5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.04.0122.N 1. ALLFIN, naamloze vennootschap, met zetel te 1040 Brussel, Kunstlaan 44, 2. G.M., eisers, vertegenwoordigd door Mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Brederodestraat 13, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1. M.A. 2. ALL BUILD, naamloze vennootschap, met zetel te 1040 Brussel, Kunstlaan 44, 3. DIFA BELGIQUE 2, naamloze vennootschap, met zetel te 1000 Brussel, Kortenberglaan 75,
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/2
4. DEUTSCHE IMMOBILIEN FONDS AG, afgekort DIFA, vennootschap naar Duits recht, met zetel in Duitsland te 20355 Hamburg, Caffamacherreihe 8, verweerders.
I.
Rechtspleging voor het Hof Het cassatieberoep is gericht tegen een vonnis, op 30 januari 2004 in
laatste aanleg gewezen door de Rechtbank van Koophandel te Brussel. Raadsheer Ghislain Londers heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guido Bresseleers heeft geconcludeerd.
II.
Middel De eisers voeren in hun verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen
-
de artikelen 4, §1 en 6, §1 en §2, van de wet van 15 juni 1935 op het
gebruik der talen in gerechtszaken. Aangevochten beslissingen Ingaande op het verzoek tot taalwijziging uitgaande van de derde en de vierde verweersters verklaart de rechtbank dit verzoek tot taalwijziging gegrond en zegt dat de rechtspleging in de Franse taal zal worden voortgezet op grond van de volgende redengeving : “ De taalwijziging : (…) dat derde en vierde verweerster verzoeken dat de rechtspleging in het Frans zou worden verder gezet ; (…) dat het artikel 6, §2, van de wet van 15 juni 1935 de vaststelling van de taal van de rechtspleging regelt als wanneer, zoals ten dezen, verschillende verweersters in het geding betrokken zijn ; Dat om na te gaan of de meerderheid van de verweersters de taalwijziging aanvraagt, alle verweersters waar zij ook wonen in aanmerking moeten genomen worden ;
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/3
(…) dat inzake vijf partijen werden gedagvaard door (de eerste verweerder) ; Dat de rechter niet bevoegd is om de taalkennis van verweersters die geen taalwijziging aanvragen, te controleren gezien deze geacht worden voor de taal van de inleidende akte te opteren, en/of deze taal zoniet uitdrukkelijk, dan wel stilzwijgend te hebben aanvaard ; (…) dat alhier twee verwerende partijen om de taalwijziging vragen ; Dat wanneer verweersters die de taalwijziging vragen en een rechtspersoon zijn, en zoals ten deze door een lasthebber verschijnen, het de taal bij de rechtspersoon is die in aanmerking moet worden genomen en niet die van bepaalde natuurlijke personen die organen of aangestelden van verweersters zijn ; Dat de kennis of de niet toereikende kennis van de taal, bij een rechtspersoon derhalve moet blijken uit de bedrijvigheid van verweersters onder meer uit de taal die voor deze bedrijvigheid in feite wordt gebezigd (Cass. 13/3/1978, RW 1977-78, 2723) ; Dat
derde
en
vierde
verweerster
een
door
hun
wettelijke
vertegenwoordiger ondertekende verklaring voorleggen waarin zij om taalwijziging vragen en verklaren dat de bevoegde organen van hun vennootschap onvoldoende kennis van het Nederlands bezitten ; Dat eiseres dan ook ten onrechte aanvoert dat de heer K., bestuurder van verweersters, zich met interviews naar het Nederlandstalige publiek richt ; Dat het tevens blijkt dat eiser vierde verweerster zelf aanschreef in het Engels (stuk 15 bundel eiser) ; Dat bovendien de ontwikkelingsovereenkomst tussen vierde verweerster en (eerste eiser) in het Engels werd opgesteld (stuk 12 dossier ALLFIN – GALLE) ; Dat de vastgoedinvestering van vierde verweerster in het Corporate Village te Zaventem de kennis van het Nederlands van vierde verweerster niet aantoont ;
5 JANUARI 2006 (…)
dat
anderzijds
het
feit
dat
C.04.0122.N/4 derde
verweerster
als
