O E K N G E N B I L R E E L
6b
Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten
1
5
3
9
Zo werkt dit boek 0 4
Cijferen
2 6
/1
1
Eerst schatten, dan uitrekenen. 7 × 279 ≈ 7 × 300 = 2100 7 × 279 =
8 × 314 ≈ 8 × … = 8 × 314 =
7
279 7+ 1953
2
686 : 7 ≈ … : 7 = 686 : 7 =
2
3
1
882 : 9 ≈ … : 9 = 882 : 9 =
6
Zet onder elkaar en tel op. 1 1 1
1832 236
1 1
60
4971 343+
9+
5314
2137
4971 + 343 = 80 + 995 = 1950 + 109 = 5050 + 505 =
3
1832 + 236 + 60 + 9 = 400 + 9360 + 50 + 7 = 700 + 6600 + 900 = 8008 + 800 + 80 =
Zet onder elkaar en trek af.
282
6 14
1588 282–
1581–
1306
2161
3742 – 1581 = 970 – 347 = 1664 – 268 =
4
1
6¬ 258
1 2 3 4 5
1870 – 282 – 282 = 4562 – 1485 – 1485 = 7654 – 2482 – 2482 =
Zet onder elkaar en reken uit. 43
46
7 1610
1870 3742
4
De getallen die je moet onthouden, kun je in het klein erboven schrijven.
6 × 43 = 7 × 88 = 8 × 97 =
4 × 63 = 2 × 65 = 4 × 78 =
4 × 23 = 7 × 52 = 6 × 48 =
Blok 2 • Week 1
Staat er Samen? Dan wacht je op de juf of meester. Dit is herhaling. Dit rondje betekent: samen met de juf of meester. Staat er Zelf? Dan ga jij zelf werken. Dit rondje betekent: zelf werken.
Deze som komt uit de kangoeroewedstrijd.
Pak bij deze som je liniaal.
3
5
5
6
7
8
9
10
3
Cijferen
1 7¬2797¬300=2100
Maak staartdelingen van de deelsommen en reken uit.
8
8
0
6
7
5
Als je aan het eind van de staartdeling iets overhoudt, is dat de rest.
7¿98¡14 7
3
28
2
1 1
4971 343+ 5314
28
1 1 1
1832 236
0
60 9+ 2137
3
6 14
0
3742 1581 2161
4
98 : 7 = 14 67 : 7 = 85 : 5 =
93 : 6 = 77 : 5 = 83 : 8 =
Blok 2 • Week 1
336 : 6 = 448 : 8 = 862 : 7 =
35
7 1610
1870 282 1588 282 1306
6
4
Maak de rijen af. Werk van boven naar beneden.
1
43 6¬ 258
10 erbij
50 erbij
100 erbij
250 erbij
300 erbij
350 erbij
400 erbij
450 erbij
750
750
750
750
750
750
750
750
5
760 770
7¿98¡14 7 28 28 0
36
/7
Wat moet het zijn: +, –, x of :? Reken uit. 25 × 3 250 … 25 620 … 595 303 … 299
➔ 75 : 15 ➔ 10 … 15 ➔ 25 … 5 ➔ 4 … 125
➔ 5 × 15 ➔ 150 … 95 ➔ 125 … 79 ➔ 500 … 4
➔ 75 − 65 = 10 ➔ 55 … 11 = 5 ➔ 46 … 105 = 151 ➔ 125 … 47 = 78
6
10
50
100
250
300
350
400
450
erbij
erbij
erbij
erbij
erbij
erbij
erbij
erbij
➔
➔
➔
➔
➔
➔
➔
➔
/8
Blok 2 • Week 1
750
750
750
750
750
750
750
750
760 770
Maak de sommen af. 2 × 96 = 576 : 3 7 × 13 = 637 : …
9 × 19 = 855 : … 7 × 28 = 784 : …
7 ➔
➔
➔
8 3
Blok 2 • Week 1
47 Blok 2 • Week 1
6 7 8 9 10
Dit is een voorbeeldsom. Deze sommen moet iedereen maken. Dit meisje helpt je. Heb je tijd over? Dan mag je de sommen bij de astronaut ook doen. De juf of meester vertelt je of je de sommen bij de raket ook gaat doen.
Bij deze som mag je een klok gebruiken
Bij deze som mag je je gelddoos gebruiken.
37
Hier schrijf je de sommen en antwoorden op.
1
26
/1
9
1
2
Getallen en breuken
2 5
Tel door of tel terug. 1 2
0
2 2
3 2
04 1
1
1 10
2
1 3
4 2
8 2
13 2
6
14 2
1
2
1 3
0
1 4
0
1 5
0
1 6
0
1 8
3 3
3 4
4 3
6 3
4 4
9 3
7 4
5 5
8 4
6 6
2 8
12 3
12 4
7 5
2 6
11 3
15 3
14 4
10 5
14 5
7 6
12 6
8 8
9 8
deel
Blok 6 • Week 1
3 5
deel
7 9
deel
4 4
deel
16 4
15 5
14 6
16 8
Kleur de breuken.
2 3
4
2 3
4 8
deel
4 6
deel
1
2
0
7 1
4
3
6
3
7 1
1 6
4
3
5 2 3
8
0
Leg de som en reken uit.
3
+
=
2 1
3
0
5
1
2 5
Je kunt een heel getal en een breuk optellen.
1 4
+2=2
1 4
1 2
+3=3
1 2
1 10
1 3
+2=
1 4
+6=
+ 10 =
1 8
+4=
1 5
+5=
1 5
+3=
1 2
+5=
1 2
+9=
1 7
+5=
1 9
+8=
1 7
+6=
4
4
Je schrijft eerst de hele op en dan de breuk.
2
1
3 8
4
+5=5
3 8
Vul aan. 1 5
1 5
Samen
1 9
3 5
1 9
1 5
.
Er blijft over
1 9
1 9
Samen
1 7
1 7
1 10
Samen
1 9
1 9
1 5
2 5
1 4
.
1 7
1 7
1 9
1 9
1 9
1 7
1 7
1 7
1 10
1 10
1 10
1 10
Er blijft over
1 6
1 8
1 6
1 10
1 10
1 6
1 6
1 8
1 8
1 8
1 6
1 6
1 8
1 8
1 8
1 8
Er blijft over
1 2
Samen
1 4
Er blijft over
Samen
1 10
1 4
Er blijft over
Samen
Er blijft over
1 10
1 4
Samen
Er blijft over
Samen
1 10
1 5
1 2
Dat is
Blok 6 • Week 1
5
1 8
3 8
4 8
1 3
+
1 3
=
2 3
2 5
+
1 5
2 4
+
5 7
+
5 10
+ 10 =
4 8
+
2 8
=
2 6
+
1 4
=
3 9
1 7
=
1
=
1 4
2 6
=
+
3 9
4 7
+
3 5
+
6
+
1 4
=
1 5
+
1 5
=
=
2 6
+
1 6
=
2 7
=
2 7
+
1 7
=
1 5
=
3 10
+ 10 =
7 1
1
Tel door en tel terug.
