Corporate governance
Uitwerkingen
Frans van Luit 1e druk
Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
1
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13, 9700 VB Groningen, e-mail:
[email protected] 0 1 2 3 4 5 / 14 13 12 11 10 © 2010 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/reprorecht). Voor het overnemen van korte gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.cedar.nl/pro). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
2
Inhoud
1 2 3 4 5 6 7 8
Noodzaak van corporate governance Bestuur van de organisatie Beheersing van de bedrijfsprocessen Controle op de beheersing en verantwoording Informeren over het besturen Toezicht op de organisatie Corporate governance in het midden- en kleinbedrijf Regelgeving
4 8 13 17 20 23 25 28
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
3
Hoofdstuk 1
Noodzaak van corporate governance
1.1
De toekomstverwachtingen waren veel mooier voorgesteld dan de harde werkelijkheid kort na de beursgang. (blz. 12, 1.1)
1.2
In 1898 werd het Centraal Bureau Sociale Adviezen opgericht om werkgevers en werknemers raad te geven bij het opzetten van regelingen in het belang van de arbeiders. (blz. 13, 1.2)
1.3
In de Arbeidswet (1919) werden de werknemersvakbonden als onderhandelingspartners geaccepteerd. Er werden collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten. (blz. 14, 1.2)
1.4a
Ondernemingsresultaten werden beïnvloed door gedragingen van bestuurders met optieregelingen; de beurskoers moest immers stijgen om de opties rendabel te maken. De gang van zaken werd rooskleurig voorgespiegeld (Window dressing, creative accounting). (h1 inleiding)
b
- Parmalat (bijna failliet in 2003; na overheidsingrijpen en grote sanering inmiddels weer terug op de beurs ) - Enron (failliet in 2001) - Lernout en Hausepie (failliet in 2000) - WorldCom (failliet in 2002) (blz. 19, 1.4)
1.5
- besturen - beheersen - controleren - informeren - toezicht houden In de Nederlandse Code worden deze bestuurstaken nader uitgewerkt tot principes en bestpractice-bepalingen. (blz. 15, 1.3.1)
1.6
De Code is genoemd naar de voorzitter van de commissie die de eerste gedragscode heeft opgesteld, Morris Tabaksblat (oud bestuursvoorzitter van Unilever). (blz. 15, 1.3.2)
1.7
Het bestuur en de raad van commissarissen zijn verantwoordelijk voor de corporate governancestructuur van de vennootschap (en de naleving van de Corporate Governance Code). (blz. 16, 1.3.2)
1.8
Uit de Preambule gedragscode: Bepalend voor de werking van de Code is niet de mate waarin deze naar de letter wordt nageleefd ('afvinkgedrag'), maar de mate waarin de intenties van de Code leidend zijn voor het doen en laten van alle betrokkenen. (blz. 16, 1.3.2)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
4
1.9
Het Placaat gaat in op het frauduleus handelen van kooplieden. Frauduleus handelen werd gelijk gesteld aan diefstal van de gemeenschap. (blz. 16, 1.3.2)
1.10
Stakeholders zijn belanghebbenden (natuurlijke en rechtspersonen) die belang hebben bij het welslagen van de onderneming. (blz. 17, 1.3.4)
1.11
De stakeholder theory gaat uit van het begrip 'ken je businesspartner'. Als de onderneming weet met wie zij te maken heeft, kan ze goed inspelen op de specifieke wensen die de belanghebbende heeft. De stakeholders worden daartoe ingedeeld in twee categorieën van belanghebbenden. De contractpartijen en de maatschappij. Van deze groepen wordt een opstelling gemaakt van de belangrijkste kenmerken en de belangen die zij (naar verwacht) hebben bij de onderneming. (blz. 17, 1.3.4)
1.12
De gedragscode is bedoeld voor de Nederlandse (statutaire zetel in Nederland) beursgenoteerde ondernemingen met een balanswaarde van meer dan 500 miljoen euro (art. 2:391 lid 5 BW). (blz. 15, 1.3.2)
1.13
De code is bedoeld om de verhoudingen tussen bestuur, commissarissen en aandeelhouders te regelen. (blz. 15, 1.3.2)
1.14
Relevante inhoud: De gedragscode is opgebouwd uit principes over de verhouding tussen bestuurders, commissarissen en aandeelhouders, die zijn uitgewerkt in bestpractice-bepalingen. Voorafgaand aan de gedragscode is de preambule opgenomen waarin de strekking van de gedragscode wordt uitgelegd. Verklarende inhoud: In het slotdeel is de verklaring van de gebruikte begrippen toegevoegd en de aanbevelingen van de wetgever, alsmede de verantwoording voor de verrichte werkzaamheden door de commissie en de samenstelling van de monitoring commissie. (bijlage 1)
1.15
In de gedragscode wordt het two-tier (tweelaagse) toezichtmodel als uitgangspunt genomen. [De code gaat uit van een van het dagelijks bestuur gescheiden toezicht door een raad van commissarissen.] De raad van commissarissen functioneert dus onafhankelijk van de bestuurders.] (blz. 14, 1.3)
1.16
Goed ondernemerschap, waaronder inbegrepen integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop, waaronder inbegrepen het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht, zijn essentiële voorwaarden voor het stellen van vertrouwen in het bestuur en het toezicht door de belanghebbenden. (blz. 15, 1.3.2)
1.17
Enron had de ongunstige cijfers overgeheveld naar partnerbedrijven waarvan de resultaten niet op de balans van Enron verschenen. (blz. 20, 1.4)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
