Hoofdstuk 1 1.1 1.2
1.3 1.4 1.5 1.6 1.7
De school
Huidige situatie Schoolorganisatie 1.2.1 Organisatiestructuur 1.2.2 Schoolleiding 1.2.3 Groepen en groepsleerkrachten 1.2.4 Overlegstructuur Rol van de ouders Populatie Omstandigheden die beleidskeuzen beïnvloeden Opleidingsschool De Touwladder: op weg naar de lerende school
7 7 7 7 7 8 8 9 10 10 11 12
Hoofdstuk 1 1.1
De school.
Huidige situatie.
De Touwladder is een katholieke school voor bijzonder onderwijs. Momenteel bestaat de school uit twee locaties, voortgekomen uit de beide fusiescholen. De locatie aan de Christinastraat is uitgevoerd in laagbouw en omvat negen groepslokalen en een speelzaal. Het gebouw dateert van eind jaren zestig en de lokalen liggen aan gangen en binnentuinen. In dit gebouw is het onderbouwcluster gehuisvest. De locatie aan de Irenestraat dateert van 1978 en bestaat uit 3 hallen met elk 4 omliggende lokalen en een centrale ruimte. Er zijn 12 groepsruimten en 1 speellokaal (ingericht als groepsruimte). In dit gebouw is het middenbouw- en het bovenbouwcluster gehuisvest.
1.2
Schoolorganisatie
1.2.1 Organisatiestructuur
DIRECTIE
CLUSTERCOORDINATOREN
LEERKRACHTEN
Binnen de school is sprake van een platte organisatie. Er zijn maar weinig verschillende functies: Directeur Leerkracht
1.2.2 Schoolleiding De algehele leiding van de school is in handen van de directeur. De zorg voor een aantal beleidsterreinen is gedelegeerd aan clustercoördinatoren of contactpersonen. Samen met de clustercoördinatoren vormt de directie de staf van de school. Er zijn verschillende taken binnen de school: De intern begeleiders (IB’er) hebben als taak: het zorgsysteem te optimaliseren, de leerkrachten te helpen om de leerlingenzorg in hun eigen groep vorm te geven, het beheer van het leerlingvolgsysteem en hulp te bieden bij het analyseren van de toetsuitslagen De ARBO-coördinator ziet toe op naleving van afspraken die zijn vastgelegd in het ARBO-beleidsplan en organiseert samen met de BHV’ers tweemaal per jaar een ontruimingsoefening. De ICT’ers beheren het computernetwerk van de school en stimuleren de leerkrachten in het gebruik van de computer voor administratieve en onderwijskundige doeleinden. Zij zijn verantwoordelijk voor het opstellen en uitvoeren van het ICT-beleidsplan. De basisschoolcoach coördineert de inzet en het functioneren van de stagiaires op school. Daarnaast begeleidt hij ook de mentoren bij hun werk. Regelmatig houdt hij zich ook bezig met het coachen van leerkrachten. De NME’er (natuur en milieu educatie) stimuleert de leerkrachten en kinderen op school op het gebied van bevordering van het milieubesef bij de leerlingen. Hij stimuleert ook het gebruik van de schoolomgeving.
De contactpersonen kunstzinnige vorming vertegenwoordigen de school in de werkgroep KIKKUN, die externe instanties inschakelt voor een jaarlijks kunstprogramma. De contactpersonen Preventie Machtsmisbruik (PMM) dragen thema’s en projecten aan waarmee de groepsleerkrachten de kinderen moeten wapenen tegen alle mogelijke vormen van machtsmisbruik. De directiesecretaresse verricht administratief werk ter ondersteuning van de directie. De conciërges verrichten klein onderhoud en kopieerwerk. Daarnaast zijn er nog twee vrijwilligsters werkzaam die administratieve ondersteuning bieden aan directie en leerkrachten.