0
1 5
2 5
3 5
5 5
10 5
15 5
➔ 0
6
4
3
6 ➔
/7
1
1
=
=
2
/6
+
Je kunt breuken met dezelfde noemer optellen. De noemer blijft gelijk.
26
+
9
1 Tel de breuken op.
2
04 1
5
1 10
2
1 3
3 3
6 3
9 3
Reken uit.
a
In een stripblad staan op elke bladzijde 6 plaatjes. 1 afbeelding is ... deel van een pagina.
b
Het stripblad heeft 8 pagina’s. In het stripblad staan in totaal ... plaatjes. Een plaatje is ... deel van alle plaatjes in het stripblad. Op 3 bladzijden staat ... deel van alle plaatjes in het stripblad.
c
Een verhaal in het stripblad heeft 12 plaatjes. Dit verhaal is ... deel van alle plaatjes in het stripblad.
d
Welk deel is nog over voor andere verhalen? ... deel
Blok 6 • Week 1
12 3
13 3
14 3
15 3
+
: – ×2 : + Hoofdrekenen – 1 Optellen en aftrekken.
+ –
4600 + 4600 = 6700 + 1400 = 3200 + 3200 = 5700 + 1300 =
2
+
5200 + 4600 = 5200 – 1200 = 6500 = 1300 + … 3800 = 4700 – …
4900 : 7 = 4900 : 70 = 4200 : 700 = 5600 : 700 =
8 × 600 = 8 × 700 = 3000 : 60 = 3000 : 600 =
Delen en vermenigvuldigen. 3 × 1600 = 8 × 900 = 80 × 90 = 70 × 60 =
3
8200 – 3900 = 5100 – 1200 = 6500 – 2900 = 5300 – 1400 =
Maak de sommen over meten, tijd en geld.
1 decameter = 10 meter
de helft van € 1000,- = €
1 dam = ... m
1000 jaar = 10 × ... jaar
de helft van € 25,- = €
1 2
dam = ... m
400 jaar = 8 × ... jaar
20 × € 10,- = €
1 2
kg = ... g
1 2
minuut = ... seconden
€ 25,- = ... × € 0,50
10 dm = ... cm
1 4
dag = ... uur
Blok 6 • Week 1
7
:
+ –
× Reken uit.
+
/4
×
Reken eerst uit wat tussen haakjes staat.
× –
: 1 gros = 144 stuks
de helft van € 8,46 = €
6775 – 1400 =
1 km – 1 dam = ... m
32 × 25 =
1
1 2
dam = ... m
1 + (4000 : 5) =
1
1 2
minuut = ... seconden
1 2
:
4600 + 4650 =
gros = ... stuks
het dubbele van 12
1 2
=
het dubbele van 37
1 2
=
17 × 15 =
/5
Reken uit. Welk getal staat in de grijze wolk?
– 18 650
8
Blok 6 • Week 1
:5
= 2525
2 3 2
1
/1
3
1 2
2 5 4 1
4
Breuken
4 5
5
1
1
2
4
3
1 6
2
Tel op. 1 2
+3=3
1 3
+2=
1 4
+
2 4
=
1 10
+ 10 =
1 8
+4=
1 5
+
3 5
=
1 5
+3=
1 2
+5=
1 2
+
1 2
=
1 7
+5=
1 9
+8=
1 7
+
4 7
=
Trek de gekleurde delen van elkaar af. Schrijf de som op. =
–
=
–
=
–
=
–
=
–
=
– 3 4
3
1 2
–
2 4
1 4
=
Je kunt breuken met dezelfde noemer van elkaar aftrekken. De noemer blijft gelijk.
Trek de breuken van elkaar af. – 3 8
–
1 8
=
2 8
5 9
–
3 9
=
2 9
7 10
– 10 =
3 4
–
1 4
4 5
–
3 5
=
6 8
–
3 8
=
4 5
–
2 5
=
5 7
–
2 7
=
2 3
–
1 3
=
=
8 9
–
5 9
=
7 9
–
5 9
=
=
5 6
–
4 6
=
3 6
–
1 6
=
3
Blok 6 • Week 1
9
4
3
Kleur wat eraf gaat en maak de som.
1–
2 3
=
1 3
2
4
2
1 10
1–
2 5
=
1–
3 8
1
1 3
=
6
1
6 9
=
1–
1 2
=
1–
8 9
=
2
1–
4 6
=
1–
3 4
=
1–
1 6
=
3
1
1–
1–
5
6
6 7
7
=
1 – 10 =
1–
=
Trek af. 1–
1 2
=
1–
1 6
=
1–
2 3
=
1–
2 7
=
1–
1 3
=
1–
1 7
=
1–
3 4
=
1–
3 8
=
1–
1 4
=
1–
1 8
=
1–
2 5
=
1–
2 9
=
1–
1 5
=
1–
1 9
=
1–
5 6
=
1 – 10 =
1 2
Trek de breuken af. Weet je nog? We schrijven eerst de helen op en dan de breuk.
8 9
–
7 9
=
1 9
9
7 9
–
3 9
1
7 8
–
6 8
=
4 5
–
3 5
=
1
3 7
–
3 7
3
2
4 10 – 10 =
10
1 4
4
1–
2 6
=
1–
3 9
=
=
1–
4 8
=
5 9
=
=
9
1 9
–
1 9
=
5
7 8
–
5 8
=
1–
5
2 3
–
1 3
=
8
2 9
–
2 9
=
1 – 10 =
Blok 6 • Week 1
3
3
4 5
4 5
/7
2
–
1 2
1
1 2
1
5
3
1 2
4
Trek af en vul het schema in.
2
3
1
2 3
2
4
1
1 6
1
1 3
1 2
1
1 4
3 4
2 3
2
3 4
4
2 5
5 6
4
7
1
8
/8
Beantwoord de vragen.
a
Welk deel (als breuk geschreven) van de oppervlakte van deze rechthoek is grijs gekleurd?
b
Welk deel van de omtrek van de rechthoek is rood getekend?
Blok 6 • Week 1
11
4 Ontdek de som Een tuin aanleggen
1
Hoeveel tegels zijn er nodig? Reken uit. De oprit is 12 meter lang en 3 meter breed. De tegels zijn 50 cm lang en 50 cm breed. In de lengte passen er tot de garage 24 tegels naast elkaar. In de breedte passen er ... tegels naast elkaar. In totaal heeft de tuinman ... tegels nodig.
2
Hoeveel zakjes graszaad zijn er nodig? Reken uit. De tuinman legt een speelgrasveld voor de kinderen aan. Het gazon is 200 vierkante meter. 1 zakje graszaad is voldoende voor 25 vierkante meter. De tuinman heeft ... zakjes graszaad nodig.
3
Reken uit. In de achtertuin wordt een schutting geplaatst.
12
a
De achtertuin is 16 m breed. Om de 2 m wordt een paal geslagen. Er zijn voor de schutting ... palen nodig.
b
De palen moeten 1 m de grond in en 1,80 m boven de grond uitsteken. De palen moeten dan minstens ... m lang zijn.
c
De tuinman heeft palen van 3,50 m lengte gekocht. Hij moet er dan nog ... cm afzagen.
d
Een plank is 2 meter lang en 30 cm breed. Tussen 2 palen heb je ... planken nodig.
e
Tussen de eerste en de derde paal heb je ... planken nodig. Hoeveel planken heb je voor de hele schutting nodig?
