twee nullen af. 6000 cl = 60 l Laat de leerlingen de sprongen steeds aanwijzen in het schema. Maak samen met de leerlingen nog enkele sommen. • Bied hulp bij het omzetten van breukprocenten naar decimale procenten. Wijs de leerlingen erop dat ze de breuk 1 25 als decimaal kunnen schrijven. 4 = 100 = 0,25 Laat de volgende breukprocenten omzetten in de stappen naar decimale getallen. Bespreek de antwoorden 1 25 1 4 % = 100 % = 0,25%5 4 % = ….% = ....% 1 1 5 % = ....% = ....% 4 5 % = ....% = ....%
1
2
3
29 © Noordhoff Uitgevers bv
11 Basisstof
• breuken • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • decimale getallen, breuken en procenten op de getallenlijn plaatsen; • breuken als procenten schrijven; • uitrekenen hoeveel procent van de cirkel gekleurd is; • van delen procenten maken; • geldbedragen in procenten met elkaar vergelijken. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
Breuken en procenten Herhalen
Doel: een getallenlijn afmaken
De leerlingen vullen een getallenlijn van 0 tot 1 aan met decimale getallen, breuken en procenten.
Doel: breuken als procenten schrijven
De leerlingen schrijven breuken als procenten op.
Klassikale instructie • Bespreek het benoemen van delen met procenten.
8
88 9 %
Nieuw
1
11 9 %
Druk de gekleurde en witte delen van de cirkels uit in percentages. Zet het gekleurde deel boven en het witte deel eronder. Begin steeds met het gemakkelijkste deel. Bijvoorbeeld bij de tweede 1 1 breuk: 9 deel is wit. Dat is 100% : 9 = 11 9 %. Het rode deel is dan 1 8 100% – 11 9 % = 88 9 % Bespreek alle breukencirkels op dezelfde manier. • Introductie van het uitdrukken van delen van getallen in percentages. deel
breuk
percentage
1 van de 4
1 4
1 4
× 100% = 25%
20 van de 100
20 100
=
1 5
1 5
× 100% = 20%
100 van de 400
100 400
=
1 4
1 4
× 100% = 25%
14 van de 21
14 21
=
2 3
2 3
× 100% = 66 3 %
36 van de 48
36 48
=
3 4
3 4
× 100% = 75%
12 van de 40
12 40
=
3 10
3 10
2
× 100% = 30%
Bekijk en bespreek samen de hulpfiguur bij opdracht 4. Maak daarna samen de sommen op het bord. Doe dat aan de hand van de volgende stappen: Stap 1: schrijf de getallen als een breuk. Vereenvoudig de breuk als dat kan. Stap 2: reken dan het percentage uit door de breuk met 100% te vermenigvuldigen.
Doel: breuken als procenten schrijven
De leerlingen schrijven de gekleurde delen van de cirkels als procenten op.
30
Blok 6 • Week 3
Doel: de score in procenten uitrekenen
De leerlingen rekenen de score in procenten uit door de score te vergelijken met 100% van de score en dan het percentage te berekenen. 3 Tip: 3 van de 10 betekent: 10 deel van 100%.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: de score in procenten uitrekenen
De leerlingen rekenen de score in procenten uit door de score te vergelijken met 100% van de score en dan het percentage te berekenen.
1
Doel: de score in procenten uitrekenen
De leerlingen rekenen de score in procenten uit door de score te vergelijken met 100% van de score en dan het percentage te berekenen.
Doel: geldbedragen vergelijken
De leerlingen vergelijken geldbedragen met elkaar door uit te rekenen welk deel het ene geldbedrag van het andere bedrag is en die breuk te vermenigvuldigen met 100 (procent).
Doel: getallen met elkaar vergelijken (T)
De leerlingen vergelijken getallen met elkaar door uit te rekenen welk deel het ene getal van het andere getal is en die breuk te vermenigvuldigen met 100 (procent).
Doel: getallen met elkaar vergelijken (N)
De leerlingen vergelijken getallen met elkaar door met de rekenmachine uit te rekenen welk deel het ene getal van het andere getal is en die breuk te vermenigvuldigen met 100 (procent).
2
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het uitrekenen van het scoringspercentage. Werk de som: de leerling gooit 5 van de 20 worpen mis met de twee stappen door. Stap 1: schrijf de getallen als een breuk. Vereenvoudig de 5 1 breuk als dat kan. Dat is 20 of 4 deel. Stap 2: reken dan het percentage uit door de breuk met 1 100% te vermenigvuldigen. Dat is 4 × 100% = 25%. Tip: wijs de leerlingen erop dat je de woorden ‘van de’ als breukstreep kunt schrijven. • Wijs de leerlingen erop dat ze bij de tekst ‘2 van de 8’ 2 kunnen lezen als de breuk 8 . De breukstreep betekent ‘van de’ en ‘gedeeld door’. 3
31 © Noordhoff Uitgevers bv
12 Basisstof
hoofdrekenen Lesdoelen
De leerlingen kunnen uit het hoofd: • optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen; • sommen maken over geld, meten en tijd; • sommen maken over breuken en decimale getallen. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken optellen en aftrekken (met gelijknamig maken) centraal
Hoofdrekenen Rekenpatronen In deze hoofdrekenles kunt u aandacht Rekenp besteden aan oefenen met en herkennen atronen van rekenpatronen. U kunt dit doen voorafgaand aan het zelfstandig werk-deel van de les, zodat de leerlingen patronen herkennen en toepassen in de les. U kunt er ook voor kiezen om de les na te bespreken met de rekenpatronen. De leerlingen reflecteren dan hun eigen rekenhandelingen. Laat de leerlingen steeds eerst goed naar een som kijken, zodat ze zelf ontdekken met welk patroon ze de som uit kunnen rekenen. In deze les kunt u gebruik maken van de volgende patronen: • Breuken. 1 1 1 1 4 × 12 2 = 50 ➔ 8 × 12 2 = 100 ➔ 12 × 12 2 = 150 ➔ 16 × 12 2 = 200 1 Het patroon is 4 × 12 2 = 50. Getallen. • 4 × 125 = 500 ➔ 8 × 125 = 1000 ➔ 12 × 125 = 1500 ➔ 16 × 125 = 2000 Het patroon is 4 × 125 = 500. • Geld. 4 × € 0,25 = € 1,- ➔ 8 × € 0,25 = € 2,- ➔ 12 × € 0,25 = € 3,- ➔ 16 × € 0,25 = € 4,Het patroon is 4 × € 0,25 = € 1,-.
Vooruitblik zelfstandig werken • Laat de sommen allemaal uit het hoofd uitrekenen. De sommen zijn een herhaling van sommen die de leerlingen al eerder hebben gehad. • Let op: de leerlingen mogen alleen een kladblaadje gebruiken als het echt niet lukt om een som uit het hoofd uit te rekenen. • Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. Leg nog een keer de betekenis van de Romeinse cijfers uit. M = 1000 C = 100 L = 50 X = 10
Doel: optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen De leerlingen rekenen met getallen tot 100 000.
Doel: sommen maken over geld, meten en tijd
De leerlingen maken verschillende soorten sommen over geld, meten en tijd.
Doel: sommen maken over breuken en decimale getallen
De leerlingen maken allerlei sommen over breuken en decimale getallen.
Doel: verschillende bewerkingen door elkaar uitrekenen (T) De leerlingen maken verschillende soorten sommen.
Doel: rekenen met Romeinse cijfers (N)
De leerlingen schrijven de getallen in Romeinse cijfers en rekenen de som uit.
32
Blok 6 • Week 3
Doel: rekenen met geld (N)
De leerlingen rekenen Russische roebels en kopeken om naar euro’s.
Verlengde instructie Bied indien nodig individuele hulp. • Help de leerlingen bij het uitrekenen van de oppervlakte. Weet je de formule nog? Oppervlakte = lengte × breedte. L = 10 cm en B = 10 cm; oppervlakte = 100 cm2 • Help de leerlingen met het uitrekenen van sommen met haakjes. Laat ze eerst uitrekenen wat tussen haakjes staat. Dan voer je de rest van de bewerkingen uit. 1
2
3
33 © Noordhoff Uitgevers bv
13 Basisstof
• breuken • procenten Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • een scoringspercentage uitrekenen; • ongelijknamige breuken optellen en aftrekken; • helen met breuken vermenigvuldigen; • breuken delen door helen; • percentages van cirkels kleuren. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken optellen en aftrekken (met gelijknamig maken) centraal
Breuken en procenten Herhalen
Doel: een scoringspercentage uitrekenen
De leerlingen vergelijken de score met het aantal worpen en rekenen uit welk deel dat is. Dat deel schrijven ze op als procenten.
Klassikale instructie • Bespreek de werkwijze van het optellen en aftrekken van ongelijknamige breuken. 2
9
5
4
2
2
3 6 + 5 12 = 3 6 + 2 9 = 3
1
85 – 16 = 75 – 33 = Stap 1: de breuken worden gelijknamig gemaakt. Kijk naar de hoogste noemer. Past de andere noemer hierin? Kan dat niet, dan moet je een noemer zoeken waar beide noemers in passen. Je kunt ook de noemers met elkaar vermenigvuldigen. De telles moeten worden aangepast aan de nieuwe noemer. Stap 2: Bij het aftrekken moet je, als dat nodig is, een breuk maken van een hele. Stap 3: de sommen worden uitgerekend met de regel: H + H en B + B of H – H en B – B. Let op: wijs de leerlingen erop dat bij het optellen van breuken aan het eind breuken worden omgewisseld in helen. • Bespreek het delen van breuken door helen, B : H. 14 15
: 2 = .../15
8 13
:4=
44 25
: 11 =
Wijs de leerlingen erop dat ze alleen de teller delen door de hele en dat de noemer gelijk blijft. • Herhaal het delen van helen en breuken door een hele; HB : H. 1
38 : 5 =
25 8
:5=
1
7 7 : 10 = ... = 3
6 5 : 11 = ... = Volg deze werkwijze: maak van de helen eerst breuken. Reken dan de sommen uit door de teller door het getal te delen. De noemer blijft hetzelfde.
Doel: ongelijknamige breuken optellen
De leerlingen maken de breuken gelijknamig en tellen ze daarna op. Let op: wijs de leerlingen erop dat ze de helen uit het antwoord halen.
34
Blok 6 • Week 3
Doel: ongelijknamige breuken aftrekken
De leerlingen maken de breuken gelijknamig en trekken dan af. Let op: wissel vóór het aftrekken een hele in voor een breuk.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: helen met breuken vermenigvuldigen
De leerlingen maken sommen van het type H × B en H × HB.
Doel: breuken delen door helen
1
De leerlingen maken sommen van het type B : H en HB : H.
Doel: percentages van een cirkel kleuren
De leerlingen kleuren de aangegeven percentages van een cirkel.
Doel: het percentage van een getal uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen eerst het deel van het getal uit en vermenigvuldigen dat met 100 (%).
Doel: verhoudingen tussen getallen uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen het ontbrekende getal van een verhouding uit.
Doel: percentage van een getal uitrekenen (N)
De leerlingen vergelijken percentages van verschillende getallen en geven aan welk getal groter is.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het omrekenen van delen van getallen in percentages. deel breuk percentage 30 van de 50
30 50
25 van de 125
25 125 60
=
3 5
=
3 5
× 100% = 60%
1 5
1 5
× 100% = 20%
1
1
2
60 van de 240 240 = 4 4 × 100% = 25% Doe dat aan de hand van de volgende stappen: Stap 1: schrijf de getallen als een breuk. Vereenvoudig de breuk als dat kan. Stap 2: reken dan het percentage uit door de breuk met 100% te vermenigvuldigen.
3
35 © Noordhoff Uitgevers bv
14 Basisstof
sommen vanuit een tabel en grafiek afleiden en maken Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • het deel en het percentage van een aantal uitrekenen; • het gemiddelde uitrekenen; • het aantal mensen per leeftijdsgroep uitrekenen; • het aantal bezette plaatsen uitrekenen; • het aantal mensen per activiteit uitrekenen; • het aantal gasten in een maand uitrekenen; • een staafgrafiek van het aantal gasten maken. [Nog eens goed bekijken want klopt volgens mij niet] Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken optellen en aftrekken (met gelijknamig maken) centraal
Ontdek de som Vakantie op de camping
Vooruitblik zelfstandig werken Introductie van het thema Houd een gesprek met de leerlingen over kamperen op een camping. Vraag hoe ze gekampeerd hebben: met een tent, met een caravan, in een huisje of appartement. Waar gingen jullie eten? Waar sliepen jullie? Aan wat voor activiteiten deed je mee? Waren er veel kinderen van jouw leeftijd? Was er een zwembad en restaurant? Aandachtspunten Besteed tijdens de introductie aandacht aan de volgende zaken: • het verschil in kamperen in een tent en in een caravan; • de verschillende activiteiten op de camping; • de verschillende soorten grafieken en tabellen in deze les; • de beeldgrafiek met de poppetjes.
Doel: het deel en het percentage uitrekenen
De leerlingen reken uit welk deel en welk percentage het aantal van 1000 is.
Doel: het gemiddelde uitrekenen
De leerlingen rekenen het gemiddelde aantal mensen per kampeerplaats, zomerhuisje, stacaravan en appartement uit.
Doel: het aantal personen uitrekenen en het deel in de cirkelgrafiek kleuren De leerlingen rekenen het aantal aanwezige mensen per leeftijdsgroep uit en kleuren het deel in bij de cirkelgrafiek.
Doel: het deel en het percentage uitrekenen
De leerlingen rekenen het deel en het percentage tenten, caravans en campers uit.
Doel: het aantal bezette kampeerplaatsen uitrekenen
De leerlingen rekenen het aantal bezette kampeerplaatsen in de voorjaarsvakantie en de meivakantie uit. Let op: wijs de leerlingen erop dat ze het schema van opdracht 1 nodig hebben.
Doel: het aantal deelnemers per activiteit uitrekenen
De leerlingen rekenen het aantal deelnemers van de verschillende activiteiten uit. Let op: ga tijdens de evaluatie van de les in op de vraag van de doordenker.
Doel: het aantal gasten uitrekenen
De leerlingen rekenen het aantal gasten in de zomerhuisjes en appartementen in de maand maart uit.
36
Blok 6 • Week 3
Doel: een beeldgrafiek aflezen
De leerlingen rekenen het aantal gasten per leeftijdsgroep uit aan de hand van de beeldgrafiek en beantwoorden vragen over de beeldgrafiek. Let op: één figuurtje staat voor vijftig gasten.
Doel: sommen uit een context halen (T)
De leerlingen halen de antwoorden uit een tabel.
Doel: het aantal gasten per maand uitrekenen (N)
De leerlingen rekenen het aantal gasten per maand uit na een daling van 12%.
Evaluatie van de les
1
U kijkt de les samen met de leerlingen na. Laat de leerlingen zo veel mogelijk de antwoorden geven. • Hebben de leerlingen het goede antwoord bij de beeldgrafiek gegeven? • Konden de leerlingen de procenten goed in deze context toepassen? Hoe hebben ze gerekend? Wie deed het anders en is wel tot de juiste oplossing gekomen? Ga ook in op de doordenker van opdracht 6. Hoe kun je uitrekenen hoeveel mensen er niet hebben meegedaan aan de activiteiten? 980 49 980 van de 2000 = 2000 × 100% = 100 × 100% = 49% Of: 25% + 10% + 5% + 4% + 7% = 51% doet mee, dus 49% niet. • Konden de leerlingen het deel bij opdracht 3 in de cirkelgrafiek vinden en kleuren?
Verlengde instructie Bied individuele hulp terwijl u rondloopt in de klas. • Zet leerlingen die moeite hebben met het lezen van de opdrachten naast een betere lezer. • Help de leerlingen bij het uitrekenen van het bezettingspercentage in de voorjaarsvakantie en de meivakantie. Wijs ze op het totaal aantal beschikbare plaatsen in opdracht 1. Maak samen met de leerlingen enkele sommen uit opdracht 5.
2
3
37 © Noordhoff Uitgevers bv
15 Herhalen
basisstof les 11 t/m 14 Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • een rekendictee maken; • het deel en het percentage van een aantal uitrekenen; • een deling als een breuk schrijven; • decimale getallen verdelen en samenvoegen; • geldbedragen afronden op honderdtallen; • cijferend optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x • half A4 ruitjespapier voor rekendictee ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken optellen en aftrekken (met gelijknamig maken) centraal
Herhalen Rekendictee We beginnen de les met een rekendictee. Ik zeg de sommen op. Het antwoord schrijf je in je schrift. 1 Schrijf in cijfers: 14 380 2 Schrijf in cijfers: 16 009 3 6000 – 250 = 5750 4 6000 + 250 = 6250 5 10 × 185 = 1850
6 100 × 185 = 18 500 7 1850 : 10 = 185 1 1 8 De helft van 5 is 10 9 Schrijf de datum van vandaag met zes cijfers op - 1 10 10 km = . . . m 100 m
Kijk het rekendictee samen na en bespreek het na. Besteed hierbij aandacht aan het vermenigvuldigen van hele getallen met 10 en 100. Er komen respectievelijk één en twee nullen achter het getal.
Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: het deel en het percentage van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen van 10 en 5 de delen en de percentages uit.
Doel: het deel en het percentage van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen van een getal eerst het deel uit en dan het percentage.
Doel: een deling schrijven als breuk
De leerlingen maken van een deling een breuk en halen de helen uit het antwoord.
Doel: decimale getallen verdelen en samenvoegen
De leerlingen verdelen decimale getallen in honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden en honderdsten en andersom.
Doel: geldbedragen afronden en optellen
De leerlingen ronden geldbedragen af op honderdtallen en tellen ze op.
Doel: cijferen
K
la
re
ta
al
De leerlingen rekenen optellingen, aftrekkingen, vermenigvuldigingen en delingen cijferend uit.
De fabriek geeft adviesprijzen voor producten. De winkel kan kiezen of het die prijzen aanhoudt of een andere verkoopprijs hanteert.
38
Blok 6 • Week 3
Doel: het percentage van een getal uitrekenen (T)
De leerlingen rekenen uit hoeveel procent een deel een getal van een groter getal is.
Doel: sommen uit een context halen (N)
De leerlingen gaan na of het eindbedrag meer, minder of evenveel is als het beginbedrag. Daarna rekenen ze uit welke winkel de hoogste korting biedt.
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het schrijven van een deling als een breuk. Schrijf ook het tussenantwoord op. 66 : 7 =
66 7
51 : 10 =
51 10
74
3
= 97 1
= 5 10 1
2
74 : 9 = 9 = 8 9 • Bied hulp bij het afronden van geldbedragen op honderdtallen. € 3122 + € 4185 ≈ € 3100 + € 4200 = € 7300 Werk met de regel: bedragen < dan € 50,- ronden we af naar beneden, bedragen > € 50,- ronden we af naar boven. We ronden af op hele honderdtallen Wijs op het cijfer van de honderdtallen en de tientallen. Bij 85 afronden naar boven. 85 is meer dan 50. Bij 22 afronden naar beneden. 22 is minder dan 50. Maak nu samen nog een som. € 5474 + € 96 ≈ € 5500 + € 100 = € 5600
2
3
39 © Noordhoff Uitgevers bv
16 Herhaling
basisstof uit blok 6 Lesdoelen
De leerlingen kunnen: • ongelijknamige breuken optellen en aftrekken; • van breuken procenten maken; • procenten van getallen op twee manieren uitrekenen; • breuken als decimaal getal schrijven; • een getallenlijn afmaken met decimale getallen, breuken en procenten; • breukprocenten van een getal uitrekenen; • delen van een getal in percentages uitdrukken. Materialen
Klassikaal: Per leerling: • leerlingenboek 7B, blz. × t/m x • rekenschrift 7, blz. × t/m x> ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken optellen en aftrekken (met gelijknamig maken) centraal
Oefentoets Vooruitblik zelfstandig werken Neem de opdrachten kort met de leerlingen door. U kunt van iedere opdracht naast het voorbeeld nog een som maken.