5
1.18
Lernout en Hausepie had geknoeid met de omzetcijfer Zuid Korea. (blz. 21, 1.4)
1.19
De vordering die WorldCom op directeur Ebbers had betrof een bedrag ter waarde van 408 miljoen dollar. (blz. 22, 1.4)
1.20
De jaarcijfers werden jaar na jaar stelselmatig gebaseerd op onjuiste veronderstellingen. Verliezen werden verdoezeld door diverse financiële constructies. De financiële directeuren konden uiteindelijk in het strafproces niet op 1miljard nauwkeurig aangeven hoe groot de aanpassingen zouden moeten zijn om wel tot juiste jaarcijfers te kunnen komen. (blz. 23, 1.4)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
6
Hoofdstuk 2
Bestuur van de organisatie
2.1
Het bestuur - is verantwoordelijk voor het welslagen van de ondernemingsdoelen - stelt hiertoe de strategie op en bepaalt de aanvaardbare risico’s en maakt de bekende risico’s beheersbaar - informeert aan de rvc over alle belangrijke zaken, met name over de beheersingsmaatregelen en het controlesysteem - legt verantwoording af aan de rvc en ava (blz 28, 2.1, principe II.1)
2.2
Een bestuurder wordt benoemd voor een periode van maximaal vier jaar. Herbenoeming kan telkens voor een periode van maximaal vier jaar plaatsvinden. (blz 29, 2.1, best practice II.1.1)
2.3
- economisch georiënteerde doelstellingen - maatschappelijk georiënteerde doelstellingen (blz. 30, 2.1)
2.4
Sustainability gaat over maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het geeft invulling maatschappelijk georiënteerde doelstellingen en heeft gevolgen voor strategische beslissingen van het bestuur en dus voor de invulling van principe II.1 Taak en werkwijze van het bestuur. (blz. 31, 2.1)
2.5
Het bestuur legt ter goedkeuring voor aan de raad van commissarissen: - de operationele en financiële doelstellingen van de vennootschap - de strategie die moet leiden tot het realiseren van de doelstellingen - de randvoorwaarden die bij de strategie worden gehanteerd, bijvoorbeeld ten aanzien van de financiële ratio’s en - de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen. (blz. 32, 2.1, best practice II1.2)
2.6
Nadat de ondernemingsdoelstellingen gedefinieerd zijn, moeten deze vertaald worden naar taken en instructies voor de werknemers binnen de organisatie. Deze taken en instructies moeten leiden tot het nemen van verantwoordelijkheid door de werknemer. (blz. 32, 2.1)
2.7
Management by objectives (managen door functionarissen taken met doelstellingen (objectives) op te dragen en hen verantwoordelijk te stellen voor het behalen van deze doelstellingen. Hieraan wordt vervolgens een beloningssysteem gekoppeld (bonus). (blz. 32, 2.1)
2.8
- strategische doelstellingen - operationele doelstellingen - individuele doelstellingen (blz. 33, 2.1)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
7
2.9
- strategisch - tactisch - operationeel (blz. 33, 2.1)
2.10
Economische: - omzetgroei - markaandeel Maatschappelijke: - creëren van werkgelegenheid - bijdrage aan energiebesparing (blz. 34, 2.1)
2.11
-
2.12
- het variabele deel gekoppeld aan vooraf bepaalde, beoordeelbare en beïnvloedbare doelen, die overwegend een lange termijn karakter hebben - het variabele deel van de bezoldiging moet passend zijn ten opzichte van het vaste deel van de bezoldiging. (blz. 35, 2.2)
2.13
Deze clausule houdt in dat de raad van commissarissen de bevoegdheid heeft de variabele beloning die is toegekend op basis van onjuiste (financiële) gegevens, terug te vorderen van de bestuurder. (blz. 38, 2.2)
2.14
De ontslagvergoedingsregeling moet inzichtelijk zijn. Falende bestuurders moeten niet worden beloont bij ontslag. (blz. 36, 2.2, principe II.2)
2.15
Volgens de structuurregeling 2004 kan de algemene vergadering van aandeelhouders in eerste aanleg beslissen over de bestuurdersbeloningen. (art. 2:135 BW) (blz. 36, 2.2)
2.16
Shell had de gestelde doelen niet gehaald. Desondanks werden riante bonussen aan bestuurders uitgekeerd. (blz. 37, 2.2)
2.17
De minimale termijn voor uitoefening is 3 jaar. (blz. 39, 2.2)
2.18
De uitoefenprijs van de opties mag niet lager zijn dan de marktprijs. (blz. 39, 2.2)
2.19
De vergoeding mag maximaal gelijk zijn aan één keer het vaste jaarsalaris. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor bestuurders die in hun eerste benoemingstermijn zitten; voor deze bestuurders geldt dat indien maximeren tot een jaarsalaris onredelijk is, dit maximum kan worden verhoogd tot maximaal twee jaarsalarissen. (p. 35, 2.2, principe II.2 en best practice II.2.8)
financieel perspectief intern perspectief (organisatie) klantperspectief innovatie perspectief (verbetering) (blz. 34, 2.1)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
8
2.20
Aandelen die zonder financiële tegenprestaties aan bestuurders worden toegekend, worden aangehouden voor telkens een periode van ten minste vijf jaar of tot ten minste het einde van het dienstverband indien deze periode korter is. (best practice II.2.5)
2.21
De vennootschap verstrekt aan haar bestuurders geen persoonlijke leningen, garanties en dergelijke tenzij in de normale uitoefening van het bedrijf en tegen de daarvoor voor het gehele personeel geldende voorwaarden en na goedkeuring van de raad van commissarissen. Leningen worden niet kwijtgescholden. (best practice II.2.9)