Blok 6 • Week 1
4 a
Vul aan. De tuinman heeft 2 palen over. De hele paal is 180 cm. De eerste paal zaagt hij in drie stukken.
... deel is groen. ... deel is lichtbruin. Het groene deel is ... cm. Het lichtbruine deel is ... cm. De timmerman zaagt de paal in 3 gelijke stukken. Hij moet de paal dan ... keer doorzagen. b
De tweede paal zaagt hij in vier stukken. ... deel is groen. ... deel is blauw.
Het groene deel is ... cm. Het blauwe deel is ... cm. De timmerman zaagt de paal in 4 gelijke stukken. Hij moet de paal dan ... keer doorzagen.
5
Reken uit en vul aan. De schutting wordt geverfd.
a
Per 6 planken heb je een halve liter verf nodig. Voor de hele schutting van 48 planken heb je dan ... liter verf nodig.
b
Aan elke bovenste plank komt een bloembak met planten. In één bloembak gaan 9 planten. In totaal moeten er ... planten worden gekocht.
c
De planten kosten € 1,50 per stuk. Samen kosten ze € ...
Blok 6 • Week 1
13
/6
Maak de sommen. Er wordt een bloemperk aangelegd.
a
In de tuin komt een rechthoekig bloemperk met een buxusheg eromheen. De lengte van het perk is 5 meter en de breedte is 1 meter. De buxusheg wordt dus ... meter lang.
b
In het bloemperk in de voortuin worden bloembollen van tulpen gepoot. De bollen staan 10 cm uit elkaar. In de breedte poot de tuinman 8 bollen naast elkaar. In de lengte poot hij 50 bollen naast elkaar. In totaal heb je ... bloembollen nodig.
c
De helft van de tulpen wordt rood. Dat zijn ... rode tulpen. Een kwart van de tulpen wordt paars. Dat zijn ... paarse tulpen. De rest wordt geel. Er worden ... tulpen geel.
/7
Reken uit. Een tuin is 16 bij 20 meter. De tuinman heeft zes gelijke velden met bloemen beplant. In de figuur zijn dat de grijze stukjes. De tuinman gaat om een van de velden een heg zetten. Hoeveel meter heg heeft hij daarvoor nodig?
16m
20m
14
Blok 6 • Week 1
... meter heg
h
h
h
h
h
h
h5
Herhalen /1
h h
h
/2
/3
Tel op. 4 8
+
2 8
=
1 7
+
5 7
=
1+
3 8
=
4 8
+
5 8
=
2 6
+
2 6
=
2 5
+
2 5
=
5+
3 9
=
5 6
+
2 6
=
3 9
+
2 9
=
3 8
+
4 8
=
7 10
+3=
3 9
+
8 9
=
4 7
+
2 7
=
1 6
+
4 6
=
3 4
+4=
6 7
+
5 7
=
3 5
+
1 5
=
2 9
+
6 9
=
4+
4 5
=
4 5
+
4 5
=
Trek af. 1–
1 2
=
2–
1 6
=
4 8
–
2 8
=
1
5 7
–
2 7
=
1–
1 6
=
2–
1 7
=
5 6
–
2 6
=
1
6 8
–
3 8
=
1–
1 8
=
3–
1 8
=
3 9
–
2 9
=
1
6 9
–
2 9
=
1–
1 4
=
3–
1 9
=
6 7
–
2 7
=
1 10 – 10 =
3
Zet onder elkaar en reken uit. 4080 + 7820 = 5755 + 2656 =
/4
4
9805 – 3784 = 1987 – 1798 =
40 × 227 = 22 × 537 =
4480 : 80 = 7150 : 50 =
Schrijf de tijd voluit. g – middag g – avond. Zet er tussen haakjes achter : nacht – morgen 09:11 uur = 15:34 uur = 16:40 uur = 10:45 uur = 20:33 uur = 03:59 uur =
de uren
09:11
de minuten
tussen de uren en minuten staat een dubbele punt.
Blok 6 • Week 1
15
Maak het schema af. ×
7
8
9
10
12
15
15
25
50
75
90
h
h
h /6
h
Sanne spaart voor een fiets. De fiets kost € 875. Ze spaart per maand € 25. Ze heeft al € 650 euro gespaard. Hoe lang moet ze nog sparen om de fiets te kunnen kopen? De som is: ... maanden.
h
Reken uit.
h
/5
h
h
h h
10 100
h
1000 50
/7
Maak het schema af. ×
12
5 7 9 12
/8
Beantwoord de vraag. Merel schrijft een getal van drie cijfers op. Ze schrijft ook een getal van twee cijfers op. Ze trekt de getallen van elkaar af en vindt als uitkomst 989. Wat krijgt ze als uitkomst als ze de getallen optelt?
16
Blok 6 • Week 1
7
3
1
1 6
4
5 2 3
8
06
Getallen en breuken
3 2 1
/1
Maak samen een hele.
3
5
0
1 3
1
2 5
2 3
+
1 9
=1
+
.. 9
=1
7 9
+
.. 9
5 6
=1
+
.. 6
=1
1 7
+
.. 7
=1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
... + ... = 1
4
4
2
1
2
Welk getal wijst de pijl aan? Schrijf dat getal achter de letters.
10 000
15 000
A
B
A = 10 500 B=
3
C
C= D=
E
F
E= F=
G
H
G= H=
I
I=
Vul aan. samen 10 000 8500 9500 5900 2100
4
D
20 000
1500
samen 30 000 23 000 1 10 3000
samen 40 000 5 500 5000 5001
Zet de breuken in het schema. 1
1 8
Blok 6 • Week 2
17
9
1
2
Kijk naar het schema van opdracht 4. Vul aan. deel is evenveel als
1 4
deel.
1 hele =
.. 2
4 8
deel is evenveel als
.. 2
deel.
1 hele =
.. 4
6 8
deel is evenveel als
.. 4
deel.
1 hele =
.. 8
8 8
deel is evenveel als
.. 4
deel.
4 8
.. 2
=
.. 4
=
26
2 8
04 1
5
1 10
2
1 3
6
1
2
Tel op. 6
3 9
+
2 9
=6
4
1 7
+
5 7
=
2
1 3
+1
1 3
=
2
1 6
+1
1 6
=
9
2 9
+
2 9
=
2
2 5
+
2 5
=
4
2 4
+2
1 4
=
4
1 4
+5
1 4
=
4 10 + 10 =
1
3 8
+
4 8
=
5
4 6
+3
1 6
=
5
4 9
+3
1 9
=
5
7
2
5 9
7
2 5
+
1 5
=
3
1 6
+
4 6
=
9
1 5
+1
2 5
=
7
1 8
+1
2 8
=
8
4 6
+
1 6
=
5
2 9
+
6 9
=
4
3 7
+2
3 7
=
4
1 7
+2
3 7
=
Trek af.
