12 OKTOBER 2009
C.08.0559.F/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. C.08.0559.F GT MANAGEMENT, bvba, Mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen POLYCAR, vennootschap naar Italiaans recht.
I.
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 17 maart 2008 gewezen door het hof van beroep te Luik. De zaak is bij beschikking van 18 september 2009 van de eerste voorzitter verwezen naar de derde kamer. Raadsheer Alain Simon heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Jean-Marie Genicot heeft geconcludeerd.
12 OKTOBER 2009 II.
C.08.0559.F/2
CASSATIEMIDDEL
De eiseres voert volgend middel aan. Geschonden wettelijke bepaling - artikel 5-1 van de verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken. Aangevochten beslissing Het arrest, dat vaststelt dat de eiseres de verweerster, wiens zetel gevestigd is in Italië, gedagvaard heeft voor de rechtbank van koophandel te Luik tot betaling van een factuur betreffende de jaarlijkse huur, door de verweerster, van zes zetels in de loge nr. 24 van het voetbalstadium van Standard Luik, beslist dat die vordering “gebracht moet worden voor een Italiaanse rechtbank, daar de Belgische rechtbank zich alleen maar onbevoegd kan verklaren”. Het arrest grondt die beslissing op de volgende redenen: “1. De plaats van uitvoering van de verbintenis, die met toepassing van artikel 5-1 aan de eis ten grondslag ligt, moet worden bepaald. Aangezien de betwiste overeenkomst, luidens de litigieuze factuur, betrekking heeft op de verhuur van zetels in een loge van een voetbalstadium en (de eiseres) niet aantoont dat zij wat dat betreft enige dienst heeft verstrekt, moet deze omschreven worden als een overeenkomst tot levering van lichamelijke zaken, waarvoor artikel 5-1, a), geldt. 2. (De eiseres) vordert de veroordeling van (de verweerster) tot betaling van een factuur: de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is dus een verbintenis tot betaling. In dit stadium moet bepaald worden welke wet van toepassing is op de overeenkomst, om na te gaan of zij in een haalschuld dan wel een draagschuld voorziet. Het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, waarbij zowel België als Italië zich aangesloten hebben, geeft het antwoord op die vraag: artikel 4 van het Verdrag bepaalt immers dat de overeenkomst, voor zover de partijen geen keuze hebben gedaan van het op de overeenkomst toepasselijke recht overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, beheerst wordt door het recht van het land waarmee zij het nauwst is verbonden (artikel 4-1). Voor zover de overeenkomst een recht tot gebruik van een onroerend goed tot onderwerp heeft, wordt vermoed dat de overeenkomst het nauwst is verbonden met het land waar het onroerend goed is gelegen (artikel 4-3). Dat vermoeden wordt te dezen niet weerlegd (artikel 4-5). Het voetbalstadium met de betwiste zetels is gelegen te Luik. De wet die van toepassing is op de overeenkomst, is dus de Belgische wet.
