25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.07.0501.N R. A. M., beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Max Van Battel, advocaat bij de balie te Mechelen, tegen M. E. R., burgerlijke partij, verweerster.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen, correctionele kamer, van 14 maart 2007. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, drie middelen aan.
P.07.0501.N/2
25 SEPTEMBER 2007
Raadsheer Luc Huybrechts heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Marc Timperman heeft geconcludeerd.
II.
VOORAFGAANDE RECHTSPLEGING
1. Het bestreden arrest veroordeelt de eiser met toepassing van artikel 65 Strafwetboek tot één straf wegens op 27 april 1998: A. valsheid in authentieke of openbare geschrifte en gebruik, namelijk door zijn handtekening
te
plaatsen
onder
een
notariële
akte
van
onvolledige
boedelbeschrijving na echtscheiding (artikelen 193, 196 en 214 Strafwetboek); B. valse eed bij deze boedelbeschrijving “door te verklaren dat er niets meer te inventariseren is en dat hij niets verduisterd heeft of van zulke verduistering geen kennis draagt, wetende dat de boedelbeschrijving onvolledig is en geen melding maakt van minstens de […] goederen en waarden dewelke aanwezig waren per datum van het inleiden van de echtscheidingseis, te weten 29 december 1995” (artikel 226 Strafwetboek). 2. Het bestreden arrest overweegt onder meer: “Strafuitsluitende verschoningsgrond Ten onrechte beweert [de eiser] dat de strafuitsluitende verschoningsgrond van artikel 462 van het Strafwetboek op de huidige feiten (valsheid in geschriften en valse eed bij boedelbeschrijving) zou van toepassing zijn, en dit gelet op het ontbreken van enige wettekst ter zake. De huidige misdrijven zijn overigens geen vermogensmisdrijven maar misdrijven tegen de openbare trouw zoals de [verweerster] terecht opmerkt. Verder waren partijen op het ogenblik der feiten geen echtgenoten meer nu de echtscheiding tussen hen al voltrokken was. Bovendien
leidt
een
strafuitsluitende
verschoningsgrond
niet
tot
de
onontvankelijkheid van de strafvordering, zoals [de eiser] ten onrechte voorhoudt, doch enkel tot strafontheffing.
25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/3
Gelet op al deze elementen besliste de eerste rechter dan ook terecht, en het hof beaamt dit thans, dat er geen reden is tot het stellen van een prejudiciële vraag aan het [Grondwettelijk Hof].”
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Ontvankelijkheid van het cassatieberoep 1. Het bestreden arrest spreekt de eiser vrij van de hem ten laste gelegde feiten B. wat betreft 9 aandelen Electrabel, 5 aandelen Total Fina, 3 aandelen Deutsche Bank. In zoverre eisers cassatieberoep tegen die beslissing is gericht, is het bij gebrek aan belang niet ontvankelijk. Eerste middel Eerste onderdeel 2. Artikel 226 Strafwetboek bepaalt: “Hij aan wie de eed in burgerlijke zaken wordt opgedragen of teruggewezen en die een valse eed aflegt, wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en met geldboete van zesentwintig [euro] tot tienduizend [euro]; hij kan bovendien worden veroordeeld tot ontzetting van rechten overeenkomstig artikel 33. Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die bij een verzegeling of een boedelbeschrijving een valse eed aflegt”. Deze strafbaarstellingen beogen de handhaving van de openbare trouw, dit is de goede trouw in het maatschappelijk verkeer. 3. Artikel 462, eerste lid, Strafwetboek bepaalt:
P.07.0501.N/4
25 SEPTEMBER 2007
“Diefstallen gepleegd door een gehuwde ten nadele van zijn echtgenoot, door een weduwnaar of een weduwe wat zaken betreft die aan de overleden echtgenoot hebben toebehoord, door afstammelingen ten nadele van hun bloedverwanten in de opgaande lijn, door bloedverwanten in de opgaande lijn ten nadele van hun afstammelingen, of door aanverwanten in dezelfde graden, geven alleen aanleiding tot burgerrechtelijke vergoeding.” Deze bepaling verleent de erin vermelde daders van diefstal een persoonlijke immuniteit voor strafvervolging. Wanneer de strafrechter vaststelt dat een diefstal een van de in deze wetsbepaling vermelde daders wordt ten laste gelegd, kan hij slechts de strafvordering niet ontvankelijk verklaren, zonder uitspraak te kunnen doen over het bewezen zijn van het feit of de schuld van beklaagde. Hij kan bijgevolg ook geen uitspraak doen over de tegen de beklaagde van de diefstal uitgeoefende burgerlijke rechtsvordering, die evenmin ontvankelijk is. Deze bepaling is alleen toepasselijk op de bedrieglijke vervreemding tijdens het huwelijk of na het overlijden van een gehuwde. Ze is niet meer van toepassing na ontbinding van het huwelijk anders dan door het overlijden van de echtgenoot. 4. Het onderdeel berust op de onjuiste rechtsopvatting dat artikel 226, tweede lid, Strafwetboek een bedrieglijke vermogensverschuiving bestraft. Het onderdeel faalt naar recht. 5. De eiser verzoekt het Grondwettelijk Hof volgende prejudiciële vraag te stellen: “Is artikel 226, tweede lid, Strafwetboek, zo geïnterpreteerd dat de strafuitsluitings- of ontheffingsgrond, voorzien door artikel 462, eerste lid Strafwetboek, in geval de desbetreffende eed slaat op verrichtingen en/of vermogensverschuiving
tussen
toen
nog
gehuwde
personen
en/of
hun
respectievelijke patrimonia als toen nog gehuwde personen al dan niet in strijd met de artikelen 10 en 11 Grondwet.” De vraagstelling steunt op de onjuiste juridische onderstelling dat artikel 226, tweede lid, Strafwetboek bedrieglijke vermogensverschuiving zou bestraffen. Deze onderstelling faalt evenwel naar recht.
