17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. F.05.0050.N 1.
BELGISCHE STAAT, Federale Overheidsdienst Financiën, vertegen-
woordigd door de minister van Financiën, met kantoor te 1000 Brussel, Wetstraat 14, in de persoon van de Ontvanger der Directe Belastingen te Oostende 2, met kantoor te 8400 Oostende, Vrijhavenstraat 1, 2. BELGISCHE STAAT, Federale Overheidsdienst Financiën, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kantoor te 1000 Brussel, Wetstraat 14, in de persoon van de Ontvanger der Directe Belastingen te Ukkel 1, met kantoor te 1180 Brussel, Brugmannlaan 265, 3. BELGISCHE STAAT, Federale Overheidsdienst Financiën, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kantoor te 1000 Brussel, Wetstraat 14, in de persoon van de Ontvanger der Directe Belastingen te Ukkel 2, met kantoor te 1180 Brussel, Brugmannlaan 265, eisers,
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/2
vertegenwoordigd door mr. Antoine De Bruyn, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoorhoudende te 1000 Brussel, Dalstraat 67, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1.
LEASEPLAN FLEET MANAGEMENT, naamloze vennootschap, met
zetel te 1930 Zaventem, Excelsiorlaan 8, vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoorhoudende te 1000 Brussel, Brederodestraat 13, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, 2.
BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën,
in de persoon van de Ontvanger van het Registratiekantoor IX te Brussel, gevestigd te 1000 Brussel, Regentschapsstraat 54, 3.
GEMEENTE MIDDELKERKE, vertegenwoordigd door het College van
Burgemeester en Schepenen, gevestigd te 8430 Middelkerke, Spermaliestraat 1, 4.
C.R.,
5.
S.H.,
6.
M.B.
verweerders.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 10 februari 2005 gewezen door het Hof van Beroep te Gent. Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan.
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/3
Geschonden wettelijke bepalingen - de artikelen 1642, 1644 van het Gerechtelijk Wetboek; - de artikelen 7, 8, 15, 19, in fine, van de wet van 16 december 1851 (Hypotheekwet); - de artikelen 422, 423, 425, 433, 434 en 435 van het Wetboek van Inkomstenbelastingen 1992 (WIB (1992)); - de artikelen 433 en 434 voor hun wijziging bij koninklijk besluit van 31 maart 2003. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest verklaart het hoger beroep van de eisers ongegrond en bevestigt de bestreden beschikkingen van de eerste rechter die, rechtdoend op de tegenspraak van de eisers tegen het ontwerp van rangregeling van notaris B.M. van 27 december 2001 inzake de verkoop van de onroerende goederen, gelegen te Middelkerke, derde afdeling, lastens C.R. en S.H., geformuleerd bij exploot van 1 februari 2002, eiseres’ tegenspraak afwijst als ongegrond, met verwijzing naar de instrumenterende notaris voor verdere afhandeling van de rangregeling, zulks op de volgende gronden: “Hoewel de bepalingen van de artikelen 433 e.v. WIB (1992) inderdaad in een zekere mate afwijken van de gemeenrechtelijke beslagregels, is dit niet in de zin zoals (de eisers) voorhouden. Deze van het gemene recht afwijkende bepalingen hebben enkel tot doel de rechten van de Schatkist in zekere mate te vrijwaren, doch zonder daarom afbreuk te doen aan de rechten van de samenlopende schuldeisers. Het is daarom onjuist voor te houden dat een fiscale notificatie op grond van artikel 434 WIB (1992) gelijk te stellen is aan het verzet op de prijs zoals bepaald in artikel 1642 Ger. W. Dergelijke stellingname is volkomen in strijd met de tekst van artikel 435, eerste lid, WIB (1992) zelf waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat wanneer de in artikel 433 bedoelde akte verleden is (i. c. de akte van definitieve toewijzing) de in artikel 434 bedoelde kennisgeving (d.i. de fiscale notificatie) geldt ‘als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige’ (Cass., 4 mei 2000, R.W. 2000-01, 910). Een beslag onder derden in handen van de notaris kan bijgevolg niet worden gelijkgesteld met een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. Beide zijn wezenlijk verschillend: beslag onder derden in handen van de notaris heeft alleen maar zin wanneer de derde-beslagene (i.c. notaris) schuldenaar is van de beslagene en dit kan slechts blijken als bij de afsluiting van de rangregeling een batig saldo zou overblijven dat aan de beslagene toekomt. Een beslag onder derden in handen van de notaris leidt zodoende enkel tot een evenredige verdeling daar waar een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. de toegang tot de rangregeling verzekert. Het verzet op de prijs is bovendien, in tegenstelling tot het derdenbeslag, een akte van de procedure van rangregeling die niet door een andere akte kan vervangen worden. Wanneer de artikelen 433 t/m 442 WIB (1992) afwijken van de gemeenrechtelijke bepalingen dan betreft dit niet de gelijkschakeling van de kennisgeving ex. artikel 434