Trek eerst de helen van de helen af. Trek dan de breuken van de breuken af. 3
/8
–1
1 4
=2
2 4
4 5
–
2 5
=
2 5
4
3 7
–
3 7
=
5
8 9
–5
7 9
4
1 5
–
1 5
=
7
3 7
–7=
4
4
8 9
–
8 9
3 7
–8=
1
7 8
–1
5
4
9
1 2
–8
1 2
=
9 14 – 8 14 =
4
3 4
–3
3 4
=
5
5 13 – 13 = 8 =
6 12 – 12 =
deel
Blok 6 • Week 2
... deel
... deel
= 6 8
3
2
1
1
=
4 10 – 3 10 =
2 3
–3
Welk deel van de figuren is niet gekleurd?
5 8
18
3 4
... deel
1 3
=
7 1
1
6
4
3
6
/9
7 1
2 3
3
Een blikje cola is
1 3
Een pakje appelsap is
3
Een pakje chocomel is
0
Gebruik de maatbekers als hulpmiddel.
liter.
1
1
Omcirkel wat méér is en schrijf de breuk op. Een pak melk is 1 liter.
2
5
1 6
4
3
5
8
0
1 4 1 5
liter. liter.
2 5
4
4
2
1
cola a
appelsap
Geef aan wat méér is en schrijf de breuk op. 2 liter melk of 7 blikjes cola 4 blikjes cola of 8 pakjes appelsap 6 pakjes appelsap of 5 blikjes cola 1 liter melk + 7 pakjes appelsap of 6 blikjes cola 8 blikjes cola of 10 pakjes appelsap
b
chocomel
7 3
is meer dan 2 ... is meer dan ... is meer dan ... is meer dan ... is meer dan
Geef aan wat méér is en schrijf de breuk op. 1 blikje cola of 1 pakje chocomel 4 blikjes cola of 7 pakjes chocomel 5 blikjes cola of 6 pakjes chocomel 1 liter melk + 2 blikjes cola of 9 pakjes chocomel 1 1 2 liter melk of 7 pakjes chocomel
... is meer dan ... is meer dan ... is meer dan ... is meer dan ... is meer dan
Blok 6 • Week 2
19
:
× 9300 + 700 = 620 + 84 = 1400 + 8 = 1401 + 10 =
2
6700 + 1400 = 1020 + 84 = 9100 – 3200 = 10 000 – 1100 =
640 : 80 = 6400 : 800 = 112 : 16 = 128 : 16 =
6300 : 9 = 2000 : 4 = 11 × 16 = 4 × 2100 =
Delen en vermenigvuldigen. 60 × 18 = 16 × 25 = 70 × 12 = 640 : 8 =
3
1400 – 8 = 1401 – 10 = 1400 – 100 = 1400 – 101 =
Halveren en verdubbelen. halveren 4550
4300
5500
verdubbelen
4
Maak de sommen over meten, tijd en geld. Reken eerst uit wat tussen haakjes staat. Kijk zo: (400 : 8) + 400 = 50 + 400 = 450. de helft van € 3,64 = € 54 × € 0,10 = € € 25,- – (6 × € 2,00) – (6 × € 0,50) = € € 100,- – € 0,25 = € 9 × 12 cm = ... m en ... cm 2 en een halve hm = ... m 2 en een halve kg = ... g 500 cm = ... dm 6 × 50 jaar = ... jaar 10 minuten = ... seconden een halve minuut = ... seconden van 08:30 uur tot 12:00 uur = ... uur
20
Blok 6 • Week 2
1602
2222
× –
:
Optellen en aftrekken.
:
1
×
+
Hoofdrekenen
+ –
7
+
: – × : + /5 –
Reken uit.
+ –
Reken eerst uit wat tussen haakjes staat. Tel dan op of trek af.
+ 9300 – 725 =
144 = ... × 12
1400 – 810 =
het dubbele van 128 =
60 × 180 =
een kwart uur = ... minuten
648 : 8 =
de helft van 760 =
€ 10,00 – (€ 7,00 + € 0,20) = € 1 km – 1 hm = ... m 1 5
/6
1 2 1 2
km = ... m minuut = ... seconden
Reken het geheime getal uit. In elk hokje wordt één getal geschreven. De getallen zijn 2, 3, 4 en een geheim getal. Als je de getallen in de bovenste rij optelt, dan krijg je 9. Als je de getallen in de onderste rij optelt, dan krijg je 6. Wat is het geheime getal?
Blok 6 • Week 2
21
2
Breuken /1
4
1
3
2 5
Tel op of trek af. =
2 5
+2
1 5
2 4
+
1 4
=
8
5 7
+
1 7
=
1–
6 6
5
5 12
=
1–
6 9
1–
4 4
–
=
4
3 5
–4=
=
9
5 8
–
4 8
=
1 – 10 =
9
1 2
–
1 2
=
1
=
4 12
6
=
Haal de helen uit de breuk.
5 3
2
= 1 3 . Dit is een hele en twee derde. Je zegt: één en twee derde. Je zegt eerst de hele, dan de breuk. 6 3 8 6
1 3
0
0 1 4
0
0
6 3
9 3
12 3
15 3
1
2
3
4
5
4 4
8 4
12 4
16 4
1
2
3
4
0
22
6 6
12 6
1
2
3 3
=1
4 4
=
6 6
=
5 3
=
7 4
=
9 6
=
7 3
=
10 4
=
12 6
=
14 3
=
12 4
=
15 6
=
Blok 6 • Week 2
2 6
3 3
1 6
0
=2 =1
1
1
+
1 3
2
1 3
4
2
1
8
1 10
2
1 3
3 4 5
3
4 5
+
2
3 4
1
1 2
4
Maak de som. Haal de hele uit de breuk.
+
2 4
=
3
5
1
2 3
2
4
1
1 6
5 4
=1
=
+
=
+
=
=
+
=
+
=
1 4
+
2 5
4
Tel op.
Tel de breuken op. Haal daarna de helen uit de breuk.
4
5 9
+
5 9
=
10 9
=1
1 9
1
3 5
+
4 5
=
7 5
=1
2 5
5
1 3
+
4 3
=
5 6
+
6 6
=
5 12
+ 12 =
2 6
+
5 6
=
1 2
+
3 2
=
3 5
+
4 5
=
2 4
+
4 4
=
3 4
+
3 4
=
5 8
+
6 8
=
5 7
+
4 7
=
12 10
+ 10 =
1 2
+
4 2
=
5 3
=1
2 3
1
7
Kleur de kralen en vul aan. Kleur
1 3
rood en
2 3
blauw.
Samen 9 kralen.
Kleur
1 3
rood en
Kleur
1 3
rood en
2 3
blauw.
Samen ... kralen.
2 3
Samen ... kralen.
blauw.
Kleur
Kleur
1 4
rood en
3 4
blauw.
Samen ... kralen.
1 6
rood en
5 6
blauw.
Samen ... kralen.
Blok 6 • Week 2
23
4
3
Kleur de delen en reken uit. 1
1
a Kleur 3 .
2
6
2
1 10
1
b Kleur 4 .
c Kleur 9 .