2.22
- de hoogte van de ontslagvergoeding - de rol van de raad van commissarissen bij de vaststelling van de bestuursbeloning - de uitbreiding van de rapportage omtrent de bestuursbeloningen (blz. 41, 2.2)
2.23
Hierin wordt in begrijpelijke en inzichtelijke termen op transparante wijze verantwoording afgelegd over het gevoerde bezoldigingsbeleid en een overzicht gegeven van het te voeren bezoldigingsbeleid. In het remuneratierapport wordt de totale bezoldiging van individuele bestuurders, onderscheiden naar de verschillende componenten, op begrijpelijke en inzichtelijke wijze gepresenteerd. (blz. 36, 2.2, principe II.2)
2.24
De change of controlclausule is onderdeel van de arbeidsovereenkomst van het management. Hierin wordt de vergoeding bepaald welke ontvangen wordt in geval van overname. (blz. 40, 2.2)
2.25
Het lucratief belang wordt belast in box 1 tegen het progressieve tarief (max 52%). Voorheen in box 3, vermogensrendement (per saldo 1,2%). (blz. 42, 2.2)
2.26
- Directeur bij woningbouwcorporatie en commissaris bij bouwbedrijf die woningen bouwt voor de corporatie. - Directeur van verhuurorganisatie vakantieverblijven en echtgenoot is directeur van toeleverende linnenverhuurder. (blz. 43, 2.3)
2.27
Het bestuur richt zich bij de vervulling van zijn taak naar het belang van de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en weegt daartoe de in aanmerking komende belangen van bij de vennootschap betrokkenen af. Zolang zorgvuldige afweging van belangen plaatsvindt kan een derde bevoordeeld worden, echter niet ten nadele van de vennootschap. (blz. 43, 2.3, principe II.1)
2.28
De directeur deed een mogelijk lucratieve transactie met een ondernemer die tevens andere diensten voor Rochdale uitvoerde (slopen van flats in de Bijlmer). De vraag is of er sprake was van een integere handeling door de directeur. (blz. 45, 2.3)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance
9
Hoofdstuk 3
Beheersing van de bedrijfsprocessen
3.1
Het bestuur is verantwoordelijk voor de naleving van alle relevante wet- en regelgeving, het beheersen van de risico’s verbonden aan de ondernemingsactiviteiten en voor de financiering van de vennootschap. Het bestuur rapporteert hierover aan en bespreekt de interne risicobeheersings- en controlesystemen met de raad van commissarissen en de auditcommissie. (blz. 50, 3.1, principe II.1)
3.2
Wanneer de bedrijfsprocessen naar tevredenheid zijn ingericht en effectief zijn, is de vervolgstap de verbetering van de efficiency van de processen met als gevolg kostenverlaging. De onderneming is dan in control. (blz. 51, 3.2.1)
3.3
- risicoanalyses van de operationele en financiële doelstellingen van de vennootschap - een gedragscode, die op de website van de vennootschap wordt geplaatst - handleidingen voor de inrichting van de financiële verslaggeving en - de voor de opstelling daarvan te volgen procedures en een systeem van monitoring en rapportering (blz. 52, 3.2.2)
3.4
De commissie geeft als voorbeeld het COSO-raamwerk. (blz. 52, 3.2.2)
3.5
De Deming cycle (cyclus van Deming) leert de organisatie na te denken over de aan de organisatie verbonden kwaliteitsrisico’s. (blz. 53, 3.2.3)
3.6
De typologie van Starreveld zegt iets over de inherente risico’s die samenhangen met (on)volledige verantwoording. (blz. 53, 3.2.3) Door het herkennen van typen bedrijven (typologie) kan een beeld worden geschetst van de risico’s en de meetpunten in de bedrijfsactiviteiten. (blz. 53, 3.3)
3.7
Hiermee wordt bedoeld houding en actieve betrokkenheid van de leiding ten opzichte van AO/IC en het belang daarvan voor de organisatie (beheersingsomgeving). (blz. 54, 3.4)
3.8
De fasen in de te beschrijven beheersingsmaatregelen zijn dan in volgorde van ‘top’ naar ‘down’: - vaststelling van risico’s vanuit de typologie - vaststelling van bijzondere bedrijfsrisico’s - beoordeling van deze risico’s - indeling van de risico's naar bedrijfsproces - de omvang van het risico bepalen voor het bedrijf als geheel (kwantificeren) te nemen beheersingsmaatregelen (blz. 56, 3.4.2)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 10
3.9
Bij de bottom-upbenadering worden de fasen 1 en 2 vanuit de bedrijfsafdelingen aangestuurd door werkgroepen risico’s vast te laten stellen. De verzamelde risico’s worden in een matrix geanalyseerd en gegroepeerd tot risico’s per bedrijfsproces. (blz. 56, 3.4.2)
3.10
Met behulp van een data flow diagram (DFD) - een stroomschema van gegevens wordt een schematische opstelling gemaakt van het proces. De verschillende gegevensstromen en gegevensbronnen worden schematisch inzichtelijk gemaakt. (blz. 57, 3.4.3 en figuur 3.3)
3.11
Het ERM-raamwerk is ontwikkeld door de Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commission (COSO). (blz. 58, 3.5)
3.12
Een raamwerk wordt international aangeduid als framework en betreft een kader van uitgangspunten/afspraken (normenkader) waarbinnen de op het raamwerk van toepassing zijnde werkzaamheden uitgevoerd worden. (blz. 58, 3.5.1) Bijv. Conceptual Framework IASB, Stramien RJ, Tax Framework enz.
