29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.03.0115.N BANK
BRUSSEL
LAMBERT,
naamloze
vennootschap,
met
maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Marnixlaan 24, ingeschreven in het handelsregister te Brussel, nummer 77.186, eiseres, vertegenwoordigd door Mr. Lucien Simont, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1050 Brussel, Louizalaan 149, bus 20, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, tegen 1. D.L. 2. D.D. beiden handelend in hun hoedanigheid van curatoren over het faillissement van B.T., 3. D.L., 4. D.D.,
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/2
beiden handelend in hun hoedanigheid van curatoren over het faillissement van de Immo Busschaert, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel te 9100 Sint-Niklaas, Onze-Lieve-Vrouwplein 22, 5. IMMO BUSSCHAERT, naamloze vennootschap, in vereffening, met maatschappelijke
zetel
te
9100
Sint-Niklaas,
Onze-Lieve-Vrouwplein,
vertegenwoordigd en handelend door haar vereffenaars Mr. H.V., advocaat, en A.D.M., accountant, verweerders, vertegenwoordigd door Mr. Johan Verbist, advocaat bij het Hof van Cassatie, kantoor houdende te 1000 Brussel, Brederodestraat 13, alwaar keuze van woonplaats wordt gedaan, 6. HUYGHE DEKORATIE, naamloze vennootschap, met maatschappelijke zetel gevestigd te 9100 Sint-Niklaas, Pater Segersstraat 12, 7. V.M., 8. ALGEMENE
BOUWWERKEN
VERPLANCKE,
naamloze
vennootschap, met maatschappelijke zetel te 9130 Kieldrecht, Molenstraat 91, 9. S.T. 10. V.I., 11. B.T., 12.
V.R.D.-MANAGEMENT,
besloten
vennootschap
met
beperkte
aansprakelijkheid, met maatschappelijke zetel te 9140 Temse, Burgemeester Jan De Malschelaan 12, 13. A.G., 14. A.P., 15. A.F., 16. A.E., 17. A.A. 18. A.Y., 19. A.C.
29 OKTOBER 2004 20. A.E., 21. A.F., 22. A.P., 23. B.F., 24. B.L., 25. B.R., 26. B.E., 27. B.C., 28. B.S. 29. B.Y. 30. B.R., 31. B.D., 32. B.T., 33. B.G., 34. B.G., 35. B.M., 36. B.A., 37. B.R., 38. B.B., 39. B.C., 40. B.H., 41. C.G., 42. C.M., 43. C.L., 44. C.I., 45. C.E.,
C.03.0115.N/3
29 OKTOBER 2004 46. C.H. 47. C.R., 48. C.R. 49. D.A., 50. D.E., 51. D.A., 52. D.L., 53. D.M., 54. D.G., 55. D.K. 56. D.H., 57. D.R., 58. D.L., 59. D.A., 60. D.A., 61. D.D. 62. D.T., 63. D.S., 64. D.C., 65. D.N., 66. D.H., 67. D.H., 68. D.F., 69. D.F., 70. D.A., 71. D.C.,
C.03.0115.N/4
29 OKTOBER 2004 72. D.C., 73. D.A., 74. D.R. 75. D.J., 76. D.M., 77. D.J., 78. D.J., 79. D.G., 80. D.J., 81. D.G., 82. D.W., 83. D.L., 84. D.J., 85. D.J., 86. D.R., 87. E.E., 88. E.M., 89. E.V., 90. F.R., 91. F.L. 92. C.P., 93. F.B., 94. G.J., 95. H.G., 96. H.G., 97. H.B.,
C.03.0115.N/5
29 OKTOBER 2004 98. H.A., 99. H.V., 100. H.A., 101. H.P., 102. H.A. 103. H.Y., 104. I.L., 105. J.R., 106. J.K., 107. J.L., 108. J.P., 109. J.W., 110. J.L., 111. K.N., 112. K.A., 113. K.D., 114. L.C., 115. L.M., 116. L.E., 117. L.R., 118. L.M., 119. L.R., 120. L.G., 121. M.E., 122. M.J., 123. M.M. ,