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/4
aan een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W., maar enkel het verschaffen van een mogelijkheid aan de Schatkist om, via een vereenvoudigde wijze van beslag onder derden in handen van de notaris, vooralsnog haar rechten in een zekere mate te beschermen bij een samenloop van schuldeisers o.m. door na het afsluiten van de rangregeling en in het kader van de daaropvolgende evenredige verdeling de haar verschuldigde bedragen te kunnen ontvangen, uiteraard enkel ingeval na rangregeling een batig saldo overblijft. De kennisgeving of notificatie heeft daarom enkel een bewarend karakter. De bedragen waarvoor het beslag werd gelegd verdwijnen immers niet uit het vermogen van de belastingschuldige doch blijven onderworpen aan de samenloop. Artikel 435, tweede lid, WIB (1992) vormt geen tekstargument ter ondersteuning van de stelling van (de eisers). Dit tweede lid bepaalt het volgende: ‘Daarenboven, indien de aldus door beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal der sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, hierin begrepen de ontvangers der directe belastingen, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, daarover bij een ter post aangetekende brief deze ontvangers inlichten uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte’. Deze kennisgeving heeft tot doel vooralsnog een hypothecaire inschrijving te nemen binnen de periode bepaald in het derde lid van dit wetsartikel. De samenlezing van het eerste lid en het tweede lid - samenlezing die zich opdringt gelet op het gebruik van de verbindingswoorden ‘daarenboven’ en ‘aldus’ in de aanhef van het tweede lid - laat niet toe aan te nemen dat de ontvangers der directe belastingen automatisch tot de groep van de verzetdoende schuldeisers kunnen gerekend worden eens de kennisgeving ex. artikel 434 WIB (1992) werd verricht. Dit aannemen zou immers betekenen dat het tweede lid in tegenstrijd zou zijn met het eerste lid van artikel 435 WIB (1992), wat niet kan en ook niet de bedoeling van de wetgever kan geweest zijn. De vermelding ‘hierin begrepen de ontvangers der directe belastingen’ wijst enkel op de dubbele hoedanigheid waarin ontvangers van directe belastingen tegenover elkaar kunnen geplaatst worden al naargelang zij via een fiscale notificatie een beslag onder derden in handen van de notaris hebben gedaan dan wel een hypothecaire inschrijving genomen hebben (‘ingeschreven schuldeisers’) of een verzet op de prijs hebben laten betekenen (‘verzetdoende schuldeisers’) . Artikel 435, tweede lid, WIB (1992) doet derhalve geen afbreuk aan hetgeen hoger werd uiteengezet nopens de juridische kwalificatie van de fiscale notificatie. De gehele discussie omtrent de vraag in hoeverre (de eisers) al dan niet over een uitvoerbare titel beschikken en in hoeverre de vormvoorschriften van artikel 1642 Ger. W. werden nageleefd, is te dezen niet aan de orde nu hun fiscale notificaties hoe dan ook
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/5
niet als een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. kunnen aangezien worden. Aangezien (de eisers) niet tot de categorie van de verzetdoende schuldeisers in de zin van artikel 1642 Ger. W. kunnen gerekend worden en het niet betwist wordt dat zij evenmin behoren tot de andere categorieën van schuldeisers die in de rangregeling kunnen opgenomen worden, meer bepaald de schuldeisers aan wie het beslag gemeen is geworden door de kantmelding bedoeld in artikel 1582 Ger. W. - waarmee bedoelende de ingeschreven schuldeisers (i.c. bij gebrek aan inschrijving van de wettelijke hypotheek), de beslagleggende schuldeisers en de schuldeisers die tijdig een bevel hebben laten overschrijven-, en de schuldeisers van wie de vordering blijkt uit de raadpleging van de berichten van beslag, heeft de instrumenterende notaris terecht beslist (de eisers) niet in het proces-verbaal van rangregeling op te nemen. (De eisers) konden derhalve principieel enkel aanspraak maken op het eventueel saldo van de koopprijs na betaling van de in het proces-verbaal van rangregeling en verdeling opgenomen schuldvorderingen, in welk geval zij aanspraak