Doel: ongelijknamige breuken optellen
De leerlingen maken ongelijknamige breuken gelijknamig en tellen ze dan op. Zie les 1, 3, 8 en 13.
Doel:ongelijknamige breuken aftrekken
De leerlingen trekken ongelijknamige breuken af door ze gelijknamig te maken en een hele in te wisselen. Zie les 1, 3, 8 en 13.
Doel: van breuken procenten maken
De leerlingen schrijven breuken als procenten op. Zie les 1, 3, 8, 11 en 13.
Doel: procenten van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen procenten van een getal op twee manieren uit: eerst als gewone procenten en daarna met de procenten als breuk geschreven. Zie les 3 en 8.
Doel: breuken als decimaal getal schrijven
De leerlingen schrijven breuken als decimaal getal op. Zie les 6 en 8.
Doel: een getallenlijn afmaken
De leerlingen maken een getallenlijn af met decimale getallen, breuken en procenten. Zie les 3, 8 en 11.
Doel: breukprocenten van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen breukprocenten van een getal uit door de breuk als decimaal getal te schrijven. Zie les 8.
Doel: delen van een getal omrekenen in procenten
De leerlingen schrijven delen van een getal als breuk op en vermenigvuldigen daarna met 100%. Zie les 11 en 13.
40
Blok 6 • Week 4
Verlengde instructie Werk aan de instructietafel en neem de sommen stap voor stap door. • Help de leerlingen bij het op twee manieren uitrekenen van percentages van een getal. Leg de twee manieren nog een keer uit aan de hand van enkele voorbeelden. Manier 1: reken 1% uit en vermenigvuldig met het percentage. Manier 2: schrijf het percentage als breuk en vermenigvuldig die breuk met het getal. som als gewone procenten met procenten als breuk 25% van 800
25 × 8 = 200
1 4
× 800 = 200
4
80% van 350 80 × 3,5 = 280 5 × 350 = 280 Bied hulp bij het omrekenen van delen van een getal in • procenten. Wijs de leerlingen erop dat ze de twee getallen als een breuk kunnen zien. Stap 1: maak een breuk van de getallen: 30 van de 120 is 30 hetzelfde als 120 . Stap 2: vereenvoudig de breuk en reken de breuk om in procenten. 30 1 30 van de 120 = 120 = 4 × 100% = 25% 45 van de 180 =
45 180
=
1 4
1
× 100% = 25%
2
3
41 © Noordhoff Uitgevers bv
Toetsopdracht
Inhoud
Naar Maatwerk
Maatwerkopdracht
Naar Meesterwerk
1
ongelijknamige breuken optellen en aftrekken
< 80% goed
1
> 80% goed
2
van delen procenten maken
< 80% goed
6
> 80% goed
3
percentages van een getal op twee manieren uitrekenen
< 80% goed
7 en 8
> 80% goed
4
breuken als decimaal getal schrijven
< 80% goed
2 en 4
> 80% goed
5
getallenlijn afmaken met breuken, decimale getallen en procenten
< 80% goed
5
> 80% goed
6
decimale getallen verdelen en weer samenvoegen
< 80% goed
3
> 80% goed
7
breukprocenten van geldbedragen uitrekenen
< 80% goed
9
> 80% goed
deel en percentage uitrekenen
< 80% goed
10
> 80% goed
Toetsopdracht
Inhoud
Naar Maatwerk
Maatwerkopdracht
Naar Meesterwerk
1
getallen uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
2
sommen maken over geld, meten en tijd
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
3
sommen over breuken en decimale getallen
n.v.t
n.v.t
n.v.t
4
gemiddelde snelheid uitrekenen
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
5
aantal nog te rijden kilometers uitrekenen
n.v.t
n.v.t
n.v.t
6
deel en percentage uitrekenen
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
7
deel uitrekenen
n.v.t.
n.v.t
n.v.t
8, 9, 10
deel en percentage uitrekenen
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
8
Toets 1
17
Materialen
• kopieerblad Toets 1
De toetsen van Reken zeker bevatten hoofdrekenen en toepassend rekenen. Deze onderdelen remediëren we niet met Maatwerk. Wij raden aan de opdrachten uit de toets met de leerlingen door te nemen en stap voor stap op 42 te lossen. Blok 6 • Week 4
Toets 2
18
Materialen
• kopieerblad Toets 2
Klassikale instructie In les 19 kunnen leerlingen die één of meer onderdelen van de toets twijfelachtig/onvoldoende beheersen remediëren met Maatwerk. Laat alleen die onderdelen maken waarop de leerling onvoldoende of twijfelachtig heeft gescoord. De overige leerlingen kunnen in les 19 aan de slag met Meesterwerk. Geef eerst uitleg aan alle leerlingen over Meesterwerk. Neem de opdrachten één voor één door. Ga daarna nog in op vragen van leerlingen. Daarna kunnen de leerlingen die de Meesterwerk opdrachten mogen doen zelfstandig aan de slag. Vervolgens gaat u verder met Maatwerk. De kopieerbladen van Maatwerk liggen voor de leerlingen klaar met de naam erop. De opdrachten die iedere leerling moet maken zijn aangegeven. Begin met het onderdeel van Maatwerk waar de meeste leerlingen op geremedieerd moeten worden. Leerlingen die hierna klaar zijn met Maatwerk gaan verder met Meesterwerk. Vervolgens werkt u aan het volgende onderdeel van Maatwerk waarop dan de meeste leerlingen moeten worden geholpen. Werk het Maatwerkblad af met dit afvalsysteem. Zodra het kan gaat u met de leerlingen aan de slag aan de instructietafel. Neem de opdrachten met de leerlingen stap voor stap door. Het verwoorden van de stappen binnen de opdracht staat hierbij steeds centraal. Zet indien nodig materiaal in. Maak aantekeningen over specifieke hulp aan bepaalde leerlingen. Deze informatie kan van pas komen bij de instructie bij volgende lessen.
Doel: ongelijknamige breuken aftrekken
De leerlingen maken ongelijknamige breuken gelijknamig en trekken ze dan van elkaar af. Zie les 1, 3, 8 en 13.
Doel: breuken als decimale getallen schrijven
De leerlingen schrijven breuken op als een decimaal getal. Zie les 3, 6 en 8.
Doel: decimale getallen verdelen en samenvoegen
De leerlingen verdelen decimale getallen in honderdtallen, tientallen, eenheden, tienden en honderdsten en andersom. Zie herhalingslessen 5 en 10.
Doel: breuken als decimaal getal schrijven
De leerlingen schrijven breuken op als een decimaal getal. Zie les 3, 6 en 8.
Doel: een getallenlijn afmaken
De leerlingen maken een getallenlijn af met breuken, procenten en decimale getallen. Zie les 3, 8 en 11.
Doel: van breuken procenten maken
De leerlingen schrijven breuken als procenten op. Zie les 1, 3, 8, 11 en 13.
Doel: procenten van een getal uitrekenen
De leerlingen rekenen procenten van een getal uit door de procenten te
Maatwerk
19
vermenigvuldigen met 1% van dat getal. Zie les 3 en 8.
Doel: procenten van een getal uitrekenen De leerlingen rekenen de procenten van een getal uit door van het percentage een breuk te maken. Zie les 3 en 8.
Doel: procenten kleiner dan 1 van een getal uitrekenen De leerlingen vermenigvuldigen de breuk met 1% van dat getal. Zie les 8.
Doel: het deel en
percentage van een getal uitrekenen De leerlingen schrijven de woorden ‘van de’ als breukstreep en schrijven de breuk als percentage op. Zie les 11 en 13.
Maatwerk
Deze les behandelt de nieuwe basisstof van het afgelopen blok. Leerlingen die (onderdelen van) de toets niet voldoende hebben gemaakt, kunnen in deze les de leerstof herhalen/ remediëren. Materialen
• kopieerblad Les 19 Maatwerk
© Noordhoff Uitgevers bv
43
Klassikale instructie Geef uitleg over opdrachten waar vragen over zijn. Daarna kunnen de leerlingen die de Meesterwerk-opdrachten mogen doen, zelfstandig aan de slag
Doel: breuken maken van procenten
Meesterwerk
19
De leerlingen schrijven procenten als breuken op.
Doel: delen en percentages uitrekenen
Doel: cijferend vermenigvuldigen en delen
De leerlingen rekenen eerst de teller uit en delen dat antwoord door de noemer.
Doel: helen en breuken vermenigvuldigen
De leerlingen vullen het schema in door helen met breuken te vermenigvuldigen.
Doel: verschillende bewerkingen door elkaar maken
De leerlingen maken allerlei soorten sommen waarbij het antwoord van de ene som het begin van de volgende som is.
20
Meesterwerk
In deze les komt de behandelde basisstof op een wat pittigere manier aan de orde. Leerlingen die de toets goed hebben gemaakt, kunnen in deze les hun kennis verrijken. Materialen
• kopieerblad Les 19 Meesterwerk
Rekengoocheltrucs
De leerlingen rekenen de delen en percentages uit en schrijven de letters die bij het antwoord passen in de bijpassende hokjes van de tabel. Zo verschijnt er een korte tekst.
Klassikale instructie
Blokafsluiting
Neem samen met de leerlingen de onderdelen ‘Wat heb je nodig’ en ‘Hoe gaat het?’ door. Als duidelijk is wat de bedoeling van de les is, kunnen de leerlingen aan de slag. Wijs de leerlingen erop dat ze de goocheltrucs eerst goed moeten doornemen. Daarna kunnen ze oefenen. Geef aan dat je pas klaar bent met oefenen als je de truc helemaal foutloos en uit je hoofd kunt uitvoeren. Tip: laat de groepjes een korte goochelshow in andere groepen opvoeren.
De leerlingen bereiden in groepjes vijf goocheltrucs voor. Materialen
Per leerling: • leerlingenboek x, blz. × t/m x • papier en potlood • muntje van 20 en 50 cent • 3 bekers • krijt • kopieerblad ICT-componenten
• Dr. Digi • leerling-ICT: deze week staat breuken schrijven als decimale getallen centraal
44
Blok 6 • Week 4
N G L E I D I D N A H
Kopieerbladen
Kopieerbladen Inhoud Toetsen, Maatwerk en Meesterwerk Blok 6
16 Toets 1 17 Toets 2 18 Toets 3 19 Toets 4 16 Toets 1 - antwoorden 17 Toets 2 - antwoorden 18 Toets 3 - antwoorden 19 Toets 4 - antwoorden
x x x x x x x x
Blok 7
17 Toets 1 18 Toets 2 19 Maatwerk 19 Meesterwerk 17 Toets 1 - antwoorden 18 Toets 2 - antwoorden 19 Maatwerk - antwoorden 19 Meesterwerk – antwoorden
x x x x x x x
Blok 8
224
17 Toets 1 18 Toets 2 19 Maatwerk 19 Meesterwerk 17 Toets 1 - antwoorden 18 Toets 2 - antwoorden 19 Maatwerk - antwoorden 19 Meesterwerk – antwoorden
x x x x x x
Cito-voorbereidingstoets 1 Cito-voorbereidingstoets 1 - antwoorden
x x
nog genere
Blok 9
17 Toets 1 18 Toets 2 19 Maatwerk 19 Meesterwerk 17 Toets 1 - antwoorden 18 Toets 2 - antwoorden 19 Maatwerk - antwoorden 19 Meesterwerk – antwoorden
x x x x x x x x
eren
225
D E N E R B L A E I P O K
Toetsen, Maatwerk en Meesterwerk
17
Naam:
Toets 1
Maak gelijknamig en tel op en trek af. 5
1 2
+
5 8
=
6
3 7
–1
2 3
=
6
2 5
+
1 3
=
7
3 5
–5
2 6
=
3
1 5
+2
1 4
8
1 2
– 2 12 =
7
2 3
+2
4 5
=
9
2 9
–3
1 2
=
4
1 3
+8
1 6
=
5
1 3
–4
3 5
=
=
7
Reken de procenten uit. 3 4
=
5 8
=
% %
2 3
=
%
7 8
=
%
4 5
=
%
7 20
=
%
3 8
=
%
2 5
=
%
3 20
=
%
3 10
=
%
Reken op twee manieren uit. som
met gewone procenten
met procenten als breuk
50% van 500 75% van 800 1
33 3 % van 600 1
12 2 % van 1600 1
37 2 % van 800 20% van € 150,00 60% van € 250,00 1
87 2 % van € 400,00 40% van € 350,00 25% van € 120,00
Schrijf als decimaal getal. 3 10
=
4 5
=
5 8
=
3 20
=
7 10
=
2 5
=
3 4
=
3 8
=
7 20
=
1 50
=
228 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
Maak de getallenlijn af met breuken, decimale getallen en procenten. 0
1,0
2,0
0
1,0
2,0
(breuken) (decimale) (procenten)
0%
100% 200%
Verdeel de decimale getallen en voeg ze samen. 167,19 =
500 + 30 + 9 + 0,06 =
845,22 =
400 + 40 + 8 + 0,05 =
633,54 =
300 + 50 + 7 + 0,04 =
897,65 =
200 + 60 + 6 + 0,03 =
765,17 =
100 + 70 + 5 + 0,02 =
Reken uit.
1EEOZERHIFVIYOIR IIVWXHIGMQEPIKIXEPPIR
1
8 2 % van € 600 =
5
4 4 % van € 400 =
3
8 4 % van € 100 =
1
5 4 % van € 800 =
3
2 4 % van € 400 =
7 4 % van € 800 = 3 8 % van € 400 = 5 4 % van € 300 = 1 5 % van € 500 = 7 4 % van € 200 =
1
1
3
1
1
Reken het deel en het percentage uit. 5 van de 25 =
10 van 100 =
15 van de 45 =
2 van 100 =
20 van de 80 =
200 van 400 =
15 van de 90 =
20 van 500 =
11 van de 88 =
25 van 200 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 229
18
Naam:
Toets 2
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. 90 000 + 1900 =
3 × (12 500 + 7500) =
431 – 35 =
500 : (125 – 75) =
100 000 – 5 =
5000 : 125 =
90 000 + 3900 =
(25 + 35) × 40 =
90 000 + 39 =
4 × 1250 =
Maak de sommen over geld, meten en tijd. 12 boeken à € 15,00 = € 1 8
× € 400,- = €
1 3
× € 0,75 = €
1 72
m =
dm
2 dm2 =
cm2
km =
m
1
15:15 uur =
2
1 2 kg =
g
Maak de sommen met breuken en decimale getallen. 6
1 4
=
3
3 100
6
3 4
:3=
1 5
=
1 2
+
1 3
3000
4
=
7
700 10 = 7×3
3 4
10 =
5
5= 11
= =
4 5
=
9 1000
=
=
9,09 + = 100
0,5 + (3 – 0,5) = 10,5 – (5 + 2,5) =
12
12
7 25 – 4 25 = 1
1 4 7
× (15 7 8)
3 4
+
1 4
)=
1
42 : 4 =
(8 –
12 × 15 : 5 =
25 : (15,8 – 10,8) =
230 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
<! 0! '!
lengte = 10 cm, breedte = 4 cm, oppervlakte =
1 8
CXL =
2
× 16 =
cm2
Reken de gemiddelde snelheid per uur van de twee fietsers uit. benodigde tijd
afstand
fietser A
8 uur
240 km
km/u
fietser B
10 uur
240 km
km/u
Reken het aantal nog te rijden km uit van een tocht van 240 km. afgelegde kilometers
gemiddelde snelheid
nog te rijden kilometers
41 km
km
170 km
km
179 km
km
Reken het deel en het percentage van de medailles uit. deel of %. Van de 30 gouden medailles behaalde Duitsland er 10. Dat is het Van de 30 zilveren medailles behaalde Nederland er 5. Dat is het deel of %. Van de 30 bronzen medailles behaalde Nederland er 6. Dat is het deel of %.
Reken uit. In totaal zijn er 90 medailles te verdienen. Daarvan behaalt Zweden er 6. Welk deel is dat? deel
Reken het deel en percentage uit. Op een camping met 120 vakantiehuisjes zijn er 80 verhuurd. Dat is het deel = %.
Reken het deel en percentage uit. Op een camping zijn 800 kampeerplaatsen. In het hoogseizoen zijn ze allemaal bezet. Ze zijn dan voor
% bezet.
In de meivakantie zijn er 200 plaatsen bezet. Dat is het deel =
%.
Reken het deel en percentage uit. Van de 800 kampeerplaatsen zijn 100 plaatsen bezet door tenten en 700 plaatsen door caravans. Welk deel van de kampeerplaatsen is bezet door tenten? Dat is het deel = %.
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 231
19
Naam:
Maatwerk
Maak gelijknamig en reken uit.
%PWNIRMIXMRÁÁROIIVOYRXEJXVIOOIR 1EEOHIFVIYOIRIIVWXKIPMNOREQMK ;MWWIPIIRFVIYOMRZSSVIIRLIPIEPWHEXRSHMKMW 1
2
3
4
3
9
2
3
1
3
1
4
7
4
3
1
76 – 33 = 7 6 – 3 6 = 6 6 – 3 6 = 3 6 = 3 2 810 – 5 5 = 4 8 – 216 = 95 – 44 = 33 – 24 = 1
43 –
7 9
=
Maak van de gewone breuken decimale getallen.
&MNXMIRHIRIIRGMNJIVEGLXIVHIOSQQE &MNLSRHIVHWXIRX[IIGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE &MNHYM^IRHWXIRHVMIGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE
1 10
=
1 5
=
10
=
1 100
=
1 8
= 1000 =
3 10
=
2 5
=
10
=
7 100
=
3 4
= 1000 =
7 10
=
3 5
=
10
=
21 100
=
5 8
= 1000 =
9 10
=
4 5
=
10
=
27 100
=
9 10
=
0,1
Decimale getallen verdelen en getallen samenvoegen. 987,65 = 900 + 80 + 7 + 0,6 + 0,05
800 + 90 + 8 + 0,01 =
654,32 =
700 + 80 + 7 + 0,02 =
102,34 =
600 + 60 + 6 + 0,03 =
567,89 =
500 + 40 + 5 + 0,04 =
232 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
=
Schrijf als decimaal getal. 7 10
=
1 5
=
0,7
3 5
=
1 8
=
1 20
=
3 10
=
1 4
=
7 8
=
9 20
=
3 50
=
Maak de getallenlijn af met breuken, procenten en decimale getallen. 1 5
0
2
5
1
0%
0
0,2
1,0
1
15
2
120%
200%
1,2
2,0
Reken de procenten uit.
1EEOZERHIFVIYOIIVWXLSRHIVHWXIR IRWGLVMNJHEEVREHITVSGIRXIRST
9 10
=
8 10
= 90%
1 5
=
=
1 4
=
=
=
=
2 5
=
=
3 4
=
=
1 2
=
=
3 5
=
=
3 10
=
=
1 10
=
=
4 5
=
=
7 10
=
=
90 100
Reken uit.
