Hof van Cassatie
LIBERCAS 2 - 2014
LiberCas
2/2014
AANRANDING VAN DE EERBAARHEID EN VERKRACHTING - Aanranding van de eerbaarheid Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch. 27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid - Aflopend misdrijf - Ogenblik waarop de bestanddelen moeten aanwezig zijn Aanranding van de eerbaarheid is een aflopend misdrijf; de bestanddelen van het misdrijf moeten aanwezig zijn op het ogenblik dat de handeling wordt gesteld die aldus kan worden omschreven. - Artt. 372, 373 en 374 Strafwetboek
27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid Het wanbedrijf aanranding van de eerbaarheid, dat in artikel 373, eerste lid, van het Strafwetboek is bepaald, veronderstelt een aantasting onder dwang van de seksuele integriteit van een persoon of met diens hulp, zonder dat noodzakelijkerwijs fysiek contact met die persoon is vereist; ook wanneer het misdrijf zonder fysiek contact wordt gepleegd, vereist dit dat de eerbaarheid van het slachtoffer werd gekwetst door de handeling of het feit waaraan het zich niet heeft kunnen onttrekken (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas., 2013, nr. … - Artt. 372, 373 en 374 Strafwetboek 27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid - Begrip - Filmen van vrijwillige seks buiten het medeweten van een van de partners Het filmen van vrijwillige seks, door de ene partner zonder medeweten van de andere, is geen aanranding van de eerbaarheid van laatstgenoemde, in de zin van artikel 373, eerste lid, van het Strafwetboek (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas., 2013, nr. … - Artt. 372, 373 en 374 Strafwetboek 27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid - Begrip - Handeling zonder aanraking die de eerbaarheid kwetst Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid - Begrip - Filmen van vrijwillige seks buiten het medeweten van een van de partners Conclusie van advocaat-generaal Vandermeersch.
27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
- Aanranding van de eerbaarheid - Begrip - Handeling zonder aanraking die de eerbaarheid kwetst 2/ 81
LiberCas
2/2014
Om te bepalen of een handeling die zonder aanraking is gesteld de eerbaarheid kwetst, kan niet met de bewering worden volstaan dat die handeling de persoon heeft verrast op wie ze is gepleegd of dat ze buiten diens weten is gepleegd; in dat geval wordt daarenboven vereist dat het lichaam van het slachtoffer tegen zijn wil is betrokken bij een handeling die, op het ogenblik dat ze wordt gesteld, de gegeneerdheid opwekt wegens zaken die in strijd zijn met het algemene beeld van de goede zeden (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas., 2013, nr. … - Artt. 372, 373 en 374 Strafwetboek 27 november 2013
P.2013.0714.F
AC nr. ...
AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST OORZAAK Oorzaak - Begrip - Beoordeling door de rechter - Wegverkeer - Wegverkeersreglement van 01-121975 - Artikel 12 - Artikel 12.1 - Spoorvoertuig - Verplichting van de bestuurder - Draagwijdte Oorzakelijk verband De rechter verantwoordt naar recht zijn beslissing dat enkel de fout van de trambestuurder is aangetoond en dat het ongeval zich zonder die fout niet zou hebben voorgedaan, wanneer hij uit zijn vaststellingen afleidt dat de trambestuurder, gelet op het beperkte zicht waarover hij beschikte en het risico op een verkeersopstopping op dat tijdstip en op die plaats alsook de specifieke remafstand van trams, had moeten anticiperen op het feit dat er een voertuig uit een van de zijstraten kon opduiken en dat het voertuig, a fortiori gezien de aanwezigheid van een zebrapad, zou moeten remmen, en dat de trambestuurder aldus, door zijn onvoorzichtig rijgedrag, artikel 27 van het koninklijk besluit van 15 september 1976 heeft geschonden (1). (1) Zie Cass. 14 maart 2012, AR P.11.1966.F, AC 2012, nr. 168. - Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek - Art. 27, § 2, eerste en tweede lid KB 15 sept. 1976 houdende politiereglement op het personenvervoer - Art. 12.1 KB van 1 dec. 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer 3 januari 2014
C.2012.0385.F
AC nr. ...
ADVOCAAT - Beroepsorde - Opdracht - Wijze van uitoefening Hoewel de beroepsorden door de wet opgerichte publiekrechtelijke organen zijn die binnen de werkingssfeer van sommige vrije beroepen een opdracht van algemeen belang uitoefenen, oefenen ze die opdracht, zij het met bevoegdheden van een openbare overheid, slechts uit onder een stelsel van autonomie dat voortvloeit uit een eigen rechtsorde die geldt voor een deel van de samenleving, die onderscheiden is van de volledige samenleving waarvoor de Staat verantwoordelijk is. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
- Beroepsorde - Opdracht - Wijze van uitoefening - Personen met rechtsprekende bevoegdheid De rechtsprekende bevoegdheid die binnen de beroepsorden wordt uitgeoefend, gaat niet uit van de Natie zodat de personen ze uitoefenen, de eed waarin artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorziet, niet dienen af te leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 3/ 81
LiberCas 29 november 2013
2/2014 D.2011.0017.F
AC nr. ...
AFSTAMMING - Rechtspleging tot betwisting van vaderschap - Dagvaarding niet tegen de niet-ontvoogde minderjarige gericht - Regularisatie De rechtspleging tot betwisting van vaderschap kan worden geregulariseerd door, tijdens de rechtspleging, het door zijn voogd ad hoc vertegenwoordigde minderjarige kind bij de zaak te betrekken, wanneer de dagvaarding niet tegen dat kind persoonlijk maar tegen zijn wettelijke vertegenwoordigers is gericht. - Artt. 332bis en 331sexies Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0418.F
AC nr. ...
AMBTENAAR ALGEMEEN Algemeen - Grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie - Eed - Voorwerp De eedaflegging bij de aanvang van der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, waarbij niet alleen gehoorzaamheid aan de wetten wordt beloofd maar die ook een belofte van getrouwheid aan de Koning inhoudt, d.w.z. aan de Staat in al zijn fundamentele organen, waarvan de Koning het symbool is, vormt een politieke waarborg voor de regelmatige werking van die organen is dus verplicht voor al degenen die door hun ambt bijdragen tot de uitoefening van de machten die uitgaan van de Natie. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
APOTHEKER - Beroepsorde - Opdracht - Wijze van uitoefening - Personen met rechtsprekende bevoegdheid De rechtsprekende bevoegdheid die binnen de beroepsorden wordt uitgeoefend, gaat niet uit van de Natie zodat de personen ze uitoefenen, de eed waarin artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorziet, niet dienen af te leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831
29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
- Beroepsorde - Opdracht - Wijze van uitoefening Hoewel de beroepsorden door de wet opgerichte publiekrechtelijke organen zijn die binnen de werkingssfeer van sommige vrije beroepen een opdracht van algemeen belang uitoefenen, oefenen ze die opdracht, zij het met bevoegdheden van een openbare overheid, slechts uit onder een stelsel van autonomie dat voortvloeit uit een eigen rechtsorde die geldt voor een deel van de samenleving, die onderscheiden is van de volledige samenleving waarvoor de Staat verantwoordelijk is. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
4/ 81
LiberCas
2/2014
ARBEIDSOVEREENKOMST ALLERLEI Allerlei - E.V.O.-Verdrag - Toepasselijk recht - Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
Allerlei - E.V.O.-Verdrag - Toepasselijk recht - Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen Uit het arrest C – 348/10 van het Hof van Justitie van 15 december 2011 volgt dat het middel dat aanvoert dat met “vestiging van de werkgever die de werknemer in dienst heeft genomen” in de zin van artikel 6, lid 2, sub b, van het EVO-verdrag, moet worden verstaan niet de vestiging waarmee de arbeidsovereenkomst werd gesloten, maar deze waaraan de werknemer verbonden is voor de effectieve tewerkstelling en voor wie hij effectief arbeid verricht, ingaat tegen de desbetreffende interpretatie van het Hof van Justitie en derhalve naar recht faalt (1). (1) Zie concl. O.M.
25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
EINDE Einde - Opzeggingsvergoeding - Forfaitaire vergoeding - Banksector - Werknemer - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Niet-inachtneming - Forfaitaire vergoeding Berekeningsbasis - Lopend loon Onder het lopende loon, in de zin van artikel 2, §3, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2007 die de betaling van een forfaitaire vergoeding voorschrijft bij niet-naleving, door de werkgever, van de procedure bepaald in artikel 2, §2, wordt de vergoeding verstaan die verschuldigd is als tegenprestatie voor de arbeid in uitvoering van de arbeidsovereenkomst (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 2, §§ 2 en 3 CAO 2 juli 2007, gesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Einde - Andere wijzen van beëindiging - Banksector - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Begrip - Ogenblik waarop het onderhoud moet plaatsvinden Artikel 2, §2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2007 houdende bepalingen inzake werkgelegenheid in de banksector afgesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008, art. 2, §2, dat de werkzekerheid betreft van de werknemer op wie het van toepassing is, schrijft voor dat de uitnodiging van de werknemer tot het onderhoud de beslissing van de werkgever tot ontslag moet voorafgaan; het volstaat niet dat zij geschiedt vóór het ontslag aangezien zij de handeling is waardoor de werkgever aan de werknemer ter kennis brengt dat hij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 2, § 2 CAO 2 juli 2007, gesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Einde - Andere wijzen van beëindiging - Banksector - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag 5/ 81
LiberCas
2/2014
Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Begrip - Ogenblik waarop het onderhoud moet plaatsvinden Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Einde - Opzeggingsvergoeding - Forfaitaire vergoeding - Banksector - Werknemer - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Niet-inachtneming - Forfaitaire vergoeding Berekeningsbasis - Lopend loon Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
ARBITRAGE - Geldig arbitrageding - Voorlopige koopovereenkomst - Vernietiging Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 22 november 2013
C.2012.0405.F
AC nr. ...
- Voorlopige koopovereenkomst - Vernietiging - Geldig arbitrageding Het arrest dat een voorlopige koopovereenkomst nietig verklaart, maar niet vaststelt dat de in die overeenkomst vervatte arbitrage-overeenkomst niet geldig of beëindigd zou zijn en overweegt dat een partij, aangezien het geschil betrekking heeft op de geldigheid van de voorlopige koopovereenkomst en die overeenkomst vernietigd is, zich niet kan beroepen op de daarin vervatte arbitrage-overeenkomst om de hoven en rechtbanken niet-bevoegd te doen verklaren, is niet naar recht verantwoord (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Artt. 1679.1 en 1679.2 Gerechtelijk Wetboek 22 november 2013
C.2012.0405.F
AC nr. ...
C.2012.0133.F
AC nr. ...
- Koop - Prijs - Arbitrage door een derde Conclusie van procureur-generaal Leclercq. 13 december 2013
- Koop - Prijs - Arbitrage door een derde De opdracht die een derde op grond van artikel 1592 van het Burgerlijk Wetboek wordt gegeven om de verkoopprijs te bepalen, is geen arbitrage die onder de toepassing valt van de artikelen 1676 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2013, nr. … . - Art. 1676 Gerechtelijk Wetboek - Art. 1592 Burgerlijk Wetboek
13 december 2013
C.2012.0133.F
AC nr. ...
ARCHITECT (TUCHT EN BESCHERMING VAN DE TITEL) - Opdracht - Wijze van uitoefening 6/ 81
LiberCas
2/2014
Hoewel de beroepsorden door de wet opgerichte publiekrechtelijke organen zijn die binnen de werkingssfeer van sommige vrije beroepen een opdracht van algemeen belang uitoefenen, oefenen ze die opdracht, zij het met bevoegdheden van een openbare overheid, slechts uit onder een stelsel van autonomie dat voortvloeit uit een eigen rechtsorde die geldt voor een deel van de samenleving, die onderscheiden is van de volledige samenleving waarvoor de Staat verantwoordelijk is. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
- Opdracht - Wijze van uitoefening - Personen met rechtsprekende bevoegdheid De rechtsprekende bevoegdheid die binnen de beroepsorden wordt uitgeoefend, gaat niet uit van de Natie zodat de personen ze uitoefenen, de eed waarin artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorziet, niet dienen af te leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden. 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
BANKWEZEN - KREDIETWEZEN - SPAARWEZEN ALGEMEEN Algemeen - Collectieve arbeidsovereenkomst - Arbeidsovereenkomst - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Niet-inachtneming - Forfaitaire vergoeding Berekeningsbasis - Lopend loon Onder het lopende loon, in de zin van artikel 2, §3, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2007 die de betaling van een forfaitaire vergoeding voorschrijft bij niet-naleving, door de werkgever, van de procedure bepaald in artikel 2, §2, wordt de vergoeding verstaan die verschuldigd is als tegenprestatie voor de arbeid in uitvoering van de arbeidsovereenkomst (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 2, §§ 2 en 3 CAO 2 juli 2007, gesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Algemeen - Collectieve arbeidsovereenkomst - Arbeidsovereenkomst - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Begrip - Ogenblik waarop het onderhoud moet plaatsvinden Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Algemeen - Collectieve arbeidsovereenkomst - Arbeidsovereenkomst - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Niet-inachtneming - Forfaitaire vergoeding Berekeningsbasis - Lopend loon Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
Algemeen - Collectieve arbeidsovereenkomst - Arbeidsovereenkomst - Loontrekkende - Beslissing tot ontslag - Voorwaarde - Voorafgaand onderhoud - Begrip - Ogenblik waarop het onderhoud moet plaatsvinden
7/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 2, §2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juli 2007 houdende bepalingen inzake werkgelegenheid in de banksector afgesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008, art. 2, §2, dat de werkzekerheid betreft van de werknemer op wie het van toepassing is, schrijft voor dat de uitnodiging van de werknemer tot het onderhoud de beslissing van de werkgever tot ontslag moet voorafgaan; het volstaat niet dat zij geschiedt vóór het ontslag aangezien zij de handeling is waardoor de werkgever aan de werknemer ter kennis brengt dat hij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 2, § 2 CAO 2 juli 2007, gesloten in de paritaire commissie voor de banken, bindend verklaard bij KB van 19 maart 2008 18 november 2013
S.2012.0008.F
AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE - Zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 - Artikelen 6 en 13 - Onroerend goed - Eigendom van een rechtspersoon - Gedeeltelijke privatieve terbeschikkingstelling aan zijn zaakvoerder - Geen in geld te betalen huur - Vrijgestelde verhuur van onroerende goederen in de zin van de richtlijn De artikelen 6, §2, tweede lid, a) en 13, B, b) van de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der Lidstaten inzake omzetbelasting Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag, zoals zij werd gewijzigd door Richtlijn 95/7/EG van de Raad van 10 april 1995, moeten aldus worden uitgelegd dat ze beletten dat de terbeschikkingstelling van een gedeelte van een aan een rechtspersoon toebehorend onroerend goed voor de privédoeleinden van de beheerder ervan zonder dat de gebruikers voor het gebruik van dat onroerend goed een huurprijs in geld als tegenprestatie betalen, geldt als een van belasting vrijgestelde verhuur van onroerend goed in de zin van die richtlijn (1). (1) HvJ, arrest van 18 juli 2013, C-210/11 en C-211/11 op prejudiciële vraag bij arrest van 7 april 2011 van het Hof, AC 2011, AR F.07.0025.F, nr. 252, met concl. O.M. in Pas. 2011. 22 november 2013
F.2007.0025.F
AC nr. 252
- Onroerend goed - Eigendom van een rechtspersoon - Gedeeltelijke privatieve terbeschikkingstelling aan zijn zaakvoerder - Artikel 44, § 3, 2°, van het btw-wetboek Bestaanbaarheid met de Zesde richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 Artikel 44, §3, 2°, van het btw-wetboek kan niet worden toegepast in zoverre het, in strijd met de zesde richtlijn, een dergelijk gebruik gelijkstelt met een van de belasting vrijgestelde huur van een onroerend goed (1). (1) HvJ, arrest van 18 juli 2013, C-2010/11 en C-211/11 op prejudiciële vraag bij arrest van 7 april 2011 van het Hof, AC 2011, AR F.07.0025.F, nr. 252, met concl. O.M. in Pas. 2011. 22 november 2013
F.2007.0025.F
AC nr. 252
- Zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 - Artikelen 6 en 13 - Onroerend goed - Eigendom van een rechtspersoon - Gedeeltelijke privatieve terbeschikkingstelling aan zijn zaakvoerder - Vrijgestelde verhuur van onroerende goederen in de zin van de richtlijn Gelijkstelling met een dienstverrichting onder bezwarende titel - Bouwkosten
8/ 81
LiberCas
2/2014
Met toepassing van voornoemd artikel 6, §2, tweede lid, a) moet het gebruik, zonder overeengekomen huurprijs, van een voor het bedrijf bestemd goed van een belastingplichtige rechtspersoon voor de privédoeleinden van de zaakvoerder ervan, gelijkgesteld worden met een dienst verricht onder bezwarende titel; de vennootschap heeft bijgevolg het recht om de over alle bouwkosten van het goed betaalde bedragen aan voorbelasting af te trekken, overeenkomstig artikel 17, § 2, van de zesde richtlijn (1). (1) HvJ, arrest van 18 juli 2013, C-210/11 en C-211/11 op prejudiciële vraag bij arrest van 7 april 2011 van het Hof, AC 2011, AR F.07.0025.F, nr. 252, met concl. O.M. in Pas. 2011. 22 november 2013
F.2007.0025.F
AC nr. 252
- Zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 - Artikelen 6 en 13 - Onroerend goed - Eigendom van een rechtspersoon - Volledige of gedeeltelijke privatieve terbeschikkingstelling aan zijn zaakvoerder - Vrijgestelde verhuur van onroerende goederen in de zin van de richtlijn - Al dan niet in rechtstreeks verband met de exploitatie van de onderneming Relevantie De voornoemde artikelen 6, §2, tweede lid, a) en 13, B, b) moeten aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat de gehele of gedeeltelijke terbeschikkingstelling van het volledig aan het bedrijf toebehorende onroerend goed aan de beheerders, bestuurders of vennoten ervan, wel of niet rechtstreeks verband met de exploitatie van het bedrijf houdt, irrelevant is om uit te maken of deze terbeschikkingstelling onder de vrijstelling van de tweede van die bepalingen valt (1). (1) HvJ, arrest van 18 juli 2013, C-210/11 en C-211/11 op prejudiciële vraag bij arrest van 7 april 2011 van het Hof, AC 2011, AR F.07.0025.F, nr. 252, met concl. O.M. in Pas. 2011. 22 november 2013
F.2007.0025.F
AC nr. 252
- Zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 - Artikelen 6 en 13 - Onroerend goed - Eigendom van een rechtspersoon - Gedeeltelijke privatieve terbeschikkingstelling aan zijn zaakvoerder - Vrijgestelde verhuur van onroerende goederen in de zin van de richtlijn - Voordeel in natura in de zin van de nationale regering De omstandigheid dat dat de nationale inkomstenbelastingregeling deze terbeschikkingstelling beschouwt als een voordeel in natura dat ontstaat uit de uitvoering door de gebruikers van hun statutaire opdracht of hun arbeidsovereenkomst, maakt dienaangaande geen verschil (1). (1) HvJ, arrest van 18 juli 2013, C-210/11 en C-211/11 op prejudiciële vraag bij arrest van 7 april 2011 van het Hof, AC 2011, AR F.07.0025.F, nr. 252, met concl. O.M. in Pas. 2011. 22 november 2013
F.2007.0025.F
AC nr. 252
- Zesde richtlijn nr. 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 - Autowedstrijden - Verschillende circuits - Aan de piloten gefactureerde dienstverrichtingen - Samengestelde dienstverrichting Lokalisering Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 25 oktober 2013
F.2012.0102.F
AC nr. ...
- Invordering - Verjaring - Bewijskrachtige gegevens die uitwijzen dat belastbare inkomsten niet werden aangegeven - Verjaringstermijn van zeven jaar - Toepassingsvoorwaarden
9/ 81
LiberCas
2/2014
Voor de toepassing van de zevenjarige verjaringstermijn waarin artikel 81bis, §1, derde lid, 3°, btwwetboek voorziet, is niet vereist dat de bewijskrachtige gegevens het bewijs leveren van de verschillende belastbare handelingen die niet werden aangegeven: het volstaat dat de bewijskrachtige gegevens een niet-aangegeven meeromzet of fraude aan het licht brengen en dat de administratie, vertrekkend van die gegevens, aan de hand van een ander bewijsmiddel kan aantonen welke belastbare handelingen de belastingplichtige niet heeft aangegeven en welk bedrag aan belastingen hij verschuldigd is; indien de administratie tijdens de gewone driejarige verjaringstermijn reeds kennis had van de niet-aangifte van een in België belastbare handeling of van de onwettige toepassing van een belastingaftrek, kunnen de bewijskrachtige gegevens het bestaan ervan niet meer aan het licht brengen zodat in dat geval de verlengde verjaringstermijn van zeven jaar niet kan worden toegepast (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 81bis, § 1, derde lid, 3° Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde 17 oktober 2013
F.2011.0108.N
AC nr. ...
BESCHERMING VAN DE MAATSCHAPPIJ HOGE COMMISSIE Hoge commissie - Beslissing die slechts een uitvoeringsmodaliteit van de internering uitmaakt Cassatieberoep - Ontvankelijkheid Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat de beslissing tot weigering van de overbrenging van eisers internering in een andere inrichting, die slechts een uitvoeringsmodaliteit is van de internering, niet vatbaar is voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
Hoge commissie - Beslissing tot weigering van overbrenging van de geïnterneerde naar een andere inrichting - Aard Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat de beslissing tot weigering van de overbrenging van eisers internering in een andere inrichting, die slechts een uitvoeringsmodaliteit is van de internering, niet vatbaar is voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
Hoge commissie - Beslissing die slechts een uitvoeringsmodaliteit van de internering uitmaakt Cassatieberoep - Ontvankelijkheid Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat beslissingen tot behoud van de internering in een welbepaalde inrichting en tot gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om penitentiaire verloven, die slechts uitvoeringsmodaliteiten van de internering uitmaken, niet vatbaar zijn voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 5 november 2013
P.2013.1087.N
AC nr. ...
Hoge commissie - Beslissing tot behoud in een welbepaalde inrichting - Beslissing tot afwijzing van penitentiair verlof - Aard
10/ 81
LiberCas
2/2014
Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat beslissingen tot behoud van de internering in een welbepaalde inrichting en tot gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om penitentiaire verloven, die slechts uitvoeringsmodaliteiten van de internering uitmaken, niet vatbaar zijn voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 5 november 2013
P.2013.1087.N
AC nr. ...
INTERNERING Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd: een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd; een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 5 november 2013
P.2013.1087.N
AC nr. ...
Internering - Wet Europees Aanhoudingsbevel - Artikel 37, §1 - Specialiteitsbeginsel - Uitvoering van een eerder opgelegde interneringsmaatregel - Redenen Het specialiteitsbeginsel in artikel 37, §1, Wet Europees Aanhoudingsbevel verhindert niet dat de overgeleverde ingevolge de uitvoering van een eerder opgelegde interneringsmaatregel opnieuw opgenomen wordt in een psychiatrische afdeling om reden dat uit het feit waarvoor hij wordt overgeleverd, blijkt dat de opgelegde voorwaarden van een invrijheidstelling op proef niet worden nageleefd. - Art. 37, § 1 Wet 19 dec. 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel 17 september 2013
P.2013.0760.N
AC nr. ...
TERBESCHIKKINGSTELLING VAN DE REGERING Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Procedure - Termijn advies - Aard Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ... 11/ 81
LiberCas
2/2014
Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Termijn beslissing - Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging De in het artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering bepaalde termijn binnen dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet beslissen over de terbeschikkingstelling, wordt geschorst gedurende de periode dat een gevangenisstraf of een deel ervan dat met uitstel van tenuitvoerlegging werd opgelegd, nog kan herroepen worden overeenkomstig artikel 14 Probatiewet (1). (1) Zie concl. O.M. - Artt. 8 en 14 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie - Art. 95/2, §§ 1 en 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Beslissing - Tijdstip - Geen beslissing vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf Uit de tekst van het artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering, de algemene economie van deze wet en de wetsgeschiedenis volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank over de terbeschikkingstelling dient te beslissen vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf; eens dat tijdstip is bereikt, kan de strafuitvoeringsrechtbank geen beslissing meer nemen (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 95/2, §§ 1 en 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Procedure - Termijn advies - Aard Artikel 95/3, §1, Wet Strafuitvoering bepaalt dat, indien de veroordeelde gedetineerd is, de directeur uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf een advies uitbrengt; deze termijn is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 95/3, § 1 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Beslissing - Tijdstip - Geen beslissing vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Terbeschikkingstelling van regering - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank Termijn beslissing - Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
BESLAG 12/ 81
LiberCas
2/2014
ALGEMEEN Algemeen - Beslag inzake namaak - Beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen worden toegekend - Beschikking op derdenverzet Vernietiging Wanneer de beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen werden toegekend, wordt vernietigd op het verzet van de beslagene, geldt de beschikking op derdenverzet, ongeacht het instellen van een niet-schorsend cassatieberoep door de beslaglegger, in beginsel als titel voor de teruggave aan de beslagene van al hetgeen deze in uitvoering van de vernietigde beslissing heeft gepresteerd; dit geldt in beginsel ook wat betreft de stukken van de beslagene die ingevolge de tenuitvoerlegging van de vernietigde beschikking in handen zijn gekomen van de krachtens die beschikking aangewezen deskundige; de omstandigheid dat het cassatieberoep geen schorsende werking heeft, staat niet eraan in de weg dat, zo er te vrezen valt dat de door de beslagene gevorderde teruggave van documenten ertoe strekt het bewijs van de door hem gepleegde inbreuk definitief onmogelijk te maken, de rechter in kort geding bij spoedeisendheid maatregelen kan gelasten ter vrijwaring van de rechten van het slachtoffer van de inbreuk. - Artt. 1130, eerste lid, 1188 en 1369bis/1, § 7, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 584, eerste en vierde lid, 1033, en 1034, Gerechtelijk Wetboek
19 december 2013
C.2011.0668.N
AC nr. ...
GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING Gedwongen tenuitvoerlegging - Bewarend beslag - Omzetting - Uitvoerend beslag - Bedrag van de oorzaak - Grens - Bedragen opeisbaar na het bewarend beslag Wanneer een bewarend beslag in een uitvoerend beslag wordt omgezet, wordt het bedrag van de oorzaak van het uitvoerend beslag bepaald door de uitgesproken veroordeling, binnen de grenzen van het bedrag waarvoor het bewarend beslag werd gelegd; het uitvoerend beslag betreft, binnen deze grenzen, ook de bedragen die na het bewarend beslag opeisbaar zijn geworden voor zover deze betrekking hebben op schuldvorderingen waarvoor het bewarend beslag werd gelegd en die mede het voorwerp zijn van de uitgesproken veroordeling. - Artt. 1456, 1491, eerste lid, en 1542 Gerechtelijk Wetboek 28 november 2013
C.2013.0011.N
AC nr. ...
BEVOEGDHEID EN AANLEG STRAFZAKEN Strafzaken - Geschil inzake bevoegdheid - Onderzoeksgerechten - Kamer van inbeschuldigingstelling - Verzoek tot opheffing van een opsporingshandeling - Beslissing tot onbevoegdverklaring Er bestaat slechts een geschil inzake bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 416, tweede lid, en 539 Wetboek van Strafvordering, wanneer de rechter die kennis neemt van de strafvordering zich de bevoegdheid van een andere rechter toe-eigent of zich onbevoegd verklaart, zodat daaruit een conflict van jurisdictie ontstaat die de rechtsgang belemmert en slechts door de regeling van rechtsgebied kan worden beëindigd; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling die zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van een beslissing genomen met toepassing van artikel 28sexies, Wetboek van Strafvordering, is dergelijke beslissing niet (1). (1) Cass. 23 juli 1991, AR 5757, AC 1990-91, nr. 567; Cass. 4 feb. 1998, AR P.98.0017.F, AC 1998, nr. 65; Cass. 18 sept. 2002, AR P.02.0874.F, AC 2002, nr. 459; Cass. 30 mei 2006, AR P.06.0748, AC 2006, nr. 298. 13/ 81
LiberCas
2/2014
- Artt. 28sexies, 416, tweede lid en 539 Wetboek van Strafvordering 5 november 2013
P.2013.0834.N
AC nr. ...
BEWIJS ALGEMEEN Algemeen - Grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie - Eed - Voorwerp De eedaflegging bij de aanvang van der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, waarbij niet alleen gehoorzaamheid aan de wetten wordt beloofd maar die ook een belofte van getrouwheid aan de Koning inhoudt, d.w.z. aan de Staat in al zijn fundamentele organen, waarvan de Koning het symbool is, vormt een politieke waarborg voor de regelmatige werking van die organen is dus verplicht voor al degenen die door hun ambt bijdragen tot de uitoefening van de machten die uitgaan van de Natie. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831
29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Bewijsvoering - Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen Bestuurshandeling - Belang van het gezin De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin; uit het in deze wetsbepaling besloten doelgebonden karakter van de bestuursbevoegdheden van de echtgenoten en uit het algemeen rechtsbeginsel dat de procespartijen ertoe gehouden zijn loyaal mee te werken aan de bewijsvoering, volgt dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een bestuurshandeling niet werd verricht in het belang van het gezin, elke echtgenoot op verzoek van de andere echtgenoot kan verplicht worden om informatie te verstrekken over de verrichte handeling (1). (1) Zie J.L. Renchon, Le sort des prélèvements effectuées par un époux dans le patrimoine commun avant l'introduction d'une procédure en divorce, noot onder Cass. 29 mei 2008, Rev. trim. dr. fam. 2010, ( 1277 ), 1282 – 1283; zie ook Cass. civ. fr. 14 feb. 2006, JCP 2006, IV, 1532, 514.
- Art. 1415, tweede lid Burgerlijk Wetboek 14 november 2013
C.2013.0015.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Geschriften - Allerlei - Huurcontract - Uitsluiting van kleinhandelsbestemming Verhuurder - Geen handelaar - Instemming met bestemmingswijziging - Getuigenbewijs Mogelijkheid Wanneer partijen bij het aangaan van een huurcontract de kleinhandelsbestemming hebben uitgesloten, kan het bewijs van de instemming van de verhuurder, die geen handelaar is, met een wijziging van deze bestemming, niet door middel van getuigen worden geleverd. - Art. 1 Wet van 30 april 1951 op de handelshuurovereenkomsten met het oog op de bescherming van het handelsfonds - Art. 1341 Burgerlijk Wetboek 7 november 2013
C.2013.0165.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Bewijslast - Verjaring - Verzaking
14/ 81
LiberCas
2/2014
De bewijslast van het feit dat de schuldenaar het voorrecht van de verjaring heeft verzaakt, berust bij de schuldeiser die zich op die verzaking beroept. - Art. 870 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1315, tweede lid, 2219 en 2221 Burgerlijk Wetboek
29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Bewijswaarde - Beoordeling door de rechter Voor de schuldigverklaring en veroordeling van de dader aan de witwasmisdrijven van artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek volstaat het dat de illegale herkomst of oorsprong van de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, Strafwetboek en de door hem vereiste kennis daarvan bewezen zijn, zonder dat vereist is dat de strafrechter het precies misdrijf kent, op voorwaarde dat hij op grond van feitelijke gegevens elke legale herkomst of oorsprong kan uitsluiten; wanneer, zoals hier wat betreft de illegale herkomst of oorsprong van zaken zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren. - Artt. 42, 3°, en 505 eerste lid, 2°, 3° en 4° Strafwetboek 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onderzoeksrechter - Afluistermaatregel - Aanwijzingen en concrete feiten die de maatregel wettigen - Begrip - Beschikking gegrond op anonieme inlichting Geldigheid De aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de afluistermaatregel wettigen als bedoeld in artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering kunnen bestaan in anonieme inlichtingen betreffende het te onderzoeken misdrijf; de beschikking tot telefoontap is niet onregelmatig en strijdig met de artikelen 90ter en 90quater Wetboek van Strafvordering op de enkele grond dat zij het gevolg is van informatie die door een anonieme inlichting is verkregen. - Artt. 90ter, §1, eerste lid en 90quater, § 1, tweede lid, 1° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onderzoeksrechter - Opsporen van telefoongesprekken - Motivering van de beschikking - Beoordeling door de rechter De verplichting tot motivering van de beschikking van de onderzoeksrechter die een maatregel tot opsporing van telefoongesprekken als bepaald in artikel 88bis, §1, derde lid, Wetboek van Strafvordering voorschrijft, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; de rechter beoordeelt of het eventuele gebrek aan redengeving al dan niet dient gesanctioneerd te worden door de verkregen inlichtingen niet in overweging te nemen (1). (1) Zie: Cass. 22 juni 2005, AR P.05.0646.F, AC 2005, nr. 364. - Art. 88bis, § 1, derde lid Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Heling - Witwassen van vermogensvoordelen Illegale herkomst
15/ 81
LiberCas
2/2014
Wanneer voor de illegale herkomst of oorsprong van zaken zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren waarbij hij de illegale oorsprong van zaken ook vermag af te leiden uit de omstandigheid dat uit geen enkel geloofwaardig gegeven blijkt dat die oorsprong legaal kan zijn. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Met redenen omklede beschikking - Bijzondere motiveringsvereisten - Redengeving De naleving van de motiveringsverplichting van de artikelen 90ter, §1, en 90quater, §1, tweede lid, 2°, Wetboek van Strafvordering is niet aan bepaalde wettelijk voorgeschreven of uitdrukkelijke bewoordingen onderworpen en kan blijken uit de samenhang van de bewoordingen van de beschikking waarbij machtiging wordt verleend tot een tapmaatregel (1). (1) Cass. 6 nov. 2012, AR P.12.0846.N, AC 2012, nr. 597. - Artt. 90ter,§§1 en 2, en 90quater, § 1, tweede lid, 1° en 2° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING - Burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter - Proces-verbaal van burgerlijkepartijstelling De onderzoeksrechter stelt van de burgerlijkepartijstelling een proces-verbaal op waaruit onder meer blijkt wie zich bij hem burgerlijke partij heeft gesteld; uit de samenlezing van de artikelen 63 en 66 Wetboek van Strafvordering volgt dat indien ter gelegenheid van de burgerlijkepartijstelling voor de onderzoeksrechter een schriftelijke klacht werd neergelegd waarvan de inhoud niet of niet geheel overeenstemt met de vermeldingen van het door de onderzoeksrechter opgestelde procesverbaal van burgerlijkepartijstelling, dit proces-verbaal de draagwijdte van de burgerlijkepartijstelling bepaalt (1). (1) Het O.M. was de mening toegedaan dat de schriftelijke strafklacht met burgerlijkepartijstelling die door een der klagers aan de onderzoeksrechter werd overhandigd en mede ondertekend was door de andere klagers in haar bewoordingen niet voor dubbelzinnige uitleg vatbaar was en moest worden beoordeeld samen met het proces-verbaal van verschijning voor de onderzoeksrechter. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
- Burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter - Burgerlijkepartijstelling tegenover de politie De burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter geschiedt door een ondubbelzinnige wilsverklaring ten overstaan van de onderzoeksrechter voor wie wordt verschenen; een verklaring van burgerlijkepartijstelling tegenover de politie is geen burgerlijkepartijstelling in de zin van de artikelen 63 en 66 Wetboek van Strafvordering; dit geldt zowel voor de burgerlijkepartijstelling waardoor het gerechtelijk onderzoek wordt geopend en de strafvordering op gang wordt gebracht als voor de burgerlijkepartijstelling in een latere akte (1). (1) Zie Cass. 13 april 2010, AR P.09.1778.N, AC 2010, nr. 254. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
CASSATIE Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Openbaar ministerie en vervolgende partij 16/ 81
LiberCas
2/2014
Vernietiging van een beslissing van vrijspraak wegens bepaalde telastleggingen - Veroordelende beslissing lastens een beklaagde wegens feiten van andere telastleggingen - Opschorting van uitspraak van een andere beklaagde wegens feiten van andere telastleggingen - Mogelijkheid dat de verwijzingsrechter zal oordelen dat alle feiten met hetzelfde opzet zijn gepleegd Wanneer op het cassatieberoep van het openbaar ministerie het Hof het bestreden arrest vernietigt wat de vrijspraak van de beklaagden aan bepaalde telastleggingen betreft, brengt dit de vernietiging mee van de veroordeling van één van die beklaagden tot straf en van de aan een andere beklaagde verleende opschorting van de uitspraak voor drie jaar voor andere telastleggingen, daar de verwijzingsrechter zou kunnen oordelen dat alle ten laste gelegde feiten met hetzelfde strafbaar opzet gepleegd zijn (1). (1) Zie: Cass. 9 nov. 1982, AR 7544, AC 1982-1983, nr. 156; Cass. 24 nov. 1982, AR 2582, AC 1982-1983, nr. 188. 17 december 2013
P.2012.1083.N
AC nr. ...
BEVOEGDHEID VAN HET HOF Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Witwasmisdrijf - Bijzondere verbeurdverklaring Vermogensvoordeel verkregen uit het witwasmisdrijf - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Toezicht van het Hof De rechter beslist in feite of het vermogensvoordeel waarop de bijzondere verbeurdverklaring van toepassing is, uit het witwasmisdrijf is verkregen en het komt de rechter toe om dit voordeel te begroten en eventueel te ramen; het Hof gaat enkel na eensdeels of de rechter op grond van zijn onaantastbaar oordeel het wettelijk begrip vermogensvoordeel niet heeft geschonden, anderdeels of het verbeurdverklaarde valt binnen de grenzen van de schriftelijke vordering van de procureur des Konings en of ze betrekking heeft op het bewezen verklaarde misdrijf. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Strafzaken - Uitlevering gevraagd aan België Onderzoeksgerechten - Buitenlands bevel tot aanhouding - Exequatur - Weigeringsgrond - Ernstige risico's op flagrante rechtsweigering - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Toezicht door het Hof Het staat aan het onderzoeksgerecht de in artikel 2bis, tweede lid, Uitleveringswet 1874 opgelegde algemene weigeringsvoorwaarde te onderzoeken en te dien einde, op grond van een onaantastbare beoordeling in feite, na te gaan of er geen ernstige en duidelijke reden bestaat waaruit blijkt dat het onmogelijk is aan die voorwaarde te voldoen; het Hof gaat enkel na of dat gerecht uit de feiten die het vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (1). (1) Zie: Cass. 28 mei 2008, AR P.08.0680.F, AC 2008, nr. 327; Cass. 24 juni 2009, AR P.09.0355.F, AC 2009, nr. 436.
31 december 2013
P.2013.1988.N
AC nr. ...
Bevoegdheid van het hof - Allerlei - Europees aanhoudingsbevel - Weigeringsgrond - Verweer met betrekking tot het kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten - Afdoend karakter om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten te weerleggen - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Cassatieberoep - Bevoegdheid van het Hof - Grenzen - Marginale toetsing
17/ 81
LiberCas
2/2014
De rechter oordeelt onaantastbaar of de aangevoerde omstandige gegevens die wijzen op een kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten van de betrokkene afdoende zijn om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten bedoeld in artikel 4, 5°, Wet Europees Aanhoudingsbevel, te weerleggen; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgtrekkingen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.
19 november 2013
P.2013.1765.N
AC nr. ...
VORDERINGEN TOT VERNIETIGING. CASSATIEBEROEP IN HET BELANG VAN DE WET Vorderingen tot vernietiging - Cassatieberoep in het belang van de wet - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing - Cassatieberoep van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank - Niet-regelmatige betekening - Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep - Vordering tot vernietiging ter terechtzitting door de procureur-generaal Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Vorderingen tot vernietiging - Cassatieberoep in het belang van de wet - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing - Cassatieberoep van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank - Niet-regelmatige betekening - Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep - Vordering tot vernietiging ter terechtzitting door de procureur-generaal Wanneer het cassatieberoep van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank als niet ontvankelijk dient te worden verworpen ingevolge niet regelmatige betekening aan de partij tegen wie het is gericht, vernietigt het Hof, op vordering van de procureur-generaal, in het belang van de wet en derhalve zonder verwijzing, de bestreden beslissing die schending inhoudt van de regel bepaald in artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering, betreffende de termijn binnen dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet beslissen over de terbeschikkingstelling (1). (1) Zie concl. O.M. - Artt. 418, eerste lid, en 442 Wetboek van Strafvordering 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Vorderingen tot vernietiging - Cassatieberoep in het belang van de wet - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing - Cassatieberoep van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank - Niet-regelmatige betekening - Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep - Vordering tot vernietiging ter terechtzitting door de procureur-generaal Artikel 442, Sv Wanneer het cassatieberoep van het openbaar ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank als niet ontvankelijk dient te worden verworpen ingevolge niet regelmatige betekening aan de partij tegen wie het is gericht, vermag de procureur-generaal bij het Hof ter terechtzitting de vernietiging in het belang van de wet vorderen van een beslissing die schending inhoudt van de regel bepaald in artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering, betreffende de termijn binnen dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet beslissen over de terbeschikkingstelling (1). (1) Zie concl. O.M. - Artt. 418, eerste lid, en 442 Wetboek van Strafvordering 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Vorderingen tot vernietiging - Cassatieberoep in het belang van de wet - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing - Cassatieberoep van het openbaar 18/ 81
LiberCas
2/2014
ministerie bij de strafuitvoeringsrechtbank - Niet-regelmatige betekening - Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep - Vordering tot vernietiging ter terechtzitting door de procureur-generaal Artikel 442, Sv Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
CASSATIEBEROEP BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Algemeen - Beslag inzake namaak - Beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen worden toegekend - Beschikking op derdenverzet - Vernietiging Wanneer de beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen werden toegekend, wordt vernietigd op het verzet van de beslagene, geldt de beschikking op derdenverzet, ongeacht het instellen van een niet-schorsend cassatieberoep door de beslaglegger, in beginsel als titel voor de teruggave aan de beslagene van al hetgeen deze in uitvoering van de vernietigde beslissing heeft gepresteerd; dit geldt in beginsel ook wat betreft de stukken van de beslagene die ingevolge de tenuitvoerlegging van de vernietigde beschikking in handen zijn gekomen van de krachtens die beschikking aangewezen deskundige; de omstandigheid dat het cassatieberoep geen schorsende werking heeft, staat niet eraan in de weg dat, zo er te vrezen valt dat de door de beslagene gevorderde teruggave van documenten ertoe strekt het bewijs van de door hem gepleegde inbreuk definitief onmogelijk te maken, de rechter in kort geding bij spoedeisendheid maatregelen kan gelasten ter vrijwaring van de rechten van het slachtoffer van de inbreuk. - Artt. 1130, eerste lid, 1188 en 1369bis/1, § 7, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 584, eerste en vierde lid, 1033, en 1034, Gerechtelijk Wetboek
19 december 2013
C.2011.0668.N
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Internering - Hoge Commissie tot Bescherming van de maatschappij - Beslissing die slechts een uitvoeringsmodaliteit van de internering uitmaakt Ontvankelijkheid Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat de beslissing tot weigering van de overbrenging van eisers internering in een andere inrichting, die slechts een uitvoeringsmodaliteit is van de internering, niet vatbaar is voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Beslissing over een onderzoekshandeling - Verzoek tot opheffing beslag op onroerend goed - Stilzitten van de procureur-generaal - Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Onmiddellijk cassatieberoep - Ontvankelijkheid - Artikel 13 E.V.R.M. - Bestaanbaarheid
19/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 13 EVRM vereist niet dat tegen beslissing over een onderzoekshandeling steeds een onmiddellijke rechtsmiddel moet kunnen worden aangewend; het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep openstaat tegen de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling, belet niet dat de eiseres in een later stadium van de strafprocedure wel toegang kan hebben tot de rechter teneinde met betrekking tot het betwiste beslag daadwerkelijk rechtshulp te krijgen en de onmogelijkheid onmiddellijk cassatieberoep in te stellen levert bijgevolg geen schending op van de artikelen 1 en 5 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en van artikel 13 EVRM. - Art. 13 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 1 en 5 Wet 13 mei 1955 houdende goedkeuring van het EVRM, ondertekend op 4 november 1950, te Rome, en van het Additioneel Protocol bij dit Verdrag, ondertekend op 20 maart 1952, te Parijs 5 november 2013
P.2013.0834.N
AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Internering - Hoge Commissie tot Bescherming van de Maatschappij - Beslissing die slechts een uitvoeringsmodaliteit van de internering uitmaakt Ontvankelijkheid Uit artikel 19ter Wet Bescherming Maatschappij volgt dat beslissingen tot behoud van de internering in een welbepaalde inrichting en tot gedeeltelijke afwijzing van een verzoek om penitentiaire verloven, die slechts uitvoeringsmodaliteiten van de internering uitmaken, niet vatbaar zijn voor cassatieberoep (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 5 november 2013
P.2013.1087.N
AC nr. ...
Strafzaken - Beslissingen vatbaar voor casstieberoep - Strafvordering - Beslissingen uit hun aard niet vatbaar voor cassatieberoep - Onderzoeksgerechten - Kamer van inbeschuldigingstelling Artikel 136ter, Sv. - Uitspraak over het verloop van het strafonderzoek - Geen uitspraak over de regelmatigheid van de rechtspleging - Ontvankelijkheid Het arrest dat met toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering uitspraak doet over het verloop van het strafonderzoek, maar geen toepassing maakt van artikel 235bis van hetzelfde wetboek is geen eindbeslissing noch een uitspraak als bedoeld in artikel 416, tweede lid, Wetboek van Strafvordering. - Artt. 136ter, 235bis en 416, tweede lid Wetboek van Strafvordering 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
CASSATIEMIDDELEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Overeenkomst Bestanddelen - Toestemming - Gebrek in de toestemming - Dwaling - Verschoonbaarheid Beoordeling - Cassatiemiddel - Ontvankelijkheid De rechter beoordeelt in feite of de dwaling van de persoon die ze aanvoert verschoonbaar is; het volstaat dat uit de vaststellingen van de rechter volgt dat de dwaling door een redelijk persoon kan worden begaan; het cassatiemiddel dat opkomt tegen de beoordeling in feite van het verschoonbaar karakter van de aangevoerde dwaling is niet ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 28 juni 1996, AR C.95.0137.F, AC 1996, nr. 267. - Artt. 1108, 1109, 1110 en 1117 Burgerlijk Wetboek 28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ... 20/ 81
LiberCas
2/2014
Burgerlijke zaken - Onaantastbare beoordeling door feitenrechter - Vennootschappen Handelsvennootschappen - Naamloze vennootschappen - Aandelen - Overdrachtsbeperking Verantwoording - Op grond van het vennootschapsbelang - Beoordeling - Hof van Cassatie De vraag of de beperking op een overdracht van aandelen verantwoord is op grond van het vennootschapsbelang, betreft een feitelijke beoordeling die voor het Hof niet kan worden aangevochten; het Hof gaat niettemin na of de rechter het begrip vennootschapsbelang niet miskent. - Art. 510 Gecoördineerde wetten 30 nov. 1935 op de handelsvennootschappen
28 november 2013
C.2012.0549.N
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Algemeen - Indienen van een memorie - Verzoekschrift door de eiser ingediend ter griffie van het gerecht dat de bestreden beslissing heeft gewezen - Indiening na het verstrijken van de bij artikel 422 Wetboek van Strafvordering bedoelde termijn - Verzoekschrift met dossier overgezonden aan het Hof binnen termijn van artikel 420bis, tweede lid, Wetboek van Strafvordering - Ontvankelijkheid Een verzoekschrift, “memorie” benoemd, door de eiser in cassatie ingediend ter griffie van het hof van beroep dat de bestreden beslissing heeft gewezen na het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 422 Wetboek van Strafvordering en dat zelf niet werd neergelegd ter griffie van het Hof, is niet ontvankelijk, niettegenstaande de omstandigheid dat het met het dossier op de griffie van het Hof is ingekomen minder dan twee maanden na de dag waarop de zaak op de algemene rol is ingeschreven (1). (1) Het openbaar ministerie, dat concludeerde in de zin zoals het Hof besliste, grondde zijn opvatting dat het niet-ontvankelijke verzoekschrift niet als een ontvankelijke memorie kon worden beschouwd in het ontbreken op het stuk van de door artikel 420bis, derde lid, Wetboek van Strafvordering bedoelde kanttekening. Zie noot R.D. onder Cass. 27 maart 1984, AR 8410, AC 1983-1984, nr. 432. - Artt. 420bis, tweede lid en 422 Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2012.1083.N
AC nr. ...
Strafzaken - Nieuw middel - Niet voor het hof van beroep opgeworpen nietigheden die in eerste aanleg zijn gepleegd Volgens artikel 2 van de wet van 29 april 1806 waarbij maatregelen worden voorgeschreven met betrekking tot de procedure in criminele en correctionele zaken, kan de beklaagde, in correctionele zaken, als cassatiemiddel geen nietigheden aanvoeren die in eerste aanleg zijn gepleegd en die hij voor het hof van beroep niet heeft opgeworpen; de enige uitzondering hierop is de nietigheid wegens onbevoegdheid (1). (1) Cass. 5 dec. 2012, AR P.12.1235.F, AC 2012, nr. 667 . - Art. 2 Wet 29 april 1806 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
COLLECTIEVE SCHULDENREGELING - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ... 21/ 81
LiberCas
2/2014
- Bevoegdheid van de rechter - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank Uit de artikelen 1675/11, §1, 1675/13, §1, eerste lid, §§3 en 4, en 1675/13bis, §2, van het Gerechtelijk Wetboek volgt niet dat de rechter van de collectieve schuldenregeling geen kwijtschelding zou kunnen verlenen voor de schulden van de schuldenaar die het gevolg zijn van een veroordeling tot een strafrechtelijke boete (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 1675/13bis, § 2 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1675/11, § 1, 1675/13, § 1, eerste lid, §§ 3 en 4 Gerechtelijk Wetboek
18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
DAGVAARDING - Strafzaken - Hoger beroep van het openbaar ministerie De dagvaarding houdende vaststelling van een strafzaak voor de appelrechters ingevolge het hoger beroep van het openbaar ministerie houdt in dat de beklaagde is uitgenodigd zich te verweren over alle aspecten van de zaak die in hoger beroep aan bod kunnen komen; er bestaat dan ook voor de appelrechters geen verplichting om aan een beklaagde die enkel verweer voert omtrent de nietontvankelijkheid van het hoger beroep en die wat betreft het verweer ten gronde vraagt voorbehoud te verlenen, hem dit voorbehoud toe te kennen. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
DERDENVERZET - Beslag inzake namaak - Beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen worden toegekend - Beschikking op derdenverzet Vernietiging Wanneer de beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen werden toegekend, wordt vernietigd op het verzet van de beslagene, geldt de beschikking op derdenverzet, ongeacht het instellen van een niet-schorsend cassatieberoep door de beslaglegger, in beginsel als titel voor de teruggave aan de beslagene van al hetgeen deze in uitvoering van de vernietigde beslissing heeft gepresteerd; dit geldt in beginsel ook wat betreft de stukken van de beslagene die ingevolge de tenuitvoerlegging van de vernietigde beschikking in handen zijn gekomen van de krachtens die beschikking aangewezen deskundige; de omstandigheid dat het cassatieberoep geen schorsende werking heeft, staat niet eraan in de weg dat, zo er te vrezen valt dat de door de beslagene gevorderde teruggave van documenten ertoe strekt het bewijs van de door hem gepleegde inbreuk definitief onmogelijk te maken, de rechter in kort geding bij spoedeisendheid maatregelen kan gelasten ter vrijwaring van de rechten van het slachtoffer van de inbreuk. - Artt. 1130, eerste lid, 1188 en 1369bis/1, § 7, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 584, eerste en vierde lid, 1033, en 1034, Gerechtelijk Wetboek 19 december 2013
C.2011.0668.N
AC nr. ...
