26 AUGUSTUS 2015
P.15.1156.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.15.1156. N K G, vreemdeling, vastgehouden, eiser, met als raadsman mr. Géraldine Debandt, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2060 Antwerpen, Rotterdamstraat 53, waar de eiser woonplaats kiest, tegen BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, voor wie optreedt de fod Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Vreemdelingenzaken, met kantoor te 1000 Brussel, Antwerpsesteenweg 59 B, ambtshalve tussenkomende partij, verweerder.
26 AUGUSTUS 2015 I.
P.15.1156.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, kamer van inbeschuldigingstelling, van 16 juli 2015. De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan. Raadsheer Peter Hoet heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Christian Vandewal heeft geconcludeerd.
II.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste middel 1.
Het middel voert schending aan van artikel 5 EVRM en artikel 149 Grond-
wet, alsmede miskenning van de motiveringsplicht: het arrest beantwoordt niet alle door de eiser opgeworpen argumenten of beoordeelt ze foutief; de eiser heeft aangevoerd dat artikel 5.1.f EVRM maar van toepassing is op twee categorieën van personen, namelijk de personen die van hun vrijheid zijn beroofd om hen te beletten het land op onrechtmatige wijze binnen te komen en zij waartegen een uitwijzings- of uitleveringsprocedure aanhangig is; wanneer de persoon buiten deze categorieën valt, is zijn vrijheidsberoving onrechtmatig; het arrest oordeelt dat een vreemdeling tijdens het onderzoek van zijn asielaanvraag regelmatig wordt aangehouden om hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen; de motivering van die beslissing schiet te kort; de eiser bevond zich immers reeds sinds 2009 op Belgisch grondgebied; hij kan dus niet beschouwd worden als iemand die het land binnenkomt, aangezien hij hier al jaren verblijft; dat hij zich naar Frankrijk en Zwitserland heeft begeven om daar een asielaanvraag in te dienen, is niet relevant; het arrest beantwoordt evenmin eisers verweer dat er tegen hem geen uitwijzingsprocedure aanhangig is zodat artikel 5.1.f EVRM om die reden evenmin op hem van toepassing is. 2.
Artikel 149 Grondwet is niet toepasselijk op de beslissingen van de onder-
zoeksgerechten, die op grond van de Vreemdelingenwet uitspraak doen over de
26 AUGUSTUS 2015
P.15.1156.N/3
handhaving van een vrijheidsberovende maatregel, aangezien die beslissingen geen vonnissen in de zin van die bepaling zijn. In zoverre faalt het middel naar recht. 3.
Artikel 5.1.f EVRM staat vrijheidsberoving langs wettelijke weg toe in het
geval van rechtmatige arrestatie of gevangenhouding van een persoon, teneinde hem te beletten op onrechtmatige wijze het land binnen te komen, of indien tegen hem een uitwijzings-of uitleveringsprocedure aanhangig is. 4.
Het arrest oordeelt dat de eiser niet het voorwerp uitmaakt van een uitwij-
zingsprocedure en artikel 25 Vreemdelingenwet niet van toepassing is. Aldus beantwoordt het eisers verweer dat de appelrechters moesten onderzoeken of hij onder de tweede in artikel 5.1.f EVRM bedoelde categorie valt. In zoverre mist het middel feitelijke grondslag. 5.
Krachtens artikel 54, § 2, tweede lid, Vreemdelingenwet, kan de minister, in
uitzonderlijk ernstige omstandigheden, de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend voorlopig ter beschikking stellen van de regering, indien hij het nodig acht voor de handhaving van de openbare orde of de veiligheid van het land. De in die bepaling bedoelde maatregel heeft niet de verwijdering van de betrokken vreemdeling van het grondgebied als uiteindelijk doel, maar strekt alleen ertoe hem van zijn vrijheid te beroven tijdens het onderzoek van zijn asielaanvraag, waarbij zijn verwijdering uiteraard is uitgesloten indien die aanvraag wordt ingewilligd. 6.
Artikel 5.1.f EVRM maakt het mogelijk dat een vreemdeling tijdens het on-
derzoek van zijn asielaanvraag rechtmatig wordt aangehouden om hem te beletten dat hij op onrechtmatige wijze het land zou binnenkomen. Daaraan wordt gelijkgesteld de toestand van de vreemdeling die onwettig het land is binnengekomen en er zonder geldige verblijfsvergunning wil blijven. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het naar recht. 7.