1
1 3
6
1
2
1
/7
1 3
1 8
deel van 15 is hetzelfde als 15 delen door 3. 15 : 3 = 5
deel van 16 is
Kijk naar de figuren in opdracht 6. Welk deel is niet gekleurd? 2 3
2 3
deel is niet gekleurd.
deel van 15 = 10
Figuur B: ... deel is niet gekleurd.
... deel van 32 =
Figuur C: ... deel is niet gekleurd.
... deel van 27 =
Figuur D: ... deel is niet gekleurd.
... deel van 15 =
Figuur E: ... deel is niet gekleurd.
... deel van 16 =
Vul in. deel van € 1,-
1 5
euro = 20 cent
20 cent is ... deel van € 1,-
1 4
euro = ... cent
50 cent is ... deel van € 1,-
3 4
euro = ... cent
5 cent is ... deel van € 1,-
10 5
euro = ... euro
5 cent is ... deel van 20 cent
1 2
euro = ... cent
2 cent is ... deel van 20 cent
3 5
euro = ... cent
10 cent is
24
deel van 27 is
e Kleur 8 .
deel van 15 is
Figuur A:
/8
1 9
deel van 32 is 1
d Kleur 5 .
1 5
1 4
deel van 15 is 5.
Blok 6 • Week 2
1 10
Je mag voor jezelf een getallenlijn tekenen.
1
1 3
4
3 4 5
9 Ontdek de som Lijnen, balken en breuken 1 a
Maak de opdrachten. Zet de helen boven de lijn en de breuken onder de lijn. De lijn van 4 cm is verdeeld in 4 gelijke delen. Ieder stukje is ... deel. Zet de breuken onder de streepjes. 0
1 1 4
b
…
…
…
Teken een lijn van 12 cm. Verdeel de lijn in 3 gelijke stukken. 1 2 Zet boven de lijn de helen (1, 2 en 3). Zet onder de lijn de breuken ( 4 , 4 , enzovoort). 0
...
1 4
c
Teken een lijn van 6 cm. Verdeel deze lijn in 3 gelijke stukken. Eén stukje is Schrijf de breuken erbij. 0
Teken een lijn van 12 cm. Verdeel deze in 2 gelijke delen. Zet boven de lijn de helen 1 0, 1 en 2. Verdeel beide lijnstukken in 3 gelijke delen. Eén stuk is 3 deel. Schrijf de breuken erbij. Tel door met de breuken. 0
...
1 3
e
Teken een lijn van 5 cm. Verdeel deze lijn in 5 gelijke stukken. Eén stukje is Schrijf de helen (boven) en de breuken (eronder) erbij. 0 1 5
f
deel.
...
1 3
d
1 3
1 5
deel.
...
Teken een lijn van 10 cm. Verdeel de lijn in 2 gelijke delen. Zet boven de lijn de helen 1 0, 1 en 2. Verdeel beide lijnstukken in 5 gelijke delen. Eén deel is 5 . Schrijf de breuken eronder. 0 1 5
...
Blok 6 • Week 2
25
2
Verdeel de balken. Verdeel de bovenste balk in twee gelijke delen. Verdeel de middelste balk in vier gelijke delen en de onderste balk in acht gelijke delen. Zet de delen (breuken) erin.
Geef iedere balk een eigen kleur.
3
Verdeel de balken. Verdeel de bovenste balk in 3 gelijke delen. Verdeel de middelste balk in 6 gelijke delen en de onderste balk in 9 gelijke delen. Zet de (delen) breuken erin.
Geef iedere balk een eigen kleur.
4
Verdeel de balken. Verdeel de bovenste in 2 gelijke delen. Verdeel de middelste balk in 5 gelijke delen en de onderste balk in 10 gelijke delen. Zet de delen (breuken) erin.
Geef iedere balk een eigen kleur.
26
Blok 6 • Week 2
/5
Verdeel de balken in tweeden, zesden en derden. Verdeel de bovenste balk in tweeden, de middelste balk in zesden en de onderste balk in derden.
Geef iedere balk een eigen kleur.
/6 a
Teken balken en verdeel ze in derden, twaalfden en vierden. Vergelijk de balken met breuken. Kloppen de vergelijkingen? Kijk naar de balken en kruis het goede antwoord aan.. 1 5 1 15
1 15
1 15
1 15
1 5 1 15
1 15
1 15
1 3
vergelijking goed fout
1 5 1 15
1 15
1 15
1 5 1 15
1 15
1 3
vergelijking goed fout
1 15
1 5 1 15
1 15
1 3
vergelijking goed fout
1 3
=
5 15
2 3
=
10 15
4 5
=
12 15
1 5
=
1 3
4 5
=
2 3
9 15
=
3 5
2 5
=
6 15
3 5
=
10 15
15 15
=
3 3
b
Teken 3 balken van 12 cm onder elkaar. Verdeel de bovenste balk in derden, de middelste balk in twaalfden en de onderste balk in vierden. Zet de breuken erin.
c
Teken één balk van 12 cm lang en verdeel die in 3 gelijke stukken. Teken daaronder een evenlange balk die in 6 gelijke stukjes is verdeeld. Bij de balk eronder teken je weer 2 keer zo veel stukjes. Ga door tot en met 4 balken. Schrijf steeds de breuken in de delen.
Blok 6 • Week 2
27
h
h Reken uit.
h
/1
1
Weet je nog? 4 deel van 20 is hetzelfde als 20 delen door 4. 20 : 4 = 5
/3
1 3
deel van 15 =
1 3
deel van 18 =
1 4
deel van 28 =
1 7
deel van 49 =
1 5
deel van 25 =
1 2
deel van 24 =
1 2
deel van 20 =
1 4
deel van 24 =
Tel op en trek af. Eerst de helen optellen of aftrekken, daarna de breuken. 3
1 9
+1
1 9
=
2
5 6
–1
1 6
=
2
2 4
+5
1 4
=
4
1 4
–3
1 4
=
5
4 9
+2
7 9
=
5
4 9
–3
1 9
=
7
3 8
+2
5 8
=
7
7 8
–1
2 8
=
Zet onder elkaar en reken uit. 16 126 + 7375 = 18 336 + 5444 =
/4
2151 – 1707 = 2497 – 1499 =
437 : 23 = 5486 : 26 =
2 m + 8 cm = … cm 5 m + 5 cm = … cm 1 km + 10 m = … m 1 km + 1 hm = … m
Zet onder elkaar en tel op. € 7,04 + € 2,16 + € 3,06 + € 3,89 = € 1,98 + € 1,98 + € 0,90 + € 1,39 =
28
23 × 19 = 19 × 526 =
Reken uit. 2 m – 8 cm = 1,… m 5 m – 5 cm = 4,… m 2 km – 10 m = 1,… km 3 km – 1 hm = 2,… km
/5
h h
h
/2
Blok 6 • Week 2
h
h
Herhalen
h
h
10
€ 0,95 + € 2,45 + € 2,35 + € 1,85 = € 6,35 + € 1,75 + € 3,25 + € 0,55 =
h
/6
h
h
h
h
h
h
Ontdek de som.
h h
h
Een vrachtauto is in werkelijkheid 15 m lang. Op de tekening is de vrachtauto 15 cm lang. Hoeveel keer is de tekening kleiner? De tekening is ... keer kleiner dan de werkelijkheid.
