14 JUNI 2010
S.10.0005.F/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. S.10.0005.F N. A., Mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1.
I.
AAGHON, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, e.a..
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest, op 13 oktober 2009 gewezen door het arbeidshof te Brussel. Voorzitter Christian Storck heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Jean-Marie Genicot heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiser voert volgend middel aan.
14 JUNI 2010
S.10.0005.F/2
Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 32, 2°, 35, eerste lid, 57, 792, tweede en derde lid, en 1051, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek; - de artikelen 1675/15, § 1, eerste lid, 2° en 3°, en 1675/16, eerste en vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals zij respectievelijk gewijzigd zijn door de artikelen 17 en 18 van de wet van 13 december 2005. Aangevochten beslissingen Het arrest verklaart eisers hoger beroep tegen het vonnis dat de collectieve regeling van zijn schulden herroepen had wegens niet-naleving van de voorwaarden ervan, laattijdig, en legt de kosten van het hoger beroep te zijnen laste, om de volgende redenen : “Het hof (van beroep) neemt kennis van een verzoekschrift in hoger beroep, dat is ingekomen op 13 augustus 2009; Het verzoekschrift is gericht tegen een vonnis van 30 april 2009 van de arbeidsrechtbank te Brussel. Het vonnis, dat bij verstek is gewezen, is aan de partijen, en met name (aan de eiser), ter kennis gebracht bij een brief die op het postkantoor is afgegeven op 6 mei 2009 (brief niet afgehaald) en een tweede keer op 18 mei 2009 (brief niet afgehaald), op het bij de rechtbank bekende adres; (…) Op de terechtzitting voerde de bemiddelaarster het middel van niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep aan, op grond dat het hoger beroep te laat was ingesteld. In een mondelinge verklaring legt (de eiser) de schuld bij de postdiensten en betoogt hij dat hij van de kennisgeving niet op de hoogte is gebracht; Tenzij de wet anders bepaalt, begint de termijn voor hoger beroep bij de betekening van de beslissing (artikel 57, Gerechtelijk Wetboek). De kennisgeving van een vonnis van herroeping in het kader van een aanzuiveringsregeling geldt als betekening (artikel 1675/16, Gerechtelijk Wetboek); Het vonnis is bij gerechtsbrief ter kennis gebracht op het adres dat bij de rechtbank op dat ogenblik bekend was. De kennisgeving werd twee keer verricht. De kennisgeving is volkomen regelmatig, ook al zijn die brieven als ‘niet afgehaald’ teruggestuurd. Er bestaat in dit geval geen enkele aanwijzing van het feit dat de post zijn werk niet goed zou hebben gedaan of van een geval van overmacht. Bovendien moet erop gewezen worden dat de kennisgeving, die de griffie van het (arbeids)hof heeft gedaan, op het (nieuwe) adres dat in het verzoekschrift van hoger beroep is vermeld, door (de eiser) evenmin is afgehaald op het postkantoor (eerste kennisgeving); enkel de daaropvolgende kennisgeving (zelfde adres) werd afgehaald; De termijn voor het hoger beroep is één maand (artikel 1051, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek), te rekenen vanaf de betekening van het vonnis, in dit geval dus vanaf de kennisgeving van het vonnis. De termijn om hoger beroep in te stellen, is voorgeschreven op straffe van verval. In dit geval werd het verzoekschrift in hoger beroep op de griffie
14 JUNI 2010
S.10.0005.F/3
van het arbeidshof neergelegd op 13 augustus 2009, d.w.z. meer dan een maand na de datum van kennisgeving van het vonnis”. Grieven Artikel 1675/15 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt dat de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling door de rechter kan worden uitgesproken, op verzoek van de schuldbemiddelaar wanneer de schuldenaar 2° zijn verplichtingen niet nakomt, 3° onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of 4° zijn onvermogen heeft bewerkt. Overeenkomstig artikel 1675/16, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de uitspraken die door de rechter worden gedaan in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling, door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht en geldt de kennisgeving als betekening (vijfde lid). Onder kennisgeving