DESKUNDIGENONDERZOEK - Beslag inzake namaak - Beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen worden toegekend - Beschikking op derdenverzet 22/ 81
LiberCas
2/2014
Vernietiging Wanneer de beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen werden toegekend, wordt vernietigd op het verzet van de beslagene, geldt de beschikking op derdenverzet, ongeacht het instellen van een niet-schorsend cassatieberoep door de beslaglegger, in beginsel als titel voor de teruggave aan de beslagene van al hetgeen deze in uitvoering van de vernietigde beslissing heeft gepresteerd; dit geldt in beginsel ook wat betreft de stukken van de beslagene die ingevolge de tenuitvoerlegging van de vernietigde beschikking in handen zijn gekomen van de krachtens die beschikking aangewezen deskundige; de omstandigheid dat het cassatieberoep geen schorsende werking heeft, staat niet eraan in de weg dat, zo er te vrezen valt dat de door de beslagene gevorderde teruggave van documenten ertoe strekt het bewijs van de door hem gepleegde inbreuk definitief onmogelijk te maken, de rechter in kort geding bij spoedeisendheid maatregelen kan gelasten ter vrijwaring van de rechten van het slachtoffer van de inbreuk. - Artt. 1130, eerste lid, 1188 en 1369bis/1, § 7, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 584, eerste en vierde lid, 1033, en 1034, Gerechtelijk Wetboek
19 december 2013
C.2011.0668.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Vonnis waarbij een deskundigenonderzoek wordt bevolen - Beslissing alvorens recht te doen - Gezag van gewijsde - Deskundige blijft in gebreke - Vonnis negeert het verzuim van de deskundige - Wettigheid In strafzaken is de aanwijzing van een deskundige een beslissing alvorens recht te doen; daarbij wordt de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt niet volledig uitgeoefend en die beslissing heeft geen gezag van gewijsde; de rechter, die het verzuim van de door hem aangewezen deskundige negeert, overschrijdt zijn macht dus niet (1). (1) Zie Cass. 12 april 2000, AR P.00.0136.F, AC 2000, nr. 249; Cass. 9 okt. 2013, AR P.13.0816.F, AC 2013, nr. … - Art. 19 Gerechtelijk Wetboek 18 december 2013
P.2013.0104.F
AC nr. ...
DOUANE EN ACCIJNZEN - Douaneschuld - Burgerlijke aansprakelijkheid - Aansteller - Vereisten Op grond van artikel 1384, derde lid, Burgerlijk Wetboek en gelet op artikel 202.3, tweede streepje, CDW, zoals uitgelegd door het Hof van Justitie, kan de rechter een aansteller burgerlijk aansprakelijk verklaren voor de douaneschuld welke is ontstaan ingevolge handelingen gesteld door de aangestelde binnen het raam van zijn bediening waarbij aan invoerrechten onderworpen goederen op onregelmatige wijze in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, mits vaststaat dat de aansteller aan het binnenbrengen van deze goederen heeft deelgenomen in de zin van artikel 202.3, tweede streepje, CDW en hij wist of redelijkerwijze had moeten weten dat zij op onregelmatige wijze werden binnengebracht (1). (1) HvJ 23 sept. 2004, zaak C-414/02 Spedition Ulustrans ea; HvJ 17 nov. 2011, zaak C-454/10 Oliver Jestel. - Art. 1384, derde lid Burgerlijk Wetboek - Art. 202.3, tweede streepje EEG-Verordening nr. 2913/92 van de Raad van 12 okt. 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek
5 november 2013
P.2012.2030.N
AC nr. ...
- Accijnzen - Binnenbrengen van accijnsgoederen in de Gemeenschap - Verschuldigdheid - Tijdstip van aanvang 23/ 81
LiberCas
2/2014
Accijnsgoederen worden geacht in de Gemeenschap binnen te komen in de zin van artikel 5.1 Accijnsrichtlijn, wanneer zij de zone van het eerste douanekantoor in het douanegebied van de Gemeenschap zijn gepasseerd en het is pas vanaf dat moment dat de goederen definitief zijn binnengebracht in het gebied van de Gemeenschap en dat zij aan accijns zijn onderworpen; zolang de goederen de zone van het eerste douanekantoor in het douanegebied niet hebben verlaten, zijn zij niet aan accijns onderworpen en kan er ook geen verschuldigdheid zijn in de zin van artikel 6.1 Accijnsrichtlijn (1). (1) HvJ 29 april 2010, zaak C-230/08 (ro 72, 73, 76) Dansk Transport og Logistik. - Artt. 5.1 en 6.1 Richtlijn 92/12/EEG van de Raad van 25 feb. 1992 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop 5 november 2013
P.2012.2030.N
AC nr. ...
- Ontdoken rechten of accijnzen - Burgerlijke rechtsvordering - Bevoegde rechter Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 17 oktober 2013
F.2012.0055.N
AC nr. ...
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED GEVOLGEN T.A.V. DE GOEDEREN Gevolgen t.a.v. de goederen - Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen - Bestuurshandeling door een van de echtgenoten alleen vóór het instellen van de echtscheidingsvordering Draagwijdte Tot op de dag van de vordering tot echtscheiding wordt het gemeenschappelijk vermogen door de ene of de andere echtgenoot bestuurd, onder gehoudenheid van ieder van hen om de bestuurshandelingen van de andere te eerbiedigen, behoudens de mogelijkheid nietigverklaring te vorderen of vergoeding ten bate van het gemeenschappelijk vermogen (1); elke echtgenoot moet in beginsel geen rekening en verantwoording afleggen voor zijn bestuur. (1) Cass. 29 mei 2008, AR C.06.0636.N, AC 2008, nr. 329 . - Art. 1278, tweede lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1415, eerste lid, en 1416 Burgerlijk Wetboek 14 november 2013
C.2013.0015.N
AC nr. ...
EED - Grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie - Eed - Voorwerp De eedaflegging bij de aanvang van der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, waarbij niet alleen gehoorzaamheid aan de wetten wordt beloofd maar die ook een belofte van getrouwheid aan de Koning inhoudt, d.w.z. aan de Staat in al zijn fundamentele organen, waarvan de Koning het symbool is, vormt een politieke waarborg voor de regelmatige werking van die organen is dus verplicht voor al degenen die door hun ambt bijdragen tot de uitoefening van de machten die uitgaan van de Natie. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL 24/ 81
LiberCas
2/2014
- Wet Europees Aanhoudingsbevel - Artikel 37, §1 - Specialiteitsbeginsel - Uitvoering van een eerder opgelegde interneringsmaatregel - Redenen Het specialiteitsbeginsel in artikel 37, §1, Wet Europees Aanhoudingsbevel verhindert niet dat de overgeleverde ingevolge de uitvoering van een eerder opgelegde interneringsmaatregel opnieuw opgenomen wordt in een psychiatrische afdeling om reden dat uit het feit waarvoor hij wordt overgeleverd, blijkt dat de opgelegde voorwaarden van een invrijheidstelling op proef niet worden nageleefd. - Art. 37, § 1 Wet 19 dec. 2003 betreffende het Europees aanhoudingsbevel 17 september 2013
P.2013.0760.N
AC nr. ...
- Weigeringsgrond - Verweer met betrekking tot het kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten - Afdoend karakter om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten te weerleggen - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter Bevoegdheid van het Hof - Marginale toetsing De rechter oordeelt onaantastbaar of de aangevoerde omstandige gegevens die wijzen op een kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten van de betrokkene afdoende zijn om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten bedoeld in artikel 4, 5°, Wet Europees Aanhoudingsbevel, te weerleggen; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgtrekkingen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen.
19 november 2013
P.2013.1765.N
AC nr. ...
- Regeling berustend op een hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten - Vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten - Gevolg - Weigering tot overlevering - Motivering Uit de overweging (10) van de preambule van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten blijkt dat de regeling inzake het Europees aanhoudingsbevel berust op een hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten; deze hoge mate van vertrouwen tussen de lidstaten houdt een vermoeden in van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten bedoeld in artikel 4, 5°, Wet Europees Aanhoudingsbevel, zodat gelet op dit beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten, de weigering tot overlevering moet worden verantwoord met omstandige gegevens die wijzen op een kennelijk gevaar voor de rechten van betrokkene, die het vermoeden van eerbiediging van die rechten, dat de uitvaardigende lidstaat geniet, kunnen weerleggen (1). (1) Cass. 25 nov. 2009, AR P.09.1624.F, AC 2009, nr. 697; Cass. 23 jan. 2013, AR P.13.0087.F, AC 2013, nr. 55.
19 november 2013
P.2013.1765.N
AC nr. ...
EUROPESE UNIE PREJUDICIELE GESCHILLEN Prejudiciële geschillen - Hof van Justitie - E.V.O.-Verdrag - Arbeidsovereenkomst - Toepasselijk recht - Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen
25/ 81
LiberCas
2/2014
Uit het arrest C – 348/10 van het Hof van Justitie van 15 december 2011 volgt dat het middel dat aanvoert dat met “vestiging van de werkgever die de werknemer in dienst heeft genomen” in de zin van artikel 6, lid 2, sub b, van het EVO-verdrag, moet worden verstaan niet de vestiging waarmee de arbeidsovereenkomst werd gesloten, maar deze waaraan de werknemer verbonden is voor de effectieve tewerkstelling en voor wie hij effectief arbeid verricht, ingaat tegen de desbetreffende interpretatie van het Hof van Justitie en derhalve naar recht faalt (1). (1) Zie concl. O.M.
25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
Prejudiciële geschillen - Hof van Justitie - E.V.O.-Verdrag - Arbeidsovereenkomst - Toepasselijk recht - Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden.
25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ BEGRIP. VEREISTEN VAN HET FAILLISSEMENT Begrip - Vereisten van het faillissement - Vereisten van het faillissement - Schuldeiser - Vordering tot faillissement van de schuldenaar - Voorwaarden - Belang - Rechtsmisbruik - Onevenredigheid tussen de belangen Een schuldeiser is gerechtigd het faillissement van zijn schuldenaar te vorderen wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld; een schuldeiser voldoet in die omstandigheid, in beginsel, aan de vereisten van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek; dient een schuldeiser niet aan te tonen dat de faillissementsvordering voor hem een groter voordeel oplevert als een andere wijze van invordering van zijn schuldvordering, dan mag het instellen van deze vordering geen rechtsmisbruik uitmaken; dit laatste is het geval wanneer er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het belang bij de faillissementsvordering en de belangen die door de toewijzing van de vordering worden geschaad. - Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek - Art. 6 Wet 8 aug. 1997 - Artt. 17 en 18 Gerechtelijk Wetboek 28 november 2013
C.2013.0033.N
AC nr. ...
GENEESKUNDE ALGEMEEN Algemeen - Rechten van de patiënt - Recht om vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar - Verplichte inenting tegen poliomyelitis - Tegenstrijdigheid
26/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, dat bepaalt dat de patiënt het recht heeft om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar, beschermt de rechten van de patiënt in zijn specifieke relatie met de beroepsbeoefenaar; ze heeft niet hetzelfde voorwerp als artikel 1 van de gezondheidswet dat, om een besmettelijke ziekte, welke een algemeen gevaar oplevert, te voorkomen of te bestrijden, de mogelijkheid bepaalt een behandeling op te leggen die gegrond is op de imperatieven van bescherming van de volksgezondheid, welke deel uitmaakt van de openbare orde; artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt, dat ter uitvoering van de Gezondheidswet is genomen, kan artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 bijgevolg niet tegenspreken (1). (1) G. Genicot, Droit médical et paramédical, Larcier 2010, p. 143; Henry en De Cocqueau, A propos du consentement libre et éclairé du patient, C.U.P., dl. 79, p. 177; Henry en De Cocqueau, Evolution des droits du patient, indemnisation sans faute des dommages liés aux soins médicaux, Bruylant, 2008, p. 34. - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 8, § 1 Wet 22 aug. 2002 betreffende de rechten van de patiënt 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
BEROEPSORDEN Beroepsorden - Opdracht - Wijze van uitoefening - Personen met rechtsprekende bevoegdheid De rechtsprekende bevoegdheid die binnen de beroepsorden wordt uitgeoefend, gaat niet uit van de Natie zodat de personen ze uitoefenen, de eed waarin artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorziet, niet dienen af te leggen alvorens hun betrekking te aanvaarden. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
Beroepsorden - Opdracht - Wijze van uitoefening Hoewel de beroepsorden door de wet opgerichte publiekrechtelijke organen zijn die binnen de werkingssfeer van sommige vrije beroepen een opdracht van algemeen belang uitoefenen, oefenen ze die opdracht, zij het met bevoegdheden van een openbare overheid, slechts uit onder een stelsel van autonomie dat voortvloeit uit een eigen rechtsorde die geldt voor een deel van de samenleving, die onderscheiden is van de volledige samenleving waarvoor de Staat verantwoordelijk is. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
GERECHTSKOSTEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Allerlei - Onteigening ten algemenen nutte - Onteigeningswet 1962 Herzieningsprocedure - Aard - Gevolg - Kostenregeling De vordering tot herziening moet als een zelfstandige procedure worden beschouwd (1) die valt onder de kostenregeling van het Gerechtelijk Wetboek (2). (1) Zie Cass. 14 dec. 1995, AC 1995, nr. 548. (2) Zie Cass. 22 maart 2012, AR C.10.0155.N, AC 2012, nr. 191, met concl. van het OM; Cass. 4 dec. 1992, AC 1991-92, 1385. - Art. 16 Grondwet 1994 - Artt. 1017, eerste lid, en 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek 27/ 81
LiberCas 28 november 2013
2/2014 C.2013.0003.N
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Onderzoeksgerecht Beslissing van buitenvervolgingstelling - Burgerlijke partij - Veroordeling tot betaling van de rechtsplegingsvergoeding Uit artikel 128 Wetboek van Strafvordering volgt dat indien het gerechtelijk onderzoek werd geopend ingevolge een burgerlijkepartijstelling en de strafvordering daardoor werd ingesteld en het onderzoeksgerecht vervolgens beslist dat er geen reden is tot vervolging, de burgerlijke partij wordt veroordeeld tot de betaling aan de inverdenkinggestelden van een rechtsplegingsvergoeding overeenkomstig artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek, ongeacht de reden die aan de beslissing van buitenvervolgingstelling ten grondslag ligt. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
Strafzaken - Procedure voor de feitenrechter - Rechtsplegingsvergoeding - Verhoging of vermeerdering van basisbedrag - Onaantastbare beoordeling door de rechter De rechter oordeelt onaantastbaar met een met redenen omklede beslissing of er grond is om overeenkomstig artikel 1022, derde lid, Gerechtelijk Wetboek het basisbedrag van de rechtsplegingsvergoeding te verhogen of verminderen (1). (1) Zie Cass. 24 juni 2010, AR C.09.0425.N, AC 2010, nr. 458. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
GRONDWET GRONDWET 1994 (ART. 1 TOT 99) Art. 22 - Artikel 22bis - Recht van het kind op de eerbieding van zijn fysieke integriteit - Verplichte inenting tegen poliomyelitis De bepalingen die de inenting tegen poliomyelitis verplicht stellen, doen enigszins afbreuk aan de beginselen van onschendbaarheid en integriteit van het menselijk lichaam; ze worden alleen aangewend ter bescherming van de gezondheid en staan in verhouding tot hun doel. - Art. 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 12 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten - Art. 22bis Grondwet 1994
18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 127 - Bevoegdheid van het Parlement van de Franse Gemeenschap - Culturele aangelegenheden - Radio- en televisieomroep - Net voor radioverbinding - Rechten voor controle en toezicht - Bevoegdheid van de federale Staat Omvang - Andere vormen van telecommunicatie dan radio-omroep
28/ 81
LiberCas
2/2014
De federale Staat is bevoegd om een recht voor controle en toezicht op te leggen voor het gebruik van een telecommunicatienet dat de punt-tot-puntverbinding verzekert tussen een studio waar radio-uitzendingen worden gemaakt en een zendinstallatie, die tot doel heeft die uitzendingen die uiteindelijk voor het publiek bestemd zijn, over te brengen (1). (1) Art. 11, Wet 30 juli 1979, vervangen door art. 338 van de programmawet van 22 dec. 1989 en gewijzigd door art. 3, KB 15 maart 1994. - Artt. 1, 3°, eerste lid, 7°, 3, § 1 en 11 Wet 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving - Art. 4, 6° Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 - Art. 127, § 1, 1° Grondwet 1994 3 januari 2014
C.2010.0293.F
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Onderzoeksgerecht - Vreemdelingen Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Toepassing Artikel 149 Grondwet is niet van toepassing op de beslissingen van de onderzoeksgerechten over de handhaving van de maatregel van vrijheidsberoving, genomen bij toepassing van artikel 72 Vreemdelingenwet (1). (1) Cass. 5 maart 2008, AR P.08.0235.F, AC 2008, nr. 157 . - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Redenen van de vonnissen en arresten Strafzaken - Tegenstrijdigheid De grief die het bestreden arrest alleen verwijt dat het een reden bevat die volgens de eiser onverenigbaar is met een beslissing alvorens recht te doen, kan niet tot cassatie leiden op grond van artikel 149 van de Grondwet (1). (1) Zie Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0281.F, AC 2004, nr. 333.
18 december 2013
P.2013.0104.F
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 110 - Scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 110 - Scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Noch artikel 110 van de Grondwet, noch het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten verbieden de rechter van de collectieve schuldenregeling om aan de schuldenaar, onder de door de wet bepaalde voorwaarden, kwijtschelding te verlenen voor de schulden die het gevolg zijn van veroordelingen tot een strafrechtelijke boete wanneer die maatregel nodig is om de betrokkene en diens gezin een leven te laten leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 110 Grondwet 1994 - Art. 1675/13, § 1, eerste lid, eerste streepje, §§ 3 en 4 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1675/11, § 1, en 1675/13bis, § 2 Gerechtelijk Wetboek 29/ 81
LiberCas 18 november 2013
2/2014 S.2012.0138.F
AC nr. ...
GRONDWETTELIJK HOF - Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting Wanneer een voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof berust op een onjuiste rechtsopvatting, bestaat er geen aanleiding tot het stellen van deze vraag (1). (1) Zie Cass. 22 feb. 2005, AR P.04.1345.N, AC 2005, nr. 108, met concl. van procureur-generaal M. DE SWAEF; Het OM concludeerde echter in de huidige zaak dat er aanleiding was tot het stellen van de door eiser voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof, nu eiser aanvoerde dat de kosten van bijstand door een raadsman in het kader van de procedure tot herziening een bestanddeel zijn van de hem krachtens artikel 16 van de Grondwet toekomende billijke vergoeding en dat de artikelen 1017, eerste lid, en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 16, tweede lid, van de Onteigeningswet 1962, de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet schenden. Het was van oordeel dat, wanneer de prejudiciële vraag niet zou worden gesteld, hiermee het Hof zelf de draagwijdte zou bepalen van artikel 16 van de Grondwet en aldus zou handelen in strijd met artikel 26, 3° van de Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof.
28 november 2013
C.2013.0003.N
AC nr. ...
- Radio- en televisieomroep - Net voor radioverbinding - Rechten voor controle en toezicht Bevoegdheid van de federale Staat - Omvang - Andere vormen van telecommunicatie dan radioomroep De federale Staat is bevoegd om een recht voor controle en toezicht op te leggen voor het gebruik van een telecommunicatienet dat de punt-tot-puntverbinding verzekert tussen een studio waar radio-uitzendingen worden gemaakt en een zendinstallatie, die tot doel heeft die uitzendingen die uiteindelijk voor het publiek bestemd zijn, over te brengen (1). (1) Art. 11, Wet 30 juli 1979, vervangen door art. 338 van de programmawet van 22 dec. 1989 en gewijzigd door art. 3, KB 15 maart 1994.
- Artt. 1, 3°, eerste lid, 7°, 3, § 1 en 11 Wet 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving - Art. 4, 6° Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 - Art. 127, § 1, 1° Grondwet 1994
3 januari 2014
C.2010.0293.F
AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Leemte in de wet - Voorwaarde tot het stellen van de prejudiciële vraag De rechter is slechts gehouden tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof met betrekking tot een leemte in de wet, indien hij vaststelt dat hij aan die leemte, gesteld dat ze de Grondwet schendt, zou kunnen verhelpen zonder tussenkomst van de wetgever (1). (1) Zie Cass. 14 aug. 2012, AR P.12.1293.N, AC 2012, nr. 435. - Art. 26, § 2, 1° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 12 november 2013
P.2013.1169.N
AC nr. ...
HELING - Witwassen - Vermogensvoordeel verkregen uit het witwasmisdrijf - Beoordeling door de 30/ 81
LiberCas
2/2014
rechter - Aard De rechter beslist in feite of het vermogensvoordeel waarop de bijzondere verbeurdverklaring van toepassing is, uit het witwasmisdrijf is verkregen en het komt de rechter toe om dit voordeel te begroten en eventueel te ramen; het Hof gaat enkel na eensdeels of de rechter op grond van zijn onaantastbaar oordeel het wettelijk begrip vermogensvoordeel niet heeft geschonden, anderdeels of het verbeurdverklaarde valt binnen de grenzen van de schriftelijke vordering van de procureur des Konings en of ze betrekking heeft op het bewezen verklaarde misdrijf. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
- Witwassen van vermogensvoordelen - Illegale herkomst - Bewijs - Geen bijzonder bewijsmiddel Beoordeling door de rechter Wanneer voor de illegale herkomst of oorsprong van zaken zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren waarbij hij de illegale oorsprong van zaken ook vermag af te leiden uit de omstandigheid dat uit geen enkel geloofwaardig gegeven blijkt dat die oorsprong legaal kan zijn. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
- Witwassen - Schuldigverklaring en veroordeling Voor de schuldigverklaring en veroordeling van de dader aan de witwasmisdrijven van artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek volstaat het dat de illegale herkomst of oorsprong van de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, Strafwetboek en de door hem vereiste kennis daarvan bewezen zijn, zonder dat vereist is dat de strafrechter het precieze misdrijf kent, op voorwaarde dat hij op grond van feitelijke gegevens elke legale herkomst of oorsprong kan uitsluiten (1). (1) Zie: Cass. 25 sept. 2001, AR P.01.0725.N, AC 2001, nr. 493; Cass. 19 sept. 2006, AR P.06.0608.N, AC 2006, nr. 425; Cass. 28 nov. 2006, AR P.06.1129.N, AC 2006, nr. 606; Cass. 16 dec. 2009, AR P.09.1129.N, AC 2009, nr. 755. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
HOGER BEROEP STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN) Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Openbaar ministerie Dagvaarding De dagvaarding houdende vaststelling van een strafzaak voor de appelrechters ingevolge het hoger beroep van het openbaar ministerie houdt in dat de beklaagde is uitgenodigd zich te verweren over alle aspecten van de zaak die in hoger beroep aan bod kunnen komen; er bestaat dan ook voor de appelrechters geen verplichting om aan een beklaagde die enkel verweer voert omtrent de nietontvankelijkheid van het hoger beroep en die wat betreft het verweer ten gronde vraagt voorbehoud te verlenen, hem dit voorbehoud toe te kennen. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Beslissingen of maatregelen van inwendige aard
31/ 81
LiberCas
2/2014
De in strafzaken toepasselijke bepaling van artikel 1046 Gerechtelijk Wetboek beoogt uitsluitend beslissingen van louter administratieve aard die betrekking hebben op de werking van het rechtscollege, de samenstelling van de zetel of het verloop van de rechtszitting, maar geen beslissingen die de belangen van partijen kunnen schaden of die een beoordeling inhouden van een feitenkwestie of de oplossing van een rechtsvraag (1). (1) Zie: Cass. 22 sept. 1993, AR P.93.0420.F, AC 1993, nr. 365; Cass. 2 juni 1998, AR P.96.1587.N, AC 1998, nr. 283; Cass. 30 maart 2010, AR P.09.1592.N, AC 2010, nr. 229 met concl. O.M.; Cass. 14 dec. 2010, AR P.10.0671.N, AC 2010, nr. 741. - Art. 1046 Gerechtelijk Wetboek 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Beslissing die de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen - Beslissing tot onbepaald uitstel Hoger beroep van het openbaar ministerie - Ontvankelijkheid De afwezigheid van verzet door de magistraat van het openbaar ministerie voor de eerste rechter tegen een voorgenomen beslissing om de behandeling van een strafzaak onbepaald uit te stellen, belet het openbaar ministerie niet tegen die beslissing hoger beroep aan te tekenen, zo die beslissing de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen (1) (2) (3). (1) Zie: Cass. 22 sept. 1993, AR P.93.0420.F, AC 1993, nr. 365; Cass. 2 juni 1998, AR P.96.1587.N, AC 1998, nr. 283; Cass. 30 maart 2010, AR P.09.1592.N, AC 2010, nr. 229 met concl. O.M.; Cass. 14 dec. 2010, AR P.10.0671.N, AC 2010, nr. 741. (2) Zie: Cass. 6 sept. 2011, AR P.11.0501.N., AC 2011, nr. 452. (3) Zie: Cass. 18 maart 2003, AR P.02.1357.N, AC 2003, nr. 174. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Beslissing tot onbepaald uitstel - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Beslissing die het hoger beroep ontvankelijk verklaart - Beginsel van wapengelijkheid Het ontvankelijk verklaren van het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een beslissing waarbij de behandeling van een strafzaak onbepaald wordt uitgesteld, heeft niet tot gevolg dat de beklaagde en het openbaar ministerie niet langer over gelijke wapens zouden beschikken. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter Burgerlijke partij - Hoger beroep tegen vrijspraak beklaagde Het hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een vrijspraak van een beklaagde brengt de strafvordering niet voor de appelrechter; de appelrechter moet op het hoger beroep van de burgerlijke partij over diens burgerlijke rechtsvordering oordelen; hij moet onderzoeken of het feit dat ten laste van de beklaagde werd gelegd, bewezen is, ook wanneer de eerste rechter hem heeft vrijgesproken en tegen wiens vrijspraak geen hoger beroep is ingesteld: hij moet ook onderzoeken of dat misdrijf oorzaak is van de schade waarvan de burgerlijke partij vergoeding vordert. - Art. 202 Wetboek van Strafvordering 17 september 2013
P.2012.1724.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Openbaar ministerie Veroordelende beslissing in eerste aanleg - Hoger beroep tegen beklaagden die eerst hoger beroep instelden - Gelijktijdig hoger beroep tegen een verstek latende beklaagde die geen hoger beroep instelde - Doel - Gevolg ten aanzien van de schorsing van de verjaring van de strafvordering - Artikel 24 (oud) Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering
32/ 81
LiberCas
2/2014
Het hoger beroep dat het openbaar ministerie instelt, niet enkel tegen de beklaagden die eerst hoger beroep hebben ingesteld, maar ook tegen een verstek latende medebeklaagde die geen hoger beroep heeft ingesteld, strekt ertoe de door de beklaagden in hoger beroep aanhangig gemaakte zaak in zijn geheel te onderwerpen aan het oordeel van de appelrechters en alle beklaagden ook in hoger beroep gezamenlijk te vervolgen en te laten berechten; een dergelijk hoger beroep is dan ook niet te aanzien als een hoger beroep dat enkel uitgaat van het openbaar ministerie in de zin van artikel 24, tweede lid, derde gedachtestreepje (oud), Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering (1). (1) In deze zaak werd toepassing gemaakt van artikel 24 (oud) Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering in de versie vóór de wijziging bij wet van 16 juli 2002 tot wijziging van verschillende bepalingen teneinde inzonderheid de verjaringstermijnen voor de nietcorrectionaliseerbare misdaden te verlengen.