25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/5
Overeenkomstig artikel 26, § 2, tweede lid, 1°, Bijzondere Wet Arbitragehof hoeft het Hof geen prejudiciële vraag te stellen die steunt op een onjuiste juridische onderstelling die niet zelf het onderwerp uitmaakt van het verzoek tot het stellen van de prejudiciële vraag. Tweede onderdeel 6. Anders dan het onderdeel aanvoert, is de uitleg die het bestreden arrest van artikel 462 Strafwetboek geeft, duidelijk. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Derde en vierde onderdeel 7. Anders dan de onderdelen aanvoeren, beantwoordt het bestreden arrest met de redenen die het geeft, eisers verweer. De onderdelen missen feitelijke grondslag. Vijfde onderdeel 8. Het onderdeel dat gericht is tegen de overtollige redengeving betreffende de ontvankelijkheid van de strafvordering op grond van artikel 462 Strafwetboek, kan niet tot cassatie leiden en is derhalve niet ontvankelijk. Tweede middel Eerste onderdeel 9. De feitenrechter oordeelt onaantastbaar of het verweer van een beklaagde, dat steunt op door hem beweerde feitelijke gegevens, al dan niet van enige geloofwaardigheid is ontbloot. Het Hof kan slechts nagaan of de rechter zijn beslissing desomtrent niet steunt op een overweging die deze niet kan schragen.
25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/6
Het onderdeel dat opkomt tegen het oordeel over de feiten van de appelrechters of van het Hof een onderzoek van feiten vraagt waarvoor het niet bevoegd is, is niet ontvankelijk. Tweede onderdeel 10. Anders dan het onderdeel aanvoert, beantwoordt het bestreden arrest met de redenen die het geeft, eisers verweer. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Derde onderdeel 11. Het bestreden arrest overweegt: “Voor het misdrijf van valse eed bij boedelbeschrijving is geen bijzonder opzet vereist en uit zijn bekentenissen blijkt ontegensprekelijk dat [de eiser] wetens en willens bepaalde goederen verzwegen heeft”. Anders dan het onderdeel aanvoert, zeggen de appelrechters met deze overweging niet dat de bekentenissen van de eiser sloegen op alle effecten van de telastlegging B. Het onderdeel mist feitelijke grondslag. Derde middel Eerste onderdeel 12. Anders dan het onderdeel aanvoert, bevestigt het bestreden arrest niet alleen de overwegingen van het beroepen vonnis betreffende de straftoemeting, maar vermeldt het zijn eigen redenen betreffende de straftoemeting. Het onderdeel mist feitelijke grondslag.
25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/7
Tweede onderdeel 13. Het onderdeel legt niet uit waarin de redengeving betreffende de straftoemeting intern tegenstrijdig is. Het onderdeel is onnauwkeurig, mitsdien niet ontvankelijk. Ambtshalve onderzoek van beslissing op de strafvordering 14. De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser in de kosten. Begroot de kosten op 82,20 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Edward Forrier, als voorzitter, en de raadsheren Luc Huybrechts, Paul Maffei, Luc Van hoogenbemt en Koen Mestdagh, en op de openbare terechtzitting van 25 september 2007 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Edward Forrier, in aanwezigheid van advocaat-generaal Marc Timperman, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.
25 SEPTEMBER 2007
P.07.0501.N/8
F. Adriaensen
K. Mestdagh
L. Van hoogenbemt
P. Maffei
L. Huybrechts
E. Forrier