6IOIRIIVWX YMXIRHERZIVQIRMKZYPHMKIR
10% van 700 = 10 × 7 = 70
25% van 800 =
20% van 500 = 20 ×
50% van 900 =
40% van 400 = 40 ×
75% van 1000 =
80% van 600 = 80 ×
35% × 700 =
Reken uit met de procenten als breuk. 10% van 600 =
1 10
× 600 = 60
20% van 1000 = 25% van 1200 = 50% van 1500 = 75% van 400 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 233
Reken uit. 1 4%
van € 400,00 =
3 4%
van € 400,00 =
1 5%
van € 1000,00 =
3 5%
van € 1000,00 =
4 5%
van € 1000,00 =
1 4
× € 4,00 = € 1,00
Reken het deel en het percentage uit.
5 van de 20
;IIXNILIXRSK# ZERHI! HIIP ZER ! HIIPZER !
5
1 4
deel van 100% =
%
12
1 3
deel van 100% =
%
15
1 4
deel van 100% =
%
11
1 5
deel van 100% =
%
= 20 deel van 100% =
12 van de 36 = 36 deel van 100% = 15 van de 60 = 60 deel van 100% = 11 van de 55 = 55 deel van 100% =
20 van 100 = deel = deel = % 5 van 100 = deel = deel = % 300 van 600 = deel = deel = % 20 van 200 = deel = deel = % 25 van 125 = deel = deel = %
234 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
19
Naam:
Meesterwerk
Maak van de procenten gewone breuken. 1
1
16 3 % =
1
14 7 % =
1
28 7 % =
87 2 % =
1
11 9 % =
100% =
22 9 % =
10% = 10
40% =
12 2 % =
30% =
60% =
37 2 % =
70% =
80% =
62 2 % =
90% =
25% =
20% =
75% =
2
5% =
2
22% =
4
72% =
1
911% =
2
4% =
1
1
1
Reken uit en plaats de letter bij het antwoord in het goede vakje.
9MXHIIIVWXIWSQOSQX (MXERX[SSVHWXEEXFMNHIT .I^IXHITMRZEONI 14
1 8
70% van 200 =
15
66
3
70% van 300 =
16 87 2 % van 640 =
4
90% van 200 =
17 100% van 100 =
5
20% van 2500 =
18 125% van 300 =
6
40% van 2500 =
19 16 3 % van 540 =
7
80% van 3000 =
20
8
25% van 1600 =
21 150% van 280 =
9
50% van 90 =
22
10
75% van 1600 =
23 12 2 % van 240 =
11
12 2 % van 960 =
12
37 2 % van 720 =
13
62 2 % van 40 =
1
30% van 2000 =
2
3 10
× 2000 = 600
deel van 7200 = 2 3
% van 9 =
1
2
1 7
1 9
deel van 490 =
deel van 1800 = 1
1
24 33 3 % van 900 =
1
1
25 50% van 330 =
1
26 70% van 80 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 235
a p a i i m r e
500 600 500 1000 210 180 140 25
1
e n e n e k r n
120 2400 120 270 45 1200 400 900
t e t p m e e
100 600 90 375 6 200 560
n r n t c e o
30 90 56 300 420 165 70
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
p 14
Reken uit.
87 × 83 = 29
¢£
57 × 92 = 19
76 × 72 = 57
95 × 52 = 65
42 × 96 = 28
84 × 88 = 66
49 × 568 = 71
408 × 36 = 68
252 × 63 = 42
432 × 94 = 47
187 × 96 = 48
236 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
1EEOZERHIXIPPIV ÁÁRKIXEPIRKE HEEVREHIPIR
Reken uit en vul de tabellen in. ×
24
48
1 4 1 6
72
×
18
3 4
48
54
72
5 6
16
1 8
24
100
7 8
15
63
Reken uit. Werk van links naar rechts.
,IXERX[SSVHZERHIWSQMW QMW LIXFIKMRZERHIZSPKIRHI HI
625 – 285 = 340 ➔ 340 – 76 = 264 ➔ 264 : 12 = 996 + 678 = 2454 – 789 = 4415 – 1749 =
➔ ➔ ➔
22 ➔ 22 × 79 = 1738
– 729 =
➔
: 45 =
➔
× 99 =
: 45 =
➔
× 19 =
➔
× 58 =
– 458 =
➔
: 16 =
➔
× 39 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 237
1
Naam:
Kopieerblad bij Blokafsluiting blok 6 Truc 1 Neem als voorbeeld he t getal 812. Het omgekeerde is 21 8. Trek 218 van 812 af: 812 218 − 594 Bij aftrekkingen van ge tallen van 3 cijfers die elkaars omgekeerde zijn, heeft de uitkomst als middels te cijfer de 9. En de twee buitenste cijfers zijn samen 9. Neem het omgekeerd e van 594: dat is 495. Tel bij elkaar op: 594 495 + 1089 Het laatste cijfer wordt bij het eerste cijfer op geteld: samen dus 9. Het middelste cijfer bij het middelste cijfer opgeteld is 9 + 9 = 18. Je schrijft alleen de 8 op en ontho udt de 1. Het eerste cijfer bij he t laatste cijfer opgetel d is weer 9. Daarbij komt nog 1 va n het onthouden, same n 10.
Truc 2 4. de getallen 1, 2, 3, 7, 8). In de eerste rij staan aal plus 4 (dus 5, 6, em all die getallen, an sta rij , 12). de ee 11 , tw In de us 9, 10 n, allemaal plus 8 (d lle ta ge die an sta , 15, 16). In de derde rij l plus 12 (dus 13, 14 aa em all n, lle ta ge die In de vierde rij staan cirkeld, is de ies één getal hebt om ec pr lom ko e elk en Omdat je uit elke rij 34. + 4) + (4 + 8 + 12) = 3 + som altijd (1 + 2 Truc 3 Verplaats de rondjes zo :
238 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
Truc 4 ort’. tallen van dezelfde ‘so In elke beker zijn de ge samen 7. de buitenste cijfers zijn en 6 is fer cij te els dd Beker 1: het mi fers zijn samen 8. is 9 en de buitenste cij fer cij te els dd mi t he men 11. Beker 2: buitenste cijfers zijn sa de en 5 is fer cij te els te cijfers Beker 3: het midd drie op, zijn de middels de t tel je en st kie tal n ge Als je uit elke beker éé dus 2 honderdtallen. Dat zijn 20 tientallen, . 20 = 5 + 9 + 8 + 11 = 26. 6 n: me sa tallen is gelijk aan 7 + erd nd ho en en ed nh n ee De som van de aantalle elste cijfers: dat is 28. len bij op van de midd tal erd nd ho te kiezen en 2 de ar da l Te iedere beker één getal uit or do jgt kri je t da s 4 cijfer tallen 28. Dus: bij het getal van l eenheden en honderd nta aa l aa tot t he is , len t die bij elkaar op te tel van 2 cijfers, krijg je he splitst in twee getallen op nu s fer cij len 4 tal n va erd tal 17 hond Als je het ge . Bijvoorbeeld: 1711 = en ed nh ee l nta aa t he aantal honderdtallen en telt krijg je 28! de 11 weer bij elkaar op en 17 de je Als . en en 11 eenhed
Truc 5 ar buiten: vast en trek zachtjes na Houd het papiertje zo
tstuk er wel doorheen!
Zo kan het 50-eurocen
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 239
17
Naam:
Toets 1 - Antwoorden
Maak gelijknamig en tel op en trek af. 5
1 2
+
5 8
=
5
6
2 5
+
1 3
=
6 5 6 15 + 15 = 6 11 15
3
1 5
+2
1 4
= 3 20 + 2 20 = 5 20
7
2 3
+2
4 5
= 7 15 + 2 15 = 9 15 = 10 15
4
1 3
+8
1 6
= 4
4 8
+
5 8
4
5
10
12
2 6
9 8
=5
+8
1 6
=6
1 8
9
22
= 12
3 6
7
1 2
= 12
3 7
–1
2 3
= 6 21 – 1 21 = 5 21 – 1 21 = 4 21
7
3 5
–5
2 6
= 7 – 5 30 = 2 30 = 2 15
8
1 2
– 2 12 = 8 12 – 2 12 = 7 12 – 2 12 = 5 12
9
2 9
–3
1 2
= 9 18 – 3 18 = 8 18 – 3 18 = 5 18
5
1 3
–4
3 5
= 5 15 – 4 15 = 4 15 – 4 15 = 15
9
14
30
10
7
8
14
16
4
6
7
18
7
11
4
9
22
9
13
5
9
20
9
11
Reken de procenten uit. 3 4
=
75 %
2 3
=
66 23 %
7 8
=
87 12 %
4 5
=
80 %
7 20
=
35 %
5 8
=
62 12 %
3 8
=
37 12 %
2 5
=
40
3 20
=
15 %
3 10
=
30 %
%
Reken op twee manieren uit. som
met gewone procenten
50% van 500
50 × 5 = 250
1 2
× 500 = 250
75% van 800
75 × 8 = 600
3 4
× 800 = 600
1 3
× 600 = 200
1
33 3 % van 600
33
1
12 2 % van 1600
12
1
37 2 % van 800
37
1 3 1 2 1 2
1 8
× 16 = 200
60% van € 250,00
60 × € 2,50 = € 150,00 87
1 2
× 1600 = 200
3 8
× 8 = 300
20 × € 1,50 = € 30,00
1
met procenten als breuk
× 6 = 200
20% van € 150,00
87 2 % van € 400,00
6
1 5
× €4,00 = € 350,00
40% van € 350,00
40 × € 3,50 = € 140,00
25% van € 120,00
25 × € 1,20 = € 30,00
× 800 = 300
× € 150,00 = € 30,00
3 5
× € 250,00 = € 150,00
7 8
× € 400,00 = € 350,00
2 5
× € 350,00 = € 140,00
1 4
× € 120,00 = € 30,00
Schrijf als decimaal getal. 3 10
=
0,3
4 5
=
0,8
5 8
=
0,625
3 20
=
0,15
7 10
=
0,7
2 5
=
0,4
3 4
=
0,75
3 8
=
0,375
7 20
=
0,35
1 50
=
0,02
240 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
Maak de getallenlijn af met breuken, decimale getallen en procenten. 0
5
1
5
2
5
3
5
4
1,0
1 1 5
2 1 5
3 1 5
4 1 5
2,0
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
1,8
2,0
(breuken) (decimale) (procenten)
0% 20%
40%
60%
80% 100% 120% 140% 160% 180% 200%
Verdeel de decimale getallen en voeg ze samen. 167,19 = 100 + 60 + 7 + 0,1 + 0,09
500 + 30 + 9 + 0,06 = 539,06
845,22 = 800 + 40 + 5 + 0,2 + 0,02
400 + 40 + 8 + 0,05 = 448,05
633,54 = 600 + 30 + 3 + 0,5 + 0,04
300 + 50 + 7 + 0,04 = 357,04
897,65 = 800 + 90 + 7 + 0,6 + 0,05
200 + 60 + 6 + 0,03 = 266,03
765,17 = 700 + 60 + 5 + 0,1 + 0,07
100 + 70 + 5 + 0,02 = 175,02
Reken uit.
1EEOZERHIFVIYOIR IIVWXHIGMQEPIKIXEPPIR
1
8 2 % van € 600 = 8,5 × € 6 = € 51,00
5
4 4 % van € 400 = 4,25 × € 4 = € 17,00
3
8 4 % van € 100 = 8,75 × € 1 = € 8,75
1
5 4 % van € 800 = 5,25 × € 8 = € 42,00
3
2 4 % van € 400 = 2,25 × € 4 = € 9,00
7 4 % van € 800 = 7,25 × € 8 = € 58,00 3 8 % van € 400 = 3,625 × € 4 = € 14,50 5 4 % van € 300 = 5,75 × € 3 = € 17,25 1 5 % van € 500 = 1,2 × € 5 = € 6,00 7 4 % van € 200 = 7,75 × € 2 = € 15,50
1
1
3
1
1
Reken het deel en het percentage uit. 5 van de 25 =
5 25
=
1 5
= 20%
10 van 100 =
10 100
1 = 10 = 10%
15 van de 45 =
15 45
=
1 3
= 33 13 %
2 van 100 =
2 100
1 = 50 = 2%
20 van de 80 =
20 80
=
1 4
= 25%
200 van 400 =
200 400
=
15 van de 90 =
15 90
=
1 6
= 16 23 %
20 van 500 =
20 500
1 = 25 = 4%
11 van de 88 =
11 88
=
1 8
= 12 12 %
25 van 200 =
25 200
=
1 2
1 8
= 50%
= 12 12 %
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 241
18
Naam:
Toets 2 - Antwoorden
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. 90 000 + 1900 = 91 900 431 – 35 =
3 × (12 500 + 7500) = 60 000
396
100 000 – 5 = 99 995
5000 : 125 =
90 000 + 3900 = 93 900
(25 + 35) × 40 = 2400
90 000 + 39 = 90 039
4 × 1250 = 5000
40
Maak de sommen over geld, meten en tijd. 12 boeken à € 15,00 = € 1 8
× € 400,- = €
50,-
1 3
× € 0,75 = €
0,25
180,00
1 72
750 dm
2
m =
2
200 cm2
2 dm2 = 1 8
km =
125 m
1
15:15 uur = kwart over 3
1500 g
1 2 kg =
Maak de sommen met breuken en decimale getallen. 6
1 4
=
6
3 4
3
3 100
:3= 4 =2 4
1 5
= 0,2
1 2
+
1 3
3000
25 4 9
1
5
= 6
7
4 5
700 10 = 700,7 7×3
3 4
10 =
50 5
5= 11
21
1
= 21 4 = 26 4
60 12
9 1000
= 3000,009
= 0,8
9,09 + 90,91 = 100
10,5 – (5 + 2,5) = 3 24
9
1
7 25 – 4 25 = 2 25 1
= 3,03
0,5 + (3 – 0,5) = 3
12
<! 0! '!
lengte = 10 cm, breedte = 4 cm, oppervlakte =
140
CXL =
10
500 : (125 – 75) =
1 4 7
× (15 7 8)
3 4
+
1 4
)=4
1
42 : 4 = 8 =1 8
(8 –
12 × 15 : 5 = 36
25 : (15,8 – 10,8) = 5
242 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
× 16 = 0
40 cm2
Reken de gemiddelde snelheid per uur van de twee fietsers uit. benodigde tijd
afstand
gemiddelde snelheid
fietser A
8 uur
240 km
30 km/u
fietser B
10 uur
240 km
24 km/u
Reken het aantal nog te rijden km uit van een tocht van 240 km. afgelegde kilometers
nog te rijden kilometers
41 km
199 km
170 km
70 km
179 km
61 km
Reken het deel en het percentage van de medailles uit. 10
1
1
5
1
2
6
1
Van de 30 gouden medailles behaalde Duitsland er 10. Dat is het 30 = 3 deel of 33 3 %. Van de 30 zilveren medailles behaalde Nederland er 5. Dat is het 30 = 6 deel of 16 3 %. Van de 30 bronzen medailles behaalde Nederland er 6. Dat is het %. 30 = 5 deel of 20
Reken uit. In totaal zijn er 90 medailles te verdienen. Daarvan behaalt Zweden er 6. 6 1 Welk deel is dat? 90 = 15 deel
Reken het deel en percentage uit. Op een camping met 120 vakantiehuisjes zijn er 80 verhuurd. 80 2 2 Dat is het 120 = 3 deel = 66 3 %.
Reken het deel en percentage uit. Op een camping zijn 800 kampeerplaatsen. In het hoogseizoen zijn ze allemaal bezet. Ze zijn dan voor 100 % bezet. 200
1
In de meivakantie zijn er 200 plaatsen bezet. Dat is het 800 = 4 deel = 25 %.
Reken het deel en percentage uit. Van de 800 kampeerplaatsen zijn 100 plaatsen bezet door tenten en 700 plaatsen door caravans. Welk deel van de kampeerplaatsen is bezet door tenten? 700
1
1
Dat is het 800 = 8 deel = 12 2 %.
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 243
19
Naam:
Maatwerk - Antwoorden
Maak gelijknamig en reken uit.
%PWNIRMIXMRÁÁROIIVOYRXEJXVIOOIR 1EEOHIFVIYOIRIIVWXKIPMNOREQMK ;MWWIPIIRFVIYOMRZSSVIIRLIPIEPWHEXRSHMKMW 1
2
1
3
4
3
8
13
8
5
3
9
6
9
22
9
13
2
3
8
15
28
15
13
1
3
4
9
16
9
4
7
4
3
1
76 – 33 = 7 6 – 3 6 = 6 6 – 3 6 = 3 6 = 3 2 1
810 – 5 5 = 8 10 – 5 10 = 7 10 – 5 10 = 2 10 = 2 2 4 8 – 216 = 4 16 – 2 16 = 3 16 – 2 16 = 1 16 9 5 – 4 4 = 9 20 – 4 20 = 8 20 – 4 20 = 4 20 7
3 3 – 2 4 = 3 12 – 2 12 = 2 12 – 2 12 = 12 1
43 –
7 9
3
= 49 –
7 9
= 3 12 9 –
7 9
= 3 59
Maak van de gewone breuken decimale getallen.
&MNXMIRHIRIIRGMNJIVEGLXIVHIOSQQE &MNLSRHIVHWXIRX[IIGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE &MNHYM^IRHWXIRHVMIGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE
1 10
=
0,1
1 5
=
2 10
=
0,1
1 100
=
0,01
1 8
= 1000 =
125
0,125
3 10
=
0,3
2 5
=
4 10
=
0,4
7 100
=
0,07
3 4
= 1000 =
750
0,750
7 10
=
0,7
3 5
=
6 10
=
0,6
21 100
=
0,21
5 8
= 1000 =
625
0,625
9 10
=
0,9
4 5
=
8 10
=
0,8
27 100
=
0,27
9 10
= 1000 =
900
Decimale getallen verdelen en getallen samenvoegen. 987,65 = 900 + 80 + 7 + 0,6 + 0,05
800 + 90 + 8 + 0,01 = 898,01
654,32 = 600 + 50 + 4 + 0,3 + 0,02
700 + 80 + 7 + 0,02 = 787,02
102,34 = 100 + 2 + 0,3 + 0,04
600 + 60 + 6 + 0,03 = 666,03
567,89 = 500 + 60 + 7 + 0,8 + 0,09
500 + 40 + 5 + 0,04 = 545,04
244 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
0,900
Schrijf als decimaal getal. 7 10
=
0,7
3 5
=
1 5
=
0,2
1 4
= 0,25
1 8
= 0,125
1 20
= 0,05
3 10
=
7 8
= 0,875
9 20
= 0,45
3 50
= 0,06
0,3
Maak de getallenlijn af met breuken, procenten en decimale getallen. 1 5
0
0,6
2
5
3
4
5
5
1
1
2 1 5
15
3 1 5
4 1 5
2
0% 20%
40%
60%
80% 100% 120% 140% 160% 180% 200%
0
0,4
0,6
0,8
0,2
1,0
1,4
1,2
1,6
1,8
2,0
Reken de procenten uit.