1.2.3 Groepen en groepsleerkrachten De school telt momenteel 20 groepen, die worden begeleid door 37 groepsleerkrachten.
1.2.4 Overlegstructuur
DIRECTIE
CC
CC
CC
OBC
MBC
BBC
Wij onderscheiden verschillende vormen van overleg: Directieoverleg: het overleg tussen de clustercoördinator met directietaken en de directeur. Teamoverleg: tijdens dit overleg worden zaken van algemeen belang besproken. En vindt er uitwisseling plaats over de onderwijskundige ontwikkeling binnen de clusters. Stafoverleg: binnen dit overleg komt de staf van de school bij elkaar. Clusteroverleg en werkoverleg: de bijeenkomsten van de clusters. Zorgoverleg: de bijeenkomsten van de IB’ers met de directie. IB overleg: het overleg tussen de IB’ers. ICT overleg: het overleg tussen ICT’ers en directie. Themabijeenkomsten. Werkgroepen. Studiedagen. Consultatie. Overleg met MR en OV.
1.3
Rol van de ouders.
1.3.1 Contact met ouders. Schriftelijk. Via het Touwladdertje dat maandelijks mee naar huis gaat met informatie over allerlei wetenswaardigheden over school, leerkrachten en leerlingen. Via de schoolgids, die aan het begin van elk schooljaar wordt verstrekt aan alle ouders. Via de website: WWW.bsdetouwladder.nl Via de rapporten die driemaal per jaar mee naar huis gaan en ouders informeren over de vorderingen van hun kind.
Mondeling. Tijdens een informatieavond per groep, in de eerste maand van het schooljaar, waar de ouders kennis maken met de nieuwe leerkracht en worden geïnformeerd over de werkwijze in de groep waarin hun kind zit. Tijdens een informatieavond aan het begin van het nieuwe schooljaar, waarop de ouders worden geïnformeerd over de schoolorganisatie. Tijdens de inloopavonden, voorafgaand aan de eerste twee rapporten. Tijdens deze avonden informeren de leerlingen de ouders over hun schoolontwikkeling en is er gelegenheid voor de ouders om met de leerkracht te praten. Tijdens tien minuten gesprekken, waar driemaal per jaar de gelegenheid toe is, de ontwikkeling van het kind wordt hier met de ouders besproken Gesprekken op initiatief van de ouders, deze vinden in overleg met de leerkracht, meestal na school, plaats. Gesprekken op initiatief van de leerkracht, IB’er of directie, deze kunnen zowel onder schooltijd als na school plaatsvinden. Nieuwe ouders tijdens intake gesprekken.
Inbreng van ouders. Waar wenselijk en mogelijk worden ouders ingezet ter ondersteuning, maar steeds onder verantwoordelijkheid van, het onderwijsteam. Onze school heeft een oudervereniging die zich ten doel stelt de samenwerking tussen ouders en de school te bevorderen en het organiseren van allerlei activiteiten in samenwerking met leerkrachten. De ouders zijn ook vertegenwoordigd in de Medezeggenschapsraad. Aan deze raad worden alle beleidsvoornemens ter informatie, advisering of instemming voorgelegd, overeenkomstig het MR-reglement. Daarnaast functioneert de MR als denktank.
Partnerschap Zoals in de visie van de school staat aangegeven worden de ouders als partner beschouwd. Door middel van het organiseren van bijvoorbeeld ouderpanels en informatieavonden willen we de betrokkenheid van de ouders bij de school vergroten. Tijdens het maandelijkse koffieuurtje is er de gelegenheid om op informele wijze met de directie van gedachten te wisselen.
Hierdoor creëren we een groter draagvlak voor onze activiteiten en kunnen we van elkaar leren. Het is voor de ontwikkeling van de school van groot belang dat ouders en leerkrachten met elkaar in gesprek gaan over de inhoud van het onderwijs op de school. Deze gesprekken kunnen veel informatie opleveren over onder andere het beeld dat de ouders van de school hebben. Informatie die de school weer kan gebruiken om het eigen functioneren onder de loep te nemen en te zorgen dat het onderwijs aansluit bij de behoefte van ouders, kinderen en maatschappij. Door middel van het ouderpanel willen wij de dialoog tussen ouders en school bevorderen. Concreet houdt dit in dat er minimaal een keer per jaar een groepje ouders wordt gevraagd naar hun mening over bepaalde ontwikkelingen binnen de school. De ouders worden willekeurig gekozen en het is de bedoeling om van elke groep een ouder uit te nodigen. Het ouderpanel komt op een avond bij elkaar om samen met enkele leerkrachten te praten over een bepaald onderwerp. Een verslag van de bijeenkomst wordt in het informatieblad geplaatst, zodat alle ouders op de hoogte blijven van de ontwikkelingen die er op school plaatsvinden.