3.13
- de effectiviteit en efficiëntie van bedrijfsprocessen - de betrouwbaarheid van de financiële informatieverzorging - de naleving van relevante wet- en regelgeving (blz. 58, 3.5.1)
3.14
- Internal environment - objective settings - event identification - risk assessment - risk response - control activities - information & communication - monitoring (figuur 3.4, 3.5)
3.15
In de bouwsteen interne omgeving komt tot uitdrukking wat de methoden of werkwijzen voor risico en interne beheersing zijn binnen de organisatie. Enkele fundamentele beginselen binnen de organisatie zijn hierbij van belang, in het bijzonder de filosofie, risicohouding en tolerantie van de onderneming, de integriteit en ethiek van de leiding, de structuur van de organisatie, de competenties van de werknemers en de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden. (blz. 59, 3.5.1)
3.16
Een (standaard) voorbeeld van een missie/doelstelling (objective) is winstmaximalisatie en kostenbeheersing. (blz. 58, 3.5.1)
3.17
Kansen ontstaan door positieve effecten als gevolg van gesignaleerde risico’s. Deze positieve effecten worden gerapporteerd aan het management en zullen leiden tot nieuwe activiteiten. (blz. 60, voorbeeld camping Noordpool, 3.5)
3.18
Analyse- en Beoordelingsinstrument Interne Beheersing (blz. 63, 3.5.2) Het ABIB is opgesteld door NIVRA als Nederlandse variant van het COSO-model.
3.19
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 11
(blz. 63, 3.5.2) 3.20
Deze cyclus bestaat uit een viertal fasen waardoor een oordeel verkregen wordt over de mate van interne beheersing op een bepaald aspect van de bedrijfsvoering. De cyclus bevat de volgende fasen: - opzet/beleid - uitvoering - toetsing - evaluatie en bijsturing (blz. 64, 3.5.2)
3.21
Horizontaal toezicht heeft betrekking op de verhouding tussen de Belastingdienst en belastingplichtigen. Het uitgangspunt is dat de belastingplichtige de aangifte correct invult en bij bijzonderheden zelf contact zoekt met de Belastingdienst voor overleg. Met horizontaal toezicht krijgen belastingplichtigen daarmee het vertrouwen van de Belastingdienst, maar zij worden dan wel geacht eerlijk en open hun relevante fiscale risico's aan de fiscus voor te leggen. (blz. 64, 3.5.3)
3.22
Het TCF richt zich op de interne beheersing van de fiscale processen en heeft betrekking op alle belastingmiddelen. (blz. 64, 3.5.3)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 12
Hoofdstuk 4
Controle op de beheersing en verantwoording
4.1
De AFM heeft als taak de externe accountant te controleren. Deze controle betreft de werkzaamheden van de externe accountant inzake de wettelijke controle van OOB’s. Zij ziet toe op de naleving van de Wta. (blz. 70, 4.1.1)
4.2
In de code of ethics zijn gedragregels voor ethisch handelen van accountants opgenomen (in Nederland vertaald in de Verordening op de Gedragscode VGC). (blz. 70, 4.1.1)
4.3
De Wta is gericht op het toezicht op de wettelijke controle van de grote ondernemingen (organisaties van openbaar belang, OOB). (blz. 70, 4.1.1)
4.4
De AFM kan bij het niet-voldoen aan de eisen verschillende sancties opleggen. Zij kan een boete opleggen en deze maatregel publiceren. Ook kan de zij een openbare waarschuwing geven indien een accountantsorganisatie een wettelijke controle uitvoert zonder over een daarvoor benodigde vergunning te beschikken. (blz. 72, 4.1.2)
4.5
Dit betreft de auditcommissie van de Raad van Commissarissen. (blz. 73, 4.1.3)
4.6
De interne auditfunctie onderzoekt of de opzet en werking van processen op het gebied van risicomanagement, beheersing en besturing toereikend zijn om de doelstellingen van de organisatie te realiseren. Zij geeft daarmee zekerheid (assurance) en adviseert daarover aan het verantwoordelijke management, het bestuur en de auditcommissie. (blz. 74, 4.1.4)
4.7
De interne auditor functioneert onder de verantwoordelijkheid van het bestuur. (blz. 75, 4.1, principe V.3)
4.8
Het Instituut van Internal Auditors (IIA) Nederland (blz. 75, 4.1, principe V.3)
4.9
De plicht tot onderzoek is geregeld in Titel 9 BW 2 (art. 2:393 BW) (blz. 76, 4.2.1) De Code gaat in op de informatieplicht van de accountant naar aanleiding van zijn bevindingen tijdens de controle. (principe V.4, 4.2)
4.10