19 november 2013
P.2013.0941.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Gevolgen Verstekvonnis - Hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de vrijspraak voor een telastelegging - Verzet van de beklaagde tegen de veroordeling voor andere telasteleggingen Ontvankelijk verklaard verzet van de beklaagde Uit artikel 187, zesde lid, eerste zin, Wetboek van Strafvordering dat bepaalt dat ten gevolge van het verzet de veroordeling voor niet bestaande wordt gehouden, volgt niet dat het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een verstekvonnis in zoverre dit een beklaagde vrijspreekt voor een telastelegging, zonder voorwerp wordt door het ontvankelijk verklaren van het verzet van die beklaagde tegen hetzelfde vonnis waarbij de beklaagde werd veroordeeld voor een andere telastelegging (1). (1) Zie: Cass. 11 dec. 2002, AR P.02.818 F, AC 2002, nr. 665; Cass. 16 maart 2010, AR P.09.1837 N, AC 2010, nr. 187. - Art. 187, zesde lid, eerste zin Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.0739.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter - Gevolgen Verstekvonnis - Veroordeling voor bepaalde telasteleggingen en vrijspraak voor andere - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde - Verzetvonnis - Bevestiging van het verstekvonnis - Geen hoger beroep van het openbaar ministerie - Beslissing in hoger beroep Bijkomende veroordeling voor telasteleggingen waarvoor hij eerder vrijgesproken was Zwaardere straf - Wettigheid Het arrest dat, ingevolge het enkele hoger beroep van het openbaar ministerie tegen het verstekvonnis dat de beklaagde schuldig verklaart aan bepaalde telasteleggingen en vrijspreekt voor andere telasteleggingen, zonder dat door het openbaar ministerie ook hoger beroep werd aangetekend tegen het verzetvonnis dat de beklaagde voor dezelfde telasteleggingen schuldig verklaarde en straf oplegde zonder recht te doen over de andere telasteleggingen waarvoor de beklaagde in het verstekvonnis werd vrijgesproken, de beklaagde veroordeelt voor telasteleggingen waarvoor hij door het verstekvonnis werd vrijgesproken, verzwaart de door deze vonnissen opgelegde straf niet, maar legt een straf op voor andere telasteleggingen (1). (1) Zie: Cass. 6 okt. 1993, AR P.93.437.F, AC 1993, nr. 397; Cass. 3 sept. 2003, AR P.03.515 F, AC 2003, nr. 411. 5 november 2013
P.2013.0739.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Beslissingen en partijen - Beslissing tot onbepaald uitstel - Beslissing die de strafvordering in het gedrang kan brengen - Gevolg
33/ 81
LiberCas
2/2014
De omstandigheid dat een onbepaald uitstel de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen, heeft tot gevolg dat de beslissing van onbepaald uitstel geen maatregel van inwendige aard is in de zin van artikel 1046 Gerechtelijk Wetboek; daartoe is niet vereist dat de uitoefening van de strafvordering door de betwiste beslissing daadwerkelijk wordt geschaad (1) (2). (1) Zie: Cass. 6 sept. 2011, AR P.11.0501.N., AC 2011, nr. 452. (2) Zie: Cass. 18 maart 2003, AR P.02.1357.N, AC 2003, nr. 174. - Art. 1046 Gerechtelijk Wetboek 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter Burgerlijke rechtsvordering van een burgerlijke partij tegen de beklaagde en diens verzekeraar burgerrechtelijke aansprakelijkheid - Hoger beroep alleen van de verzekeraar van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de beklaagde Het rechtscollege in hoger beroep kan geen uitspraak doen over de door de burgerlijke partij tegen de beklaagde ingestelde burgerlijke rechtsvordering wanneer alleen de verzekeraar die de burgerrechtelijke aansprakelijkheid inzake motorrijtuigen van een beklaagde dekt hoger beroep heeft ingesteld tegen de beslissing over de burgerlijke rechtsvordering die de burgerlijke partij tegen beiden heeft ingesteld (1). (1) Cass. 12 nov. 1997, AR P.97.0671.F, AC 1997, nr. 467; zie ook Cass. 5 dec. 2010, AR P.09.1576.F, AC 2010, nr. 313 . - Art. 1138, 2° Gerechtelijk Wetboek - Art. 202 Wetboek van Strafvordering - Artt. 3 en 4 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering
17 september 2013
P.2012.1110.N
AC nr. ...
HUUR VAN GOEDEREN HUISHUUR Huishuur - Allerlei - Huurder - Onverschuldigd betaalde - Vordering tot terugbetaling Vormvereisten - Aangetekende brief - Uitwerking - Vordering tot teruggave - Verjaring Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
C.2012.0442.F
AC nr. ...
Huishuur - Allerlei - Huurder - Onverschuldigd betaalde - Vordering tot terugbetaling Vormvereisten - Aangetekende brief - Uitwerkingen - Vordering tot teruggave - Verjaring Uit de artikelen 1728quater, §1, en 2273, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek volgt niet enkel dat de huurder die bij ter post aangetekende brief het verzoek tot terugbetaling van wat hij meer betaald heeft dan hij in toepassing van de wet of de overeenkomst verschuldigd is verzendt, de verhuurder wil inlichten over de aanspraken van de huurder, maar ook dat daardoor de verjaringstermijn van de terugvordering van het onverschuldigd betaalde begint te lopen; het vormvereiste is voorgeschreven in het belang van de verhuurder en kan dus niet worden vervangen door een handeling die niet dezelfde uitwerking heeft, zoals een oproep tot verzoening van de verhuurder voor de bevoegde vrederechter (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Artt. 1728quater, § 1, en 2273, tweede lid Burgerlijk Wetboek
18 november 2013
C.2012.0442.F
AC nr. ...
HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS 34/ 81
LiberCas
2/2014
ALGEMEEN Algemeen - Vergoedingsregels - Echtgenoot - Eigen onroerend goed - Echtgenoten - Gezamenlijke lening - Vergoeding Wanneer beide echtgenoten samen een lening aangaan om een eigen onroerend goed van een van hen te verkrijgen, in stand te houden of te verbeteren, geven enkel de effectieve afbetalingen van deze lening door het gemeenschappelijk vermogen tijdens het stelsel aanleiding tot vergoeding. - Artt. 1432 en 1435 Burgerlijk Wetboek
28 november 2013
C.2012.0523.N
AC nr. ...
Algemeen - Vergoedingsregels - Echtgenoot - Eigen onroerend goed - Echtgenoten - Gezamenlijke lening - Vergoeding Conclusie van advocaat-generaal Vandewal. 28 november 2013
C.2012.0523.N
AC nr. ...
WETTELIJK STELSEL Wettelijk stelsel - Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen - Bestuurshandeling door een van de echtgenoten alleen vóór het instellen van de echtscheidingsvordering - Draagwijdte Tot op de dag van de vordering tot echtscheiding wordt het gemeenschappelijk vermogen door de ene of de andere echtgenoot bestuurd, onder gehoudenheid van ieder van hen om de bestuurshandelingen van de andere te eerbiedigen, behoudens de mogelijkheid nietigverklaring te vorderen of vergoeding ten bate van het gemeenschappelijk vermogen (1); elke echtgenoot moet in beginsel geen rekening en verantwoording afleggen voor zijn bestuur. (1) Cass. 29 mei 2008, AR C.06.0636.N, AC 2008, nr. 329 .
- Art. 1278, tweede lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1415, eerste lid, en 1416 Burgerlijk Wetboek 14 november 2013
C.2013.0015.N
AC nr. ...
Wettelijk stelsel - Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen - Bestuurshandeling - Belang van het gezin - Bewijsvoering De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin; uit het in deze wetsbepaling besloten doelgebonden karakter van de bestuursbevoegdheden van de echtgenoten en uit het algemeen rechtsbeginsel dat de procespartijen ertoe gehouden zijn loyaal mee te werken aan de bewijsvoering, volgt dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een bestuurshandeling niet werd verricht in het belang van het gezin, elke echtgenoot op verzoek van de andere echtgenoot kan verplicht worden om informatie te verstrekken over de verrichte handeling (1). (1) Zie J.L. Renchon, Le sort des prélèvements effectuées par un époux dans le patrimoine commun avant l'introduction d'une procédure en divorce, noot onder Cass. 29 mei 2008, Rev. trim. dr. fam. 2010, ( 1277 ), 1282 – 1283; zie ook Cass. civ. fr. 14 feb. 2006, JCP 2006, IV, 1532, 514.
- Art. 1415, tweede lid Burgerlijk Wetboek 14 november 2013
C.2013.0015.N
AC nr. ...
35/ 81
LiberCas
2/2014
INKOMSTENBELASTINGEN AANSLAGPROCEDURE Aanslagprocedure - Wijziging door de administratie van een aangifte - Kennisgeving van de beslissing tot taxatie - Motiveringsvereiste Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 21 november 2013
F.2012.0204.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Wijziging door de administratie van een aangifte - Kennisgeving van de beslissing tot taxatie - Motiveringsvereiste De kennisgeving van de beslissing tot taxatie waarin de inhoud van het bericht van wijziging wordt herhaald, is afdoende gemotiveerd in de gevallen waarin de belastingplichtige in zijn antwoord op het bericht van wijziging van aangifte een standpunt heeft ingenomen dat diametraal staat tegenover het standpunt dat de administratie vertolkt in het bericht van wijziging van aangifte en dit standpunt van de belastingplichtige reeds werd weerlegd door de in het bericht van wijziging van aangifte opgegeven redenen (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 346, vijfde lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 21 november 2013
F.2012.0204.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Algemeen - Ambtenaren van de BBI - Bevoegdheden - In Brussel gevestigde BBI-inspecties - Territoriale bevoegdheid De BBI-inspecties waarvan de zetel in Brussel is gevestigd, zijn steeds gemachtigd op te treden in het Nederlandse taalgebied nu de bevoegdheid van de directies Brussel A en Brussel B zich uitstrekt tot Brussel-Hoofdstad en tot het Nederlandse en het Franse taalgebied. - Art. 1 MB 10 okt. 1979 - Art. 2, 2° KB 29 okt. 1971 21 november 2013
F.2011.0175.N
AC nr. ...
PERSONENBELASTING Personenbelasting - Diverse inkomsten - Occasionele winsten en baten - Normaal beheer van een privé-vermogen - Verkoop van een onroerend goed Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 21 november 2013
F.2012.0041.N
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Faillissementscurator - Geldverduistering Aanslag - Terugbetaling - Aftrekbaarheid
36/ 81
LiberCas
2/2014
Het arrest, dat vaststelt dat een advocaat werd veroordeeld wegens geldverduistering, gepleegd in de uitoefening van zijn ambt van faillissementscurator, dat de aldus verduisterde gelden het voorwerp zijn geweest van aanslagen in de personenbelasting voor de aanslagjaren 1990 tot 1993 en dat hij gedurende die jaren omvangrijke bedragen heeft terugbetaald, is naar recht verantwoord wanneer het oordeelt dat de litigieuze terugbetalingen aftrekbare beroepskosten zijn, op grond dat de terugbetalingen verschuldigd zijn doordat er onrechtmatige handelingen zijn gesteld in de uitoefening van de beroepswerkzaamheid en dat ze derhalve noodzakelijkerwijs inherent zijn aan de onrechtmatige verrichtingen die de belastbare inkomsten hebben opgeleverd, en dat de inning van de onrechtmatige inkomsten op zich de terugbetalingsverplichting heeft doen ontstaan die voortvloeit uit de artikelen 1382 en 1383 van het Burgerlijk Wetboek maar ook, en meer bepaald wat betreft de verduisteringen door een curator, uit artikel 575, 4°, van het Wetboek van Koophandel, en dat die laatste wetsbepaling met name het vereiste verband legt met de beroepswerkzaamheid van de curator waardoor de terugbetaling uiteindelijk nauw en onvermijdelijk verbonden is met en derhalve inherent is aan die beroepswerkzaamheid (1). (1) Zie andersl. concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … . - Artt. 49, eerste lid, en 53, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992
22 november 2013
F.2010.0036.F
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Bedrijfslasten - Faillissementscurator - Geldverduistering Aanslag - Terugbetaling - Aftrekbaarheid Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 22 november 2013
F.2010.0036.F
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Stopzettingsvergoedingen - Belastbaarheid Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 21 november 2013
F.2012.0204.N
AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Occasionele winsten en baten - Normaal beheer van een privé-vermogen - Verkoop van een onroerend goed Wanneer zowel de aankoop als de verkoop van een onroerend goed geen normale verrichtingen van beheer van een privé-vermogen zijn, is de bij de verkoop gerealiseerde meerwaarde het resultaat van die abnormale verrichtingen en integraal belastbaar op grond van artikel 90, 1°, WIB92, verminderd met de kosten bedoeld in artikel 97 WIB92 (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 90, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 21 november 2013
F.2012.0041.N
AC nr. ...
Personenbelasting - Diverse inkomsten - Occasionele winsten en baten - Normaal beheer van een privé-vermogen - Verkoop van een onroerend goed De algemene bewoordingen waarin artikel 90, 1°, WIB92 is gesteld, brengen met zich mee dat het aankopen, verbouwen en vervolgens verkopen van onroerende goederen een daarin bedoelde verrichting kan zijn; wanneer deze verrichting geen normale verrichting van beheer van een privévermogen is, is de bij de verkoop gerealiseerde meerwaarde integraal belastbaar op grond van artikel 90, 1°, WIB92, verminderd met de kosten bedoeld in artikel 97 WIB92. - Art. 90, 1° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 21 november 2013
F.2012.0133.N
AC nr. ...
Personenbelasting - Bedrijfsinkomsten - Stopzettingsvergoedingen - Belastbaarheid 37/ 81
LiberCas
2/2014
Om op grond van artikel 31, tweede lid, 3°, WIB92, belastbaar te zijn als een vergoeding verkregen uit hoofde of naar aanleiding van het stopzetten van de arbeid of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, volstaat het dat er een onlosmakelijk verband bestaat tussen de betaalde vergoeding en de vroegere beroepswerkzaamheid, zonder dat vereist is dat de werknemer zijn recht op de vergoeding put uit de arbeidsovereenkomst (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 31, eerste lid, en tweede lid, 3° Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 21 november 2013
F.2012.0204.N
AC nr. ...
VENNOOTSCHAPSBELASTING Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Allerlei Kredietverzekering - Egalisatie en catastrofen - Technische voorzieningen - Vrijstelling Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 22 november 2013
F.2012.0103.F
AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Bedrijfslasten - Eerste afschrijvingsannuïteit - Volledige aftrek - Groep vennootschappen - Een enkele vennootschap Criteria Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 25 oktober 2013
F.2012.0191.F
AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Meerwaarden Verkoop van immateriële vaste activa - Gespreide belasting - Toepassingsgebied - Goodwill - Eigen clientèle - Aard Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 25 oktober 2013
F.2012.0198.F
AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Meerwaarden Verkoop van immateriële vaste activa - Gespreide belasting - Toepassingsgebied - Goodwill - Eigen clientèle - Aard Hoewel de clientèle die een onderneming in ruil voor een tegenprestatie of in de vorm van een inbreng heeft verkregen van een derde, als activabestanddeel in rubriek II van de balans van die onderneming kan en moet worden geboekt als goodwill, geldt zulks daarentegen niet voor de clientèle die de onderneming zelf heeft opgebouwd in de uitoefening van haar activiteit; die eigen clientèle is, vóór ze wordt overgedragen, derhalve geen immaterieel vast actief; bijgevolg kan zij, met gezamenlijke toepassing van de artikelen 47 en 2, §7, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 en van de toepasselijke boekhoudkundige reglementering, geen recht geven op de regeling van de uitgestelde en gespreide belasting van de meerwaarde die uit de verwezenlijking ervan voortvloeit (1). (1) Conforme schriftelijke concl. O.M. - Art. 2, § 7, en 47 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 25 oktober 2013
F.2012.0198.F
AC nr. ...
Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Allerlei Kredietverzekering - Egalisatie en catastrofen - Technische voorzieningen - Vrijstelling
38/ 81
LiberCas
2/2014
De principiële vrijstelling als bedoeld in artikel 194bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 kan niet worden toegepast voor de technische voorzieningen voor egalisatie en catastrofen inzake de kredietverzekering, aangezien er geen koninklijk besluit ter uitvoering van die bepaling is uitgevaardigd (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 194bis Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 november 2013
F.2012.0103.F
AC nr. ...
KOOP - Prijs - Arbitrage door een derde - Arbitrage De opdracht die een derde op grond van artikel 1592 van het Burgerlijk Wetboek wordt gegeven om de verkoopprijs te bepalen, is geen arbitrage die onder de toepassing valt van de artikelen 1676 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2013, nr. … . - Art. 1676 Gerechtelijk Wetboek - Art. 1592 Burgerlijk Wetboek
13 december 2013
C.2012.0133.F
AC nr. ...
C.2012.0133.F
AC nr. ...
- Prijs - Arbitrage door een derde - Arbitrage Conclusie van procureur-generaal Leclercq. 13 december 2013
- Korte tijd - Aard De korte tijd heeft niet de kenmerken van een verjaringstermijn. - Art. 1648 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0443.F
AC nr. ...
KORT GEDING - Beslag inzake namaak - Beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen worden toegekend - Beschikking op derdenverzet Vernietiging Wanneer de beschikking op eenzijdig verzoekschrift waarbij beschrijvende maatregelen of beslagmaatregelen werden toegekend, wordt vernietigd op het verzet van de beslagene, geldt de beschikking op derdenverzet, ongeacht het instellen van een niet-schorsend cassatieberoep door de beslaglegger, in beginsel als titel voor de teruggave aan de beslagene van al hetgeen deze in uitvoering van de vernietigde beslissing heeft gepresteerd; dit geldt in beginsel ook wat betreft de stukken van de beslagene die ingevolge de tenuitvoerlegging van de vernietigde beschikking in handen zijn gekomen van de krachtens die beschikking aangewezen deskundige; de omstandigheid dat het cassatieberoep geen schorsende werking heeft, staat niet eraan in de weg dat, zo er te vrezen valt dat de door de beslagene gevorderde teruggave van documenten ertoe strekt het bewijs van de door hem gepleegde inbreuk definitief onmogelijk te maken, de rechter in kort geding bij spoedeisendheid maatregelen kan gelasten ter vrijwaring van de rechten van het slachtoffer van de inbreuk. - Artt. 1130, eerste lid, 1188 en 1369bis/1, § 7, eerste lid Gerechtelijk Wetboek - Artt. 584, eerste en vierde lid, 1033, en 1034, Gerechtelijk Wetboek 39/ 81
LiberCas 19 december 2013
2/2014 C.2011.0668.N
AC nr. ...
MACHTEN SCHEIDING DER MACHTEN Scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
Scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling - Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Noch artikel 110 van de Grondwet, noch het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten verbieden de rechter van de collectieve schuldenregeling om aan de schuldenaar, onder de door de wet bepaalde voorwaarden, kwijtschelding te verlenen voor de schulden die het gevolg zijn van veroordelingen tot een strafrechtelijke boete wanneer die maatregel nodig is om de betrokkene en diens gezin een leven te laten leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 110 Grondwet 1994 - Art. 1675/13, § 1, eerste lid, eerste streepje, §§ 3 en 4 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1675/11, § 1, en 1675/13bis, § 2 Gerechtelijk Wetboek
18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
MINDERJARIGHEID - Tegemoetkomingen - Toekenning - Voorwaarden - Categorieën - Huishouden - Bewijs Gemeenschappelijke verbijfplaats - Vermoeden De rechter, die vaststelt dat een persoon met een handicap zijn hoofdverblijfplaats heeft op hetzelfde adres als een derde persoon die geen bloed- of aanverwant is in de eerste, tweede of derde graad, schendt artikel 7, §3, tweede lid, van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap, wanneer hij beslist dat die persoon met een handicap geen huishouden vormt in de zin van de artikelen 4, eerste lid, 3°, van het koninklijk besluit van 6 juli 1987, en 7, §1, van de voornoemde wet, op grond dat hij daarvan geen bewijs levert (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 4, eerste lid KB 6 juli 1987 - Artt. 6, § 1, tweede lid, en 7, §§ 2 en 3 Wet van 27 feb. 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten 18 november 2013
S.2012.0070.F
AC nr. ...
- Categorieën - Huishouden - Bewijs - Gemeenschappelijke verbijfplaats - Vermoeden Tegemoetkomingen - Toekenning - Voorwaarden Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0070.F
AC nr. ...
MISDRIJF 40/ 81
LiberCas
2/2014
ALGEMEEN. BEGRIP. MATERIEEL EN MOREEL BESTANDDEEL. EENHEID VAN OPZET Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Valsheid en gebruik van valse stukken - Moreel bestanddeel Het louter plegen in een geschrift van een bij wet bepaalde waarheidsvermomming en het gebruik van dit geschrift leveren niet het misdrijf op van valsheid in geschriften en gebruik; afzonderlijk daarvan en bijkomend moet het vereiste moreel bestanddeel zijn aangetoond (1). (1) Cass. 11 dec. 2012, AR P.12.1051.N, AC 2012, nr. 681. - Artt. 196 en 197 Strafwetboek
17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
Algemeen - Begrip - Materieel en moreel bestanddeel - Eenheid van opzet - Valsheid en gebruik van valse stukken - Moreel bestanddeel - Bedrieglijk opzet Het moreel bestanddeel van valsheid in geschriften en gebruik van valse geschriften bestaat, hetzij in bedrieglijk opzet, hetzij in het oogmerk om te schaden; bedrieglijk opzet is het opzet zichzelf of een ander een onrechtmatig voordeel te verschaffen; er is bedrieglijk opzet zodra de dader enig voordeel of enige winst beoogt, die hij niet zou hebben behaald indien hij het waarheidsgetrouw karakter van het geschrift had geëerbiedigd (1). (1) Cass. 11 dec. 2012, AR P.12.1051.N, AC 2012, nr. 681. - Artt. 196 en 197 Strafwetboek 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
RECHTVAARDIGING EN VERSCHONING Rechtvaardiging en verschoning - Rechtvaarding - Onoverkomelijke dwaling De rechter kan rechtsdwaling wegens bepaalde omstandigheden als onoverkomelijk beschouwen, wanneer hij uit die omstandigheden kan afleiden dat de persoon die zich daarop beroept heeft gehandeld zoals ieder redelijk en voorzichtig persoon in dezelfde situatie zou hebben gedaan (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … 18 november 2013
S.2012.0076.F
AC nr. ...
Rechtvaardiging en verschoning - Rechtvaarding - Onoverkomelijke dwaling Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0076.F
AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER - Witwassen van vermogensvoordelen - Illegale herkomst - Bewijs - Geen bijzonder bewijsmiddel Wanneer voor de illegale herkomst of oorsprong van zaken zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren waarbij hij de illegale oorsprong van zaken ook vermag af te leiden uit de omstandigheid dat uit geen enkel geloofwaardig gegeven blijkt dat die oorsprong legaal kan zijn. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ... 41/ 81
LiberCas
2/2014
- Heling - Witwassen - Vermogensvoordeel verkregen uit het witwasmisdrijf De rechter beslist in feite of het vermogensvoordeel waarop de bijzondere verbeurdverklaring van toepassing is, uit het witwasmisdrijf is verkregen en het komt de rechter toe om dit voordeel te begroten en eventueel te ramen; het Hof gaat enkel na eensdeels of de rechter op grond van zijn onaantastbaar oordeel het wettelijk begrip vermogensvoordeel niet heeft geschonden, anderdeels of het verbeurdverklaarde valt binnen de grenzen van de schriftelijke vordering van de procureur des Konings en of ze betrekking heeft op het bewezen verklaarde misdrijf. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
- Uitlevering gevraagd aan België - Onderzoeksgerechten - Buitenlands bevel tot aanhouding Exequatur - Weigeringsgrond - Ernstige risico's op flagrante rechtsweigering Het staat aan het onderzoeksgerecht de in artikel 2bis, tweede lid, Uitleveringswet 1874 opgelegde algemene weigeringsvoorwaarde te onderzoeken en te dien einde, op grond van een onaantastbare beoordeling in feite, na te gaan of er geen ernstige en duidelijke reden bestaat waaruit blijkt dat het onmogelijk is aan die voorwaarde te voldoen; het Hof gaat enkel na of dat gerecht uit de feiten die het vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (1). (1) Zie: Cass. 28 mei 2008, AR P.08.0680.F, AC 2008, nr. 327; Cass. 24 juni 2009, AR P.09.0355.F, AC 2009, nr. 436.