C.03.0115.N/6
29 OKTOBER 2004 124. M.F., 125. M.T., 126. M.D., 127. M.R., 128. N.M., 129. N.P., 130. N.W., 131. O.V., 132. O.F., 133. P.U., 134. P.J., 135. P.J., 136. P.R., 137. P.D., 138. P.F., 139. P.G. 140. P.W., 141. P.W., 142. P.M., 143. R.H., 144. R.M., 145. R.R., 146. R.R., 147. R.F., 148. R.L., 149. R.L.,
C.03.0115.N/7
29 OKTOBER 2004 150. R.D., 151. R.E., 152. R.M. 153. R.D. 154. R.S., 155. R.J., 156. S.E., 157. S.Y., 158. S.E., 159. S.M., 160. S.R., 161. S.D., 162. S.P., 163. T.L., 164. T.R., 165. T.A., 166. T.A., 167. T.L., 168. T.M., 169. T.O., 170. T.R., 171. V.A., 172. V.D., 173. V.P., 174. V.M., 175. V.M., 176. V.R., 177. V.M.,
C.03.0115.N/8
29 OKTOBER 2004 178. V.C., 179. V.E., 180. V.G., 181. V.G. 182. V.G., 183. V.F., 184. V.F., 185. V.F., 186. V.M., 187. V.M., 188. V.P., 189. V.W., 190. V.P., 191. V.R., 192. V.J., 193. V.D., 194. V.P., 195. V.E., 196. V.L., 197. V.F., 198. V.E., 199. V.G., 200. V.J., 201. V.L., 202. V.F., 203. V.G., 204. V.J., 205. V.R., 206. V.J., 207. V.A., 208. V.D., 209. V.M.,
C.03.0115.N/9
29 OKTOBER 2004 210. V.A., 211. V.A., 212. V.A., 213. V.G., 214. V.E., 215. V.W., 216. V.G., 217. V.M., 218. V.N., 219. V.D., 220. V.J., 221. V.J., 222. V.S., 223. V.J., 224. V.R., 225. V.A., 226. V.W., 227. V.M., 228. V.F., 229. V.F., 230. V.L., 231. V.L., 232. V.B., 233. V.P., 234. V.F., 235. V.L., 236. V.T., 237. W.R., 238. W.H., 239. W.D., 240. W.A.,
C.03.0115.N/10
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/11
241. W.A., 242. W.J., 243. W.C., 244. W.N., 245. D.K., 246. G.R., verweerders, partijen ten minste opgeroepen tot bindendverklaring van het arrest.
I.
Bestreden beslissing Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 4 november 2002
gewezen door het Hof van Beroep te Gent.
II.
Rechtspleging voor het Hof Raadsheer Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Guy Dubrulle heeft geconcludeerd.
III.
Middel Eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan. Geschonden wettelijke bepalingen
-
artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek, 2, 6, 16 en 51, in het bijzonder
alinea 1, van de Faillissementswet van 8 augustus 1997. Aangevochten beslissingen Het bestreden arrest dat de faillissementsverklaring van de NV Immo Busschaert alsook de aanwijzing van de verweerders sub 1 en 2 in hoedanigheid van curatoren bevestigt, beslist dat “de curatoren over de vereiste hoedanigheid beschikken, om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegenover de NV Immo Busschaert in vereffening en om meteen ook de daarop geënte vordering tot faillietverklaring in te stellen”, gesteund op volgende overwegingen : “B.
