Hof van Cassatie
LIBERCAS 9 - 2014
LiberCas
9/2014
AANSPRAKELIJKHEID BUITEN OVEREENKOMST HERSTELPLICHT Herstelplicht - Zaken - Wegen - Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle Gewest - Bewaarder van de zaak De rijkswegen die deel uitmaken van de “grote wegen”, die gelegen zijn op het grondgebied van een gewest, worden beheerd door dat gewest, dat daarop toezicht, leiding en controle uitoefent en daarvan dus, in de regel, de bewaarder is in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …. - Art. 1384, eerste lid Burgerlijk Wetboek - Art. 7 Wet 9 aug. 1948 houdende wijziging van de wetgeving inzake wegen - Art. L 1223-1 Waals Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie - Art. 274 Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 - Art. 57, § 2 Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten - Artt. 6, § 1, X, 1° en 2bis, 8 en 10 Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
Herstelplicht - Zaken - Bewaarder van de zaak - Wegen - Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle - Gewest Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
OORZAAK Oorzaak - (On)middellijke oorzaak - Mogelijkheid de restituties aan andere inschrijvers toe te kennen - Europese Commissie - Toekenning van uitvoerrestituties - Frauduleus toegewezen aanbestedingen - Schade in oorzakelijk verband met de fout De omstandigheid dat de Europese Commissie de uitvoerrestituties aan andere inschrijvers had kunnen toekennen indien zij ze niet aan de aangeklaagde vennootschappen had toegekend op grond van met schending van het beroepsgeheim meegedeelde informatie, sluit niet uit dat zij schade heeft geleden die in oorzakelijk verband staat met de misdrijven die ten aanzien van de vennootschappen bewezen zijn verklaard. - Art. 1382 Burgerlijk Wetboek 28 mei 2014
P.2013.1014.F
AC nr. ...
Oorzaak - Algemeen - Gebrek aan oorzakelijk verband afgeleid uit een veronderstelling Het arrest dat, door elke aansprakelijkheid af te wijzen van degene die de fout heeft begaan, op grond dat de schade zich ook zonder die fout zou hebben kunnen voordoen en door uit een veronderstelling af te leiden dat er geen oorzakelijk verband bestaat, houdt geen rekening met de feitelijke omstandigheden van de zaak wanneer het aldus het bestaan van schade uitsluit. - Art. 1382 Burgerlijk Wetboek 28 mei 2014
P.2013.1014.F
AC nr. ...
ADVOCAAT 2/ 78
LiberCas
9/2014
- Strafzaken - Recht op bijstand van een advocaat - Verklaring zonder bijstand van een advocaat Wering uit het beraad Vermits het arrest eisers schuldigverklaring enkel steunt op de vaststellingen van de verbalisanten, kan het weren uit het beraad van een door de eiser zelf bekritiseerde want onwettig afgenomen verklaring, hem niet schaden; dit levert geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces, het recht van verdediging of de wapengelijkheid (1). (1) Zie Cass. 23 november 2010, AR P.10.1428.N, AC 2010, nr. 690, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van D. Vandermeersch; Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 8 januari 2013, AR P.12.0154.N, AC 2013, nr. 15.
17 juni 2014
P.2014.0657.N
AC nr. ...
- Tuchtzaken - Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten - Gesloten deuren Aard - Toepassing - Voorwaarde - Naleving De mogelijkheid om van de openbaarheid van het debat af te zien, is een waarborg die door de betrokkene op zijn nut en beperkingen moet worden beoordeeld en is geen substantieel vormvereiste; de beschuldigde advocaat, die gevraagd heeft het debat met gesloten deuren te houden, dient bijgevolg op de naleving ervan toe te zien.
30 mei 2014
D.2013.0010.F
AC nr. ...
- Tuchtzaken - Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten - Gesloten deuren Uitzondering Uit de teksten zelf van artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van artikel 459, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat, voor de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten, de behandeling van de zaak met gesloten deuren niet de regel maar de uitzondering is.
30 mei 2014
D.2013.0010.F
AC nr. ...
- Tuchtzaken - Tuchtraad van beroep - Tuchtstraf - Evenredigheid tot de zwaarwichtigheid van de misdrijven - Toezicht - Hof van Cassatie - Bevoegdheid Het Hof is bevoegd om na te gaan of uit de vermeldingen van de bestreden beslissing blijkt dat de tuchtraad van beroep een kennelijk onevenredige tuchtstraf heeft uitgesproken, met schending van de artikelen 460, eerste en tweede lid, en 464 van het Gerechtelijk Wetboek. - Artt. 460, eerste en tweede lid, en 464 Gerechtelijk Wetboek 30 mei 2014
D.2013.0029.F
AC nr. ...
AMBTENAAR ALGEMEEN Algemeen - Intercommunale Brand - Gewestelijke brandweerdienst - Afwezigheid om medische redenen - Periode van gerechtvaardigde ongeschikheid - Definitieve bevrijding van diensten te verlenen - Grond
3/ 78
LiberCas
9/2014
De regel dat de regelmatig verantwoorde arbeidsongeschiktheid de ambtenaar definitief bevrijdt van de verplichting om gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid diensten te verlenen, en ze bijgevolg niet kan leiden tot recuperatie tijdens een latere periode, is geen toepassing van de artikelen 1147 en 1148 van het Burgerlijk Wetboek of van het algemeen rechtsbeginsel van overmacht, maar een regel eigen aan de arbeidsverhouding van ondergeschiktheid, om de bestendigheid ervan te verzekeren. 12 mei 2014
S.2011.0149.F
AC nr. ...
ARBEIDSOVEREENKOMST BEGRIP. BESTAANSVEREISTEN. VORM Begrip - Bestaansvereisten - Vorm - Begrip en bestaansvereisten - Handelsvertegenwoordiger Bewijs Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 5 mei 2014
S.2012.0036.N
AC nr. ...
Begrip - Bestaansvereisten - Vorm - Begrip en bestaansvereisten - Handelsvertegenwoordiger Bewijs Uit de artikelen 4, eerste lid en tweede lid, 87 en 88 Arbeidsovereenkomstenwet alsmede uit de wetsgeschiedenis volgt dat artikel 4, tweede lid, Arbeidsovereenkomstenwet, met het oog op het voorkomen van misbruiken, een vermoeden instelt dat de tussenpersoon die voor een opdrachtgever een activiteit van handelsvertegenwoordiging uitoefent, niet als zelfstandige maar als werknemer is tewerkgesteld; het vermoeden slaat derhalve op het bestaan van de voor een arbeidsovereenkomst kenmerkende gezagsverhouding; de werknemer die zich op de bepalingen van titel IV van de Arbeidsovereenkomstenwet beroept, moet daarentegen bewijzen dat zijn overeenkomst de handelsvertegenwoordiging als voornaamste voorwerp heeft en kan zich daartoe niet beroepen op het vermoeden ingesteld door artikel 4, tweede lid (1). (1) Zie concl. OM. 5 mei 2014
S.2012.0036.N
AC nr. ...
EINDE Einde - Willekeurig ontslag - Administratieve overheid - Contractuele arbeider - Tegenbewijs Bewijslast - Werkgever - Voorwaarden - Motivering van bestuurshandelingen Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0092.F
AC nr. ...
Einde - Willekeurig ontslag - Tegenbewijs - Bewijslast - Werkgever Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0092.F
AC nr. ...
Einde - Willekeurig ontslag - Tegenbewijs - Bewijslast - Werkgever Hoewel artikel 63, tweede lid, Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten bepaalt dat het bij betwisting aan de werkgever behoort het bewijs te leveren van de redenen voor het ontslag, sluit het niet uit dat de rechter zijn beslissing dat het ontslag niet willekeurig is, steunt op ieder regelmatig in het debat gebrachte element dat daartoe heeft bijgedragen ook al had de werkgever dat niet als reden voor het ontslag aangevoerd. 4/ 78
LiberCas
12 mei 2014
9/2014
S.2013.0092.F
AC nr. ...
Einde - Willekeurig ontslag - Administratieve overheid - Contractuele arbeider - Tegenbewijs Bewijslast - Werkgever - Voorwaarden - Motivering van bestuurshandelingen Uit artikel 2 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen dat voorschrijft dat de bestuurshandelingen bedoeld in artikel 1 moeten worden gemotiveerd, kan niet worden afgeleid dat, ook al was het ontslag van een contractuele arbeider door dat bestuur gemotiveerd, dat bestuur bij betwisting het bewijs niet kan leveren van het niet willekeurig karakter van het ontslag, niettegenstaande eventuele onregelmatigheden ervan op die grond (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12 mei 2014
S.2013.0092.F
AC nr. ...
Einde - Allerlei - Concurrentiebeding - Uitwerking - Tijdstip beoordeling Uit artikel 65, §1, Arbeidsovereenkomstenwet volgt dat een concurrentiebeding slechts gevolgen kan hebben wanneer de werknemer, bij de werkgever die hij heeft verlaten een kennis heeft verworven op industrieel of op handelsgebied, die eigen is aan die onderneming; hierbij volstaat het dat de werknemer op het ogenblik van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst de mogelijkheid heeft zijn gewezen werkgever te benadelen door die kennis aan te wenden voor zichzelf of ten voordele van een concurrerende onderneming. 5 mei 2014
S.2012.0058.N
AC nr. ...
Einde - Ontslag om dringende redenen - Ontslag - Kennisgeving - Plaats - Woonplaats - Gekozen woonplaats Artikel 35, vijfde lid, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, dat bepaalt dat de kennisgeving van de dringende reden van het ontslag, op straffe van nietigheid, hetzij bij een ter post aangetekende brief, hetzij bij gerechtsdeurwaardersexploot geschiedt, sluit niet uit dat die kennisgeving kan geschieden aan een door de geadresseerde gekozen woonplaats. - Art. 35, vijfde lid Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten 12 mei 2014
S.2012.0136.F
AC nr. ...
BEDROG OMTRENT DE VERKOCHTE ZAAK - Gebrek - Niet als koopvernietigend gebrek opgenomen gebrek - Bedrieglijke verzwijging Vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst De bepaling dat een gebrek dat niet als koopvernietigend gebrek is opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 december 1987 geen aanleiding kan geven tot een vordering tot vrijwaring op grond van artikel 1641 Burgerlijk Wetboek, staat niet eraan in de weg dat zulk gebrek aanleiding geeft tot een vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst wegens een bedrieglijke verzwijging van dit gebrek op grond van artikel 1116 Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 1116 en 1641 Burgerlijk Wetboek - Art. 1 KB 24 dec. 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren 8 mei 2014
C.2013.0022.N
AC nr. ...
- Gebrek - Niet als koopvernietigend gebrek opgenomen gebrek - Bedrieglijke verzwijging Vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 5/ 78
LiberCas 8 mei 2014
9/2014 C.2013.0022.N
AC nr. ...
BELASTING - Grondslag - Door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling - Onverschuldigde betaling Vordering in rechte Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 8 mei 2014
C.2013.0153.N
AC nr. ...
- Grondslag - Door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling - Onverschuldigde betaling Vordering in rechte De belastingplichtige die een belasting heeft betaald die haar grondslag vindt in een door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling, dient de vordering op grond van onverschuldigde betaling in te stellen binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Grondwettelijk Hof (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 18 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 8 mei 2014
C.2013.0153.N
AC nr. ...
BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE - Dwangbevel - Nietigverklaring - Taak van de rechter Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2012.0188.N
AC nr. ...
- Dwangbevel - Nietigverklaring - Taak van de rechter Nu de fiscale wet de openbare orde raakt, dient de rechter, ongeacht de eventuele nietigheid waardoor de administratieve akte is aangetast, zelf in feite en in rechte te beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld; hieruit volgt dat wanneer de belastingplichtige niet alleen de nietigverklaring van het dwangbevel zoals bedoeld in artikel 85 Btw-wetboek vordert, maar ook de terugbetaling van de door hem betaalde sommen, de rechter moet oordelen over het bestaan van de btw-schuld en hij de terugbetaling niet kan bevelen zonder te hebben nagegaan of de belasting al dan niet verschuldigd was (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 85 Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde - Artt. 1385decies en 1385undecies Gerechtelijk Wetboek - Artt. 569, eerste lid, 32°, 1068, eerste lid, en 1138, 3° Gerechtelijk Wetboek 22 mei 2014
F.2012.0188.N
AC nr. ...
BEROEPSZIEKTE - Blijvende ongeschiktheid - Aanvang - Vergoeding - Leeftijd van het slachtoffer - 65 jaar
6/ 78
LiberCas
9/2014
Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 35bis, eerste, derde en vierde lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, zoals van toepassing op de feiten, blijkt dat het derde en vierde lid van toepassing zijn wanneer de blijvende arbeidsongeschiktheid veroorzaakt door de beroepsziekte aanvangt vóór de vijfenzestigste verjaardag van de getroffene, aangezien enkel het eerste lid van toepassing is wanneer die ongeschiktheid zich na die datum voordoet (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12 mei 2014
S.2012.0145.F
AC nr. ...
- Blijvende ongeschiktheid - Uitkeringen - Vordering tot betaling - Verjaring Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
- Blijvende ongeschiktheid - Aanvang - Vergoeding - Leeftijd van het slachtoffer - 65 jaar Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2012.0145.F
AC nr. ...
- Blijvende ongeschiktheid - Uitkeringen - Vordering tot betaling - Verjaring Noch de artikelen 35, eerste en tweede lid, en 52, eerste lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, noch artikel 1, §§2 en 3 van het koninklijk besluit van 10 december 1987 tot vaststelling van de wijze van betaling van de vergoedingen die verschuldigd zijn krachtens de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, noch artikel 10, eerste lid van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het "handvest" van de sociaal verzekerde, afzonderlijk of in hun geheel beschouwd, sluiten de toepassing uit van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek op de vordering tot betaling van de uitkeringen voor blijvende ongeschiktheid (1). (1) Zie de deels gelijkluidende concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
BESLAG BEWAREND BESLAG Bewarend beslag - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Administratieve overheid - Verklaring Administratieve akte De verklaring van derde-beslagene die door de administratieve overheid wordt opgemaakt krachtens de artikelen 1452 en 1539, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek en die hierin bestaat dat er een inlichting wordt medegedeeld, waartoe de overheid binnen het kader van een gerechtelijke procedure gehouden is, is geen administratieve akte waarop de bij artikel 159 van de Grondwet voorgeschreven wettigheidstoetsing moet worden uitgeoefend (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Artt. 1452 en 1539, vierde lid Gerechtelijk Wetboek 6 juni 2014
C.2010.0482.F
AC nr. ...
Bewarend beslag - Derdenbeslag - Matigingsbevoegdheid van de rechter - Redenen
7/ 78
LiberCas
9/2014
De rechter die, in geval van een bewarend beslag of een uitvoerend beslag onder derden, zijn matigingsbevoegdheid uitoefent door de derde-beslagene die zijn verklaring niet heeft gedaan binnen de wettelijke termijn of ze niet met nauwkeurigheid heeft gedaan, slechts ten dele schuldenaar te verklaren, kan zijn beslissing gronden op het feit dat de beslaglegger geen schade heeft geleden, aangezien de onregelmatige verklaring van de derde-beslagene geen afbreuk heeft gedaan aan de kansen van de beslaglegger om de goederen van zijn schuldenaars te vinden en daarop beslag te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Artt. 1456 en 1542 Gerechtelijk Wetboek 6 juni 2014
C.2010.0482.F
AC nr. ...
GEDWONGEN TENUITVOERLEGGING Gedwongen tenuitvoerlegging - Rangregeling - Proces-verbaal van rangregeling - Doel De betaling aan een schuldeiser heeft een geldige oorzaak en is niet onverschuldigd omdat deze betaling, die het gevolg is van de verdeling van de opbrengst van een beslag, plaatsvond met miskenning van de regels van de voorrang van schuldvorderingen; de schuldeiser mag, in beginsel, erop vertrouwen dat de verdeling correct is gebeurd; een betaling door een vereffenaar aan een schuldeiser verricht vóór het afsluiten van de verdelingsprocedure is evenwel niet definitief en is bijgevolg onverschuldigd in de mate zij het bedrag overschrijdt dat aan die schuldeiser toekomt volgens de definitieve verdeling (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 1235, 1376 en 1377 Burgerlijk Wetboek - Artt. 1643, 1644, 1645 en 1650 Gerechtelijk Wetboek 19 mei 2014
C.2013.0482.N
AC nr. ...
Gedwongen tenuitvoerlegging - Derdenbeslag - Matigingsbevoegdheid van de rechter - Redenen De rechter die, in geval van een bewarend beslag of een uitvoerend beslag onder derden, zijn matigingsbevoegdheid uitoefent door de derde-beslagene die zijn verklaring niet heeft gedaan binnen de wettelijke termijn of ze niet met nauwkeurigheid heeft gedaan, slechts ten dele schuldenaar te verklaren, kan zijn beslissing gronden op het feit dat de beslaglegger geen schade heeft geleden, aangezien de onregelmatige verklaring van de derde-beslagene geen afbreuk heeft gedaan aan de kansen van de beslaglegger om de goederen van zijn schuldenaars te vinden en daarop beslag te leggen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Artt. 1456 en 1542 Gerechtelijk Wetboek 6 juni 2014
C.2010.0482.F
AC nr. ...
Gedwongen tenuitvoerlegging - Derdenbeslag - Derde-beslagene - Administratieve overheid Verklaring - Administratieve akte De verklaring van derde-beslagene die door de administratieve overheid wordt opgemaakt krachtens de artikelen 1452 en 1539, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek en die hierin bestaat dat er een inlichting wordt medegedeeld, waartoe de overheid binnen het kader van een gerechtelijke procedure gehouden is, is geen administratieve akte waarop de bij artikel 159 van de Grondwet voorgeschreven wettigheidstoetsing moet worden uitgeoefend (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Artt. 1452 en 1539, vierde lid Gerechtelijk Wetboek 6 juni 2014
C.2010.0482.F
AC nr. ... 8/ 78
LiberCas
9/2014
Gedwongen tenuitvoerlegging - Rangregeling - Proces-verbaal van rangregeling - Doel Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 19 mei 2014
C.2013.0482.N
AC nr. ...
BEWIJS BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Huwelijk - Afzonderlijke woonst - Hulp- en bijstandsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen, moet de echtgenoot die een vordering instelt die strekt tot nakoming door de andere echtgenoot van de hulp – en de bijstandsverplichting en zodoende een onderhoudsbijdrage vordert, bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de andere echtgenoot de hulp – en bijstandsverplichting in natura in de echtelijke woonst nakomt (1). (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N, AC 2006, nr. 672. - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Echtscheidingsprocedure - Voorlopige maatregelen - Opschorting van de samenwoningsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is (1); evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert. (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N , AC 2006, nr. 672. - Art. 1280 Gerechtelijk Wetboek - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Geschriften - Allerlei - Bevoegde agenten - Processen-verbaal - Opmaak Ondertekening - Wegverkeer - Overtredingen - Vaststelling Inzake wegverkeer zegt geen enkele wetsbepaling dat alle bevoegde personen die de vaststellingen hebben verricht, de processen-verbaal moeten ondertekenen waarin ze zijn opgetekend (1). (1) Zie Cass. 25 mei 1994, AR P.94.0106.F, AC 1994, nr. 263; Cass. 17 okt. 2006, AR P.06.0829.N, AC 2006, nr. 492. - Art. 3 KB van 1 dec. 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Art. 62 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968 21 mei 2014
P.2013.1405.F
AC nr. ... 9/ 78
LiberCas
9/2014
Strafzaken - Bewijsvoering - Prejudicieel geschil - Misdrijf dat verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst - Bewijsregels van burgerlijk recht - Oplichting - Overeenkomst die het voorwerp van het misdrijf is Artikel 16 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering dat de strafrechter oplegt, wanneer het misdrijf verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan ontkend wordt of waarvan de uitlegging betwist wordt, zich te gedragen naar de bewijsregels van het burgerlijk recht is niet van toepassing wanneer de overeenkomst zelf het voorwerp van het misdrijf is en gebruikt wordt voor het plegen van oplichting (1). (1) Cass. 14 dec. 1982, AR 7562, AC 1982-83, nr. 224; Zie Cass. 22 jan. 1991, AR 4104, nr. 264; Cass. 2 okt. 2001, AR P.00.0133.N, AC 2001, nr. 514. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Lasterlijke aangifte - Vordering wegens laster - Bewijs van het aangegeven feit kan niet worden geleverd - Aantijging heeft betrekking op een handeling of een feit uit het privéleven dat geen misdrijf oplevert Voor de rechter bij wie het wanbedrijf lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, dient de vervolgende partij aan te tonen dat het feit vals is dan wel dat het bewijs van het bestaan ervan niet kan worden geleverd; voor die rechter staat de wet aan de auteur van een aantijging die betrekking heeft op een handeling of een feit uit het privéleven dat geen misdrijf oplevert, geen enkele vorm van bewijs toe (1). (1) Nypels en Servais, Le Code pénal interprété, dl. II, 1898, p. 204. - Artt. 445 en 447 Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Bewijslast - Lasterlijke aangifte - Valsheid van het aangegeven feit - Vordering wegens laster - Schorsing - Duur - Tenlastegelegde feit is het voorwerp van strafvervolging - Beslissing tot seponering Voor de rechter bij wie de lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, dient de vervolgende partij aan te tonen dat het aangegeven feit vals is of dat het bewijs van het bestaan ervan niet kan worden geleverd; indien het ten laste gelegde feit het voorwerp is van strafvervolging of van een aangifte waarover nog geen uitspraak is gedaan, wordt de vordering wegens laster geschorst tot de eindbeslissing van de bevoegde overheid; als het parket een vooronderzoek heeft geopend kan, in voorkomend geval, na seponering de berechting van de vordering wegens laster worden hervat (1). (1) Zie Cass. 8 jan. 2014, AR P.13.0774.F, AC 2014, nr. ……, met concl. adv.-gen. Vandermeersch in Pas. - Artt. 445, eerste en tweede lid, en 447, derde en vijfde lid Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig bewijs - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Geen met redenen omkleed bevelschrift van de onderzoeksrechter Bewijsuitsluiting Wanneer het bevel tot het opsporen van telefoongesprekken voor tijdvakken in het verleden niet wordt voorafgegaan door een op grond van artikel 88bis van het Wetboek van Strafvordering genomen bevelschrift, kan de rechter niet beslissen om verhoren uit het dossier te weren, op grond dat ze voortkwamen uit het benutten van onregelmatig verkregen telefoniegegevens die zijn vergaard zonder eerst het bij artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering vereiste nazicht te verrichten (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 88bis Wetboek van Strafvordering - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselement - Toelaatbaarheid 10/ 78
LiberCas
9/2014
Beoordeling door de feitenrechter - Criteria Het verbod voor de onderzoeksrechter andere feiten te onderzoeken dan deze die bij hem aanhangig zijn gemaakt, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; bijgevolg kan de rechter het als gevolg van die overschrijding opgeleverde bewijs enkel nietig verklaren of op een andere wijze uitsluiten wanneer hij preciseert hoe en waarom die onregelmatigheid ofwel de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast ofwel tot gevolg heeft dat het gebruik van dat bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 27 juni 1995, AR P.94.0306.N, AC 1995, nr. 333; Cass. 11 december 2002, AR P.02.1587.F, AC 2002, nr. 668; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger. - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 10 juni 2014
P.2014.0282.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Rijden in staat van alcoholintoxicatie - Adem- of bloedanalyse Bijzonder bij wet geregeld bewijs - Foutieve aanhaling van de tekst van de toepasselijke regel Toepassing van de gemeenrechtelijke criteria inzake de uitsluiting van het onregelmatig verkregen bewijs Volgens artikel 32 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wordt enkel tot nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement besloten indien de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid of de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast of het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces; die bepaling maakt geen onderscheid naargelang het bewijs vrij wordt geleverd of bijzonder bij wet is geregeld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …
14 mei 2014
P.2014.0186.F
AC nr. ...
Strafzaken - Getuigen - Getuigenverhoor - Beoordeling door de feitenrechter De rechter oordeelt in feite over de noodzaak en de raadzaamheid om het verhoor van een getuige te bevelen; artikel 6.3, b, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden wijkt van die regel niet af (1). (1) Zie Cass. 3 nov. 1981, nr. 6952, AC 1992, p. 315; Cass. 24 april 2007, AR P.07.0068.N, AC 2007, nr. 206.