/7
Zoek de som.
In groep 6 van basisschool Het Zuiderlicht zitten 32 kinderen. 1 3 4 deel van de klas zijn jongens en 4 deel van de klas zijn meisjes. In groep 6 zitten dan ... jongens en ... meisjes. In groep 8 zitten 12 jongens en 16 meisjes. Welk deel van het totale aantal kinderen bestaat uit meisjes? Welk deel van het totale aantal kinderen bestaat uit jongens?
Blok 6 • Week 2
29
Welk getal wijst de pijl aan? Schrijf dat getal achter de letters. 0
10 000
A = 2000 B=
3
C
D
E
C= D=
E= F=
H
G= H=
I
J
7 1
I= J=
4
3
6
TD
D
H
T
E
1
2
8
1
6
=10 000 + 2000 + 800 + 10 + 6 = 12 816
2
6
6
0
7
=
3
5
0
4
9
=
3
8
7
2
0
=
4
0
9
0
9
=
Tel door en tel terug met breuken en helen. 1
1 4
0
30
G
6
40 000
Wat zijn de cijfers waard?
0
4
F
30 000
1
B
20 000
1
2
A
2
26
/1
9
1
2
Getallen en breuken
1
2 5
04 1
11
1 10
2
1 3
1
14
2
3
5 4
Reken uit. 1 4
deel van 28 = 28 : 4 = 7
1 2
deel van 28 =
1 7
van 21 =
1 3
deel van 24 =
1 3
deel van 36 =
1 5
van 35 =
1 4
deel van 36 =
1 4
deel van 24 =
1 6
van 24 =
1 9
deel van 27 =
1 8
deel van 32 =
1 6
van 54 =
Blok 6 • Week 3
5
7 1
1 6
4
3
5 2 3
8
0
1 4
deel van 28 is hetzelfde als 28 delen door 4. ➔ 28 : 4 = 7 1 1 4 deel van 28 kun je schrijven als: 4 × 28.
Maak de sommen.
3 2 × 15 = 15 : 3 = 5
1 3
× 18 =
1 6
× 30 =
3
1 4
× 28 =
1 7
× 49 =
1 8
× 32 =
1 5
× 25 =
1 2
× 24 =
1 9
× 27 =
1 2
× 20 =
1 4
× 24 =
1 10
× 40 =
0
1
5
1 3
1
2 5
4
4
2
1
6
Kleur de ballen en maak de sommen. Kleur
2 4
deel.
Kleur
2 3
deel.
Kleur
3 8
deel.
Samen: 20.
Samen: ...
Samen: ...
2 4
deel van 20 = 10
2 3
deel van ... =
3 8
deel van ... =
2 4
× 20 = 10
2 3
× ... =
3 8
× ... =
Kleur
5 6
deel.
Kleur
2 5
deel.
Kleur
2 5
deel.
Samen: ...
Samen: ...
Samen: ...
5 6
deel van ... =
2 5
deel van ... =
2 5
deel van ... =
5 6
× ... =
2 5
× ... =
2 5
× ... =
Blok 6 • Week 3
31
9
1 Maak de kralenketting af.
04 1
7
2
1 10
2
1 3
26
1 10
×
1
1 2
1 2
2
3
4
5
2 3
1 4
3 4
3
3 4
Schrijf de som op. Een gezin met vier personen gebruikt 500 liter water per dag. 1
Ze willen proberen 5 deel op het gebruik te besparen. Hoeveel liter water moeten ze dan minder gaan gebruiken? De som is: ... = ... liter. Ze moeten dus ... liter besparen.
32
Blok 6 • Week 3
4
3
6
Vul het schema in.
1 3
/9
deel is klaar. Dat zijn ... kralen. De hele ketting heeft ... kralen.
7 1
1
1 8
deel is klaar. Dat zijn ... kralen. De hele ketting heeft ... kralen.
2
deel is klaar. Dat zijn ... kralen. De hele ketting heeft ... kralen.
1 6
/8
6
1 5
deel is klaar. Dat zijn 5 kralen. De hele ketting heeft 50 kralen.
1
6
7
8
+
: – 12 : × + Hoofdrekenen – 1 Optellen en aftrekken.
+ –
161 + 179 = 48 + 48 = 9000 + 1000 = 9000 + 100 =
2
+
6000 + 100 = 6000 – 100 = 41 + 41 + 41 = 8000 – 500 =
2000 : 2 = 2000 : 4 = 2000 : 40 = 2000 : 400 =
30 × 15 = 2000 : 5 = 3 × 2000 = 2000 : 8 =
Delen en vermenigvuldigen. 30 × 10 = 8 × 30 = 30 × 18 = 4 × 2000 =
3
10 000 – 1000 = 10 000 – 100 = 10 000 – 900 = 10 000 – 500 =
Maak de sommen over meten, tijd en geld.
de helft van € 0,60 = ... × € 0,10 100 × € 0,10 = € 100 × € 0,25 = € de helft van € 9,10 =€ 2 jaar + 6 maand en = ... maanden 2 jaar = ... weken 10 × 100 jaar = ... jaar 1 kwartaal = ... w eken 4 km + 40 m = ... m 12 × € 12,00 = € 1 km + 9 hm = ... m 10 kg – 4 kg = ... g
Blok 6 • Week 3
33
:
+ –
×
+
Van alles door elkaar. Reken uit.
:
Eerst vermenigvuldigen of delen, dan pas optellen of aftrekken.
× –
1 dam = 10 m
160 + 160 + 160 = 10 000 – 1000 : 100 = 4 × 25 × 19 = 4 × 25 : 20 =
/5
100 × € 0,05 = € 1 km – 1 hm – 1 dam = ... m 1 4 2 km = ... hm 1 2 jaar = ... weken
Reken uit. 1 5
deel van een half uur is ... minuten.
1 2
van een half jaar is ... weken.
Een slak loopt gemiddeld 10 cm in een minuut. Hoe lang doet hij over 1 hm? ... minuten, dat is ruim ... uur. Hoeveel meter legt de slak in 1 etmaal (24 uur) af? De som is: ... = ... m.
34
Blok 6 • Week 3
een kwart van 48 = de helft van het dubbele van 15 = de helft van het dubbele van 20 = de helft van 1440 =
:
/4
×
8
7
3
5
8
013 6
Cijferen /1
Zet onder elkaar en tel op.
3
€1,64 €0,83 €1,77+
0
€4,24
4
2
€ 1,64 + € 0,83 + € 1,77 = € 4,24 € 2,99 + € 1,29 + € 0,98 = € 1,39 + € 3,49 + € 1,96 = € 2,94 + € 1,77 + € 1,69 = € 1,29 + € 2,94 + € 2,78 =
Trek af.
Welke bedragen trek je af? Tel die eerst bij elkaar op. Trek dit bedrag in één keer af van het eerste bedrag.