1EEOZERHIFVIYOIIVWXLSRHIVHWXIR IRWGLVMNJHEEVREHITVSGIRXIRST
9 10
=
90 100
= 90%
1 5
=
20 100
= 20%
1 4
=
25 100
= 25%
8 10
=
80 100
= 80%
2 5
=
40 100
= 40%
3 4
=
75 100
= 75%
1 2
=
50 100
= 50%
3 5
=
60 100
= 60%
3 10
=
30 100
= 30%
1 10
=
10 100
= 10%
4 5
=
80 100
= 80%
7 10
=
70 100
= 70%
Reken uit.
6IOIRIIVWX YMXIRHERZIVQIRMKZYPHMKIR
10% van 700 = 10 × 7 = 70
25% van 800 = 25 × 8 = 200
20% van 500 = 20 × 5 = 100
50% van 900 = 50 × 9 = 450
40% van 400 = 40 × 4 = 160
75% van 1000 = 75 × 10 = 750
80% van 600 = 80 × 6 = 480
35% × 700 = 35 × 7 = 245
Reken uit met de procenten als breuk. 10% van 600 =
1 10
× 600 = 60
20% van 1000 =
1 5
× 1000 = 200
25% van 1200 =
1 4
× 1200 = 300
50% van 1500 =
1 2
× 1500 = 750
75% van 400 =
3 4
× 400 = 300
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 245
Reken uit. 1 4%
van € 400,00 =
1 4
× € 4,00 = € 1,00
3 4%
van € 400,00 =
3 4
× € 4,00 = € 3,00
1 5%
van € 1000,00 =
1 5
× € 10,00 = € 2,00
3 5%
van € 1000,00 =
3 5
× € 10,00 = € 6,00
4 5%
van € 1000,00 =
4 5
× € 10,00 = € 8,00
Reken het deel en het percentage uit.
5 van de 20
;IIXNILIXRSK# ZERHI! HIIP ZER ! HIIPZER !
5
1 4
deel van 100% = 25 %
12
1 3
deel van 100% = 33 3 %
15
1 4
deel van 100% = 25 %
11
1 5
deel van 100% = 20 %
= 20 deel van 100% =
12 van de 36 = 36 deel van 100% = 15 van de 60 = 60 deel van 100% = 11 van de 55 = 55 deel van 100% =
20
1
1
20 van 100 = 20% 100 deel = 5 deel = 5
1
5 % 5 van 100 = 100 deel = 20 deel = 300
1
50% 300 van 600 = 600 deel = 2 deel = 20
1
25
1
10% 20 van 200 = 200 deel = 10 deel = 20% 25 van 125 = 125 deel = 5 deel =
246 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
19
Naam:
Meesterwerk - Antwoorden
Maak van de procenten gewone breuken. 1
40% = 5
3
60% = 5
7
80% = 5
9
25% = 4
2
75% = 4
10% = 10 30% = 10 70% = 10 90% = 10 20% = 10
1
1
16 3 % = 6
1
3
14 7 % = 7
1
5
28 7 % = 7
87 2 % = 8
1
7
11 9 % = 9
100% = 1
22 9 % = 9
2
12 2 % = 8
3
37 2 % = 8
4
62 2 % = 8
1
3
2
1
5% = 20
2
1
22% = 40
4
2
72% = 40
1
1
911% = 11
2
2
4% = 25
1
1
1
1
3
1
1
1
Reken uit en plaats de letter bij het antwoord in het goede vakje.
9MXHIIIVWXIWSQOSQX (MXERX[SSVHWXEEXFMNHIT .I^IXHITMRZEONI 1
30% van 2000 =
3 10
× 2000 = 600
14
1 8
2
70% van 200 =
7 10
× 200 = 140
15
66
3
70% van 300 =
7 10
× 300 = 210
4
90% van 200 =
9 10
5
20% van 2500 =
6
1 8
× 7200 = 900
2 3
×9=6
16 87 2 % van 640 =
7 8
× 640 = 560
× 200 = 180
17 100% van 100 =
1 1
× 100 = 100
1 5
× 2500 = 500
18 125% van 300 =
40% van 2500 =
2 5
× 2500 = 1000
19 16 3 % van 540 =
7
80% van 3000 =
4 5
× 3000 = 2400
20
8
25% van 1600 =
1 4
× 1600 = 400
21 150% van 280 =
9
50% van 90 =
1 2
× 90 = 45
22
10
75% van 1600 =
3 4
× 1600 = 1200
23 12 2 % van 240 =
11
12 2 % van 960 =
1
1 8
× 960 = 120
12
37 2 % van 720 =
1
3 8
13
62 2 % van 40 =
1
5 8
deel van 7200 = 2 3
% van 9 =
1
2
1 7
1 9
deel van 490 =
1 14 × 300 = 375 1 6
× 540 = 90
1 7
× 490 = 70
1 12 × 280 = 420 1 9
× 1800 = 200
1
1 8
× 240 = 30
24 33 3 % van 900 =
1
1 3
× 900 = 300
× 720 = 270
25 50% van 330 =
1 2
× 330 = 165
× 40 = 25
26 70% van 80 =
7 10
deel van 1800 =
× 80 = 56
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 247
a p a i i m r e
500 600 500 1000 210 180 140 25
e n e n e k r n
120 2400 120 270 45 1200 400 900
t e t p m e e
100 600 90 375 6 200 560
n r n t c e o
30 90 56 300 420 165 70
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
p
r
i
m
a
i
n
r
e
k
e
n
e
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
n
m
e
t
p
r
o
c
e
n
t
e
n
Reken uit.
87 × 83 = 29
¢£
57 × 92 = 276 19
76 × 72 = 96 57
95 × 52 = 76 65
42 × 96 = 144 28
84 × 88 = 112 66
49 × 568 = 392 71
408 × 36 = 216 68
252 × 63 = 378 42
432 × 94 = 864 47
187 × 96 = 374 48
248 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
1EEOZERHIXIPPIV ÁÁRKIXEPIRKE HEEVREHIPIR
Reken uit en vul de tabellen in. ×
24
48
72
96
120
×
24
48
72
96
120
1 4
6
12
18
24
30
3 4
18
36
54
72
90
1 6
4
8
12
16
20
5 6
20
40
60
80
100
1 8
3
6
9
12
15
7 8
21
42
63
84
105
Reken uit. Werk van links naar rechts.
,IXERX[SSVHZERHIWSQMW QMW LIXFIKMRZERHIZSPKIRHI HI
625 – 285 = 340 ➔ 340 – 76 = 264 ➔ 264 : 12 =
22 ➔ 22 × 79 = 1738
996 + 678 = 1674 ➔ 1674 – 729 = 945 ➔ 945 : 45 = 2454 – 789 = 1665 ➔ 1665 : 45 =
21 ➔ 21 × 99 = 2079
37 ➔ 37 × 19 = 703 ➔ 703 × 58 = 40 774
4415 – 1749 = 2666 ➔ 2666 – 458 = 2208 ➔ 2208 : 16 = 138 ➔ 138 × 39 = 5382
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 249
1
Naam:
Kopieerblad bij Blokafsluiting blok 6 Truc 1 Neem als voorbeeld he t getal 812. Het omgekeerde is 21 8. Trek 218 van 812 af: 812 218 − 594 Bij aftrekkingen van ge tallen van 3 cijfers die elkaars omgekeerde zijn, heeft de uitkomst als middels te cijfer de 9. En de twee buitenste cijfers zijn samen 9. Neem het omgekeerd e van 594: dat is 495. Tel bij elkaar op: 594 495 + 1089 Het laatste cijfer wordt bij het eerste cijfer op geteld: samen dus 9. Het middelste cijfer bij het middelste cijfer opgeteld is 9 + 9 = 18. Je schrijft alleen de 8 op en ontho udt de 1. Het eerste cijfer bij he t laatste cijfer opgetel d is weer 9. Daarbij komt nog 1 va n het onthouden, same n 10.
Truc 2 4. de getallen 1, 2, 3, 7, 8). In de eerste rij staan aal plus 4 (dus 5, 6, em all die getallen, an sta rij , 12). de ee 11 , tw In de us 9, 10 n, allemaal plus 8 (d lle ta ge die an sta , 15, 16). In de derde rij l plus 12 (dus 13, 14 aa em all n, lle ta ge die In de vierde rij staan cirkeld, is de ies één getal hebt om ec pr lom ko e elk en Omdat je uit elke rij 34. + 4) + (4 + 8 + 12) = 3 + som altijd (1 + 2 Truc 3 Verplaats de rondjes zo :
250 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6
Truc 4 ort’. tallen van dezelfde ‘so In elke beker zijn de ge samen 7. de buitenste cijfers zijn en 6 is fer cij te els dd Beker 1: het mi fers zijn samen 8. is 9 en de buitenste cij fer cij te els dd mi t he men 11. Beker 2: buitenste cijfers zijn sa de en 5 is fer cij te els te cijfers Beker 3: het midd drie op, zijn de middels de t tel je en st kie tal n ge Als je uit elke beker éé dus 2 honderdtallen. Dat zijn 20 tientallen, . 20 = 5 + 9 + 8 + 11 = 26. 6 n: me sa tallen is gelijk aan 7 + erd nd ho en en ed nh n ee De som van de aantalle elste cijfers: dat is 28. len bij op van de midd tal erd nd ho te kiezen en 2 de ar da l Te iedere beker één getal uit or do jgt kri je t da s 4 cijfer tallen 28. Dus: bij het getal van l eenheden en honderd nta aa l aa tot t he is , len t die bij elkaar op te tel van 2 cijfers, krijg je he splitst in twee getallen op nu s fer cij len 4 tal n va erd tal 17 hond Als je het ge . Bijvoorbeeld: 1711 = en ed nh ee l nta aa t he aantal honderdtallen en telt krijg je 28! de 11 weer bij elkaar op en 17 de je Als . en en 11 eenhed
Truc 5 ar buiten: vast en trek zachtjes na Houd het papiertje zo
tstuk er wel doorheen!
Zo kan het 50-eurocen
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 6 251
17
Naam:
Toets 1
Waar ligt het getal tussen? Schrijf die getallen op. tussen welke helen?
tussen welke tienden?
tussen welke honderdsten?
15,672
15,672
15,672
38,915
38,915
38,915
3,798
3,798
3,798
19,207
19,207
19,207
Laat de overbodige nullen weg. 040,05 =
030,040 =
600,70 =
500,600 =
008,09 =
007,008 =
001,20 =
009,100 =
700,07 =
700,700 =
Rond af op twee cijfers achter de komma. 32,2045 wordt ≈
66,2012 wordt ≈
45,9565 wordt ≈
27,3503 wordt ≈
76,9999 wordt ≈
38,9494 wordt ≈
98,2345 wordt ≈
49,4585 wordt ≈
80,9876 wordt ≈
50,9676 wordt ≈
Verdubbelen en halveren. halveren 0,5 verdubbelen
252 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
800,15
208,8
60,9
7
Reken uit. 100 × 25,25 =
1 10
239 : 100 =
37 : 10 =
10 × 3,156 =
12 : 100 =
1000 × 0,16 =
46,3 : 100 =
1 10
10 × 8,8 =
× 2,15 =
× 77,05 =
Tel op en trek af. 146,75 + 13,54 =
16,38 – 3,77 =
130,47 + 88,62 =
115,6 – 17,81 =
575,34 + 100,2 =
16,83 – 2,98 =
115,6 + 16,09 =
136,9 – 42,36 =
13,51 + 17,8 =
183,5 – 16,09 =
Maak de sommen. Deel door achter de komma. 49,6 × 0,8 =
21 : 16 =
0,58 × 0,85 =
3,5 : 8 =
1,75 × 0,7 =
58,24 : 28 =
12,85 × 1,4 =
14,336 : 0,56 =
13,5 × 0,16 =
29,470 : 3,5 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 253
18
Naam:
Toets 2
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. 2005 + 355 =
11 × 25 =
10 000 + 55 000 =
8 × 12
1000 – 725 =
7575 : (95 – 20) =
100 000 – 5 =
3500 : 2 =
100 000 – 5000 =
90 × (5 +120) =
1 2
=
Maak de sommen over geld, meten en tijd. 3 m2 =
3 × € 2,50 = 6 × € 2 × € 1,50 =
dm2
2 dm2 =
× € 0,75
cm2
lengte = 5 m, breedte = 5 m, 5 × € 0,75 = € × € 2,00 = €
1 8
km =
m
de helft van € 25 = €
1 2
m2 =
dm2
1
1 5
m2
oppervlakte =
1e kwartaal van een schrikkeljaar = 1 2
jaar =
kwartalen =
dagen
weken
MCDXII = XCVIII =
11:59 uur =
Maak de sommen over breuken, decimale getallen en procenten. 5 7
=
7
2 3
–
5 9
4×
3 6
=
6
2 3
:2=
4
10
5 6
:5=
1 5
+
1 6
1
1 2
+1
= 1 8
=
=
2170 1000
=
12,01 – 3 =
0,09 + 0,11 =
1% van 60 =
drie duizendste =
4% van 60 =
11 100
1 100
=
254 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
=
Reken uit.
In een laan staan 150 kastanjebomen. 50% is ziek. Hoeveel bomen zijn nog gezond?
bomen
Reken uit.
1 liter melk bestaat voor 3% uit vet. Hoeveel liter vet zit er in 5000 liter melk?
liter
Reken uit.
Iemand verdient € 3200. Hij krijgt een loonsverhoging van 5%. Wat is het nieuwe loon?
Reken uit.
In het kleine land Boela wonen 25 000 mensen. 20% kan lezen. Hoeveel mensen kunnen dat niet?
Reken uit.
Een bos met 2 000 000 bomen bestaat voor 12% uit dennen. Hoeveel dennen zijn dat?
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 255
Reken het percentage uit en vul in. Totaal aantal schepen: 4000. 1% =
schepen.
lading
aantal schepen
1
zand
1000
2
grind
800
3
bieten
600
4
graan
400
5
auto’s
200
6
rest
percentage
Zet de nummers 1 tot en met 6 van opdracht 9 in het goede deel van de cirkel.
256 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
19
Naam:
Maatwerk
Waar ligt het getal tussen? Schrijf die getallen op. tussen welke helen?
25
25,823
tussen welke tienden?
26
25,8
25,823
tussen welke honderdsten?
25,9
25,82
25,823
88,715
88,715
88,715
5,643
5,643
5,643
25,83
Laat de overbodige nullen weg. 10,10 = 10,1
005,500 = 5,5
090,08 =
090,010 =
8000,090 =
700,60 =
200,600 =
0100,200 =
005,04 =
003,004 =
0003,040 =
007,80 =
005,700 =
0050,800 =
Verdubbelen en halveren. halveren 31
0,90
71,1
6,5
15,44
verdubbelen
Rond af op honderdsten.
;ERRIIVNIEJVSRHXSTLSRHIVHWXIR !X[IIGMNJIVWEGLXIV HIOSQQE OMNONIREEVLIXGMNJIVHEXZSPKX -WHEXSJ➔HER[IKPEXIR -WHEXSJ➔HEROSQXIVÁÁRLSRHIVHWXIFMN
71,367 naar boven afronden. Het getal wordt 71,37. 71,362 naar beneden afronden. Het getal wordt 71,36. 7,1234 wordt ≈
40,9929 wordt ≈
26,3048 wordt ≈
40,9974 wordt ≈
38,1575 wordt ≈
93,7935 wordt ≈
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 257
Vermenigvuldigen en delen.
0,040
8 × 0,005 =
0,42 : 7 =
15,5 : 5 =
8 × 0,015 =
0,042 : 7 =
1,55 : 5 =
8 × 0,15 =
4,2 : 7 =
0,155 : 5 =
Reken uit.
¯! ¯➔OSQQEKEEXIIRTPEEXWREEVVIGLXW ¯! ¯➔OSQQEKEEXX[IITPEEXWIRREEVVIGLXW ¯! ¯➔OSQQEKEEXHVMITPEEXWIRREEVVIGLXW ! ➔OSQQEKEEXIIRTPEEXWREEVPMROW ! ➔OSQQEKEEXX[IITPEEXWIRREEVPMROW ! ➔OSQQEKEEXHVMITPEEXWIRREEVPMROW
5040,302 1000 ×
5 040 302
100 × 10 × 1× 1 10
×
1 100
×
1 1000
×
samen
Maak de sommen. Deel door achter de komma.
%PWNIHIIPXEPIRHIPIVZIVQIRMKZYPHMKXQIXSJHIIPXHSSV LIX^IPJHIKIXEPFPMNJXLIXERX[SSVH UYSXMÃRX LIX^IPJHI !!!! 3,75 × 7,5 =
6,25 : 2,5 =
6,25 × 62 =
3,75 : 15 =
12,5 × 12,5 =
49,42 : 70 =
8,75 × 8,75 =
0,63 : 9 =
258 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
102,03
19
Naam:
Meesterwerk
Reken uit. Werk nauwkeurig. 7,46 × 456
82,4 × 74,6
=
152 21,6 × 7,46
165 × 0,746
=
0,72
=
0,55
25 × 23,75
3,9 × 7,45
=
1,25
=
0,13
0,25 × 37,8
5,25 × 94,8
=
0,75
=
2,06
=
21
Verdubbelen en halveren. halveren
307,665 615,33
700,158
2002,78
60,098
180
4 9
verdubbelen
Rond af op duizendsten.
7XETOMNOFMNEJVSRHIRSTHYM^IRHWXIRREEVLIXZMIVHIGMNJIV EGLXIVHIOSQQE 7XETMWHEXIIRSJQIIVHERHIHYM^IRHWXIRSQLSSK -WHEXQMRHIVHERIIRHERHIHYM^IRHWXIR^SPEXIR
9,1234 wordt ≈
600,8929 wordt ≈
206,1048 wordt ≈
309,9972 wordt ≈
97,1571 wordt ≈
83,6735 wordt ≈
Verdeel de decimale getallen en voeg ze samen. 123,458 = 100 + 20 + 3 + 0,4 + 0,05 + 0,008
4000 + 500 + 60 + 7 + 0,03 + 0,009 =
678,912 =
1000 + 600 + 70 + 8 + 0,05 + 0,005 =
234,567 =
3000 + 700 + 80 + 9 + 0,07 + 0,006 =
789,121 =
7000 + 800 + 90 + 1 + 0,03 + 0,004 =
345,679 =
2000 + 900 + 10 + 2 + 0,02 + 0,006 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 259
OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP
IZ
Optellen en aftrekken. 5,64 +
=
19,24 – 0,78 =
8,92 +
=
9,67 – 0,98 =
2,73 +
=
6,53 – 0,63 =
3,88 +
=
10,44 – 1,85 =
4,64 +
=
7,76 – 2,97 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok
Reken uit. 8,884 m = 8 m + 8 dm + 8 cm + 4 mm
22,658 m =
m+
dm +
cm +
mm
80,175 m =
m+
dm +
cm +
mm
55,096 m =
m+
dm +
cm +
mm
8,459 km =
km +
hm +
dam +
m
0,823 km =
km +
hm +
dam +
m
7,064 km =
km +
hm +
dam +
m
6,405 km =
km +
hm +
dam +
m
Zet onder elkaar en trek drie keer hetzelfde getal eraf. 3,96 – 0,99 – 0,99 – 0,99
=
12,828 – 3,207
=
36,890 – 9,745
=
360,224 – 89,806
=
260 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
0,99
x
Naam:
Vind de valse nummers! Landcodes op eurobankbiljetten. Land
Codeletter land
Code land
Malta
F
2
Cyprus
G
1
Slovenië
H
9
Niet in gebruik
I
8
Estland
J
7
Slowakijke
K
6
Finland
L
5
Portugal
M
4
Oostenrijk
N
3
Niet in gebruik
O
2
Nederland
P
1
Niet in gebruik
Q
9
Luxemburg
R
0
Italië
S
7
Ierland
T
6
Frankrijk
U
5
Spanje
V
4
Denemarken
w
3
Duitsland
X
2
Griekenland
Y
1
België
Z
9
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 261
17
Naam:
Toets 1 - Antwoorden
Waar ligt het getal tussen? Schrijf die getallen op. tussen welke helen?
tussen welke tienden?