moet worden verstaan de toezending van een akte van rechtspleging langs de postdiensten (artikel 32, 2°, van het Gerechtelijk Wetboek) en die kennisgeving vindt plaats op de datum van verzending ervan (artikel 792, tweede en derde lid). Artikel 35 van het Gerechtelijk Wetboek bepaalt daarenboven dat, “indien de betekening niet aan de persoon kan worden gedaan, zij geschiedt aan de woonplaats of, bij gebreke van een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde”. Uit de bij het cassatieberoep gevoegde stukken blijkt te dezen dat het vonnis van 30 april 2009 van de arbeidsrechtbank te Brussel, dat eisers aanzuiveringsregeling heeft herroepen, bij gerechtsbrief van 6 mei 2009 (aan de eiser) werd toegezonden op het volgende adres: …laan, 54, bus 5, te 1040 Brussel, en, op 18 mei, op het volgende adres: …laan, 54, bus 5, te 1140 Evere. De woonplaats van de eiser was destijds en nu nog steeds echter gevestigd in de …laan, 64, te 1140 Evere (in tegenstelling tot wat in de aanhef van het arrest wordt vermeld). Dat adres werd op 24 november 2008 bij brief van meester Caroll Adam aan de griffie van de arbeidsrechtbank ter kennis gebracht. Het arrest stelt ten onrechte dat “het vonnis (…) ter kennis is gebracht op het adres dat bij de rechtbank op dat ogenblik bekend was” en dat, derhalve, “de kennisgeving (…) regelmatig is, ook al zijn die brieven als ‘niet afgehaald’ teruggestuurd”. Zodra de kennisgeving van het vonnis van de arbeidsrechtbank niet overeenkomstig bij artikel 1675/16 van het Gerechtelijk Wetboek is toegezonden aan de woonplaats van de eiser, moet zij geacht worden nooit te hebben plaatsgevonden en moet ervan uitgegaan worden dat de kennisgevingen van 6 en 18 mei 2009 de termijn van hoger beroep van één maand, bepaald in de artikelen 57 en 1051, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, niet hebben kunnen doen ingaan. Het arrest beslist bijgevolg niet wettig dat eisers hoger beroep tegen het vonnis van 30 april 2009 van de arbeidsrechtbank te Brussel laattijdig was, omdat het niet was
14 JUNI 2010
S.10.0005.F/4
ingesteld binnen de termijn van één maand te rekenen vanaf de kennisgeving van het vonnis (schending van alle in de aanhef van het middel weergegeven bepalingen).
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Krachtens artikel 1675/16, eerste en vijfde lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden de uitspraken die door de rechter worden gedaan in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling, door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht en geldt die kennisgeving als betekening. In de zin van dat wetboek is de kennisgeving, luidens artikel 32, 2°, ervan, de toezending van een akte van rechtspleging in origineel of in afschrift langs de postdiensten of, in de gevallen die de wet bepaalt, onder de daarin bepaalde vormen. Die bepaling impliceert dat, wanneer, zoals te dezen, de kennisgeving per post moet geschieden, zij slechts uitwerking kan hebben als zij gedaan wordt aan het adres van de geadresseerde. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat de kennisgeving, aan de eiser, van het beroepen vonnis, is gedaan op de …laan, 54, te Evere, terwijl de bemiddelaar de griffie van de arbeidsrechtbank bij brief van 24 november 2008 in kennis had gesteld van het adres van de eiser, namelijk …laan, 64, te Evere. Het arrest, dat het hoger beroep wegens laattijdigheid niet-ontvankelijk verklaart, op grond dat “de kennisgeving volkomen regelmatig is, ook al zijn die brieven als ‘niet afgehaald’ teruggestuurd”, schendt de voormelde wetsbepalingen. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest.
14 JUNI 2010
S.10.0005.F/5
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het arbeidshof te Luik. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door voorzitter Christian Storck, afdelingsvoorzitter Paul Mathieu, de raadsheren Sylviane Velu, Martine Regout en Mireille Delange, en in openbare terechtzitting van 14 juni 2010 uitgesproken door voorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van advocaat-generaal Jean-Marie Genicot, met bijstand van griffier Marie-Jeanne Massart. Vertaling opgemaakt onder toezicht van afdelingsvoorzitter Robert Boes en overgeschreven met assistentie van griffier Philippe Van Geem. De griffier,
De afdelingsvoorzitter,