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/12
De eerste rechter weerhield terecht uit de verklaringen van T.B. en uit de overige gegevens die het strafdossier inhoudt, dat T.B. gelden van de beleggers op een onrechtmatige wijze heeft doorgesluisd naar de Luxemburgse vennootschappen SA B & B Investments en de SA RIET en dat deze vennootschappen deze gelden op hun beurt doorgaven via kapitaalsinbreng en leningen aan ondermeer de NV Immo Busschaert. Uit de stukken die de beleggers als vrijwillig tussenkomende partijen in de procedure van het derdenverzet hebben voorgelegd, volgt dat er bij de beleggingen soms wel en soms geen schriftelijke afspraken werden gemaakt. Zij leggen rekeningsuittreksels voor, waarop bedragen zonder meer vermeld staan, depotattesten met vermelding van intresten, depotattesten zonder enige vermelding van intresten of termijnen, depotattesten met vermelding van intresten bij ‘normale’ gang van zaken respectievelijk bij vervroegde opvraging, depotattesten van allerlei obligaties e.d. In zijn verklaring aan de Federale Politie op 11 mei 2001 bevestigt T.B., dat hij de beleggersgelden transfereerde naar de SA B& B Investment, die ze onder meer aan de SA RIET uitleende en die op haar beurt leningen toestond aan de NV Robetex, GCV Busschaert Trading en de NV Immo Busschaert (zie stuk nr. 7 in de bundel van Th. B. ; pagina 1 in fine van zijn verklaring). Het strafdossier bevat meerdere aanwijzingen, die deze verklaring bevestigen. In zijn verklaring aan de Federale Politie op 14 mei 2001 ontkent T.B. wat hij bij de aanvang van het strafonderzoek heeft bevestigd : ‘Steeds volgens mijn verklaring van 27.12.2000 stel ik tevens dat het correct is dat ik de klanten een andere situatie voorhield dat diegene die er werkelijk was. Deze uitlating – van mij – is totaal foutief. U zegt dat het hier toch niet kan gaan om een onduidelijkheid, doch wel over een heel duidelijk geponeerde stelling. Ik blijf erbij dat deze zin verkeerd is. U zegt mij, in hetzelfde kader, dat ik verder stelde ‘ik ben er mij van bewust dat ik de door de beleggers ter beschikking gestelde gelden een andere richting gaf dan diegene die de belegger wilde.
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/13
Ik bracht de belegger ook niet op de hoogte van deze praktijk’. Deze uitlating berust op een vergissing van mijnentwege en ik had waarschijnlijk een andere bedoeling’ (stuk nr. 12, dossier T. B., blz. 1, in fine). Er kan naar alle redelijkheid niet worden aangenomen dat de overheveling van de gelden van beleggers – voor zeer hoge bedragen – in een bijna ondoorzichtig kluwen bij wijze van kapitaalinbreng of bij wijze van leningen naar en via diverse vennootschappen waarvoor een en dezelfde persoon optreedt die er de touwtjes in handen heeft (met name T.B.), zou beantwoord hebben aan afspraken met de beleggers. De door de beleggers voorliggende stukken betreffen deposito’s en gedematerialiseerde kasbons of obligaties, die ofwel op zicht opvraagbaar waren, ofwel jaarlijks, ofwel na redelijke opzegtermijn. De stukken betreffen dan ook vrij vlot opvraagbare beleggingen
en
geen
beleggingen
die
bij
wijze
van
leningen
en
kapitaalinbrengen door T.B. in een voor de beleggers ondoorgrondelijk net aan gebonden ondernemingen konden geplaatst worden. Aldus staat de fout van T.B. vast, alsook de fout van alle vennootschappen uit de groep B., waarvan T.B. op rechtstreekse dan wel op onrechtstreekse wijze bestuurder was, waaronder de NV Immo Busschaert. Zo was de ‘bestuurder-zaakvoerder’ van de NV Immo Busschaert een vennootschap, die door T.B. vertegenwoordigd werd (zie o.m. de jaarrekeningen vanaf 1993 tot en met 1998 onder stuk II in de bundel van de NV BBL ; zie ook de ‘samenstelling van de vergadering’ op 29 december 2000, datum waarop besloten werd de vennootschap in vereffening te stellen in stuk nr. 1 in de bundel van de NV BBL). De NV Immo Busschaert maakte naast andere vennootschappen uit de groep B. deel uit van het systeem, dat T.B. had opgezet met het doel de beleggingsgelden af te wenden van hun normale bestemming (zij vrij vlot op te vragen beleggingen). Waar zij naast en met de andere vennootschappen van de groep B. in dit systeem meewerkte aan de afwending van gelden, beging zij een fout in de zin van art. 1382 e.v. B.W. C.