Het arrest oordeelt onder meer dat:
- de aangevochten beslissing van 6 januari 2015 wettelijk en afdoende gemotiveerd is;
26 AUGUSTUS 2015
P.15.1156.N/4
- de uitzonderlijke ernstige omstandigheden aangehaald in de beslissing ter motivering ervan nog steeds voorhanden zijn; - thans nog altijd een asielaanvraag voor de eiser aanhangig is; - de omstandigheid dat de verweerder het advies van het CGVS heeft ingewonnen niets afdoet aan voormelde motivering; - het door de eiser aangehaalde arrest van het EHRM van 30 april 2012 evenmin dienend is, omdat het niet gaat om een uitwijzingsprocedure en een toepassing van artikel 25 Vreemdelingenwet, maar om een toepassing van artikel 54, § 2, van deze wet. Aldus is de beslissing regelmatig met redenen omkleed en naar recht verantwoord. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. Tweede middel 6.
Het middel voert schending aan van artikel 149 Grondwet en artikel 54, § 2,
Vreemdelingenwet: het arrest beantwoordt eisers verweer niet over de toepassing van artikel 54, § 2, Vreemdelingenwet dat immers ook voorziet in de mogelijkheid de eiser te verplichten in een bepaalde plaats te verblijven tijdens het onderzoek van zijn asielaanvraag, naast de terbeschikkingstelling van de regering; de wetgever heeft een onderscheid gemaakt tussen ernstige omstandigheden en uitzonderlijk ernstige omstandigheden, zodat uit de beslissing moet blijken waarom er bij de eiser uitzonderlijk ernstige omstandigheden aanwezig zijn en niet gewoon ernstige omstandigheden; de eiser voerde ook aan dat de beslissing van de terbeschikkingstelling maar kan worden genomen wanneer de vreemdeling een persoonlijk, actueel en reëel gevaar vormt voor de openbare orde of veiligheid. 7.
Artikel 149 Grondwet is niet toepasselijk op de beslissingen van de onder-
zoeksgerechten, die op grond van de Vreemdelingenwet uitspraak doen over de handhaving van een vrijheidsberovende maatregel, aangezien die beslissingen geen vonnissen in de zin van die bepaling zijn. In zoverre faalt het middel naar recht. 8.
Artikel 54, § 2, eerste lid, Vreemdelingenwet bepaalt: “In ernstige omstan-
digheden, indien de minister het nodig acht voor de handhaving van de openbare
26 AUGUSTUS 2015
P.15.1156.N/5
orde of de veiligheid van het land, kan hij de vreemdeling die een asielaanvraag heeft ingediend, verplichten in een bepaalde plaats te verblijven tijdens het onderzoek van zijn aanvraag”. Artikel 51, § 2, tweede lid, van dezelfde wet bepaalt: “In uitzonderlijk ernstige omstandigheden kan de minister de betrokkene voorlopig ter beschikking van de regering stellen indien hij het nodig acht voor de handhaving van de openbare orde of de veiligheid van het land”. Deze bepalingen houden niet in dat wanneer de minister beslist de vreemdeling ter beschikking van de regering te stellen, hij, naast de vermelding van de uitzonderlijk ernstige omstandigheden ter motivering van deze beslissing, ook ertoe gehouden is afzonderlijk de redenen te vermelden waarom niet kan worden volstaan hem te verplichten in een bepaalde plaats te verblijven. In zoverre het middel uitgaat van een andere rechtsopvatting, faalt het evenzeer naar recht. 8.
Het arrest oordeelt dat de uitzonderlijk ernstige omstandigheden aangehaald
in de beslissing nog steeds voorhanden zijn. Aldus beantwoordt het arrest eisers verweer dat hij thans geen gevaar meer vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid, zonder dat het eisers argumenten dient te beantwoorden die slechts ter ondersteuning van dat verweer werden aangevoerd maar geen zelfstandig middel vormden. In zoverre kan het middel niet worden aangenomen. 9.
Voor het overige verplicht het middel tot een onderzoek van feiten, waar-
voor het Hof geen bevoegdheid heeft. In zoverre is het niet ontvankelijk. Ambtshalve onderzoek van de beslissing 10.
De substantiële of op straffe van nietigheid voorgeschreven rechtsvormen
zijn in acht genomen en de beslissing is overeenkomstig de wet gewezen.
26 AUGUSTUS 2015
P.15.1156.N/6
Dictum Het Hof, Verwerpt het cassatieberoep. Veroordeelt de eiser tot de kosten. Bepaalt de kosten 77,61 euro. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, vakantiekamer, samengesteld uit voorzitter Paul Maffei, als voorzitter, de afdelingsvoorzitters Christian Storck en Beatrijs Deconinck, de raadsheren Peter Hoet en Françoise Roggen, en op de openbare rechtszitting van 26 augustus 2015 uitgesproken door voorzitter Paul Maffei, in aanwezigheid van advocaat-generaal Christian Vandewal, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.
F. Adriaensen
F. Roggen
P. Hoet
B. Deconinck
Ch. Storck
P. Maffei