15
15,672
16
15,6
15,672
15,7
15,67
15,672
15,68
38
38,915
39
38,9
38,915
39,0
38,91
38,915
38,92
3
3,798
4
3,7
3,798
3,8
3,79
3,798
3,80
19
19,207
20
19,2
19,207
19,3
19,20
19,207
19,21
Laat de overbodige nullen weg. 040,05 =
40,05
030,040 = 30,04
600,70 =
600,7
500,600 = 500,6
008,09 =
8,09
007,008 = 7,008
001,20 =
1,2
009,100 = 9,1
700,07 = 700,07
tussen welke honderdsten?
700,700 = 700,7
Rond af op twee cijfers achter de komma. 32,2045 wordt ≈
32,20
66,2012 wordt ≈
66,20
45,9565 wordt ≈
45,96
27,3503 wordt ≈
27,35
76,9999 wordt ≈
77,00
38,9494 wordt ≈
38,95
98,2345 wordt ≈
98,23
49,4585 wordt ≈
49,46
80,9876 wordt ≈
80,99
50,9676 wordt ≈
50,97
Verdubbelen en halveren. halveren
verdubbelen
0,25
400,075
104,4
30,45
3,5
0,5
800,15
208,8
60,9
7
1
1600,3
417,6
121,8
14
262 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
Reken uit. 100 × 25,25 = 2525
1 10
239 : 100 = 2,39
37 : 10 =
10 × 3,156 = 31,56
12 : 100 =
1000 × 0,16 = 160
46,3 : 100 =
1 10
10 × 8,8 =
× 2,15 = 0,215
3,7 0,12 0,463 88
Tel op en trek af. 146,75 + 13,54 = 160,29
16,38 – 3,77 =
130,47 + 88,62 = 219,09
115,6 – 17,81 =
575,34 + 100,2 = 675,54
16,83 – 2,98 =
115,6 + 16,09 = 131,69
136,9 – 42,36 =
13,51 + 17,8 =
7,705
× 77,05 =
31,31
12,61 97,79 13,85 94,54
183,5 – 16,09 = 167,41
Maak de sommen. Deel door achter de komma. 49,6 × 0,8 = 39,68
21 : 16 =
1,3125
0,58 × 0,85 = 0,493
3,5 : 8 =
0,4375
1,75 × 0,7 = 1,225
58,24 : 28 =
12,85 × 1,4 = 17,99
14,336 : 0,56 =
25,6
13,5 × 0,16 = 2,16
29,470 : 3,5 =
8,42
2,08
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 263
18
Naam:
Toets 2 - Antwoorden
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen.
2360
2005 + 355 =
65 000
10 000 + 55 000 =
100
=
101
3500 : 2 = 1750
95 000
100 000 – 5000 =
1 2
7575 : (95 – 20) =
99 995
100 000 – 5 =
8 × 12
275
1000 – 725 =
275
11 × 25 =
90 × (5 +120) = 11 250
Maak de sommen over geld, meten en tijd.
1,25
3 × € 2,50 = 6 × €
3 m2 =
4 × € 0,75
2 × € 1,50 =
300 dm2 200 cm2
2 dm2 =
lengte = 5 m, breedte = 5 m,
3,75
5 × € 0,75 = € 1
1 5
× € 2,00 = €
2,40
de helft van € 25 = €
12,50
91 dagen
1e kwartaal van een schrikkeljaar = 1 2
2 kwartalen = 26 weken
jaar =
11:59 uur =
25 m2
oppervlakte = 1 8
km =
125 m
1 2
m2 =
50 dm2
MCDXII =
1412
XCVIII =
98
1 minuut voor 12
Maak de sommen over breuken, decimale getallen en procenten. 5 7
=
33 7
4×
3 6
=
4
10
5 6
12 6
13 6
:5=
1 5
+
1 6
1
1 2
+1
=
=2 =2
11 30
1 8
5
=28
1 6
2 3
–
5 9
6
2 3
:2=
=
2170 1000
1 9 10 3
=3
1 3
= 2,17
12,01 – 3 = 9,01
0,09 + 0,11 = 0,20
1% van 60 =
0,6
drie duizendste = 0,003
4% van 60 =
2,4
11 100
1 100
= 0,11
264 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
= 0,01
Reken uit.
In een laan staan 150 kastanjebomen. 50% is ziek. Hoeveel bomen zijn nog gezond? 75 bomen
De som is 150 – 75 of de helft van 150.
Reken uit.
1 liter melk bestaat voor 3% uit vet. Hoeveel liter vet zit er in 5000 liter melk? 150 liter
De som is 3% van 5000 .
Reken uit.
Iemand verdient € 3200. Hij krijgt een loonsverhoging van 5%. Wat is het nieuwe loon? € 3360
De som is € 3200 + € 160,00.
Reken uit.
In het kleine land Boela wonen 25 000 mensen. 20% kan lezen. Hoeveel mensen kunnen dat niet? 20 000 mensen
De som is 25 000 – 5000 .
Reken uit.
Een bos met 2 000 000 bomen bestaat voor 12% uit dennen. Hoeveel dennen zijn dat? 240 000 dennen
De som is 12 % van 2 000 000.
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 265
Reken het percentage uit en vul in. Totaal aantal schepen: 4000. 1% = 40 schepen. lading
aantal schepen
percentage
1
zand
1000
25 %
2
grind
800
20 %
3
bieten
600
15 %
4
graan
400
10 %
5
auto’s
200
5%
6
rest
1000
25 %
Zet de nummers 1 tot en met 6 van opdracht 9 in het goede deel van de cirkel.
1 6 5 2
4 3
266 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
19
Naam:
Maatwerk - Antwoorden
Waar ligt het getal tussen? Schrijf die getallen op. tussen welke helen?
tussen welke honderdsten?
25
25,823
26
25,8
25,823
25,9
25,82
25,823
25,83
88
88,715
89
88,7
88,715
88,8
88,71
88,715
88,72
5
5,643
6
5,6
5,643
5,7
5,64
5,643
5,65
Laat de overbodige nullen weg. 10,10 = 10,1
005,500 = 5,5
090,08 = 90,08
090,010 = 90,01
8000,090 = 8000,09
700,60 = 700,6
200,600 = 200,6
0100,200 =
100,2
005,04 = 5,04
003,004 = 3,004
0003,040 =
3,04
007,80 = 7,8
005,700 = 5,7
0050,800 =
50,8
Verdubbelen en halveren. halveren
verdubbelen
tussen welke tienden?
15,5
0,45
35,55
3,25
7,72
31
0,90
71,1
6,5
15,44
62
1,80
142,2
13
30,88
Rond af op honderdsten.
;ERRIIVNIEJVSRHXSTLSRHIVHWXIR !X[IIGMNJIVWEGLXIV HIOSQQE OMNONIREEVLIXGMNJIVHEXZSPKX -WHEXSJ➔HER[IKPEXIR -WHEXSJ➔HEROSQXIVÁÁRLSRHIVHWXIFMN
71,367 naar boven afronden. Het getal wordt 71,37. 71,362 naar beneden afronden. Het getal wordt 71,36. 7,1234 wordt ≈ 7,12
40,9929 wordt ≈
40,99
26,3048 wordt ≈ 26,30
40,9974 wordt ≈
41,00
38,1575 wordt ≈ 38,16
93,7935 wordt ≈
93,79
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 267
Vermenigvuldigen en delen. 8 × 0,005 =
0,040
0,42 : 7 = 0,06
15,5 : 5 =
8 × 0,015 =
0,120
0,042 : 7 = 0,006
1,55 : 5 = 0,31
8 × 0,15 =
1,20
4,2 : 7 =
0,6
0,155 : 5 = 0,031
Reken uit.
¯! ¯➔OSQQEKEEXIIRTPEEXWREEVVIGLXW ¯! ¯➔OSQQEKEEXX[IITPEEXWIRREEVVIGLXW ¯! ¯➔OSQQEKEEXHVMITPEEXWIRREEVVIGLXW
! ➔OSQQEKEEXIIRTPEEXWREEVPMROW ! ➔OSQQEKEEXX[IITPEEXWIRREEVPMROW ! ➔OSQQEKEEXHVMITPEEXWIRREEVPMROW
5040,302
102,03
1000 ×
5 040 302
102 030
100 ×
504 030,2
10 203
10 ×
50 403,02
1020,3
1×
5040,302
102,03
1 10
×
504,0302
10,203
1 100
×
50,40302
1,0203
1 1000
×
5,040302
0,10203
5 600 334,95522
113 366,65533
samen
Maak de sommen. Deel door achter de komma.
%PWNIHIIPXEPIRHIPIVZIVQIRMKZYPHMKXQIXSJHIIPXHSSV LIX^IPJHIKIXEPFPMNJXLIXERX[SSVH UYSXMÃRX LIX^IPJHI !!!! 3,75 × 7,5 = 28,125 6,25 × 62 =
387,5
6,25 : 2,5 =
2,5
3,75 : 15 = 0,25
12,5 × 12,5 = 156,25
49,42 : 70 = 0,706
8,75 × 8,75 = 76,5625
0,63 : 9 = 0,07
268 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
3,1
19
Naam:
Meesterwerk - Antwoorden
Reken uit. Werk nauwkeurig. 7,46 × 456
82,4 × 74,6
= 22,38
152 21,6 × 7,46
165 × 0,746
= 223,8
0,72
3,9 × 7,45
= 475
1,25
= 223,5
0,13
0,25 × 37,8
5,25 × 94,8
= 12,6
0,75
23,7
=
21
Verdubbelen en halveren. halveren
307,665 615,33
verdubbelen
= 223,8
0,55
25 × 23,75
= 2984
2,06
1230,66
350,079
1001,39
30,049
700,158
2002,78
60,098
1400,316
4005,56
120,196
2 9
90 180
4 9
360
8 9
Rond af op duizendsten.
7XETOMNOFMNEJVSRHIRSTHYM^IRHWXIRREEVLIXZMIVHIGMNJIV EGLXIVHIOSQQE 7XETMWHEXIIRSJQIIVHERHIHYM^IRHWXIRSQLSSK -WHEXQMRHIVHERIIRHERHIHYM^IRHWXIR^SPEXIR 600,8929 wordt ≈
600,893
206,1048 wordt ≈ 206,105
309,9972 wordt ≈
309,997
97,1571 wordt ≈ 97,157
83,6735 wordt ≈
9,1234 wordt ≈
9,123
83,674
Verdeel de decimale getallen en voeg ze samen. 123,458 = 100 + 20 + 3 + 0,4 + 0,05 + 0,008
4000 + 500 + 60 + 7 + 0,03 + 0,009 = 4567,039
678,912 = 600 + 70 + 8 + 0,9 + 0,01 + 0,002
1000 + 600 + 70 + 8 + 0,05 + 0,005 = 1678,055
234,567 = 200 + 30 + 4 + 0,5 + 0,06 + 0,007
3000 + 700 + 80 + 9 + 0,07 + 0,006 = 3789,076
789,121 = 700 + 80 + 9 + 0,1 + 0,02 + 0,001
7000 + 800 + 90 + 1 + 0,03 + 0,004 = 7891,034
345,679 = 300 + 40 + 5 + 0,6 + 0,07 + 0,009
2000 + 900 + 10 + 2 + 0,02 + 0,006 = 2912,026
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 269
OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP OVERLOOP
JJ
Optellen en aftrekken. 5,64 + 7,39 =
13,03
19,24 – 0,78 =
8,92 + 8,48 =
17,40
9,67 – 0,98 = 8,69
2,73 + 9,57 =
12,30
6,53 – 0,63 = 5,90
3,88 + 6,75 =
10,63
10,44 – 1,85 = 8,59
4,64 + 5,86 =
10,50
7,76 – 2,97 = 4,79
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok
18,46
Reken uit. 8,884 m = 8 m + 8 dm + 8 cm + 4 mm 22,658 m = 22 m + 6 dm + 5 cm + 8 mm 80,175 m = 80 m + 1 dm + 7 cm + 5 mm 55,096 m = 55 m + 0 dm + 9 cm + 6 mm
8,459 km = 8 km + 4 hm + 5 dam + 9 m 0,823 km = 0 km + 8 hm + 2 dam + 3 m 7,064 km = 7 km + 0 hm + 6 dam + 4 m 6,405 km = 6 km + 4 hm + 0 dam + 5 m
Zet onder elkaar en trek drie keer hetzelfde getal eraf. 3,96 – 0,99 – 0,99 – 0,99
=
0,99
12,828 – 3,207 – 3,207 – 3,207
=
3,207
36,890 – 9,745 – 9,745 – 9,745
=
7,655
360,224 – 89,806 – 89,806 – 89,806 = 90,806
270 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7
x
Naam:
Vind de valse nummers! Landcodes op eurobankbiljetten. Land
Codeletter land
Code land
Malta
F
2
Cyprus
G
1
Slovenië
H
9
Niet in gebruik
I
8
Estland
J
7
Slowakijke
K
6
Finland
L
5
Portugal
M
4
Oostenrijk
N
3
Niet in gebruik
O
2
Nederland
P
1
Niet in gebruik
Q
9
Luxemburg
R
0
Italië
S
7
Ierland
T
6
Frankrijk
U
5
Spanje
V
4
Denemarken
w
3
Duitsland
X
2
Griekenland
Y
1
België
Z
9
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 7 271
17
Naam:
Toets 1
Reken uit. oude prijs
korting –
nieuwe prijs
huur
verhoging +
nieuwe huur
€ 400,-
6% = €
€
€ 416,-
7% = €
€
€ 37,50
10% = €
€
€ 568,-
6% = €
€
€ 315,-
20% = €
€
€ 635,-
5% = €
€
€ 380,-
40% = €
€
€ 820,-
4% = €
€
€ 400,-
15% = €
€
€ 916,-
3% = €
€
Reken de oppervlakte uit in dm2 en de inhoud in dm3 (= liters).
40 cm 100 cm
A
60 cm
80 cm
B
120 cm 120 cm
80 cm
60 cm
C
200 cm 100 cm
180 cm
D
80cm
E
80 cm
272 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
80 cm
30 cm
oppervlakte bodem
bak A
dm
liter
bak B
dm
liter
bak C
dm
liter
bak D
dm
liter
bak E
dm
liter
Reken de maten om. Maak gebruik van het schema. 0,15 hm =
m
0,25 ha =
1,255 kg =
g
7500 m2 =
750 cl =
l
50 dm =
m
250 cm =
inhoud
m
m2
2,5 l =
ha
cc dm3
750 cl =
3500 cm2 =
m2
125 cm3 =
8000 m2 =
hm2
85 hl =
350 cm2 =
dm2
150 cm3 =
l m3 l
In het schema staan vijf wereldrecords. Vul de tijden onder de tabel in. Hardlopen voor mannen op de 10 000 meter (in minuten en seconden).
tijd
atleet
nationaliteit
plaats
datum
(5) 30:58,80
Jean Bouin
Frankrijk
Parijs
16 november 1911
(4) 28:54,20
Emil Zátopek
Tsjechie
Brussel
1 juni 1954
(3) 27:38,40
Lasse Virén
Finland
München
3 augustus 1972
(2) 26:43,53
Haile Gebrselassie
Ethiopie
Hengelo
5 juni 1995
(1) 26:17,53
Kenenisa Bekele
Ethiopie
Brussel
26 augustus 2005
verschil 1 en 2 min/s
verschil 1 en 3 min/s
verschil 1 en 4
verschil 1 en 5
min/s
min/s
verschil 4 en 5 min/s
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 273
18
Naam:
Toets 2
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. 9,5 +
= 20
36 : 18 =
1000 – 0,5 =
5 × 0,65 =
2001 + 299 =
1000 : 8 =
7020 + 380 =
3,25 : 5 =
1000 – 0,8 =
18 × 26 = 36
Maak de sommen over geld, meten en tijd. 3 4
euro = €
7 × € 0,75 = € 1
2 5
× € 2,00 = €
deel van € 12,50 = €
3 4
jaar =
kwartalen =
m2
0,7 ha =
m2
lengte = 2 m, breedte = 2 m, oppervlakte = lengte = 4 m, breedte = 2,5 m, oppervlakte =
weken
MDCCXL = 11:59 uur = MCDXXII = XCIX =
Reken met breuken, decimale getallen en procenten. 1
5
één duizendste =
2 3
–
5 9
7 10 – 6 =
drie honderdsten =
6
2 3
:2=
1 5
+ 10 =
1
acht duizendsten =
0,08 + 0,16 =
4 5
– 10 =
7
0,09 + 0,11 =
10% =
deel
25% =
deel
2 10 – 10 = 9
1
9
10 10 – 9 10 =
dm2
lengte = 5 dm, breedte = 2 dm, oppervlakte =
de helft van € 75 = € 1 5
4 ha =
0,25 =
274 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
deel
=
m2 ca
Reken het aantal schepen per haven uit. haven 1
In haven 1 komen schepen.
Reken het aantal schepen per haven uit. haven 2
In haven 2 komen schepen.
Wat is de oppervlakte? Meet op en reken uit. De schaal is 1 : 20 000. A
Perceel A is
cm ×
cm =
hectare.
Wat is de oppervlakte? Meet en reken uit.
De schaal is 1 : 10 000. B
hectare.
Perceel B is
Vul de juiste windkracht in. Gebruik het schema. Schema met windsnelheden. windkracht
windsnelheid gemiddelde (km/u) snellheid afgerond op helen of halven
windkracht
windsnelheid gemiddelde snelheid (km/u) afgerond op helen of halven
1
1–5
3
7
50 – 61
55,5
2
6 – 11
8,5
8
62 – 74
68
3
12 – 19
15,5
9
75 – 88
81,5
4
20 – 28
24
10
89 – 102
95,5
5
29 – 38
33,5
11
103 – 117
110
6
39 – 49
44
12
118 of meer
>118
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 275
snelheid van de wind per uur
windkracht
snelheid van de wind per uur
112 km
35 km
60 km
125 km
12 km
79 km
windkracht
Vergelijk de windkrachten met elkaar. Ga daarbij uit van de gemiddelde snelheid per windkracht. Windkracht 6 is bijna
× zo snel/hard als windkracht 3.
Windkracht 8 is precies Windkracht 10 is bijna
× zo snel/hard als windkracht 2. × zo snel/hard als windkracht 4.
Windsnelheidstabel voor op het vaste land.
windkracht benaming (Beaufort)
windsnelheid (km/u)
herkenning
0
windstil
<1
Rook stijgt recht omhoog.
1
zwakke wind
1–5
Rookpluimen geven richting aan.
2
zwakke wind
6 – 11
Bladeren ritselen, wind voelbaar in het gezicht.
3
matige wind
12 – 19
Bladeren en twijgen voortdurend in beweging.