De accountant onderzoek of de jaarrekening voldoet aan het vereiste inzicht. Dit betekent niet dat de jaarrekening absoluut juist is, maar dat het vermogen en het resultaat wel voldoende betrouwbaar zijn weergegeven. (blz. 78, 4.2.3)
4.11
Met jaarverslag bedoelt men het bestuursverslag, het verslag van de directie. (blz. 78, 4.2.3)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 13
4.12
In accountantsland zijn er drie soorten verklaringen: - de accountantsverklaring: de rapportage over getrouwheid van de verantwoording met een hoge mate van zekerheid - de beoordelingsverklaring: de rapportage over de getrouwheid van de verantwoording met een redelijke mate van zekerheid - de samenstellingsverklaring: de rapportage over de verantwoording zonder iets te zeggen over de getrouwheid De verschillende verklaringen worden vervolgens nader toegelicht naar aanleiding van de bevindingen van de accountant. (blz. 79 en 80, 4.2.4)
4.14
Het NIVRA heeft in Audit Alert 18 (de Tabaksblat Alert) instructies opgenomen voor accountants die de informatie over de naleving van de code toetsen. (blz. 80, 4.2.4)
4.14a bij de niet-beursgenoteerde vennootschap: De accountant die de controlebevoegdheid bezit (RA en AA met aantekening) (art. 2:393 lid 1 BW). (blz. 76, 4.2.1) b
bij de beursgenoteerde vennootschap: De accountant die de controlebevoegdheid bezit en werkzaam is in een accountantsorganisatie die een vergunning heeft van de AFM om wettelijke controles bij OOB’s te verrichten. (4.2)
4.15
De accountant brengt omtrent zijn onderzoek verslag uit aan de raad van commissarissen en aan het bestuur (art. 2:393 lid 4 BW). (blz. 77, 4.2)
4.16
De externe accountant woont in ieder geval de vergadering van de raad van commissarissen bij waarin over de vaststelling of goedkeuring van de jaarrekening wordt besloten. De externe accountant rapporteert zijn bevindingen betreffende het onderzoek van de jaarrekening gelijkelijk aan het bestuur en de raad van commissarissen. (4.2.4, principe V.4)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 14
Hoofdstuk 5
Informeren over het besturen
5.1
De agencytheorie gaat in op verantwoording afleggen als gevolg van scheiding tussen eigendom en bestuur. De agent (bestuurder) neemt beslissingen over het eigendom van de principaal (de kapitaalverschaffer en in oorspronkelijke context de eigenaar). (blz. 88, 5.1)
5.2
Het bestuur legt verantwoording af aan de stakeholdersgroep kapitaalverschaffers. Dit vindt plaats in de ava. (blz. 16, 1.3)
5.3
Indien tijdens een algemene vergadering koersgevoelige informatie wordt verstrekt, dan wel beantwoording van vragen van aandeelhouders heeft geleid tot verstrekking van koersgevoelige informatie, wordt deze informatie onverwijld openbaar gemaakt. (blz. 93, 5.4, principe IV.3)
5.4
Bij de invoering van de Code de Commerce in Nederland (Wetboek van Koophandel rond 1810). (blz. 89, 5.2.1)
5.5
Op grond van de 1e EG Richtlijn 1968 voor de NV en op grond van 4e EG Richtlijn (1978) voor alle vennootschappen. (blz. 93, 5.3)
5.6
Art. 2:383c BW bepaalt dat van de beursgenoteerde naamloze vennootschap per bestuurder een uitsplitsing wordt gemaakt van de betaalde beloning in het boekjaar naar: - periodiek betaalde beloningen - beloningen betaalbaar op termijn - uitkeringen bij beëindiging van het dienstverband - winstdelingen en bonusbetalingen (blz. 96, 5.4.3)
5.7
Voor de aan de beurs genoteerde vennootschappen geldt dat de optieregeling inzichtelijk moet worden gemaakt. In de toelichting moeten de lopende optierechten worden opgenomen met hun looptijd. De overeengekomen uitoefenprijs wordt vermeld. Indien die uitoefenprijs lager ligt dan de onderliggende waarde van het aandeel, moet dit nadrukkelijk worden vermeld. Een opgave van de nog lopende rechten betreft: - de uitoefenprijs van de verleende rechten - de resterende looptijd van de nog niet uitgeoefende rechten - de belangrijkste voorwaarden die voor uitoefening van de rechten gelden - de financieringsregeling die in verband met de toekenning van de rechten is getroffen - andere gegevens die voor de beoordeling van de waarde van de rechten van belang zijn. (blz. 97, 5.4.3)
5.8
Richtlijn 400 beschrijft de inhoud van het jaarverslag (bestuursverslag). (blz. 97, 5.5.1)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 15
5.9