hadden kunnen maken op het wettelijk algemeen voorrecht van de Schatkist ex. artikel 422 WIB (1992). Aangezien er na afsluiting van de rangregeling geen batig saldo overbleef, konden (de eisers) niets meer bekomen. Volledigheidshalve dient opgemerkt te worden dat het algemeen roerend voorrecht ex. artikel 422 WIB (1992) op zich geen toegang verleent tot de rangregeling. Dit voorrecht komt immers pas ter sprake eenmaal (de eisers) in de rangregeling waren opgenomen geweest, quod non. Gelet op de voorgaande overwegingen kan de eerste rechter worden bijgetreden waar hij besluit tot de ongegrondheid van de tegenspraak en dringt zich uit dien hoofde een bevestiging van de bestreden beschikking op”. Grieven De artikelen 433 tot en met 442bis WIB (1992) bevatten specifieke bepalingen die ertoe strekken de rechten van de Schatkist te vrijwaren, op een van het gemeen recht afwijkende wijze, wanneer een onroerend goed wordt verkocht. Zo dient de notaris, overeenkomstig artikel 433, op straffe van zijn persoonlijke aansprakelijkheid voor de betaling der belastingen en bijhoren, de ontvanger der belastingen in wiens ambtsgebied de eigenaar van het beslagen goed zijn woonplaats of zijn hoofdinrichting heeft (de tweede en de derde eiser) en de ontvanger in wiens ambtsgebied het onroerend goed is gelegen (de eerste eiser), van deze verkoop te verwittigen. Indien het belang van de Schatkist zulks vereist, wordt door de ontvangers aan de notaris, vóór het verstrijken van de twaalfde werkdag volgend op de verzending van het in artikel 433 bedoelde bericht en bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven van het bedrag van de belastingen en bijbehoren die aanleiding kunnen geven tot inschrijving
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/6
van de wettelijke hypotheek van de Schatkist op de goederen welke het voorwerp van de akte zijn (artikel 434). Wanneer de in artikel 433 bedoelde akte verleden is, geldt de in artikel 434 bedoelde kennisgeving, de zogenaamde fiscale notificatie, als beslag onder derden in handen van de notaris op de bedragen en waarden die hij krachtens de akte onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige (artikel 435, eerste lid). Daarenboven, indien de aldus door beslag onder derden getroffen sommen en waarden minder bedragen dan het totaal der sommen verschuldigd aan de ingeschreven schuldeisers en aan de verzetdoende schuldeisers, hierin begrepen de ontvangers der directe belastingen, moet de notaris, op straffe van persoonlijke aansprakelijkheid voor het overschot, bij een ter post aangetekende brief deze ontvangers daarover inlichtingen uiterlijk de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte (artikel 435, tweede lid). Onverminderd de rechten van derden, kan de overschrijving of de inschrijving van de akte niet tegen de Staat ingeroepen worden indien de inschrijving van de wettelijke hypotheek geschiedt binnen acht werkdagen nadat het in het vorig lid bedoelde bericht ter post is neergelegd (artikel 435, derde lid). Zijn zonder uitwerking ten opzichte van de schuldvorderingen inzake belastingen en bijbehoren, welke in uitvoering van artikel 434 werden ter kennis gegeven, alle niet ingeschreven schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in het tweede lid van artikel 435 voorziene termijn wordt beslag gelegd of verzet aangetekend (artikel 435, vierde lid). Eerste onderdeel Overeenkomstig artikel 1642 Ger. W. kunnen de schuldeisers die een uitvoerbare titel bezitten, verzet doen tegen de prijs tot aan het verstrijken van de termijn voor het opmaken van het proces-verbaal van verdeling of rangregeling. Dit verzet moet worden gedaan hetzij bij een deurwaardersexploot betekend aan de benoemde notaris, hetzij bij wege van een verklaring voor deze laatste. De akte van verzet vermeldt de oorzaak van de schuldvordering en het bedrag ervan, alsook de keuze van woonplaats in het arrondissement waar de benoemde notaris zijn woonplaats heeft. Het verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. verschaft de verzetdoende schuldeiser toegang tot de rangregeling. De fiscale notificatie die overeenkomstig artikel 434 WIB (1992) aan de notaris per aangetekende brief wordt ter kennis gebracht, kan gelijkgeschakeld worden met een verzet op de prijs bedoeld in artikel 1642 Ger. W. De fiscale notificatie is immers niets anders dan een verklaring afgelegd door de ontvanger aan de notaris met het verzoek ook rekening te houden bij het opstellen van de rangregeling met de belastingen en bijbehoren waarop de notificatie betrekking heeft.