4
matige wind
20 – 28
Stof en papier dwarrelen op.
5
vrij krachtige wind
29 – 38
Takken maken zwaaiende bewegingen.
6
krachtige wind 39 – 49
Grote takken bewegen en hoed wordt afgeblazen.
7
harde wind
50 – 61
Bomen bewegen.
8
stormachtige wind
62 – 74
Twijgen breken af.
9
storm
75 – 88
Takken breken af, dakpannen waaien weg.
10
zware storm
89 – 102
Bomen worden ontworteld.
11
zeer zware storm
103 – 117
Uitgebreide schade aan bossen en gebouwen.
12
orkaan
> 118
Niets blijft meer overeind.
Schrijf op de goede plek: 17e eeuw en 20e eeuw.
1500
276 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
2000
19
Naam:
Maatwerk
Reken uit.
6IOIRIIVWXHIZIVLSKMRKIRHIOSVXMRKYMX (IZIVLSKMRKOSQXIVFMNIRHIOSVXMRKKEEXIVEJ
oude huur
verhoging
berekening verhoging
nieuwe huur
€ 350,00
2%
2 × € 3,50 = € 7,00
€
€ 625,00
3%
€
€ 850,00
4%
€
€ 420,00
4,5%
€
oude prijs
korting
berekening korting
nieuwe prijs
€ 120,00
10%
10 × € 1,20 = € 12,00
€
€ 320,00
15%
€
€ 400,00
20%
€
€ 480,00
25%
€
Bereken de oppervlakte van het grondvlak en de inhoud. oud.
&SY[HIIIVWXIX[IIWSQQIRREQIX1%&FPSONIW NIW (ISTTIVZPEOXIZERLIXKVSRHZPEOMWLIX^IPJHIEPW PW HMIZERLIXFSZIRZPEO ;IVOFMNSTTIVZPEOXIIRMRLSYHQIXKIPMNOIQEXIR IR
l
b
h
oppervlak grondvlak l×b
Inhoud l×b×h
3 cm
2 cm
1 cm
6 cm2
6 cm3
4 cm
3 cm
2 cm
cm2
cm3
30 cm
20 cm
20 cm
dm2
dm3 (liter)
40 cm
20 cm
15 cm
dm2
dm3 (liter)
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 277
50 cm
50 cm 10 cm
A
20 cm
B
50 cm
50 cm
C
40 cm
25 cm
80 cm
20 cm
D
A
80 cm
80 cm
30 cm
40 cm
50 cm
E
l
b
h
l×b oppervlakte bodem
l×b×h inhoud liter (dm3)
3 dm
2 dm
1 dm
3 dm × 2 dm = 6 dm2
3 dm × 2 dm × 1 dm = 6 liter
B C D E
Reken de maten om. Gebruik daarbij het schema achter in je boek..
(IOSQQEZIVWTVMRKXIZIRZIIPTPEEXWIR REEVPMROWSJVIGLXWEPWSTLIXWGLIQE 7SQWQSIXNIRYPPIREERZYPPIRZSSVHEX NIKEEXZIVWTVMRKIR (IROIVSQ&MNHISTTIVZPEOXIQEXIR ZIVWTVMRKNIQIXX[IITPEEXWIRXIKIPMNO
3,25 km = 3250 m
0,125 kg =
6,5 dam =
m
2,35 hg =
g
2,25 hl =
l
350 dm =
m
300 g =
kg
20 dm3 =
l
300 cm =
m
100 mg =
278 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
g
g
0,375 m3 =
800 dl =
l
l
Schrijf de tijden op.
(IYVIRKEERXSXHI QMRYXIRIRWIGSRHIRXSXIR HILSRHIVHWXIRZERWIGSRHIR KEERXSX
de tijden 14:27:19,55
5 seconden later
5 minuten later
5 uur later
14:27:24,55
05:55:05,95 20:57:58,97 23:59:59,99
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 279
19
Naam:
Meesterwerk
Reken de sommen uit. Zoek het antwoord op en schrijf de letter die achter de som staat onder het antwoord. 1
1 4
32 × 25 32 (R)
1200 – 3,29 (M)
1
182,5 : 1,25 (E)
39,15 : 0,15 (Z)
15 × 14,3 + 86,5 (E)
2,21 × 900 (E)
1,25 × 388 (E)
2,24 ×
477,5 × 2 (K)
236 × 1
5 16
1
102,4 : 0,8 (E)
1 8
× 272 (E)
1 3
1 4
(E)
× 114 (K)
× 3428 (L)
128,64 : 0,16 (N)
7 8
(T)
× 1,136 (R)
108,9 : 0,9 (J)
5,4 × 1,5 (E)
4,14 + 78 (N)
0,5 × 500 (E)
10,64 : 0,76 (R)
31,95 : 0,45 (R)
9,95 × 60 (E)
1,5 × 6,6 + 8 (K)
6,4 × 12,5 (N)
446,4 : 0,6 (E)
801
301
955
128
4285
146
485
71
0,142
250
17,9
744
82,14
597
80
121
85
R
804
1196,71
261
0,56
152
Reken het eindklassement uit.
:SSVLIXIMRHOPEWWIQIRXQSIXNIEPPIXMNHIRXIVYKFVIRKIRXSXHIQ (IQXMNHQSIXNIHIPIRHSSV(IOQ Q QSIXNIHIPIR HSSVIRHIOMPSQIXIVQSIXNIHIPIRHSSV 1EEOZERHIQMRYXIRIIVWXWIGSRHIRIRKEHERHIPIR 6IOIRWXIIHWXSXGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE Voorbeeld: Sjon Klamer 500 m 35,21 1500 m 1:42,65 5000 m 6:12,42 10 000 m 12:54,78 eindklassement
➔ ➔ ➔ ➔
35,21 sec = 102,65 sec : 3 = 372,42 sec : 10 = 774,78 sec : 20 =
35,210
34,216
Doe dit precies zo voor de nummers 2 tot en met 5.
280 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
+
1989
8,1
442,5
14
Wereldkampioenschap schaatsen voor mannen. 500 m
1500 m
5000 m
10 000 m
1. Sjon Klamer
35,21
1:42,65
6:12,42
12:54,78
2. Ralf Boom
36,02
1:42,09
6:16,50
13:08,44
3. Kees Loss
36,41
1:44,16
6:45,33
13:22,58
4. Mark Stuit
36,75
1:45,55
6:50,78
13:35,80
5. Arjen Rot
36,88
1:46,08
6:51,55
13:39,92
eindklassement
Ralf Boom
Kees Loss
Mark Stuit
Arjen Rot
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 281
Reken de inhoud van de ruimten uit.
h
inhoud
l
b
woonkamer
5m
4m
2
1 2
m
m2
m3
keuken
4m
4m
2
1 2
m
m2
m3
hal
5m
2m
2
1 2
m
m2
m3
douche
3m
2m
2
1 2
m
m2
m3
kantoor
4m
3m
2
1 2
m
m2
m3
trapgat
3m
2m
2
1 2
m
m2
m3
toilet
2m
1m
2
1 2
m
m2
m3
m2
m3
totaal benedenverdieping
oppervlakte grondvlak
benedenverdieping
Maak de vermenigvuldiging. (leeftijd is jaar) 13 837 × ( je leeftijd ) × 73 = Vul ook andere leeftijden in. Bijvoorbeeld die van je ouders of van opa of oma.
282 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
1
Naam:
Cito-voorbereidingstoets 2
overspanningen tussen? De Zeelandbrug bestaat uit 54 pijlers. Hoeveel overspanni ingen zitten zitt itten daar d tussen? ? A, B B, C of D. Kies uit A D A 51 B 52 C 53 D 54
Hoeveel % van de palen is groen gekleurd? %
Reken de oppervlakte van dit bloemenperk uit.
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 283
1 van de 6 kinderen op school heeft een konijn. 1 van de 12 kinderen heeft 2 konijnen. Op school zitten 336 kinderen. Hoeveel konijnen hebben zij samen?
konijnen
De afstand Amsterdam – New York is ongeveer 5850 km. Een vliegtuig vliegt 900 km per uur. Hoelang is de reistijd? uur
In welke flessen gaat even veel?
Bij de opdrachten 7 tot en met 10 mag je een kladblaadje gebruiken.
Reken de inhoud van de aanhanger van de vrachtwagen uit.
284 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
m3
Onder de douche verbruik je 10 liter water per minuut. Een gemiddelde douchebeurt duurt 8,5 minuten. Hoeveel m3 water verbruik je dan? A 0,0085 m3 B 0,085 m3 C 0,85 m3 D 8,5 m3
Een kaartje voor het concert kost € 67,50. 12345 mensen hebben een kaartje gekocht. Hoeveel euro hebben zij samen betaald? €
Familie Pauzenga bestaat uit 5 personen. Iedereen drinkt 3 glazen melk per dag. Hoeveel pakken van 1,5 liter heeft de familie per week nodig? pakken
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 285
17
Naam:
Toets 1 - Antwoorden
Reken uit. oude prijs
korting –
€ 400,-
6% = €
€ 37,50 € 315,-
nieuwe prijs
huur
verhoging +
nieuwe huur
€
376,-
€ 416,-
7% = €
29,12
€
445,12
10% = € 3,75
€
33,75
€ 568,-
6% = €
34,08
€
602,08
20% = €
63
€
252,-
€ 635,-
5% = €
31,75
€
666,75
€ 380,-
40% = €
152
€
228,-
€ 820,-
4% = €
32,80
€
852,80
€ 400,-
15% = €
60
€
340,-
€ 916,-
3% = €
27,48
€
943,48
24
Reken de oppervlakte uit in dm2 en de inhoud in dm3 (= liters).
40 cm 100 cm
A
60 cm
80 cm
B
120 cm 120 cm
80 cm
60 cm
C
200 cm 100 cm
180 cm
D
80cm
E
80 cm
286 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
80 cm
30 cm
oppervlakte bodem
inhoud
bak A
48 dm
192 liter
bak B
144 dm
1440 liter
bak C
200 dm
1600 liter
bak D
54 dm
324 liter
bak E
64 dm
512 liter
Reken de maten om. Maak gebruik van het schema. 0,15 hm =
15 m
1,255 kg = 1255 g 750 cl =
7,5
50 dm =
5
250 cm =
l m
2,5
m
0,25 ha = 2500 m2
2,5 l = 2500 cc
7500 m2 = 0,75 ha
750 cl =
3500 cm2 = 0,35 m2
125 cm3 = 0,125
7,5
8,5
dm3
8000 m2 =
0,8
hm2
85 hl =
350 cm2 =
3,5
dm2
150 cm3 = 0,15 l
l
m3
In het schema staan vijf wereldrecords. Vul de tijden onder de tabel in. Hardlopen voor mannen op de 10 000 meter (in minuten en seconden).
tijd
atleet
nationaliteit
plaats
datum
(5) 30:58,80
Jean Bouin
Frankrijk
Parijs
16 november 1911
(4) 28:54,20
Emil Zátopek
Tsjechie
Brussel
1 juni 1954
(3) 27:38,40
Lasse Virén
Finland
München
3 augustus 1972
(2) 26:43,53
Haile Gebrselassie
Ethiopie
Hengelo
5 juni 1995
(1) 26:17,53
Kenenisa Bekele
Ethiopie
Brussel
26 augustus 2005
verschil 1 en 2
0:26,00 min/s
verschil 1 en 3
1:20,87 min/s
verschil 1 en 4
verschil 1 en 5
2:36,67 min/s
4:41,27 min/s
verschil 4 en 5
2:04,60 min/s
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 287
18
Naam:
Toets 2 - Antwoorden
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. 9,5 + 10,5
= 20
36 : 18 =
1000 – 0,5 =
999,5
5 × 0,65 = 3,25
2001 + 299 = 2300
1000 : 8 = 125
7020 + 380 = 7400
3,25 : 5 = 0,65
999,2
1000 – 0,8 =
2
18 × 26 = 36
13
Maak de sommen over geld, meten en tijd. 3 4
euro = € 0,75
7 × € 0,75 = € 5,25 1
2 5
40 000 m2
4 ha = 0,7 ha =
× € 2,00 = € 2,80
lengte = 5 dm, breedte = 2 dm, oppervlakte =
de helft van € 75 = € 37,50 1 5
deel van € 12,50 = €
3 4
jaar =
7000 m2
lengte = 2 m, breedte = 2 m, oppervlakte =
2,50
lengte = 4 m, breedte = 2,5 m, oppervlakte =
3 kwartalen = 39 weken
MDCCXL = 1740 11:59 uur = 1 minuut voor 12 MCDXXII = 1422 XCIX = 99
Reken met breuken, decimale getallen en procenten. 1
5
6
2 10 – 10 = 1 10 = 1 9
9
3 5
één duizendste =
0,001
2 3
–
5 9
2 3
:2=
1 9
=
10 3
drie honderdsten =
0,03
6
1 5
+ 10 =
1
3 10
acht duizendsten =
0,008
0,08 + 0,16 = 0,24
4 5
– 10 =
7
1 10
0,09 + 0,11 =
1
9
10 10 – 9 10 =
2 10
=
1 5
0,25 =
1 4
288 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
=3
1 3
7 10 – 6 = 1 10
0,20
10% =
1 10
deel
deel
25% =
1 4
deel
10 dm2
4 m2 10 ca
Reken het aantal schepen per haven uit. haven 1
In haven 1 komen
12 000 schepen.
Reken het aantal schepen per haven uit. haven 2
In haven 2 komen
5000 schepen.
Wat is de oppervlakte? Meet op en reken uit. De schaal is 1 : 20 000. A
Perceel A is 60 000 cm × 20 000 cm =
12 hectare.
Wat is de oppervlakte? Meet en reken uit.
De schaal is 1 : 10 000. B
Perceel B is
40 000 cm × 20 000 cm = 8 hectare.
Vul de juiste windkracht in. Gebruik het schema. Schema met windsnelheden. windkracht
windsnelheid gemiddelde (km/u) snellheid afgerond op helen of halven
windkracht
windsnelheid gemiddelde snelheid (km/u) afgerond op helen of halven
1
1–5
3
7
50 – 61
55,5
2
6 – 11
8,5
8
62 – 74
68
3
12 – 19
15,5
9
75 – 88
81,5
4
20 – 28
24
10
89 – 102
95,5
5
29 – 38
33,5
11
103 – 117
110
6
39 – 49
44
12
118 of meer
>118
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 289
snelheid van de wind per uur
windkracht
snelheid van de wind per uur
windkracht
112 km
11
35 km
5
60 km
7
125 km
12
12 km
3
79 km
9
Vergelijk de windkrachten met elkaar. Ga daarbij uit van de gemiddelde snelheid per windkracht. Windkracht 6 is bijna 3 × zo snel/hard als windkracht 3. Windkracht 8 is precies 8 × zo snel/hard als windkracht 2. Windkracht 10 is bijna 4 × zo snel/hard als windkracht 4. Windsnelheidstabel voor op het vaste land.
windkracht benaming (Beaufort)
windsnelheid (km/u)
herkenning
0
windstil
<1
Rook stijgt recht omhoog.
1
zwakke wind
1–5
Rookpluimen geven richting aan.
2
zwakke wind
6 – 11
Bladeren ritselen, wind voelbaar in het gezicht.
3
matige wind
12 – 19
Bladeren en twijgen voortdurend in beweging.
4
matige wind
20 – 28
Stof en papier dwarrelen op.
5
vrij krachtige wind
29 – 38
Takken maken zwaaiende bewegingen.
6
krachtige wind 39 – 49
Grote takken bewegen en hoed wordt afgeblazen.
7
harde wind
50 – 61
Bomen bewegen.
8
stormachtige wind
62 – 74
Twijgen breken af.
9
storm
75 – 88
Takken breken af, dakpannen waaien weg.
10
zware storm
89 – 102
Bomen worden ontworteld.
11
zeer zware storm
103 – 117
Uitgebreide schade aan bossen en gebouwen.
12
orkaan
> 118
Niets blijft meer overeind.
Schrijf op de goede plek: 17e eeuw en 20e eeuw.
1500
2000
17e eeuw
290 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
20e eeuw
19
Naam:
Maatwerk - Antwoorden
Reken uit.
6IOIRIIVWXHIZIVLSKMRKIRHIOSVXMRKYMX (IZIVLSKMRKOSQXIVFMNIRHIOSVXMRKKEEXIVEJ
oude huur
verhoging
berekening verhoging
nieuwe huur
€ 350,00
2%
2 × € 3,50 = € 7,00
€
357,00
€ 625,00
3%
3 × € 6,25 = € 18,75
€
643,75
€ 850,00
4%
4 × € 8,50 = € 34,00
€
884,00
€ 420,00
4,5%
4,5 × € 4,20 = € 18,90
€
438,90
oude prijs
korting
berekening korting
nieuwe prijs
€ 120,00
10%
10 × € 1,20 = € 12,00
€
108,00
€ 320,00
15%
15 × € 3,20 = € 48,00
€
272,00
€ 400,00
20%
20 × € 4,00 = € 80,00
€
320,00
€ 480,00
25%
25 × € 4,80 = € 120,00
€
360,00
Bereken de oppervlakte van het grondvlak en de inhoud. oud.
&SY[HIIIVWXIX[IIWSQQIRREQIX1%&FPSONIW NIW (ISTTIVZPEOXIZERLIXKVSRHZPEOMWLIX^IPJHIEPW PW HMIZERLIXFSZIRZPEO ;IVOFMNSTTIVZPEOXIIRMRLSYHQIXKIPMNOIQEXIR IR
l
b
h
oppervlak grondvlak l×b
Inhoud l×b×h
3 cm
2 cm
1 cm
6 cm2
6 cm3
4 cm
3 cm
2 cm
12 cm2
24 cm3
30 cm
20 cm
20 cm
6 dm2
12 dm3 (liter)
40 cm
20 cm
15 cm
8 dm2
12 dm3 (liter)
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 291
50 cm
50 cm 10 cm
A
B
50 cm
50 cm
C
40 cm
25 cm
80 cm
20 cm
D
40 cm
50 cm
E
l
b
h
l×b oppervlakte bodem
l×b×h inhoud liter (dm3)
A
3 dm
2 dm
1 dm
3 dm × 2 dm = 6 dm2
3 dm × 2 dm × 1 dm = 6 liter
B
8 dm
5 dm
5 dm
8 dm × 5 dm = 40 dm2
8 dm × 5 dm × 5 dm = 200 liter
10 dm 5 dm
4 dm
10 dm × 5 dm = 50 dm2
10 dm × 5 dm × 4 dm = 200 liter
C
80 cm
80 cm
30 cm
20 cm
D
8 dm
2 dm
2,5 dm
8 dm × 2 dm = 16 dm2
8 dm × 2 dm × 2,5 dm = 40 liter
E
5 dm
4 dm
4 dm
5 dm × 4 dm = 20 dm2
5 dm × 4 dm × 4 dm = 80 liter
Reken de maten om. Gebruik daarbij het schema achter in je boek..
(IOSQQEZIVWTVMRKXIZIRZIIPTPEEXWIR REEVPMROWSJVIGLXWEPWSTLIXWGLIQE 7SQWQSIXNIRYPPIREERZYPPIRZSSVHEX NIKEEXZIVWTVMRKIR (IROIVSQ&MNHISTTIVZPEOXIQEXIR ZIVWTVMRKNIQIXX[IITPEEXWIRXIKIPMNO
3,25 km = 3250 m
0,125 kg = 125 g
0,375 m3 = 375 l 2,25 hl = 225 l
6,5 dam =
65 m
2,35 hg = 235 g
350 dm =
35 m
300 g =
300 cm =
3
100 mg =
m
292 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
0,3 0,1
kg g
20 dm3 = 800 dl =
20 l 80 l
Schrijf de tijden op.
