27 FEBRUARI 2015
C.14.0344.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.14.0344.N ALGEMENE BORGSTELLINGEN cvba, met zetel te 1140 Evere, Henry Dunantlaan 19-21, eiseres, vertegenwoordigd door mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Keizerslaan 3, waar de eiseres woonplaats kiest, tegen DE VOORKEMPEN-H.E. burgerlijke vennootschap onder de vorm van cvba met sociaal oogmerk, met zetel te 2960 Brecht (Sint-Job-in-‘t-Goor), Nijverheidsstraat 3, verweerster, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187, bus 302, waar de verweerster woonplaats kiest.
27 FEBRUARI 2015 I.
C.14.0344.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 19 december 2013. Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.
II.
FEITEN
Uit het bestreden arrest blijkt dat: - de verweerster aan BBO nv (hierna: de aannemer) een bouwopdracht gunde; - de eiseres zich jegens de verweerster borg stelde voor de aannemer voor een bedrag van 114.080,60 euro; - de aannemer op 1 oktober 2002 failliet werd verklaard; - de verweerster aanspraak maakt op betaling van de forfaitaire schadevergoeding verschuldigd krachtens artikel 20, § 6, van de Algemene Aannemingsvoorwaarden en op die gronden de vrijgave vordert van de borgstelling verschaft door de eiseres; - de eiseres zich hiertegen verzet onder verwijzing naar artikel 20, § 7, van de Algemene Aannemingsvoorwaarden volgens welke de door de aannemer verschuldigde bedragen dienen verrekend te worden met de schuldvordering van de aannemer en dienen ingehouden op de borgtocht; - Archiforum bvba op 13 januari 2003 een eindafrekening opstelde waarin het aan de aannemer nog verschuldigde bedrag op 150.787, 26 euro inclusief btw wordt begroot, welk bedrag werd goedgekeurd door de verweerster en de curator; - diverse onderaannemers krachtens artikel 1798 Burgerlijk Wetboek een rechtstreekse vordering hebben ingesteld tegen de verweerster;
27 FEBRUARI 2015
C.14.0344.N/3
- de verweerster op 28 oktober 2008 werd veroordeeld om een bedrag van 34.202,85 euro te betalen aan een bepaalde onderaannemer en het totaal van de nog hangende rechtstreekse vorderingen van onderaannemers in het totaal 215.887, 32 euro bedraagt.
III.
CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
IV.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
Krachtens artikel 1798, eerste lid, Burgerlijk Wetboek, hebben metselaars,
timmerlieden, arbeiders, vaklui en onderaannemers gebezigd bij het oprichten van een gebouw of voor andere werken die bij aanneming zijn uitgevoerd, tegen de bouwheer een rechtstreekse vordering tot beloop van hetgeen deze aan de aannemer verschuldigd is op het ogenblik dat hun rechtsvordering wordt ingesteld. 2.
De bouwheer tegen wie een rechtstreekse vordering wordt ingesteld, kan
aan de onderaannemer in de regel al de excepties tegenwerpen waarover hij beschikt op het ogenblik van het instellen van de rechtstreekse vordering. Tot deze excepties behoort ook het recht een beroep te doen op schuldvergelijking met een schuldvordering, zoals te dezen de vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie, die gegrond is op de onderlinge afhankelijkheid van de wederzijdse verbintenissen van de partijen, welke exceptie behoort tot het wezen van de wederkerige overeenkomst, zodat zij bestaat vóór de wanprestatie en vóór de uitoefening van de rechtstreekse vordering.
27 FEBRUARI 2015
3.
C.14.0344.N/4
De appelrechters stellen vast dat in de overeenkomst van 13 januari 2003 de
schuldvordering van de hoofdaannemer op de verweerster, de bouwheer, begroot wordt op 150.787,26 euro, “onder voorbehoud van eventuele rechtstreekse vorderingen gesteld door onderaannemers”, dat het totaal bedrag van de rechtstreekse vorderingen 215.887,32 euro bedraagt en dat de verweerster aanspraak maakt op het totaal bedrag van de borgtocht van 114.080,60 euro. Door op grond hiervan te oordelen dat gelet op het bedrag van de rechtstreekse vorderingen er “geen te compenseren schuld bestaat in de zin van artikel 20, § 7, A.A.V.” zodat de verweerster gerechtigd is op het volledige bedrag van de borgstelling, verantwoorden de appelrechters hun beslissing niet naar recht. Het onderdeel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dat het hoger beroep ontvankelijk verklaart. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Brussel. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Alain Smetryns, Geert Jocqué en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 27 februari 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
27 FEBRUARI 2015
K. Vanden Bossche
A. Smetryns
C.14.0344.N/5
B. Wylleman
G. Jocqué
B. Deconinck
E. Dirix