28 MAART 2013
C.12.0330.F/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.12.0330.F BNP PARIBAS, vennootschap naar Frans recht, Mr. Michèle Grégoire, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen R. L., Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Brussel van 18 mei 2011. Raadsheer Michel Lemal heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal André Henkes heeft geconcludeerd.
28 MAART 2013 II.
C.12.0330.F/2
CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert volgend middel aan. (…) Vierde onderdeel Luidens artikel 3 van de Verordening Rome I “wordt de overeenkomst beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen”. In dit geval worden de litigieuze overeenkomst, zoals het arrest terecht beslist, beheerst door het Franse recht. Krachtens de artikelen 1134, 1135, 1142, 1146, 1147, 1149 en 1150 van het Franse Burgerlijk Wetboek heeft de bankier ten aanzien van zijn klant een waarschuwingsplicht, behoudens wanneer laatstgenoemde kennis heeft van de risico’s die hij neemt of daarvan, als oordeelkundige klant, kennis had moeten hebben. 2. Het arrest stelt om de hierboven vermelde redenen het volgende vast : Door zijn statuut binnen de vennootschap Altran en door zijn aanzienlijke investeringen in een aandelenoptieplan van die vennootschap zal [de verweerder] de koersevolutie noodzakelijkerwijs hebben gevolgd en de risico’s hebben beseft. Zowel bij het ondertekenen van de kredietopening als tijdens de koersdaling van het Altran-aandeel onder de contractuele drempel van 200 pct. was [de verweerder] een hoger kaderlid van de vennootschap Altran, waarin hij de titel van afdelingsverantwoordelijke droeg (…). Hij genoot al op zijn minst sinds 1997 het optieplan op de Altran-aandelen. Hij bezat daarenboven 16.000 aandelen in de burgerlijke vennootschap Altran Directors Funds, die, volgens eigen zeggen, de deelname van loontrekkenden in het aandeelhouderschap van Altran moest stimuleren. Aangezien hij dus een onderlegde belegger was - op zijn minst wat die waarde betreft -, kon hij beslist zelf bepalen wanneer de waarde van de aan de bank toegekende waarborgen, die als dekking voor zijn verbintenissen dienden, zou dalen onder de vastgestelde drempels en kon hij de passende maatregelen nemen om te vermijden dat het krediet zou worden beëindigd op het contractueel bepaalde tijdstip, dat wil zeggen op het ogenblik dat de waarde van de waarborg zou dalen tot onder de drempel van 150 pct.; Die waarschuwingsplicht bestaat niet ten aanzien van een kredietnemer die voldoende kennis heeft om zelf te kunnen oordelen over het evenwicht tussen de geleende bedragen en zijn bijdragemogelijkheden. Te dezen beschikte [de verweerder], op het ogenblik dat de kredieten hem werden toegekend, over een hoog beroepsinkomen dat, volgens de door hem overgelegde stukken, na aftrek van belastingen ongeveer 10.000 euro per maand bedroeg.