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/7
De vereiste dat het verzet moet geschieden bij deurwaardersexploot of door middel van een verklaring afgelegd voor de notaris is niet voorgeschreven op straffe van nietigheid zodat ook bij aangetekend schrijven verzet kan worden gedaan, voor zover de schuldeiser over een uitvoerbare titel beschikt, wat het geval is wanneer de belastingen, zoals te dezen, werden ingekohierd. Het tweede lid van artikel 435 WIB (1992) bevestigt zelfs uitdrukkelijk dat de ontvangers der directe belastingen als verzetdoende schuldeisers moeten worden beschouwd nu de ontvangers luidens deze bepaling bij de verzetdoende schuldeisers worden ondergebracht (“hierin begrepen de ontvangers der directe belastingen”). De fiscale notificatie, die, in beginsel, als een beslag onder derden geldt, reikt bovendien verder dan een louter bewarend beslag onder derden in de mate dat deze akte er toe strekt de sommen die de notaris onder zich houdt exclusief te bestemmen voor de betaling van de ontvanger. Uit artikel 435, vierde lid, WIB (1992) volgt immers dat de schuldvorderingen van de ontvanger die in uitvoering van artikel 434 WIB (1992) aan de notaris werden genotificeerd, voorrang krijgen op de schuldvorderingen waarvoor slechts na het verstrijken van de in het tweede lid van artikel 435 WIB (1992) voorziene termijn wordt beslag gelegd of verzet aangetekend. Door het verzenden aan de notaris van de fiscale notificatie worden de rechten van de Schatkist zodoende beschermt tegen de aanspraken van later aantredende schuldeisers. De fiscale notificatie kan aldus de werking neutraliseren van een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. dat eerst wordt aangetekend door een schuldeiser na de eerste werkdag die volgt op het verlijden van de akte. In de mate dat de fiscale notificatie de ontvanger zodoende een preferente positie laat innemen ten aanzien van de later aantredende schuldeisers, wijkt deze regel bijgevolg af van het commune beslagrecht waar het beslag als zodanig geen voorrang verschaft aan de beslaglegger. Anders dan bij een gewoon beslag onder derden zal de fiscale notificatie om die reden evenmin leiden tot een evenredige verdeling. De fiscale notificatie dient derhalve, gelet op zijn bijzondere aard, op dezelfde hoogte te worden gesteld van een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. zodat de ontvanger der directe belastingen tot de rangregeling moet worden toegelaten. Hieruit volgt dat het bestreden arrest niet wettig heeft kunnen oordelen dat de fiscale notificaties van de eisers niet als een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 Ger. W. kunnen worden aangemerkt, noch wettig heeft kunnen beslissen dat de schuldvorderingen van eisers niet in de rangregeling kunnen worden opgenomen (schending van de artikelen 1642 Ger. W., 433, 434 en 435 WIB (1992)). Tweede onderdeel De schuldeisers die volgens het bestreden arrest tot de rangregeling moeten worden toegelaten zijn:
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/8
- de verzetdoende schuldeisers in de zin van artikel 1642 Ger. W.; - de schuldeisers aan wie het beslag gemeen is geworden door de kantmelding bedoeld in artikel 1582 Ger. W. (waarmee bedoelende de ingeschreven schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser, en de schuldeisers die tijdig een bevel hebben laten overschrijven); - de schuldeisers van wie de vordering blijkt uit de raadpleging van de berichten van beslag (arrest, p.9, punt 2). Wat deze laatste categorie van schuldeisers betreft, schrijft artikel 1644 Ger. W., zoals gewijzigd bij Wet van 29 mei 2000, voor dat de notaris alle schuldeisers van wie het bestaan blijkt uit de enkele raadpleging van de beslagberichten, opgemaakt met toepassing van de artikelen 1390 tot 1390quater Ger. W., in de procedure van rangregeling moet betrekken, voor zover zij in aanmerking komen voor de toekenning van een dividend. In het andere geval volstaat het dat de notaris hen op de hoogte stelt van de verkoop, waarna zij