De missie van het Global Reporting Initiative is om een betrouwbaar en geloofwaardig kader voor duurzaamheidsverslaggeving te bieden, dat elke organisatie - ongeacht omvang, sector of locatie - kan gebruiken. (blz. 100, 5.5.3)
5.10
De drie dimensies van duurzaamheid zijn: - de milieudimensie: de gevolgen van de onderneming op de levende en nietlevende omgeving, inclusief ecosystemen, land, lucht en water (GRI 2002, blz. 48) - de sociale dimensie: de gevolgen van de onderneming op de sociale systemen waarmee zij te maken heeft (GRI 2002, blz. 51) - de economische dimensie: de directe en indirecte economische gevolgen van de onderneming op de economische omstandigheden van zijn stakeholders, respectievelijk op de economische systemen op lokaal, nationaal en/of internationaal niveau (GRI 2002, blz. 45). (blz. 101, 5.5.3)
5.11
De naamloze vennootschap doet mededeling omtrent: - de belangrijkste kenmerken van het beheers- en controlesysteem van de vennootschap in verband met het proces van financiële verslaggeving van de vennootschap en van de groep waarvan de financiële gegevens in de jaarrekening zijn opgenomen - het functioneren van de aandeelhoudersvergadering en haar voornaamste bevoegdheden en de rechten van de aandeelhouders en hoe deze kunnen worden uitgeoefend, voor zover dit niet onmiddellijk uit de wet volgt - de samenstelling en het functioneren van het bestuur en de raad van commissarissen en hun commissies. (blz. 101, 5.5.4)
5.12
Het verschil tussen de informatieplicht in het jaarverslag en de informatieplicht in de gedragscode is dat het jaarverslag een gedetailleerde opsomming van de bestuursbeloningen moet geven, terwijl de code vraagt om een uitleg van het beleid: waarom heeft de onderneming voor bepaalde beloningsvormen gekozen, op welke wijze is een zorgvuldige afweging gemaakt tussen vaste beloningen en prestatiegerichte beloningen, hoe wordt het beloningsbeleid in overeenstemming gebracht met het risicoprofiel van de onderneming en hoe draagt het gekozen beloningsbeleid bij aan de langetermijndoelstellingen van de organisatie? (blz. 104, 5.5.5)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 16
Hoofdstuk 6
Toezicht op de organisatie
6.1
Bismarck introduceerde in 1870 de Aufsichtsrat. (blz. 108, 6.1)
6.2
De raad van commissarissen heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in de vennootschap en de met haar verbonden onderneming en staat het bestuur met raad ter zijde. (blz. 108, 6.1, principe III.1)
6.3
Het model wordt toegepast door landen die langs de Rijn gelegen zijn. (blz. 108, 6.1)
6.4
De samenstelling en het functioneren van het bestuur waarvan zowel bestuurders deel uitmaken die zijn belast met de dagelijkse gang van zaken als bestuurders die daarmee niet zijn belast, moeten zodanig zijn dat een behoorlijk en onafhankelijk toezicht door laatstgenoemden is gewaarborgd. (blz. 109, 6.2, principe III.8)
6.5
Men spreekt van een eenlaagsbestuur indien er sprake is van een orgaan voor tegelijkertijd toezicht en bestuur. (blz. 110, 6.2)
6.6
De Code staat het toepassen van een eenlaagsmodel toe. (blz. 109 Principe III.8) De wetgever heeft een voorstel tot aanpassing van de Wet ingediend. In maart 2010 is de aanpassing van Wet nog steeds in behandeling. Bij een aantal fracties bestaat twijfel over het effect van een eenlaags- (monistisch) model omdat de echte toezichtfunctie verdwijnt. (blz. 110, 6.2)
6.7
De verplichte rvc (structuurvennootschap) heeft ten minste drie leden. Bij een vrijwillige rvc is geen minimum van toepassing. (blz. 112, 6.3.1)
6.8
- de uitgifte van aandelen en obligaties - het aanvragen of intrekken van een beursnotering (blz. 112 en 113, 6.3.1)
6.9
De auditcommissie onderhoudt het contact met de externe accountant en houdt toezicht op alle zaken die gerelateerd zijn aan het informatieproces. (blz. 115, 6.3.2)
6.10
De remuneratiecommissie houdt zicht bezig met het beloningsbeleid in de organisatie; ze doet voorstellen voor beloningen en rapporteert over het beloningsbeleid. (blz. 117, 6.3.2)
6.11
De selectie- en benoemingscommissie heeft als taak de (her)benoeming van commissarissen. De selectie- en benoemingscommissie houdt zicht bezig met het beleid voor de benoeming van commissarissen en bestuurders. (blz. 118, 6.3.2)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 17
6.12