21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijslast - Beoordelingsvrijheid - Beoordelingsvrijheid - Lasterlijke aangifte Vordering wegens laster - Aantijging van een feit waarvoor de wet geen bewijs toestaat Beoordeling door de feitenrechter
11/ 78
LiberCas
9/2014
De rechter bij wie een lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, beoordeelt in feite of de aangifte alleen betrekking heeft op feiten waarvoor de wet geen bewijs toestaat (1). (1) In zijn conclusie heeft het openbaar ministerie erop gewezen dat de appelrechters hadden geoordeeld dat geen enkele vorm van bewijs van de aangegeven feiten kon worden geleverd omdat het handelingen uit het privéleven betrof die geen misdrijf opleveren. Volgens het openbaar ministerie kon het middel niet worden aangenomen omdat die overweging deel uitmaakte van de onaantastbare beoordeling van de feiten door de bodemrechters. Het openbaar ministerie heeft zich niettemin afgevraagd of de appelrechters, zonder toezicht van het Hof, hadden kunnen oordelen dat de aangifte bij de procureur des Konings van feiten die geen misdrijf opleveren, die gepleegd zijn door een ouder op zijn minderjarig kind en die het in gevaar kunnen brengen, noodzakelijkerwijs feiten zijn uit het privéleven waarvoor de wet geen bewijs toestaat. Het heeft aangevoerd dat feiten die een minderjarige in gevaar brengen, net als de feiten die een misdrijf opleveren, onder de strafvordering vallen. Het heeft bijgevolg geconcludeerd dat de appelrechters, door alleen maar te vermelden dat "de aangegeven feiten overeenstemmen met die van minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie zonder dat jegens hen een strafbaar feit is gepleegd", niet konden besluiten dat, aangezien de voormelde feiten tot het privéleven behoren, zij als vals moeten worden beschouwd omdat de wet het bewijs ervan niet toestaat. - Artt. 445 en 447 Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
Strafzaken - Geschriften - Allerlei - Maatschappelijk en medisch-psychologisch onderzoek - Artikel 55, derde lid, Jeugdbeschermingswet - Draagwijdte - Gevolg - Strafvervolging De algemene opzet van de wet van 8 april 1965 en de finaliteit van de in dat kader bevolen onderzoeken, die betrekking hebben op de persoonlijkheid van de betrokken minderjarige en het milieu waarin hij is grootgebracht, sluiten uit dat die stukken in het kader van een strafvervolging worden aangevoerd, zelfs als een beklaagde de overlegging ervan zou vragen (1). (1) Cass. 19 okt. 2005, AR P.05.0807.F, AC 2005, nr. 519, R.D.P.C., 2006, p. 322 met concl. adv.-gen. Vandermeersch; Cass. 30 juni 2009, AR P.09.0308.N, AC 2009, nr. 451. - Art. 55 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Onwettig of onregelmatig bewijs - Verklaring zonder bijstand van een advocaat - Wering uit het beraad Vermits het arrest eisers schuldigverklaring enkel steunt op de vaststellingen van de verbalisanten, kan het weren uit het beraad van een door de eiser zelf bekritiseerde want onwettig afgenomen verklaring, hem niet schaden; dit levert geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces, het recht van verdediging of de wapengelijkheid (1). (1) Zie Cass. 23 november 2010, AR P.10.1428.N, AC 2010, nr. 690, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van D. Vandermeersch; Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 8 januari 2013, AR P.12.0154.N, AC 2013, nr. 15.
17 juni 2014
P.2014.0657.N
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig bewijs - Wet die de uitsluitingsregels bepaalt van het onregelmatig verkregen bewijs - Werking van de wet in de tijd - Onmiddellijke toepassing Artikel 32 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering is toepasselijk op de vervolgingen waarover nog niet definitief uitspraak is gedaan of die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan verjaard zijn (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12/ 78
LiberCas
14 mei 2014
9/2014
P.2014.0186.F
AC nr. ...
Strafzaken - Bewijsvoering - Onregelmatig verkregen bewijselement - Toelaatbaarheid Beoordeling door de feitenrechter - Bewijsuitsluiting Het verbod voor de onderzoeksrechter andere feiten te onderzoeken dan deze die bij hem aanhangig zijn gemaakt, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; bijgevolg kan de rechter het als gevolg van die overschrijding opgeleverde bewijs enkel nietig verklaren of op een andere wijze uitsluiten wanneer hij preciseert hoe en waarom die onregelmatigheid ofwel de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast ofwel tot gevolg heeft dat het gebruik van dat bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 27 juni 1995, AR P.94.0306.N, AC 1995, nr. 333; Cass. 11 december 2002, AR P.02.1587.F, AC 2002, nr. 668; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger. - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 10 juni 2014
P.2014.0282.N
AC nr. ...
BLOEDPROEF - Artikel 63, § 3, Wegverkeerswet - Positieve ademanalyse - Artikel 28, KB Ademtest- en ademanalysetoestellen - Recht op het laten nemen van een bloedmonster - Verwittiging door de verbalisant - Afstand van het recht op een tweede analyse Uit de context van de artikelen 59, § 3, en 63, § 3, Wegverkeerswet volgt dat zowel het recht van de betrokkene op het laten nemen van een bloedmonster als zijn recht om van die mogelijkheid op de hoogte te worden gebracht, afhankelijk zijn van het resultaat van de tweede, of in voorkomend geval, derde analyse die overeenkomstig artikel 59, § 3, Wegverkeerswet op zijn verzoek wordt uitgevoerd; alleen een met toepassing van dit artikel vastgestelde alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht, verplicht tot het op de hoogte brengen van de betrokkene; de door artikel 28 KB Ademtest- en ademanalysetoestellen bedoelde verwittiging is bijgevolg niet vereist bij een eerste vaststelling door middel van een ademanalyse en de betrokkene geen tweede en eventueel een derde analyse heeft gevraagd, aangezien de afstand van het recht op een tweede ademanalyse de afstand inhoudt van het recht op een bloedproef, zodat een verwittiging van het recht op een bloedproef overbodig is (1). (1) Zie Cass. 27 maart 2001, AR P.99.1221.N, AC 2001, nr. 168, RW 2001-02, 1431, met noot ONGENA, T.; Cass. 9 jan. 2001, AR P.99.0320.N, AC 2001, nr. 9; Cass. 2 mei 2000, AR P.98.0247.N, AC 2000, nr. 266; Cass. 7 maart 2000, TAVW 2001, 121, telkens met betrekking tot artikel 7, zesde lid, KB 18 feb. 1991. 27 mei 2014
P.2013.1791.N
AC nr. ...
BOEKHOUDRECHT - Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Meerwaarden Activa - Aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs duidelijk lager dan de werkelijke waarde Raming - Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 - Verbod om af te wijken van het beginsel dat activa tegen aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd
13/ 78
LiberCas
9/2014
Het beginsel van het getrouwe beeld, dat bedoeld is in artikel 2, leden 3 tot en met 5, van de Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 staat niet toe dat wordt afgeweken van het in artikel 32 van die richtlijn opgenomen beginsel dat activa op basis van hun aanschaffings- of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd, en dat deze activa in plaats daarvan op basis van hun werkelijke waarde worden gewaardeerd, wanneer de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van deze activa duidelijk lager ligt dan hun werkelijke waarde (1). (1) Zie Cass. 1 juni 2012, AR F.10.0092.F (prejudiciële vraag aan het HvJ). - Art. 2, 3°, 4° en 5° Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 16 mei 2014
F.2010.0092.F
AC nr. ...
BURGERLIJKE RECHTSVORDERING - Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Teruggave - Onderscheid Anders dan de teruggave, dewelke een burgerrechtelijke maatregel met zakenrechtelijke werking is die de rechter in geval van veroordeling verplicht dient te bevelen, is de verbeurdverklaring met toewijzing van verbeurdverklaarde zaken een straf die de burgerlijke partij aan wie de zaken werden toegewezen, een burgerrechtelijk vorderingsrecht verleent tot afgifte van de toegewezen bedragen of de opbrengst van de toegewezen zaken vanwege de Domeinen, die krachtens artikel 197bis Wetboek van Strafvordering deze straf ten uitvoer leggen; de rechter kan, maar moet niet de toewijzing van de bedoelde zaken bevelen, ongeacht of die zaken overeenstemmen met de schade van de burgerlijke partij. - Art. 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
- Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Toewijzing verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij - Taak van de rechter Anders dan de teruggave, dewelke een burgerrechtelijke maatregel met zakenrechtelijke werking is die de rechter in geval van veroordeling verplicht dient te bevelen, is de verbeurdverklaring met toewijzing van verbeurdverklaarde zaken een straf die de burgerlijke partij aan wie de zaken werden toegewezen, een burgerrechtelijk vorderingsrecht verleent tot afgifte van de toegewezen bedragen of de opbrengst van de toegewezen zaken vanwege de Domeinen, die krachtens artikel 197bis Wetboek van Strafvordering deze straf ten uitvoer leggen; de rechter kan, maar moet niet de toewijzing van de bedoelde zaken bevelen, ongeacht of die zaken overeenstemmen met de schade van de burgerlijke partij. - Art. 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
- Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Schadevergoeding - Rechtsgrond Onderscheid
14/ 78
LiberCas
9/2014
De verbeurdverklaring, als straf, strekt ertoe aan de veroordeelde een leed op te leggen als sanctie voor een door de strafwet verboden gedraging terwijl schadevergoeding strekt tot het herstel van het door een onrechtmatige daad veroorzaakte nadeel aan het slachtoffer en zodoende van burgerrechtelijke aard is zodat bijgevolg beiden een andere rechtsgrond hebben; de omstandigheid dat de rechter ten laste van een beklaagde de verbeurdverklaring van in artikel 42, 3°, Strafwetboek vermelde vermogensvoordelen beveelt en hem tevens veroordeelt tot betaling aan de burgerlijke partij van een schadevergoeding die met die vermogensvoordelen overeenstemt, leidt dan ook niet tot miskenning van het eigendomsrecht of het opleggen van een onredelijk zware straf. - Artt. 42, 3° en 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
CASSATIE Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Accijnsmisdrijf Veroordeling tot solidaire geldboete - Vernietiging van de veroordeling wat de hoofdelijkheid van de opgelegde geldboete betreft - Uitbreiding tot de straf en de bijdrage aan het Slachtofferfonds Grondslag De vernietiging van de bestreden beslissing voor wat de hoofdelijkheid van de aan de veroordeelde opgelegde geldboete betreft, heeft ook de vernietiging tot gevolg van zijn veroordeling tot straf en tot de bijdrage aan het Slachtofferfonds, gelet op het nauwe verband dat tussen die beslissingen bestaat. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Vervangende gevangenisstraf - Onwettigheid Wanneer de rechter een vervangende gevangenisstraf heeft uitgesproken die het wettelijk maximum te boven gaat en, voor het overige, de veroordelende beslissing overeenkomstig de wet is gewezen, wordt alleen de vervangende gevangenisstraf vernietigd, zonder verwijzing, in zoverre ze het wettelijk maximum overschrijdt (1). (1) Zie Cass. 21 april 1999, AR P.98.1388.F, AC 1999, nr. 299; Raoul DECLERCQ, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, nr. 955.
21 mei 2014
P.2014.0560.F
AC nr. ...
Vernietiging - Omvang - Strafzaken - Burgerlijke rechtsvordering - Beklaagde - Veroordeling Vernietiging - Veroordeling tot een rechtsplegingsvergoeding De vernietiging van de beslissing op de burgerlijke rechtsvordering van de burgerlijke partij, brengt de vernietiging mee van de beslissing over de aan die burgerlijke partij toekomende rechtsplegingsvergoeding, die er mede het gevolg van is. - Art. 1022 Gerechtelijk Wetboek 24 juni 2014
P.2013.0286.N
AC nr. ...
BEVOEGDHEID VAN HET HOF Bevoegdheid van het hof - Algemeen - Advocaat - Tuchtzaken - Tuchtraad van beroep - Tuchtstraf Evenredigheid tot de zwaarwichtigheid van de misdrijven - Toezicht
15/ 78
LiberCas
9/2014
Het Hof is bevoegd om na te gaan of uit de vermeldingen van de bestreden beslissing blijkt dat de tuchtraad van beroep een kennelijk onevenredige tuchtstraf heeft uitgesproken, met schending van de artikelen 460, eerste en tweede lid, en 464 van het Gerechtelijk Wetboek. - Artt. 460, eerste en tweede lid, en 464 Gerechtelijk Wetboek 30 mei 2014
D.2013.0029.F
AC nr. ...
VERNIETIGING. OMVANG Vernietiging - Omvang - Burgerlijke zaken - Bevoegdheid van de verwijzingsrechter Aan de rechter die kennisneemt van een geschil op verwijzing na gedeeltelijke cassatie, komt slechts rechtsmacht toe binnen de grenzen van de verwijzing; in beginsel is die verwijzing beperkt tot de omvang van de vernietiging, zij het met inbegrip van onafscheidbare beslissingen en beslissingen die van de vernietigde beslissingen het gevolg zijn (1); de omvang van de vernietiging is in de regel beperkt tot de draagwijdte van het middel dat ten grondslag ligt aan de vernietiging (2); het staat in die stand van de rechtspleging aan de verwijzingsrechter over die omvang te beslissen ongeacht de door het Hof gebruikte bewoordingen. (1). Cass. 10 dec. 2007, AR C.07.0313.N, AC 2007, nr. 622. (2) Cass. 13 jan. 2005, AR C.04.0280.F, AC 2005, nr. 22. - Art. 1110, eerste lid Gerechtelijk Wetboek 8 mei 2014
C.2013.0506.N
AC nr. ...
CASSATIEBEROEP BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Vormen - Vorm van het cassatieberoep en vermeldingen Inkomstenbelastingen - Verzoekschrift niet door een advocaat ondertekend - Ontvankelijkheid Die bepaling, die afwijkt van artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek in zoverre laatstgenoemd artikel bepaalt dat het verzoekschrift zowel op het afschrift als op het origineel door een advocaat bij het Hof van Cassatie is ondertekend, en die trouwens het recht onverkort laat van de bevoegde ambtenaar van de administratie der directe belastingen om zelf een cassatieverzoekschrift te ondertekenen, legt op dat het verzoekschrift waarbij een belastingplichtige een inzake directe belastingen gewezen arrest aan het toezicht van het Hof onderwerpt, door een advocaat moet zijn ondertekend (1) Zie GwH, arrest nr. 161/2003 van 21 nov. 2013 (gewezen op een prejudiciële vraag die het Hof in deze zaak heeft gesteld bij arrest van 20 dec. 2013). (2) Het Hof heeft dezelfde dag vier andere, identieke arresten betreffende dezelfde partijen gewezen (AR F.12.0075.F, F.12.0076.F, F.12.0078.F, F.12.0080.F). - Art. 1080 Gerechtelijk Wetboek - Art. 378 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 30 mei 2014
F.2012.0074.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing) - Onderzoek in strafzaken - Beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Onmiddellijk cassatieberoep - Nietontvankelijkheid - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak - Verenigbaarheid
16/ 78
LiberCas
9/2014
Het verbod om onmiddellijk cassatieberoep in te stellen tegen de beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen is niet onverenigbaar met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien de eerbiediging van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak wordt beoordeeld op het einde van de rechtspleging in haar geheel, het onderzoeksgerecht kan beslissen dat aanvullend onderzoek nodig is en, in geval van verwijzing naar de vonnisrechter, laatstgenoemde kan beslissen om getuigen te verhoren zo hij dat nodig acht om de waarheid aan de dag te brengen. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 61quinquies, 127, § 3, en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering 4 juni 2014
P.2014.0236.F
AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Voorbarig cassatieberoep (geen eindbeslissing) - Onderzoeksrechter - Verzoek om aanvullend onderzoek Beschikking - Niet-ontvankelijk verzoek - Hoger beroep - Kamer van inbeschuldigingstelling Arrest - Niet gegrond hoger beroep - Cassatieberoep - Ontvankelijkheid Het arrest van de kamer van inbeschuldigingstelling dat het hoger beroep niet-gegrond verklaart dat een partij heeft ingesteld tegen een beschikking van de onderzoeksrechter waarbij het verzoek tot het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen niet-ontvankelijk is verklaard, oefent de rechtsmacht van de rechter voor al wat het voorwerp van de strafvordering uitmaakt niet volledig uit; beroep in cassatie tegen dergelijke beslissing staat eerst open na het eindarrest (1). (1) Zie Cass. 10 maart 1999, AR P.99.0174.F, AC 1999, nr. 145. - Artt. 61quinquies, 127, § 3, en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering 4 juni 2014
P.2014.0236.F
AC nr. ...
Strafzaken - Personen door of tegen wie cassatieberoep kan of moet worden ingesteld Strafvordering - Allerlei - Wraking - Aard van de procedure - Begrip Artikel 838, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek beoogt voor de rechter die over de wraking uitspraak moet doen een tegensprekelijke procedure te organiseren zowel ten aanzien van de wrakende partij als ten aanzien van de overige partijen in het hoofdgeding welke behoorlijk dienen te worden opgeroepen en die het recht hebben om voor de rechter die over het wrakingsverzoek uitspraak doet op de terechtzitting mondeling of door geschriften opmerkingen te maken over de in de wrakingakte aangevoerde middelen, over de antwoorden van de gewraakte magistraat onderaan de wrakingsakte en over de conclusie van het openbaar ministerie; uit die bepaling volgt evenwel niet dat niet-wrakende partijen, inverdenkinggestelden in de procedure te gronde, cassatieberoep kunnen instellen tegen de beslissing waarbij het wrakingsverzoek van een andere inverdenkinggestelde wordt afgewezen. 6 mei 2014
P.2014.0654.N
AC nr. ...
Strafzaken - Termijnen van cassatieberoep en van betekening - Strafvordering - Geen eindbeslissing, toch onmiddellijk vatbaar voor cassatieberoep - Kamer van inbeschuldigingstelling - Arrest dat uitspraak doet met toepassing van de artikelen 135 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering - Inverdenkinggestelde - Tijdstip om cassatieberoep in te stellen
17/ 78
LiberCas
9/2014
Het cassatieberoep dat openstaat tegen de arresten van de kamer van inbeschuldigingstelling wanneer ze met toepassing van de artikelen 135 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering uitspraak heeft gedaan of wanneer het arrest een onregelmatigheid vertoont, moet onmiddellijk worden ingesteld; de inverdenkinggestelde kan immers niet kiezen om zijn rechtsmiddel uit te stellen tot wanneer hij cassatieberoep instelt tegen het eindarrest (1). (1) Cass. 31 okt. 2006, AR P.06.0614.N, AC 2006, nr. 527, met concl. adv.-gen. Timperman. - Artt. 135, 235bis en 416 Wetboek van Strafvordering 14 mei 2014
P.2014.0018.F
AC nr. ...
CASSATIEMIDDELEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Feitelijke grondslag - Foutieve lezing van het arrest Het middel dat betoogt dat het arrest bepalingen toepast die op de arbeidsverhouding van de partijen in het geding niet toepasbaar zijn, terwijl het arrest zich ertoe beperkt te oordelen dat binnen die arbeidsverhouding zoals binnen de verhoudingen van loondienst of van statutaire tewerkstelling geregeld door die andere bepalingen, de verplichting die zij gemeenschappelijk hebben van toepassing is, mist feitelijke grondslag wegens een foutieve lezing van het arrest. 12 mei 2014
S.2011.0149.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Ambtshalve voorgedragen middel - Verschillende beklaagden - Veroordeling tot solidaire geldboete - Miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf - Vernietiging wat de hoofdelijkheid van de geldboete betreft ten aanzien van een van de veroordeelden - Uitbreiding ten aanzien van de andere veroordeelden die een ontvankelijk cassatieberoep instelden - Grondslag De vernietiging op het cassatieberoep van een veroordeelde van de bestreden beslissing voor wat de hoofdelijkheid van de aan hem opgelegde geldboete betreft, met uitbreiding van de vernietiging tot zijn veroordeling tot straf en tot de bijdrage aan het Slachtofferfonds, wegens miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf, heeft, op de ambtshalve aangevoerde miskenning van dit algemeen rechtsbeginsel, ook de vernietiging tot gevolg van de bestreden beslissing ten aanzien van de medeveroordeelden, die ook een ontvankelijk cassatieberoep instelden en die eveneens tot straf en tot de bijdrage aan het Slachtofferfonds werden veroordeeld, aangezien die beslissingen aangetast zijn door dezelfde onwettigheid. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMING - Procedure van gerechtelijke reorganisatie - Arbeidsprestatie verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst - Schuldvordering van brutoloon - Schuld van de boedel De schuldvordering van brutoloon dat de tegenprestatie vormt van de arbeidsprestatie die tijdens de procedure van de gerechtelijke reorganisatie verricht is ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst vormt een schuld van de boedel (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ...
18/ 78
LiberCas 16 mei 2014
9/2014 F.2013.0100.F
AC nr. ...
- Procedure van gerechtelijke reorganisatie - Schuld van bedrijfsvoorheffing - Prestatie ten aanzien van de schuldeiser in de zin van artikel 37 Wet 31 jan. 2009 betreffende de continuïteit vd ondernemingen De schuld van bedrijfsvoorheffing behorend bij het loon van degene die zijn arbeid heeft gepresteerd tijdens de procedure van de gerechtelijke reorganisatie beantwoordt aan prestaties uitgevoerd voor de schuldenaar in de zin van artikel 37 van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ... - Art. 37 Wet 31 jan. 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen 16 mei 2014
F.2013.0100.F
AC nr. ...
- Procedure van gerechtelijke reorganisatie - Arbeidsprestatie verricht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst - Schuldvordering van brutoloon - Schuld van de boedel Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2013.0100.F
AC nr. ...
- Procedure van gerechtelijke reorganisatie - Schuld van bedrijfsvoorheffing - Prestatie ten aanzien van de schuldeiser in de zin van artikel 37 Wet 31 jan. 2009 betreffende de continuïteit vd ondernemingen Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2013.0100.F
AC nr. ...
DOUANE EN ACCIJNZEN - Accijnzen - Inbreuken - Bevoegde lidstaat - Plaats waar de overtreding werd begaan - Taak van de administratie Artikel 25, §3, van de wet van 10 juni 1997, dat bepaalt dat in het beoogde geval de overtreding of onregelmatigheid wordt geacht te zijn begaan in de lidstaat van vertrek, houdt voor de belastingadministratie niet de plicht in om na te gaan waar de overtreding of de onregelmatigheid werd begaan. - Art. 25, § 3 Wet 10 juni 1997 betreffende de algemene regeling voor accijnsproducten, het voorhanden hebben en het verkeer daarvan en de controles daarop 22 mei 2014
F.2012.0013.N
AC nr. ...
- Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof - Artikel 39, Accijnswet 2009 - Inwerkingtreding op 10 januari 2010 - Inbreuken gepleegd tussen 30 oktober 2008 en 9 januari 2009 - Geldboete - Toepasselijkheid Uit de arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de rechter in alle gevallen waarin hij te oordelen heeft over inbreuken op artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997, gepleegd vóór 10 januari 2010, de geldboete kan uitspreken die volgt uit de versie van deze wetsbepaling die van toepassing was vanaf 30 oktober 2008, datum van het arrest nr. 140/2008 van het Grondwettelijk Hof, tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen; aangezien de rechter die geldboete kan matigen zonder aan een minimumgeldboete gebonden te zijn, past hij in die gevallen de mildste strafwet toe (1). (1) GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 19/ 78
LiberCas
27 mei 2014
9/2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
- Bepalingen die de rechter opdragen een solidaire geldboete op te leggen - Algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf - Bestaanbaarheid Uit het arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de bepalingen in het douane- en accijnsrecht die de rechter opdragen aan de veroordeelden een solidaire geldboete op te leggen, het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf miskennen (1). (1) GwH 7 nov. 2013, nr. 148/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED ECHTSCHEIDINGSPROCEDURE Echtscheidingsprocedure - Voorlopige maatregelen - Opschorting van de samenwoningsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is (1); evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert. (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N , AC 2006, nr. 672. - Art. 1280 Gerechtelijk Wetboek - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
EIGENDOM - Mede-eigendom - Onverdeelde goederen - Daad van beschikking - Derde - Geldigheid - Medeeigenaars - Tegenstelbaarheid Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 23 mei 2014
C.2013.0286.F
AC nr. ...
- Mede-eigendom - Onverdeelde goederen - Mede-eigenaars - Daad van beschikking Overdracht - Geldigheid Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 23 mei 2014
C.2013.0286.F
AC nr. ...
- Daad van beschikking - Derde - Geldigheid - Mede-eigenaars - Tegenstelbaarheid - Medeeigendom - Onverdeelde goederen
20/ 78
LiberCas
9/2014
Uit artikel 577-2, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, volgt dat de akte van overdracht van een onverdeeld goed aan een derde, ook al is ze geldig t.a.v. laatstgenoemde, niet kan worden tegengeworpen aan de mede-eigenaar die met die akte niet heeft ingestemd (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Art. 577-2, § 6 Burgerlijk Wetboek 23 mei 2014
C.2013.0286.F
AC nr. ...
- Mede-eigendom - Onverdeelde goederen - Mede-eigenaars - Daad van beschikking Overdracht - Geldigheid Artikel 577-2, § 6, van het Burgerlijk Wetboek, volgens hetwelk de daden van beschikking, om geldig te zijn, met medewerking van alle mede-eigenaars moeten geschieden, regelt de verhoudingen tussen de onverdeelde eigenaars van een goed, met uitsluiting van de mogelijke verhoudingen tussen die personen en derden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Art. 577-2, § 6 Burgerlijk Wetboek 23 mei 2014
C.2013.0286.F
AC nr. ...
ERFDIENSTBAARHEID - Lijdend erf - Accessoir opstalrecht - Verjaring Het accessoir opstalrecht dat op het lijdend erf rust bij een erfdienstbaarheid is niet gebonden aan de maximumduur van vijftig jaar, zoals bepaald in artikel 4 van de Opstalwet, maar gaat als accessorium van de erfdienstbaarheid slechts teniet bij het verdwijnen van de erfdienstbaarheid zelf. - Artt. 1 en 4 Wet 10 jan. 1824 over het recht van opstal - Artt. 696 en 697 Burgerlijk Wetboek 12 juni 2014
C.2013.0413.N
AC nr. ...
EUROPEES AANHOUDINGSBEVEL - Facultatieve weigeringsgrond - Definitieve veroordeling voor dezelfde feiten in een Staat die geen Lidstaat van de Europese Unie is - Voorwaarde - Ondergane of ten uitvoer gelegde straf of straf die niet meer ten uitvoer kan worden gelegd - Verzoek tot uitlevering vanwege de nietLidstaat Een verzoek tot uitlevering houdt niet in dat de straf waarop dat verzoek betrekking heeft, ten uitvoer wordt gelegd in de zin van artikel 6, 3°, Wet Europees Aanhoudingsbevel. 4 februari 2014
P.2014.0172.N
AC nr. ...