(IYVIRKEERXSXHI QMRYXIRIRWIGSRHIRXSXIR HILSRHIVHWXIRZERWIGSRHIR KEERXSX
de tijden
5 seconden later
5 minuten later
5 uur later
14:27:19,55
14:27:24,55
14:32:19,55
19:27:19,55
05:55:05,95
05:55:10,95
06:00:05,95
10:55:05,95
20:57:58,97
20:58:03,97
21:02:58,97
01:57:58,97
23:59:59,99
00:00:04,99
00:04:59,99
04:59:59,99
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 293
19
Naam:
Meesterwerk - Antwoorden
Reken de sommen uit. Zoek het antwoord op en schrijf de letter die achter de som staat onder het antwoord. 1
1 4
32 × 25 32 (R)
1200 – 3,29 (M)
1
182,5 : 1,25 (E)
39,15 : 0,15 (Z)
15 × 14,3 + 86,5 (E)
2,21 × 900 (E)
1,25 × 388 (E)
2,24 ×
477,5 × 2 (K)
236 × 1
5 16
1
102,4 : 0,8 (E)
1 8
× 272 (E)
1 3
1 4
(E)
× 114 (K)
× 3428 (L)
128,64 : 0,16 (N)
7 8
(T)
× 1,136 (R)
108,9 : 0,9 (J)
5,4 × 1,5 (E)
4,14 + 78 (N)
0,5 × 500 (E)
10,64 : 0,76 (R)
31,95 : 0,45 (R)
9,95 × 60 (E)
1,5 × 6,6 + 8 (K)
6,4 × 12,5 (N)
446,4 : 0,6 (E)
801
301
955
128
82,14
597
80
R
E
K
E
N
E
N
4285
146
485
71
121
85
1196,71
1989
442,5
L
E
E
R
J
E
M
E
T
0,142
250
17,9
744
804
261
0,56
152
8,1
14
R
E
K
E
N
Z
E
K
E
R
Reken het eindklassement uit.
:SSVLIXIMRHOPEWWIQIRXQSIXNIEPPIXMNHIRXIVYKFVIRKIRXSXHIQ (IQXMNHQSIXNIHIPIRHSSV(IOQ Q QSIXNIHIPIR HSSVIRHIOMPSQIXIVQSIXNIHIPIRHSSV 1EEOZERHIQMRYXIRIIVWXWIGSRHIRIRKEHERHIPIR 6IOIRWXIIHWXSXGMNJIVWEGLXIVHIOSQQE Voorbeeld: Sjon Klamer 500 m 35,21 1500 m 1:42,65 5000 m 6:12,42 10 000 m 12:54,78 eindklassement
➔ ➔ ➔ ➔
35,21 sec = 102,65 sec : 3 = 372,42 sec : 10 = 774,78 sec : 20 =
35,210
34,216 37,242 38,739 + 145,407
Doe dit precies zo voor de nummers 2 tot en met 5.
294 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
Wereldkampioenschap schaatsen voor mannen. 500 m
1500 m
5000 m
10 000 m
eindklassement
1. Sjon Klamer
35,21
1:42,65
6:12,42
12:54,78
145,407
2. Ralf Boom
36,02
1:42,09
6:16,50
13:08,44
147,122
3. Kees Loss
36,41
1:44,16
6:45,33
13:22,58
151,792
4. Mark Stuit
36,75
1:45,55
6:50,78
13:35,80
153,801
5. Arjen Rot
36,88
1:46,08
6:51,55
13:39,92
154,391
Ralf Boom
500 m
36,02
➔
36,02 sec =
36,020
1500 m
1 : 42,09
➔
102,09 sec : 3 =
34,030
5000 m
6 : 16,50
➔
376,50 sec : 10 =
37,650
10 000 m
13 : 08,44
➔
788,44 sec : 20 =
39,422+
eindklassement
147,122
Kees Loss
36,41
➔
36,41 sec =
36,410
1500 m
1 : 44,16
➔
104,16 sec : 3 =
34,720
5000 m
6 : 45,33
➔
405,33 sec : 10 =
40,533
10 000 m
13 : 22,58
➔
802,58 sec : 20 =
40,129 +
500 m
eindklassement
151,792
Mark Stuit
500 m
36,75
➔
36,75 sec =
36,750
1500 m
1:45,55
➔
105,55 sec : 3 =
35,183
5000 m
6:50,78
➔
410,78 sec : 10 =
41,078
10 000 m
13:35,80
➔
815,80 sec : 20 =
40,790 +
eindklassement
153,801
Arjen Rot
500 m
36,88
➔
36,88 sec =
36,880
1500 m
1:46,08
➔
106,08 sec : 3 =
35,360
5000 m
6:51,55
➔
411,55 sec : 10 =
41,155
10 000 m
13:39,92
➔
819,92 sec : 20 =
40,996 +
eindklassement
154,391
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 295
Reken de inhoud van de ruimten uit.
h
inhoud
l
b
woonkamer
5m
4m
2
1 2
m
20 m2
50 m3
keuken
4m
4m
2
1 2
m
16 m2
40 m3
hal
5m
2m
2
1 2
m
10 m2
25 m3
douche
3m
2m
2
1 2
m
6 m2
15 m3
kantoor
4m
3m
2
1 2
m
12 m2
30 m3
trapgat
3m
2m
2
1 2
m
6 m2
15 m3
toilet
2m
1m
2
1 2
m
2 m2
totaal benedenverdieping
oppervlakte grondvlak
benedenverdieping
72 m2
5
180 m3
Maak de vermenigvuldiging. 13 837 × ( je leeftijd ) × 73 = 11 111 111 (leeftijd is 11 jaar) Vul ook andere leeftijden in. Bijvoorbeeld die van je ouders of van opa of oma.
296 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
m3
1
Naam:
Cito-voorbereidingstoets g 2 - Antwoorden
tussen? De Zeelandbrug bestaat uit 54 pijlers. Hoeveel overspanningen zitten daar d ? A, B B, C of D D. Kies uit A A 51 B 52 C 53 D 54
Hoeveel % van de palen is groen gekleurd? 58 3 %
Reken de oppervlakte van dit bloemenperk uit.
1
4 m2
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 297
1 van de 6 kinderen op school heeft een konijn. 1 van de 12 kinderen heeft 2 konijnen. Op school zitten 336 kinderen. Hoeveel konijnen hebben zij samen?
84 konijnen
De afstand Amsterdam – New York is ongeveer 5850 km. Een vliegtuig 1 vliegt 900 km per uur. Hoelang is de reistijd? 6 2 uur
In welke flessen gaat even veel? B en D
Bij de opdrachten 7 tot en met 10 mag je een kladblaadje gebruiken.
Reken de inhoud van de aanhanger van de vrachtwagen uit.
298 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8
93,75 m3
Onder de douche verbruik je 10 liter water per minuut. Een gemiddelde douchebeurt duurt 8,5 minuten. Hoeveel m3 water verbruik je dan? A 0,0085 m3 B 0,085 m3 C 0,85 m3 D 8,5 m3
Een kaartje voor het concert kost € 67,50. 12345 mensen hebben een kaartje gekocht. Hoeveel euro hebben zij samen betaald? € 833 277,50
Familie Pauzenga bestaat uit 5 personen. Iedereen drinkt 3 glazen melk per dag. Hoeveel pakken van 1,5 liter heeft de familie per week nodig?
18 pakken
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 8 299
17
Naam:
Toets 1
Schrijf breuken als decimalen en met procenten. breuken
decimalen
breuken
procenten
decimalen
1 4
12
%
0,9
50%
0,05
3 4
15%
0,8
1 2
5 8
0,2
procenten
Vergelijk de getallen. Vul in: >, < of =. 7 10
0,71
1 25
0,05
0,37
3 8
0,65
13 20
2 5
0,39
3 15
0,25
1 20
0,05
5 8
0,625
1 2
0,5
7 8
0,875
Reken uit. Streep weg als dat kan. 1 5
×
1 4
=
1 3
:
1 3
×
3 5
=
1 7
: 14 =
3 7
×
14 9
=
3 4
:
2 3
×
6 7
=
1 3
:5=
4 9
×
3 8
=
1 10
:2=
300 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
3 4
=
3
9 8
=
Haal eerst de helen in de breuk. Reken daarna uit. Streep weg als dat kan. 2
1 4
×2
2 5
=
1
2 5
:2
2
4 5
×1
3 7
=
2
2 3
:
3
1 5
×1
7 8
=
24 : 2
1
3 4
×
3 7
=
1
3 4
:1
2
5 8
×
4 7
=
8
1 3
:
1 10
2 3 2 3
5 9
=
= = 2 5
=
=
Reken uit. 2,46 × 8,2 =
340,4 : 92 =
91,5 × 7,5 =
45,24 : 78 =
4,68 × 64 =
96,12 : 27 =
58,2 × 5,2 =
535,5 : 51 =
7,06 × 8,9 =
60,18 : 34 =
Reken uit. 2,46 × 8,2 =
340,4 : 92 =
91,5 × 7,5 =
45,24 : 78 =
4,68 × 64 =
96,12 : 27 =
58,2 × 5,2 =
535,5 : 51 =
7,06 × 8,9 =
60,18 : 34 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 301
18
Naam:
Toets 2
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. de som van 3996 en 7 =
het quotiënt van 3500 en 7 =
het verschil van 1500 en 15 =
het product van 15 en 15 =
het verschil van 5 en 0,5 =
het product van 5 en 0,5 =
de som van 10 en 2,5 =
het quotiënt van 10 en 2,5 =
de som van 1000 en 102,5 =
het product van 25 en 0,5 =
Maak de sommen over geld, meten en tijd. € 100 – 3 × € 0,50 = €
de helft van 1 ha =
€ 100 – 6 × € 0,25 = €
250 m2 =
1 10
× € 2 + 10 × € 1 = €
lengte = 6 m, breedte = 2 2 m, oppervlakte =
1 5
× € 10 + 10 × € 10 = €
1
m2 ha 1
1
1
lengte = 10 m, breedte = 7 2 m, hoogte = 4 m, inhoud =
€ 1000 + 5 × € 120 = €
8640 m =
km +
hm +
dam
Zet het volgende op de juiste plaats: 1 2 lustra, 5 decennia, 2 2 eeuw, 1 millennium, schrikkeljaar. 50 jaar
250 jaar
366 dagen
1000 jaar
10 jaar
Maak de sommen over breuken, decimale getallen en procenten. 11 20
–
2 5
=
7=
20
1 25
1
+ 20 =
7 910
–
1 2=
3,91 – 0,01 =
1% van 200 =
2 – 0,15 =
5% van 200 =
3 duizendsten =
10% van 200 =
80 en 7 honderdsten =
25% van 200 =
60,95 + 0,10 =
50% van 200 =
3
5 × 120 =
m2
302 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
m3
a
Reken uit. Martin rekent uit hoeveel seconden er in een uur zitten. Welke som maakt hij? Er zitten dus
b
seconden in een uur.
Mark rekent uit hoeveel seconden er in een dag (= etmaal) gaan. Welke som maakt hij? Er zitten dus
a
seconden in een etmaal.
9.000.000
Reken uit. John tankt 40 liter benzine voor € 71,60. Wat betaalt hij per liter?
8.000.000
b
Lisa tankt per liter de benzine € 0,12 goedkoper. Wat moet zij betalen voor 40 liter? 7.000.000
Rond de aantallen af op honderdduizendtallen. 6.000.000
provincie
inwoners
Q Noord-Brabant
2 444 435
QNoord-Holland
2 668 197
Q Zuid-Holland
3 502 595
afronden op honderdduizendtallen 5.000.000
4.000.000
Kleur de afgeronde aantallen boven elkaar in de stapelgrafiek hiernaast. 3.000.000
Kleur Noord-Brabant licht grijs, Noord-Holland gestreept en Zuid-Holland donkergrijs.
2.000.000
miljoenen
1.000.000
de drie provincies
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 303
a
b
Vul de tabel in en reken uit. Schrijf in de tweede rij hoevaak het formaat past op A0.
A0
A1
1
2
A2
A3
A4
A5
A6
A7
A8
Hoe vaak past A8 op een A4?
Vul de tabel in. 1
Een schoenmaat is 1 2 × de lengte van de voet. lengte voet
28
schoenmaat
33
36
39
45
Vul in. boom c boom b boom a stok 2m kijkpunt 5m
10 m
10 m
a
De hoogte van boom a is
m.
b
De hoogte van boom b is
m.
c
De hoogte van boom c is
m.
304 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
15 m
19
Naam:
Maatwerk
Schrijf breuken als decimalen en met procenten. breuken
decimalen
procenten
breuken
1 2
0,5
50%
1 8
1 4
3 8
3 4
5 8
1 5
7 8
2 5
7 10
3 5
1 20
4 5
3 20
decimalen
procenten
Vergelijk breuken met decimale getallen. Gebruik >, < of =.
3QHIFVIYOIRIRHIGMQEPIRKSIH QIXIPOEEVXIOYRRIRZIVKIPMNOIRQEOIR [IZERHIFVIYOIRHIGMQEPIR .IHIIPXHIXIPPIVHSSVHIRSIQIV 7SQWMWLIXRSHMKSQFMNIIRHIGMQEEP KIXEPRYPPIREERXIZYPPIR IR➔IR➔ :SSVFIIPHIR IR➔ IR ➔IR➔IR ➔
3 10
0,31
1 50
0,2
1 8
0,125
0,05
1 20
1 5
0,19
3 5
0,55
3 20
0,15
0,62
5 8
3 4
0,75
7 8
0,87
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 305
Reken uit.
&VIYOIRQIXIPOEEVZIVQIRMKZYPHMKIR XIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
1 3
×
1 5
= 15
2 7
×
2 7
=
3 4
×
3 5
=
3 8
×
1 5
=
2 5
×
4 5
=
4 5
×
4 7
=
3 4
×
3 4
=
5 8
×
5 8
=
1
)IRLIPIOYRNIEPWFVIYOWGLVMNZIR (IPIRHSSVIIRFVIYOMWLIX^IPJHIEPW ZZIVQIRMKZYPHMKIRQIXLIXSQKIOIIVHIZERHMIFVIYO
1 3
:3=
3 4
1 3
2 3
:
3 4
=
:5=
3 8
:
1 3
=
2 5
:3=
1 2
:
3 5
=
3 7
:5=
3 5
:
1 3
=
3 7
:2=
1 8
:
1 5
=
:
3 1
=
1 3
×
Reken uit. 1
1
1
¤ ¤ ¤ 1 1
:IVQIRMKZYPHMKIRZERFVIYOIR 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV 7XETLEEPMRLIXERX[SSVHHILIPIRYMXHIFVIYO &MNLIXHIPIRQIXFVIYOIRKEERIVWXETTIREERZSSVEJ 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR 7XETHIFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETQEEOHEEVREHIWXETTIRZERLIX ZIVQIRMRKZYPHMKIRZERIIRFVIYO
306 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
1 3
=
1 9
2 3
×
4 3
=
8 9
2 3
×
3 5
=
3 4
:
1 2
4 9
×
3 8
=
3 4
: 12 =
4 5
×
5 8
=
7 9
: 18 =
2 3
× 11 =
6
1 6
:
1 3
=
5 9
× 10 =
3
3 4
:
1 8
=
=
3
7
Reken uit.
6IOIRQIXHIZSPKIRHIWXETTIR 7XETQEEOZERHILIPIRFVIYOIR 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR (IFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXQIXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
3
3 4
×2
2 5
=
2
4 5
: 2 10 =
1
5
3 5
×1
3 7
=
5
1 3
:
3
1 5
×3
3 4
=
12 : 1
2
1 2
×2
2 5
=
1
3 4
:
7 8
=
1
3 4
×1
1 7
=
3
1 3
:
5 9
=
2 3
= 1 3
=
Reken uit. 7,56 × 7,2 =
296,4 : 52 =
51,5 × 7,4 =
50,25 : 75 =
3,68 × 84 =
56,43 : 27 =
58,9 × 5,5 =
360,57 : 51 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 307
19
Naam:
Maatwerk
Reken uit op papier. Zoek dan bij het antwoord de goede letter. Schrijf die letter in de tabel op de goede plaats. 1
1 16 × 50 16
10
2 3 × 71,5 + 86,5
1 4
× 5,68
19
1 : 16
11 0,01 × 25 000
20
64,32 : 0,08
3 93,5 × 100
12 60 × 16,5 + 8
21
13,05 : 0,05
4 5,12 : 4
13 223,2 : 0,3
22
112 × 16
5 19,9 × 0,3
14 2
1 2
23
0,4 × 3,8
6 3,2 × 25
15 3,65 : 2,5
24
18 : 0,45
7 100 – 1,29
16 2,5 × 1,94
25
3,195 : 4,5
8 6,63 × 0,3
17
9 11,8 × 0,03
18 5,32 : 38
B
804
E
261
J
119
K
0,14
N
744
O
42,85
P
1,42
998
1,28
5,97
80
801
1,52
R
1,989
0,71
250
S
98,71
T
9350
U
4,85
7 8
× 136
301
40
308 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
× 17,14
7
0,0625
0,354
1,46
49
7
16
1
21
8
17
2
20
10
13
3
!
22
15
4
25
9
18
19
5
24
14
6
23
12
11
Reken uit.
6IOIRQIXHIZSPKIRHIWXETTIR 7XETQEEOZERHILIPIRFVIYOIR 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR (IFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXQIXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
1
1
¤ ¤ ¤ 1 2 9
:1
1 7
4 5
: 24 × 48 =
2
1 3
:
1
7 8
:1
1
1 7
×2
3
21
× 28 = 9
2 5
15
× 17 = 1 3 3 4
5
: 1 16 = :4
2 5
=
1
5 7
× 11 : 2
6
4 5
×
7 9
×1
5 8
×
2 9
:1
3 8
4 5
4 7
=
5
: 18 = 3 4
:2
5 8
=
9
× 10 = 1 7
21
× 28 =
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 309
Reken uit.