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/14
De curatoren stellen terecht dat een gemeenschappelijk gepleegde fout de hoofdelijke aansprakelijkheid meebrengt van de verschillende personen die wetens hebben bijgedragen tot het ontstaan van het schadeverwekkend feit, zodat elk van hen voor het geheel van de schade instaat. De schade die de boedel van het faillissement van T.B. heeft geleden is niet alleen de verhoging van het passief, maar ook de vermindering van het actief. Mochten T.B. en de diverse vennootschappen, waaronder de NV Immo Busschaert, de hun toevertrouwde gelden niet hebben afgewend van het vooropgestelde doel (met name een vlot opvraagbare belegging) dan zouden die gelden ook aanwezig zijn geweest in de boedel, minstens zouden er voor mindere bedragen aan schuldvorderingen zijn geweest. In de mate dat de boedel van het faillissement T.B. schade leed, kunnen de curatoren deze schade ook verhalen op de NV Immo Busschaert. Hierbij treden de curatoren niet op als vertegenwoordigers van T.B., maar wel voor de boedel die schade heeft geleden, zodat het adagium ‘nemo auditur’ …’ – overigens facultatief toe te passen door de rechter – hier niet van toepassing is. D. a. De curatoren van het faillissement T.B. kunnen de NV Immo Busschaert – als medewerkster aan de gemeenschappelijke fout – aanspreken in vergoeding van de volledige schade. Het is dan ook niet relevant, om te weten hoeveel er binnen het frauduleuze systeem in concreto naar de NV Immo Busschaert werd overgeheveld. Het volstaat om vast te stellen, hoeveel er in het totaal werd afgewend binnen het frauduleuze systeem. De schade die de boedel van T.B. heeft geleden wordt uiteraard hoe dan ook geplafoneerd door de bedragen, waarvoor de beleggers aangifte van schuldvordering hebben gedaan. De kwestieuze vorderingen van de beleggers moeten bovendien ook aanneembaar zijn.
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/15
Alleen wanneer de vorderingen op de NV Immo Busschaert voor een bepaalde som niet ernstig kunnen worden betwist, kunnen zij voor deze som ook in aanmerking genomen worden bij het onderzoek naar de eis van de curatoren van het faillissement T.B., die strekt tot de faillietverklaring van de NV Immo Busschaert in vereffening. Dat T.B. een hele tijd agent is geweest van het Onderling Beroepskrediet, blijft zonder gevolgen wat de vaststelling betreft, dat de NV Immo Busschaert medewerkte aan de gemeenschappelijke fout en dat de NV Immo Busschaert hoofdelijk voor de gehele schade aansprakelijk is.