1.4
Populatie.
De school ligt midden in een wijk van gevarieerde woonstraten (Sint-Michielsgestel oost). De huizen zijn vooral na de jaren zestig gebouwd en sinds halfweg jaren negentig is de wijk volgroeid. Op onze school is de verhouding van leerlinggewichten 1.00 – 1.25 – 1.90, na aanscherping van de ministeriële regels, ongeveer 77% - 20% - 3%. De verhouding van de gezindtes ligt op 75% (Room Katholiek) – 3% (Protestant) – 0,5% (oecumenisch) – 2% (Islamitisch) – 19% (Geen godsdienst).
1.5
Omstandigheden die beleidskeuzen beïnvloeden.
Omstandigheden die meespelen bij het formuleren van de beleidsvoornemens zijn: De Touwladder heeft per 1 oktober 2007, ongeveer 414 leerlingen, verdeeld over 19 groepen. De komende jaren zal volgens de gemeentelijke prognoses het leerlingaantal licht dalen. Er heeft een fusie plaatsgevonden tussen Michaëlschool en De Beekhof. De nieuwe school gaat een vernieuwend, onderscheidend en ondernemend onderwijsconcept ontwikkelen. Dit concept is omschreven in de visie van de school en wordt gedragen door: leerkrachten, leerlingen, ouders en schoolbestuur. Er wordt op de Touwladder met ingang van schooljaar 2005-2006 intensief gewerkt aan het realiseren van de visie van de school. In de kern Sint-Michielsgestel zijn nog twee andere basisscholen gevestigd. De plaats van de locatie aan de Christinastraat is door de gemeente aangewezen als de plaats voor een toekomstig educatief cluster (2008) met als belangrijkste partners de basisschool, de peuterspeelzaal en de buitenschoolse en tussenschoolse opvang. De populatie van de wijk rondom school is aan het veranderen. Dit leidt tot een veranderende behoefte aan begeleiding door IB’ers en schoolmaatschappelijk werk.
1.6
Opleidingsschool
In het schooljaar 2005-2006 zijn wij gestart als opleidingsschool. Dit houdt in dat onze school een samenwerkingsverband is aangegaan met de PABO in ’s-Hertogenbosch.
Uitgangspunten. Een samenwerking op gelijkwaardige basis tussen de Pabo en de basisschool. De stagiaires worden voortaan op een andere manier opgeleid: o De mentor is niet langer het rolmodel, de student kan zichzelf optimaal ontwikkelen. De mentor gaat meer als een coach werken. Er wordt een beroep gedaan op het zelflerend vermogen van de student. Door middel van het stellen van de juiste open vragen laten we de student zelf ontdekken wat er goed of fout ging. Er wordt veel aandacht besteed aan reflectie. We streven naar een win-win situatie.
De win-win situatie: Er is sprake van vier belanghebbende partijen: de Pabo, de student, de school en SKIPOS. De win-win situatie houdt voor deze partijen concreet in:
Voor de Pabo: De kwaliteit van de opleiding wordt verbeterd. Het werken aan onderwijsinnovatie heeft een positieve uitwerking op het beeld van de opleiding. Er ontstaat veel meer voeling met de praktijk.
Voor de student: De opleiding sluit veel beter aan bij de praktijk. Het wordt meer werkplekleren. De student krijgt meer verantwoordelijkheden, wordt soms ingezet als onderwijsassistent. De student wordt meer beschouwd als een collega. De betrokkenheid van de student neemt toe.
Voor de school: Er komen meer handen in de klas. Er is meer kans op onderwijs op maat. Vermindering van de werkdruk, afhankelijk van de kwaliteit van de student. Door de inzet van de student krijgt de leerkracht de gelegenheid te werken aan andere activiteiten. Er komen nieuwe, frisse ideeën de school binnen. De school kan gemakkelijker uitvoering geven aan de onderwijskundige ontwikkeling. Door het geven van gerichte stageopdrachten kunnen de studenten een bijdrage leveren aan de schoolontwikkeling. De mentoren van lio-stagiaires zijn vier weken per schooljaar vrijgeroosterd; dit levert veel mogelijkheden op tot schoolontwikkeling.