Elke vorm en schijn van belangenverstrengeling tussen vennootschap en commissarissen wordt vermeden. Besluiten tot het aangaan van transacties waarbij tegenstrijdige belangen van commissarissen spelen, die van materiële betekenis zijn voor de vennootschap en/of voor de desbetreffende commissarissen, behoeven de goedkeuring van de raad van commissarissen. De raad van commissarissen is verantwoordelijk voor de besluitvorming over de omgang met tegenstrijdige belangen bij bestuurders, commissarissen, grootaandeelhouders en de externe accountant in relatie tot de vennootschap. (blz. 119, 6.3.2, principe III.6)
6.13
Het instellen van een rvc is verplicht. Het bestuur van een vennootschap kan wel verzoeken om ontheffing van deze verplichting. (blz. 113, 6.3.1)
6.14
De benoeming van nieuwe commissarissen geschiedt door de algemene vergadering van aandeelhouders op voordracht van de rvc. (blz. 112, 6.3.1)
6.15
Met coöptatie wordt een systeem van zelfbenoeming bedoeld. De zuivere coöptatie is door invoering van de nieuwe structuurregeling beperkt. De benoemingscommissie doet voordrachten aan de ava. Afwijzing door de ava van voorgestelde (her)benoemingen kan uitsluitend plaatsvinden na gefundeerde motivatie. (blz. 118, 6.3.2)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 18
Hoofdstuk 7 Corporate governance in het midden- en kleinbedrijf
In hoofdstuk 7 worden de onderwerpen behandeld in MKB-perspectief. De student dient de Code te spiegelen aan de dagelijkse praktijk van het MKB. De antwoorden van de theorievragen zijn, in tegenstelling tot bij andere hoofdstukken, niet altijd letterlijk in de tekst terug te vinden. Het gaat erom dat de student de onderwerpen uit de hoofdstukken 1 t/m 6 nog eens bestudeert en beziet in hoeverre deze toe te passen zijn in de bedrijfsomgeving van alledag. 7.1
De Wet BIBOB heeft als doel het vestigen van malafide ondernemingen te bestrijden. Ondernemers worden getoetst op integriteit en het bedrijfsvermogen wordt beoordeeld op bron van herkomst. (blz. 122, 7.1.1)
7.2
De aandeelhouder is zeer betrokken bij de onderneming. Aandelen worden gehouden in een kleine kring. De onderwerpen van de aandeelhoudersvergadering zullen anders van inhoud zijn dan die van grote ondernemingen. Enerzijds zal de invloed van aandeelhouders gericht zijn op een meer gedetailleerde informatie zodat een meer kritische houding op zal komen ten aanzien van strategische plannen anderzijds bestaat het risico dat een kritische houding ten aanzien van directiebeloning verzwakt wordt doordat de relatie tussen bestuurders en aandeelhouders persoonlijk is en bestuurders vaak mede aandeelhouder zijn. (blz. 124, 7.2)
7.3
De beoordeling van de kredietaanvraag wordt ondersteund door de relatiebeheerder. Deze relatiebeheerder is lokaal bekend en zal dus zicht hebben op de maatschappelijke functie van de onderneming. De kredietanalisten baseren het advies op de aangeleverde cijfers, daarop kan slechts beperkt invloed worden uitgeoefend. Integriteit en ondernemerskwaliteiten zijn onderwerpen bij de inbreng van de relatiebeheerder. (blz. 124 en 125, 7.2.1)
7.4
De relatie tussen aandeelhouder en bestuurder is in het MKB van een andere orde. De afstand is veel kleiner. Vaak is de aandeelhouder ook (mede)bestuurder. Het verantwoording afleggen aan de principaal houdt vaak in dat verantwoording aan zichzelf wordt afgelegd. (blz. 124, 7.2.1)
7.5
Te bespreken onderwerpen: - Het takenpakket van MKB-bestuurders is meer divers. Bij grote ondernemingen worden specialisten aangesteld voor de verschillende taken. MKB-bestuurders zijn generalisten. - MKB ondernemers missen vaak een klankbord. - Minder integere handelingen van bestuurders in het MKB zijn doorzichtiger dan in het grootbedrijf. (blz. 125, 7.3)
7.6
Er is geen termijn gesteld voor de benoeming van bestuurders in het MKB. (blz. 126, 7.3.1)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 19
7.7
De rvc is vrijwillig van aard. Het betreft een adviserend orgaan. De rvc zal een klankbord moeten zijn voor de bestuurder in situaties van strategische keuzes. (blz. 127, 7.3.2)
7.8
ERM en ABIB zijn algemeen bekende instrumenten. De ‘andere’ instrumenten zijn INK en ISO. (blz. 130, 7.4.3)
7.9
De winstaangifte naar de belastingdienst wordt anders beoordeeld (horizontaal toezicht) en de kredietverschaffers hebben meer zekerheid over de ondernemingswaarde. (blz. 131, 7.5.1)
7.10