- Tenuitvoerlegging in België - Onderzoeksgerechten - Toezicht op de bij wet bepaalde voorwaarden - Draagwijdte van het toezicht - Verzoek tot het verrichten van aanvullend onderzoek Aangezien de rechter van de aangezochte Staat geen discretionaire bevoegdheid heeft om de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel toe te kennen dan wel te weigeren en de tenuitvoerlegging, onder voorbehoud van verplichte of facultatieve weigeringsgronden, onvermijdelijk is wanneer de bij wet van 19 december 2003 bepaalde voorwaarden zijn vervuld, dient de kamer van inbeschuldigingstelling niet te antwoorden op een verzoek tot bijkomende informatie over de feiten of tot het verrichten van een psychiatrisch deskundigenonderzoek. 21/ 78
LiberCas 8 juli 2014
9/2014 P.2014.1085.F
AC nr. ...
- Tenuitvoerlegging in België - Verplichte weigeringsgrond - Afbreuk aan fundamentele rechten Artikel 4, 5°, van de wet van 19 december 2003, dat bepaalt dat de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel wordt geweigerd ingeval er ernstige redenen bestaan te denken dat dit afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokkene, zoals die in artikel 6 van het Verdrag van de Europese Unie zijn vastgelegd, voorziet in een weigeringsgrond voor de overlevering wanneer er, gesteund op feitelijke gegevens, ernstige redenen bestaan te denken dat de uitvaardigende Staat afbreuk zou doen aan de fundamentele rechten van de betrokkene; het middel, dat in werkelijkheid aanvoert dat de geestelijke gezondheid van de eiser een beletsel vormt voor de tenuitvoerlegging van het Europees aanhoudingsbevel in de zin van het voormelde artikel 4, 5°, ongeacht de houding van de uitvaardigende Staat, faalt bijgevolg naar recht (1). (1) Zie Cass. 23 jan. 2013, AR P.13.0087.F, AC 2013, nr. 55.
8 juli 2014
P.2014.1085.F
AC nr. ...
EUROPESE UNIE ALLERLEI Allerlei - Europese Commissie - Toekenning van uitvoerrestituties - Frauduleus toegewezen aanbestedingen - Schade in oorzakelijk verband met de fout - Mogelijkheid de restituties aan andere inschrijvers toe te kennen De omstandigheid dat de Europese Commissie de uitvoerrestituties aan andere inschrijvers had kunnen toekennen indien zij ze niet aan de aangeklaagde vennootschappen had toegekend op grond van met schending van het beroepsgeheim meegedeelde informatie, sluit niet uit dat zij schade heeft geleden die in oorzakelijk verband staat met de misdrijven die ten aanzien van de vennootschappen bewezen zijn verklaard. - Art. 1382 Burgerlijk Wetboek 28 mei 2014
P.2013.1014.F
AC nr. ...
VERDRAGSBEPALINGEN Verdragsbepalingen - Allerlei - Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar nettoinkomen - Meerwaarden - Activa - Aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs duidelijk lager dan de werkelijke waarde - Raming - Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 - Verbod om af te wijken van het beginsel dat activa tegen aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd Het beginsel van het getrouwe beeld, dat bedoeld is in artikel 2, leden 3 tot en met 5, van de Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 staat niet toe dat wordt afgeweken van het in artikel 32 van die richtlijn opgenomen beginsel dat activa op basis van hun aanschaffings- of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd, en dat deze activa in plaats daarvan op basis van hun werkelijke waarde worden gewaardeerd, wanneer de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van deze activa duidelijk lager ligt dan hun werkelijke waarde (1). (1) Zie Cass. 1 juni 2012, AR F.10.0092.F (prejudiciële vraag aan het HvJ). - Art. 2, 3°, 4° en 5° Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 16 mei 2014
F.2010.0092.F
AC nr. ...
22/ 78
LiberCas
9/2014
FAILLISSEMENT, FAILLISSEMENTSAKOORD EN GERECHTELIJ GEVOLGEN (PERSONEN, GOEDEREN, VERBINTENISSEN) Gevolgen (personen, goederen, verbintenissen) - Faillissement - Betaling - Vordering tot niettegenwerpbaarheid aan de boedel - Ontstaan De rechtsvordering van de curator die ertoe strekt een betaling niet-tegenwerpbaar aan de boedel te doen verklaren met toepassing van artikel 18 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, ontstaat pas wanneer overeenkomstig het artikel 12, eerste tot derde lid, van die wet, is aangetoond dat die betaling na de staking van betaling heeft plaatsgevonden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … .
30 mei 2014
C.2013.0470.F
AC nr. ...
GEMEENSCHAP EN GEWEST - Wegen - Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle - Gewest - Bewaarder De rijkswegen die deel uitmaken van de “grote wegen”, die gelegen zijn op het grondgebied van een gewest, worden beheerd door dat gewest, dat daarop toezicht, leiding en controle uitoefent en daarvan dus, in de regel, de bewaarder is in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …. - Art. 1384, eerste lid Burgerlijk Wetboek - Art. 7 Wet 9 aug. 1948 houdende wijziging van de wetgeving inzake wegen - Art. L 1223-1 Waals Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie - Art. 274 Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 - Art. 57, § 2 Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten - Artt. 6, § 1, X, 1° en 2bis, 8 en 10 Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
- Wegen - Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle - Gewest - Bewaarder Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
GEMEENTE - Administratieve sancties - Bevoegdheid - Door de gemeenteraad aangewezen ambtenaar Hoedanigheid van die ambtenaar in de uitoefening van die bevoegdheid De organen die inzake administratieve sancties optreden, doen dat in naam en voor rekening van de gemeente. - Art. 119bis Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 2 mei 2014
C.2013.0238.F
AC nr. ...
- Administratieve sancties - Bevoegdheid - Door de gemeenteraad aangewezen ambtenaar Beslissing om geen administratieve geldboete op te leggen - Hoger beroep 23/ 78
LiberCas
9/2014
Indien de door de gemeenteraad aangewezen ambtenaar beslist geen administratieve geldboete op te leggen, kan de gemeente bij verzoekschrift hoger beroep instellen bij de politierechtbank. - Art. 119bis Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 2 mei 2014
C.2013.0238.F
AC nr. ...
GEMEENTE-, PROVINCIE- EN PLAATSELIJKE BELASTINGEN GEMEENTEBELASTINGEN Gemeentebelastingen - Zendpylonen en -masten - Directe belasting - Belastbaar tijdperk - Tijdstip van aanvang op één januari van het aanslagjaar waarin zij in werking is getreden Terugwerkende kracht - Wettigheid Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2012.0176.F
AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Zendpylonen en -masten - Directe belasting Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2012.0176.F
AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Zendpylonen en -masten - Directe belasting - Belastbaar tijdperk - Tijdstip van aanvang op één januari van het aanslagjaar waarin zij in werking is getreden Terugwerkende kracht - Wettigheid Een belastingreglement kan, zonder terugwerkende kracht te hebben, een directe belasting invoeren waarvan het belastbaar tijdperk begint op de eerste januari van het aanslagjaar tijdens hetwelk het in werking is getreden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …
16 mei 2014
F.2012.0176.F
AC nr. ...
Gemeentebelastingen - Zendpylonen en -masten - Directe belasting De directe belastingen worden niet geheven op, van de belastingplichtige uitgaande, alleenstaande handelingen of feiten, die uit hun aard tijdelijk zijn, maar wel op een toestand van duurzame aard waarin de belastingplichtige zich door zijn activiteit of door zijn vermogen bevindt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …
16 mei 2014
F.2012.0176.F
AC nr. ...
PROVINCIEBELASTINGEN Provinciebelastingen - Waterwinning - Directe belasting - Belastbaar tijdperk - Tijdstip van aanvang op één januari van het aanslagjaar waarin zij in werking is getreden - Terugwerkende kracht - Wettigheid Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2012.0140.F
AC nr. ...
Provinciebelastingen - Waterwinning - Directe belasting 24/ 78
LiberCas
9/2014
Conclusie van advocaat-generaal Henkes. 16 mei 2014
F.2012.0140.F
AC nr. ...
Provinciebelastingen - Waterwinning - Directe belasting - Belastbaar tijdperk - Tijdstip van aanvang op één januari van het aanslagjaar waarin zij in werking is getreden - Terugwerkende kracht - Wettigheid Een belastingreglement kan, zonder terugwerkende kracht te hebben, een directe belasting invoeren waarvan het belastbaar tijdperk begint op de eerste januari van het aanslagjaar tijdens hetwelk het in werking is getreden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ...
16 mei 2014
F.2012.0140.F
AC nr. ...
Provinciebelastingen - Waterwinning - Directe belasting De directe belastingen worden niet geheven op, van de belastingplichtige uitgaande, alleenstaande handelingen of feiten, die uit hun aard tijdelijk zijn, maar wel op een toestand van duurzame aard waarin de belastingplichtige zich door zijn activiteit of door zijn vermogen bevindt (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ... 16 mei 2014
F.2012.0140.F
AC nr. ...
GENEESKUNDE GENEESMIDDELEN (VERDOVENDE MIDDELEN INBEGREPEN) Geneesmiddelen (verdovende middelen inbegrepen) - Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening - Sportbeoefenaar - Dopingpraktijk - Drugswet - Strafbaarstelling Uit de samenhang van de artikelen 3, 51, 3° en 52, eerste lid, van het Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening volgt dat het bezit van verboden substanties als bedoeld in de Drugswet door een sportbeoefenaar tijdens of bij de voorbereiding van een sportmanifestatie, steeds krachtens die wet strafbaar is (1). (1) Zie Cass. 3 juni 2008, AR P.07.0521.N, AC 2008, nr. 338.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
GERECHTSKOSTEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Procedure in cassatie - Rechtsbijstand - Betekening aan de partij bij het cassatiearrest - Beschikking van de eerste voorzitter die zonder voorbehoud rechtsbijstand toekent De beschikking van de eerste voorzitter van het Hof die zonder voorbehoud rechtsbijstand heeft toegekend teneinde cassatieberoep in te stellen, dekt alle prestaties die nodig zijn om die procedure te doorlopen; de betekening aan de partij bij een cassatiearrest, zoals bepaald in artikel 1115 van het Gerechtelijk Wetboek, maakt de laatste fase van de cassatieprocedure uit en wordt dus gedekt door die beschikking; het nieuwe verzoek tot rechtsbijstand is derhalve zonder belang. - Artt. 664 en 1115 Gerechtelijk Wetboek 5 juni 2014
G.2014.0086.F
AC nr. ...
25/ 78
LiberCas
9/2014
STRAFZAKEN Strafzaken - Procedure voor de feitenrechter - Straf en maatregel - Vergoeding opgelegd door de rechter aan iedere veroordeelde De overeenkomstig artikel 91 Tarief Strafzaken aan iedere veroordeelde op te leggen vergoeding is een veroordeling tot kosten en bijgevolg geen straf, zodat de verhoging ervan niet met eenparigheid van stemmen van de leden van het gerecht in hoger beroep dient te worden gelegd (1). (1) Zie Cass. 8 oktober 2008, AR P.08.0719.F, AC 2008, nr. 532.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
Strafzaken - Procedure voor de feitenrechter - Meerdere burgerlijke partijen in het gelijk gesteld Rechtsplegingsvergoeding - Berekening en verdeling Uit artikel 1022, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek en uit artikel 162bis, eerste lid, Wetboek van Strafvordering volgt dat, onverminderd de toepassing van het derde lid of vijfde lid van artikel 1022 Gerechtelijk Wetboek, wanneer meerdere burgerlijke partijen in het gelijk zijn gesteld, ieder van hen afzonderlijk recht heeft op een rechtsplegingsvergoeding ten laste van de beklaagde, ongeacht of zij al dan niet samen met één of meerdere andere in het gelijk gestelde burgerlijke partijen worden bijgestaan door eenzelfde advocaat en ongeacht of zij al dan niet in dezelfde zin hebben geconcludeerd (1). (1) Zie Cass. 3 mei 2013, C.12.0350.N, AC 2013, nr. 277.
10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
GRONDWET GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 170 - Artikel 170, § 1 - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Hoofdelijke veroordeling tot betaling van de ontdoken belasting - Aard van de maatregel - Belasting in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet Door te bepalen dat de dader van of de medeplichtige aan de fraude, hoofdelijk gehouden is tot betaling van de ontdoken belasting, voert artikel 458 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 geen belasting in, in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet. - Art. 170, § 1 Grondwet 1994 - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
GRONDWET 1994 (ART. 100 TOT EINDE) - Art. 149 - Motiveringsverplichting Noch artikel 149 Grondwet noch het recht van verdediging verplichten de appelrechters de eis te beantwoorden waarvan de eiser zelf de afwijzing heeft gevraagd.
10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
GRONDWETTELIJK HOF - Prejudicieel geschil - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Aangevoerde verschil in 26/ 78
LiberCas
9/2014
behandeling heeft geen gevolgen voor de berechting van de zaak Het Hof van Cassatie hoeft het Grondwettelijk Hof geen door een partij voorgestelde prejudiciële vraag te stellen wanneer het door de eiser aangevoerde verschil in behandeling geen gevolgen heeft voor de berechting van de zaak. - Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
- Prejudiciële vraag - Hof van Cassatie - Verplichting - Vrijstelling Er bestaat geen grond om het Grondwettelijk Hof een prejudiciële vraag te stellen die berust op een bewering die faalt naar recht.
16 mei 2014
F.2012.0160.F
AC nr. ...
- Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging door het Grondwettelijk Hof Navolgende omschrijving van de gevolgen van de gedeeltelijke vernietiging - Legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel wordt niet miskend doordat het Grondwettelijk Hof bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997 gedeeltelijk heeft vernietigd en nadien, bij arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013, de gevolgen van die vernietiging heeft omschreven, ongeacht de uitlegging van die gedeeltelijke vernietiging door andere rechtscolleges (1). (1) GwH 30 okt. 2008, nr. 140/2008; GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
- Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof Het arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof had niet tot gevolg dat artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997 geheel uit de rechtsorde was verdwenen, zodat de rechter, bij toepassing van de mildere strafwet, voor inbreuken op die bepaling, gepleegd vanaf 30 oktober 2008 tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, nog steeds een geldboete kon opleggen (1). (1) GwH 30 okt. 2008, nr. 140/2008; GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
HOGER BEROEP STRAFZAKEN (DOUANE EN ACCIJNZEN INBEGREPEN) Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Gevolgen - Bevoegdheid van de rechter Bevoegdheid van de rechter - Evocatie - Verplichting van de appelrechter over de zaak zelf uitspraak te doen De appelrechter is krachtens artikel 215 Wetboek van Strafvordering verplicht mede over de zaak zelf te beslissen, telkens hij een vonnis teniet doet, dat niet over de zaak zelf heeft beslist, mits de vernietiging niet gegrond is op het feit dat de eerste rechter niet bevoegd was of niet geadieerd (1). (1) Cass. 1 okt. 1986, AR 5084, AC 1986-87, n° 60; Cass. 3 nov. 1987, AR 1841, AC 1987-88, n° 140. 24 juni 2014
P.2013.0352.N
AC nr. ...
Strafzaken (douane en accijnzen inbegrepen) - Rechtspleging in hoger beroep - Eenparigheid 27/ 78
LiberCas
9/2014
Toepassingsgebied De overeenkomstig artikel 91 Tarief Strafzaken aan iedere veroordeelde op te leggen vergoeding is een veroordeling tot kosten en bijgevolg geen straf, zodat de verhoging ervan niet met eenparigheid van stemmen van de leden van het gerecht in hoger beroep dient te worden gelegd (1). (1) Zie Cass. 8 oktober 2008, AR P.08.0719.F, AC 2008, nr. 532.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
HOOFDELIJKHEID - Strafzaken - Douane- en accijnsrecht - Bepalingen die de rechter opdragen een solidaire geldboete op te leggen - Algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf Bestaanbaarheid Uit het arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de bepalingen in het douane- en accijnsrecht die de rechter opdragen aan de veroordeelden een solidaire geldboete op te leggen, het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf miskennen (1). (1) GwH 7 nov. 2013, nr. 148/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
HUUR VAN GOEDEREN PACHT Pacht - Einde (opzegging, verlenging, terugkeer) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring - Voorwaarden - Aanstaande exploitant - Rechtspersoon Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
Pacht - Einde (opzegging, verlenging, terugkeer) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring - Voorwaarden - Aanstaande exploitant - Rechtspersoon Uit de parlementaire voorbereiding van de Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de artikelen 9 en 12.6 van de pachtwet blijkt dat de wetgever door de wijziging van artikel 12.6, tweede lid, Pachtwet een einde heeft willen maken aan de bestaande onduidelijkheid door te bepalen dat in geval van opzegging voor eigen gebruik door een vennootschap, in hoofde van de bestuurder of zaakvoerder moet zijn voldaan aan de bijkomende voorwaarde dat de exploitatie van het landbouwbedrijf waarin de teruggenomen landeigendommen worden geëxploiteerd een overwegend deel van de beroepsactiviteit uitmaken (1). (1) Zie concl. OM.
19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
Pacht - Einde (opzegging, verlenging, terugkeer) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring - Voorwaarden - Onverdeeldheid - Huwelijksvermogensstelsel Wettelijk stelsel - Aard van het vermogen
28/ 78
LiberCas
9/2014
Het gemeenschappelijk vermogen is een doelvermogen, met als bijzondere bestemming het huwelijk; de eigendom van de goederen die zich in dat vermogen bevinden, behoort tijdens het huwelijk, in zijn geheel, gelijkelijk aan beide echtgenoten toe; de appelrechters stellen vast dat de tweede verweerder en de derde verweerster gehuwd waren onder het beheer van het wettelijk stelsel en dat hun onverdeeld aandeel van 99 pct. van het pachtgoed tot hun huwelijksgemeenschap behoorde; vervolgens oordelen zij dat zowel de tweede verweerder als de derde verweerster onverdeeld gerechtigd waren ten belope van 99 pct. in volle eigendom van het pachtgoed; door op grond van deze redenen te oordelen dat de opzegging met betrekking tot het pachtgoed geldig is, aangezien de derde verweerster meer dan de onverdeelde helft van het pachtgoed bezit, verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht. - Art. 7, 1°, tweede lid Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen - Art. 1398 Burgerlijk Wetboek 19 mei 2014
C.2013.0289.N
AC nr. ...
HUWELIJK - Afzonderlijke woonst - Hulp- en bijstandsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen, moet de echtgenoot die een vordering instelt die strekt tot nakoming door de andere echtgenoot van de hulp – en de bijstandsverplichting en zodoende een onderhoudsbijdrage vordert, bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de andere echtgenoot de hulp – en bijstandsverplichting in natura in de echtelijke woonst nakomt (1). (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N, AC 2006, nr. 672. - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
- Opschorting van de samenwoningsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is (1); evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert. (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N , AC 2006, nr. 672.
- Art. 1280 Gerechtelijk Wetboek - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
- Nietigverklaring Het huwelijk kan niet nietig worden verklaard indien de intentie van de echtgenoten, al was het maar in bijkomende orde, erop gericht was een duurzame levensgemeenschap tot stand te brengen (1). (1) Zie Cass. 8 feb. 2008, AR C.07.0419.F, AC 2008, nr. 97.
29/ 78
LiberCas
9/2014
- Art. 146bis Burgerlijk Wetboek 2 mei 2014
C.2013.0397.F
AC nr. ...
HUWELIJKSVERMOGENSSTELSELS WETTELIJK STELSEL Wettelijk stelsel - Aard van het vermogen - Onverdeeldheid Het gemeenschappelijk vermogen is een doelvermogen, met als bijzondere bestemming het huwelijk; de eigendom van de goederen die zich in dat vermogen bevinden, behoort tijdens het huwelijk, in zijn geheel, gelijkelijk aan beide echtgenoten toe; de appelrechters stellen vast dat de tweede verweerder en de derde verweerster gehuwd waren onder het beheer van het wettelijk stelsel en dat hun onverdeeld aandeel van 99 pct. van het pachtgoed tot hun huwelijksgemeenschap behoorde; vervolgens oordelen zij dat zowel de tweede verweerder als de derde verweerster onverdeeld gerechtigd waren ten belope van 99 pct. in volle eigendom van het pachtgoed; door op grond van deze redenen te oordelen dat de opzegging met betrekking tot het pachtgoed geldig is, aangezien de derde verweerster meer dan de onverdeelde helft van het pachtgoed bezit, verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht. - Art. 7, 1°, tweede lid Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen - Art. 1398 Burgerlijk Wetboek 19 mei 2014
C.2013.0289.N
AC nr. ...
INKOMSTENBELASTINGEN AANSLAGPROCEDURE Aanslagprocedure - Bezwaar - Vormvereisten - Ondertekening Het binnen de wettelijke termijn ingediend schriftelijk en gemotiveerd bezwaarschrift inzake inkomstenbelastingen is regelmatig ook al draagt het niet de handtekening van degene die bezwaar indient, indien aan de hand van de elementen waarover de Administratie beschikt op het ogenblik dat het beslist over de toelaatbaarheid van het bezwaarschrift, vaststaat dat het bezwaarschrift uitgaat van de indiener ervan (1). (1) Zie de andersluidende concl. OM. - Artt. 366 en 371 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 5 juni 2014
F.2013.0117.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Nietig verklaarde aanslag - Vervangende aanslag Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bezwaar - Vormvereisten - Ondertekening Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 5 juni 2014
F.2013.0117.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Allerlei - Forfaitaire minimumwinsten - Vorige beroepsverliezen - Mogelijkheid tot aanrekening 30/ 78
LiberCas
9/2014
Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2013.0111.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Allerlei - Forfaitaire minimumwinsten - Vorige beroepsverliezen - Mogelijkheid tot aanrekening Overdraagbare beroepsverliezen van vorige belastbare tijdperken waarvan het bestaan is bewezen, kunnen in mindering worden gebracht overeenkomstig artikel 342, §3, WIB92 van de volgens artikel 182 KB/WIB92 vastgestelde forfaitaire minimumwinst (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 182, § 1, en § 3, eerste lid Koninklijk Besluit tot uitvoering van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 - Artt. 206, § 1, en 342, § 3 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 mei 2014
F.2013.0111.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Vermoedens - Wettelijk begrip Artikel 1353 Burgerlijk Wetboek vereist geen pluraliteit van vermoedens, maar houdt in dat wanneer meerdere feiten of aanwijzingen als vermoeden worden aangenomen, deze vermoedens alsdan overeenstemmend moeten zijn (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 1349 en 1353 Burgerlijk Wetboek 22 mei 2014
F.2013.0086.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Tijdstip van vaststelling - Administratieve handeling met individuele draagwijdte - Geen kennisgeving per aanslagbiljet aan de adressaat Er kan niet worden gesteld dat een administratieve handeling met individuele strekking geen enkele uitwerking heeft voordat zij aan de adressaat ervan is betekend.
16 mei 2014
F.2012.0160.F
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Tijdstip van vaststelling De inkomstenbelasting wordt vastgesteld door de inkohiering ervan die ten name van de belastingschuldige uitvoerbaar wordt verklaard en niet door de toezending van het aanslagbiljet aan laatstgenoemde. 16 mei 2014
F.2012.0160.F
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoeksbevoegdheden van de administratie - Beperkingen Fiscaal bankgeheim - Leasingsmaatschappijen Het bankgeheim is van toepassing wanneer bij een leasingmaatschappij inlichtingen worden ingezameld met het oog op het belasten van de leasingnemer, de cliënt van de leasingmaatschappij, ook wanneer deze inlichtingen verband houden met de verkoop aan een derde van het geleasde goed (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 318, eerste lid Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 mei 2014
F.2012.0091.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Vermoedens - Wettelijk begrip Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2013.0086.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Nietig verklaarde aanslag - Vervangende aanslag 31/ 78
LiberCas
9/2014
Toepasselijke aanslagtermijnen Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Foutief gevestigde aanslag - Nieuwe aanslag Voorwaarden inzake vestiging Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslagtermijn - Nietig verklaarde aanslag - Vervangende aanslag Het recht voor de administratie om, na de vernietiging van de aanslag, een vervangende aanslag te vestigen op grond van dezelfde belastingelementen of een gedeelte ervan, bij toepassing van artikel 355 WIB92, doet geen afbreuk aan de overige wettelijke aanslagtermijnen; hieruit volgt dat bij laattijdige aangifte de administratie een nieuwe aanslag kan vestigen door gebruik te maken van artikel 354, eerste lid, WIB92 zolang de in die wetsbepaling bedoelde termijn niet verstreken is (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 354, eerste lid, en 355 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Nietig verklaarde aanslag - Vervangende aanslag Toepasselijke aanslagtermijnen Het recht voor de administratie om, na de vernietiging van de aanslag, een vervangende aanslag te vestigen op grond van dezelfde belastingelementen of een gedeelte ervan, bij toepassing van artikel 355 WIB92, doet geen afbreuk aan de overige wettelijke aanslagtermijnen; hieruit volgt dat bij laattijdige aangifte de administratie een nieuwe aanslag kan vestigen door gebruik te maken van artikel 354, eerste lid, WIB92 zolang de in die wetsbepaling bedoelde termijn niet verstreken is (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 354, eerste lid, en 355 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Aanslag en inkohiering - Voorwaarden inzake vestiging - Foutief gevestigde aanslag - Nieuwe aanslag Noch de Grondwet, noch het WIB92 bevat een bepaling die de administratie verbiedt om gedurende de gewone termijn van aanslag of gedurende de aanslagtermijn van artikel 354 WIB92 een nieuwe aanslag te vestigen die in de plaats komt van de oorspronkelijk foutief gevestigde aanslag, hoewel deze nog niet voorafgaandelijk werd vernietigd; ook een algemeen rechtsbeginsel dat dit verbod zou inhouden, bestaat niet (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 354 en 359 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 22 mei 2014
F.2012.0059.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Allerlei - Onderzoeksbevoegdheden van de administratie - Beperkingen Fiscaal bankgeheim - Leasingsmaatschappijen Conclusie van advocaat-generaal Thijs. 22 mei 2014
F.2012.0091.N
AC nr. ...