31 december 2013
P.2013.1988.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Valsheid en gebruik van valse stukken - Bedrieglijk opzet - Beoordeling door de rechter De rechter oordeelt onaantastbaar in feite of een van de waarheidsvermomming te onderscheiden bedrieglijk opzet aanwezig is (1). (1) Cass. 11 dec. 2012, AR P.12.1051.N, AC 2012, nr. 681. - Artt. 196 en 197 Strafwetboek 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
- Voorlopige hechtenis - Handhaving - Artikel 5.3 E.V.R.M. - Redelijke termijn - Overschrijding Onderzoeksgerecht - Onaantastbare beoordeling Het onderzoeksgerecht dat over de handhaving van de voorlopige hechtenis uitspraak doet, oordeelt onaantastbaar in feite of op het tijdstip van zijn beslissing de redelijke termijn waarbinnen een aangehouden persoon krachtens artikel 5.3 EVRM het recht heeft te worden berecht of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld, al dan niet overschreden is. - Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
- Vennootschappen - Handelsvennootschappen - Naamloze vennootschappen - Aandelen Overdrachtsbeperking - Verantwoording - Op grond van het vennootschapsbelang - Beoordeling Hof van Cassatie De vraag of de beperking op een overdracht van aandelen verantwoord is op grond van het vennootschapsbelang, betreft een feitelijke beoordeling die voor het Hof niet kan worden aangevochten; het Hof gaat niettemin na of de rechter het begrip vennootschapsbelang niet miskent. - Art. 510 Gecoördineerde wetten 30 nov. 1935 op de handelsvennootschappen 28 november 2013
C.2012.0549.N
AC nr. ... 42/ 81
LiberCas
2/2014
- Burgerlijke zaken - Overeenkomst - Bestanddelen - Toestemming - Gebrek in de toestemming Dwaling - Verschoonbaarheid - Beoordeling - Cassatiemiddel - Ontvankelijkheid De rechter beoordeelt in feite of de dwaling van de persoon die ze aanvoert verschoonbaar is; het volstaat dat uit de vaststellingen van de rechter volgt dat de dwaling door een redelijk persoon kan worden begaan; het cassatiemiddel dat opkomt tegen de beoordeling in feite van het verschoonbaar karakter van de aangevoerde dwaling is niet ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 28 juni 1996, AR C.95.0137.F, AC 1996, nr. 267. - Artt. 1108, 1109, 1110 en 1117 Burgerlijk Wetboek 28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ...
- Europees aanhoudingsbevel - Weigeringsgrond - Verweer met betrekking tot het kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten - Afdoend karakter om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten te weerleggen - Beoordeling door de feitenrechter - Bevoegdheid van het Hof - Marginale toetsing De rechter oordeelt onaantastbaar of de aangevoerde omstandige gegevens die wijzen op een kennelijk gevaar voor de fundamentele rechten van de betrokkene afdoende zijn om het vermoeden van eerbiediging door de uitvaardigende lidstaat van de fundamentele rechten bedoeld in artikel 4, 5°, Wet Europees Aanhoudingsbevel, te weerleggen; het Hof gaat enkel na of de rechter uit zijn vaststellingen geen gevolgtrekkingen afleidt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen. 19 november 2013
P.2013.1765.N
AC nr. ...
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN ALGEMEEN Algemeen - Bevel tot aanhouding - Uitvoering - Betreden van woning - Vaststelling van misdrijf Politieambtenaren die ter uitvoering van een bevel tot aanhouding een woning betreden, kunnen binnen de perken van het zoeken naar de in dat bevel bedoelde persoon, in die woning het bestaan van een misdrijf vaststellen (1). (1) M. Bockstaele, Processen-verbaal in: De voorlopige hechtenis, Editors Benoît Dejemeppe en Dirk Merckx, Kluwer, nr. 894. 12 november 2013
P.2013.1750.N
AC nr. ...
ALLERLEI Allerlei - Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Met redenen omklede beschikking - Bijzondere motiveringsvereisten - Redengeving De naleving van de motiveringsverplichting van de artikelen 90ter, §1, en 90quater, §1, tweede lid, 2°, Wetboek van Strafvordering is niet aan bepaalde wettelijk voorgeschreven of uitdrukkelijke bewoordingen onderworpen en kan blijken uit de samenhang van de bewoordingen van de beschikking waarbij machtiging wordt verleend tot een tapmaatregel (1). (1) Cass. 6 nov. 2012, AR P.12.0846.N, AC 2012, nr. 597. - Artt. 90ter,§§1 en 2, en 90quater, § 1, tweede lid, 1° en 2° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Luchtwaarnemingen met warmtebeeldcamera - Warmtebeeldcamera - Technische kenmerken 43/ 81
LiberCas
2/2014
Conclusie van eerste advocaat-generaal Duinslaeger. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Observatie - Stelselmatige observatie Observatie met technische hulpmiddelen - Voorwaarde - Ernstige aanwijzingen omtrent de ernst van de strafbare feiten Conclusie van eerste advocaat-generaal Duinslaeger. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Observatie - Luchtwaarnemingen met warmtebeeldcamera - Warmtebeeldcamera - Technische kenmerken - Beperkte technische mogelijkheden Een warmtebeeldcamera detecteert en meet enkel warmteverschillen aan de buitenoppervlakten van de gefotografeerde objecten zonder concrete of gedetailleerde beelden op te leveren betreffende de aanwezigheid of de gedragingen van personen binnen in de woning, de aanwezigheid van zaken in de woning of van gebeurtenissen die zich binnen in de woning voordoen; het gebruik van een warmtebeeldcamera laat niet toe om zicht te verwerven in een woning of in de door een woning omsloten eigen aanhorigheid in de zin van de artikelen 479, 480 en 481 van het Strafwetboek of in een lokaal dat aangewend wordt voor beroepsdoeleinden of de woonplaats van een advocaat of een arts en kan bijgevolg niet aangezien worden als het gebruik van een technisch hulpmiddel bij een inkijkoperatie (1). (1) Zie concl. O.M. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Observatie - Luchtwaarnemingen met warmtebeeldcamera - Warmtebeeldcamera - Technische kenmerken - Beperkte technische mogelijkheden Conclusie van eerste advocaat-generaal Duinslaeger. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Bewijsvoering - Opsporen van telecommunicatie - Lokaliseren van de oorsprong of bestemming van telecommunicatie - Beslissing strekkende tot identificatie van correspondenten van telefoonnummers - Beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit - Motivering - Wijze Uit de artikelen 46bis, §l, eerste en tweede lid, juncto 88bis, Wetboek van Strafvordering volgt dat uit de motivering van de schriftelijke beslissing van de procureur des Konings of in voorkomend geval de onderzoeksrechter, strekkende tot identificatie van de correspondenten van bepaalde telefoonnummers, moet blijken dat die beslissing is genomen rekening houdend met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit, zonder dat vereist is dat de procureur des Konings of de onderzoeksrechter het voldoen aan de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit concreet en met verwijzing naar de feitelijke elementen van het opsporings- of gerechtelijk onderzoek motiveert; een dergelijke wijze van motivering verhindert niet dat de rechter oordeelt over de wettigheid van een door de procureur des Konings of de onderzoeksrechter bij toepassing van artikel 46bis Wetboek van Strafvordering bedoelde beslissing. - Artt. 46bis, § 1, eerste en tweede lid, en 88bis Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Allerlei - Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Communicatie- of telecommunicatiemiddel dat het voorwerp is van de bewaking - Vermelding in het motiverend als in het beschikkend gedeelte Vereiste 44/ 81
LiberCas
2/2014
Geen enkele wettelijke bepaling vereist dat zowel in het motiverend als in het beschikkend gedeelte van de beschikking tot telefoontap het communicatie- of telecommunicatiemiddel dat het voorwerp is van de bewaking wordt vermeld. - Art. 90quater, § 1, tweede lid, 3° Wetboek van Strafvordering
17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Allerlei - Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Aanwijzingen en concrete feiten die de maatregel wettigen - Begrip - Beschikking gegrond op anonieme inlichting - Geldigheid De aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de afluistermaatregel wettigen als bedoeld in artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering kunnen bestaan in anonieme inlichtingen betreffende het te onderzoeken misdrijf; de beschikking tot telefoontap is niet onregelmatig en strijdig met de artikelen 90ter en 90quater Wetboek van Strafvordering op de enkele grond dat zij het gevolg is van informatie die door een anonieme inlichting is verkregen. - Artt. 90ter, §1, eerste lid en 90quater, § 1, tweede lid, 1° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Observatie - Stelselmatige observatie Observatie met technische hulpmiddelen - Toestel voor het nemen van foto's - Technisch hulpmiddel Conclusie van eerste advocaat-generaal Duinslaeger. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingshandelingen - Observatie - Stelselmatige observatie - Observatie met technische hulpmiddelen - Toestel voor het nemen van foto's - Technisch hulpmiddel Opsporingsonderzoek Een warmtebeeldcamera toestel beantwoordt aan het begrip “toestel gebruikt voor het nemen van foto’s”, zoals bedoeld in artikel 47sexies, §1, laatste lid, Wetboek van Strafvordering en een dergelijk toestel kan enkel beschouwd worden als een “technisch hulpmiddel” in de zin van artikel 47sexies, §1, derde lid, Wetboek van Strafvordering, wanneer het gebruikt wordt in het kader van een inkijkoperatie, zoals bedoeld in artikel 56bis, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie concl. O.M.
19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Luchtwaarnemingen met warmtebeeldcamera - Warmtebeeldcamera - Technische kenmerken Een warmtebeeldcamera is een toestel dat gebruikt wordt voor warmtefotografie, waarbij op afstand opnames kunnen worden gemaakt van objecten die warmte uitstralen en waarbij de warmteverschillen vertaald of omgezet worden in verschillende kleurschakeringen (1). (1) Zie concl. O.M. 19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Opsporingsonderzoek - Opsporingshandelingen - Observatie - Stelselmatige observatie Observatie met technische hulpmiddelen - Voorwaarde - Ernstige aanwijzingen omtrent de ernst van de strafbare feiten
45/ 81
LiberCas
2/2014
Uit artikel 47sexies, §2, tweede lid, Wetboek van Strafvordering volgt dat de vereiste van het bestaan van “ernstige aanwijzingen” geen betrekking heeft op “ernstige aanwijzingen van schuld in hoofde van een persoon”, maar op de ernst van de strafbare feiten; deze vereiste houdt immers enkel verband met de proportionaliteitseis (1). (1) Zie concl. O.M.
19 november 2013
P.2013.1779.N
AC nr. ...
Allerlei - Bewijsvoering - Opsporen van telefoongesprekken - Motivering van de beschikking Regelmatigheid De verplichting tot motivering van de beschikking van de onderzoeksrechter die een maatregel tot opsporing van telefoongesprekken als bepaald in artikel 88bis, §1, derde lid, Wetboek van Strafvordering voorschrijft, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; de rechter beoordeelt of het eventuele gebrek aan redengeving al dan niet dient gesanctioneerd te worden door de verkregen inlichtingen niet in overweging te nemen (1). (1) Zie: Cass. 22 juni 2005, AR P.05.0646.F, AC 2005, nr. 364. - Art. 88bis, § 1, derde lid Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
Allerlei - Onderzoek van de regelmatigheid van de rechtspleging - Kamer van inbeschuldigingstelling Uit artikel 235bis Wetboek van Strafvordering volgt dat de kamer van inbeschuldigingstelling ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging vermag te onderzoeken, onder meer naar aanleiding van het hoger beroep overeenkomstig de artikelen 61quinquies en 127, §3, Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de onderzoeksrechter met betrekking tot de vraag bijkomende onderzoekhandelingen te willen verrichten (1). (1) Zie Cass. 24 nov. 1999, AR P.99.1524.F, AC 1999, nr. 628. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
ONDERZOEKSGERECHTEN - Kamer van inbeschuldigingstelling - Onderzoek van de regelmatigheid van de rechtspleging Uit artikel 235bis Wetboek van Strafvordering volgt dat de kamer van inbeschuldigingstelling ambtshalve de regelmatigheid van de rechtspleging vermag te onderzoeken, onder meer naar aanleiding van het hoger beroep overeenkomstig de artikelen 61quinquies en 127, §3, Wetboek van Strafvordering tegen de beslissing van de onderzoeksrechter met betrekking tot de vraag bijkomende onderzoekhandelingen te willen verrichten (1). (1) Zie Cass. 24 nov. 1999, AR P.99.1524.F, AC 1999, nr. 628. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
- Voorlopige hechtenis - Handhaving - Redelijke termijn - Overschrijding - Onaantastbare beoordeling Het onderzoeksgerecht dat over de handhaving van de voorlopige hechtenis uitspraak doet, oordeelt onaantastbaar in feite of op het tijdstip van zijn beslissing de redelijke termijn waarbinnen een aangehouden persoon krachtens artikel 5.3 EVRM het recht heeft te worden berecht of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld, al dan niet overschreden is. - Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ... 46/ 81
LiberCas
2/2014
- Uitlevering - Dubbele strafbaarstelling - Beoordeling door de rechter van de aangezochte Staat Omvang - Provocatie vanwege de buitenlandse overheid - Niet-ontvankelijkheid in België van de strafvordering wegens provocatie De omstandigheid dat de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, zouden opgeleverd zijn door provocatie vanwege de buitenlandse overheid, waardoor naar Belgisch recht de strafvordering niet ontvankelijk is, doet geen afbreuk aan het vereiste van de dubbele strafbaarstelling; die omstandigheid ontneemt de feiten immers hun strafbaar karakter in België niet (1). (1) Cass. 20 aug. 2013, AR P.13.1470.N, Juristenkrant 6 nov. 2013, p. 3. 5 november 2013
P.2013.1727.N
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Uitspraak in toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering - Toezicht op het onderzoek door de kamer van inbeschuldingstelling De bepalingen van artikel 136ter, §§1 en 2, Wetboek van Strafvordering verlenen aan de kamer van inbeschuldigingstelling de bevoegdheid om kennis te nemen van zaken waarin de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt en waarover binnen de zes maanden na de aanhouding geen regeling van de rechtspleging plaatsvond waaruit volgt dat de kamer van inbeschuldigingstelling slechts tot de controle, bepaald in artikel 136ter voornoemd, overgaat nadat zes maanden verstreken zijn sinds het verlenen van het bevel tot aanhouding; deze bepalingen houden niet in dat wanneer de procureur des Konings de zaak niet binnen deze termijn voor de kamer van inbeschuldigingstelling aanhangig heeft gemaakt, de aangehoudene na zes maanden in vrijheid moet worden gesteld. - Art. 136ter Wetboek van Strafvordering 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
- Vreemdelingen - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Redenen van de beslissing Omkleding van de redenen - Recht van verdediging Het onderzoeksgerecht vermag zijn beslissing met redenen te omkleden door verwijzing naar en overname van de redenen, opgenomen in een voor de partijen beschikbaar stuk van de rechtspleging, zoals het advies van het openbaar ministerie of de opmerkingen die de verweerder heeft gemaakt op het verzoekschrift tot invrijheidstelling van de eiser en die door de verweerder aan het administratief dossier werden toegevoegd; dit houdt geen miskenning in van het recht van verdediging (1). (1) Cass. 11 feb. 2004, AR P.03.1661.F, AC 2004, nr. 73. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
- Vreemdelingen - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Beslissing - Toegang tot het administratief dossier - Raadpleging Uit artikel 72, vierde en vijfde lid, Vreemdelingenwet volgt niet dat de raadsman van de vreemdeling geen toegang zou hebben tot het administratief dossier, maar dat hij het dossier op de griffie van de bevoegde rechtbank kan raadplegen gedurende een andere periode dan deze bepaald in de Voorlopige Hechteniswet, te weten gedurende de twee werkdagen die aan de rechtszitting voorafgaan. - Art. 72, vierde en vijfde lid Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
- Vreemdelingen - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Beslissing - Artikel 149, 47/ 81
LiberCas
2/2014
Grondwet 1994 - Toepassing Artikel 149 Grondwet is niet van toepassing op de beslissingen van de onderzoeksgerechten over de handhaving van de maatregel van vrijheidsberoving, genomen bij toepassing van artikel 72 Vreemdelingenwet (1). (1) Cass. 5 maart 2008, AR P.08.0235.F, AC 2008, nr. 157. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994
17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Verzoek tot opheffing van een opsporingshandeling Beslissing van onbevoegdverklaring - Geschil inzake bevoegdheid Er bestaat slechts een geschil inzake bevoegdheid als bedoeld in de artikelen 416, tweede lid, en 539 Wetboek van Strafvordering, wanneer de rechter die kennis neemt van de strafvordering zich de bevoegdheid van een andere rechter toe-eigent of zich onbevoegd verklaart, zodat daaruit een conflict van jurisdictie ontstaat die de rechtsgang belemmert en slechts door de regeling van rechtsgebied kan worden beëindigd; de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling die zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van een beslissing genomen met toepassing van artikel 28sexies, Wetboek van Strafvordering, is dergelijke beslissing niet (1). (1) Cass. 23 juli 1991, AR 5757, AC 1990-91, nr. 567; Cass. 4 feb. 1998, AR P.98.0017.F, AC 1998, nr. 65; Cass. 18 sept. 2002, AR P.02.0874.F, AC 2002, nr. 459; Cass. 30 mei 2006, AR P.06.0748, AC 2006, nr. 298. - Artt. 28sexies, 416, tweede lid en 539 Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.0834.N
AC nr. ...
- Uitlevering gevraagd aan België - Buitenlands bevel tot aanhouding - Exequatur Weigeringsgrond - Ernstige risico's op flagrante rechtsweigering - Beoordeling - Aard Het staat aan het onderzoeksgerecht de in artikel 2bis, tweede lid, Uitleveringswet 1874 opgelegde algemene weigeringsvoorwaarde te onderzoeken en te dien einde, op grond van een onaantastbare beoordeling in feite, na te gaan of er geen ernstige en duidelijke reden bestaat waaruit blijkt dat het onmogelijk is aan die voorwaarde te voldoen; het Hof gaat enkel na of dat gerecht uit de feiten die het vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (1). (1) Zie: Cass. 28 mei 2008, AR P.08.0680.F, AC 2008, nr. 327; Cass. 24 juni 2009, AR P.09.0355.F, AC 2009, nr. 436.
31 december 2013
P.2013.1988.N
AC nr. ...
ONDERZOEKSRECHTER - Burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter - Proces-verbaal van burgerlijkepartijstelling
48/ 81
LiberCas
2/2014
De onderzoeksrechter stelt van de burgerlijkepartijstelling een proces-verbaal op waaruit onder meer blijkt wie zich bij hem burgerlijke partij heeft gesteld; uit de samenlezing van de artikelen 63 en 66 Wetboek van Strafvordering volgt dat indien ter gelegenheid van de burgerlijkepartijstelling voor de onderzoeksrechter een schriftelijke klacht werd neergelegd waarvan de inhoud niet of niet geheel overeenstemt met de vermeldingen van het door de onderzoeksrechter opgestelde procesverbaal van burgerlijkepartijstelling, dit proces-verbaal de draagwijdte van de burgerlijkepartijstelling bepaalt (1). (1) Het O.M. was de mening toegedaan dat de schriftelijke strafklacht met burgerlijkepartijstelling die door een der klagers aan de onderzoeksrechter werd overhandigd en mede ondertekend was door de andere klagers in haar bewoordingen niet voor dubbelzinnige uitleg vatbaar was en moest worden beoordeeld samen met het proces-verbaal van verschijning voor de onderzoeksrechter. 12 november 2013
P.2013.0976.N
AC nr. ...
- Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Met redenen omklede beschikking - Bijzondere motiveringsvereisten - Redengeving De naleving van de motiveringsverplichting van de artikelen 90ter, §1, en 90quater, §1, tweede lid, 2°, Wetboek van Strafvordering is niet aan bepaalde wettelijk voorgeschreven of uitdrukkelijke bewoordingen onderworpen en kan blijken uit de samenhang van de bewoordingen van de beschikking waarbij machtiging wordt verleend tot een tapmaatregel (1). (1) Cass. 6 nov. 2012, AR P.12.0846.N, AC 2012, nr. 597. - Artt. 90ter,§§1 en 2, en 90quater, § 1, tweede lid, 1° en 2° Wetboek van Strafvordering
17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
- Afluistermaatregel - Aanwijzingen en concrete feiten die de maatregel wettigen - Begrip Beschikking gegrond op anonieme inlichting - Geldigheid De aanwijzingen en de concrete feiten, eigen aan de zaak, die de afluistermaatregel wettigen als bedoeld in artikel 90ter van het Wetboek van Strafvordering kunnen bestaan in anonieme inlichtingen betreffende het te onderzoeken misdrijf; de beschikking tot telefoontap is niet onregelmatig en strijdig met de artikelen 90ter en 90quater Wetboek van Strafvordering op de enkele grond dat zij het gevolg is van informatie die door een anonieme inlichting is verkregen. - Artt. 90ter, §1, eerste lid en 90quater, § 1, tweede lid, 1° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
- Opsporen van telefoongesprekken - Motivering van de beschikking - Regelmatigheid De verplichting tot motivering van de beschikking van de onderzoeksrechter die een maatregel tot opsporing van telefoongesprekken als bepaald in artikel 88bis, §1, derde lid, Wetboek van Strafvordering voorschrijft, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; de rechter beoordeelt of het eventuele gebrek aan redengeving al dan niet dient gesanctioneerd te worden door de verkregen inlichtingen niet in overweging te nemen (1). (1) Zie: Cass. 22 juni 2005, AR P.05.0646.F, AC 2005, nr. 364. - Art. 88bis, § 1, derde lid Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
- Bewijsvoering - Afluistermaatregel - Communicatie- of telecommunicatiemiddel dat het voorwerp is van de bewaking - Vermelding in het motiverend als in het beschikkend gedeelte Vereiste Geen enkele wettelijke bepaling vereist dat zowel in het motiverend als in het beschikkend gedeelte van de beschikking tot telefoontap het communicatie- of telecommunicatiemiddel dat het voorwerp is van de bewaking wordt vermeld. 49/ 81
LiberCas
2/2014
- Art. 90quater, § 1, tweede lid, 3° Wetboek van Strafvordering 17 december 2013
P.2013.1438.N
AC nr. ...
ONTEIGENING TEN ALGEMENE NUTTE - Gerechtskosten - Onteigeningswet 1962 - Herzieningsprocedure - Aard - Gevolg - Kostenregeling De vordering tot herziening moet als een zelfstandige procedure worden beschouwd (1) die valt onder de kostenregeling van het Gerechtelijk Wetboek (2). (1) Zie Cass. 14 dec. 1995, AC 1995, nr. 548. (2) Zie Cass. 22 maart 2012, AR C.10.0155.N, AC 2012, nr. 191, met concl. van het OM; Cass. 4 dec. 1992, AC 1991-92, 1385. - Art. 16, tweede lid Wet van 26 juli 1962 betreffende de rechtspleging bij hoogdringende omstandigheden inzake de onteigeningen ten algemenen nutte - Art. 16 Grondwet 1994 - Artt. 1017, eerste lid, en 1022, eerste lid Gerechtelijk Wetboek
28 november 2013
C.2013.0003.N
AC nr. ...
OPENBAAR MINISTERIE - Vermoeden van onschuld - Miskenning door een lid van het openbaar ministerie Uit de enkele omstandigheid dat een lid van het openbaar ministerie het vermoeden van onschuld van een beklaagde zou hebben miskend, kan niet worden afgeleid dat daardoor de strafvordering niet langer meer kan worden uitgeoefend. - Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 17 december 2013
P.2012.1083.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Hoger beroep - Beslissing die de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen - Beslissing tot onbepaald uitstel - Ontvankelijkheid De afwezigheid van verzet door de magistraat van het openbaar ministerie voor de eerste rechter tegen een voorgenomen beslissing om de behandeling van een strafzaak onbepaald uit te stellen, belet het openbaar ministerie niet tegen die beslissing hoger beroep aan te tekenen, zo die beslissing de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen (1) (2) (3). (1) Zie: Cass. 22 sept. 1993, AR P.93.0420.F, AC 1993, nr. 365; Cass. 2 juni 1998, AR P.96.1587.N, AC 1998, nr. 283; Cass. 30 maart 2010, AR P.09.1592.N, AC 2010, nr. 229 met concl. O.M.; Cass. 14 dec. 2010, AR P.10.0671.N, AC 2010, nr. 741. (2) Zie: Cass. 6 sept. 2011, AR P.11.0501.N., AC 2011, nr. 452. (3) Zie: Cass. 18 maart 2003, AR P.02.1357.N, AC 2003, nr. 174. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Uitspraak in toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering - Toezicht op het onderzoek door de kamer van inbeschuldingstelling - Geen aanhangigmaking binnen de termijn van zes maanden
50/ 81
LiberCas
2/2014
De bepalingen van artikel 136ter, §§1 en 2, Wetboek van Strafvordering verlenen aan de kamer van inbeschuldigingstelling de bevoegdheid om kennis te nemen van zaken waarin de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt en waarover binnen de zes maanden na de aanhouding geen regeling van de rechtspleging plaatsvond waaruit volgt dat de kamer van inbeschuldigingstelling slechts tot de controle, bepaald in artikel 136ter voornoemd, overgaat nadat zes maanden verstreken zijn sinds het verlenen van het bevel tot aanhouding; deze bepalingen houden niet in dat wanneer de procureur des Konings de zaak niet binnen deze termijn voor de kamer van inbeschuldigingstelling aanhangig heeft gemaakt, de aangehoudene na zes maanden in vrijheid moet worden gesteld. - Art. 136ter Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Hoger beroep - Beslissing tot onbepaald uitstel - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Beslissing waarbij het hoger beroep ontvankelijk wordt verklaard - Beginsel van wapengelijkheid Het ontvankelijk verklaren van het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een beslissing waarbij de behandeling van een strafzaak onbepaald wordt uitgesteld, heeft niet tot gevolg dat de beklaagde en het openbaar ministerie niet langer over gelijke wapens zouden beschikken. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Strafvordering - Verstekvonnis - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Verzet van de beklaagde tegen de veroordeling voor andere telasteleggingen - Ontvankelijk verklaard verzet van de beklaagde Uit artikel 187, zesde lid, eerste zin, Wetboek van Strafvordering dat bepaalt dat ten gevolge van het verzet de veroordeling voor niet bestaande wordt gehouden, volgt niet dat het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een verstekvonnis in zoverre dit een beklaagde vrijspreekt voor een telastelegging, zonder voorwerp wordt door het ontvankelijk verklaren van het verzet van die beklaagde tegen hetzelfde vonnis waarbij de beklaagde werd veroordeeld voor een andere telastelegging (1). (1) Zie: Cass. 11 dec. 2002, AR P.02.818 F, AC 2002, nr. 665; Cass. 16 maart 2010, AR P.09.1837 N, AC 2010, nr. 187. - Art. 187, zesde lid, eerste zin Wetboek van Strafvordering 5 november 2013
P.2013.0739.N
AC nr. ...
