Inhoud Hoofdstuk 1: Woonvoorzieningen algemeen ..................................................................................... 2 1.1. Inleiding ................................................................................................................................... 2 1.2. Cliëntonderzoek: analyseren van gegevens ........................................................................... 2 1.3. Ziektebeelden en woonvoorzieningen .................................................................................... 3 Veel voorkomende ziektebeelden ............................................................................................. 3 Reumatoïde artritis .................................................................................................................... 3 Artrose ....................................................................................................................................... 3 Osteoporose .............................................................................................................................. 3 Gewrichtsbelasting .................................................................................................................... 4 CVA ........................................................................................................................................... 4 Parkinson ................................................................................................................................... 4 Hoofdstuk 2: Woonvoorzieningen voor de toegankelijkheid .............................................................. 6 2.1. Drempels en niveauverschillen ............................................................................................... 6 Hoofdstuk 3: Woonvoorzieningen voor de doorgankelijkheid ............................................................ 8 3.1. Drempels en kleine niveauverschillen .................................................................................... 8 3.2. Trappen ................................................................................................................................... 8 Tussentreden ............................................................................................................................. 8 Stoeltjestraplift ........................................................................................................................... 9 3.3. Verkeersruimten (het horizontaal verplaatsen), een richtlijn: ............................................... 10 Hoofdstuk 4: Woonvoorzieningen voor de bruikbaarheid ................................................................ 12 4.1. Plaatsbepaling van de elementen (douchezitjes en beugels, wandgrepen) ........................ 12 4.2. Beugels en wandgrepen ....................................................................................................... 12 Kenmerken van de beugel....................................................................................................... 12 Beugels in het toilet ................................................................................................................. 14 Beugelhoogte........................................................................................................................... 15 Opklapbare toiletbeugels ......................................................................................................... 16 4.3. Toiletpotten ........................................................................................................................... 16 Toilethoogte ............................................................................................................................. 16 De hoogtebepaling van toiletpot en beugels ........................................................................... 16 Toiletbrillen .............................................................................................................................. 17 Toiletbrillen met armleggers .................................................................................................... 17 Toiletaansluiting ....................................................................................................................... 18 Toiletstoelen ............................................................................................................................ 18 4.4. Douchezitjes ......................................................................................................................... 19 Opklapbare douchezitjes ......................................................................................................... 19 Douchezit op statief ................................................................................................................. 19 Vloerbevestigingssystemen ..................................................................................................... 19 Bevestiging .............................................................................................................................. 19 Veiligheid ................................................................................................................................. 19 4.5. De hoogtebepaling van de douchezitting.............................................................................. 20 4.6. Roerende douchevoorzieningen ........................................................................................... 20 Douchestoelen ......................................................................................................................... 20 4.7. Wastafelbeugel ..................................................................................................................... 21 4.8. Badaanpassingen en hulpmiddelen...................................................................................... 21 Badstoeltjes en badplanken .................................................................................................... 21 Badlift ....................................................................................................................................... 22 4.9. Anti-slipvloeren ..................................................................................................................... 22
1
Hoofdstuk 3: Woonvoorzieningen voor de doorgankelijkheid 3.1. Drempels en kleine niveauverschillen Binnendrempels: • drempel afronden (bij kleine drempel, meestal binnendrempel) • drempel verwijderen ( bij binnendeuren) en tochtstrip aanbrengen onder de deur. • gebruik maken van drempelhulpen ( staalplaat of kunststof) Soms zijn er binnen de woning niveauverschillen b.v. bij de toegang tot de natte cel (badkamer). De natte cel ligt dan vaak hoger omdat er leidingen in de vloer zijn weggewerkt. Dit is niet eenvoudig te egaliseren. Gekeken kan worden of het eenvoudig opgelost kan worden middels een korte helling of door het plaatsen van een (kozijn)beugel of wandgreep. Het wegwerken van de leidingen in de vloer en verlagen van de gehele natte cel is een kostbare zaak. Bij houten vloeren is dit eenvoudiger dan bij betonnen vloeren. 3.2. Trappen Een eenvoudige oplossing om het traplopen makkelijker en veiliger te maken kan zijn het plaatsen van een tweede trapleuning of zogenaamde trapspilbeugels.
Tussentreden Easysteppers zijn stevige tussentreden op een bestaande trap waardoor je met halve staphoogte de trap kunt nemen. Dit helpt mensen gemakkelijker trap te blijven lopen. Easysteppers zijn bedoeld voor mensen die moeilijker traplopen. Als traplopen een probleem wordt.