Aanslagprocedure - Bewijsvoering - Vermoedens - Opeenstapeling van vermoedens - Wettelijkheid 32/ 78
LiberCas
9/2014
De rechter stelt op onaantastbare wijze het bestaan vast van de feiten waarop hij steunt; ofschoon de feiten die hij als uitgangspunt van zijn redenering neemt, moeten vaststaan, dit wil zeggen moeten bewezen zijn, belet geen enkele wetsbepaling evenwel dat de aanname van dit feit zelf het resultaat kan zijn van een bewijsvoering door vermoedens (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 1349 en 1353 Burgerlijk Wetboek 22 mei 2014
F.2013.0086.N
AC nr. ...
ALLERLEI Allerlei - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Betaling van de ontdoken belasting Hoofdelijke veroordeling - Voorwaarde - Bewezen verklaarde feiten - Toepasselijke regels Ongeacht of de feiten al dan niet verjaard zijn, staat het aan de rechter om, wanneer hij met toepassing van artikel 458, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 uitspraak doet, volgens dezelfde regels te oordelen of de strafrechtelijk ten laste gelegde feiten bewezen zijn. - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Hoofdelijke veroordeling tot betaling van de ontdoken belasting - Aard van de maatregel - Belasting in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet Door te bepalen dat de dader van of de medeplichtige aan de fraude, hoofdelijk gehouden is tot betaling van de ontdoken belasting, voert artikel 458 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 geen belasting in, in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet. - Art. 170, § 1 Grondwet 1994 - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
Allerlei - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Betaling van de ontdoken belasting Strafrechtelijke veroordeling - Burgerrechtelijk gevolg - Hoofdelijkheid - Voorwaarde - Bewezen verklaarde feiten Artikel 458, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, verbindt een civielrechtelijk gevolg aan de veroordeling wegens of schuldigverklaring aan een belastingmisdrijf; onder de in dat artikel bedoelde veroordeling wordt ook de beslissing verstaan die, zoals te dezen, wegens de verjaring van de strafvordering, enkel de feiten bewezen verklaart die misdrijven opleveren (1). (1) Cass. 25 mei 2011, AR P.10.1111.F, AC 2011, nr. 349. - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
VENNOOTSCHAPSBELASTING Vennootschapsbelasting - Vaststelling van het belastbaar netto-inkomen - Meerwaarden - Activa Aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs duidelijk lager dan de werkelijke waarde - Raming Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 - Verbod om af te wijken van het beginsel dat activa tegen aanschaffingsprijs of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd
33/ 78
LiberCas
9/2014
Het beginsel van het getrouwe beeld, dat bedoeld is in artikel 2, leden 3 tot en met 5, van de Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 staat niet toe dat wordt afgeweken van het in artikel 32 van die richtlijn opgenomen beginsel dat activa op basis van hun aanschaffings- of vervaardigingsprijs worden gewaardeerd, en dat deze activa in plaats daarvan op basis van hun werkelijke waarde worden gewaardeerd, wanneer de aanschaffings- of vervaardigingsprijs van deze activa duidelijk lager ligt dan hun werkelijke waarde (1). (1) Zie Cass. 1 juni 2012, AR F.10.0092.F (prejudiciële vraag aan het HvJ). - Art. 2, 3°, 4° en 5° Vierde richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 16 mei 2014
F.2010.0092.F
AC nr. ...
VOORZIENING IN CASSATIE Voorziening in cassatie - Verzoekschrift niet door een advocaat ondertekend - Ontvankelijkheid Die bepaling, die afwijkt van artikel 1080 van het Gerechtelijk Wetboek in zoverre laatstgenoemd artikel bepaalt dat het verzoekschrift zowel op het afschrift als op het origineel door een advocaat bij het Hof van Cassatie is ondertekend, en die trouwens het recht onverkort laat van de bevoegde ambtenaar van de administratie der directe belastingen om zelf een cassatieverzoekschrift te ondertekenen, legt op dat het verzoekschrift waarbij een belastingplichtige een inzake directe belastingen gewezen arrest aan het toezicht van het Hof onderwerpt, door een advocaat moet zijn ondertekend (1) Zie GwH, arrest nr. 161/2003 van 21 nov. 2013 (gewezen op een prejudiciële vraag die het Hof in deze zaak heeft gesteld bij arrest van 20 dec. 2013). (2) Het Hof heeft dezelfde dag vier andere, identieke arresten betreffende dezelfde partijen gewezen (AR F.12.0075.F, F.12.0076.F, F.12.0078.F, F.12.0080.F). - Art. 1080 Gerechtelijk Wetboek - Art. 378 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 30 mei 2014
F.2012.0074.F
AC nr. ...
JEUGDBESCHERMING - Gerechtelijke bescherming - Procedure strekkende tot het opleggen van voorlopige maatregelen - Jeugdrechter - Vooraf horen van de twaalf jaar oude jongere - Verplichting Ofschoon de jeugdrechter, in het kader van een procedure strekkende tot de toepassing van voorlopige maatregelen, de jongere moet horen die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt alvorens enige noodzakelijke maatregel van bewaring te nemen, tenzij hij niet gevonden kan worden, zijn gezondheidstoestand het niet toelaat of indien hij weigert te verschijnen, heeft de wet die verplichting niet uitgebreid tot het verhoor van de ouders en verplicht ze de jeugdrechter niet om alle partijen in de zaak voor elke kabinetszitting op te roepen en te ontvangen. - Art. 52ter Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 4 juni 2014
P.2014.0704.F
AC nr. ...
- Maatschappelijk en medisch-psychologisch onderzoek - Artikel 55, derde lid, Jeugdbeschermingswet - Draagwijdte - Gevolg - Strafvervolging
34/ 78
LiberCas
9/2014
De algemene opzet van de wet van 8 april 1965 en de finaliteit van de in dat kader bevolen onderzoeken, die betrekking hebben op de persoonlijkheid van de betrokken minderjarige en het milieu waarin hij is grootgebracht, sluiten uit dat die stukken in het kader van een strafvervolging worden aangevoerd, zelfs als een beklaagde de overlegging ervan zou vragen (1). (1) Cass. 19 okt. 2005, AR P.05.0807.F, AC 2005, nr. 519, R.D.P.C., 2006, p. 322 met concl. adv.-gen. Vandermeersch; Cass. 30 juni 2009, AR P.09.0308.N, AC 2009, nr. 451. - Art. 55 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
- Gerechtelijke bescherming - Jeugdrechtbank - Rechtszitting - Weigering van de minderjarige om vrijwillig te verschijnen - Vertegenwoordiging van de minderjarige door zijn advocaat - Recht van verdediging De weigering van de minderjarige om vrijwillig te verschijnen op de rechtszitting van de jeugdrechtbank en de wens om zich door een advocaat te doen vertegenwoordigen, maken deel uit van het recht van verdediging en is fundamenteel voor het recht op een eerlijke behandeling van de zaak; de jeugdrechtbank kan oordelen dat de minderjarige, gelet op de omstandigheden van de zaak, wegens het enkele feit dat hij niet verschijnt, niet het recht kan worden ontzegd om op de rechtszitting door zijn raadsman te worden vertegenwoordigd. - Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 52ter en 54 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 4 juni 2014
P.2014.0704.F
AC nr. ...
- Jeugdgerechten - Begeleidende maatregel van opvoedende aard - Vordering van het openbaar ministerie tot bevestiging, intrekking of wijziging van de maatregel - Bevoegdheid van het rechtscollege dat kennisneemt van de zaak - Verlenging van de maatregel De jeugdrechtbank waarbij, op vordering van het openbaar ministerie, met toepassing van artikel 60 van de wet van 8 april 1965, een verzoek tot bevestiging, intrekking of wijziging van een begeleidende maatregel van opvoedende aard aanhangig is gemaakt, kan beslissen om de begeleidende opvoedende maatregel te verlengen overeenkomstig artikel 10 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. - Art. 10, § 1 Decr.Fr.Gem. 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd - Art. 60 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 8 juli 2014
P.2014.1021.F
AC nr. ...
KOOP - Gebrek - Niet als koopvernietigend gebrek opgenomen gebrek - Vordering in vrijwaring Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 8 mei 2014
C.2013.0022.N
AC nr. ...
- Gebrek - Niet als koopvernietigend gebrek opgenomen gebrek - Vordering in vrijwaring De bepaling dat een gebrek dat niet als koopvernietigend gebrek is opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 24 december 1987 geen aanleiding kan geven tot een vordering tot vrijwaring op grond van artikel 1641 Burgerlijk Wetboek, staat niet eraan in de weg dat zulk gebrek aanleiding geeft tot een vordering tot vernietiging van de koopovereenkomst wegens een bedrieglijke verzwijging van dit gebrek op grond van artikel 1116 Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM. 35/ 78
LiberCas
9/2014
- Artt. 1116 en 1641 Burgerlijk Wetboek - Art. 1 KB 24 dec. 1987 betreffende de koopvernietigende gebreken bij de verkoop of ruiling van huisdieren 8 mei 2014
C.2013.0022.N
AC nr. ...
LASTER EN EERROOF - Lasterlijke aangifte - Valsheid van het aangegeven feit - Bewijslast - Vordering wegens laster Schorsing - Duur - Tenlastegelegde feit is het voorwerp van strafvervolging - Beslissing tot seponering Voor de rechter bij wie de lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, dient de vervolgende partij aan te tonen dat het aangegeven feit vals is of dat het bewijs van het bestaan ervan niet kan worden geleverd; indien het ten laste gelegde feit het voorwerp is van strafvervolging of van een aangifte waarover nog geen uitspraak is gedaan, wordt de vordering wegens laster geschorst tot de eindbeslissing van de bevoegde overheid; als het parket een vooronderzoek heeft geopend kan, in voorkomend geval, na seponering de berechting van de vordering wegens laster worden hervat (1). (1) Zie Cass. 8 jan. 2014, AR P.13.0774.F, AC 2014, nr. ……, met concl. adv.-gen. Vandermeersch in Pas. - Artt. 445, eerste en tweede lid, en 447, derde en vijfde lid Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
- Lasterlijke aangifte - Vordering wegens laster - Bewijs van het aangegeven feit kan niet worden geleverd - Aantijging heeft betrekking op een handeling of een feit uit het privéleven dat geen misdrijf oplevert Voor de rechter bij wie het wanbedrijf lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, dient de vervolgende partij aan te tonen dat het feit vals is dan wel dat het bewijs van het bestaan ervan niet kan worden geleverd; voor die rechter staat de wet aan de auteur van een aantijging die betrekking heeft op een handeling of een feit uit het privéleven dat geen misdrijf oplevert, geen enkele vorm van bewijs toe (1). (1) Nypels en Servais, Le Code pénal interprété, dl. II, 1898, p. 204. - Artt. 445 en 447 Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
- Lasterlijke aangifte - Materiële bestanddelen Lasterlijke aangifte is de kwaadwillige en spontane aantijging, in een aan een willekeurige overheid bezorgd geschrift, van een feit dat de daarin bedoelde persoon kan schaden; ze veronderstelt met name dat wordt vastgesteld dat de aangegeven feiten vals zijn of dat de persoon aan wie ze worden verweten onschuldig is (1). (1) Alain De Nauw, Initiation au droit pénal spécial, Kluwer, 2008, p. 361; Pierre Magnien, Les atteintes portées à l'honneur et à la considération des personnes, in Les Infractions, dl. 2, Les infractions contre les personnes, Larcier, 2010, p. 791. - Art. 445, eerste en tweede lid Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
- Lasterlijke aangifte - Vordering wegens laster - Aantijging van een feit waarvoor de wet geen bewijs toestaat - Beoordeling door de feitenrechter
36/ 78
LiberCas
9/2014
De rechter bij wie een lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, beoordeelt in feite of de aangifte alleen betrekking heeft op feiten waarvoor de wet geen bewijs toestaat (1). (1) In zijn conclusie heeft het openbaar ministerie erop gewezen dat de appelrechters hadden geoordeeld dat geen enkele vorm van bewijs van de aangegeven feiten kon worden geleverd omdat het handelingen uit het privéleven betrof die geen misdrijf opleveren. Volgens het openbaar ministerie kon het middel niet worden aangenomen omdat die overweging deel uitmaakte van de onaantastbare beoordeling van de feiten door de bodemrechters. Het openbaar ministerie heeft zich niettemin afgevraagd of de appelrechters, zonder toezicht van het Hof, hadden kunnen oordelen dat de aangifte bij de procureur des Konings van feiten die geen misdrijf opleveren, die gepleegd zijn door een ouder op zijn minderjarig kind en die het in gevaar kunnen brengen, noodzakelijkerwijs feiten zijn uit het privéleven waarvoor de wet geen bewijs toestaat. Het heeft aangevoerd dat feiten die een minderjarige in gevaar brengen, net als de feiten die een misdrijf opleveren, onder de strafvordering vallen. Het heeft bijgevolg geconcludeerd dat de appelrechters, door alleen maar te vermelden dat "de aangegeven feiten overeenstemmen met die van minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie zonder dat jegens hen een strafbaar feit is gepleegd", niet konden besluiten dat, aangezien de voormelde feiten tot het privéleven behoren, zij als vals moeten worden beschouwd omdat de wet het bewijs ervan niet toestaat. - Artt. 445 en 447 Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
LEVENSONDERHOUD - Huwelijk - Opschorting van de samenwoningsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen ingevolge een rechterlijke beslissing dan wel ingevolge een echtscheidingsprocedure die de voormelde samenwoningsverplichting automatisch opschort, moet de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert, niet bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is (1); evenwel staat het in een dergelijk geval de andere echtgenoot vrij het bewijs te leveren dat het ontstaan dan wel het voortduren van de scheiding, al was het ten dele, te wijten is aan de echtgenoot die een onderhoudsbijdrage vordert. (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N , AC 2006, nr. 672. - Art. 1280 Gerechtelijk Wetboek - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
- Huwelijk - Afzonderlijke woonst - Hulp- en bijstandsverplichting - Onderhoudsbijdrage - Ontstaan of voortduren van de scheiding - Bewijs In geval de echtgenoten afzonderlijk wonen, moet de echtgenoot die een vordering instelt die strekt tot nakoming door de andere echtgenoot van de hulp – en de bijstandsverplichting en zodoende een onderhoudsbijdrage vordert, bewijzen dat noch het ontstaan, noch het voortduren van de scheiding aan hem te wijten is en dat hij derhalve niet zelf verhindert dat de andere echtgenoot de hulp – en bijstandsverplichting in natura in de echtelijke woonst nakomt (1). (1) Cass. 22 december 2006, AR C.06.0098.N, AC 2006, nr. 672. - Art. 213 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2012.0373.N
AC nr. ...
MISDRIJF 37/ 78
LiberCas
9/2014
DEELNEMING Deelneming - Inkomstenbelastingen - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Betaling van de ontdoken belasting - Hoofdelijke veroordeling - Voorwaarde - Bewezen verklaarde feiten Toepasselijke regels Ongeacht of de feiten al dan niet verjaard zijn, staat het aan de rechter om, wanneer hij met toepassing van artikel 458, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 uitspraak doet, volgens dezelfde regels te oordelen of de strafrechtelijk ten laste gelegde feiten bewezen zijn. - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
Deelneming - Inkomstenbelastingen - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Hoofdelijke veroordeling tot betaling van de ontdoken belasting - Aard van de maatregel - Belasting in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet Door te bepalen dat de dader van of de medeplichtige aan de fraude, hoofdelijk gehouden is tot betaling van de ontdoken belasting, voert artikel 458 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 geen belasting in, in de zin van artikel 170, § 1, van de Grondwet. - Art. 170, § 1 Grondwet 1994 - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
Deelneming - Inkomstenbelastingen - Belastingmisdrijven - Daders of medeplichtigen - Betaling van de ontdoken belasting - Strafrechtelijke veroordeling - Burgerrechtelijk gevolg Hoofdelijkheid - Voorwaarde - Bewezen verklaarde feiten Artikel 458, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992, verbindt een civielrechtelijk gevolg aan de veroordeling wegens of schuldigverklaring aan een belastingmisdrijf; onder de in dat artikel bedoelde veroordeling wordt ook de beslissing verstaan die, zoals te dezen, wegens de verjaring van de strafvordering, enkel de feiten bewezen verklaart die misdrijven opleveren (1). (1) Cass. 25 mei 2011, AR P.10.1111.F, AC 2011, nr. 349. - Artt. 449 tot 453, en 458 Wetboek Inkomstenbelastingen 1992 14 mei 2014
P.2014.0057.F
AC nr. ...
NIEUWE VORDERING - Burgerlijke zaken De eiser hoeft uit de in de dagvaarding vermelde feiten geen juridische gevolgtrekkingen te hebben gemaakt om daarna een nieuwe vordering te kunnen instellen die, zelfs gedeeltelijk, op die feiten gegrond is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … . - Art. 807 Gerechtelijk Wetboek 6 juni 2014
C.2010.0482.F
AC nr. ...
ONAANTASTBARE BEOORDELING DOOR DE FEITENRECHTER - Strafzaken - Strafvordering - Akte van aanhangigmaking - Voorwerp - Wettelijke omschrijving 38/ 78
LiberCas
9/2014
Beoordeling De feitenrechter oordeelt onaantastbaar welke de wettelijke omschrijving is van de feiten die bedoeld zijn in de dagvaarding of de verwijzingsbeschikking, voor zover die omschrijving niet onverenigbaar is met die feiten (1). (1) Zie Cass. 4 april 2006, AR P.05.1650.N, AC 2006, nr. 195; Cass. 11 okt. 2011, AR P.11.0389.N, AC 2011, nr. 538. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Lasterlijke aangifte - Vordering wegens laster - Aantijging van een feit waarvoor de wet geen bewijs toestaat De rechter bij wie een lasterlijke aangifte aanhangig is gemaakt, beoordeelt in feite of de aangifte alleen betrekking heeft op feiten waarvoor de wet geen bewijs toestaat (1). (1) In zijn conclusie heeft het openbaar ministerie erop gewezen dat de appelrechters hadden geoordeeld dat geen enkele vorm van bewijs van de aangegeven feiten kon worden geleverd omdat het handelingen uit het privéleven betrof die geen misdrijf opleveren. Volgens het openbaar ministerie kon het middel niet worden aangenomen omdat die overweging deel uitmaakte van de onaantastbare beoordeling van de feiten door de bodemrechters. Het openbaar ministerie heeft zich niettemin afgevraagd of de appelrechters, zonder toezicht van het Hof, hadden kunnen oordelen dat de aangifte bij de procureur des Konings van feiten die geen misdrijf opleveren, die gepleegd zijn door een ouder op zijn minderjarig kind en die het in gevaar kunnen brengen, noodzakelijkerwijs feiten zijn uit het privéleven waarvoor de wet geen bewijs toestaat. Het heeft aangevoerd dat feiten die een minderjarige in gevaar brengen, net als de feiten die een misdrijf opleveren, onder de strafvordering vallen. Het heeft bijgevolg geconcludeerd dat de appelrechters, door alleen maar te vermelden dat "de aangegeven feiten overeenstemmen met die van minderjarigen in een problematische opvoedingssituatie zonder dat jegens hen een strafbaar feit is gepleegd", niet konden besluiten dat, aangezien de voormelde feiten tot het privéleven behoren, zij als vals moeten worden beschouwd omdat de wet het bewijs ervan niet toestaat. - Artt. 445 en 447 Strafwetboek 28 mei 2014
P.2014.0409.F
AC nr. ...
ONDERZOEK IN STRAFZAKEN GERECHTELIJK ONDERZOEK Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Onmiddellijk cassatieberoep - Nietontvankelijkheid - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak - Verenigbaarheid Het verbod om onmiddellijk cassatieberoep in te stellen tegen de beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen is niet onverenigbaar met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien de eerbiediging van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak wordt beoordeeld op het einde van de rechtspleging in haar geheel, het onderzoeksgerecht kan beslissen dat aanvullend onderzoek nodig is en, in geval van verwijzing naar de vonnisrechter, laatstgenoemde kan beslissen om getuigen te verhoren zo hij dat nodig acht om de waarheid aan de dag te brengen. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 61quinquies, 127, § 3, en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering 4 juni 2014
P.2014.0236.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Opdracht van de onderzoeksrechter Saisine - Onderzoek van andere feiten dan bij de onderzoeksrechter aanhangig gemaakt 39/ 78
LiberCas
9/2014
Het verbod voor de onderzoeksrechter andere feiten te onderzoeken dan deze die bij hem aanhangig zijn gemaakt, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; bijgevolg kan de rechter het als gevolg van die overschrijding opgeleverde bewijs enkel nietig verklaren of op een andere wijze uitsluiten wanneer hij preciseert hoe en waarom die onregelmatigheid ofwel de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast ofwel tot gevolg heeft dat het gebruik van dat bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 27 juni 1995, AR P.94.0306.N, AC 1995, nr. 333; Cass. 11 december 2002, AR P.02.1587.F, AC 2002, nr. 668; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger. - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 10 juni 2014
P.2014.0282.N
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Geen met redenen omkleed bevelschrift van de onderzoeksrechter Bewijsuitsluiting Wanneer het bevel tot het opsporen van telefoongesprekken voor tijdvakken in het verleden niet wordt voorafgegaan door een op grond van artikel 88bis van het Wetboek van Strafvordering genomen bevelschrift, kan de rechter niet beslissen om verhoren uit het dossier te weren, op grond dat ze voortkwamen uit het benutten van onregelmatig verkregen telefoniegegevens die zijn vergaard zonder eerst het bij artikel 32 van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering vereiste nazicht te verrichten (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 88bis Wetboek van Strafvordering - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Controle van het vertrouwelijk dossier - Draagwijdte van de controle Artikel 235ter, §1, van het Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoire en niettegensprekelijke rechtspleging in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, voor zover zij daartoe het vertrouwelijk dossier, bedoeld in de artikelen 47septies en 47novies van dat wetboek, moet controleren; zodra de kamer van inbeschuldigingstelling dat toezicht heeft verricht, is haar beslissing bindend voor het vonnisgerecht (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Onderzoeksverrichtingen - Opsporen en lokaliseren van telecommunicatie - Voorwaarde - Met redenen omkleed bevelschrift van de onderzoeksrechter Krachtens artikel 88bis, §1, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering moet de rechter die beslist over te gaan tot het opsporen of lokaliseren van telecommunicatie, een met redenen omkleed bevelschrift geven met vermelding van de feitelijke omstandigheden van de zaak die de maatregelen wettigen (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 88bis Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Gevolg van de controle - Toepassing van de rechtsplegingen bepaald in de artikelen 235 en 235bis van het 40/ 78
LiberCas
9/2014
Wetboek van Strafvordering De rechtspleging bepaald bij artikel 235ter, §1, van het Wetboek van Strafvordering, doet geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de rechtsplegingen bepaald in de artikelen 235 en 235bis van dat wetboek, waardoor de kamer van inbeschuldigingstelling aan de hand van het strafdossier de wettigheid en de regelmatigheid van de observatie en de infiltratie kan onderzoeken (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Artt. 235, 235bis en 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering Tegensprekelijk onderzoek vereist - Nazicht door de feitenrechter Het toezicht op de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethode infiltratie, die door de kamer van inbeschuldigingstelling aan het einde van een inquisitoire rechtspleging wordt verricht, belet het onderzoek niet, in het kader van een tegensprekelijke rechtspleging, van de grond van nietontvankelijkheid van de strafvordering voortvloeiend uit een door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking op grond van gegevens uit het voor de partijen toegankelijke dossier; dat tegensprekelijk onderzoek kan plaatsvinden in het kader van de procedure van de beoordeling ten gronde (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering - Art. 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
Gerechtelijk onderzoek - Bijzondere opsporingslethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering - Nazicht door de feitenrechter Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling, noch op het ogenblik dat ze kennisgenomen heeft van de zaak naar aanleiding van de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden, noch op het ogenblik van de regeling van de rechtspleging, de regelmatigheid van de rechtspleging en van de bewijsverkrijging heeft onderzocht aan de hand van het open dossier, kan de feitenrechter, wegens de door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking, niet weigeren de grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering te onderzoeken; daartoe moet hij, in het kader van een tegensprekelijke procedure, onderzoeken waarom de operatie werd opgezet, in welke mate de politie bij het misdrijf is betrokken en wat de aard is van de aansporingen of de druk waaraan de beklaagde eventueel werd blootgesteld (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering - Artt. 235bis en 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
OPSPORINGSONDERZOEK Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Machtiging tot observatie - Procesverbaal verwijzend naar de machtiging - Schriftelijke beslissing van bevestiging van de machtiging - Voeging aan het strafdossier - Termijn
41/ 78
LiberCas
9/2014
Krachtens artikel 47septies, § 2, vierde lid, Wetboek van Strafvordering, worden de in het derde lid van die bepaling bedoelde processen-verbaal en schriftelijke beslissing uiterlijk na het beëindigen van de observatie bij het strafdossier gevoegd; de aldus bepaalde termijn voor de voeging van die stukken is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid (1). (1) Cass. 18 januari 2005, AR P.05.0037.N, AC 2005, nr.36.
17 juni 2014
P.2014.0707.N
AC nr. ...