€ 8,47
€20,45
€ 5,38
€16,00
€ 2,15+
€ 4,45
€16,00 € 4,45
€ 20,45 – € 8,47 – € 5,38 – € 2,15 = € 4,45 € 25,68 – € 6,15 – € 2,49 – € 3,36 = € 75,15 – € 12,40 – € 7,20 – € 5,40 =
3
Zet onder elkaar en tel op. 6513 8350
6513 + 8350 + 2350 = 17 213 6555 + 4666 + 4666 =
6710 + 5765 + 3765 = 13 232 + 9770 + 1770 =
2350+ 17213
4
Zet onder elkaar en trek af.
7203 2085– 5118
7203 – 2085 = 5118 6060 – 1765 = 8024 – 2456 = 9000 – 2789 = 17 000 – 2809 =
Je hebt geleerd dat je bij aftrekken soms moet ‘lenen bij de buurman’. Heeft de buurman niets, dan gaat de buurman zelf eerst lenen. Om de 5 af te trekken, moet je lenen bij de buurman: de 0. De buurman heeft niets, dus die moet lenen bij zijn buurman: de 2.
Blok 6 • Week 3
35
22¬ 596 5960+
Weet je het nog? Bij schattend vermenigvuldigen rond je het ene getal af naar boven en het andere naar beneden . Andersom kan ook: × .
2 6
298
9
1 Eerst schatten, dan uitrekenen.
5
5
0 4
6556
7
22 × 298 ≈ 20 × 300 = 6000 22 × 298 = 6556
1
38 × 615 ≈ 40 × ... = 38 × 615 = 39 × 306 ≈ 40 × ... = 39 × 306 =
6
28 × 503 ≈ 30 × ... = 28 × 503 =
6
Eerst schatten, dan uitrekenen. 29¿2932¡101 r 3
29 03 0 032 29 3
2932 : 29 ≈ 3000 : 30 = 100 2932 : 29 = 101 r 3 3861 : 39 ≈ ... : 40 = 3861 : 39 = 1485 : 27 ≈ ... : 30 = 1485 : 27 = 1458 : 28 ≈ ... : 30 = 1458 : 28 =
36
Blok 6 • Week 3
Weet je het nog? Bij schattend delen rond je beide getallen af naar boven : , of beide naar beneden : .
7
6
Zet onder elkaar en reken uit. 23
8
7
3
5
8
0
20¬
20 × 23 = 460 30 × 26 =
11 × 335 = 33 × 206 =
460
0
3 /8
Vul het schema in. + 775
1200
4
966
1300
355
1100
489
/9
1400
Maak de reeksen af. 64 19 683
128
16 384 2187
243
27
3
Blok 6 • Week 3
37
14 Ontdek de som De Veluwe 1
Kleur de grafiek.
30 000 (rood) 35 000 (donkergroen) 60 000 (lichtgroen) 50 000 (oranje) 25 000 (roze)
Harderwijk Hattem Epe Nijkerk Dieren
45 000 (geel) 15 000 (donkerblauw) 30 000 (paars) 40 000 (grijs) 15 000 (lichtblauw)
Ep
Nunspeet Wageningen Veenendaal Barneveld Ermelo
ew ijk
Kijk naar de inwoneraantallen van de plaatsen. Gebruik de kleur die tussen haakjes staat.
Inwoneraantallen
55 000
Die ren
Nijk erk
e
Ha ttem
Ha rd
elo Erm
d Ba rne vel
al end a
Vee n
Zet de plaatsen hierboven in volgorde van groot naar klein. plaats
38
Wa gen
nsp Nu
2
ing en
0
eet
Aantal inwoners
30 000
aantal inwoners
plaats
1
5
2
6
3
7
4
8
Blok 6 • Week 3
en
en
aantal inwoners
3
Vergelijk de aantallen inwoners met elkaar en vul aan.
a
Wat is het verschil in inwoneraantal tussen de twee grootste plaatsen? ... inwoners
b
Wat is het verschil in inwoners tussen de twee kleinste plaatsen? ... inwoners
c
Harderwijk is 3 × zo groot als ... of ... Veenendaal is 2 × zo groot als ... of ... Barneveld is 2 × zo groot als ... Epe is 2 × zo groot als ... of ...
d
Nunspeet heeft net zo veel inwoners als ... en ... samen.
4
Kijk naar de lijnen in de grafiek. Maak het schema af.
De rode lijn geeft het aantal wilde zwijnen weer. De blauwe lijn geeft het aantal edelherten weer.
Aantal wilde zwijnen en edelherten op de Veluwe
6000 5000 4000 3000 2000 1000 0
1
2
3
4
5
6 jaar
aantal edelherten aantal wilde zwijnen
1ste jaar wilde zwijnen
3000
edelherten
1500
2de jaar
3de jaar
4de jaar
5de jaar
6de jaar
Blok 6 • Week 3
39
5
Reken de gemiddelde temperatuur uit. De familie Leissner is in de herfstvakantie op de Veluwe geweest. Er waren 3 dagen met een temperatuur van 12 graden Celsius. Er waren 3 dagen met een temperatuur van 8 graden Celsius. Er was 1 dag met een temperatuur van 3 graden Celsius. De gemiddelde temperatuur in die week was ... graden Celsius.
/6
Bekijk de grafiek en vul aan. °C (graden Celcius)
16
De buitentemperatuur op de Veluwe op 18 februari.
14 12 10 8 6 4 2 0
09:00
10:00
11:00
12:00
13:00
14:00
15:00
16:00
17:00 uur
09:00 uur ➔ ... ºC 11:00 uur ➔ ... ºC 13:00 uur ➔ ... ºC 15:00 uur ➔ ... ºC
/7
2 ºC ➔ ... uur 5 ºC ➔ ... uur 11 ºC ➔ ... uur 6 ºC ➔ ... uur
Kijk naar de grafiek bij opdracht 6. Maak nu zelf de grafieklijn. Op 28 februari zijn de temperaturen op deze uren gewijzigd. 09:00 uur ➔ 2 ºC hoger 10:00 uur ➔ 3 ºC hoger 11:00 uur ➔ 1 ºC hoger 12:00 uur ➔ 0 ºC hoger 13:00 uur ➔ 1 ºC hoger
14:00 uur ➔ 2 ºC hoger 15:00 uur ➔ 2 ºC lager 16:00 uur ➔ 3 ºC lager 17:00 uur ➔ 2 ºC lager
°C (graden Celcius)
De buitentemperatuur op de Veluwe op 28 februari.
16 14 12 10 8 6 4 2 0
40
09:00
10:00
Blok 6 • Week 3
11:00
12:00
13:00
14:00
15:00
16:00
17:00 tijd
h
h
h
h
h
h15 h
Herhalen /1
Tel op en trek af.
h
Eerst de helen optellen of aftrekken, daarna de breuken.
h
2
3 8
5 10
+ 10 =
4
3 5
+5
4 9
+
3 9
+2
1 8
=
3
1 5
=
=
7
3 8
–3
1 8
=
4 5
–
2 5
=
5
2 7
–3
1 7
=
4
3 7
–
3 7
=
4
3 6
–
2 6
=
5
8 9
–5
7 9
9
2 9
–
1 9
=
4
1 5
–
1 5
=
h /2
/3
/4
1 4
Reken uit. 1 3
× 45 =
1 3
× 21 =
1 4
× 52 =
1 7
× 63 =
1 5
× 30 =
1 2
× 34 =
1 2
×8=
1 4
×8=
1 6
× 66 =
1 3
× 72 =
=
× 20 = één vierde deel van 20 of 20 : 4 = 5.