OVEREENKOMST BESTANDDELEN Bestanddelen - Oorzaak - Voorwerp - Geoorloofdheid - Beoordeling - Tijdstip De geoorloofdheid van de oorzaak en het voorwerp van een overeenkomst dienen beoordeeld te worden naar het tijdstip van het sluiten ervan (1). (1) Het OM concludeerde tot verwerping aangezien het van oordeel was dat de litigieuze overeenkomst het oprichten van een bouwwerk in strijd met de stedenbouwkundige normen, die de openbare orde raken, tot voorwerp had en dat zij aldus een ongeoorloofd voorwerp had bij het afsluiten ervan, zodat de appelrechters hun beslissing om op die grond de overeenkomst nietig te verklaren naar recht hadden verantwoord. - Artt. 6 en 1131 Gerechtelijk Wetboek 28 november 2013
C.2013.0233.N
AC nr. ...
Bestanddelen - Toestemming - Gebrek in de toestemming - Dwaling - Onverschoonbare dwaling 51/ 81
LiberCas
2/2014
Begrip - Gevolg - Vordering tot nietigverklaring De onverschoonbare dwaling, namelijk de dwaling die geen redelijk mens zou begaan, is geen gebrek in de toestemming in de zin van de artikelen 1109 en 1110 van het Burgerlijk Wetboek en kan niet tot grondslag dienen voor de bij artikel 1117 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vordering tot nietigverklaring (1). (1) Cass. 28 juni 1996, AR C.95.0137.F, AC 1996, nr. 267. - Artt. 1108, 1109, 1110 en 1117 Burgerlijk Wetboek
28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ...
Bestanddelen - Toestemming - Gebrek in de toestemming - Dwaling - Verschoonbaarheid Beoordeling - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter - Cassatiemiddel Ontvankelijkheid De rechter beoordeelt in feite of de dwaling van de persoon die ze aanvoert verschoonbaar is; het volstaat dat uit de vaststellingen van de rechter volgt dat de dwaling door een redelijk persoon kan worden begaan; het cassatiemiddel dat opkomt tegen de beoordeling in feite van het verschoonbaar karakter van de aangevoerde dwaling is niet ontvankelijk (1). (1) Zie Cass. 28 juni 1996, AR C.95.0137.F, AC 1996, nr. 267. - Artt. 1108, 1109, 1110 en 1117 Burgerlijk Wetboek 28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ...
Bestanddelen - Voorwerp - Oorzaak - Geoorloofdheid - Beoordeling - Tijdstip De geoorloofdheid van de oorzaak en het voorwerp van een overeenkomst dienen beoordeeld te worden naar het tijdstip van het sluiten ervan (1). (1) Het OM concludeerde tot verwerping aangezien het van oordeel was dat de litigieuze overeenkomst het oprichten van een bouwwerk in strijd met de stedenbouwkundige normen, die de openbare orde raken, tot voorwerp had en dat zij aldus een ongeoorloofd voorwerp had bij het afsluiten ervan, zodat de appelrechters hun beslissing om op die grond de overeenkomst nietig te verklaren naar recht hadden verantwoord. - Artt. 6 en 1131 Gerechtelijk Wetboek 28 november 2013
C.2013.0233.N
AC nr. ...
EINDE Einde - Nietigverklaring - Gevolg - Grondslag van rechten en verplichtingen Een nietig verklaarde overeenkomst kan voor partijen geen grondslag van rechten en verplichtingen zijn (1). (1) Zie Cass. 4 juni 2004, AR C.03.0408.F, AC 2004, nr. 305, met concl. van advocaat-generaal X. DE RIEMAECKER in Pas. 2004, nr. 305. - Art. 1131 Burgerlijk Wetboek
28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ...
Einde - Nietigverklaring - Gevolg - Toestand van partijen De nietigverklaring van de overeenkomst houdt in dat partijen, zo mogelijk, in dezelfde toestand worden geplaatst als die waarin zij zich zouden bevinden indien zij niet hadden gecontracteerd (1). (1) Cass. 10 mei 2012, AR C.10.0707.N, AC 2012, nr. 291. - Art. 1131 Burgerlijk Wetboek 28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ... 52/ 81
LiberCas
2/2014
Einde - Nietigverklaring - Gevolg - Restitutie van een geldsom Wanneer de nietigverklaring van een overeenkomst de restitutie van een geldsom tot gevolg heeft, dient enkel het nominale bedrag teruggegeven te worden zonder rekening te houden met de waardevermindering van de geldsom. - Art. 1131 Burgerlijk Wetboek
28 november 2013
C.2012.0556.N
AC nr. ...
PREJUDICIEEL GESCHIL - Europese Unie - Hof van Justitie - E.V.O.-Verdrag - Arbeidsovereenkomst - Toepasselijk recht Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen Uit het arrest C – 348/10 van het Hof van Justitie van 15 december 2011 volgt dat het middel dat aanvoert dat met “vestiging van de werkgever die de werknemer in dienst heeft genomen” in de zin van artikel 6, lid 2, sub b, van het EVO-verdrag, moet worden verstaan niet de vestiging waarmee de arbeidsovereenkomst werd gesloten, maar deze waaraan de werknemer verbonden is voor de effectieve tewerkstelling en voor wie hij effectief arbeid verricht, ingaat tegen de desbetreffende interpretatie van het Hof van Justitie en derhalve naar recht faalt (1). (1) Zie concl. O.M.
25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
- Leemte in de wet - Stellen van een prejudiciële vraag De rechter is slechts gehouden tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof met betrekking tot een leemte in de wet, indien hij vaststelt dat hij aan die leemte, gesteld dat ze de Grondwet schendt, zou kunnen verhelpen zonder tussenkomst van de wetgever (1). (1) Zie Cass. 14 aug. 2012, AR P.12.1293.N, AC 2012, nr. 435. - Art. 26, § 2, 1° Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 12 november 2013
P.2013.1169.N
AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Vraag die uitgaat van een onjuiste rechtsopvatting Wanneer een voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof berust op een onjuiste rechtsopvatting, bestaat er geen aanleiding tot het stellen van deze vraag (1). (1) Zie Cass. 22 feb. 2005, AR P.04.1345.N, AC 2005, nr. 108, met concl. van procureur-generaal M. DE SWAEF; Het OM concludeerde echter in de huidige zaak dat er aanleiding was tot het stellen van de door eiser voorgestelde prejudiciële vraag aan het Grondwettelijk Hof, nu eiser aanvoerde dat de kosten van bijstand door een raadsman in het kader van de procedure tot herziening een bestanddeel zijn van de hem krachtens artikel 16 van de Grondwet toekomende billijke vergoeding en dat de artikelen 1017, eerste lid, en 1022 van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 16, tweede lid, van de Onteigeningswet 1962, de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet schenden. Het was van oordeel dat, wanneer de prejudiciële vraag niet zou worden gesteld, hiermee het Hof zelf de draagwijdte zou bepalen van artikel 16 van de Grondwet en aldus zou handelen in strijd met artikel 26, 3° van de Bijzondere Wet Grondwettelijk Hof.
28 november 2013
C.2013.0003.N
AC nr. ...
- Europese Unie - Hof van Justitie - E.V.O.-Verdrag - Arbeidsovereenkomst - Toepasselijk recht Vestiging die de werknemer in dienst heeft genomen 53/ 81
LiberCas
2/2014
Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 25 november 2013
S.2009.0013.N
AC nr. 398
RAADKAMER [ZIE: 300 ONDERZOEKSGERECHTEN] - Net voor radioverbinding - Rechten voor controle en toezicht - Bevoegdheid van de federale Staat - Omvang - Andere vormen van telecommunicatie dan radio-omroep De federale Staat is bevoegd om een recht voor controle en toezicht op te leggen voor het gebruik van een telecommunicatienet dat de punt-tot-puntverbinding verzekert tussen een studio waar radio-uitzendingen worden gemaakt en een zendinstallatie, die tot doel heeft die uitzendingen die uiteindelijk voor het publiek bestemd zijn, over te brengen (1). (1) Art. 11, Wet 30 juli 1979, vervangen door art. 338 van de programmawet van 22 dec. 1989 en gewijzigd door art. 3, KB 15 maart 1994. - Artt. 1, 3°, eerste lid, 7°, 3, § 1 en 11 Wet 30 juli 1979 betreffende de radioberichtgeving - Art. 4, 6° Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 - Art. 127, § 1, 1° Grondwet 1994
3 januari 2014
C.2010.0293.F
AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING STRAFZAKEN Strafzaken - Beslissing die de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen Beslissing tot onbepaald uitstel - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Beslissing waarbij het hoger beroep ontvankelijk wordt verklaard - Beginsel van wapengelijkheid Het ontvankelijk verklaren van het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een beslissing waarbij de behandeling van een strafzaak onbepaald wordt uitgesteld, heeft niet tot gevolg dat de beklaagde en het openbaar ministerie niet langer over gelijke wapens zouden beschikken. 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Strafzaken - Beklaagden - Op conclusie - Weren van de als laattijdig beschouwde conclusie - Arrest antwoordt niettemin op de middelen van de beklaagden Wanneer geen enkele reden van het arrest de beklaagden veroordeelt op grond van gegevens die ze niet hebben kunnen tegenspreken en het hof van beroep geantwoord heeft op de middelen die ze aldaar hebben aangevoerd en dus gedaan heeft wat het had moeten doen als het hun conclusie niet had geweerd die het als laattijdig heeft beschouwd, blijkt niet dat het recht van verdediging van de beklaagden daardoor zou zijn belemmerd (1). (1) Jean-François van Drooghenbroeck, "Faire économie de la contradiction? ", in les droits de la défense, o.l.v. Paul Martens, C.U.P., dl. 146, Larcier, p. 18.
18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
Strafzaken - Handhaving - Redenen van de beslissing - Omkleding van de redenen Onderzoeksgerecht - Vreemdelingen - Maatregel van vrijheidsberoving
54/ 81
LiberCas
2/2014
Het onderzoeksgerecht vermag zijn beslissing met redenen te omkleden door verwijzing naar en overname van de redenen, opgenomen in een voor de partijen beschikbaar stuk van de rechtspleging , zoals het advies van het openbaar ministerie of de opmerkingen die de verweerder heeft gemaakt op het verzoekschrift tot invrijheidstelling van de eiser en die door de verweerder aan het administratief dossier werden toegevoegd; dit houdt geen miskenning in van het recht van verdediging (1). (1) Cass. 11 feb. 2004, AR P.03.1661.F, AC 2004, nr. 73. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994
17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
Strafzaken - Voorlopige hechtenis - Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Inzage van het dossier - Neerlegging van nieuwe stukken Wanneer de inverdenkinggestelde, in het kader van de rechtspleging betreffende de handhaving van de voorlopige hechtenis, aanvoert dat hij geen inzage heeft gekregen van de nieuwe stukken die in het dossier zijn neergelegd na zijn verschijning voor de raadkamer, kan uit de keuze die hem is gelaten om de zaak op de rechtszitting te pleiten of te vragen dat de zaak met het oog op de raadpleging van het dossier zou worden verdaagd, geen miskenning van het recht van verdediging worden afgeleid (1). (1) Zie Cass., 12 mei 1992, AR 6677, AC 1992-1993, nr. 470. - Art. 30 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis 27 november 2013
P.2013.1841.F
AC nr. ...
RECHTBANKEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Sociale zaken (bijzondere regels) - Collectieve schuldenregeling Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Uit de artikelen 1675/11, §1, 1675/13, §1, eerste lid, §§3 en 4, en 1675/13bis, §2, van het Gerechtelijk Wetboek volgt niet dat de rechter van de collectieve schuldenregeling geen kwijtschelding zou kunnen verlenen voor de schulden van de schuldenaar die het gevolg zijn van een veroordeling tot een strafrechtelijke boete (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 1675/13bis, § 2 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1675/11, § 1, 1675/13, § 1, eerste lid, §§ 3 en 4 Gerechtelijk Wetboek 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Stukken - Conclusie In zoverre een partij niet meer het recht heeft conclusie te nemen, mag zij, behoudens uitdrukkelijke instemming van de andere partijen, geen nieuwe stukken meer neerleggen zonder dat zij daartoe van de rechter op grond van artikel 748, §2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, een nieuwe termijn heeft verkregen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2013, nr. … - Artt. 740 en 748, § 2 Gerechtelijk Wetboek 13 december 2013
C.2012.0133.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Stukken - Conclusie Conclusie van procureur-generaal Leclercq. 55/ 81
LiberCas 13 december 2013
2/2014 C.2012.0133.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Sociale zaken (bijzondere regels) - Collectieve schuldenregeling Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Strafvordering - Hof van beroep - Magistraat van het hof van beroep - Lid van de kamer van inbeschuldigingstelling - Uitspraak in toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering - Toezicht op het onderzoek door de kamer van inbeschuldingstelling - Zelfde magistraat die in dezelfde zaak oordeelde over de voorlopige hechtenis - Wettigheid Geen enkele wettelijke bepaling belet dat een magistraat van het hof van beroep, die voordien in dezelfde zaak als lid van de kamer van inbeschuldigingstelling over de voorlopige hechtenis heeft geoordeeld, opnieuw oordeelt over de voorlopige hechtenis in het kader van de controle ex artikel 136ter Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie: Cass. 2 nov. 2010, AR P.10.1645.N, AC 2010, nr. 649. - Art. 136ter Wetboek van Strafvordering 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
RECHTEN VAN DE MENS INTERNATIONAAL VERDRAG BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.5 - Recht op uitspraak in twee instanties - Beslissing in eerste aanleg - Hoger beroep - Vernietiging van de beslissing in eerste aanleg - Evocatie - Uitspraak bij wege van nieuwe beslissing - Verenigbaarheid Uit de enkele omstandigheid dat een vonnis de beslissing van de eerste rechter vernietigt, de zaak tot zich trekt en erover zelf uitspraak doet bij wege van een nieuwe beslissing, kan geen schending van artikel 14.5 IVBPR en artikel 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, noch een miskenning van het recht van verdediging worden afgeleid (1). (1) Zie: Cass. 7 mei 2003, AR P.03.0122.F, AC 2003, nr. 276; Cass. 2 sept. 2003, AR P.01.0980.N, AC 2003, nr. 408; Cass. 3 sept. 2013, AR P.12.1645.N, AC 2013, nr. 416. - Art. 14.5 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 dec. 1966, goegekeurd bij de wet van 15 mei 1981 - Art. 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM 5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
INTERNATIONAAL VERDRAG INZAKE ECONOMISCHE SOCIALE EN CULTURELE RECHTEN Internationaal verdrag inzake economische, sociale en culture rechten - Artikel 12 - Recht op de grootst mogelijke mate van lichamelijke en geestelijke gezondheid - Verplichte inenting tegen poliomyelitis De bepalingen die de inenting tegen poliomyelitis verplicht stellen, doen enigszins afbreuk aan de beginselen van onschendbaarheid en integriteit van het menselijk lichaam; ze worden alleen aangewend ter bescherming van de gezondheid en staan in verhouding tot hun doel. - Art. 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 56/ 81
LiberCas
2/2014
- Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 12 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten - Art. 22bis Grondwet 1994 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Artikel 2, Zevende Aanvullend Protocol EVRM - Recht op beoordeling schuldigverklaring of veroordeling door een hoger gerecht - Beslissing in eerste aanleg - Hoger beroep - Vernietiging van de beslissing in eerste aanleg - Evocatie - Uitspraak bij wege van nieuwe beslissing - Verenigbaarheid Uit de enkele omstandigheid dat een vonnis de beslissing van de eerste rechter vernietigt, de zaak tot zich trekt en erover zelf uitspraak doet bij wege van een nieuwe beslissing, kan geen schending van artikel 14.5 IVBPR en artikel 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM, noch een miskenning van het recht van verdediging worden afgeleid (1). (1) Zie: Cass. 7 mei 2003, AR P.03.0122.F, AC 2003, nr. 276; Cass. 2 sept. 2003, AR P.01.0980.N, AC 2003, nr. 408; Cass. 3 sept. 2013, AR P.12.1645.N, AC 2013, nr. 416. - Art. 14.5 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 dec. 1966, goegekeurd bij de wet van 15 mei 1981 - Art. 2 Zevende Aanvullend Protocol EVRM
5 november 2013
P.2012.1784.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Algemeen - Eerste Aanvullende Protocol - Artikel 1 Verenigbaarheid - Artikel 49, Programmawet 9 juli 2004 Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 21 november 2013
F.2011.0175.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 13 - Beslissing over een onderzoekshandeling - Verzoek tot opheffing beslag op onroerend goed - Stilzitten van de procureur-generaal - Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Onmiddellijk cassatieberoep - Ontvankelijkheid - Bestaanbaarheid Artikel 13 EVRM vereist niet dat tegen beslissing over een onderzoekshandeling steeds een onmiddellijke rechtsmiddel moet kunnen worden aangewend; het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep openstaat tegen de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling, belet niet dat de eiseres in een later stadium van de strafprocedure wel toegang kan hebben tot de rechter teneinde met betrekking tot het betwiste beslag daadwerkelijk rechtshulp te krijgen en de onmogelijkheid onmiddellijk cassatieberoep in te stellen levert bijgevolg geen schending op van de artikelen 1 en 5 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en van artikel 13 EVRM. - Art. 13 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 1 en 5 Wet 13 mei 1955 houdende goedkeuring van het EVRM, ondertekend op 4 november 1950, te Rome, en van het Additioneel Protocol bij dit Verdrag, ondertekend op 20 maart 1952, te Parijs 5 november 2013
P.2013.0834.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Strafzaken - Redelijke termijn - Algemeen - Duur van de voorlopige hechtenis - Vordering tot handhaving van de voorlopige hechtenis gesteund op dezelfde feitelijke gegevens - Toepassing De enkele omstandigheid dat een inverdenkinggestelde gedurende een lange periode van zijn vrijheid is beroofd of dat het openbaar ministerie zijn vordering tot handhaving van de voorlopige hechtenis blijft steunen op dezelfde feitelijke gegevens, levert geen overschrijding van de redelijke termijn op. 57/ 81
LiberCas 5 november 2013
2/2014 P.2013.1701.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.3 - Voorlopige hechtenis - Handhaving - Redelijke termijn - Overschrijding - Onderzoeksgerecht - Onaantastbare beoordeling Het onderzoeksgerecht dat over de handhaving van de voorlopige hechtenis uitspraak doet, oordeelt onaantastbaar in feite of op het tijdstip van zijn beslissing de redelijke termijn waarbinnen een aangehouden persoon krachtens artikel 5.3 EVRM het recht heeft te worden berecht of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld, al dan niet overschreden is. - Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Artikelen 1 en 5 van het Eerste Aanvullend Protocol EVRM - Beslissing over een onderzoekshandeling - Verzoek tot opheffing beslag op onroerend goed - Stilzitten van de procureur-generaal - Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling Onmiddellijk cassatieberoep - Ontvankelijkheid - Bestaanbaarheid Artikel 13 EVRM vereist niet dat tegen beslissing over een onderzoekshandeling steeds een onmiddellijke rechtsmiddel moet kunnen worden aangewend; het feit dat geen onmiddellijk cassatieberoep openstaat tegen de beslissing van de kamer van inbeschuldigingstelling, belet niet dat de eiseres in een later stadium van de strafprocedure wel toegang kan hebben tot de rechter teneinde met betrekking tot het betwiste beslag daadwerkelijk rechtshulp te krijgen en de onmogelijkheid onmiddellijk cassatieberoep in te stellen levert bijgevolg geen schending op van de artikelen 1 en 5 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het EVRM en van artikel 13 EVRM. - Art. 13 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 1 en 5 Wet 13 mei 1955 houdende goedkeuring van het EVRM, ondertekend op 4 november 1950, te Rome, en van het Additioneel Protocol bij dit Verdrag, ondertekend op 20 maart 1952, te Parijs 5 november 2013
P.2013.0834.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Omvang De redelijke termijn waarvan sprake in artikel 6.1 EVRM, heeft betrekking op de behandeling van de zaak door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie; die redelijke termijn heeft geen uitstaans met de termijnen voor uitvoeren van een reconstructie. - Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 17 september 2013
P.2012.1485.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd; een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 5 november 2013
P.2013.1087.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak Strafzaken - Verzoek om een nieuwe onderzoeksmaatregel te doen bevelen - Met redenen omklede afwijzing - Schending
58/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 6.1 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden wordt niet geschonden, louter omdat de rechter een verzoek, dat ertoe strekt een nieuwe onderzoeksmaatregel te doen bevelen, afwijst omdat hij het niet nuttig acht om het aangevoerde feit aan te tonen (1). (1) Zie Cass. 19 april 1994, AR 6902, AC 1994, nr. 186. - Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 18 december 2013
P.2013.0104.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak Strafzaken - Recht om te antwoorden op de conclusie van de tegenpartij Behoudens indien daarvan misbruik wordt gemaakt, is het recht om op de conclusie van de tegenpartij te antwoorden een noodzakelijke voorwaarde voor de eerlijke behandeling van de zaak; dat recht vloeit voort uit het beginsel dat niemand mag worden veroordeeld of dat niemands vordering mag worden afgewezen op grond van gegevens die de betrokkene niet heeft kunnen tegenspreken. - Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 3 - Verbod op marteling en onmenselijke en vernederende behandeling - Verplichte inenting tegen poliomyelitis De bepalingen die de inenting tegen poliomyelitis verplicht stellen, doen enigszins afbreuk aan de beginselen van onschendbaarheid en integriteit van het menselijk lichaam; ze worden alleen aangewend ter bescherming van de gezondheid en staan in verhouding tot hun doel. - Art. 3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 12 Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten - Art. 22bis Grondwet 1994 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd: een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Algemeen - Eerste Aanvullende Protocol - Artikel 1 Verenigbaarheid - Artikel 49, Programmawet 9 juli 2004 Artikel 49 van de Programmawet van 9 juli 2004, dat moet verhinderen dat bepaalde belastingplichtigen een door de wetgever niet-bedoeld voordeel zouden genieten en dat in overeenstemming is met het algemeen belang en noodzakelijk is om de betaling te verzekeren van belastingen waarvan de wetgever geenszins de regels van vaststelling wijzigde, is verenigbaar met artikel 1 van het eerste aanvullende Protocol EVRM (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 49 Programmawet 9 juli 2004 59/ 81
LiberCas
2/2014
- Art. 1 Wet 13 mei 1955 houdende goedkeuring van het EVRM, ondertekend op 4 november 1950, te Rome, en van het Additioneel Protocol bij dit Verdrag, ondertekend op 20 maart 1952, te Parijs 21 november 2013
F.2011.0175.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Miskenning door een lid van het openbaar ministerie Uit de enkele omstandigheid dat een lid van het openbaar ministerie het vermoeden van onschuld van een beklaagde zou hebben miskend, kan niet worden afgeleid dat daardoor de strafvordering niet langer meer kan worden uitgeoefend. - Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 17 december 2013
P.2012.1083.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Redelijke termijn - Overschrijding - Rechtsherstel Strafvermindering De rechter kan oordelen dat het passend rechtsherstel voor de miskenning van de redelijke termijnvereiste van artikel 6.1 EVRM bestaat in een strafvermindering, waarbij hij op een reële en duidelijke wijze de straf vermindert ten opzichte van de straf die hij zou hebben opgelegd als hij een dergelijke miskenning niet had vastgesteld, zonder dat evenwel is vereist dat hij daarbij uitdrukkelijk melding maakt van die laatste straf; hieruit volgt dat de toe te passen strafvermindering niet moet worden beoordeeld in het licht van de door de eerste rechter uitgesproken straf, die door de appelrechters kan worden verzwaard (1). (1) Zie: Cass. 18 sept. 2012, AR P.12.0349.N, AC 2012, nr. 470; Cass. 30 april 2013, AR P.12.1133.N, AC 2013, nr. 269. 17 december 2013
P.2012.0723.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 8 - Recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven - Verplichte inenting tegen poliomyelitis - Geoorloofde beperking Het recht op eerbiediging van het privé-, familie- en gezinsleven, bepaald in artikel 8.1 van het Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, is geen absoluut recht; ook al dient artikel 8.2 in de enge zin te worden geïnterpreteerd, toch blijkt daaruit dat de overheid beperkingen kan stellen aan de uitoefening van dat recht, voor zover die inmenging bij wet is bepaald en een maatregel met zich meebrengt die in een democratische samenleving noodzakelijk is om met name de bescherming van de gezondheid te vrijwaren; het arrest dat vermeldt dat de verplichting tot inenting bij wet is ingesteld, dat ze op evenredige wijze aan een legitieme doelstelling van bescherming van de volksgezondheid beantwoordt en bijgevolg niet als een willekeurige inmenging in het privéleven van het kind kan worden beschouwd, schendt het in artikel 8 vastgelegde recht niet (1). (1) Zie Cass. 1 okt. 1997, op.cit. - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 8 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.1 - Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd; een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1090.N, www.cassonline.be. 60/ 81
LiberCas 5 november 2013
2/2014 P.2013.1087.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.1 - Internering - Tenuitvoerlegging - Onaangepaste verzorging - Onrechtmatigheid bij de uitvoering van de internering - Sanctie - Geïnterneerde die een gevaar voor de maatschappij oplevert Zoals de internering zelf van een geesteszieke noodzakelijk en evenredig moet zijn, zo ook moet de begane onrechtmatigheid bij de uitvoering van de interneringsmaatregel evenredig worden gesanctioneerd: een onaangepaste verzorging kan een onrechtmatigheid in de zin van artikel 5.1.e en 5.4 EVRM opleveren, zonder daarom de invrijheidstelling van de geesteszieke te kunnen verantwoorden indien de samenleving daardoor in gevaar komt (1). (1) Zie: Cass. 20 dec. 2011, AR P.11.1912.N, AC 2011, nr. 698; Cass. 5 nov. 2013, AR P.13.1087.N, www.cass.online.be. 5 november 2013
P.2013.1090.N
AC nr. ...
RECHTERLIJK GEWIJSDE GEZAG VAN GEWIJSDE Gezag van gewijsde - Strafzaken - Beslissing alvorens recht te doen - Vonnis waarbij een deskundigenonderzoek wordt bevolen - Deskundige blijft in gebreke - Vonnis negeert het verzuim van de deskundige - Wettigheid In strafzaken is de aanwijzing van een deskundige een beslissing alvorens recht te doen; daarbij wordt de rechtsmacht van de rechter over een geschilpunt niet volledig uitgeoefend en die beslissing heeft geen gezag van gewijsde; de rechter, die het verzuim van de door hem aangewezen deskundige negeert, overschrijdt zijn macht dus niet (1). (1) Zie Cass. 12 april 2000, AR P.00.0136.F, AC 2000, nr. 249; Cass. 9 okt. 2013, AR P.13.0816.F, AC 2013, nr. … - Art. 19 Gerechtelijk Wetboek 18 december 2013
P.2013.0104.F
AC nr. ...