8
Bijvoorbeeld door beperkingen aan enkels, knieën en heupen, door benauwdheid of verlies aan kracht of uithoudingsvermogen. Voordeel van de Easysteppers is dat mensen wel blijven traplopen. Dit houdt hen langer vitaal en de bewegingsvaardigheid blijft beter op peil. Ook de stairwalker is een hulpmiddel dat mensen helpt bij het traplopen. Dit is een apparaat met ondersteunend frame dat aan de zijkant van rechte trappen is te monteren en dat mensen die slechter ter been zijn steun biedt om veilig en zelfstandig trap te lopen. De stairwalker kan worden omgebouwd tot een stoeltjestraplift en wordt geleverd door de firma ThyssenKrupp Encasa. Stoeltjestraplift Een veel voorkomende vraag in het kader van de Wmo woonvoorzieningen is de vraag naar het plaatsen van een traplift. Afgezien van de vraag of er een indicatie is voor een traplift is het ook van belang om globaal in te kunnen schatten of het plaatsen van een traplift technisch mogelijk is in de woning van de cliënt . Als er een traplift is geïndiceerd, zal een trapliftenleverancier c.q. -producent altijd een onderzoek doen naar de (bouw-)technische haalbaarheid. Voor de consulent is het handig de volgende informatie achter de hand te hebben. De traditionele manier van het plaatsen van een traplift is door middel van het plaatsen van de rail aan de buitenzijde van de trap óp de treden. Er zijn ook trapliften die aan de binnenzijde (of trapspilzijde) geplaatst kunnen worden. Het voordeel hiervan is dat het te belopen deel van de trap zich aan de brede (dus veilige) zijde van de trap bevindt. Echter de stijgingshoek wordt voor een traplift aan de binnenzijde van de trap vele malen groter. Dit moet technisch (geen stijgingshoek > 70 graden) wel mogelijk zijn. Items die voor het plaatsen van een traplift van belang zijn: • Type trap: bv. recht; met één of twee kwarten; een bordes ergens in de loop van de trap; een spiltrap. • De breedte van de traptreden (gemeten tussen de trapbomen) • De vrije hoogte van het plafond boven de onderliggende trede • De uitloopruimte beneden en boven. Type trap: Over het algemeen kun je stellen dat het plaatsen van een stoeltjestraplift op een rechte trap goed mogelijk is. Dit is ook de goedkoopste uitvoering van de traplift, er hoeven immers geen bochten gemaakt te worden. Bij een spiltrap is het altijd van belang je te realiseren dat bij het plaatsen van een traplift aan de buitenzijde van de spil, er aan de binnenzijde zeer smalle treden overblijven. Dit kan dus tot een onveilige situatie leiden. Als de treden van de spiltrap alleen bevestigd zijn aan de spil en dus niet aan de zijmuren is een traplift niet mogelijk. Bij trappen met een tussenbordes, is er het probleem van het overbruggen van dit bordes. Vaak komt op dit bordes ook nog een deur van toilet uit of aparte kamer, waardoor de rail van de lift niet doorgelegd kan worden. Een oplossing kan dan zijn om de lift langs de binnenkant te laten lopen. Ook dit wordt weer door de trapliftenfabrikant beoordeeld. Vaak is dit ook een veel duurdere oplossing. De vraag is dan of de deur naar een gebruiksruimte gaat en dus noodzakelijk is. Breedte van de traptreden Voor het plaatsen van een traplift wordt over het algemeen de minimum benodigde breedte van de trap gesteld op 75 cm (rechte trap). Bij een spiltrap is 75 cm. te krap.
9
Hoogte van het plafond boven de trap De minimum vrije hoogte van traptrede tot plafond wordt gesteld op ca. 180 cm. in verband met de ruimte die nodig is om de cliënt, gezeten op het stoeltje, voldoende hoofdruimte te bieden. Van belang hiernaast is dan de hellingshoek van de trap. (hoe steil is de trap). Uitloopruimte Om een rail tot aan de grond door te laten lopen is beneden een uitloopruimte nodig. De grootte daarvan is afhankelijk van de hellingshoek van de trap. Ook aan de bovenzijde is uitloopruimte een voordeel. De rail kan dan recht doorlopen en de cliënt kan veilig uitstappen. Als er geen ruimte aanwezig is kan er gekozen worden voor een (al dan niet elektrisch) uitschuif- of opklapbaar raildeel (dit is merk-/type afhankelijk). Dit wordt vaak gedaan als de trap beneden direct op de gang aansluit en het hele gangpad door de rail van de traplift zou worden afgesloten. Mensen struikelen dan over deze rail. De cliënt moet hiervoor wel goed in staat zijn met de traplift om te gaan en ook deze functie van de traplift te bedienen. Vaak is het stoeltje op de traplift draaibaar zodat, bij ontbreken van uitloop op de bovenverdieping, het stoeltje gedraaid kan worden en de cliënt toch veilig op de bovenverdieping kan uitstappen ( en gaan zitten). Daarnaast is het van belang dat de trapliftleverancier informatie heeft over het gewicht, onderbeenlengte van de cliënt en daarnaast links- of rechtzijdige arm-/handfunctie. 3.3. Verkeersruimten (het horizontaal verplaatsen), een richtlijn: Verkeersruimte in en om de woning: draaicirkel (180 of 360 graden) met elektrische rolstoel en scootmobiel: 195 – 200 cm draaicirkel (180 of 360 graden) met handbewogen rolstoel: 150 cm vrije breedtes gang, hal en galerij: > 120 cm vrije breedtes in de woning: > 90 cm som van de verkeersstrookbreedten voor en na haakse bocht = > 195 cm (ook te gebruiken bij de bepaling van de doorgankelijkheid van een deur in een gang/hal/overloop): a + b > 195 cm (waarbij a of b > 85 cm is)
A
A
B B
A+B is groter of gelijk aan 1950 mm som van de verkeersstrookbreedten voor en na haakse bocht = > 225 cm (buiten, bij scootermobiel of elektrische rolstoel).
10
De richtlijn is opgesteld voor gemiddelde rolstoel – scootmobiel met normale arm- handfunctie. Afhankelijk van de gebruiker en type voorziening kan afgeweken worden van deze richtlijn.
11