handelsvennootschap gevestigd is te Brussel, in beginsel aan het voorschrift van artikel 52, §2, van de gecoördineerde wetten op het gebruik der talen in bestuurszaken is onderworpen om de taalwijziging te krijgen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken ; Dat gezegd artikel 52, §1, geenszins een vermoeden juris en de jure schept dat een rechtspersoon gevestigd is te Brussel, een ontoereikende kennis bezit van de taal gebruikt voor het opmaken van een gedinginleidende akte (ibidem) ; Dat derde verweerster aantoont dat statuten en notariële akten in het Frans zijn opgesteld en dat haar commerciële activiteiten in het Frans, Engels of Duits worden gevoerd (stuk 1, 2 en 3 bundel derde en vierde verweerster) ; Dat (eerste verweerder) niet betwist dat de promotieovereenkomst gesloten met (eerste eiser) in het Engels opgesteld werd ; (…) dat uit de bestanddelen van de zaak niet blijkt dat derde en vierde verweerster in de uitoefening van hun activiteiten de Nederlandse taal zouden gebruiken ; Dat het in de gegeven omstandigheden betaamt het verzoek tot taalwijziging in te willigen” (bestreden vonnis, blz. 3 tot 4). Grieven Overeenkomstig artikel 4, §1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken wordt behoudens de gevallen van artikel 3, het gebruik der talen voor het geheel de rechtspleging in betwiste zaken voor de gerechten van eerste aanleg waarvan de zetel in het Arrondissement Brussel is gevestigd geregeld als volgt : de akte tot inleiding van het geding wordt in het Nederlands gesteld indien de verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied, in het Frans of in het Nederlands ter keuze van de eiser indien de verweerder woonachtig is in een gemeente van de Brusselse Agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft. De rechtspleging wordt voortgezet in de taal der akte tot inleiding van het geding tenzij de verweerder, voor alle
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/5
verweer en alle exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet. Overeenkomstig artikel 6, §1, van de wet taalgebruik in gerechtszaken wordt, wanneer, in dezelfde zaak, verscheidene verweerders zijn en, krachtens artikel 4, de akte tot inleiding van het geding in het Frans of in het Nederlands moet gesteld worden, naar gelang de verweerder woonachtig is in een Waalse of in een Vlaamse gemeente, voor het opstellen dier akte de ene of de andere deze talen gebruikt naar gelang dat de meerderheid der verweerders in een Waalse of in een Vlaamse gemeente woonachtig is. Ingeval van gelijkheid wordt de akte tot inleiding van het geding gesteld in het Frans of in het Nederlands volgens de keuze van de eiser. Overeenkomstig artikel 6, §2, van de wet taalgebruik in gerechtszaken wordt wanneer, in dezelfde zaak verscheidene verweerders zijn en, krachtens artikel 4, de keuze van de taal der rechtspleging aan de verweerder behoort, de taal gebruikt die door de meerderheid wordt gevraagd. Ingeval van gelijkheid duidt de rechter zelf de taal aan waarin de rechtspleging moet voortgezet worden daarbij rekening houdende met de noodwendigheden van de zaak. Te dezen heeft eerste verweerder de akte tot inleiding van het geding in het Nederlands gesteld in toepassing van artikel 4, §1, tweede lid iuncto artikel 6, §1, eerste lid. Uit de samenlezing van artikel 4, §1, derde lid en artikel 6, §2, vloeit voort dat de rechtspleging diende te worden voortgezet in de taal der akte tot inleiding van het geding zijnde te dezen het Nederlands tenzij de meerderheid van de verweerders de wijziging van de taal zouden hebben gevraagd. Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan blijkt, zoals ook door de rechtbank van koophandel wordt vastgesteld, dat in deze procedure vijf partijen werden gedagvaard door eerste verweerder en dat slechts twee van de verwerende partijen om de taalwijziging vroegen. Om na te gaan of de meerderheid van de verweerders de taalwijziging aanvragen moeten alle verweerders waar zij ook wonen in aanmerking worden genomen. Nu de rechtbank van koophandel vaststelt dat in de procedure vijf partijen werden gedagvaard door eerste verweerder en slechts twee verwerende partijen om de taalwijziging vroegen, vermocht de rechtbank van koophandel niet zonder
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/6
schending van de in de hoofding aangeduide wetsartikelen en in het bijzonder artikel 6, §2, wet taalgebruik gerechtszaken dit verzoek in te willigen vermits het een algemeen bekend feit is dat twee op een totaal van vijf verweerders geen meerderheid uitmaakt. Door het verzoek tot taalwijziging in te willigen ofschoon dit verzoek slechts uitging van twee op een totaal van vijf verweerders schendt de rechtbank van koophandel de in de hoofding aangeduide wetsartikelen en in het bijzonder artikel 6, §2, wet taalgebruik gerechtszaken.