Opsporingsonderzoek - Bijzondere opsporingsmethoden - Observatie - Machtiging - Datum van de machtiging Krachtens artikel 47septies, § 2, derde lid, Wetboek van Strafvordering wordt in een proces-verbaal verwezen naar de machtiging tot observatie, worden de vermeldingen bedoeld in artikel 47sexies, §3, 1°, 2°, 3° en 5° opgenomen en bevestigt de procureur des Konings bij schriftelijke beslissing het bestaan van de door hem verleende machtiging tot observatie; die bepaling vereist niet dat de datum van de machtiging tot observatie of van de machtiging tot verlenging van de observatie in de vermelde beslissing of in het vermelde proces-verbaal wordt vermeld (1). (1) Cass. 15 december 2009, AR P.09.1681, AC 2009, nr. 751.
17 juni 2014
P.2014.0707.N
AC nr. ...
ONDERZOEKSGERECHTEN - Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Controle van het vertrouwelijk dossier Draagwijdte van de controle Artikel 235ter, §1, van het Wetboek van Strafvordering voert een afzonderlijke, inquisitoire en niettegensprekelijke rechtspleging in, waarbij de kamer van inbeschuldigingstelling enkel de regelmatigheid beoordeelt van de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie, voor zover zij daartoe het vertrouwelijk dossier, bedoeld in de artikelen 47septies en 47novies van dat wetboek, moet controleren; zodra de kamer van inbeschuldigingstelling dat toezicht heeft verricht, is haar beslissing bindend voor het vonnisgerecht (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Regeling van de rechtspleging - Buitenvervolgingstelling Omschrijving van de feiten - Afwijzing van andere mogelijke omschrijvingen - Motivering Hoewel de rechter de plicht en de bevoegdheid heeft om aan de feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt hun juiste omschrijving te geven, dient hij de afwijzing niet te motiveren van andere omschrijvingen die de partijen hem niet hebben voorgelegd.
14 mei 2014
P.2014.0018.F
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering - Nazicht door de feitenrechter
42/ 78
LiberCas
9/2014
Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling, noch op het ogenblik dat ze kennisgenomen heeft van de zaak naar aanleiding van de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden, noch op het ogenblik van de regeling van de rechtspleging, de regelmatigheid van de rechtspleging en van de bewijsverkrijging heeft onderzocht aan de hand van het open dossier, kan de feitenrechter, wegens de door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking, niet weigeren de grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering te onderzoeken; daartoe moet hij, in het kader van een tegensprekelijke procedure, onderzoeken waarom de operatie werd opgezet, in welke mate de politie bij het misdrijf is betrokken en wat de aard is van de aansporingen of de druk waaraan de beklaagde eventueel werd blootgesteld (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering - Artt. 235bis en 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering - Tegensprekelijk onderzoek vereist - Nazicht door de feitenrechter Het toezicht op de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethode infiltratie, die door de kamer van inbeschuldigingstelling aan het einde van een inquisitoire rechtspleging wordt verricht, belet het onderzoek niet, in het kader van een tegensprekelijke rechtspleging, van de grond van nietontvankelijkheid van de strafvordering voortvloeiend uit een door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking op grond van gegevens uit het voor de partijen toegankelijke dossier; dat tegensprekelijk onderzoek kan plaatsvinden in het kader van de procedure van de beoordeling ten gronde (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering - Art. 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Bijzondere opsporingsmethoden - Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Gevolg van de controle - Toepassing van de rechtsplegingen bepaald in de artikelen 235 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering De rechtspleging bepaald bij artikel 235ter, §1, van het Wetboek van Strafvordering, doet geen afbreuk aan de eventuele toepassing van de rechtsplegingen bepaald in de artikelen 235 en 235bis van dat wetboek, waardoor de kamer van inbeschuldigingstelling aan de hand van het strafdossier de wettigheid en de regelmatigheid van de observatie en de infiltratie kan onderzoeken (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Artt. 235, 235bis en 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
- Kamer van inbeschuldigingstelling - Arrest dat uitspraak doet met toepassing van de artikelen 135 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering - Inverdenkinggestelde - Cassatieberoep Tijdstip om cassatieberoep in te stellen Het cassatieberoep dat openstaat tegen de arresten van de kamer van inbeschuldigingstelling wanneer ze met toepassing van de artikelen 135 en 235bis van het Wetboek van Strafvordering uitspraak heeft gedaan of wanneer het arrest een onregelmatigheid vertoont, moet onmiddellijk worden ingesteld; de inverdenkinggestelde kan immers niet kiezen om zijn rechtsmiddel uit te stellen tot wanneer hij cassatieberoep instelt tegen het eindarrest (1). (1) Cass. 31 okt. 2006, AR P.06.0614.N, AC 2006, nr. 527, met concl. adv.-gen. Timperman.
43/ 78
LiberCas
9/2014
- Artt. 135, 235bis en 416 Wetboek van Strafvordering 14 mei 2014
P.2014.0018.F
AC nr. ...
ONDERZOEKSRECHTER - Gerechtelijk onderzoek - Regelmatigheid van de procedure - Opdracht van de onderzoeksrechter - Saisine - Onderzoek van andere feiten dan bij de onderzoeksrechter aanhangig gemaakt Het verbod voor de onderzoeksrechter andere feiten te onderzoeken dan deze die bij hem aanhangig zijn gemaakt, is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid; bijgevolg kan de rechter het als gevolg van die overschrijding opgeleverde bewijs enkel nietig verklaren of op een andere wijze uitsluiten wanneer hij preciseert hoe en waarom die onregelmatigheid ofwel de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast ofwel tot gevolg heeft dat het gebruik van dat bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces (1). (1) Zie Cass. 27 juni 1995, AR P.94.0306.N, AC 1995, nr. 333; Cass. 11 december 2002, AR P.02.1587.F, AC 2002, nr. 668; Cass. 3 april 2012, AR P.11.2095.N, AC 2012, nr. 214, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger. - Art. 32 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 10 juni 2014
P.2014.0282.N
AC nr. ...
OPENBAAR MINISTERIE - Bevelen van de rechter - Wettigheid De rechter kan het openbaar ministerie geen bevelen geven (1). (1) Henri D. Bosly, Damien Vandermeersch en Marie-Aude Beernaert, Droit de la procédure pénale, 6de uitg., Die Keure, 2010, p. 133.
21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
- Strafzaken - Zittingen van de hoven en rechtbanken - Rechters - Kennis van een misdaad of wanbedrijf in de loop van het debat - Aangifte bij de procureur des Konings - Aanwezigheid van het openbaar ministerie op de rechtszittingen In strafzaken maakt de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de zittingen van de hoven en rechtbanken de aangifte overbodig bij de procureur des Konings, door de rechters, van een misdaad of wanbedrijf waarvan ze in de loop van het debat kennis krijgen. - Artt. 29 en 30 Wetboek van Strafvordering 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
OPLICHTING - Overeenkomst die het voorwerp van het misdrijf is - Bewijsvoering - Toepasselijke regels
44/ 78
LiberCas
9/2014
Artikel 16 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering dat de strafrechter oplegt, wanneer het misdrijf verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan ontkend wordt of waarvan de uitlegging betwist wordt, zich te gedragen naar de bewijsregels van het burgerlijk recht is niet van toepassing wanneer de overeenkomst zelf het voorwerp van het misdrijf is en gebruikt wordt voor het plegen van oplichting (1). (1) Cass. 14 dec. 1982, AR 7562, AC 1982-83, nr. 224; Zie Cass. 22 jan. 1991, AR 4104, nr. 264; Cass. 2 okt. 2001, AR P.00.0133.N, AC 2001, nr. 514. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
OVEREENKOMST RECHTEN EN VERPLICHTINGEN VAN PARTIJEN Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Pacht - Einde (Opzegging. Verlenging. Terugkeer. Enz) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring Voorwaarden - Aanstaande exploitant - Rechtspersoon Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Verzekering - Landverzekering Dekking - Contractuele verplichting - Niet-nakoming - Opzettelijke fout - Gevolg - Verval Beperking Uit de artikelen 8, eerste lid, en 11, eerste lid, Wet Landverzekeringsovereenkomst volgt dat enkel diegene die een opzettelijke fout heeft begaan of een in de overeenkomst bepaalde verplichting niet is nagekomen, het recht op de dekking van de verzekering verliest; bijgevolg is elk contractueel beding, dat een andere verzekeringnemer dan diegene die een opzettelijke fout heeft begaan de dekking van de verzekering ontzegt, verboden (1). (1) Cass. 4 maart 2013, AR C.09.0205.F, AC 2013, nr. 140. - Artt. 8, eerste lid, en 11, eerste lid Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst 8 mei 2014
C.2013.0451.N
AC nr. ...
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Pacht - Einde (Opzegging. Verlenging. Terugkeer. Enz) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring Voorwaarden - Onverdeeldheid - Huwelijksvermogensstelsel - Wettelijk stelsel - Aard van het vermogen Het gemeenschappelijk vermogen is een doelvermogen, met als bijzondere bestemming het huwelijk; de eigendom van de goederen die zich in dat vermogen bevinden, behoort tijdens het huwelijk, in zijn geheel, gelijkelijk aan beide echtgenoten toe; de appelrechters stellen vast dat de tweede verweerder en de derde verweerster gehuwd waren onder het beheer van het wettelijk stelsel en dat hun onverdeeld aandeel van 99 pct. van het pachtgoed tot hun huwelijksgemeenschap behoorde; vervolgens oordelen zij dat zowel de tweede verweerder als de derde verweerster onverdeeld gerechtigd waren ten belope van 99 pct. in volle eigendom van het pachtgoed; door op grond van deze redenen te oordelen dat de opzegging met betrekking tot het pachtgoed geldig is, aangezien de derde verweerster meer dan de onverdeelde helft van het pachtgoed bezit, verantwoorden de appelrechters hun beslissing naar recht. - Art. 7, 1°, tweede lid Wet van 4 nov. 1969 tot wijziging van de pachtwetgeving en van de wetgeving betreffende het recht van voorkoop ten gunste van huurders van landeigendommen - Art. 1398 Burgerlijk Wetboek 19 mei 2014
C.2013.0289.N
AC nr. ... 45/ 78
LiberCas
9/2014
Rechten en verplichtingen van partijen - Tussen partijen - Pacht - Einde (Opzegging. Verlenging. Terugkeer. Enz) - Opzegging door verhuurder voor persoonlijke exploitatie - Geldigverklaring Voorwaarden - Aanstaande exploitant - Rechtspersoon Uit de parlementaire voorbereiding van de Wet van 3 mei 2003 tot wijziging van de artikelen 9 en 12.6 van de pachtwet blijkt dat de wetgever door de wijziging van artikel 12.6, tweede lid, Pachtwet een einde heeft willen maken aan de bestaande onduidelijkheid door te bepalen dat in geval van opzegging voor eigen gebruik door een vennootschap, in hoofde van de bestuurder of zaakvoerder moet zijn voldaan aan de bijkomende voorwaarde dat de exploitatie van het landbouwbedrijf waarin de teruggenomen landeigendommen worden geëxploiteerd een overwegend deel van de beroepsactiviteit uitmaken (1). (1) Zie concl. OM.
19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
UITLEGGING Uitlegging - Uitvoering te goeder trouw - Beoordeling door de rechter - Wijze Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 5 juni 2014
C.2013.0549.N
AC nr. ...
Uitlegging - In geval van twijfel - Toepassing Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 5 juni 2014
C.2013.0549.N
AC nr. ...
Uitlegging - In geval van twijfel - Toepassing Artikel 1162 Burgerlijk Wetboek, krachtens welke bepaling de overeenkomst in geval van twijfel wordt uitgelegd ten nadele van hem die bedongen heeft en ten voordele van hem die zich verbonden heeft, is slechts van toepassing wanneer het de rechter niet mogelijk is de zin of de draagwijdte van een overeenkomst of beding met zekerheid vast te stellen aan de hand van de gegevens binnen en buiten de akte, die hem zijn voorgelegd (1). (1) Zie concl. van OM. - Art. 1162 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2013.0549.N
AC nr. ...
Uitlegging - Uitvoering te goeder trouw - Beoordeling door de rechter - Wijze Luidens artikel 1134, derde lid, Burgerlijk Wetboek moeten de overeenkomsten te goeder trouw ten uitvoer worden gebracht; de rechter vermag de overeenkomst tussen de partijen uit te leggen en de gevolgen ervan te bepalen in het licht van de verplichting tot uitvoering te goeder trouw; hij mag echter op grond van een dergelijke uitleg aan de partijen geen aanvullende verplichtingen opleggen die onverenigbaar zijn met de gemeenschappelijk bedoeling van de partijen (1). (1) Zie concl. van OM. - Art. 1134, derde lid Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2013.0549.N
AC nr. ...
PREJUDICIEEL GESCHIL 46/ 78
LiberCas
9/2014
- Grondwettelijk Hof - Discriminatie - Wetgevende leemte Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Discriminatie - Wetgevende leemte Wanneer een prejudiciële vraag betrekking heeft op een wetgevende leemte, moet het Hof die slechts aan het Grondwettelijk Hof voorleggen als het vaststelt dat het geval daardoor kan geregeld worden zonder tussenkomst van de wetgever (1). (1) Zie de deels gelijkluidende concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
- Grondwettelijk Hof - Hof van Cassatie - Verplichting - Grenzen - Aangevoerde verschil in behandeling heeft geen gevolgen voor de berechting van de zaak Het Hof van Cassatie hoeft het Grondwettelijk Hof geen door een partij voorgestelde prejudiciële vraag te stellen wanneer het door de eiser aangevoerde verschil in behandeling geen gevolgen heeft voor de berechting van de zaak. - Art. 26, § 2 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
- Strafzaken - Bewijsvoering - Misdrijf dat verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst - Bewijsregels van burgerlijk recht - Oplichting - Overeenkomst die het voorwerp van het misdrijf is Artikel 16 Voorafgaande Titel Wetboek van Strafvordering dat de strafrechter oplegt, wanneer het misdrijf verband houdt met de uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan ontkend wordt of waarvan de uitlegging betwist wordt, zich te gedragen naar de bewijsregels van het burgerlijk recht is niet van toepassing wanneer de overeenkomst zelf het voorwerp van het misdrijf is en gebruikt wordt voor het plegen van oplichting (1). (1) Cass. 14 dec. 1982, AR 7562, AC 1982-83, nr. 224; Zie Cass. 22 jan. 1991, AR 4104, nr. 264; Cass. 2 okt. 2001, AR P.00.0133.N, AC 2001, nr. 514. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
RECHT VAN VERDEDIGING STRAFZAKEN Strafzaken - Rechtspleging in hoger beroep - Verzoek om stukken te vertalen - Ontvankelijkheid Een verzoek tot vertaling is in hoger beroep slechts ontvankelijk als het betrekking heeft op stukken die zich niet in het dossier in eerste aanleg bevonden (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. ... - Art. 22 Wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken 30 april 2014
P.2014.0312.F
AC nr. ...
Strafzaken - Recht op bijstand van een advocaat - Verklaring zonder bijstand van een advocaat Wering uit het beraad
47/ 78
LiberCas
9/2014
Vermits het arrest eisers schuldigverklaring enkel steunt op de vaststellingen van de verbalisanten, kan het weren uit het beraad van een door de eiser zelf bekritiseerde want onwettig afgenomen verklaring, hem niet schaden; dit levert geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces, het recht van verdediging of de wapengelijkheid (1). (1) Zie Cass. 23 november 2010, AR P.10.1428.N, AC 2010, nr. 690, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van D. Vandermeersch; Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 8 januari 2013, AR P.12.0154.N, AC 2013, nr. 15.
17 juni 2014
P.2014.0657.N
AC nr. ...
Strafzaken - Motiveringsverplichting Noch artikel 149 Grondwet noch het recht van verdediging verplichten de appelrechters de eis te beantwoorden waarvan de eiser zelf de afwijzing heeft gevraagd.
10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
Strafzaken - Recht op bijstand van een advocaat - Verklaring zonder bijstand van een advocaat Wering uit het beraad - Recht op een eerlijk proces - Wapengelijkheid Vermits het arrest eisers schuldigverklaring enkel steunt op de vaststellingen van de verbalisanten, kan het weren uit het beraad van een door de eiser zelf bekritiseerde want onwettig afgenomen verklaring, hem niet schaden; dit levert geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces, het recht van verdediging of de wapengelijkheid (1). (1) Zie Cass. 23 november 2010, AR P.10.1428.N, AC 2010, nr. 690, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van D. Vandermeersch; Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 8 januari 2013, AR P.12.0154.N, AC 2013, nr. 15.
17 juni 2014
P.2014.0657.N
AC nr. ...
Strafzaken - Jeugdbescherming - Gerechtelijke bescherming - Jeugdrechtbank - Rechtszitting Weigering van de minderjarige om vrijwillig te verschijnen - Vertegenwoordiging van de minderjarige door zijn advocaat De weigering van de minderjarige om vrijwillig te verschijnen op de rechtszitting van de jeugdrechtbank en de wens om zich door een advocaat te doen vertegenwoordigen, maken deel uit van het recht van verdediging en is fundamenteel voor het recht op een eerlijke behandeling van de zaak; de jeugdrechtbank kan oordelen dat de minderjarige, gelet op de omstandigheden van de zaak, wegens het enkele feit dat hij niet verschijnt, niet het recht kan worden ontzegd om op de rechtszitting door zijn raadsman te worden vertegenwoordigd. - Art. 6.1 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 52ter en 54 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 4 juni 2014
P.2014.0704.F
AC nr. ...
Strafzaken - Recht op een eerlijk proces - Beperking - Bijzondere opsporingsmethoden - Machtiging tot observatie - Regelmatigheid
48/ 78
LiberCas
9/2014
Artikel 6 EVRM verbiedt niet de uitoefening van het recht van verdediging en het recht op een eerlijk proces in bepaalde gevallen te regelen en te beperken en een dergelijke beperking kan verantwoord zijn indien zij evenredig is met het belang van de te bereiken rechtmatige doelstellingen, zoals de noodzaak de veiligheid en de afscherming van de identiteit van de informant en van de politieambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de observatie te vrijwaren; hieruit volgt dat het recht van verdediging niet noodzakelijk inhoudt dat de verdediging zelf in staat moet worden gesteld de regelmatigheid van de machtiging tot observatie te controleren maar dat het kan volstaan dat een onafhankelijke en onpartijdige rechter op grond van de hem regelmatig overgelegde stukken en bekende feiten oordeelt dat de observatie is geschied mits naleving van de wettelijke voorschriften; de controle door de kamer van inbeschuldigingstelling overeenkomstig artikel 235ter Wetboek van Strafvordering van de regelmatigheid van de observatie aan de hand van het strafdossier en het vertrouwelijk dossier waarborgt volkomen de eerbiediging van het recht van verdediging (1). (1) Cass. 25 september 2007, AR P.07.0677.N, AC 2007, nr. 433.
17 juni 2014
P.2014.0707.N
AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen beginsel van het recht van verdediging - Tegenstrijdigheid Het feit dat een procespartij zich baseert op stukken waarvan de tegenpartij geen inzage heeft en die hij dus niet naar behoren kan tegenspreken, doet afbreuk aan het recht van verdediging. 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
RECHTBANKEN BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Algemeen - Mededeling van de stukken - Voorwaarden - Ontbrekende of laattijdige overlegging van conclusies De stukken moeten aan de tegenpartij worden meegedeeld binnen de termijn die is vastgesteld voor het neerleggen van de conclusies en ten laatste tegelijk met de overlegging ervan; daaruit volgt niet dat het ontbreken van de overlegging van conclusies, of de laattijdige overlegging ervan, tot gevolg heeft dat de stukken worden geweerd die regelmatig aan de tegenpartij werden meegedeeld binnen de termijn die is vastgesteld voor het neerleggen van de conclusie (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … - Artt. 735, 737, 740, 747, § 2, zesde lid, en 748, §§ 1 en 2 Gerechtelijk Wetboek 12 mei 2014
S.2013.0032.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Mededeling van de stukken - Voorwaarden - Ontbrekende of laattijdige overlegging van conclusies Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0032.F
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Strafvordering - Rechter - Bevelen aan het openbaar ministerie - Wettigheid De rechter kan het openbaar ministerie geen bevelen geven (1). (1) Henri D. Bosly, Damien Vandermeersch en Marie-Aude Beernaert, Droit de la procédure pénale, 6de uitg., Die Keure, 2010, p. 133. 49/ 78
LiberCas 21 mei 2014
9/2014 P.2014.0094.F
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Jeugdgerechten - Begeleidende maatregel van opvoedende aard Vordering van het openbaar ministerie tot bevestiging, intrekking of wijziging van de maatregel Bevoegdheid van het rechtscollege dat kennisneemt van de zaak - Verlenging van de maatregel De jeugdrechtbank waarbij, op vordering van het openbaar ministerie, met toepassing van artikel 60 van de wet van 8 april 1965, een verzoek tot bevestiging, intrekking of wijziging van een begeleidende maatregel van opvoedende aard aanhangig is gemaakt, kan beslissen om de begeleidende opvoedende maatregel te verlengen overeenkomstig artikel 10 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd. - Art. 10, § 1 Decr.Fr.Gem. 4 maart 1991 inzake hulpverlening aan de jeugd - Art. 60 Wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming 8 juli 2014
P.2014.1021.F
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Adiëren van de strafrechter - Akte van aanhangigmaking Voorwerp - Wettelijke omschrijving - Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter De feitenrechter oordeelt onaantastbaar welke de wettelijke omschrijving is van de feiten die bedoeld zijn in de dagvaarding of de verwijzingsbeschikking, voor zover die omschrijving niet onverenigbaar is met die feiten (1). (1) Zie Cass. 4 april 2006, AR P.05.1650.N, AC 2006, nr. 195; Cass. 11 okt. 2011, AR P.11.0389.N, AC 2011, nr. 538. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Oorspronkelijke kwalificatie - Heromschrijving van de feiten De feitenrechter is niet gebonden door de kwalificatie die de dagvaarding of de verwijzingsbeschikking gaf; om tot heromschrijving te kunnen overgaan, is niet vereist dat de bestanddelen van het oorspronkelijk omschreven misdrijf en van het heromschreven misdrijf dezelfde zijn, maar wel, mits eerbiediging van het recht van verdediging, dat de nieuwe omschrijving hetzelfde feit tot voorwerp heeft als de feitelijke gebeurtenis die het voorwerp van de vervolging uitmaakt (1). (1) Zie Cass. 3 feb. 1998, AR P.96.1379.N, AC 1998, nr. 60; Cass. 19 jan. 1999, AR P.97.0599.N, AC 1999, nr. 30. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Correctionele rechtbank of politierechtbank - Adiëren van de strafrechter - Akte van aanhangigmaking - Voorwerp In correctionele of politiezaken maakt de verwijzingsbeschikking van het onderzoeksgerecht of de dagvaarding om voor het vonnisgerecht te verschijnen niet de daarin vermelde kwalificatie en omschrijving bij het vonnisgerecht aanhangig, maar wel de feiten zoals ze blijken uit de stukken van het onderzoek en die aan de verwijzingsbeschikking of de dagvaarding ten grondslag liggen (1). (1) Cass. 23 sept. 1987, AR 6005, AC 1987-88, nr. 51; Cass. 8 dec. 1992, AR 5908, AC 1992, nr. 774; Cass. 7 sept. 1994, AR P.94.1051.F, AC 1994, nr. 364; Cass. 28 jan. 1997, AR P.96.0039.N, AC 1997, nr. 51; Cass. 25 nov. 1997, AR P.95.1350.N, AC 1997, nr. 500; Cass. 21 juni 2000, AR P.00.0446.F, AC 2000, nr. 389; Cass. 23 okt. 2002, AR P.02.0958.F, AC 2002, nr. 561; Cass. 13 sept. 2005, AR P.05.0657.N, AC 2005, nr. 430; Cass. 5 sept. 2006, AR P.06.0649.N, AC 2006, nr. 389 met noot M.T.; Cass. 20 feb. 2007, AR P.06.1377.N, AC 2007, nr. 104; Cass. 24 mei 2011, AR P.11.0070.N, AC 2011, nr. 344. - Art. 182 Wetboek van Strafvordering 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
Strafzaken - Strafvordering - Omschrijving van de feiten - Opdracht van de rechter - Afwijzing van 50/ 78
LiberCas
9/2014
andere mogelijke omschrijvingen - Motivering Hoewel de rechter de plicht en de bevoegdheid heeft om aan de feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt hun juiste omschrijving te geven, dient hij de afwijzing niet te motiveren van andere omschrijvingen die de partijen hem niet hebben voorgelegd.
14 mei 2014
P.2014.0018.F
AC nr. ...
Strafzaken - Allerlei - Zittingen van de hoven en rechtbanken - Rechters - Kennis van een misdaad of wanbedrijf in de loop van het debat - Aangifte bij de procureur des Konings - Aanwezigheid van het openbaar ministerie op de rechtszittingen In strafzaken maakt de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de zittingen van de hoven en rechtbanken de aangifte overbodig bij de procureur des Konings, door de rechters, van een misdaad of wanbedrijf waarvan ze in de loop van het debat kennis krijgen. - Artt. 29 en 30 Wetboek van Strafvordering 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
RECHTEN VAN DE MENS INTERNATIONAAL VERDRAG BURGERRECHTEN EN POLITIEKE RECHTEN International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 10.3 - Langdurige vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteiten De lange duur van een vrijheidsberoving geeft een veroordeelde geen recht op strafuitvoeringsmodaliteiten; wanneer er tegenaanwijzingen bestaan vereisen noch de artikelen 3 en 5.1.a EVRM, noch artikel 10.3 IVBPR, noch enige andere wetsbepaling dat een tot een vrijheidsstraf veroordeelde geheel of gedeeltelijk in vrijheid moet worden gesteld of penitentiaire verloven dient te krijgen om zich te kunnen reclasseren; de strafuitvoeringsrechtbank oordeelt onaantastbaar over het bestaan van de in artikel 47, § 1, Wet Strafuitvoering bepaalde tegenaanwijzingen om dergelijke modaliteiten toe te staan.