Tel de breuken op. Haal de helen eruit. 3 8
+
5 10 3 5 4 9
6 8
7 8
+
1 8
=
2
4 5
+
2 5
=
+ 10 =
6 7
+
3 7
=
5
3 7
+
5 7
=
+
4 5
=
3 6
+
4 6
=
3
8 9
+
7 9
=
+
6 9
=
8 9
+
3 9
=
4
4 5
+
1 5
=
=
8
Reken onder elkaar uit.
Bij aftrekken moet je soms ‘lenen bij de buurman’. Heeft de buurman niets, dan gaat de buurman zelf eerst lenen.
€ 3850,00 + € 7312,65 = € 8200,56 + € 1947,45 =
47 × € 237 = 26 × € 725 =
€ 5100,32 – € 2127,99 = € 2002,54 – € 1104,75 =
€ 3360 : 30 = € 9675 : 45 =
Blok 6 • Week 3
41
10,25 m = ... m + ... dm + ... cm 20,65 m = ... m + ... dm + ... cm 30,09 m = ... m + ... dm + ... cm 60,90 m = ... m + ... dm + ... cm
/7
5,79 m = ... m + ... cm 8,60 m = ... m + ... cm 7,45 m = ... m + ... cm 6,89 m = ... m + ... cm
Vul aan. 6,256 kg = ... kg en ... g 7,800 kg = ... kg en ... g 11,340 kg = ... kg en ... g 25,509 kg = ... kg en ... g
/8
9 kg en 260 g = ... kg 5 kg en 400 g = ... kg 2 kg en 345 g = ... kg 15 kg en 207 g = ... kg
Reken uit. In een plank moeten 12 gaatjes geboord worden. Marcel boort de helft van de gaatjes. Dat zijn ... gaatjes. Vera en Lynn mogen elk een kwart van de gaatjes boren. Ze boren dan elk ... gaatjes.
/9
42
We zeggen het zo: de helft van 12 =
een kwart van 12 =
1 2
deel van 12 =
1 4
deel van 12 =
1 2
× 12 =
1 4
× 12 =
Maak de getallenrijen af door telkens hetzelfde op te tellen. 250
1500
3750
7500
37 500
33 750
Blok 6 • Week 3
h
h
h Vul aan.
h h
h
/6
26 749 – 4827 = 24 405 – 1395 = 35 757 – 1919 =
h
6760 + 7365 = 8455 + 2886 = 18 689 + 3456 =
h
h
Zet onder elkaar en reken uit.
h
/5
h
?
?
?
?
?
?16 ?
Nog een keer /1
Welk getal wijst de pijl aan? Schrijf dat getal achter de letters.
?
0
10 000
?
A
B
A = 5000 B=
?
/2
20 000 C
C= D=
D
1
E= F=
F
G
G= H=
H
I
J
I= J=
4
5
2
D = 35
E=
6
L
E
D
L=
E
E=
N
N=
Kleur de breuken in de figuren.
1 3
4
E
40 000
Zet de juiste breuk achter de letters. 35
/3
30 000
4 5
deel
deel
2 9
3 4
deel
1–
1 6
=
5
3 7
–
3 7
=
deel
3 8
5 6
deel
deel
Tel op en trek af. 2 3
+
1 3
=
3 4
+
1 4
=
1–
2 3
=
8
3 4
–3
1 4
=
1 5
+
4 5
=
1–
2 5
=
6
5 6
–3
1 6
=
2
5 6
+3
1 6
=
1–
7 8
=
7 9
–
4 9
3
5 8
+8
6 8
=
1–
4 9
=
6
3 8
–5
2 8
=
3 3
=1
=
Blok 6 • Week 4
43
Kleur 3 deel. 1 3 deel van ... =
c
Kleur 8 deel. 1 8 deel van ... =
d
Kleur 10 deel. 1 10 deel van ... =
1
1
?
Reken de sommen uit. 1 3
× 27 = 27 : 3 = 9
1 7
× 77 =
1 2
× 66 =
1 4
× 32 =
1 5
× 55 =
1 4
× 16 =
1 2
× 50 =
1 7
× 63 =
1 3
× 39 =
Zet onder elkaar en trek af.
1570 1430
3000 – 1570 = 1430 3025 – 645 =
6666 – 3775 = 8008 – 5868 =
Zet onder elkaar en tel op. 6863 8350+ 15213
6863 + 8350 = 15 213 7475 + 2765 =
5889 + 3666 = 2452 + 7703 =
Eerst schatten, dan uitrekenen. 62¿1215¡19 r37 62 595 558 37
44
? ?
1
3000
/9
?
b
/8
?
? Kleur 6 deel. 1 6 deel van 18 = 3
/7
?
1
a
/6
?
Kleur de kralen en maak de sommen af.
?
/5
?
Blok 6 • Week 4
?
1215 : 62 ≈ 1200 : 60 = 20 1215 : 62 = 19 r 37
1184 : 58 ≈ ... : 60 = 1184 : 58 =
1590 : 79 ≈ ... : 80 = 1590 : 79 =
1493 : 52 ≈ ... : 50 = 1493 : 52 =
17 18 19
zie handleiding
20 Speelwerk Breukenringslang Voor 2-4 personen Wat heb je nodig? - dobbelsteen - zoveel pionnen als er spelers zijn
1
2
3
4
5
Hoe gaat het? Het vel van de ringslang is een speelveld met breuken. Op de 1 3 rode vakken staan de kwarten ( 4 en 4 ). Op de groene vakken 1 2 staan de derden ( 3 en 3 ). Op de blauwe vlakken staan de 1 halven ( 2 ). Op de gele vakken staan de helen. Probeer van START zo snel mogelijk bij FINISH te komen. Met elke worp van de dobbelsteen ga je vooruit of achteruit. Hoeveel, dat zie je naast het speelveld. Per worp moet je steeds kiezen: - Sta je op een rood hok met kwarten, dan kun je alleen met kwarten en helen vooruit. - Sta je op een groen hok met derden, dan kun je alleen met derden en helen vooruit. - Sta je op een blauw vlak met halven, kun je halven en helen vooruit. - Op een geel hok met helen kun je met kwarten, halven, derden en helen vooruit. Let op: in één ring (groen, geel, blauw of rood) zijn de getallen samen 10. Als je samen met een medespeler in één ring komt te 1 3 staan (bijvoorbeeld op 2 4 en 7 4 ), dan mag degene die het eerst ‘Samen 10’ roept, 1 hele verder op het speelveld. Zo begint het spel: - Plaats de pionnen op het hoofd van de slang (START). - De eerste speler die één, twee of drie e ogen gooit, begint (want sprongen terug gaan niet vanuitt START). onnen. - Wie het eerst bij FINISH is, heeft gewonnen.
Blok 6 • Week 4
45
1 4
1
of 3 verder
46
Blok 6 • Week 4
1 2
2
of 3 verder
1 verder
1 4
1
of 3 terug
1 2
2
of 3 terug
1 terug
Blok 6 • Week 4
47