RECHTERLIJKE ORGANISATIE ALGEMEEN Algemeen - Grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie - Eed - Voorwerp De eedaflegging bij de aanvang van der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie, waarbij niet alleen gehoorzaamheid aan de wetten wordt beloofd maar die ook een belofte van getrouwheid aan de Koning inhoudt, d.w.z. aan de Staat in al zijn fundamentele organen, waarvan de Koning het symbool is, vormt een politieke waarborg voor de regelmatige werking van die organen is dus verplicht voor al degenen die door hun ambt bijdragen tot de uitoefening van de machten die uitgaan van de Natie. - Art. 2 Decr. 20 juli 1831 29 november 2013
D.2011.0017.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Strafvordering - Hof van beroep - Magistraat van het hof van beroep - Lid van de kamer van inbeschuldigingstelling - Uitspraak in toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering - Toezicht op het onderzoek door de kamer van inbeschuldingstelling - Zelfde magistraat die in dezelfde zaak oordeelde over de voorlopige hechtenis - Wettigheid 61/ 81
LiberCas
2/2014
Geen enkele wettelijke bepaling belet dat een magistraat van het hof van beroep, die voordien in dezelfde zaak als lid van de kamer van inbeschuldigingstelling over de voorlopige hechtenis heeft geoordeeld, opnieuw oordeelt over de voorlopige hechtenis in het kader van de controle ex artikel 136ter Wetboek van Strafvordering (1). (1) Zie: Cass. 2 nov. 2010, AR P.10.1645.N, AC 2010, nr. 649. - Art. 136ter Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE) - Medewerking procespartijen aan de bewijsvoering - Bestuur van het gemeenschappelijk vermogen - Bestuurshandeling - Belang van het gezin De echtgenoten besturen het gemeenschappelijk vermogen in het belang van het gezin; uit het in deze wetsbepaling besloten doelgebonden karakter van de bestuursbevoegdheden van de echtgenoten en uit het algemeen rechtsbeginsel dat de procespartijen ertoe gehouden zijn loyaal mee te werken aan de bewijsvoering, volgt dat wanneer er aanwijzingen zijn dat een bestuurshandeling niet werd verricht in het belang van het gezin, elke echtgenoot op verzoek van de andere echtgenoot kan verplicht worden om informatie te verstrekken over de verrichte handeling (1). (1) Zie J.L. Renchon, Le sort des prélèvements effectuées par un époux dans le patrimoine commun avant l'introduction d'une procédure en divorce, noot onder Cass. 29 mei 2008, Rev. trim. dr. fam. 2010, ( 1277 ), 1282 – 1283; zie ook Cass. civ. fr. 14 feb. 2006, JCP 2006, IV, 1532, 514.
- Art. 1415, tweede lid Burgerlijk Wetboek 14 november 2013
C.2013.0015.N
AC nr. ...
- Fraus omnia corrumpit - Strafzaken - Toepassing op de strafvordering Het algemeen rechtsbeginsel Fraus omnia corrumpit is niet van toepassing op de strafvordering. 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
- Algemeen rechtsbeginsel betreffende de scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 18 november 2013
S.2012.0138.F
AC nr. ...
- Algemeen rechtsbeginsel betreffende de scheiding der machten - Collectieve schuldenregeling Strafrechtelijke boete - Kwijtschelding - Arbeidsrechtbank - Bevoegdheid van de rechter Noch artikel 110 van de Grondwet, noch het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten verbieden de rechter van de collectieve schuldenregeling om aan de schuldenaar, onder de door de wet bepaalde voorwaarden, kwijtschelding te verlenen voor de schulden die het gevolg zijn van veroordelingen tot een strafrechtelijke boete wanneer die maatregel nodig is om de betrokkene en diens gezin een leven te laten leiden dat beantwoordt aan de menselijke waardigheid (1). (1) Zie concl. O.M. in Pas. 2013, nr. … - Art. 110 Grondwet 1994 - Art. 1675/13, § 1, eerste lid, eerste streepje, §§ 3 en 4 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1675/11, § 1, en 1675/13bis, § 2 Gerechtelijk Wetboek
62/ 81
LiberCas 18 november 2013
2/2014 S.2012.0138.F
AC nr. ...
RECHTSMISBRUIK - Faillissement - Schuldeiser - Vordering tot faillissement van de schuldenaar - Voorwaarden Belang - Onevenredigheid tussen de belangen Een schuldeiser is gerechtigd het faillissement van zijn schuldenaar te vorderen wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld; een schuldeiser voldoet in die omstandigheid, in beginsel, aan de vereisten van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek; dient een schuldeiser niet aan te tonen dat de faillissementsvordering voor hem een groter voordeel oplevert als een andere wijze van invordering van zijn schuldvordering, dan mag het instellen van deze vordering geen rechtsmisbruik uitmaken; dit laatste is het geval wanneer er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het belang bij de faillissementsvordering en de belangen die door de toewijzing van de vordering worden geschaad. - Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek - Art. 6 Wet 8 aug. 1997 - Artt. 17 en 18 Gerechtelijk Wetboek
28 november 2013
C.2013.0033.N
AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN ALGEMEEN Algemeen - Strafzaken - Tegenstrijdigheid De grief die het bestreden arrest alleen verwijt dat het een reden bevat die volgens de eiser onverenigbaar is met een beslissing alvorens recht te doen, kan niet tot cassatie leiden op grond van artikel 149 van de Grondwet (1). (1) Zie Cass. 16 juni 2004, AR P.04.0281.F, AC 2004, nr. 333.
18 december 2013
P.2013.0104.F
AC nr. ...
OP CONCLUSIE Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) Onderzoeksgerecht - Vreemdelingen - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Redenen van de beslissing - Omkleding van de redenen - Recht van verdediging Het onderzoeksgerecht vermag zijn beslissing met redenen te omkleden door verwijzing naar en overname van de redenen, opgenomen in een voor de partijen beschikbaar stuk van de rechtspleging, zoals het advies van het openbaar ministerie of de opmerkingen die de verweerder heeft gemaakt op het verzoekschrift tot invrijheidstelling van de eiser en die door de verweerder aan het administratief dossier werden toegevoegd; dit houdt geen miskenning in van het recht van verdediging (1). (1) Cass. 11 feb. 2004, AR P.03.1661.F, AC 2004, nr. 73. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Weren van de 63/ 81
LiberCas
2/2014
als laattijdig beschouwde conclusie - Arrest antwoordt niettemin op de middelen van de beklaagden - Recht van verdediging - Beklaagden - Op conclusie Wanneer geen enkele reden van het arrest de beklaagden veroordeelt op grond van gegevens die ze niet hebben kunnen tegenspreken en het hof van beroep geantwoord heeft op de middelen die ze aldaar hebben aangevoerd en dus gedaan heeft wat het had moeten doen als het hun conclusie niet had geweerd die het als laattijdig heeft beschouwd, blijkt niet dat het recht van verdediging van de beklaagden daardoor zou zijn belemmerd (1). (1) Jean-François van Drooghenbroeck, "Faire économie de la contradiction? ", in les droits de la défense, o.l.v. Paul Martens, C.U.P., dl. 146, Larcier, p. 18.
18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
SOCIALE ZEKERHEID ALGEMEEN Algemeen - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering - Verjaring - Stuiting Het onderdeel dat aanvoert dat de verjaring van de vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bijdragen vóór 16 februari 1999 niet kon worden gestuit door een schulderkenning in de zin van artikel 2248 Burgerlijk Wetboek, berust het op een onjuiste rechtsopvatting (1). (1) 16 februari 1999 is de datum van inwerkingtreding van artikel 42, derde lid RSZ-wet, zoals vervangen door artikel 36 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen (Thans artikel 42, zesde lid RSZ-wet). - Art. 2248 Burgerlijk Wetboek - Art. 42 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
Algemeen - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering - Verjaring - Stuiting Schulderkenning Uit de omstandigheid dat een ambtshalve opgesteld bericht van wijziging der bijdragen geen bestuurshandeling is waaraan onmiddellijke en uitvoerbare rechtsgevolgen kleven, volgt niet dat de RSZ met dergelijk bericht, naast de annulering van der erin vermelde aangiften en bijdragen, geen schuld zou kunnen erkennen. - Art. 2248 Burgerlijk Wetboek - Art. 42 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
Algemeen - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering - Verjaring - Aard De verjaring voorzien in artikel 42, tweede lid RSZ-wet is van openbare orde.
25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
STEDENBOUW
64/ 81
LiberCas
2/2014
HERSTEL VAN PLAATS IN DE VORIGE STAAT. BETALING VAN EEN MEERWAARDE Herstel van plaats in de vorige toestand - Betaling van een meerwaarde - Herstel van plaats in de vorige staat - Waals Gewest - Gemachtigde ambtenaar - Herstelvordering - Motivering Artikel 155, §1, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, bepaalt dat de gemachtigd ambtenaar voor de correctionele rechtbank één van de in paragraaf 2 bedoelde wijzen van herstel vordert; aangezien zijn vordering wordt ingesteld door de vrijwillige tussenkomst van de gemachtigd ambtenaar, moet ze met redenen zijn omkleed, die de feitenrechter kan beoordelen op grond van de conclusie die de tussenkomende partij op de rechtszitting heeft neergelegd. 30 oktober 2013
P.2013.0712.F
AC nr. ...
RUIMTELIJKE ORDENING. PLAN VAN AANLEG Ruimtelijke ordening - Plan van aanleg - Plan van aanleg - Gebruik - Strijdig met de bestemmingsvoorschriften - Strafbare handeling - Voorwaarde - Opdracht van de rechter Het gebruik dat strijdig is met de bestemmingsvoorschriften van de plannen van aanleg vanaf 1 mei 2000 kan een strafbare handeling uitmaken, voor zover dit strijdig gebruik een ruimtelijke implicatie heeft, hetgeen de rechter in concreto dient na te gaan (1). (1) Zie de deels strijdige concl. O.M. - Artt. 6.1.1, eerste lid, 6° Besluit van de Vlaamse Regering 15 mei 2009 houdende coördinatie van de decreetgeving op de ruimtelijke ordening 24 oktober 2013
C.2012.0068.N
AC nr. ...
STRAF ABDERE STRAFFEN Andere straffen - Werkstraf - Niet-uitvoering - Beslissing tot uitvoering van vervangende straf Verzet Er bestaat geen wettelijke basis om “verzet” aan te tekenen tegen een beslissing van het openbaar ministerie om de uitvoering van een vervangende gevangenisstraf te bevelen wegens de nietuitvoering van de werkstraf binnen de door de wet bepaalde termijn (1). (1) Zie S. Vandromme, Werkstraf in: Comm. Straf; nrs. 80 ev. 12 november 2013
P.2013.1169.N
AC nr. ...
ALGEMEEN. STRAF EN MAATREGEL. WETTIGHEID Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Schuldigverklaring en veroordeling van de dader aan witwasmisdrijven - Bewijs Voor de schuldigverklaring en veroordeling van de dader aan de witwasmisdrijven van artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek volstaat het dat de illegale herkomst of oorsprong van de zaken, bedoeld in artikel 42, 3°, Strafwetboek en de door hem vereiste kennis daarvan bewezen zijn, zonder dat vereist is dat de strafrechter het precies misdrijf kent, op voorwaarde dat hij op grond van feitelijke gegevens elke legale herkomst of oorsprong kan uitsluiten; wanneer, zoals hier wat betreft de illegale herkomst of oorsprong van zaken zoals bedoeld in artikel 505, eerste lid, 2°, 3° en 4°, Strafwetboek, de wet geen bijzonder bewijsmiddel voorschrijft, beoordeelt de rechter in strafzaken onaantastbaar de bewijswaarde van de hem regelmatig overgelegde gegevens waarover de partijen tegenspraak hebben kunnen voeren. 65/ 81
LiberCas
2/2014
- Artt. 42, 3°, en 505 eerste lid, 2°, 3° en 4° Strafwetboek 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Algemeen - Verstekvonnis - Veroordeling voor bepaalde telasteleggingen en vrijspraak voor andere - Hoger beroep van het openbaar ministerie Verzet van de beklaagde - Verzetvonnis - Bevestiging van het verstekvonnis - Geen hoger beroep van het openbaar ministerie - Beslissing in hoger beroep - Bijkomende veroordeling voor telasteleggingen waarvoor hij eerder vrijgesproken was - Zwaardere straf - Wettigheid Het arrest dat, ingevolge het enkele hoger beroep van het openbaar ministerie tegen het verstekvonnis dat de beklaagde schuldig verklaart aan bepaalde telasteleggingen en vrijspreekt voor andere telasteleggingen, zonder dat door het openbaar ministerie ook hoger beroep werd aangetekend tegen het verzetvonnis dat de beklaagde voor dezelfde telasteleggingen schuldig verklaarde en straf oplegde zonder recht te doen over de andere telasteleggingen waarvoor de beklaagde in het verstekvonnis werd vrijgesproken, de beklaagde veroordeelt voor telasteleggingen waarvoor hij door het verstekvonnis werd vrijgesproken, verzwaart de door deze vonnissen opgelegde straf niet, maar legt een straf op voor andere telasteleggingen (1). (1) Zie: Cass. 6 okt. 1993, AR P.93.437.F, AC 1993, nr. 397; Cass. 3 sept. 2003, AR P.03.515 F, AC 2003, nr. 411. 5 november 2013
P.2013.0739.N
AC nr. ...
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Algemeen - Redelijke termijn - Overschrijding Rechtsherstel - Strafvermindering De rechter kan oordelen dat het passend rechtsherstel voor de miskenning van de redelijke termijnvereiste van artikel 6.1 EVRM bestaat in een strafvermindering, waarbij hij op een reële en duidelijke wijze de straf vermindert ten opzichte van de straf die hij zou hebben opgelegd als hij een dergelijke miskenning niet had vastgesteld, zonder dat evenwel is vereist dat hij daarbij uitdrukkelijk melding maakt van die laatste straf; hieruit volgt dat de toe te passen strafvermindering niet moet worden beoordeeld in het licht van de door de eerste rechter uitgesproken straf, die door de appelrechters kan worden verzwaard (1). (1) Zie: Cass. 18 sept. 2012, AR P.12.0349.N, AC 2012, nr. 470; Cass. 30 april 2013, AR P.12.1133.N, AC 2013, nr. 269. 17 december 2013
P.2012.0723.N
AC nr. ...
AUTRES PEINES Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Witwasmisdrijf - Vermogensvoordeel verkregen uit het witwasmisdrijf - Beoordeling door de rechter - Aard De rechter beslist in feite of het vermogensvoordeel waarop de bijzondere verbeurdverklaring van toepassing is, uit het witwasmisdrijf is verkregen en het komt de rechter toe om dit voordeel te begroten en eventueel te ramen; het Hof gaat enkel na eensdeels of de rechter op grond van zijn onaantastbaar oordeel het wettelijk begrip vermogensvoordeel niet heeft geschonden, anderdeels of het verbeurdverklaarde valt binnen de grenzen van de schriftelijke vordering van de procureur des Konings en of ze betrekking heeft op het bewezen verklaarde misdrijf. 17 december 2013
P.2013.1354.N
AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Vermogensvoordelen - Bestemming
66/ 81
LiberCas
2/2014
Opdat de verbeurdverklaring van de in artikel 42, 3°, Strafwetboek vermelde vermogensvoordelen of van de in artikel 43bis, tweede lid, Strafwetboek bedoelde overeenstemmende geldwaarde daarvan kan worden uitgesproken tegen degene die als dader, mededader of medeplichtige wordt veroordeeld voor het misdrijf dat de vermogensvoordelen heeft voortgebracht, is niet vereist dat die vermogensvoordelen zijn eigendom zijn of in zijn vermogen zijn toegetreden, noch dat hij zich heeft verrijkt; die verbeurdverklaring kan worden uitgesproken ongeacht het voordeel dat hij uit het misdrijf heeft gehaald of de bestemming die hij later aan de vermogensvoordelen heeft gegeven (1). (1) Cass. 22 juni 2004, AR P.04.0397.N, AC 2004, nr. 347 en Cass. 9 mei 2007, AR P.06.1673.F, AC 2007, nr. 239 met concl. van advocaat-generaal Vandermeersch. 12 november 2013
P.2012.1744.N
AC nr. ...
SAMENLOOP Samenloop - Algemeen - Verkeersovertredingen en gemeenrechtelijke misdrijven - Toepassing van de regels van samenloop - Gevolgen voor de vervallenverklaring van het recht tot sturen De samenloop van misdrijven belet weliswaar dat de bij de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer bepaalde vrijheidsstraffen en geldboeten worden uitgesproken, maar dat geldt niet voor het verval van het recht tot sturen onder de voorwaarden als bepaald in deze wetten (Impliciet). - Art. 39 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968 27 november 2013
P.2013.1178.F
AC nr. ...
STRAFUITVOERING - Strafuitvoeringsrechtbank - Terbeschikkingstelling - Beslissing - Tijdstip - Geen beslissing vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf Uit de tekst van het artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering, de algemene economie van deze wet en de wetsgeschiedenis volgt dat de strafuitvoeringsrechtbank over de terbeschikkingstelling dient te beslissen vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf; eens dat tijdstip is bereikt, kan de strafuitvoeringsrechtbank geen beslissing meer nemen (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 95/2, §§ 1 en 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
- Strafuitvoeringsrechtbank - Terbeschikkingstelling - Termijn beslissing - Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging De in het artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering bepaalde termijn binnen dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet beslissen over de terbeschikkingstelling, wordt geschorst gedurende de periode dat een gevangenisstraf of een deel ervan dat met uitstel van tenuitvoerlegging werd opgelegd, nog kan herroepen worden overeenkomstig artikel 14 Probatiewet (1). (1) Zie concl. O.M. - Artt. 8 en 14 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie - Art. 95/2, §§ 1 en 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
- Strafuitvoeringsrechtbank - Terbeschikkingstelling - Procedure - Termijn advies - Aard 67/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 95/3, §1, Wet Strafuitvoering bepaalt dat, indien de veroordeelde gedetineerd is, de directeur uiterlijk vier maanden vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf een advies uitbrengt; deze termijn is niet op straffe van nietigheid voorgeschreven (1). (1) Zie concl. O.M. - Art. 95/3, § 1 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
- Strafuitvoeringsrechtbank - Terbeschikkingstelling - Procedure - Termijn advies - Aard Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
- Strafuitvoeringsrechtbank - Terbeschikkingstelling - Beslissing - Tijdstip - Geen beslissing vóór het verstrijken van de effectieve hoofdstraf Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
- Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging - Strafuitvoeringsrechtbank Terbeschikkingstelling - Termijn beslissing Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
STRAFVORDERING - Openbaar ministerie - Vermoeden van onschuld - Miskenning door een lid van het openbaar ministerie Uit de enkele omstandigheid dat een lid van het openbaar ministerie het vermoeden van onschuld van een beklaagde zou hebben miskend, kan niet worden afgeleid dat daardoor de strafvordering niet langer meer kan worden uitgeoefend. - Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
17 december 2013
P.2012.1083.N
AC nr. ...
- Redelijke termijn - Algemeen - Duur van de voorlopige hechtenis - Vordering tot handhaving van de voorlopige hechtenis gesteund op dezelfde feitelijke gegevens - Toepassing De enkele omstandigheid dat een inverdenkinggestelde gedurende een lange periode van zijn vrijheid is beroofd of dat het openbaar ministerie zijn vordering tot handhaving van de voorlopige hechtenis blijft steunen op dezelfde feitelijke gegevens, levert geen overschrijding van de redelijke termijn op. 5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
- Verjaring - Stuiting - Daad van vervolging - Hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een beschikking tot buitenvervolgingstelling 68/ 81
LiberCas
2/2014
Het hoger beroep van de burgerlijke partij tegen de beschikking tot buitenvervolgingstelling van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg is een daad van vervolging die de verjaring stuit in de zin van artikel 22 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering.
27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
- Verjaring - Stuiting - Stuitingsgrond - Verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen Krachtens artikel 24, derde en vierde lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 die in werking is getreden op 10 februari 2013, is de verjaring van de strafvordering geschorst wanneer het vonnisgerecht beslist de zaak uit te stellen om bijkomende onderzoekshandelingen te verrichten; hetzelfde geldt wanneer voor de raadkamer de regeling van de rechtspleging wordt belet door een overeenkomstig de artikelen 61quinquies en 127, §3, van het Wetboek van Strafvordering ingediend verzoek.
27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
- Verjaring - Stuiting - Nieuwe stuitingsgrond - Verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Toepassing in de tijd Artikel 24, derde en vierde lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 die in werking is getreden op 10 februari 2013, dat een nieuwe grond tot stuiting van de verjaring van de strafvordering invoert, is toepasselijk op de zaken die op de dag van zijn inwerkingtreding nog niet waren verjaard (1). (1) Zie Cass. 20 dec. 2000, AR P.00.0326.F, AC 2000, nr. 482.
27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
UITLEVERING - Uitlevering gevraagd aan België - Onderzoeksgerechten - Buitenlands bevel tot aanhouding Exequatur - Weigeringsgrond - Ernstige risico's op flagrante rechtsweigering - Beoordeling - Aard Het staat aan het onderzoeksgerecht de in artikel 2bis, tweede lid, Uitleveringswet 1874 opgelegde algemene weigeringsvoorwaarde te onderzoeken en te dien einde, op grond van een onaantastbare beoordeling in feite, na te gaan of er geen ernstige en duidelijke reden bestaat waaruit blijkt dat het onmogelijk is aan die voorwaarde te voldoen; het Hof gaat enkel na of dat gerecht uit de feiten die het vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden aangenomen (1). (1) Zie: Cass. 28 mei 2008, AR P.08.0680.F, AC 2008, nr. 327; Cass. 24 juni 2009, AR P.09.0355.F, AC 2009, nr. 436.
31 december 2013
P.2013.1988.N
AC nr. ...
- Uitleveringswet - Artikel 2bis - Weigeringsgrond - Ernstige risico's op flagrante rechtsweigering Het bestaan van ernstige risico’s op flagrante rechtsweigering als bedoeld in artikel 2bis, tweede lid, Uitleveringswet 1874, ingevoegd bij artikel 4 van de wet van 15 mei 2007, houdt in dat de uitgeleverde persoon in de verzoekende Staat met enige graad van waarschijnlijkheid het voorwerp zal uitmaken van de meest ernstige schendingen van de artikelen 5 en 6 EVRM, dit rekening houdend met de evoluerende rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
69/ 81
LiberCas 31 december 2013
2/2014 P.2013.1988.N
AC nr. ...
- Uitleveringswet 1874 - Passieve uitlevering - Dubbele strafbaarstelling - Beoordeling door de rechter van de aangezochte Staat - Omvang - Provocatie vanwege de buitenlandse overheid - Nietontvankelijkheid in België van de strafvordering wegens provocatie De omstandigheid dat de feiten waarvoor de uitlevering wordt gevraagd, zouden opgeleverd zijn door provocatie vanwege de buitenlandse overheid, waardoor naar Belgisch recht de strafvordering niet ontvankelijk is, doet geen afbreuk aan het vereiste van de dubbele strafbaarstelling; die omstandigheid ontneemt de feiten immers hun strafbaar karakter in België niet (1). (1) Cass. 20 aug. 2013, AR P.13.1470.N, Juristenkrant 6 nov. 2013, p. 3. 5 november 2013
P.2013.1727.N
AC nr. ...
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN - Moreel bestanddeel - Bedrieglijk opzet Het moreel bestanddeel van valsheid in geschriften en gebruik van valse geschriften bestaat, hetzij in bedrieglijk opzet, hetzij in het oogmerk om te schaden; bedrieglijk opzet is het opzet zichzelf of een ander een onrechtmatig voordeel te verschaffen; er is bedrieglijk opzet zodra de dader enig voordeel of enige winst beoogt, die hij niet zou hebben behaald indien hij het waarheidsgetrouw karakter van het geschrift had geëerbiedigd (1). (1) Cass. 11 dec. 2012, AR P.12.1051.N, AC 2012, nr. 681. - Artt. 196 en 197 Strafwetboek
17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
- Moreel bestanddeel Het louter plegen in een geschrift van een bij wet bepaalde waarheidsvermomming en het gebruik van dit geschrift leveren niet het misdrijf op van valsheid in geschriften en gebruik; afzonderlijk daarvan en bijkomend moet het vereiste moreel bestanddeel zijn aangetoond (1). (1) Cass. 11 dec. 2012, AR P.12.1051.N, AC 2012, nr. 681. - Artt. 196 en 197 Strafwetboek 17 september 2013
P.2012.1162.N
AC nr. ...
VENNOOTSCHAPPEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN Handelsvennootschappen - Algemeen - Belang van de vennootschap Het belang van een vennootschap wordt bepaald door het collectief winstbelang van haar huidige en toekomstige aandeelhouders. - Art. 510 Gecoördineerde wetten 30 nov. 1935 op de handelsvennootschappen
28 november 2013
C.2012.0549.N
AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Aandelen - Overdrachtsbeperking Verantwoording - Op grond van het vennootschapsbelang - Beoordeling - Aard 70/ 81
LiberCas
2/2014
De vraag of de beperking op een overdracht van aandelen verantwoord is op grond van het vennootschapsbelang, betreft een feitelijke beoordeling die voor het Hof niet kan worden aangevochten; het Hof gaat niettemin na of de rechter het begrip vennootschapsbelang niet miskent. - Art. 510 Gecoördineerde wetten 30 nov. 1935 op de handelsvennootschappen 28 november 2013
C.2012.0549.N
AC nr. ...