12 OKTOBER 2009
C.08.0559.F/3
Aangezien de Belgische wet voorziet in de haalschuld, is de plaats van uitvoering van de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, dus de plaats waar de maatschappelijke zetel van (de verweerster) gevestigd is, met name Italië”. Grieven Krachtens artikel 5-1, a), van de verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 van de Raad, kan een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, in een andere lidstaat worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Die regel is echter slechts van toepassing indien artikel 5-1, b), niet van toepassing is (artikel 5-1, c)). Wanneer het geschil betrekking heeft op de uitvoering van een overeenkomst tot verstrekking van diensten, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, volgens artikel 5-1, b), punt twee, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens die overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden. Het begrip “verstrekking van diensten”, in de zin van laatstgenoemde bepaling, moet ruim en zelfstandig begrepen worden. Het heeft betrekking op elke verplichting, voor een persoon, om een positieve of negatieve daad te stellen die een andere persoon ten goede komt. Dat begrip omvat met name de terbeschikkingstelling van een zaak tegen betaling, zonder dat er een onderscheid gemaakt hoeft te worden naargelang de eigenaar van de zaak een bijzondere dienst beloofd heeft dan wel zich ertoe beperkt heeft die zaak aan zijn medecontractant ter beschikking te stellen. De verhuur van zetels in een loge van een voetbalstadium vormt bijgevolg een verstrekking van diensten in de zin van artikel 5-1, b), punt twee, van de voormelde verordening, ook al is die overeenkomst beperkt tot de terbeschikkingstelling van zetels, zonder dat er andere bijzondere diensten verstrekt worden. Die overeenkomst strekt niet tot levering van roerende lichamelijke zaken in de zin van artikel 5-1, a), van de voormelde verordening, daar zij geen enkele eigendomsoverdracht impliceert maar bestaat in een prestatie die ertoe strekt een persoon het genot van een zaak te verschaffen. Het arrest stelt te dezen vast dat de factuur, waarvan de eiseres de betaling vordert, betrekking heeft op de huur, door de verweerster, van een loge in het stadium van Standard Luik. Krachtens artikel 5-1, b), punt twee, van de verordening (EG) nr. 44/2001 van 22 december 2000 van de Raad, is de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis van de eiseres ten grondslag ligt, bijgevolg het gerechtelijk arrondissement Luik, waar dat stadium gelegen is, en kon de verweerster derhalve voor de rechtbank van koophandel te Luik opgeroepen worden.
12 OKTOBER 2009
C.08.0559.F/4
Het arrest verantwoordt derhalve zijn beslissing niet naar recht om de Belgische hoven en rechtbanken onbevoegd te verklaren ten gunste van de Italiaanse rechtbanken, op grond dat de verhuur van zetels in een voetballoge, die niet gepaard ging met de verstrekking van desbetreffende diensten, een levering van lichamelijke roerende zaken vormde die viel onder de toepassing van artikel 5-1, a), van de voormelde verordening en dat de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, krachtens die bepaling, in de verbintenis bestaat om de factuur van de eiseres te betalen, welke, volgens het Belgische recht dat hierop van toepassing is, in Italië moet worden uitgevoerd.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Artikel 5, 1), a), van de EG-verordening nr. 44/2001 van 22 december 2000 van de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, bepaalt dat een persoon die woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat, ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst, in een andere lidstaat kan worden opgeroepen: voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Krachtens artikel 5, 1), b), van die verordening is, voor de toepassing van deze bepaling en tenzij anders is overeengekomen, de plaats van uitvoering van de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, voor de koop en verkoop van roerende lichamelijke zaken, de plaats in een lidstaat waar de zaken volgens de overeenkomst geleverd werden of geleverd hadden moeten worden, en, voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden of verstrekt hadden moeten worden. Artikel 5, 1), c), van dezelfde verordening voegt hieraan toe dat punt a) van toepassing is indien punt b) niet van toepassing is. De activiteit die bestaat in de verhuur van zetels in een loge van een voetbalstadium, vormt een verstrekking van diensten in de zin van artikel 5, 1), b), van de voormelde verordening nr. 44/2001. Het arrest, dat de Belgische hoven en rechtbanken onbevoegd verklaart, op grond dat, “aangezien de betwiste overeenkomst, luidens de litigieuze factuur,
C.08.0559.F/5
12 OKTOBER 2009
betrekking heeft op de verhuur van zetels in een loge van een voetbalstadium en (de eiseres) niet aantoont dat zij wat dat betreft enige dienst heeft verstrekt, deze omschreven moet worden als een overeenkomst tot levering van lichamelijke zaken, waarvoor artikel 5-1, a), geldt”, schendt artikel 5, 1), a), b) en c), van de voormelde EG-verordening nr. 44/2001 van 22 december 2000 van de Raad. Het middel is gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Bergen. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door voorzitter Christian Storck, afdelingsvoorzitter Paul Mathieu, de raadsheren Christine Matray, Martine Regout en Alain Simon, en in openbare terechtzitting van 12 oktober 2009 uitgesproken door voorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van procureur-generaal Jean-Marie Genicot, met bijstand van griffier Marie-Jeanne Massart. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Eric Stassijns en overgeschreven met assistentie van griffier Kristel Vanden Bossche. De griffier,
De raadsheer,