Voor SKIPOS: De kwaliteit van het onderwijs op de scholen neemt toe.
Onderwijsontwikkeling krijgt een impuls binnen de scholen. De scholen zijn bezig met onderwijsvernieuwing. De invoering van het Integraal Personeelsbeleid (IPB) wordt gemakkelijker. De mentoren krijgen in de praktijk al te maken met de POP’s (Persoonlijke Ontwikkel Plannen) van de studenten.
1.7
De Touwladder: op weg naar de lerende school.
Er worden, volgens Senge, vijf verschillende leerdisciplines onderscheiden. Deze disciplines worden beschouwd als terreinen van onderzoek en oefening voor mensen als individu en als groep. De ervaring op andere scholen leert dat deze leerdisciplines daadwerkelijk helpen om de dilemma’s en werkdruk die horen bij het hedendaagse onderwijs het hoofd te bieden: Persoonlijk meesterschap. Gemeenschappelijke visie. Mentale modellen. Teamleren. Systeemdenken. De komende jaren worden de genoemde disciplines gebruikt om een op leren gerichte attitude aan te nemen en de school langzaam maar zeker te ontwikkelen tot een lerende school. Een lerende school is een organisatie: Waarin mensen voortdurend hun mogelijkheden uitbreiden om die resultaten te bereiken die zij werkelijk wensen en nastreven. Waar nieuwe en expansieve denkpatronen worden gevoed en gekoesterd. Waarin de collectieve aspiraties volkomen vrij zijn. Waar mensen voortdurend leren samen te leren (Peter M. Senge).
Senge onderscheidt de volgende kenmerken: Beleids- en strategieproces wordt gezien als een permanent leerproces. o Er is voor alle leerkrachten ruimte om te experimenteren. Gerichtheid op participatie. o Alle organisatieleden en direct betrokkenen uit de schoolomgeving worden betrokken bij beleidsontwikkeling en strategieproces. o Conflicten en meningsverschillen worden niet als bedreigend ervaren. o In beleid zijn opvattingen cq. waarden en normen van alle teamleden terug te zien (niet enkel die van het management). Er wordt grote waarde gehecht aan informatieverwerving en het delen van informatie. o Informatie wordt gebruikt om zaken beter te kunnen begrijpen en verbeteren, niet om te belonen en straffen. o Adequaat en planmatig gebruiken van informatiesystemen, waardoor alle organisatieleden geholpen worden bij hun inzicht in het wel en wee van de school. o Mensen ontvangen vaak feedback op hun handelen. Men voelt zich gezamenlijk verantwoordelijk voor financiële en materiële middelen.
Het nemen van initiatieven wordt gestimuleerd. o Werkgroepen en netwerken zijn in staat om initiatieven te ontplooien zonder het schoolbelang uit het oog te verliezen. Flexibele organisatiestructuur. o Mensen kunnen van taak wisselen. o Ze kunnen die dingen doen die passen bij hun capaciteiten en voorkeuren. o Regels en structuren kunnen, na bezinning daarop, veranderd worden. o Grenzen tussen verschillende bouwen worden doorbroken. Contacten met de omgeving worden als zeer belangrijk gezien. o Op vergaderingen is de relatie met de omgeving regelmatig als agendapunt opgenomen. o Informatie uit de schoolomgeving wordt systematisch vergaard. o Ieder individueel teamlid voelt verantwoordelijkheid voor de relatie met de schoolomgeving. Men wil leren van andere scholen en organisaties. o Men gaat regelmatig bij andere scholen kijken. o Men zoekt samenwerking met gelijksoortige scholen. o Men wil leren van de “best-practice” van andere teams Het school-leerklimaat is een bijzonder punt van aandacht. o Als er iets fout gaat, kun je hulp en ondersteuning van collega’s krijgen. o Als je iets niet weet, is het normaal het aan anderen te vragen. o Mensen stellen hun opvattingen en werkwijzen ter discussie. o Verschillen tussen mensen (jong-oud, man-vrouw, ervaren-onervaren) worden positief opgevat en gezien als een bron tot leren. Zelfontplooiingskansen voor allen. o Clusters en IB-ers hebben hun eigen budgetten die ze onder meer aanwenden voor hun verdere professionele ontwikkeling. o Teamleden worden aangemoedigd verantwoordelijkheid te nemen.