b. Uit het strafdossier blijkt dat T.B. alle ‘relevante computerbestanden’ heeft gewist (zie PV dd. 11 mei 2001, blz. 4, in fine, blz. 5 initio : ‘De reden waarom ik de relevante computerbestanden heb gewist, bestaat louter in het feit dat ik een discrete houding wou blijven aannemen ten opzichte van de beleggers. Verder kan ik stellen dat hierdoor een situatie werd gecreëerd die niet meer zal toelaten om precies cijfermatig te reproduceren wat het exacte tegoed van alle klanten omvat. Ik wens er ook aan toe te voegen dat om uiteenlopende redenen de stukken die momenteel door klagers worden naar voor gebracht, niet per definitie het huidige exacte tegoed weergeven’ – stuk nr. 7, dossier T.B.). Het blijkt uit het strafdossier dat T.B. zelf zich nergens formeel uitspreekt over een zeker en bepaald bedrag. In het aanvankelijk PV van 27 december 2000 heeft T.B. het over financiële middelen die hij ‘(…) volgens mij tussen 350 en 450 miljoen op een bepaald wijze’ heeft belegd ‘derwijze dat ik ze niet meer kan terugbetalen’. Verder ‘Ik vermoed dat het om een 700 à 1000 mensen gaat’ (zie stuk I, strafdossier, kaft I, PV 27 december 2000, blz. 2). Op 11 mei 2001 houdt T.B. voor dat hij bedoelde dat hij de gelden tijdelijk niet kon terugbetalen (zie stuk nr. 7, dossier T.B.). Dat de gegevens in de computer van T.B. door hem zijn gewist, kan uiteraard niet tegen de beleggers worden uitgespeeld. Bij een en ander mag ook niet uit het oog worden verloren dat de beleggers hoofdzakelijk burgers
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/16
zijn en geen handelaars, terwijl T.B. wel handelaar was, zodat de beleggers in beginsel beroep kunnen doen op alle middelen van recht om hun aanspraken te bewijzen. De stukken die de beleggers als vrijwillig tussenkomende partijen voor de eerste rechter hebben voorgelegd, laten toe in verregaande mate geloof te hechten aan hun schuldvorderingen, die zij provisioneel hebben begroot op (657.921.366 BEF =) 16.309.444,64 euro. Zo heeft T.B. die mede in het geding aanwezig is, van de voorgelegde stukken en het neergelegde strafdossier kennis kunnen nemen en bewijst hij voor de opgegeven een aangetoonde bedragen geen enkele terugbetaling. T.B. heeft het in zijn verklaring over een 700 à 1.000 beleggers, terwijl in onderhavig geding nog geen 240 beleggers aanwezig zijn, die aangifte hebben gedaan voor de som van meer dan (600.000.000 BEF =) 12.873.611 euro, die geloofwaardig overkomt. Rekening houdend met de gegevens van het strafdossier, met de stukken die de beleggers als vrijwillig tussenkomende partijen overleggen en met de stukken die de curatoren overleggen, komt het Hof dan ook tot de conclusie, dat de boedel van het faillissement van T.B. een niet betwistbare schade van minstens (600.000.000 BEF =) 12.873.611 euro leed. De curatoren van faillissement T.B. kunnen voor hun eis in faillietverklaring van de NV Immo Busschaert in vereffening op deze som terugvallen”.
Grieven De
opdracht
van
de
faillissementscurator,
omwille
van
de
buitenbezitstelling die aan de gefailleerde wordt opgelegd door artikel 16 van de faillissementswet van 7 april 1997, bestaat er o.m. in om alle vorderingen en aan de gefailleerde verschuldigde bedragen op te sporen en te innen, overeenkomstig artikel 51, alinea I, van dezelfde wet. Ten dien einde, stelt de curator de vorderingen in die de gefailleerde zelf had kunnen instellen, alvorens de opbrengst voortkomende uit deze activa elementen te verdelen, rekening
houdende
met
eventuele
preferentiële
titels
van
bepaalde
schuldeisers. Aldus vindt de curator de oorsprong van zijn bevoegdheden in het
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/17
vermogen van de gefailleerde, maar ook de begrenzingen van deze bevoegdheden, omdat hij enkel deze vorderingen kan uitoefenen die betrekking hebben op het gemeenschappelijke onderpand van de schuldeisers en niet deze vorderingen waarover de gefailleerde zelf niet beschikte. Nu, in casu, leidt men uit de vaststellingen van het bestreden arrest af, dat de schade waarvan de eerste verweerders de herstelling wensen te verkrijgen, het gevolg is van malversaties, verduisteringen, en verscheidene handelingen, die door de heer T.B. en de vennootschappen van zijn groep begane fouten uitmaken, ten nadele van zijn schuldeisers. Men leidt uit geen enkele overweging van het bestreden arrest af dat de heer T.B. zelf enige schade zou hebben ondergaan door de fout van o.m. de NV Immo Busschaert in vereffening. Bij hun indiensttreding, hebben de eerste verweerders uit deze oorzaak geen enkele schuldvordering tot betaling van schadevergoeding in hoofde van het vermogen van de heer T.B. kunnen vinden, desgevallend op te sporen en te innen, overeenkomstig artikel 51, alinea I, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, en waarvan hij buiten bezit gesteld zou zijn ten voordele van de curatele, overeenkomstig artikel 16 van dezelfde wet. Eerste verweerders kunnen zich dus niet beroepen op de litigieuse schuldvordering ten einde het belang en hoedanigheid te putten die worden vereist door artikel 17 van het Gerechtelijk Wetboek en artikel 6 van de faillissementswet van 8 april 1997, om het faillissement van de NV Immo Busschaert te vorderen. Door de bevestiging van de beslissingen, van 12 februari 2001 en 26 september 2001 die hun vordering had onthaald, heeft het bestreden arrest dus het geheel van deze wettelijke bepalingen geschonden.