slechts verder in de procedure worden betrokken op hun nadrukkelijk verzoek. Sinds de Wet van 29 mei 2000 wordt van de notaris derhalve verwacht dat hij rekening houdt met alle bestaande en door hem gekende schuldeisers, zelfs met deze waarvan het bestaan niet blijkt uit de raadpleging van de beslagberichten. In zoverre de notaris door middel van de fiscale notificatie kennis krijgt van de schuldvordering van de ontvanger, dient de notaris derhalve ook met deze schuldvordering rekening te houden bij het opstellen van het proces-verbaal van rangregeling, ook al werd naar aanleiding van de fiscale notificatie, die als een beslag onder derden geldt, geen beslagbericht opgesteld, nu dit wettelijk niet is voorzien. In de mate dat uit artikel 435, vierde lid, WIB (1992) de bedoeling blijkt om de gelden die in handen zijn van de notaris te bestemmen ter voldoening van de genotificeerde belastingsschuld, reikt de figuur van de fiscale notificatie duidelijk verder dan een louter bewarend beslag onder derden en mag de notaris ook om die reden niet voorbijgaan aan de schuldvordering van de ontvanger bij het opstellen van de rangregeling (cf. het eerste onderdeel). De schuldvordering van de ontvanger geniet krachtens de wet bovendien de waarborg van de wettelijke hypotheek (artikelen 425 t.e.m. 432 WIB (1992)), evenals het algemeen voorrecht van de Schatkist op alle roerende goederen en inkomsten (artikel 422 WIB (1992)) dat onmiddellijk rang neemt na het voorrecht vermeld in artikel 19, 5°, van de Hypotheekwet van 16 december 1851 (artikel 423 WIB (1992)). Zo kan de ontvanger ook genieten van de toepassing van artikel 19, in fine, van de wet van 16 december 1851, hetwelk bepaalt dat, wanneer niet de gehele waarde van de onroerende goederen is opgebruikt voor de bevoorrechte of hypothecaire schuldvorderingen, het nog verschuldigde gedeelte van de prijs bij voorrang wordt
F.05.0050.N/9
17 NOVEMBER 2006
aangewend tot voldoening van de in artikel 19 van de Hypotheekwet vermelde schuldvorderingen. Hieruit volgt dat het bestreden arrest derhalve niet wettig heeft kunnen oordelen dat de eisers, spijts het hypothecair en bevoorrecht karakter van hun schuldvorderingen en niettegenstaande de notaris kennis had van deze schuldvorderingen gelet op de desbetreffende door de eisers opgestelde fiscale notificaties, niet behoren tot één van de categorieën van schuldeisers die in de rangregeling kunnen opgenomen worden en slechts aanspraak kunnen maken krachtens hun algemeen voorrecht op het saldo van de koopprijs na betaling van de, zelfs chirografaire, schuldeisers die in de rangregeling waren opgenomen (schending van de artikelen 1642, 1644 Ger. W., 7, 8, 15, 19, in fine, van de Hypotheekwet, 422, 423, 425, 433, 434 en 435 WIB (1992)).
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
Krachtens
artikel
433,
eerste
lid,
van
het
Wetboek
van
de
Inkomstenbelastingen (1992) zijn de notarissen die gevorderd zijn om een akte op te maken die de vervreemding of de hypothecaire aanwending van een onroerend goed, van een schip of een vaartuig tot voorwerp heeft, persoonlijk aansprakelijk voor de betaling der belastingen en bijhoren die tot een hypothecaire inschrijving aanleiding kunnen geven, indien zij in de daarna bepaalde voorwaarden er niet de ontvanger der belastingen in wiens ambtsgebied de eigenaar of de vruchtgebruiker van het goed zijn woonplaats of zijn hoofdinrichting heeft en daarenboven zo het om een onroerend goed gaat, de ontvanger der belastingen in wiens ambtsgebied dat goed gelegen is, van verwittigen. Artikel 434 van dit wetboek bepaalt: Indien het belang van de Schatkist zulks vereist, wordt door de ontvangers aan de notaris, vóór het verstrijken van de twaalfde werkdag volgend op de verzending van het in het artikel 433 bedoelde bericht, bij een ter post aangetekende brief kennis gegeven van het bedrag van de belastingen en bijhoren die aanleiding kunnen geven tot de inschrijving van de wettelijke hypotheek van de Schatkist op de goederen welke het voorwerp van de akte zijn.