7XETVIOIRHIOIIVWSQQIRFSZIRHIWXVIIT YMXIRFI[EEVHIERX[SSVHIRMRLIXKILIYKIR QIX1IR1s KILIYKIRXSIXWIR 7XETHVYOST16'(IVIOIRQEGLMRI ZIVVIOIRXHIERX[SSVHIRZERLIXKILIYKIR 7GLVMNJLIXERX[SSVH STMRHIXIPPIVRELIX IIVWXI !XIOIR 7XETHIIPHIXIPPIVHSSVHIRSIQIVIR NIOVMNKXLIXIMRHERX[SSVH
M+
M–
M+
MRC
316 × 25 – 16 × 125 + 8 × 12,5 = 20
= 20
Doe nu hetzelfde met de volgende opgave: M+
M–
M+
41 × 49 – 5 × 200 – 9 30 × 24 – 4 × 55 M+
M–
MRC teller
=
=
MRC noemer
Probeer nu de volgende opgave helemaal zelf uit te rekenen met je rekenmachine. 51,4 × 51,4 – 1,4 × 51,4 51,4
=
= 51,4
310 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
1
Naam:
Reis door de ruimtelijk figuren
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 311
2
Naam:
Reis door de ruimtelijk j figuren g Nr
Platonisch lichaam
Aantal Aantal hoekpunten Aantal ribben vlakken (V) (H) (R)
1
Tetraëder
2
Hexaëder
3
Octaëder
4
Dodecaëder
5
Icosaëder
Nr
Archimedisch lichaam
Vlakken (V)
1
Afgeknotte tetraëder
8 (4 driehoeken, 4 zeshoeken)
2
Afgeknotte kubus (hexaëder)
14 (8 driehoeken, 6 achthoeken)
3
Afgeknotte octaëder
14 (6 vierkanten, 8 zeshoeken)
4
Afgeknotte dodecaëder
5
V+H−R
Hoekpunten (H)
Ribben (R)
24
36
32 (20 driehoeken, 12 tienhoeken)
60
90
Afgeknotte icosaëder
32 (12 vijfhoeken, 20 zeshoeken)
60
90
6
Kuboctaëder
14 (8 driehoeken, 6 vierkanten)
7
Icosidodecaëder
32 (20 driehoeken, 12 vijfhoeken)
30
60
8
Stompe dodecaëder
92 (80 driehoeken, 12 vijfhoeken)
60
150
9
Romboëdrisch kuboctaëder
26 (8 driehoeken, 18 vierkanten)
24
48
10
Afgeknotte icosidodecaëder
62 (30 vierkanten, 20 zeshoeken, 12 tienhoeken)
120
180
11
Romboëdrisch icosidodecaëder
62 (20 driehoeken, 30 vierkanten, 12 vijfhoeken)
60
120
12
Afgeknotte kuboctaëder
26 (12 vierkanten, 8 zeshoeken, 6 achthoeken)
48
72
13
Stompe kubus (hexaëder)
38 (32 driehoeken, 6 vierkanten)
24
60
312 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
V+H−R
3
Naam:
Archimedische lichamen
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 313
17
Naam:
Toets 1 - Antwoorden
Schrijf breuken als decimalen en met procenten. decimalen
procenten
breuken
decimalen
1 4
0,25
25%
1 8
0,125
12
1 5
0,2
20%
5 8
0,625
62 12 %
1 2
0,5
50%
9 10
0,9
90%
3 4
0,75
75%
1 20
0,05
5%
4 5
0,8
80%
3 20
0,15
15%
Vergelijk de getallen. Vul in: >, < of =. 7 10
< <
0,37
procenten
breuken
0,71
1 25
<
0,05
3 8
0,65
=
13 20
2 5
>
0,39
3 15
<
0,25
1 20
=
0,05
5 8
=
0,625
1 2
=
0,5
7 8
=
0,875
Reken uit. Streep weg als dat kan. 1 5
×
1 4
= 20
1 3
×
3 5
= 5
3 7
×
14 9
2 3
×
6 7
= 7
4 9
×
3 8
= 6
3 4
1
1 3
:
1
1 7
: 14 = 3
= 3
2
3 4
:
4
1 3
:5= 15
1
1 10
:2= 20
314 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
3
9 8
4
= 9 2
2
= 3 1
1
1 2
%
Haal eerst de helen in de breuk. Reken daarna uit. Streep weg als dat kan. 2
1 4
×2
2 5
=5 5
1
2 5
:2
2
4 5
×1
3 7
=4
2
2 3
:
3
1 5
×1
7 8
=6
24 : 2
1
3 4
×
3 7
= 4
2
5 8
×
4 7
=1 2
2
3
1
1 10
2 3 2 3
1
3 4
:1
8
1 3
:
5 9
2
= 3
= 4 = 9 2 5
1
= 14
= 15
Reken uit. 2,46 × 8,2 =
20,172
340,4 : 92 =
3,7
91,5 × 7,5 =
686,25
45,24 : 78 = 0,58
4,68 × 64 =
299,52
96,12 : 27 = 3,56
58,2 × 5,2 =
302,64
535,5 : 51 = 10,5
7,06 × 8,9 =
62,834
60,18 : 34 = 1,77
2,46 × 8,2 =
20,172
340,4 : 92 =
91,5 × 7,5 =
686,25
45,24 : 78 = 0,58
4,68 × 64 =
299,52
96,12 : 27 = 3,56
58,2 × 5,2 =
302,64
535,5 : 51 = 10,5
7,06 × 8,9 =
62,834
60,18 : 34 = 1,77
Reken uit.
3,7
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 315
18
Naam:
Toets 2 - Antwoorden
Optellen en aftrekken. Vermenigvuldigen en delen. de som van 3996 en 7 = 4003
het quotiënt van 3500 en 7 = 500
het verschil van 1500 en 15 = 1485
het product van 15 en 15 = 225
4,5
het verschil van 5 en 0,5 =
12,5
de som van 10 en 2,5 =
de som van 1000 en 102,5 =
het product van 5 en 0,5 = 2,5 het quotiënt van 10 en 2,5 =
1102,5
4
het product van 25 en 0,5 = 12,5
Maak de sommen over geld, meten en tijd. € 100 – 3 × € 0,50 = €
98,50
de helft van 1 ha =
€ 100 – 6 × € 0,25 = €
98,50
250 m2 =
1 10
× € 2 + 10 × € 1 = €
0,30
lengte = 6 m, breedte = 2 2 m, oppervlakte =
1 5
× € 10 + 10 × € 10 = €
1
1
5000 m2
0,025 ha 1
15 m2
1
3,00
lengte = 10 m, breedte = 7 2 m, hoogte = 4 m, inhoud = 300 m3
€ 1000 + 5 × € 120 = € 1600,00
8640 m =
8 km + 6 hm + 4 dam
Zet het volgende op de juiste plaats: 1 2 lustra, 5 decennia, 2 2 eeuw, 1 millennium, schrikkeljaar. 50 jaar
5 decennia
250 jaar
2
1 2
366 dagen
schrikkeljaar
eeuw
1000 jaar
1 millennium
10 jaar
2 lustra
Maak de sommen over breuken, decimale getallen en procenten. 11 20
–
7= 1 25
2 5
3
= 20
140 20
1
2 – 0,15 =
–
1 2=
3,9
1,85
1% van 200 =
2
5% van 200 =
10
9
+ 20 = 100
7 910
3,91 – 0,01 =
3 duizendsten =
0,003
10% van 200 =
20
25% van 200 =
50
1
95
80 en 7 honderdsten =
80,07
3
5 × 120 = 5
60,95 + 0,10 =
316 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
61,05
50% van 200 = 100
a
Reken uit. Martin rekent uit hoeveel seconden er in een uur zitten. Welke som maakt hij? 60 × 60 = 3600 Er zitten dus 3600 seconden in een uur.
b
Mark rekent uit hoeveel seconden er in een dag (= etmaal) gaan. Welke som maakt hij? 24 × 60 - 60 = 86 400 Er zitten dus
a
86 400 seconden in een etmaal.
9.000.000
Reken uit. John tankt 40 liter benzine voor € 71,60. Wat betaalt hij per liter?
€ 71,60 : 40 = € 1,79 8.000.000
b
Lisa tankt per liter de benzine € 0,12 goedkoper. Wat moet zij betalen voor 40 liter?
40 × (€ 1,79 – € 0,12) = € 66,80
7.000.000
Rond de aantallen af op honderdduizendtallen. 6.000.000
provincie
inwoners
afronden op honderdduizendtallen
Q Noord-Brabant
2 444 435
2 400 000
QNoord-Holland
2 668 197
2 700 000
Q Zuid-Holland
3 502 595
3 500 000
5.000.000
4.000.000
Kleur de afgeronde aantallen boven elkaar in de stapelgrafiek hiernaast. 3.000.000
Kleur Noord-Brabant licht grijs, Noord-Holland gestreept en Zuid-Holland donkergrijs.
2.000.000
miljoenen
1.000.000
de drie provincies
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 317
a
b
Vul de tabel in en reken uit. Schrijf in de tweede rij hoevaak het formaat past op A0.
A0
A1
A2
A3
A4
A5
A6
A7
1
2
4
8
16
32
64
A8
128 256
Hoe vaak past A8 op een A4? 16 ×
Vul de tabel in. 1
Een schoenmaat is 1 2 × de lengte van de voet.
lengte voet
22
24
26
28
30
schoenmaat
33
36
39
42
45
Vul in. boom c boom b boom a stok 2m kijkpunt 5m
10 m
10 m
a
De hoogte van boom a is 3 × 2 m = 6
b
De hoogte van boom b is 5 × 2 m = 10 m.
c
De hoogte van boom c is 8 × 2 m = 16 m.
318 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
m.
15 m
19
Naam:
Maatwerk - Antwoorden
Schrijf breuken als decimalen en met procenten. breuken
decimalen
procenten
breuken
decimalen
procenten
1 2
0,5
50%
1 8
0,125
12 12 %
1 4
0,25
25%
3 8
0,375
37 12 %
3 4
0,75
75%
5 8
0,625
62 12 %
1 5
0,2
20%
7 8
0,875
87 12 %
2 5
0,4
40%
7 10
0,7
70%
3 5
0,6
60%
1 20
0,05
5%
4 5
0,8
80%
3 20
0,15
15%
Vergelijk breuken met decimale getallen. Gebruik >, < of =.
3QHIFVIYOIRIRHIGMQEPIRKSIH QIXIPOEEVXIOYRRIRZIVKIPMNOIRQEOIR [IZERHIFVIYOIRHIGMQEPIR .IHIIPXHIXIPPIVHSSVHIRSIQIV 7SQWMWLIXRSHMKSQFMNIIRHIGMQEEP KIXEPRYPPIREERXIZYPPIR IR➔IR➔ :SSVFIIPHIR IR➔ IR ➔IR➔IR ➔
3 10
< 0,31
1 50
<
0,2
1 8
= 0,125
0,05
=
1 20
1 5
> 0,19
3 5
>
0,55
3 20
= 0,15
0,62
<
5 8
3 4
= 0,75
7 8
>
0,87
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 319
Reken uit.
&VIYOIRQIXIPOEEVZIVQIRMKZYPHMKIR XIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
1 3
×
1 5
= 15
1
2 7
×
2 7
= 49
3 4
×
3 5
= 20
9
3 8
×
1 5
= 40
2 5
×
4 5
= 25
8
4 5
×
4 7
= 35
3 4
×
3 4
= 16
9
5 8
×
5 8
= 64
4
3
16
25
)IRLIPIOYRNIEPWFVIYOWGLVMNZIR (IPIRHSSVIIRFVIYOMWLIX^IPJHIEPW ZZIVQIRMKZYPHMKIRQIXLIXSQKIOIIVHIZERHMIFVIYO
1 3
:3=
1 3
:
3 1
=
1 3
×
1 3
=
3 4
:5=
3 4
:
5 1
=
3 4
×
1 5
2 5
:3=
2 5
:
3 1
=
2 5
×
3 7
:5=
3 7
:
5 1
=
3 7
3 7
:2=
3 7
:
2 1
=
3 7
2 3
:
3 4
=
2 3
×
4 3
=
8 9
3 = 20
3 8
:
1 3
=
3 8
×
3 1
=
9 8
1 3
2 = 15
1 2
:
3 5
=
1 2
×
5 3
=
5 6
×
1 5
3 = 35
3 5
:
1 3
=
3 5
×
3 1
=
9 5
×
1 2
3 = 14
1 8
:
1 5
=
1 8
×
5 1
=
5 8
Reken uit. 1
1 1
¤ ¤ ¤ 1 1
:IVQIRMKZYPHMKIRZERFVIYOIR 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV 7XETLEEPMRLIXERX[SSVHHILIPIRYMXHIFVIYO &MNLIXHIPIRQIXFVIYOIRKEERIVWXETTIREERZSSVEJ 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR 7XETHIFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETQEEOHEEVREHIWXETTIRZERLIX ZIVQIRMRKZYPHMKIRZERIIRFVIYO
320 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
1 9
= 1 18
= 1 45
2 3
×
3 5
= 5
2
3 4
:
4 9
×
3 8
= 6
4 5
×
5 8
= 2
2 3
× 11 = 11
5 9
× 10 = 6
1 2
1
3 4
: 12 = 3
1
7 9
: 18 = 2
1
= 12
3
7
6
4
1 6
:
1 3
= 2
3
1
3 4
:
1 8
=6
1
Reken uit.
6IOIRQIXHIZSPKIRHIWXETTIR 7XETQEEOZERHILIPIRFVIYOIR 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR (IFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXQIXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
3
3 4
×2
2 5
= 9
2
4 5
: 2 10 = 1 3
1
5
3 5
×1
3 7
= 8
5
1 3
:
3
1 5
×3
3 4
= 12
12 : 1
2
1 2
×2
2 5
= 6
1
3 4
:
7 8
= 2
1
3 4
×1
1 7
= 2
3
1 3
:
5 9
= 6
2 3
1
= 8 1 3
= 9
Reken uit. 7,56 × 7,2 =
54,432
296,4 : 52 =
5,7
51,5 × 7,4 =
381,1
50,25 : 75 =
0,67
3,68 × 84 =
309,12
56,43 : 27 =
2,09
58,9 × 5,5 =
323,95
360,57 : 51 =
7,07
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 321
19
Naam:
Maatwerk - Antwoorden
Reken uit op papier. Zoek dan bij het antwoord de goede letter. Schrijf die letter in de tabel op de goede plaats. 1
1 16 × 50 16
10
2 3 × 71,5 + 86,5
1 4
× 5,68
19
1 : 16
11 0,01 × 25 000
20
64,32 : 0,08
3 93,5 × 100
12 60 × 16,5 + 8
21
13,05 : 0,05
4 5,12 : 4
13 223,2 : 0,3
22
112 × 16
5 19,9 × 0,3
14 2
1 2
23
0,4 × 3,8
6 3,2 × 25
15 3,65 : 2,5
24
18 : 0,45
7 100 – 1,29
16 2,5 × 1,94
25
3,195 : 4,5
8 6,63 × 0,3
17
9 11,8 × 0,03
18 5,32 : 38
B
804
E
261
J
119
K
0,14
N
744
O
42,85
P
1,42
998
1,28
5,97
80
801
1,52
R
1,989
0,71
250
S
98,71
T
9350
U
4,85
7 8
× 136
301
40
322 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
× 17,14
7
0,0625
0,354
1,46
49
7
16
1
98,71 4,85 S
801
U
22
21
E
4
E
!
R
25
49 1,46 1,28 E
261 1,989
P
15
8
9
18
17
2
20
10
119
301
804
1,42
J
E
B
E
19
5
24
13
744 9350 N
14
3
6
T
23
12
11
0,71 0,354 0,14 0,0625 5,97 40 42,85 80 1,52 998 250
N
R
E
K
E
N
T
O
P
P
E
R
Reken uit.
6IOIRQIXHIZSPKIRHIWXETTIR 7XETQEEOZERHILIPIRFVIYOIR 7XETHIPIR[SVHXZIVQIRMKZYPHMKIR (IFVIYORELIXOIIVXIOIR[SVHXSQKIOIIVH 7XETWXVIIT[IKEPWHEXOER 7XETVIOIRYMXQIXXIPPIV¯XIPPIVIRRSIQIV¯RSIQIV
1 1
¤ ¤ ¤ 1 1 1 7
5 7
× 11 : 2
1
4 5
×
7 9
×1
5 8
×
2 9
:1
:1
4 5
: 24 × 48 = 1 5
2
1 3
:
1
7 8
:1
1
1 7
×2
3
21
7
2 9
× 28 = 48 9
2 5
15
5
× 17 = 5 34 1 3 3 4
5
1
: 1 16 = 1 14 :4
2 5
5
= 7
6
3 8
4 5
4 7
5
= 33
5
2
: 18 = 1 25 3 4
:2 9
5 8
14
= 27 9
× 10 = 20 1 7
21
21
× 28 = 144
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 323
Reken uit.
7XETVIOIRHIOIIVWSQQIRFSZIRHIWXVIIT YMXIRFI[EEVHIERX[SSVHIRMRLIXKILIYKIR QIX1IR1s KILIYKIRXSIXWIR 7XETHVYOST16'(IVIOIRQEGLMRI ZIVVIOIRXHIERX[SSVHIRZERLIXKILIYKIR 7GLVMNJLIXERX[SSVH STMRHIXIPPIVRELIX IIVWXI !XIOIR 7XETHIIPHIXIPPIVHSSVHIRSIQIVIR NIOVMNKXLIXIMRHERX[SSVH
M+
M–
M+
MRC
316 × 25 – 16 × 125 + 8 × 12,5 = 6000 = 300 20 20 Doe nu hetzelfde met de volgende opgave: M+
M–
M+
41 × 49 – 5 × 200 – 9 30 × 24 – 4 × 55 M+
M–
MRC teller
= 1000 = 2
500 MRC noemer
Probeer nu de volgende opgave helemaal zelf uit te rekenen met je rekenmachine. 51,4 × 51,4 – 1,4 × 51,4 51,4
= 2570 = 50 51,4
324 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
1
Naam:
Reis door de ruimtelijk figuren
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 325
2
Naam:
Reis door de ruimtelijk figuren Nr
Platonisch lichaam
Aantal Aantal hoekpunten Aantal ribben vlakken (V) (H) (R)
1
Tetraëder
4
4
6
4+ 4 − 6 = 2
2
Hexaëder
6
8
12
6 + 8 − 12 = 2
3
Octaëder
8
6
12
8 + 6 − 12 = 2
4
Dodecaëder
12
20
30
12 + 20 −30 = 2
5
Icosaëder
20
12
30
20 + 12 − 30 = 2
Nr
Archimedisch lichaam
Vlakken (V)
Hoekpunten (H)
Ribben (R)
V+H−R
1
Afgeknotte tetraëder
8 (4 driehoeken, 4 zeshoeken)
12
18
2
2
Afgeknotte kubus (hexaëder)
14 (8 driehoeken, 6 achthoeken)
24
36
2
3
Afgeknotte octaëder
14 (6 vierkanten, 8 zeshoeken)
24
36
2
4
Afgeknotte dodecaëder
32 (20 driehoeken, 12 tienhoeken)
60
90
2
5
Afgeknotte icosaëder
32 (12 vijfhoeken, 20 zeshoeken)
60
90
2
6
Kuboctaëder
14 (8 driehoeken, 6 vierkanten)
12
24
2
7
Icosidodecaëder
32 (20 driehoeken, 12 vijfhoeken)
30
60
2
8
Stompe dodecaëder
92 (80 driehoeken, 12 vijfhoeken)
60
150
2
9
Romboëdrisch kuboctaëder
26 (8 driehoeken, 18 vierkanten)
24
48
2
10
Afgeknotte icosidodecaëder
62 (30 vierkanten, 20 zeshoeken, 12 tienhoeken)
120
180
2
11
Romboëdrisch icosidodecaëder
62 (20 driehoeken, 30 vierkanten, 12 vijfhoeken)
60
120
2
12
Afgeknotte kuboctaëder
26 (12 vierkanten, 8 zeshoeken, 6 achthoeken)
48
72
2
13
Stompe kubus (hexaëder)
38 (32 driehoeken, 6 vierkanten)
24
60
2
326 Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9
V+H−R
3
Naam:
Archimedische lichamen
Reken zeker • Kopieerbladen groep 7 • Blok 9 327