3 MAART 2015
P.14.0048.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. P.14.0048.N L S, burgerlijke partij, eiser, met als raadsman mr. Vadim Antychin, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2000 Antwerpen, Britselei 10, bus 15, waar de eiser woonplaats kiest, tegen H V M, beklaagde, verweerder.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent, kamer van inbeschuldigingstelling, van 28 november 2013.
3 MAART 2015
P.14.0048.N/2
De eiser voert in een memorie die aan dit arrest is gehecht, een middel aan. Raadsheer Peter Hoet heeft verslag uitgebracht. Plaatsvervangend advocaat-generaal Marc de Swaef heeft geconcludeerd.
II.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Ontvankelijkheid van het cassatieberoep 1.
Het arrest verklaart de vordering van de verweerder tot schadevergoeding
wegens tergend en roekeloos hoger beroep ongegrond. De eiser heeft geen belang tegen die beslissing op te komen. In zoverre daartegen gericht, is het cassatieberoep bij gebrek aan belang niet ontvankelijk. Middel 2.
Het middel voert schending aan van de artikelen 6.1 en 13 EVRM, artikel
14 IVBPR en de artikelen 35 en 40 Taalwet Gerechtszaken, alsmede miskenning van het recht van verdediging: het arrest verklaart onterecht de burgerlijkepartijstelling van de eiser niet ontvankelijk; de Taalwet Gerechtszaken bevat geen uitdrukkelijke bepaling over de taal waarin de akte van burgerlijkepartijstelling moet worden gesteld; er wordt gesuggereerd dat omdat de burgerlijke partij door haar aanstelling de strafvordering in werking stelt, de regels van de rechtstreekse dagvaarding van toepassing zouden zijn; de schriftelijke klacht van de eiser is in het Nederlands gesteld en vervult alle eisen van artikel 63 Wetboek van Strafvordering; van de overhandiging van deze klacht werd door de onderzoeksrechter proces-verbaal opgesteld; de vermelding van de Engelse internetsites, de anderstalige passages en de internetuittreksels heeft slechts een illustratief karakter; ook de bijgevoegde stukken zijn slechts informatief en illustratief; deze stukken zijn overigens niet noodzakelijk en niet bestemd voor de overtuiging van de rechter; alle vereiste vermeldingen in de klacht zijn in het Nederlands gesteld; de onderzoeks-
3 MAART 2015
P.14.0048.N/3
rechter en het openbaar ministerie hebben geen enkele opmerking gemaakt over de Engelstalige adressen van de internetsites en over de taal van de bijgevoegde uittreksels van het internet; de beroepen beschikking verklaarde de strafvordering ontvankelijk en de verweerder heeft er evenmin in zijn voor de raadkamer genomen conclusie gewag van gemaakt; geen enkele bepaling van de Taalwet Gerechtszaken ontslaat de rechter kennis te nemen van de stukken die in een andere taal zijn gesteld; wanneer volgens het interne recht de behandeling van de burgerlijke vordering voor de strafrechter mogelijk is, dient de rechtspleging voor die burgerlijke belangen de waarborgen van artikel 6 EVRM te respecteren ook ten aanzien van de burgerlijke partij; de taalwetgeving is bedoeld ter bescherming van de rechtzoekende. 3.
Artikel 12 Taalwet Gerechtszaken bepaalt dat de onderzoeksrechter voor de
daden van rechtsvervolging en van onderzoek gebruik maakt van de taal voorzien in strafzaken voor de rechtbank waartoe hij behoort. Krachtens artikel 63 Wetboek van Strafvordering kan hij die beweert door een misdaad of een wanbedrijf te zijn benadeeld, daarover bij de bevoegde onderzoeksrechter klacht doen en zich burgerlijke partij stellen. De burgerlijkepartijstelling bij de onderzoeksrechter geschiedt door een ondubbelzinnige wilsverklaring ten overstaan van de onderzoeksrechter voor wie wordt verschenen. De onderzoeksrechter stelt van de burgerlijkepartijstelling een proces-verbaal op waaruit onder meer blijkt wie zich bij hem voor welke feiten burgerlijke partij heeft gesteld. Het is ingevolge dit proces-verbaal dat de strafvordering is ingesteld. Dit proces-verbaal dient overeenkomstig artikel 12 Taalwet Gerechtszaken te worden opgesteld in de taal van de rechtbank waartoe de onderzoeksrechter behoort. 4.
Ter gelegenheid van de burgerlijkepartijstelling voor de onderzoeksrechter
en het opstellen van het proces-verbaal van die stelling kan de burgerlijke partij aan de onderzoeksrechter stavingsstukken overhandigen die de klacht kunnen toelichten. Noch de Taalwet Gerechtszaken, noch enige andere wettelijke bepaling schrijft voor dat die stukken in de taal van de rechtbank waartoe de onderzoeksrechter behoort, moeten zijn opgesteld.
3 MAART 2015
5.
P.14.0048.N/4
Uit de stukken waarop het Hof vermag acht te slaan, blijkt dat het door de
onderzoeksrechter opgestelde proces-verbaal van burgerlijkepartijstelling in het Nederlands is opgesteld. Het feit dat de geschriften die ter gelegenheid van de wilsverklaring tot burgerlijkepartijstelling aan de onderzoeksrechter werden overhandigd, anderstalige passages bevatten, doet geen afbreuk aan de regelmatigheid van het door de onderzoeksrechter opgestelde proces-verbaal van burgerlijkepartijstelling dat zelf aan de taalvereisten voldoet. De beslissing die de burgerlijkepartijstelling niet ontvankelijk verklaart omdat ze niet in de Nederlandse taal is opgesteld, is bijgevolg niet naar recht verantwoord. Het middel is gegrond. Omvang van de cassatie 6.
De hierna uit te spreken vernietiging van de beslissing waarbij eisers burger-
lijkepartijstelling onontvankelijk wordt verklaard, brengt de vernietiging mee van de daaruit voortvloeiende beslissing die de eiser veroordeelt tot betaling van een rechtsplegingsvergoeding voor beide aanleggen en de kosten. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest in zoverre het eisers burgerlijkepartijstelling onontvankelijk verklaart en hem veroordeelt tot betaling van rechtsplegingsvergoedingen en de kosten. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Verwerpt het cassatieberoep voor het overige. Veroordeelt de eiser tot een derde van de kosten van zijn cassatieberoep en laat de overige kosten ten laste van de Staat. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Gent, kamer van inbeschuldigingstelling anders samengesteld. Bepaalt de kosten op 165,88 euro.
P.14.0048.N/5
3 MAART 2015
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, tweede kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Luc Van hoogenbemt, als voorzitter, de raadsheren Alain Bloch, Peter Hoet, Antoine Lievens en Sidney Berneman, en op de openbare rechtszitting van 3 maart 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Luc Van hoogenbemt, in aanwezigheid van plaatsvervangend advocaat-generaal Marc De Swaef, met bijstand van griffier Frank Adriaensen.
F. Adriaensen
S. Berneman
A. Lievens
P. Hoet
A. Bloch
L. Van hoogenbemt