24 juni 2014
P.2014.0929.N
AC nr. ...
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Strafvervolging - Identieke of substantieel dezelfde feiten - Artikel 14.7 - Ne bis in idem - Disciplinaire sanctie Artikel 4.1 Zevende Aanvullende Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, houdt in dat een tweede vervolging verboden is wegens identieke feiten of substantieel dezelfde feiten die na een eerste vervolging hebben geleid tot een onherroepelijke beslissing van veroordeling of vrijspraak; onder identieke of substantieel dezelfde feiten moet worden verstaan een geheel van concrete feitelijke omstandigheden met betrekking tot eenzelfde verdachte welke onlosmakelijk in tijd en ruimte met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie Cass. 29 januari 2013, AR P.12.0402.N, AC 2013, nr. 67 met concl. OM.
24 juni 2014
P.2013.1747.N
AC nr. ...
International verdrag burgerrechten en politieke recht - Artikel 14.7, I.V.B.P.R. - Rechtsbeginsel "non bis in idem" - Beoordeling door de rechter
51/ 78
LiberCas
9/2014
De rechter oordeelt onaantastbaar of de feiten die het voorwerp uitmaken van de vervolgingen identiek of substantieel dezelfde zijn; het Hof gaat evenwel na of de rechter uit de vastgestelde feiten geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Cass. 20 mei 2014, AR P.13.0026.N, AC 2014, nr…. - Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 dec. 1966, goegekeurd bij de wet van 15 mei 1981 - Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM 24 juni 2014
P.2013.1747.N
AC nr. ...
VERDRAG RECHTEN VAN DE MENS Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Onderzoek in strafzaken - Beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen - Onmiddellijk cassatieberoep Niet-ontvankelijkheid - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak - Verenigbaarheid Het verbod om onmiddellijk cassatieberoep in te stellen tegen de beslissing die uitspraak doet over het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen is niet onverenigbaar met artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, aangezien de eerbiediging van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak wordt beoordeeld op het einde van de rechtspleging in haar geheel, het onderzoeksgerecht kan beslissen dat aanvullend onderzoek nodig is en, in geval van verwijzing naar de vonnisrechter, laatstgenoemde kan beslissen om getuigen te verhoren zo hij dat nodig acht om de waarheid aan de dag te brengen. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Artt. 61quinquies, 127, § 3, en 416, eerste en tweede lid Wetboek van Strafvordering 4 juni 2014
P.2014.0236.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.2 - Vermoeden van onschuld - Straftoemeting Redenen - Gegevens eigen aan de persoon van de beklaagde of de beschuldigde - Door hem gestelde daden - Inaanmerkingneming Artikel 6.2 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat het algemene rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld vastlegt, belet de rechter niet om bij de straftoemeting alle gegevens in aanmerking te nemen die eigen zijn aan de persoonlijkheid en met name de daden die de vervolgde persoon zou hebben gesteld, mits hij geen uitspraak doet over het strafbare karakter ervan (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …… . - Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 28 mei 2014
P.2014.0484.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Voorlopige hechtenis - Bevel tot aanhouding Inzage van het dossier vooraleer het bevel tot aanhouding is verleend - Verplichting Uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals het thans wordt uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, volgt niet dat de politionele of gerechtelijke autoriteiten de verdachte en zijn raadsman reeds in de fase tot het verlenen van een aanhoudingsbevel inzage moeten geven van het dossier van de rechtspleging (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.4 - Voorlopige hechtenis - Voorziening op korte termijn bij de rechter - Draagwijdte - Verschijning voor de raadkamer binnen vijf dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding - Terbeschikkingstelling van het dossier 52/ 78
LiberCas
9/2014
Artikel 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verleent eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd het recht voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn gevangenhouding; het in het Belgische recht georganiseerde rechterlijke toezicht dat, volgens artikel 21 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, door de raadkamer ambtshalve wordt verricht binnen vijf dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding, houdt in dat het dossier ter beschikking wordt gehouden van de inverdenkinggestelde en zijn raadsman, vóór de verschijning voor het onderzoeksgerecht (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. - Art. 5.4 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 21, § 3 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM Disciplinaire sanctie - Strafvervolging - Identieke of substantieel dezelfde feiten Artikel 4.1 Zevende Aanvullende Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, houdt in dat een tweede vervolging verboden is wegens identieke feiten of substantieel dezelfde feiten die na een eerste vervolging hebben geleid tot een onherroepelijke beslissing van veroordeling of vrijspraak; onder identieke of substantieel dezelfde feiten moet worden verstaan een geheel van concrete feitelijke omstandigheden met betrekking tot eenzelfde verdachte welke onlosmakelijk in tijd en ruimte met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie Cass. 29 januari 2013, AR P.12.0402.N, AC 2013, nr. 67 met concl. OM.
24 juni 2014
P.2013.1747.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.2 - Spoedeisende gevallen - Vraag tot taalwijziging Wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel Krachtens artikel 16, § 1 Taalwet Gerechtszaken wordt de rechtspleging voor de politierechtbanken en de correctionele rechtbanken van Brussel in de regel gevoerd in het Frans of in het Nederlands indien de verdachte woonachtig is in een gemeente van de Brusselse agglomeratie, naargelang hij zich voor zijn verklaringen in het onderzoek van één of andere dezer talen heeft bediend, maar er kan krachtens artikel 16, § 2, derde lid van die wet van deze regel afgeweken worden, onder meer wanneer de verdachte aan de onderzoeksrechter een taalwijziging vraagt; ingevolge artikel 53/1 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel werd voormeld artikel 16, § 2, derde lid aangevuld met een bepaling volgens dewelke in spoedeisende gevallen de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk aanhangig is gemaakt, voorlopig en gedurende de tijd die vereist is vanwege het spoedeisende karakter, de zaak verder kan blijven behandelen met, indien nodig, de medewerking van een tolk; artikel 5.2 EVRM vereist niet dat de onderzoeksrechter die op grond van artikel 16, § 2, derde lid Taalwet Gerechtszaken, voorlopig de zaak blijft behandelen in de andere van de in artikel 16, § 1 van die wet vermelde talen dan deze die de verdachte voor de rechtspleging heeft gekozen, preciseert waarom hij oordeelt dat de zaak spoedeisend is.
17 juni 2014
P.2014.0935.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Allerlei - Artikel 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM Rechtsbeginsel "non bis in idem" - Beoordeling door de rechter De rechter oordeelt onaantastbaar of de feiten die het voorwerp uitmaken van de vervolgingen identiek of substantieel dezelfde zijn; het Hof gaat evenwel na of de rechter uit de vastgestelde feiten geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord (1). (1) Cass. 20 mei 2014, AR P.13.0026.N, AC 2014, nr…. 53/ 78
LiberCas
9/2014
- Art. 14.7 Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, ondertekend te New-York op 19 dec. 1966, goegekeurd bij de wet van 15 mei 1981 - Art. 4.1 Zevende Aanvullend Protocol EVRM 24 juni 2014
P.2013.1747.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.c Uit artikel 16, §2, eerste lid, Voorlopige Hechteniswet, volgt niet dat indien de onderzoeksrechter in het proces-verbaal van het verhoor geen melding maakt van de afstand door de verdachte van zijn recht op bijstand van zijn advocaat tijdens de ondervraging, die afstand niet meer op grond van andere feitelijke gegevens kan worden aangenomen; de rechter oordeelt in feite en dus onaantastbaar of de verdachte al dan niet vrijwillig en weloverwogen afstand heeft gedaan van zijn recht op bijstand van een advocaat en het Hof gaat enkel na of hij uit de omstandigheden en feiten die hij vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord.
10 juni 2014
P.2014.0916.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 3 - Langdurige vrijheidsberovende straf Strafuitvoeringsmodaliteiten De lange duur van een vrijheidsberoving geeft een veroordeelde geen recht op strafuitvoeringsmodaliteiten; wanneer er tegenaanwijzingen bestaan vereisen noch de artikelen 3 en 5.1.a EVRM, noch artikel 10.3 IVBPR, noch enige andere wetsbepaling dat een tot een vrijheidsstraf veroordeelde geheel of gedeeltelijk in vrijheid moet worden gesteld of penitentiaire verloven dient te krijgen om zich te kunnen reclasseren; de strafuitvoeringsrechtbank oordeelt onaantastbaar over het bestaan van de in artikel 47, § 1, Wet Strafuitvoering bepaalde tegenaanwijzingen om dergelijke modaliteiten toe te staan. 24 juni 2014
P.2014.0929.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Artikel 6.3.d - Getuigenverhoor - Beoordeling door de feitenrechter De rechter oordeelt in feite over de noodzaak en de raadzaamheid om het verhoor van een getuige te bevelen; artikel 6.3, b, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden wijkt van die regel niet af (1). (1) Zie Cass. 3 nov. 1981, nr. 6952, AC 1992, p. 315; Cass. 24 april 2007, AR P.07.0068.N, AC 2007, nr. 206.
21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.3 - Bevel tot aanhouding - Inzage van het dossier vooraleer het bevel tot aanhouding is verleend - Verplichting - Artikel 7 richtlijn 2012/13/EU van 22 mei 2012 - Toepassing Artikel 7 van de richtlijn 2012/13/EU van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures, dat bepaalt dat wanneer een persoon is aangehouden of gedetineerd, de lidstaten erop toezien dat de stukken betreffende de zaak die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie overeenkomstig het nationale recht daadwerkelijk aan te vechten, ter beschikking worden gesteld van de aangehouden personen of hun advocaten, is niet bedoeld om te worden toegepast op het tijdvak dat aan het verhoor door de onderzoeksrechter en aan het eventuele verlenen van een bevel tot aanhouding voorafgaat, een fase die overeenkomt met het tijdvak bedoeld in artikel 5.3 en niet 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. 54/ 78
LiberCas
9/2014
- Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 7 Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.3 - Recht op een eerlijk proces - Wapengelijkheid Recht op bijstand van een advocaat - Verklaring zonder bijstand van een advocaat - Wering uit het beraad Vermits het arrest eisers schuldigverklaring enkel steunt op de vaststellingen van de verbalisanten, kan het weren uit het beraad van een door de eiser zelf bekritiseerde want onwettig afgenomen verklaring, hem niet schaden; dit levert geen miskenning op van het recht op een eerlijk proces, het recht van verdediging of de wapengelijkheid (1). (1) Zie Cass. 23 november 2010, AR P.10.1428.N, AC 2010, nr. 690, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 5 september 2012, AR P.12.0418.F, AC 2012, nr. 447, met concl. van D. Vandermeersch; Cass. 13 november 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610, met concl. van advocaat-generaal P. Duinslaeger; Cass. 8 januari 2013, AR P.12.0154.N, AC 2013, nr. 15.
17 juni 2014
P.2014.0657.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.1 - Artikel 5.1.a - Langdurige vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteiten De lange duur van een vrijheidsberoving geeft een veroordeelde geen recht op strafuitvoeringsmodaliteiten; wanneer er tegenaanwijzingen bestaan vereisen noch de artikelen 3 en 5.1.a EVRM, noch artikel 10.3 IVBPR, noch enige andere wetsbepaling dat een tot een vrijheidsstraf veroordeelde geheel of gedeeltelijk in vrijheid moet worden gesteld of penitentiaire verloven dient te krijgen om zich te kunnen reclasseren; de strafuitvoeringsrechtbank oordeelt onaantastbaar over het bestaan van de in artikel 47, § 1, Wet Strafuitvoering bepaalde tegenaanwijzingen om dergelijke modaliteiten toe te staan.
24 juni 2014
P.2014.0929.N
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 6 - Art. 6.1 - Recht op een eerlijke behandeling van de zaak Uit het enkele feit dat de strafvordering steunt op gegevens uit een dossier dat niet bij de rechter aanhangig is gemaakt en waarvan hij niet vraagt dat het in zijn geheel bij het dossier zou worden gevoegd, kan geen miskenning van het recht op een eerlijke behandeling van de zaak worden afgeleid. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
Verdrag rechten van de mens - Art. 5 - Art. 5.2 - Draagwijdte - Bijstand tolk Uit artikel 5.2 EVRM volgt dat wie de taal van de rechtspleging niet verstaat moet bijgestaan worden door een tolk; die bepaling regelt niet de taal van de rechtspleging (1). (1) Cass. 20 mei 2014, P.14.0803.N, AC 2014, nr…. 17 juni 2014
P.2014.0935.N
AC nr. ...
RECHTSBEGINSELEN (ALGEMENE) - Strafzaken - Persoonlijk karakter van straf - Douane- en accijnsrecht - Bepalingen die de rechter 55/ 78
LiberCas
9/2014
opdragen een solidaire geldboete op te leggen - Bestaanbaarheid Uit het arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de bepalingen in het douane- en accijnsrecht die de rechter opdragen aan de veroordeelden een solidaire geldboete op te leggen, het algemeen rechtsbeginsel van het persoonlijk karakter van de straf miskennen (1). (1) GwH 7 nov. 2013, nr. 148/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel in strafzaken vereist dat de wetgever in voldoende nauwkeurige, duidelijke en rechtszekerheid biedende bewoordingen bepaalt welke feiten strafbaar worden gesteld, zodat diegene die een gedrag aanneemt, vooraf op afdoende wijze kan inschatten wat het strafrechtelijk gevolg van dat gedrag zal zijn (1). (1) GwH 20 okt. 2011, nr. 158/2011. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Gelijkheid van wapens - Recht van verdediging - Onderscheid Er bestaan geen rechtsbeginselen zoals het recht op tegenspraak of het recht op gelijke wapens, die onderscheiden zouden zijn van het algemeen beginsel van het recht op verdediging (1). (1) Zie Cass. 12 sep. 2007, AR P.07.0942.F, AC 2007, nr. 403; Cass. 13 nov. 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610; Cass. 7 nov. 2012, AR P.12.1711.F, AC 2012, nr. 601.
21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
- Strafzaken - Legaliteitsbeginsel - Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging door het Grondwettelijk Hof - Navolgende omschrijving van de gevolgen van de gedeeltelijke vernietiging Het legaliteitsbeginsel wordt niet miskend doordat het Grondwettelijk Hof bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997 gedeeltelijk heeft vernietigd en nadien, bij arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013, de gevolgen van die vernietiging heeft omschreven, ongeacht de uitlegging van die gedeeltelijke vernietiging door andere rechtscolleges (1). (1) GwH 30 okt. 2008, nr. 140/2008; GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
- Ne bis in idem - Disciplinaire sanctie - Strafvervolging - Identieke of substantieel dezelfde feiten Artikel 4.1 Zevende Aanvullende Protocol EVRM, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, houdt in dat een tweede vervolging verboden is wegens identieke feiten of substantieel dezelfde feiten die na een eerste vervolging hebben geleid tot een onherroepelijke beslissing van veroordeling of vrijspraak; onder identieke of substantieel dezelfde feiten moet worden verstaan een geheel van concrete feitelijke omstandigheden met betrekking tot eenzelfde verdachte welke onlosmakelijk in tijd en ruimte met elkaar verbonden zijn (1). (1) Zie Cass. 29 januari 2013, AR P.12.0402.N, AC 2013, nr. 67 met concl. OM.
24 juni 2014
P.2013.1747.N
AC nr. ...
- Strafzaken - Debat op tegenspraak - Recht van verdediging - Onderscheid
56/ 78
LiberCas
9/2014
Er bestaan geen rechtsbeginselen zoals het recht op tegenspraak of het recht op gelijke wapens, die onderscheiden zouden zijn van het algemeen beginsel van het recht op verdediging (1). (1) Zie Cass. 12 sep. 2007, AR P.07.0942.F, AC 2007, nr. 403; Cass. 13 nov. 2012, AR P.12.1082.N, AC 2012, nr. 610; Cass. 7 nov. 2012, AR P.12.1711.F, AC 2012, nr. 601.
21 mei 2014
P.2014.0094.F
AC nr. ...
RECHTSBIJSTAND - Betekening aan de partij bij het cassatiearrest - Gerechtskosten - Beschikking van de eerste voorzitter die zonder voorbehoud rechtsbijstand toekent De beschikking van de eerste voorzitter van het Hof die zonder voorbehoud rechtsbijstand heeft toegekend teneinde cassatieberoep in te stellen, dekt alle prestaties die nodig zijn om die procedure te doorlopen; de betekening aan de partij bij een cassatiearrest, zoals bepaald in artikel 1115 van het Gerechtelijk Wetboek, maakt de laatste fase van de cassatieprocedure uit en wordt dus gedekt door die beschikking; het nieuwe verzoek tot rechtsbijstand is derhalve zonder belang. - Artt. 664 en 1115 Gerechtelijk Wetboek 5 juni 2014
G.2014.0086.F
AC nr. ...
REDENEN VAN DE VONNISSEN EN ARRESTEN GEEN CONCLUSIE Geen conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) - Straf Uitstel - Weigering - Motivering - Verplichting Uitstel is een strafuitvoeringsmodaliteit; uit artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie volgt dat de rechter weliswaar de toekenning en de weigering van het uitstel moet motiveren maar de redenen niet hoeft op te geven waarom hij het niet toekent wanneer hem niet om die maatregel is verzocht (1). (1) Cass. 26 feb. 2002, AR P.01.1650.N, AC 2002, nr. 133.
14 mei 2014
P.2013.2083.F
AC nr. ...
OP CONCLUSIE Op conclusie - Strafzaken (geestrijke dranken en douane en accijnzen inbegrepen) Motiveringsverplichting Noch artikel 149 Grondwet noch het recht van verdediging verplichten de appelrechters de eis te beantwoorden waarvan de eiser zelf de afwijzing heeft gevraagd.
10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
REGELING VAN RECHTSGEBIED STRAFZAKEN 57/ 78
LiberCas
9/2014
Strafzaken - Algemeen - Niet-ontvankelijk verzoek - Ambtshalve regeling van rechtsgebied Is niet ontvankelijk het verzoek ingediend door de Procureur-generaal bij het hof van beroep betreffende een arrest dat het voorwerp uitmaakt van een hangend cassatieberoep; het Hof van Cassatie kan echter het rechtsgebied ambtshalve regelen wanneer het naar aanleiding van de beslissing tot verwerping van het cassatieberoep de stand van de rechtspleging in aanmerking heeft kunnen nemen (1). (1) Cass. 12 augustus 1991, AC 1990-91, nr.570; Cass. 27 mei 1986, AC 1985-86, nr.598; Cass. 16 juni 1970, AC 1970, 976. 17 juni 2014
P.2014.0757.N
AC nr. ...
Strafzaken - Algemeen - Verzoek van de Procureur-generaal bij het hof van beroep - Betreffende arrest waartegen cassatieberoep - Niet-ontvankelijkheid Is niet ontvankelijk het verzoek ingediend door de Procureur-generaal bij het hof van beroep betreffende een arrest dat het voorwerp uitmaakt van een hangend cassatieberoep; het Hof van Cassatie kan echter het rechtsgebied ambtshalve regelen wanneer het naar aanleiding van de beslissing tot verwerping van het cassatieberoep de stand van de rechtspleging in aanmerking heeft kunnen nemen (1). (1) Cass. 12 augustus 1991, AC 1990-91, nr.570; Cass. 27 mei 1986, AC 1985-86, nr.598; Cass. 16 juni 1970, AC 1970, 976.
17 juni 2014
P.2014.0757.N
AC nr. ...
SCHENKINGEN EN TESTAMENTEN - Schenking als voorschot op erfenis - Notariële akte - Latere verklaring van schenking bij vooruitmaking of buiten erfdeel - Vorm Wanneer een schenking bij notariële akte is geschied als voorschot op erfenis, al dan niet met vrijstelling van inbreng in natura, kan de latere verklaring dat de schenking bij vooruitmaking of buiten erfdeel wordt gemaakt enkel geschieden in de vorm van een notariële akte of van een beschikking bij testament. - Art. 919 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2013.0479.N
AC nr. ...
SOCIALE ZEKERHEID ZELFSTANDIGEN Zelfstandigen - Bestuurders van vennootschappen - Sociaal statuut - Vermoeden - Duur Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2012.0092.F
AC nr. ...
Zelfstandigen - Bestuurders van vennootschappen - Sociaal statuut - Vermoeden - Duur Uit artikel 3, §1, vierde lid, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967, houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen volgt dat personen benoemd tot mandataris in een aan de Belgische vennootschapsbelasting of belasting der niet-inwoners onderworpen vennootschap of vereniging en in die hoedanigheid vermoed worden in België een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen, onderworpen blijven aan dat vermoeden zolang zij de functies uitoefenen waartoe zij werden aangewezen (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … 58/ 78
LiberCas
9/2014
- Art. 3, § 1, vierde lid KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen 12 mei 2014
S.2012.0092.F
AC nr. ...
SPORT - Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening - Sportbeoefenaar - Dopingpraktijk Drugswet - Strafbaarstelling Uit de samenhang van de artikelen 3, 51, 3° en 52, eerste lid, van het Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening volgt dat het bezit van verboden substanties als bedoeld in de Drugswet door een sportbeoefenaar tijdens of bij de voorbereiding van een sportmanifestatie, steeds krachtens die wet strafbaar is (1). (1) Zie Cass. 3 juni 2008, AR P.07.0521.N, AC 2008, nr. 338.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
STRAF ALGEMEEN. STRAF EN MAATREGEL. WETTIGHEID Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Wettigheid - Douane en accijnzen - Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof - Artikel 39, Accijnswet 2009 - Inwerkingtreding op 10 januari 2010 - Inbreuken gepleegd tussen 30 oktober 2008 en 9 januari 2009 - Geldboete Uit de arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de rechter in alle gevallen waarin hij te oordelen heeft over inbreuken op artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997, gepleegd vóór 10 januari 2010, de geldboete kan uitspreken die volgt uit de versie van deze wetsbepaling die van toepassing was vanaf 30 oktober 2008, datum van het arrest nr. 140/2008 van het Grondwettelijk Hof, tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen; aangezien de rechter die geldboete kan matigen zonder aan een minimumgeldboete gebonden te zijn, past hij in die gevallen de mildste strafwet toe (1). (1) GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening - Sportbeoefenaar - Dopingpraktijk - Drugswet - Strafbaarstelling Uit de samenhang van de artikelen 3, 51, 3° en 52, eerste lid, van het Decreet Medisch en Ethisch Verantwoorde Sportbeoefening volgt dat het bezit van verboden substanties als bedoeld in de Drugswet door een sportbeoefenaar tijdens of bij de voorbereiding van een sportmanifestatie, steeds krachtens die wet strafbaar is (1). (1) Zie Cass. 3 juni 2008, AR P.07.0521.N, AC 2008, nr. 338.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
Algemeen - Straf en maatregel - Wettigheid - Straf en maatregel - Vergoeding opgelegd door de rechter aan iedere veroordeelde
59/ 78
LiberCas
9/2014
De overeenkomstig artikel 91 Tarief Strafzaken aan iedere veroordeelde op te leggen vergoeding is een veroordeling tot kosten en bijgevolg geen straf, zodat de verhoging ervan niet met eenparigheid van stemmen van de leden van het gerecht in hoger beroep dient te worden gelegd (1). (1) Zie Cass. 8 oktober 2008, AR P.08.0719.F, AC 2008, nr. 532.
10 juni 2014
P.2013.0127.N
AC nr. ...
ALLERLEI Allerlei - Straftoemeting - Redenen - Gegevens eigen aan de persoon van de beklaagde of de beschuldigde - Door hem gestelde daden - Inaanmerkingneming - Voorwaarde - Eerbiediging van het vermoeden van onschuld Artikel 6.2 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat het algemene rechtsbeginsel van het vermoeden van onschuld vastlegt, belet de rechter niet om bij de straftoemeting alle gegevens in aanmerking te nemen die eigen zijn aan de persoonlijkheid en met name de daden die de vervolgde persoon zou hebben gesteld, mits hij geen uitspraak doet over het strafbare karakter ervan (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …… . - Art. 6.2 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 28 mei 2014
P.2014.0484.F
AC nr. ...
AUTRES PEINES Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Toewijzing verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij Anders dan de teruggave, dewelke een burgerrechtelijke maatregel met zakenrechtelijke werking is die de rechter in geval van veroordeling verplicht dient te bevelen, is de verbeurdverklaring met toewijzing van verbeurdverklaarde zaken een straf die de burgerlijke partij aan wie de zaken werden toegewezen, een burgerrechtelijk vorderingsrecht verleent tot afgifte van de toegewezen bedragen of de opbrengst van de toegewezen zaken vanwege de Domeinen, die krachtens artikel 197bis Wetboek van Strafvordering deze straf ten uitvoer leggen; de rechter kan, maar moet niet de toewijzing van de bedoelde zaken bevelen, ongeacht of die zaken overeenstemmen met de schade van de burgerlijke partij. - Art. 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Schadevergoeding Rechtsgrond - Onderscheid De verbeurdverklaring, als straf, strekt ertoe aan de veroordeelde een leed op te leggen als sanctie voor een door de strafwet verboden gedraging terwijl schadevergoeding strekt tot het herstel van het door een onrechtmatige daad veroorzaakte nadeel aan het slachtoffer en zodoende van burgerrechtelijke aard is zodat bijgevolg beiden een andere rechtsgrond hebben; de omstandigheid dat de rechter ten laste van een beklaagde de verbeurdverklaring van in artikel 42, 3°, Strafwetboek vermelde vermogensvoordelen beveelt en hem tevens veroordeelt tot betaling aan de burgerlijke partij van een schadevergoeding die met die vermogensvoordelen overeenstemt, leidt dan ook niet tot miskenning van het eigendomsrecht of het opleggen van een onredelijk zware straf. - Artt. 42, 3° en 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Teruggave - Onderscheid 60/ 78
LiberCas
9/2014
Anders dan de teruggave, dewelke een burgerrechtelijke maatregel met zakenrechtelijke werking is die de rechter in geval van veroordeling verplicht dient te bevelen, is de verbeurdverklaring met toewijzing van verbeurdverklaarde zaken een straf die de burgerlijke partij aan wie de zaken werden toegewezen, een burgerrechtelijk vorderingsrecht verleent tot afgifte van de toegewezen bedragen of de opbrengst van de toegewezen zaken vanwege de Domeinen, die krachtens artikel 197bis Wetboek van Strafvordering deze straf ten uitvoer leggen; de rechter kan, maar moet niet de toewijzing van de bedoelde zaken bevelen, ongeacht of die zaken overeenstemmen met de schade van de burgerlijke partij. - Art. 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
Andere Straffen - Verbeurdverklaring - Bijzondere verbeurdverklaring - Toewijzing verbeurdverklaarde zaken aan de burgerlijke partij - Taak van de rechter Anders dan de teruggave, dewelke een burgerrechtelijke maatregel met zakenrechtelijke werking is die de rechter in geval van veroordeling verplicht dient te bevelen, is de verbeurdverklaring met toewijzing van verbeurdverklaarde zaken een straf die de burgerlijke partij aan wie de zaken werden toegewezen, een burgerrechtelijk vorderingsrecht verleent tot afgifte van de toegewezen bedragen of de opbrengst van de toegewezen zaken vanwege de Domeinen, die krachtens artikel 197bis Wetboek van Strafvordering deze straf ten uitvoer leggen; de rechter kan, maar moet niet de toewijzing van de bedoelde zaken bevelen, ongeacht of die zaken overeenstemmen met de schade van de burgerlijke partij. - Art. 43bis, derde lid Strafwetboek 10 juni 2014
P.2014.0280.N
AC nr. ...
