27 MAART 2015
F.14.0086.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. F.14.0086.N BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, met kabinet te 1000 Brussel, Wetstraat 12, voor wie optreedt de gewestelijk directeur van de administratie van de belasting over de toegevoegde waarde, registratie en domeinen te Antwerpen, in de persoon van de eerstaanwezend inspecteur van het tweede Btw-ontvangkantoor te Antwerpen, met kantoor te 2000 Antwerpen, Italielei 4, bus 4, en de eerstaanwezend inspecteur van het Btw-ontvangkantoor te Turnhout, met kantoor te 2300 Turnhout, Spoorwegstraat 22, eiser, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent, Drie Koningenstraat 3, waar de eiser woonplaats kiest, tegen K. P., met keuze van woonplaats bij gerechtsdeurwaarder Marcel Briers, met kantoor te 2000 Antwerpen, Kipdorp 42, verweerster.
27 MAART 2015 I.
F.14.0086.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Antwerpen van 16 april 2013. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 4 november 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest gehecht is, een middel aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Eerste onderdeel 1.
Krachtens artikel 93undecies C, § 1, Btw-wetboek zijn de bestuurders van
vennootschappen die belast zijn met de dagelijkse leiding van de vennootschap hoofdelijk aansprakelijk voor de niet-betaling van de fiscale schulden indien die te wijten is aan een fout in de zin van artikel 1382 Burgerlijk Wetboek die ze hebben begaan bij het besturen van de vennootschap. De herhaalde niet-betaling van de belastingschulden wordt, behoudens tegenbewijs, vermoed voort te vloeien uit een dergelijke fout indien zij beantwoordt aan de voorwaarden van paragraaf 2 van deze bepaling. 2.
Artikel 93undecies C, § 5, van hetzelfde wetboek bepaalt dat de rechtsvor-
dering tegen aansprakelijke bestuurders slechts ontvankelijk is indien ze wordt ingesteld na het verstrijken van een termijn van één maand te rekenen vanaf een door de ontvanger bij ter post aangetekende brief verzonden kennisgeving, waarin de geadresseerde verzocht wordt de nodige maatregelen te treffen om de tekort-
27 MAART 2015
F.14.0086.N/3
koming te verhelpen of aan te tonen dat deze niet het gevolg is van een door hen begane fout. 3.
Krachtens artikel 93undecies C, § 3, in zijn toepasselijke versie, is er geen
vermoeden van fout van de bestuurders in de zin van § 2, eerste lid, indien de nietbetaling het gevolg is van financiële moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van gerechtelijk akkoord, van faillissement of van gerechtelijke ontbinding. 4.
Indien de procedure van gerechtelijk akkoord wordt beëindigd en deze be-
eindiging leidt tot de faillietverklaring van de vennootschap, dan geldt de in paragraaf 3 bedoelde uitzondering op het vermoeden van fout zonder discontinuïteit tot aan de faillietverklaring. 5.
De appelrechters stellen vast dat:
- de vennootschap op 6 april 2010 werd toegelaten tot de procedure van gerechtelijk akkoord en de opschorting werd verleend tot en met 28 juni 2010; - geen collectief akkoord mogelijk bleek en de procedure feitelijk werd beëindigd; - de ontvanger op 19 juli 2010 de in artikel 93undecies C, § 5, bedoelde kennisgeving deed; - de vennootschap op 14 oktober 2010 werd failliet verklaard. 6.
De appelrechters die oordelen dat de ontvanger in de ingebrekestelling van
19 juli 2010 geen beroep mocht doen “op het vermoeden van fout dat de nietbetaling te wijten is aan de fout van de bestuurder en niet aan de loutere financiele moeilijkheden die aanleiding hebben gegeven tot het openen van de procedure van gerechtelijk akkoord en daaropvolgend faillissement”, verantwoorden hun beslissing naar recht. Het onderdeel kan niet worden aangenomen.
27 MAART 2015
F.14.0086.N/4
Tweede onderdeel Eerste subonderdeel 7.
De appelrechters beantwoorden het bedoelde verweer niet.
Het subonderdeel is gegrond. Derde onderdeel Eerste subonderdeel 8.
De appelrechters beantwoorden het bedoelde verweer niet.
Het subonderdeel is gegrond. Overige grieven 9.
De overige grieven kunnen niet tot ruimere cassatie leiden.
Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart en oordeelt dat de eiser zich in de aangetekende ingebrekestelling van 19 juli 2010 niet meer vermocht te beroepen op het in artikel 93undecies C, § 2, Btw-wetboek bepaalde vermoeden van fout. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent over aan de feitenrechter. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het hof van beroep te Gent. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, afdelingsvoorzitter Beatrijs Deconinck, en de raadsheren Koen Mestdagh, Geert Jocqué en Bart Wylleman, en in openbare rechtszitting van 27 maart 2015 uitgesproken door af-
27 MAART 2015
F.14.0086.N/5
delingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
K. Vanden Bossche
B. Wylleman
G. Jocqué
K. Mestdagh
B. Deconinck
E. Dirix