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/10
Deze kennisgeving geldt krachtens artikel 435, eerste lid, als een beslag onder derden in handen van de notaris op de koopprijs die de notaris naar aanleiding van de akte van vervreemding van het onroerend goed onder zich houdt voor rekening of ten bate van de belastingschuldige. 2.
Wanneer de verkoop van het onroerend goed plaatsvindt na een uitvoerend
beslag gaan de rechten van de ingeschreven schuldeisers over op de prijs en wordt de notaris belast met de rangregeling overeenkomstig de artikelen 1639 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek. Hierbij houdt de notaris onder meer rekening met de schuldeisers die overeenkomstig artikel 1642 verzet hebben gedaan op de prijs. Enkel het saldo van de verkoopprijs dat overblijft na betaling van de batig gerangschikte schuldeisers, komt toe aan de beslagene. 3.
De fiscale notificatie die een beslag onder derden uitmaakt in handen van de
notaris, heeft bijgevolg slechts het eventueel batig saldo van de verkoopprijs tot voorwerp dat de notaris, na de betaling van de in het proces-verbaal van rangregeling opgenomen schuldvorderingen, onder zich heeft om het door te storten aan de belastingschuldige en niet de integrale verkoopprijs. Een dergelijke notificatie kan derhalve niet worden opgevat als een verzet op de prijs in de zin van artikel 1642 van het Gerechtelijk wetboek. 4.
Het onderdeel dat aanvoert dat een fiscale notificatie een verzet op de prijs
uitmaakt zoals bedoeld door artikel 1642 van het Gerechtelijk Wetboek, faalt naar recht. Tweede onderdeel 5.
Gelet op het antwoord op het eerste onderdeel, berust het onderdeel in
zoverre het ervan uitgaat dat de fiscale notificatie, als bedoeld in 435, eerste lid, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (1992), verder reikt dan een bewarend beslag onder derden in de handen van de notaris op de bedragen die aan de beslagene toekomen, op een verkeerde rechtsopvatting. 6.
Krachtens artikel 1644, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, worden
de schuldeisers van wie het bestaan blijkt uit de enkele raadpleging van de
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/11
beslagberichten opgemaakt met toepassing van de artikelen 1390 tot 1390quater, betrokken bij de procedure indien zij in aanmerking komen voor de toekenning van een dividend; in het andere geval ontvangen zij enkel de aanmaning bedoeld in het eerste lid van dit artikel wanneer zij, voorafgaandelijk ingelicht door de notaris over deze situatie, van deze laatste eisen dat zij worden betrokken bij de procedure. Anders dan het onderdeel aanvoert, kan uit deze wetsbepaling niet worden afgeleid dat de notaris rekening moet houden met alle bestaande en door hem gekende schuldeisers, met inbegrip van deze waarvan het bestaan niet blijkt uit de raadpleging van de beslagberichten. Evenmin kan uit de omstandigheid dat de schuldvordering van de fiscus een bevoorrecht karakter heeft op grond van de artikelen 422 en 423 van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen (1992), worden afgeleid dat de notaris deze vordering moet toelaten tot de rangregeling. Het onderdeel faalt naar recht. Tegenvordering wegens tergend en roekeloos cassatieberoep 7.
De verweerder stelt overeenkomstig artikel 563, laatste lid, van het
Gerechtelijk Wetboek een tegenvordering in wegens het tergend en roekeloos karakter van het cassatieberoep. Deze tegenvordering is ongegrond omdat over de door het cassatieberoep gestelde rechtsvragen redelijke betwisting kan rijzen. Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Verklaart de tegenvordering ontvankelijk doch ongegrond. Veroordeelt de eisers in de kosten. De kosten zijn begroot op de som van 377,22 euro jegens de eisende partij en op de som van 109,35 euro jegens de verwerende partij sub 1.
17 NOVEMBER 2006
F.05.0050.N/12
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit voorzitter Ivan Verougstraete, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Edward Forrier, en de raadsheren Luc Huybrechts, Eric Dirix en Paul Maffei, en in openbare terechtzitting van 17 november 2006 uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.