GELDBOETE EN OPDECIEMEN Geldboete en opdeciemen - Douane en accijnzen - Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof - Artikel 39, Accijnswet 2009 - Inwerkingtreding op 10 januari 2010 - Inbreuken gepleegd tussen 30 oktober 2008 en 9 januari 2009 - Geldboete - Wettigheid Uit de arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de rechter in alle gevallen waarin hij te oordelen heeft over inbreuken op artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997, gepleegd vóór 10 januari 2010, de geldboete kan uitspreken die volgt uit de versie van deze wetsbepaling die van toepassing was vanaf 30 oktober 2008, datum van het arrest nr. 140/2008 van het Grondwettelijk Hof, tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen; aangezien de rechter die geldboete kan matigen zonder aan een minimumgeldboete gebonden te zijn, past hij in die gevallen de mildste strafwet toe (1). (1) GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
SAMENLOOP Samenloop - Eendaadse - Eenheid van opzet
61/ 78
LiberCas
9/2014
Voor de toepassing van artikel 65, tweede lid, Strafwetboek oordeelt de rechter onaantastbaar of er eenheid van opzet bestaat tussen de feiten waarvoor hij een beklaagde schuldig verklaart en deze waarvoor diezelfde beklaagde bij een eerder in kracht van gewijsde gegane strafrechterlijke beslissing tot straf is veroordeeld; hij kan de afwezigheid van eenheid van opzet afleiden uit alle hem regelmatige overgelegde feitelijke gegevens, zoals het tijdsverloop tussen de reeds beoordeelde feiten en deze die bij hem aanhangig zijn en hij voegt aldus geen voorwaarde toe aan de toepassing van het vermelde wetsartikel (1). (1) Cass. 11 april 1984, AC 1983-84, nr.464; Cass. 29 september 1992, AC 1991-92, nr.636.
17 juni 2014
P.2014.0472.N
AC nr. ...
VERVANGENDE GEVANGENISSTRAF Vervangende gevangenisstraf - Wanbedrijf - Wettelijke herhaling - Maximum Bij gebreke van betaling kan de correctionele geldboete worden vervangen door een gevangenisstraf waarvan de duur door de rechter wordt bepaald zonder dat zij de duur van drie maanden mag te boven gaan; wanneer de veroordeling wordt uitgesproken in staat van wettelijke herhaling kan het maximum van de vervangende straf evenwel, behoudens een bijzondere wettelijke bepaling, evenals de hoofdstraf worden verdubbeld (1). (1) Zie Cass. 15 maart 1977, AC 1977, p. 765. - Artt. 40, eerste lid, en 56, tweede lid Strafwetboek 21 mei 2014
P.2014.0560.F
AC nr. ...
ZWAARSTE STRAF Zwaarste straf - Wettigheid - Douane en accijnzen - Artikel 39, Accijnswet 1997 - Gedeeltelijke vernietiging bij arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof - Artikel 39, Accijnswet 2009 - Inwerkingtreding op 10 januari 2010 - Inbreuken gepleegd tussen 30 oktober 2008 en 9 januari 2009 - Toepasselijke versie van artikel 39, Accijnswet - Mogelijkheid voor de rechter de geldboete te matigen zonder gebonden te zijn aan een minimumgeldboete - Mildste strafwet Uit de arresten nr. 97/2012 van 19 juli 2012 en nr. 26/2013 van 28 februari 2013 van het Grondwettelijk Hof volgt dat de rechter in alle gevallen waarin hij te oordelen heeft over inbreuken op artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997, gepleegd vóór 10 januari 2010, de geldboete kan uitspreken die volgt uit de versie van deze wetsbepaling die van toepassing was vanaf 30 oktober 2008, datum van het arrest nr. 140/2008 van het Grondwettelijk Hof, tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen; aangezien de rechter die geldboete kan matigen zonder aan een minimumgeldboete gebonden te zijn, past hij in die gevallen de mildste strafwet toe (1). (1) GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
STRAFUITVOERING - Strafuitvoeringsrechtbank - Langdurige vrijheidsberovende straf - Strafuitvoeringsmodaliteiten
62/ 78
LiberCas
9/2014
De lange duur van een vrijheidsberoving geeft een veroordeelde geen recht op strafuitvoeringsmodaliteiten; wanneer er tegenaanwijzingen bestaan vereisen noch de artikelen 3 en 5.1.a EVRM, noch artikel 10.3 IVBPR, noch enige andere wetsbepaling dat een tot een vrijheidsstraf veroordeelde geheel of gedeeltelijk in vrijheid moet worden gesteld of penitentiaire verloven dient te krijgen om zich te kunnen reclasseren; de strafuitvoeringsrechtbank oordeelt onaantastbaar over het bestaan van de in artikel 47, § 1, Wet Strafuitvoering bepaalde tegenaanwijzingen om dergelijke modaliteiten toe te staan.
24 juni 2014
P.2014.0929.N
AC nr. ...
- Strafuitvoeringsrechtbank - Territoriale bevoegdheid Artikel 635, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek, bepaalt dat de strafuitvoeringsrechtbanken bevoegd zijn voor de veroordeelden die gedetineerd zijn in de strafinrichtingen in het rechts- gebied van het hof van beroep waarin zij gevestigd zijn, behoudens de door de Koning bepaalde uitzonderingen en dat die strafuitvoeringsrechtbank bevoegd blijft voor elke beslissing tot op het ogenblik van de definitieve invrijheidstelling; dit houdt in dat om bevoegd te blijven de strafuitvoeringsrechtbank overeenkomstig haar op het ogenblik van de eerste adiëring geldende territoriale bevoegdheid reeds uitspraak heeft gedaan over een strafuitvoeringsmodaliteit, zoniet zal enkel die strafuitvoeringsrechtbank bevoegd zijn die op het ogenblik van het indienen van het verzoek van de veroordeelde of van het advies van de gevangenisdirecteur territoriaal bevoegd is.
24 juni 2014
P.2014.0930.N
AC nr. ...
STRAFVORDERING - Omschrijving van de feiten - Opdracht van de rechter - Afwijzing van andere mogelijke omschrijvingen - Motivering Hoewel de rechter de plicht en de bevoegdheid heeft om aan de feiten die bij hem aanhangig zijn gemaakt hun juiste omschrijving te geven, dient hij de afwijzing niet te motiveren van andere omschrijvingen die de partijen hem niet hebben voorgelegd.
14 mei 2014
P.2014.0018.F
AC nr. ...
- Adiëren van de strafrechter - Akte van aanhangigmaking - Voorwerp - Wettelijke omschrijving Onaantastbare beoordeling door de feitenrechter De feitenrechter oordeelt onaantastbaar welke de wettelijke omschrijving is van de feiten die bedoeld zijn in de dagvaarding of de verwijzingsbeschikking, voor zover die omschrijving niet onverenigbaar is met die feiten (1). (1) Zie Cass. 4 april 2006, AR P.05.1650.N, AC 2006, nr. 195; Cass. 11 okt. 2011, AR P.11.0389.N, AC 2011, nr. 538. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
- Adiëren van de strafrechter - Akte van aanhangigmaking - Voorwerp
63/ 78
LiberCas
9/2014
In correctionele of politiezaken maakt de verwijzingsbeschikking van het onderzoeksgerecht of de dagvaarding om voor het vonnisgerecht te verschijnen niet de daarin vermelde kwalificatie en omschrijving bij het vonnisgerecht aanhangig, maar wel de feiten zoals ze blijken uit de stukken van het onderzoek en die aan de verwijzingsbeschikking of de dagvaarding ten grondslag liggen (1). (1) Cass. 23 sept. 1987, AR 6005, AC 1987-88, nr. 51; Cass. 8 dec. 1992, AR 5908, AC 1992, nr. 774; Cass. 7 sept. 1994, AR P.94.1051.F, AC 1994, nr. 364; Cass. 28 jan. 1997, AR P.96.0039.N, AC 1997, nr. 51; Cass. 25 nov. 1997, AR P.95.1350.N, AC 1997, nr. 500; Cass. 21 juni 2000, AR P.00.0446.F, AC 2000, nr. 389; Cass. 23 okt. 2002, AR P.02.0958.F, AC 2002, nr. 561; Cass. 13 sept. 2005, AR P.05.0657.N, AC 2005, nr. 430; Cass. 5 sept. 2006, AR P.06.0649.N, AC 2006, nr. 389 met noot M.T.; Cass. 20 feb. 2007, AR P.06.1377.N, AC 2007, nr. 104; Cass. 24 mei 2011, AR P.11.0070.N, AC 2011, nr. 344. 27 mei 2014
P.2012.1265.N
AC nr. ...
- Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering - Bijzondere opsporingsmethoden Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Tegensprekelijk onderzoek vereist - Nazicht door de feitenrechter Het toezicht op de regelmatigheid van de bijzondere opsporingsmethode infiltratie, die door de kamer van inbeschuldigingstelling aan het einde van een inquisitoire rechtspleging wordt verricht, belet het onderzoek niet, in het kader van een tegensprekelijke rechtspleging, van de grond van nietontvankelijkheid van de strafvordering voortvloeiend uit een door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking op grond van gegevens uit het voor de partijen toegankelijke dossier; dat tegensprekelijk onderzoek kan plaatsvinden in het kader van de procedure van de beoordeling ten gronde (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering - Art. 235ter Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
- Grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering - Bijzondere opsporingsmethoden Controle met toepassing van artikel 235ter, § 1, Wetboek van Strafvordering - Kamer van inbeschuldigingstelling - Draagwijdte van de controle - Politionele uitlokking - Nazicht door de feitenrechter Wanneer de kamer van inbeschuldigingstelling, noch op het ogenblik dat ze kennisgenomen heeft van de zaak naar aanleiding van de controle over de toepassing van de bijzondere opsporingsmethoden, noch op het ogenblik van de regeling van de rechtspleging, de regelmatigheid van de rechtspleging en van de bewijsverkrijging heeft onderzocht aan de hand van het open dossier, kan de feitenrechter, wegens de door de verdediging aangevoerde politionele uitlokking, niet weigeren de grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering te onderzoeken; daartoe moet hij, in het kader van een tegensprekelijke procedure, onderzoeken waarom de operatie werd opgezet, in welke mate de politie bij het misdrijf is betrokken en wat de aard is van de aansporingen of de druk waaraan de beklaagde eventueel werd blootgesteld (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. … - Artt. 235bis en 235ter Wetboek van Strafvordering - Art. 30 Voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering 28 mei 2014
P.2014.0424.F
AC nr. ...
TAALGEBRUIK GERECHTSZAKEN (WET 15 JUNI 1935) Gerechtszaken (wet 15 juni 1935) - In eerste aanleg - Strafzaken - Voorlopige hechtenis - Bevel tot aanhouding - Verdachte woonachtig in Brusselse agglomeratie - Vraag tot taalwijziging - Wet van 64/ 78
LiberCas
9/2014
19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel Spoedeisende gevallen Krachtens artikel 16, § 1 Taalwet Gerechtszaken wordt de rechtspleging voor de politierechtbanken en de correctionele rechtbanken van Brussel in de regel gevoerd in het Frans of in het Nederlands indien de verdachte woonachtig is in een gemeente van de Brusselse agglomeratie, naargelang hij zich voor zijn verklaringen in het onderzoek van één of andere dezer talen heeft bediend, maar er kan krachtens artikel 16, § 2, derde lid van die wet van deze regel afgeweken worden, onder meer wanneer de verdachte aan de onderzoeksrechter een taalwijziging vraagt; ingevolge artikel 53/1 van de wet van 19 juli 2012 betreffende de hervorming van het gerechtelijk arrondissement Brussel werd voormeld artikel 16, § 2, derde lid aangevuld met een bepaling volgens dewelke in spoedeisende gevallen de rechter bij wie de zaak oorspronkelijk aanhangig is gemaakt, voorlopig en gedurende de tijd die vereist is vanwege het spoedeisende karakter, de zaak verder kan blijven behandelen met, indien nodig, de medewerking van een tolk; artikel 5.2 EVRM vereist niet dat de onderzoeksrechter die op grond van artikel 16, § 2, derde lid Taalwet Gerechtszaken, voorlopig de zaak blijft behandelen in de andere van de in artikel 16, § 1 van die wet vermelde talen dan deze die de verdachte voor de rechtspleging heeft gekozen, preciseert waarom hij oordeelt dat de zaak spoedeisend is.
17 juni 2014
P.2014.0935.N
AC nr. ...
TERUGVORDERING VAN HET ONVERSCHULDIGD BETAALDE - Onverschuldigde betaling De betaling aan een schuldeiser heeft een geldige oorzaak en is niet onverschuldigd omdat deze betaling, die het gevolg is van de verdeling van de opbrengst van een beslag, plaatsvond met miskenning van de regels van de voorrang van schuldvorderingen; de schuldeiser mag, in beginsel, erop vertrouwen dat de verdeling correct is gebeurd; een betaling door een vereffenaar aan een schuldeiser verricht vóór het afsluiten van de verdelingsprocedure is evenwel niet definitief en is bijgevolg onverschuldigd in de mate zij het bedrag overschrijdt dat aan die schuldeiser toekomt volgens de definitieve verdeling (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 1235, 1376 en 1377 Burgerlijk Wetboek - Artt. 1643, 1644, 1645 en 1650 Gerechtelijk Wetboek 19 mei 2014
C.2013.0482.N
AC nr. ...
- Onverschuldigde betaling Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 19 mei 2014
C.2013.0482.N
AC nr. ...
UITLEVERING - Europees aanhoudingsbevel - Facultatieve weigeringsgrond - Definitieve veroordeling voor dezelfde feiten in een Staat die geen Lidstaat van de Europese Unie is - Voorwaarde - Ondergane of ten uitvoer gelegde straf of straf die niet meer ten uitvoer kan worden gelegd - Verzoek tot uitlevering vanwege de niet-Lidstaat Een verzoek tot uitlevering houdt niet in dat de straf waarop dat verzoek betrekking heeft, ten uitvoer wordt gelegd in de zin van artikel 6, 3°, Wet Europees Aanhoudingsbevel. 65/ 78
LiberCas 4 februari 2014
9/2014 P.2014.0172.N
AC nr. ...
VALSHEID EN GEBRUIK VAN VALSE STUKKEN - Bestanddelen Valsheid in geschrifte bestaat erin in een door de wet beschermd geschrift, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de waarheid te vermommen op een bij de wet bepaalde wijze, terwijl hieruit een nadeel kan ontstaan; een door de wet beschermd geschrift is een geschrift dat in zekere mate tot bewijs kan strekken, dit is zich aan het openbare vertrouwen opdringt, zodat de overheid of particulieren die ervan kennis nemen of aan wie het wordt voorgelegd, kunnen overtuigd zijn van de waarachtigheid van de rechtshandeling of van het juridisch feit in dat geschrift vastgelegd of kunnen gerechtigd zijn daaraan geloof te hechten (1). (1) Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0073.N, AC 2005, nr. 360. - Artt. 193, 196 en 197 Strafwetboek 17 juni 2014
P.2014.0391.N
AC nr. ...
- Beschermd geschrift Valsheid in geschrifte bestaat erin in een door de wet beschermd geschrift, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de waarheid te vermommen op een bij de wet bepaalde wijze, terwijl hieruit een nadeel kan ontstaan; een door de wet beschermd geschrift is een geschrift dat in zekere mate tot bewijs kan strekken, dit is zich aan het openbare vertrouwen opdringt, zodat de overheid of particulieren die ervan kennis nemen of aan wie het wordt voorgelegd, kunnen overtuigd zijn van de waarachtigheid van de rechtshandeling of van het juridisch feit in dat geschrift vastgelegd of kunnen gerechtigd zijn daaraan geloof te hechten (1). (1) Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0073.N, AC 2005, nr. 360. - Artt. 193, 196 en 197 Strafwetboek 17 juni 2014
P.2014.0391.N
AC nr. ...
- Aanrijdingsformulier - Toepassing Het opstellen van een aanrijdingsformulier waarin valse verklaringen worden opgenomen van de bij het ongeval betrokken personen, kan valsheid in geschrifte opleveren: derden kunnen immers overtuigd worden van de waarachtigheid van die valse verklaringen of kunnen gerechtigd zijn daaraan geloof te hechten; de vraag tegenover wie dat formulier in rechte tegenstelbaar is, is daarbij zonder belang (1). (1) Zie Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0073.N, AC 2005, nr. 360; Cass. 20 september 2005, AR P.05.0268.N, AC 2005, nr. 442. - Artt. 193, 196 en 197 Strafwetboek 17 juni 2014
P.2014.0391.N
AC nr. ...
VENNOOTSCHAPPEN HANDELSVENNOOTSCHAPPEN Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Bestuurders - Opdracht - Duur
66/ 78
LiberCas
9/2014
Ofschoon de duur van de opdracht van de bestuurders van naamloze vennootschappen krachtens artikel 518, §3, van het Wetboek van Vennootschappen, zes jaren niet te boven mag gaan en zij te allen tijde door de algemene vergadering kunnen worden ontslagen, blijkt uit de regels van de opdracht dat de functies van een bestuurder bij het verstrijken van de duur worden voortgezet, om het behoud van het bestuur van de vennootschap te verzekeren tot hij vervangen is (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … - Art. 1991 Burgerlijk Wetboek - Art. 518, § 3 Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen 12 mei 2014
S.2012.0092.F
AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Algemeen - Fusie - Splitsing - Fusie- of splitsingsvoorstel Kristallisatiedatum - Retroactiviteit - Oogmerk De krachtens de artikelen 693, tweede lid, 5°, 728, tweede lid, 5°, en 743, tweede lid, 5°, van het Wetboek van Vennootschappen in het fusie- of splitsingsvoorstel te vermelden kristallisatiedatum beoogt enkel een boekhoudkundige en niet een verbintenisrechtelijke retroactiviteit van de fusie of splitsing (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 743, tweede lid, 5° Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen - Artt. 693, tweede lid, 5°, 728, tweede lid, 5°, Wetboek 7 mei 1999 van vennootschappen 12 juni 2014
C.2013.0356.N
AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Naamloze vennotschappen - Bestuurders - Opdracht - Duur Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2012.0092.F
AC nr. ...
Handelsvennootschappen - Algemeen - Fusie - Splitsing - Fusie- of splitsingsvoorstel Kristallisatiedatum - Retroactiviteit - Oogmerk Conclusie van advocaat-generaal Vandewal. 12 juni 2014
C.2013.0356.N
AC nr. ...
VERJARING BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Begrip - Aanvang De verjaring, die een verdediging is tegen een laattijdige vordering, vangt in de regel aan op het tijdstip dat de vordering ontstaat, namelijk wanneer de verplichting die zij bekrachtigt moet worden uitgevoerd (1). (1) Zie de deels gelijkluidende concl. OM in Pas. 2014, nr. … 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Schuldvorderingen ten laste van de Staat - Geen vaste uitgaven - Termijn
67/ 78
LiberCas
9/2014
Uit de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 december 1868 houdende het algemeen reglement op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid de artikelen 68 en 100, volgt dat voor andere schuldvorderingen dan die welke voor de Staat een vaste uitgave uitmaken, de belanghebbende, om de betaling van de vordering te verkrijgen,een aangifte, staat of rekening dient over te leggen; hieruit volgt dat, behoudens andersluidende wettelijke bepalingen, de verjaringstermijn van vijf jaar bedoeld in artikel 100, 1°, Wet Rijkscomptabiliteit, in de regel geldt voor alle schuldvorderingen ten laste van de Staat die geen vaste uitgaven zijn. - Artt. 68 en 100 KB 10 dec. 1868 houdende algemeen reglement op Rijkscomptabiliteit - Art. 100, 1° KB 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de Rijkscomptabiliteit 5 juni 2014
C.2013.0434.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Begrip - Aanvang Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0020.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Vorderingen tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Toepasselijke termijnen - Uitwerking Inzake de verjaring van de vorderingen tegen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waren tot 1 januari 2006 de bepalingen van de Wet Rijkscomptabiliteit van toepassing en zijn pas vanaf 1 januari 2006 de gemeenrechtelijke termijnen van toepassing. - Artt. 50, § 2, en 71, § 1 Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten - Art. 1 KB 18 maart 2004 houdende, voor wat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, uitstel van de inwerkingtreding van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de - Art. 15 Wet 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof 5 juni 2014
C.2013.0434.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Termijnen (aard, duur, aanvang en einde) - Duur - Erfdienstbaarheid - Lijdend erf - Accessoir opstalrecht Het accessoir opstalrecht dat op het lijdend erf rust bij een erfdienstbaarheid is niet gebonden aan de maximumduur van vijftig jaar, zoals bepaald in artikel 4 van de Opstalwet, maar gaat als accessorium van de erfdienstbaarheid slechts teniet bij het verdwijnen van de erfdienstbaarheid zelf. - Artt. 1 en 4 Wet 10 jan. 1824 over het recht van opstal - Artt. 696 en 697 Burgerlijk Wetboek 12 juni 2014
C.2013.0413.N
AC nr. ...
VEROORDELING MET UITSTEL EN OPSCHORTING VAN DE VER PROBATIEUITSTEL Probatieuitstel - Weigering - Motivering - Verplichting
68/ 78
LiberCas
9/2014
Uitstel is een strafuitvoeringsmodaliteit; uit artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie volgt dat de rechter weliswaar de toekenning en de weigering van het uitstel moet motiveren maar de redenen niet hoeft op te geven waarom hij het niet toekent wanneer hem niet om die maatregel is verzocht (1). (1) Cass. 26 feb. 2002, AR P.01.1650.N, AC 2002, nr. 133.
14 mei 2014
P.2013.2083.F
AC nr. ...
VERWIJZING NA CASSATIE BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Rechter op verwijzing - Taak - Kennisneming Aan de rechter die kennisneemt van een geschil op verwijzing na gedeeltelijke cassatie, komt slechts rechtsmacht toe binnen de grenzen van de verwijzing; in beginsel is die verwijzing beperkt tot de omvang van de vernietiging, zij het met inbegrip van onafscheidbare beslissingen en beslissingen die van de vernietigde beslissingen het gevolg zijn (1); de omvang van de vernietiging is in de regel beperkt tot de draagwijdte van het middel dat ten grondslag ligt aan de vernietiging (2); het staat in die stand van de rechtspleging aan de verwijzingsrechter over die omvang te beslissen ongeacht de door het Hof gebruikte bewoordingen. (1). Cass. 10 dec. 2007, AR C.07.0313.N, AC 2007, nr. 622. (2) Cass. 13 jan. 2005, AR C.04.0280.F, AC 2005, nr. 22. - Art. 1110, eerste lid Gerechtelijk Wetboek 8 mei 2014
C.2013.0506.N
AC nr. ...
STRAFZAKEN Strafzaken - Strafvordering - Beklaagde en verdachte - Vervangende gevangenisstraf Onwettigheid Wanneer de rechter een vervangende gevangenisstraf heeft uitgesproken die het wettelijk maximum te boven gaat en, voor het overige, de veroordelende beslissing overeenkomstig de wet is gewezen, wordt alleen de vervangende gevangenisstraf vernietigd, zonder verwijzing, in zoverre ze het wettelijk maximum overschrijdt (1). (1) Zie Cass. 21 april 1999, AR P.98.1388.F, AC 1999, nr. 299; Raoul DECLERCQ, Cassation en matière répressive, Bruylant, 2006, nr. 955.
21 mei 2014
P.2014.0560.F
AC nr. ...
VERZEKERING ALLERLEI Allerlei - Voorrecht van de verzekeraar op de verzekerde zaak - Kredietverzekering - Verschuldigde premie - Begrip Het voorrecht van de verzekeraar op de verzekerde zaak dat geldt voor een bedrag gelijk aan twee jaarpremies, ongeacht op welke wijze deze betaald wordt, kan zowel betrekking hebben op lichamelijke als op onlichamelijke zaken; aldus is de premie verschuldigd aan een kredietverzekeraar bevoorrecht op de verzekerde schuldvordering die kan worden geïnd; heeft de kredietverzekering betrekking op een geheel van schuldvorderingen, dan is de totale premie bevoorrecht op het bedrag van de geïnde schuldvorderingen die onder de verzekering vallen. 69/ 78
LiberCas
9/2014
- Art. 60 Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst - Art. 23 Wet van 11 juni 1874 betreffende de verzekeringen 5 juni 2014
C.2013.0486.N
AC nr. ...