In art. 23 van de Wta is het verbod tot samenloop van controle en verrichten van administratieve werkzaamheden opgenomen. Indien de accountantsorganisatie een aanmerkelijk deel van de financiële administratie heeft verzorgd dan is het niet toegestaan om de wettelijke controle uit te voeren. Deze bepaling geldt uitsluitend voor de controle van OOB’s. Dus voor de controle van niet beursgenoteerde ondernemingen geldt dit verbod niet. (blz. 73, 4.1)
7.11
De management letter is een adviesbrief waarin de accountant aanbevelingen doet ter verbetering van de beheersingsmaatregelen en verslaggeving. Deze adviezen zijn voor het MKB vanzelfsprekend nuttig. Interne beheersing en goede verslaggeving zijn, weliswaar van een ander niveau, van essentieel belang voor de continuïteit en groei van een onderneming. (blz. 131, 7.5.2)
7.12
- Titel 9 BW2 (De externe jaarrekening) - Wet op de vennootschapsbelasting (aangifte) (blz. 135)
7.13
Het MKB ziet MVO als een soort liefdadigheidswerk. Het doen van giften. Zij zijn bang dat het geven van informatie over MVO leidt tot meer vragen om giften van liefdadigheidsinstellingen. (blz. 138, 7.6.3)
7.14
Door toepassing van een eenlaagsbestuursmodel (monistisch systeem) wordt de commissaris medebestuurder en dus mede verantwoordelijk. Gezien het vrijwillige karakter en de positie van de commissaris in het MKB is dit niet wenselijk. De commissaris zal dan over belangrijke beslissing een vetorecht claimen om zijn positie veilig te stellen. Dit komt de flexibiliteit van de onderneming niet ten goede. (blz. 139, 7.7.2)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 20
Hoofdstuk 8
Regelgeving
8.1
Commissie Peters en Commissie Tabaksblat (blz. 148 en 151, 8.1.1 en 8.1.2 )
8.2
Het rapport was gericht op zelfregulering. Het ging om aanbevelingen. Er was geen wettelijke basis die naleving afdwong. (blz. 150, 8.1.1)
8.3
In juni 1997 werd het eerste rapport gepresenteerd. (blz. 148, 8.1.1)
8.4
Keuze uit: - onafhankelijkheid van de rvc - verantwoordelijkheid van bestuur voor risicobeheersing - actievere rol aandeelhouders - opstellen monitoringverslag - toepassing gedragscode (blz. 149, 8.1.1)
8.5
Op 9 december 2003 is het tweede rapport gepresenteerd Deze code is in werking getreden op 1 januari 2004) (blz. 151, 8.1.2)
8.6
- het opnemen van principes voor beloningen, met name de gouden handdruk - het opnemen van de toepassing van de Code in het jaarverslag (blz. 151, 8.1.2)
8.7
Indien de onderneming aan de beurs genoteerd is moet de Code verplicht nageleefd worden. De naleving van de Code heeft een wettelijke basis verkregen in art. 2:391 lid 4 BW. (blz. 151, 8.1.2)
8.8
De taak van de Monitoring commissie is om de naleving van de Code te bewaken en de minister te adviseren over aanpassing van de Code. (blz. 154, 8.1.3)
8.9
De Commissie Cadbury had als taak onderzoek te doen naar de oorzaken van accountingschandalen in Groot Brittannië. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft deze commissie principes voor deugdelijk bestuur vastgelegd in het rapport. (blz. 156, 8.2.1)
8.10
- de openbaarmaking en transparantie - de verantwoordelijkheden van de bestuurder - de rechten van de aandeelhouders - een gelijke behandeling van aandeelhouders (certificaathouders en houders van aandeelbewijzen) - de rol van stakeholders in het corporategovernanceproces; ondernemingsleiding (board of directors) (blz. 157, 8.2.2)
8.11
- België: Code Lippens(beursgenoteerd), Code Buysse(niet-beursgenoteerd) - Frankrijk: Code Viénot/Bouton (Code de Gouvernement) - Duitsland: Cromme Kodex (blz. 158-159, 8.2.3, 8.2.4, 8.2.5)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 21
8.12
De Code Buysse is (als enige code ter wereld) van toepassing op nietbeursgenoteerde ondernemingen. (blz. 158, 8.2.3)
8.13
Op grond van deze wet is een nieuw toezichthoudend orgaan voor de accountantsbranche opgericht, een zogenoemde Public Company Accounting Oversight Board. Accountantskantoren moeten zich bij deze toezichthouder laten registreren (vergelijkbaar aan AFM/Wta in Nederland) (blz. 159, 8.2.6)
8.14
SOX 404 betreft de ‘in control’ verklaring van het management (CEO/CFO). (blz. 160, 8.2.6)
8.15
Indien de Nederlandse onderneming aan de beurs in de VS genoteerd staat is de SOX regelgeving van toepassing. (blz. 159, 8.2.6)
© 2010 Noordhoff Uitgevers, Uitwerkingen Corporate governance 22