28 MAART 2013
C.12.0330.F/3
Hij beschikte over een onroerend vermogen dat hij zelf raamt op 1.107.500 euro, na aftrek van de kredieten die hem werden toegekend om die panden te kopen (ook al raamt hij de waarde van de gedwongen verwezenlijking van die panden op een lager bedrag). Hij bezat een groot aantal Altran-aandelen of opties op dergelijke aandelen en had tevens andere effecten op zijn rekening, zoals aandelen van Labo Arkopharma, Alcatel en Tiscali, die hij op een niet nader bepaalde datum aan zijn bank in pand heeft gegeven, alsook andere aandelen die hij vermeldt in zijn brief van 28 december 2004. Eind 1999 crediteerde en debiteerde hij grote bedragen op de rekening die hij bij [de eiseres] geopend had (supra, nr. 1). De door [de eiseres] toegekende eerste en derde kredietopening waren bedoeld om opties te kopen op Altran-aandelen, die [de verweerder] goed kende en waarover de bank, zoals hierna zal blijken, op het ogenblik van de kredietopeningen niet noodzakelijkerwijs ongunstigere inlichtingen dan hijzelf beschikte. Met de tweede kredietopening, zo zegt [de verweerder], heeft hij enerzijds het debet op zijn rekening willen aanzuiveren dat door zijn fiscale kwijting was ontstaan en heeft hij anderzijds een schenking aan zijn echtgenote en aan zijn kinderen willen doen. Gezien de staat van zijn vermogen en van zijn inkomsten, kan die tweede kredietopening niet beschouwd worden als de verrichting van een leek maar moet zij beschouwd worden als een verrichting van een onderlegde kredietnemer, die zich bewust was van de gevolgen van zijn daden. [De eiseres] kan dus niet verweten worden dat zij haar waarschuwings-, informatie-, raadgevings- en waakzaamheidsplicht niet zou hebben nageleefd, omdat [de verweerder] leningen zou zijn aangegaan die zogezegd zijn financiële middelen en activa ver te boven gingen”. Uit die redenen blijkt dat de verweerder een onderlegde klant was en kennis had of had moeten hebben van de noodzakelijke informatie en van de risico’s bij de uitvoering van de drie litigieuze overeenkomsten van kredietopening. Het arrest heeft dus niet kunnen beslissen dat de eiseres ten aanzien van de verweerder contractueel aansprakelijk is omdat zij haar waarschuwingsplicht in de in dat arrest omschreven omstandigheden heeft verzuimd. 3. Het arrest miskent bijgevolg het wettelijk begrip waarschuwing en is niet naar recht verantwoord in het licht van de artikelen 1134, 1135, 1142, 1146, 1147, 1149 en 1150 van het Franse Burgerlijk Wetboek, zoals het toepasselijk is krachtens artikel 3 van de Verordening Rome I (schending van die bepalingen).
28 MAART 2013 III.
C.12.0330.F/4
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Vierde onderdeel (…) Gegrondheid van het onderdeel Het arrest beslist, zonder hieromtrent te worden bekritiseerd, dat de aansprakelijkheid van de eiseres wegens het niet-naleven van haar waarschuwingsplicht, overeenkomstig de Franse wet moet worden bepaald. Wanneer de feitenrechter de buitenlandse wet toepast, moet hij de draagwijdte ervan bepalen op grond van de uitlegging die de voormelde wet in het land van oorsprong krijgt. Het Hof gaat na of de beslissing van de feitenrechter conform die uitlegging is. Krachtens artikel 1147 van het Franse Burgerlijk Wetboek, volgens de uitlegging die het in Frankrijk krijgt, heeft de bankier, die een krediet verstrekt, ten aanzien van de niet-onderlegde kredietnemer een waarschuwingsplicht. Het arrest dat, om de in dat onderdeel weergegeven vermeldingen, beslist dat de verweerder een onderlegde kredietnemer was, heeft niet wettig kunnen beslissen dat de eiseres een fout heeft begaan door haar waarschuwingsplicht jegens hem niet na te leven. Het onderdeel is gegrond. Er bestaat geen grond tot onderzoek van de andere onderdelen van het middel, die niet tot ruimere cassatie kunnen leiden.
C.12.0330.F/5
28 MAART 2013
Dictum Het Hof Vernietigt het bestreden arrest, in zoverre het de tegenvordering van de verweerder gedeeltelijk gegrond verklaart, de eiseres veroordeelt om hem de bedragen van 18.318,81 euro en 1.122.147,87 euro te betalen, de compensatie tussen die bedragen en de door de verweerder aan de eiseres verschuldigde bedragen beveelt en over de kosten uitspraak doet. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Luik. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door voorzitter Christian Storck, de raadsheren Didier Batselé, Mireille Delange, Michel Lemal en Marie-Claire Ernotte, en in openbare terechtzitting van 28 maart 2013 uitgesproken door voorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van advocaatgeneraal André Henkes, met bijstand van griffier Patricia De Wadripont. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Antoine Lievens en overgeschreven met assistentie van griffier Johan Pafenols. De griffier,
De raadsheer,