III.
Beslissing van het Hof
1. Overeenkomstig artikel 4, §1, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, behoudens de gevallen van artikel 3 van die wet, wordt het gebruik der talen, voor geheel de rechtspleging in betwiste zaken voor de gerechten van eerste aanleg waarvan de zetel in het arrondissement Brussel is gelegen als volgt geregeld : de akte van inleiding van het geding wordt in het Frans gesteld, indien de verweerder woonachtig is in het Frans taalgebied, in het Nederlands indien de verweerder woonachtig is in het Nederlands taalgebied, in het Frans of het Nederlands, ter keuze van de eiser, indien de verweerder woonachtig is in een gemeente van de Brusselse agglomeratie of geen gekende woonplaats in België heeft. De rechtspleging wordt voortgezet in de taal der akte tot inleiding van het geding, tenzij de verweerder, voor alle verweer en exceptie, zelfs van onbevoegdheid, vraagt dat de rechtspleging in de andere taal wordt voortgezet. Overeenkomstig artikel 6, §1, van voormelde wet, wordt wanneer in dezelfde zaak verscheidene verweerders zijn en, krachtens voormeld artikel 4, de akte tot inleiding van het geding in het Frans of in het Nederlands moet gesteld worden naar gelang de verweerder woonachtig is het Frans taalgebied of in het Nederlands taalgebied, de ene of de andere van die talen gebruikt voor het opstellen van de akte naar gelang dat de meerderheid van de verweerders in het Frans taalgebied of in het Nederlands taalgebied woonachtig is ; in geval van gelijkheid, wordt de akte tot inleiding van het geding in het Frans of in het Nederlands gesteld volgens de keuze van de eiser.
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/7
Overeenkomstig artikel 6, §2, van dezelfde wet, wordt wanneer in dezelfde zaak verscheidene verweerders zijn en, krachtens artikel 4, de keuze van de taal der rechtspleging aan de verweerder behoort, de taal gebruikt die door de meerderheid wordt gevraagd. In geval van gelijkheid, duidt de rechter zelf de taal aan waarin de rechtspleging moet voortgezet worden, daarbij rekening houdende met de noodwendigheden van de zaak. 2. Uit de samenhang van voormelde wetsbepalingen volgt dat wanneer in de procedure meerdere verweerders zijn, zij moet worden verder gezet in de taal van de akte tot inleiding van het geding, behoudens wanneer de meerderheid van de verweerders de taalwijziging vraagt. Voor het bepalen of de meerderheid van de verweerders de taalwijziging vraagt,
dient
rekening
gehouden
met
alle
verweerders,
ongeacht
hun
woonplaats. 3. Het bestreden vonnis stelt vast dat : - vijf partijen werden gedagvaard door de eisende partij, zijnde verweerder sub 1 ; - twee verwerende partijen, te weten verweersters sub 3 en 4, de taalwijziging vragen ; 4. Door vervolgens het verzoek tot taalwijziging in te willigen op grond dat “uit de bestanddelen van de zaak niet blijkt dat derde en vierde verweersters in de uitoefening van hun activiteiten de Nederlandse taal zouden gebruiken”, schendt het bestreden vonnis de in het middel aangewezen wetsbepalingen. 5. Het middel is gegrond.
Dictum Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis ; Beveelt dat van dit arrest melding wordt gemaakt op de kant van het vernietigde vonnis ; Houdt de kosten aan en laat de beslissing hieromtrent aan de feitenrechter over ;
5 JANUARI 2006
C.04.0122.N/8
Verwijst de zaak naar de Rechtbank van Koophandel te Brussel, anders samengesteld. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door voorzitter Ivan Verougstraete, de afdelingsvoorzitters Robert Boes en Ernest Waûters, de raadsheren Ghislain Londers en Eric Dirix, en in openbare terechtzitting van vijf januari tweeduizend en zes uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Guy Dubrulle, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.