26 JUNI 2014
C.13.0336.N/1
Hof van Cassatie België 26 juni 2014, IEFbe 946 (Sandoz en Accord Healthcare tegen Astrazeneca) www.IE-Forum.be
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.13.0336.N 1. SANDOZ nv, met zetel te 2870 Puurs, Lichterveld 7, 2. ACCORD HEALTHCARE bv, vennootschap naar Nederlands recht, met zetel te 4891 TL Rijsbergen (Nederland), De Waterman 15, bus A, eiseressen, vertegenwoordigd door mr. Caroline De Baets, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1050 Brussel, Louizalaan 149, bus 20, waar de eiseressen woonplaats kiezen, tegen 1. ASTRAZENECA nv, met zetel te 1180 Ukkel, Egide Van Ophemstraat 110, 2. ASTRAZENECA AB, vennootschap naar Zweeds recht, met zetel te 151 85 Södertälje (Zweden), Västra Mälerhemnen 9, verweersters,
26 JUNI 2014
C.13.0336.N/2
vertegenwoordigd door mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 2000 Antwerpen, Amerikalei 187, bus 302, waar de verweersters woonplaats kiezen.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 5 maart 2013. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft op 17 april 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Raadsheer Alain Smetryns heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Van Ingelgem heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiseressen voeren in hun verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Ontvankelijkheid 1.
De verweersters werpen een grond van niet-ontvankelijkheid van het middel
op: het middel vertoont geen belang daar het opkomt tegen een overtollige reden. 2.
Het onderzoek van de grond van niet-ontvankelijkheid is niet te scheiden
van het onderzoek van het middel. De grond van niet-ontvankelijkheid dient te worden verworpen.
26 JUNI 2014
C.13.0336.N/3
Middel 3.
Krachtens artikel 584, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek doet de voorzitter
van de rechtbank van eerste aanleg, in de gevallen die hij spoedeisend acht, bij voorraad uitspraak in alle zaken, behalve die welke de wet aan de rechterlijke macht onttrekt. Artikel 1039, eerste lid, van hetzelfde wetboek, bepaalt dat de beschikkingen in kort geding geen nadeel toebrengen aan de zaak zelf. 4.
Uit deze bepalingen volgt dat de beslissing van de kortgedingrechter op-
houdt uitwerking te hebben vanaf een andersluidende beslissing van de bodemrechter, ook al is deze beslissing niet uitvoerbaar bij voorraad en werd tegen deze beslissing een rechtsmiddel aangewend. 5.
Krachtens artikel 51, Octrooiwet wordt een beslissing waarbij een octrooi
geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, slechts ingeschreven in het Register wanneer zij in kracht van gewijsde is gegaan en heeft de voorziening in cassatie tegen de beslissing tot nietigverklaring schorsende werking. 6.
Uit het geheel van de voormelde bepalingen volgt dat, niettegenstaande het
bepaalde in artikel 51 Octrooiwet, de kortgedingrechter niet kan beslissen dat de door hem genomen maatregelen nopens betwiste octrooirechten uitwerking zullen hebben totdat de beslissing van de bodemrechter tot vernietiging van het octrooi in kracht van gewijsde is getreden. Dit sluit niet uit dat de kortgedingrechter bij de beoordeling van de ogenschijnlijke rechten van de octrooihouder, niettegenstaande de vernietigingsbeslissing, bewarende maatregelen treft indien de octrooihouder voldoende aannemelijk maakt dat zijn rechtsmiddel tegen deze beslissing succesvol zal zijn en dergelijke maatregelen geboden zijn gelet op de omstandigheid van de zaak zoals de duur van de procedure en de omvang van de mogelijke schade. 7.
De eiseressen vorderden dat de duur van een eventueel tegen hen uitgespro-
ken inbreukverbod op het octrooi van de verweersters slechts van kracht zou blijven tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank. De appelrechters verwerpen dit verweer met de reden dat “bij het verzoek van [de eiseressen] (…) immers geen rekening (wordt) gehouden met het niet bij voorraad
26 JUNI 2014
C.13.0336.N/4
uitvoerbare karakter van een eventuele beslissing tot vernietiging van het octrooi in eerste aanleg, en de schorsende werking van een eventuele voorziening in cassatie tegen een dergelijke beslissing in hoger beroep”. 8.
De appelrechters die aldus aan de voorlopige maatregelen uitwerking geven
tot na het tijdstip waarop het octrooi bij een beslissing van de bodemrechter wordt vernietigd, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het de vordering van de eiseressen die ertoe strekte te horen zeggen dat het inbreukverbod hoogstens van kracht blijft tot een uitspraak ten gronde van een Belgische rechtbank tussenkomt, als ongegrond afwijst. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Veroordeelt de verweersters tot de kosten. Bepaalt de kosten voor de eiseressen op 690,55 euro en voor de verweersters op 430,40 euro. Zegt dat er geen grond tot verwijzing is. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Beatrijs Deconinck, Alain Smetryns, Bart Wylleman en Koenraad Moens, en in openbare rechtszitting van 26 juni 2014 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal André Van Ingelgem, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.
26 JUNI 2014
F. Adriaensen
A. Smetryns
C.13.0336.N/5
K. Moens
B. Wylleman
B. Deconinck
E. Dirix