IV.
Beslissing van het Hof Overwegende dat de algemene opdracht van de curator erin bestaat de
activa van de failliet te gelde te maken en het provenu te verdelen ;
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/18
Dat, wanneer de curator namens de boedel in rechte optreedt, hij de gemeenschappelijke rechten van de schuldeisers uitoefent ; Dat de gemeenschappelijke rechten van de schuldeisers de rechten zijn die voortvloeien uit de schade ten gevolge van de fout van wie ook, waardoor het passief van het faillissement wordt vermeerderd of het actief wordt verminderd ; Dat de omstandigheid dat de failliet zelf niet over een vordering op de derde beschikt hieraan geen afbreuk doet ; Overwegende dat een schade aan de boedel ook kan ontstaan wanneer door de fout van een derde, het actief dat ter beschikking moest staan van de schuldeisers niet effectief voorhanden is in de boedel ; Dat hierdoor afbreuk wordt gedaan aan het rechtmatig vertrouwen van de schuldeisers nopens de omvang van hun verhaalsrechten op het vermogen van de failliet ; Dat de curator rechtens bevoegd is om voor de vergoeding van die schade op te komen ; Overwegende dat de appèlrechters vaststellen dat de schade die de boedel van het faillissement van T.B. heeft geleden niet alleen de verhoging van het passief is, maar ook de vermindering van het actief en dat mochten T.B. en de diverse vennootschappen, waaronder de NV Immo Busschaert de hun toevertrouwde gelden niet hebben afgewend van het vooropgestelde doel die gelden ook aanwezig zouden zijn geweest in de boedel, minstens er voor een minder bedrag aan schuldvorderingen zou zijn geweest ; Dat de appèlrechters aldus, zonder schending van de in het middel aangewezen wetsbepalingen, vermochten te oordelen dat de curatoren over de vereiste hoedanigheid beschikken om een aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen de NV Immo Busschaert in vereffening en om op grond van die schuldvordering het faillissement van die vennootschap te vorderen ; Dat het middel niet kan worden aangenomen ;
29 OKTOBER 2004
C.03.0115.N/19
OM DIE REDENEN, HET HOF, Verwerpt het cassatieberoep ; Veroordeelt eiseres in de kosten. De kosten begroot op de som van dertienduizend negenhonderd eenennegentig euro achtenveertig cent jegens de eisende partij en op de som van honderd tweeënzestig euro negen cent jegens de verwerende partijen sub 1 tot en met 5. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, eerste kamer, te Brussel, door voorzitter Ivan Verougstraete, de raadsheren Ernest Waûters, Greta Bourgeois, Eric Dirix en Eric Stassijns, en in openbare terechtzitting van negenentwintig oktober tweeduizend en vier uitgesproken door voorzitter Ivan Verougstraete, in aanwezigheid van advocaat-generaal Guy Dubrulle, met bijstand van griffier Philippe Van Geem.