VERBINTENIS - Natuurlijke verbintenis - Wijziging in een burgerrechtelijke verbintenis De natuurlijke verbintenis wordt een burgerrechtelijke verbintenis wanneer zij, doelbewust en met volledige kennis van zaken, ofwel door de schuldenaar is uitgevoerd, ofwel door hem is erkend. - Art. 1235 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
- Verjaring van het recht om in rechte op te treden De verbintenis ten opzichte waarvan het recht van de schuldeiser om in rechte op te treden door verjaring tenietgaat, vormt een natuurlijke verbintenis (1). (1) Cass. 6 maart 2006, AR S.05.0026.N, AC 2006, nr. 127. - Art. 1235 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
- Verjaarde schuld - Betaling door de schuldenaar - Natuurlijke verbintenis - Erkenning door de schuldenaar - Dwang Wanneer de betaling van een verjaarde schuld door de schuldenaar en zijn erkenning van de natuurlijke verbintenis onder dwang zijn gebeurd, doet, enerzijds, die betaling een recht op terugbetaling ontstaan, en is, anderzijds, de verbintenis om die natuurlijke verbintenis uit te voeren niet bindend voor die schuldenaar (1). (1) Cass. 24 sept. 1981, AR 9353, AC 1981-82, nr. 69. - Art. 1235 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
VERJARING ALGEMEEN Algemeen - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering - Verjaring - Stuiting Schulderkenning Uit de omstandigheid dat een ambtshalve opgesteld bericht van wijziging der bijdragen geen bestuurshandeling is waaraan onmiddellijke en uitvoerbare rechtsgevolgen kleven, volgt niet dat de RSZ met dergelijk bericht, naast de annulering van der erin vermelde aangiften en bijdragen, geen schuld zou kunnen erkennen. - Art. 2248 Burgerlijk Wetboek - Art. 42 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
Algemeen - Sociale zekerheid - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering 71/ 81
LiberCas
2/2014
Verjaring - Aard De verjaring voorzien in artikel 42, tweede lid RSZ-wet is van openbare orde.
25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
Algemeen - Werkgevers - Onverschuldigde bijdragen - Terugvordering - Verjaring - Stuiting Het onderdeel dat aanvoert dat de verjaring van de vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bijdragen vóór 16 februari 1999 niet kon worden gestuit door een schulderkenning in de zin van artikel 2248 Burgerlijk Wetboek, berust het op een onjuiste rechtsopvatting (1). (1) 16 februari 1999 is de datum van inwerkingtreding van artikel 42, derde lid RSZ-wet, zoals vervangen door artikel 36 van de wet van 25 januari 1999 houdende sociale bepalingen (Thans artikel 42, zesde lid RSZ-wet). - Art. 2248 Burgerlijk Wetboek - Art. 42 Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 dec. 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders 25 november 2013
S.2012.0025.N
AC nr. ...
BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Algemeen - Verbintenis - Verjaring van het recht om in rechte op te treden De verbintenis ten opzichte waarvan het recht van de schuldeiser om in rechte op te treden door verjaring tenietgaat, vormt een natuurlijke verbintenis (1). (1) Cass. 6 maart 2006, AR S.05.0026.N, AC 2006, nr. 127. - Art. 1235 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Verbintenis - Verjaarde schuld - Betaling door de schuldenaar Natuurlijke verbintenis - Erkenning door de schuldenaar - Dwang Wanneer de betaling van een verjaarde schuld door de schuldenaar en zijn erkenning van de natuurlijke verbintenis onder dwang zijn gebeurd, doet, enerzijds, die betaling een recht op terugbetaling ontstaan, en is, anderzijds, de verbintenis om die natuurlijke verbintenis uit te voeren niet bindend voor die schuldenaar (1). (1) Cass. 24 sept. 1981, AR 9353, AC 1981-82, nr. 69. - Art. 1235 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Verzaking - Bewijslast De bewijslast van het feit dat de schuldenaar het voorrecht van de verjaring heeft verzaakt, berust bij de schuldeiser die zich op die verzaking beroept. - Art. 870 Gerechtelijk Wetboek - Artt. 1315, tweede lid, 2219 en 2221 Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0540.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Strafvordering - Schorsing - Nieuwe stuitingsgrond - Verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Toepassing in de tijd 72/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 24, derde en vierde lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 die in werking is getreden op 10 februari 2013, dat een nieuwe grond tot stuiting van de verjaring van de strafvordering invoert, is toepasselijk op de zaken die op de dag van zijn inwerkingtreding nog niet waren verjaard (1). (1) Zie Cass. 20 dec. 2000, AR P.00.0326.F, AC 2000, nr. 482.
27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Stuiting - Daad van vervolging - Hoger beroep van de burgerlijke partij tegen een beschikking tot buitenvervolgingstelling Het hoger beroep van de burgerlijke partij tegen de beschikking tot buitenvervolgingstelling van de raadkamer van de rechtbank van eerste aanleg is een daad van vervolging die de verjaring stuit in de zin van artikel 22 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering. 27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Schorsing - Stuitingsgrond - Verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen Krachtens artikel 24, derde en vierde lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 die in werking is getreden op 10 februari 2013, is de verjaring van de strafvordering geschorst wanneer het vonnisgerecht beslist de zaak uit te stellen om bijkomende onderzoekshandelingen te verrichten; hetzelfde geldt wanneer voor de raadkamer de regeling van de rechtspleging wordt belet door een overeenkomstig de artikelen 61quinquies en 127, §3, van het Wetboek van Strafvordering ingediend verzoek. 27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Schorsing - Artikel 24 (oud) Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering - Veroordelende beslissing in eerste aanleg - Hoger beroep van het openbaar ministerie - Hoger beroep tegen beklaagden die eerst hoger beroep instelden - Gelijktijdig hoger beroep tegen een verstek latende beklaagde die geen hoger beroep instelde - Doel Het hoger beroep dat het openbaar ministerie instelt, niet enkel tegen de beklaagden die eerst hoger beroep hebben ingesteld, maar ook tegen een verstek latende medebeklaagde die geen hoger beroep heeft ingesteld, strekt ertoe de door de beklaagden in hoger beroep aanhangig gemaakte zaak in zijn geheel te onderwerpen aan het oordeel van de appelrechters en alle beklaagden ook in hoger beroep gezamenlijk te vervolgen en te laten berechten; een dergelijk hoger beroep is dan ook niet te aanzien als een hoger beroep dat enkel uitgaat van het openbaar ministerie in de zin van artikel 24, tweede lid, derde gedachtestreepje (oud), Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering (1). (1) In deze zaak werd toepassing gemaakt van artikel 24 (oud) Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering in de versie vóór de wijziging bij wet van 16 juli 2002 tot wijziging van verschillende bepalingen teneinde inzonderheid de verjaringstermijnen voor de nietcorrectionaliseerbare misdaden te verlengen.
19 november 2013
P.2013.0941.N
AC nr. ...
VEROORDELING MET UITSTEL EN OPSCHORTING VAN DE VER GEWONE OPSCHORTING Gewone opschorting - Weigering 73/ 81
LiberCas
2/2014
De omvang van de benadeling van de schuldeisers vormt een zelfstandige reden op grond waarvan de strafrechter de beslissing verantwoordt om de beklaagde geen opschorting te verlenen. - Art. 3 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie
12 november 2013
P.2012.1744.N
AC nr. ...
PROBATIEUITSTEL Probatieuitstel - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging De in het artikel 95/2, §§1 en 2, Wet Strafuitvoering bepaalde termijn binnen dewelke de strafuitvoeringsrechtbank moet beslissen over de terbeschikkingstelling, wordt geschorst gedurende de periode dat een gevangenisstraf of een deel ervan dat met uitstel van tenuitvoerlegging werd opgelegd, nog kan herroepen worden overeenkomstig artikel 14 Probatiewet (1). (1) Zie concl. O.M. - Artt. 8 en 14 Wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie - Art. 95/2, §§ 1 en 2 Wet 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten 17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
Probatieuitstel - Terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank - Termijn beslissing Veroordeling met uitstel van de tenuitvoerlegging Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem.
17 september 2013
P.2013.1504.N
AC nr. ...
VERZEKERING WAM-VERZEKERING WAM- verzekering - Geen verzekering - Straf - Verval van het recht tot sturen - Toepassing van de wetgeving over de politie van het wegverkeer Naar luid van artikel 24, 1°, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen zijn de bepalingen betreffende de vervallenverklaring van het recht tot sturen die in de wetgeving op de politie van het wegverkeer zijn vervat, van toepassing op die straf. 27 november 2013
P.2013.1178.F
AC nr. ...
WAM- verzekering - Geen verzekering - Straf - Minder dan twee jaar houder van een rijbewijs B Verval van het recht tot sturen - Verplicht karakter - Duur De rechter, die heeft vastgesteld dat de beklaagde een voertuig heeft bestuurd zonder burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering en laatstgenoemde nog geen twee jaar houder was van een rijbewijs B, dient de vervallenverklaring van het recht tot sturen uit te spreken, maar behoudt de mogelijkheid de duur ervan te bepalen overeenkomstig artikel 24, 1°, van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen. - Artt. 22, § 1, en 24, 1° Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen 27 november 2013
P.2013.1178.F
AC nr. ...
74/ 81
LiberCas
2/2014
VERZET - Veroordeling bij verstek onder bepaalde identiteit - Verzet aangetekend onder die identiteit Werkelijke identiteit Uit artikel 187, eerste en tweede lid, Wetboek van Strafvordering volgt dat hij die onder een bepaalde identiteit bij verstek werd veroordeeld, tegen dit vonnis verzet kan aantekenen onder die identiteit, ook als blijkt dat hij in werkelijkheid een andere identiteit heeft, voor zover vaststaat dat de verzetdoende wel degelijk de persoon is die bij verstek werd veroordeeld; de omstandigheid dat hij die bij verstek werd veroordeeld en die tegen het hem veroordelend vonnis vervolgens verzet aantekent, in de verzetsakte melding maakt van een identiteit die niet de zijne is en aldus gebeurlijk een of meerdere misdrijven pleegt, berooft hem niet van het recht verzet aan te tekenen tegen het vonnis dat hem bij verstek veroordeelt (1). (1) Zie artikel 518 Wetboek van Strafvordering en Cass. 21 oktober 1861, Pas. 1862, I, 218. 12 november 2013
P.2013.0956.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Strafvordering - Verstekvonnis - Hoger beroep van het openbaar ministerie tegen de vrijspraak voor een telastelegging - Verzet van de beklaagde tegen de veroordeling voor andere telasteleggingen - Ontvankelijk verklaard verzet van de beklaagde Uit artikel 187, zesde lid, eerste zin, Wetboek van Strafvordering dat bepaalt dat ten gevolge van het verzet de veroordeling voor niet bestaande wordt gehouden, volgt niet dat het hoger beroep van het openbaar ministerie tegen een verstekvonnis in zoverre dit een beklaagde vrijspreekt voor een telastelegging, zonder voorwerp wordt door het ontvankelijk verklaren van het verzet van die beklaagde tegen hetzelfde vonnis waarbij de beklaagde werd veroordeeld voor een andere telastelegging (1). (1) Zie: Cass. 11 dec. 2002, AR P.02.818 F, AC 2002, nr. 665; Cass. 16 maart 2010, AR P.09.1837 N, AC 2010, nr. 187. - Art. 187, zesde lid, eerste zin Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.0739.N
AC nr. ...
VONNISSEN EN ARRESTEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Allerlei - Stukken - Conclusie In zoverre een partij niet meer het recht heeft conclusie te nemen, mag zij, behoudens uitdrukkelijke instemming van de andere partijen, geen nieuwe stukken meer neerleggen zonder dat zij daartoe van de rechter op grond van artikel 748, §2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, een nieuwe termijn heeft verkregen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2013, nr. … - Artt. 740 en 748, § 2 Gerechtelijk Wetboek 13 december 2013
C.2012.0133.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Allerlei - Stukken - Conclusie Conclusie van procureur-generaal Leclercq. 13 december 2013
C.2012.0133.F
AC nr. ...
VOORLOPIGE HECHTENIS 75/ 81
LiberCas
2/2014
ALLERLEI Allerlei - Kamer van inbeschuldigingstelling - Uitspraak in toepassing van artikel 136ter Wetboek van Strafvordering - Toezicht op het onderzoek door de kamer van inbeschuldingstelling Openbaar ministerie - Geen aanhangigmaking binnen de termijn van zes maanden De bepalingen van artikel 136ter, §§1 en 2, Wetboek van Strafvordering verlenen aan de kamer van inbeschuldigingstelling de bevoegdheid om kennis te nemen van zaken waarin de inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt en waarover binnen de zes maanden na de aanhouding geen regeling van de rechtspleging plaatsvond waaruit volgt dat de kamer van inbeschuldigingstelling slechts tot de controle, bepaald in artikel 136ter voornoemd, overgaat nadat zes maanden verstreken zijn sinds het verlenen van het bevel tot aanhouding; deze bepalingen houden niet in dat wanneer de procureur des Konings de zaak niet binnen deze termijn voor de kamer van inbeschuldigingstelling aanhangig heeft gemaakt, de aangehoudene na zes maanden in vrijheid moet worden gesteld. - Art. 136ter Wetboek van Strafvordering
5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
BEVEL TOT AANHOUDING Bevel tot aanhouding - Uitvoering - Betreden van woning - Vaststelling van misdrijf Politieambtenaren die ter uitvoering van een bevel tot aanhouding een woning betreden, kunnen binnen de perken van het zoeken naar de in dat bevel bedoelde persoon, in die woning het bestaan van een misdrijf vaststellen (1). (1) M. Bockstaele, Processen-verbaal in: De voorlopige hechtenis, Editors Benoît Dejemeppe en Dirk Merckx, Kluwer, nr. 894. 12 november 2013
P.2013.1750.N
AC nr. ...
HANDHAVING Handhaving - Artikel 5.3 E.V.R.M. - Redelijke termijn - Overschrijding - Onderzoeksgerecht Onaantastbare beoordeling Het onderzoeksgerecht dat over de handhaving van de voorlopige hechtenis uitspraak doet, oordeelt onaantastbaar in feite of op het tijdstip van zijn beslissing de redelijke termijn waarbinnen een aangehouden persoon krachtens artikel 5.3 EVRM het recht heeft te worden berecht of hangende het proces in vrijheid te worden gesteld, al dan niet overschreden is. - Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
5 november 2013
P.2013.1701.N
AC nr. ...
HOGER BEROEP Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Inzage van het dossier - Neerlegging van nieuwe stukken - Eerbiediging van het recht van verdediging Wanneer de inverdenkinggestelde, in het kader van de rechtspleging betreffende de handhaving van de voorlopige hechtenis, aanvoert dat hij geen inzage heeft gekregen van de nieuwe stukken die in het dossier zijn neergelegd na zijn verschijning voor de raadkamer, kan uit de keuze die hem is gelaten om de zaak op de rechtszitting te pleiten of te vragen dat de zaak met het oog op de raadpleging van het dossier zou worden verdaagd, geen miskenning van het recht van verdediging worden afgeleid (1). (1) Zie Cass., 12 mei 1992, AR 6677, AC 1992-1993, nr. 470.
76/ 81
LiberCas
2/2014
- Art. 30 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis 27 november 2013
P.2013.1841.F
AC nr. ...
VOORLOPIGE INVRIJHEIDSTELLING Voorlopige invrijheidstlling - Verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling - Neerlegging ter griffie van het gerecht dat uitspraak moet doen Uit geen enkele wetsbepaling volgt dat het verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling als bedoeld in artikel 27, §3, Voorlopige Hechteniswet, dat moet neergelegd worden ter griffie van het gerecht dat uitspraak moet doen, niet per aangetekende brief aan de griffie kan worden gezonden. 31 december 2013
P.2013.2062.N
AC nr. ...
VORDERING IN RECHTE - Hoedanigheid - Afstamming - Rechtspleging tot betwisting van vaderschap - Dagvaarding niet tegen de niet-ontvoogde minderjarige gericht - Regularisatie De rechtspleging tot betwisting van vaderschap kan worden geregulariseerd door, tijdens de rechtspleging, het door zijn voogd ad hoc vertegenwoordigde minderjarige kind bij de zaak te betrekken, wanneer de dagvaarding niet tegen dat kind persoonlijk maar tegen zijn wettelijke vertegenwoordigers is gericht. - Artt. 332bis en 331sexies Burgerlijk Wetboek 29 november 2013
C.2012.0418.F
AC nr. ...
- Schuldeiser - Vordering tot faillissement van de schuldenaar - Voorwaarden - Belang Onevenredigheid tussen de belangen - Gevolg - Rechtsmisbruik Een schuldeiser is gerechtigd het faillissement van zijn schuldenaar te vorderen wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld; een schuldeiser voldoet in die omstandigheid, in beginsel, aan de vereisten van de artikelen 17 en 18 van het Gerechtelijk Wetboek; dient een schuldeiser niet aan te tonen dat de faillissementsvordering voor hem een groter voordeel oplevert als een andere wijze van invordering van zijn schuldvordering, dan mag het instellen van deze vordering geen rechtsmisbruik uitmaken; dit laatste is het geval wanneer er een kennelijke onevenredigheid bestaat tussen het belang bij de faillissementsvordering en de belangen die door de toewijzing van de vordering worden geschaad. - Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek - Art. 6 Wet 8 aug. 1997 - Artt. 17 en 18 Gerechtelijk Wetboek 28 november 2013
C.2013.0033.N
AC nr. ...
- Belang
77/ 81
LiberCas
2/2014
De krenking van een belang kan enkel tot een rechtsvordering leiden als het om een rechtmatig belang gaat; degene die het behoud van een toestand in strijd met de openbare orde of het verkrijgen van een onrechtmatig voordeel nastreeft, heeft geen rechtmatig belang (1); de omstandigheid dat de eiser zich in een onrechtmatige toestand bevindt, sluit niet uit dat hij kan bogen op de krenking van een rechtmatig belang (2). (1) Zie Cass. 2 maart 2006, AR C.05.0061.N, AC 2006, nr. 120; Cass. 2 april 1998, AR C.94.0438.N, AC 1998, nr. 188, met concl. van procureurgeneraal M. DE SWAEF, toen advocaat-generaal. (2) Het OM concludeerde tot verwerping. Het ging in casu om afbraakwerken zonder vergunning. Nu de appelrechters de vordering van eiseres, de aannemer, tot betaling van haar factuur onontvankelijk verklaarden vermits geen vergoeding kan worden toegestaan voor het onwettig voordeel dat zij heeft verworven door werken die zonder de vereiste vergunningen zijn uitgevoerd, namen zij volgens het OM aan dat de vordering van eiseres strekte tot het behoud van een onrechtmatig voordeel, zodat hun beslissing naar recht verantwoord was.
- Art. 17 Gerechtelijk Wetboek
28 november 2013
C.2013.0166.N
AC nr. ...
VREEMDELINGEN - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Beslissing - Artikel 149, Grondwet 1994 Toepassing Artikel 149 Grondwet is niet van toepassing op de beslissingen van de onderzoeksgerechten over de handhaving van de maatregel van vrijheidsberoving, genomen bij toepassing van artikel 72 Vreemdelingenwet (1). (1) Cass. 5 maart 2008, AR P.08.0235.F, AC 2008, nr. 157. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
- Onderzoeksgerecht - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Redenen van de beslissing - Omkleding van de redenen Het onderzoeksgerecht vermag zijn beslissing met redenen te omkleden door verwijzing naar en overname van de redenen, opgenomen in een voor de partijen beschikbaar stuk van de rechtspleging, zoals het advies van het openbaar ministerie of de opmerkingen die de verweerder heeft gemaakt op het verzoekschrift tot invrijheidstelling van de eiser en die door de verweerder aan het administratief dossier werden toegevoegd; dit houdt geen miskenning in van het recht van verdediging (1). (1) Cass. 11 feb. 2004, AR P.03.1661.F, AC 2004, nr. 73. - Art. 72 Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen - Art. 149 Grondwet 1994 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
- Onderzoeksgerecht - Maatregel van vrijheidsberoving - Handhaving - Beslissing - Toegang tot het administratief dossier - Raadpleging
78/ 81
LiberCas
2/2014
Uit artikel 72, vierde en vijfde lid, Vreemdelingenwet volgt niet dat de raadsman van de vreemdeling geen toegang zou hebben tot het administratief dossier, maar dat hij het dossier op de griffie van de bevoegde rechtbank kan raadplegen gedurende een andere periode dan deze bepaald in de Voorlopige Hechteniswet, te weten gedurende de twee werkdagen die aan de rechtszitting voorafgaan. - Art. 72, vierde en vijfde lid Wet van 15 dec. 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen 17 september 2013
P.2013.1522.N
AC nr. ...
WEGVERKEER WEGVERKEERSREGLEMENT VAN 01-12-1975 Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 12 - Art. 12.1 - Spoorvoertuig - Verplichting van de bestuurder - Draagwijdte - Oorzakelijk verband De rechter verantwoordt naar recht zijn beslissing dat enkel de fout van de trambestuurder is aangetoond en dat het ongeval zich zonder die fout niet zou hebben voorgedaan, wanneer hij uit zijn vaststellingen afleidt dat de trambestuurder, gelet op het beperkte zicht waarover hij beschikte en het risico op een verkeersopstopping op dat tijdstip en op die plaats alsook de specifieke remafstand van trams, had moeten anticiperen op het feit dat er een voertuig uit een van de zijstraten kon opduiken en dat het voertuig, a fortiori gezien de aanwezigheid van een zebrapad, zou moeten remmen, en dat de trambestuurder aldus, door zijn onvoorzichtig rijgedrag, artikel 27 van het koninklijk besluit van 15 september 1976 heeft geschonden (1). (1) Zie Cass. 14 maart 2012, AR P.11.1966.F, AC 2012, nr. 168. - Artt. 1382 en 1383 Burgerlijk Wetboek - Art. 27, § 2, eerste en tweede lid KB 15 sept. 1976 houdende politiereglement op het personenvervoer - Art. 12.1 KB van 1 dec. 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer 3 januari 2014
C.2012.0385.F
AC nr. ...
WEGVERKEERSWET Wetsbepalingen - Art. 39 - Samenloop van misdrijven - Gevolgen voor de vervallenverklaring van het recht tot sturen De samenloop van misdrijven belet weliswaar dat de bij de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer bepaalde vrijheidsstraffen en geldboeten worden uitgesproken, maar dat geldt niet voor het verval van het recht tot sturen onder de voorwaarden als bepaald in deze wetten (Impliciet). - Art. 39 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968 27 november 2013
P.2013.1178.F
AC nr. ...
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN UITLEGGING Uitlegging - Strafwet - Restrictieve uitlegging door de rechter
79/ 81
LiberCas
2/2014
De restrictieve uitlegging van een strafwet is alleen gegrond als de rechter twijfelt over de draagwijdte ervan; als hij niet twijfelt, moet hij ervoor zorgen dat de wet volledige uitwerking heeft.
18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE Werking in de tijd en in de ruimte - Werking in de tijd - Strafrechtspleging - Verjaring van de strafvordering - Wet waarbij een nieuwe stuitingsgrond wordt ingevoerd Artikel 24, derde en vierde lid, van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering, ingevoegd door artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 die in werking is getreden op 10 februari 2013, dat een nieuwe grond tot stuiting van de verjaring van de strafvordering invoert, is toepasselijk op de zaken die op de dag van zijn inwerkingtreding nog niet waren verjaard (1). (1) Zie Cass. 20 dec. 2000, AR P.00.0326.F, AC 2000, nr. 482.
27 november 2013
P.2013.1078.F
AC nr. ...
WETTIGHEID VAN BESLUITEN EN VERORDENINGEN Wettigheid van besluiten en verordeningen - K.B. 26 okt. 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht wordt gesteld - Wettigheid Het koninklijk besluit van 26 oktober 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt, werd, na eensluidend advies van de Hoge Gezondheidsraad, genomen ter uitvoering van de Gezondheidswet van 1 september 1945, waarvan artikel 1 bepaalt dat de Koning ertoe gemachtigd is om, bij wege van algemene reglementen en na het advies ingewonnen te hebben van de Hoge Gezondheidsraad, de nodige maatregelen van voorbehoeding en assainering, alsook alle inrichtingen controlemaatregelen voor te schrijven, met name om de besmettelijke ziekten te voorkomen of te bestrijden, welke een algemeen gevaar opleveren en waarvan een lijst zal opgemaakt worden, op het eensluidend advies van de hoge gezondheidsraad; uit de omstandigheid dat artikel 1 van de Gezondheidswet niet uitdrukkelijk slaat op het bijzonder geval van "verplichte inenting", kan niet worden afgeleid dat de inenting tegen poliomyelitis die door de Koning bij algemeen reglement verplicht is gesteld, niet kan worden beschouwd als een voorbehoedende maatregel in de zin van die wet (1). (1) Zie verslag aan de Koning door de minister van Volksgezondheid (B., 6 december 1966, p. 1211); zie ook Cass. 1 okt. 1997, AR P.97.0506.F, AC 1997, nr. 378, JLMB 1998, p. 796, met noot Chr. Meunier, Rev.dr.santé, 1998-1999, 138, RDPC, 1998, p. 565. - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
Wettigheid van besluiten en verordeningen - Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt - Recht om vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar K.B. 26 okt. 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht wordt gesteld Tegenstrijdigheid
80/ 81
LiberCas
2/2014
Artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, dat bepaalt dat de patiënt het recht heeft om geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij toe te stemmen in iedere tussenkomst van de beroepsbeoefenaar, beschermt de rechten van de patiënt in zijn specifieke relatie met de beroepsbeoefenaar; ze heeft niet hetzelfde voorwerp als artikel 1 van de gezondheidswet dat, om een besmettelijke ziekte, welke een algemeen gevaar oplevert, te voorkomen of te bestrijden, de mogelijkheid bepaalt een behandeling op te leggen die gegrond is op de imperatieven van bescherming van de volksgezondheid, welke deel uitmaakt van de openbare orde; artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 oktober 1966 waarbij de inenting tegen poliomyelitis verplicht gesteld wordt, dat ter uitvoering van de Gezondheidswet is genomen, kan artikel 8, §1, van de wet van 22 augustus 2002 bijgevolg niet tegenspreken (1). (1) G. Genicot, Droit médical et paramédical, Larcier 2010, p. 143; Henry en De Cocqueau, A propos du consentement libre et éclairé du patient, C.U.P., dl. 79, p. 177; Henry en De Cocqueau, Evolution des droits du patient, indemnisation sans faute des dommages liés aux soins médicaux, Bruylant, 2008, p. 34. - Art. 1 Wet 1 sept. 1945 - Art. 8, § 1 Wet 22 aug. 2002 betreffende de rechten van de patiënt 18 december 2013
P.2013.0708.F
AC nr. ...
81/ 81