LANDVERZEKERING Landverzekering - Dekking - Contractuele verplichting - Niet-nakoming - Opzettelijke fout Gevolg - Verval - Beperking Uit de artikelen 8, eerste lid, en 11, eerste lid, Wet Landverzekeringsovereenkomst volgt dat enkel diegene die een opzettelijke fout heeft begaan of een in de overeenkomst bepaalde verplichting niet is nagekomen, het recht op de dekking van de verzekering verliest; bijgevolg is elk contractueel beding, dat een andere verzekeringnemer dan diegene die een opzettelijke fout heeft begaan de dekking van de verzekering ontzegt, verboden (1). (1) Cass. 4 maart 2013, AR C.09.0205.F, AC 2013, nr. 140. - Artt. 8, eerste lid, en 11, eerste lid Wet 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst 8 mei 2014
C.2013.0451.N
AC nr. ...
WAM-VERZEKERING WAM- verzekering - Snelheidsrit of wedstrijd - Bijzondere verzekering - Inzittende - Schade Bedongen uitsluiting uit dekking - Geldigheid - Zwakke weggebruiker Conclusie van advocaat-generaal Vandewal. 12 juni 2014
C.2013.0349.N
AC nr. ...
WAM- verzekering - Snelheidsrit of wedstrijd - Bijzondere verzekering - Inzittende - Schade Bedongen uitsluiting uit dekking - Geldigheid - Zwakke weggebruiker De wetgever heeft bij de invoering van artikel 29bis van de WAM 1989 niet willen afwijken van de wetsbepaling die toelaat de schade van de inzittende in een motorrijtuig dat deelneemt aan een van overheidswege toegelaten snelheidsrit of -wedstrijd uit de dekking van de bijzondere verzekering te sluiten (1). (1) Zie concl. OM. - Artt. 8, derde lid, en 29bis Wet betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen 12 juni 2014
C.2013.0349.N
AC nr. ...
VERZET - Strafzaken - Beslissing op verzet - Verplichte vermeldingen - Overneming van het dictum van de verstekbeslissing Geen enkele wettelijke bepaling schrijft voor dat het vonnis op verzet het dictum van de verstekbeslissing moet overnemen; die beslissing bevindt zich in het dossier van de rechtspleging, waar de verzetdoende partij kennis ervan kan nemen, gesteld dat ze hem niet werd betekend. - Art. 188 Wetboek van Strafvordering 14 mei 2014
P.2013.2083.F
AC nr. ...
VONNISSEN EN ARRESTEN 70/ 78
LiberCas
9/2014
BURGERLIJKE ZAKEN Burgerlijke zaken - Algemeen - Eindvonnis Er kan in de regel slechts sprake zijn van een eindvonnis in de zin van artikel 19 van het Gerechtelijk Wetboek waardoor de rechtsmacht van de rechter is uitgeput, wanneer de rechter een beslissing neemt over een geschilpunt, dit is een punt waarover tussen partijen betwisting bestond en waarover zij het debat hebben gevoerd (1). (1) Zie Cass. 8 okt. 2001, AR S.00.0113.F, AC 2001, nr. 534. - Art. 19 Gerechtelijk Wetboek 12 juni 2014
C.2013.0465.N
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Mededeling van de stukken - Voorwaarden - Ontbrekende of laattijdige overlegging van conclusies Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 12 mei 2014
S.2013.0032.F
AC nr. ...
Burgerlijke zaken - Algemeen - Mededeling van de stukken - Voorwaarden - Ontbrekende of laattijdige overlegging van conclusies De stukken moeten aan de tegenpartij worden meegedeeld binnen de termijn die is vastgesteld voor het neerleggen van de conclusies en ten laatste tegelijk met de overlegging ervan; daaruit volgt niet dat het ontbreken van de overlegging van conclusies, of de laattijdige overlegging ervan, tot gevolg heeft dat de stukken worden geweerd die regelmatig aan de tegenpartij werden meegedeeld binnen de termijn die is vastgesteld voor het neerleggen van de conclusie (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. … - Artt. 735, 737, 740, 747, § 2, zesde lid, en 748, §§ 1 en 2 Gerechtelijk Wetboek 12 mei 2014
S.2013.0032.F
AC nr. ...
TUCHTZAKEN Tuchtzaken - Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten - Gesloten deuren Aard - Toepassing - Voorwaarde - Naleving De mogelijkheid om van de openbaarheid van het debat af te zien, is een waarborg die door de betrokkene op zijn nut en beperkingen moet worden beoordeeld en is geen substantieel vormvereiste; de beschuldigde advocaat, die gevraagd heeft het debat met gesloten deuren te houden, dient bijgevolg op de naleving ervan toe te zien.
30 mei 2014
D.2013.0010.F
AC nr. ...
Tuchtzaken - Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten - Gesloten deuren Uitzondering Uit de teksten zelf van artikel 6.1 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en van artikel 459, § 2, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek volgt dat, voor de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep voor advocaten, de behandeling van de zaak met gesloten deuren niet de regel maar de uitzondering is. 30 mei 2014
D.2013.0010.F
AC nr. ... 71/ 78
LiberCas
9/2014
VOORLOPIGE HECHTENIS BEVEL TOT AANHOUDING Bevel tot aanhouding - Artikel 5.4 E.V.R.M. - Inzage van het dossier vooraleer het bevel tot aanhouding is verleend - Verplichting - Artikel 7 richtlijn 2012/13/EU van 22 mei 2012 - Toepassing Artikel 7 van de richtlijn 2012/13/EU van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures, dat bepaalt dat wanneer een persoon is aangehouden of gedetineerd, de lidstaten erop toezien dat de stukken betreffende de zaak die essentieel zijn om de rechtmatigheid van de aanhouding of de detentie overeenkomstig het nationale recht daadwerkelijk aan te vechten, ter beschikking worden gesteld van de aangehouden personen of hun advocaten, is niet bedoeld om te worden toegepast op het tijdvak dat aan het verhoor door de onderzoeksrechter en aan het eventuele verlenen van een bevel tot aanhouding voorafgaat, een fase die overeenkomt met het tijdvak bedoeld in artikel 5.3 en niet 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. - Art. 5.3 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 7 Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
Bevel tot aanhouding - Ondervraging door de onderzoeksrechter - Bijstand van een advocaat Afstand - Geen melding in proces-verbaal Uit artikel 16, §2, eerste lid, Voorlopige Hechteniswet, volgt niet dat indien de onderzoeksrechter in het proces-verbaal van het verhoor geen melding maakt van de afstand door de verdachte van zijn recht op bijstand van zijn advocaat tijdens de ondervraging, die afstand niet meer op grond van andere feitelijke gegevens kan worden aangenomen; de rechter oordeelt in feite en dus onaantastbaar of de verdachte al dan niet vrijwillig en weloverwogen afstand heeft gedaan van zijn recht op bijstand van een advocaat en het Hof gaat enkel na of hij uit de omstandigheden en feiten die hij vaststelt geen gevolgen trekt die daarmee geen verband houden of op grond daarvan niet kunnen worden verantwoord. 10 juni 2014
P.2014.0916.N
AC nr. ...
Bevel tot aanhouding - Inzage van het dossier - Artikel 6, E.V.R.M. - Inzage van het dossier vooraleer het bevel tot aanhouding is verleend - Verplichting Uit artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals het thans wordt uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, volgt niet dat de politionele of gerechtelijke autoriteiten de verdachte en zijn raadsman reeds in de fase tot het verlenen van een aanhoudingsbevel inzage moeten geven van het dossier van de rechtspleging (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. - Art. 6 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
HANDHAVING Handhaving - Artikel 5.4 E.V.R.M. - Voorziening op korte termijn bij de rechter - Draagwijdte Verschijning voor de raadkamer binnen vijf dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding Terbeschikkingstelling van het dossier
72/ 78
LiberCas
9/2014
Artikel 5.4 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden verleent eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn vrijheid is beroofd het recht voorziening te vragen bij de rechter opdat deze op korte termijn beslist over de wettigheid van zijn gevangenhouding; het in het Belgische recht georganiseerde rechterlijke toezicht dat, volgens artikel 21 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis, door de raadkamer ambtshalve wordt verricht binnen vijf dagen na het verlenen van het bevel tot aanhouding, houdt in dat het dossier ter beschikking wordt gehouden van de inverdenkinggestelde en zijn raadsman, vóór de verschijning voor het onderzoeksgerecht (1). (1) Zie concl. OM. in Pas. 2014, nr. …. - Art. 5.4 Verdrag van 4 nov. 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden - Art. 21, § 3 Wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis 28 mei 2014
P.2014.0845.F
AC nr. ...
VORDERING IN RECHTE - Belasting - Grondslag - Door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling - Onverschuldigde betaling De belastingplichtige die een belasting heeft betaald die haar grondslag vindt in een door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling, dient de vordering op grond van onverschuldigde betaling in te stellen binnen zes maanden na de bekendmaking van het arrest van het Grondwettelijk Hof (1). (1) Zie concl. OM. - Art. 18 Bijzondere wet op het Arbitragehof van 6 jan. 1989 8 mei 2014
C.2013.0153.N
AC nr. ...
- Belasting - Grondslag - Door het Grondwettelijk Hof vernietigde bepaling - Onverschuldigde betaling Conclusie van advocaat-generaal Van Ingelgem. 8 mei 2014
C.2013.0153.N
AC nr. ...
- Administratieve sancties - Bevoegdheid - Door de gemeenteraad aangewezen ambtenaar Hoedanigheid van die ambtenaar in de uitoefening van die bevoegdheid De organen die inzake administratieve sancties optreden, doen dat in naam en voor rekening van de gemeente. - Art. 119bis Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 2 mei 2014
C.2013.0238.F
AC nr. ...
WEGEN - Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle - Gewest - Bewaarder Conclusie van advocaat-generaal Genicot. 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
- Weg - Grote wegen - Uitoefening van toezicht, leiding en controle - Gewest - Bewaarder
73/ 78
LiberCas
9/2014
De rijkswegen die deel uitmaken van de “grote wegen”, die gelegen zijn op het grondgebied van een gewest, worden beheerd door dat gewest, dat daarop toezicht, leiding en controle uitoefent en daarvan dus, in de regel, de bewaarder is in de zin van artikel 1384, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …. - Art. 1384, eerste lid Burgerlijk Wetboek - Art. 7 Wet 9 aug. 1948 houdende wijziging van de wetgeving inzake wegen - Art. L 1223-1 Waals Wetboek van de plaatselijke democratie en decentralisatie - Art. 274 Nieuwe Gemeentewet van 24 juni 1988 - Art. 57, § 2 Bijzondere wet betreffende de financiering van de Gemeenschappen en Gewesten - Artt. 6, § 1, X, 1° en 2bis, 8 en 10 Bijz. Wet tot hervorming der instellingen van 8 aug. 1980 23 mei 2014
C.2012.0301.F
AC nr. ...
WEGVERKEER WEGVERKEERSREGLEMENT VAN 01-12-1975 Wegverkeersreglement van 1 december 1975 - Art. 3 - Overtredingen - Vaststelling - Bevoegde agenten - Processen-verbaal - Opmaak - Ondertekening Inzake wegverkeer zegt geen enkele wetsbepaling dat alle bevoegde personen die de vaststellingen hebben verricht, de processen-verbaal moeten ondertekenen waarin ze zijn opgetekend (1). (1) Zie Cass. 25 mei 1994, AR P.94.0106.F, AC 1994, nr. 263; Cass. 17 okt. 2006, AR P.06.0829.N, AC 2006, nr. 492. - Art. 3 KB van 1 dec. 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Art. 62 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968 21 mei 2014
P.2013.1405.F
AC nr. ...
WEGVERKEERSWET Wetsbepalingen - Art. 62 - Overtredingen - Vaststelling - Bevoegde agenten - Processen-verbaal Opmaak - Ondertekening Inzake wegverkeer zegt geen enkele wetsbepaling dat alle bevoegde personen die de vaststellingen hebben verricht, de processen-verbaal moeten ondertekenen waarin ze zijn opgetekend (1). (1) Zie Cass. 25 mei 1994, AR P.94.0106.F, AC 1994, nr. 263; Cass. 17 okt. 2006, AR P.06.0829.N, AC 2006, nr. 492. - Art. 3 KB van 1 dec. 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer - Art. 62 Wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij Koninklijk besluit van 16 maart 1968 21 mei 2014
P.2013.1405.F
AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 59 - Rijden in staat van alcoholintoxicatie - Adem- of bloedanalyse Bijzonder bij wet geregeld bewijs - Foutieve aanhaling van de tekst van de toepasselijke regel Toepassing van de gemeenrechtelijke criteria inzake de uitsluiting van het onregelmatig verkregen bewijs
74/ 78
LiberCas
9/2014
Volgens artikel 32 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering wordt enkel tot nietigheid van een onregelmatig verkregen bewijselement besloten indien de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid of de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast of het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces; die bepaling maakt geen onderscheid naargelang het bewijs vrij wordt geleverd of bijzonder bij wet is geregeld (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …
14 mei 2014
P.2014.0186.F
AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 59 - Artikel 59, § 3 - Ademanalyse - Recht op het laten nemen van een bloedmonster - Recht van deze mogelijkheid verwittigd te worden - Verplichting tot verwittiging door de verbalisant - Afstand van het recht op een tweede analyse Uit de context van de artikelen 59, § 3, en 63, § 3, Wegverkeerswet volgt dat zowel het recht van de betrokkene op het laten nemen van een bloedmonster als zijn recht om van die mogelijkheid op de hoogte te worden gebracht, afhankelijk zijn van het resultaat van de tweede, of in voorkomend geval, derde analyse die overeenkomstig artikel 59, § 3, Wegverkeerswet op zijn verzoek wordt uitgevoerd; alleen een met toepassing van dit artikel vastgestelde alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht, verplicht tot het op de hoogte brengen van de betrokkene; de door artikel 28 KB Ademtest- en ademanalysetoestellen bedoelde verwittiging is bijgevolg niet vereist bij een eerste vaststelling door middel van een ademanalyse en de betrokkene geen tweede en eventueel een derde analyse heeft gevraagd, aangezien de afstand van het recht op een tweede ademanalyse de afstand inhoudt van het recht op een bloedproef, zodat een verwittiging van het recht op een bloedproef overbodig is (1). (1) Zie Cass. 27 maart 2001, AR P.99.1221.N, AC 2001, nr. 168, RW 2001-02, 1431, met noot ONGENA, T.; Cass. 9 jan. 2001, AR P.99.0320.N, AC 2001, nr. 9; Cass. 2 mei 2000, AR P.98.0247.N, AC 2000, nr. 266; Cass. 7 maart 2000, TAVW, 2001, 121, telkens met betrekking tot artikel 7, zesde lid, KB 18 feb. 1991. 27 mei 2014
P.2013.1791.N
AC nr. ...
Wetsbepalingen - Art. 63 - Artikel 63, § 3 - Positieve ademanalyse - Artikel 28, KB Ademtest- en ademanalysetoestellen - Recht op het laten nemen van een bloedmonster - Verwittiging door de verbalisant - Afstand van het recht op een tweede analyse Uit de context van de artikelen 59, § 3, en 63, § 3, Wegverkeerswet volgt dat zowel het recht van de betrokkene op het laten nemen van een bloedmonster als zijn recht om van die mogelijkheid op de hoogte te worden gebracht, afhankelijk zijn van het resultaat van de tweede, of in voorkomend geval, derde analyse die overeenkomstig artikel 59, § 3, Wegverkeerswet op zijn verzoek wordt uitgevoerd; alleen een met toepassing van dit artikel vastgestelde alcoholconcentratie van ten minste 0,35 milligram per liter uitgeademde alveolaire lucht, verplicht tot het op de hoogte brengen van de betrokkene; de door artikel 28 KB Ademtest- en ademanalysetoestellen bedoelde verwittiging is bijgevolg niet vereist bij een eerste vaststelling door middel van een ademanalyse en de betrokkene geen tweede en eventueel een derde analyse heeft gevraagd, aangezien de afstand van het recht op een tweede ademanalyse de afstand inhoudt van het recht op een bloedproef, zodat een verwittiging van het recht op een bloedproef overbodig is (1). (1) Zie Cass. 27 maart 2001, AR P.99.1221.N, AC 2001, nr. 168, RW 2001-02, 1431, met noot ONGENA, T.; Cass. 9 jan. 2001, AR P.99.0320.N, AC 2001, nr. 9; Cass. 2 mei 2000, AR P.98.0247.N, AC 2000, nr. 266; Cass. 7 maart 2000, TAVW, 2001, 121, telkens met betrekking tot artikel 7, zesde lid, KB 18 feb. 1991. 27 mei 2014
P.2013.1791.N
AC nr. ...
WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES, BESLUITEN ALLERLEI 75/ 78
LiberCas
9/2014
Allerlei - Artikel 39, Accijnswet 1997 - Grondwettelijk Hof - Gedeeltelijke vernietiging Het arrest nr. 140/2008 van 30 oktober 2008 van het Grondwettelijk Hof had niet tot gevolg dat artikel 39, eerste lid, Accijnswet 1997 geheel uit de rechtsorde was verdwenen, zodat de rechter, bij toepassing van de mildere strafwet, voor inbreuken op die bepaling, gepleegd vanaf 30 oktober 2008 tot 9 januari 2010, dit is de dag vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 december 2009 houdende fiscale en diverse bepalingen, nog steeds een geldboete kon opleggen (1). (1) GwH 30 okt. 2008, nr. 140/2008; GwH 19 juli 2012, nr. 97/2012; GwH 28 feb. 2013, nr. 26/2013. 27 mei 2014
P.2013.1420.N
AC nr. ...
UITLEGGING Uitlegging - Uitleggingswet De Wet van 3 mei 2003 is, in zoverre zij artikel 12.6 Pachtwet verduidelijkt, een uitleggingswet, met name een wet die betreffende een punt waar de rechtsregel onzeker of betwist is, een oplossing geeft die door de rechtspraak had kunnen worden aangenomen; bijgevolg moet artikel 12.6, tweede lid, Pachtwet worden geacht steeds de betekenis te hebben gehad welke door artikel 3 van de Wet van 3 mei 2003 wordt vastgesteld (1). (1) Zie concl. OM.
19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
Uitlegging - Uitleggingswet Conclusie van advocaat-generaal Vanderlinden. 19 mei 2014
C.2013.0310.N
AC nr. ...
WERKING IN DE TIJD EN IN DE RUIMTE Werking in de tijd en in de ruimte - Werking van de wet in de tijd - Strafzaken - Wet die de uitsluitingsregels bepaalt van het onregelmatig verkregen bewijs - Onmiddellijke toepassing Artikel 32 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering is toepasselijk op de vervolgingen waarover nog niet definitief uitspraak is gedaan of die op het ogenblik van de inwerkingtreding ervan verjaard zijn (1). (1) Zie concl. OM in Pas. 2014, nr. …
14 mei 2014
P.2014.0186.F
AC nr. ...
Werking in de tijd en in de ruimte - Nieuwe wet - Toepassing Een nieuwe wet is in de regel niet enkel van toepassing op toestanden die na haar inwerkingtreding ontstaan, maar ook op de toekomstige gevolgen van de onder de vroegere wet ontstane toestanden die zich voordoen of die voortduren onder vigeur van de nieuwe wet, voor zover die toepassing geen afbreuk doet aan reeds onherroepelijk vastgestelde rechten; hieruit volgt dat wanneer een vordering reeds verjaard is volgens de oude wet, deze ook na de inwerkingtreding van de nieuwe verjaringswet verjaard blijft, ook al zou de vordering bij toepassing van de nieuwe wet nog niet verjaard zijn. - Art. 2 Burgerlijk Wetboek 5 juni 2014
C.2013.0434.N
AC nr. ...
WOONPLAATS 76/ 78
LiberCas
9/2014
- Woonplaats kiezen - Gekozen woonplaats Woonplaats kiezen, bedoeld bij artikel 111 van het Burgerlijk Wetboek, bestaat uit het vrijwillig of door de wet opgelegd vestigen van een bijzondere woonplaats, naast de algemene woonplaats, die overigens volledig blijft bestaan, voor de uitvoering van een akte of van een reeks bepaalde aktes. - Art. 111 Burgerlijk Wetboek 12 mei 2014
S.2012.0136.F
AC nr. ...
WRAKING - Strafzaken - Uitlevering - Advies Kamer van inbeschuldigingstelling De wrakingsprocedure bedoeld in artikel 828 en volgende Gerechtelijk Wetboek is van toepassing op de kamer van inbeschuldigingstelling die advies uitbrengt overeenkomstig artikel 3, vierde lid, Uitleveringswet; wanneer uit de stukken blijkt dat de raadsheren die het voorwerp uitmaken van de verzoeken tot wraking in het kader van de adviesprocedure inzake uitlevering ook gezeteld hebben in de zaak tot uitvoerbaarverklaring van hetzelfde verzoek tot uitlevering, zijn deze verzoeken gegrond op basis van artikel 828, 9° Gerechtelijk Wetboek (1). (1) Het OM concludeerde tot de verwerping van de verzoeken tot wraking. Het was van mening dat de wrakingsprocedure bedoeld in artikel 828 en volgende Gerechtelijk Wetboek niet van toepassing is op de adviesprocedure inzake uitlevering. In het kader van de adviesprocedure met betrekking tot een verzoek tot uitlevering brengt de KI inderdaad een niet bindend en geheim advies uit aan de regering en betreft het hier dus geen rechterlijke beslissing. De KI levert een gemotiveerde aanbeveling aan de regering om deze laatste in staat te stellen een onderbouwde administratieve beslissing te nemen. De rol van de KI in deze materie wordt omschreven als “quasi-administratief” (S. DEWULF, Handboek uitleveringsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2013, 133, nrs. 212-213). Omwille van het feit dat het geen rechterlijke uitspraak betreft is cassatieberoep tegen de beslissing van de KI niet mogelijk (Cass. 22 juli 1981, AC, 1981-82, 1281; Cass. 8 maart 1983, AC, 1982-83, nr. 377) evenmin als een annulatieberoep bij de Raad van State vermits het slechts om een voorbereidende beslissing gaat (RvSt 16 januari 1981, Arr. RvSt, 1981, 79; zie ook M. DE SWAEF en M. TRAEST,’ Uitlevering: advies kamer inbeschuldigingstelling’, Comm. Straf., nr.5). De rechtsleer is ook unaniem om te stellen dat er geen onverenigbaarheid is wanneer dezelfde samenstelling van de KI voorheen is opgetreden als appelgerecht bij de uitvoerbaarverklaring van het buitenlands bevel tot aan- houding of bij de behandeling van een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling (M. DE SWAEF en M. TRAEST, o.c., nr. 5; G.DEMANET, ‘Du rôle de la chambre du conseil et de la chambre des mises en accusation en cas d’extradition demandée à la Belgique’, Rev. dr. pén., 1988, p. 239, nr. 69; R. DECLERCQ, Onderzoeks- gerechten, in APR, nr.1040).
10 juni 2014
P.2014.0925.N
AC nr. ...
- Burgerlijke zaken - Verzoek tot wraking - Wraking tegen een lid van de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars - Wrakingsverzoek - Ontvankelijkheid Verzoekschrift ondertekend door een advocaat die meer dan tien jaar bij de balie is ingeschreven Op grond van artikel 2 Gerechtelijk Wetboek is artikel 835 van hetzelfde wetboek van toepassing op een wrakingsverzoek tegen een lid van een kamer van beroep of van de verenigde kamers van beroep; krachtens die bepaling wordt de vordering tot wraking, op straffe van nietigheid, ingeleid bij akte ondertekend door een advocaat die meer dan tien jaar bij de balie is ingeschreven.
8 juli 2014
C.2014.0306.N
AC nr. ... 77/ 78
LiberCas
9/2014
- Burgerlijke zaken - Verzoek tot wraking - Wraking tegen een lid van de kamer van beroep van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars - Toepasselijke procedure Krachtens artikel 67 van het koninklijk besluit van 20 juli 2012 tot bepaling van de regels inzake de organisatie en de werking van het Beroepsinstituut van Vastgoedmakelaars wordt de beoordeling van een wrakingsverzoek tegen een lid van een kamer van beroep of van de verenigde kamers van beroep opgedragen aan het Hof van Cassatie, en verloopt de procedure zoals bepaald in artikel 838 Gerechtelijk Wetboek.
8 juli 2014
C.2014.0306.N
AC nr. ...
- Aard van de procedure - Begrip Artikel 838, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek beoogt voor de rechter die over de wraking uitspraak moet doen een tegensprekelijke procedure te organiseren zowel ten aanzien van de wrakende partij als ten aanzien van de overige partijen in het hoofdgeding welke behoorlijk dienen te worden opgeroepen en die het recht hebben om voor de rechter die over het wrakingsverzoek uitspraak doet op de terechtzitting mondeling of door geschriften opmerkingen te maken over de in de wrakingakte aangevoerde middelen, over de antwoorden van de gewraakte magistraat onderaan de wrakingsakte en over de conclusie van het openbaar ministerie; uit die bepaling volgt evenwel niet dat niet-wrakende partijen, inverdenkinggestelden in de procedure te gronde, cassatieberoep kunnen instellen tegen de beslissing waarbij het wrakingsverzoek van een andere inverdenkinggestelde wordt afgewezen. 6 mei 2014
P.2014.0654.N
AC nr. ...
78/ 78