24 APRIL 2015
F.14.0121.N/1
Hof van Cassatie van België
Arrest
Nr. F.14.0121.N VLAAMS GEWEST, vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, in de persoon van de minister-president, met kabinet te 1000 Brussel, Martelaarsplein 19, voor wie optreedt de Vlaamse minister voor Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, met kantoor te 1210 Brussel, Koning Albert II-laan 19, bus 11, eiser, vertegenwoordigd door mr. John Kirkpatrick, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 1000 Brussel, Keizerslaan 3, waar de eiser woonplaats kiest, tegen CONSTRUCTIEF vzw, met zetel te 8500 Kortrijk, Watermolenstraat 69 B, verweerster, met als raadslieden mr. Jan Sandra en mr. Steven Vancolen, advocaten bij de balie te Kortrijk, met kantoor te 8500 Kortrijk, P. Kennedypark 41, waar de verweerster woonplaats kiest.
24 APRIL 2015 I.
F.14.0121.N/2
RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het hof van beroep te Gent van 4 februari 2014. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft op 27 november 2014 een schriftelijke conclusie neergelegd. Afdelingsvoorzitter Eric Dirix heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal Dirk Thijs heeft geconcludeerd.
II.
CASSATIEMIDDEL
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, een middel aan.
III.
BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling Ontvankelijkheid 1.
De verweerster werpt een eerste grond van niet-ontvankelijkheid op: het
middel is gegrond op een feitelijke vaststelling die geen steun vindt in het bestreden arrest en is bijgevolg niet ontvankelijk. Meer bepaald zouden de appelrechters niet hebben vastgesteld dat de verweerster als sociale werkplaats aan de moeilijk op de gewone arbeidsmarkt te plaatsen werknemers een loon betaalt. 2.
De appelrechters stellen vast dat de verweerster als sociale werkplaats niet
alleen haar kaderpersoneel moet bezoldigen, maar bovendien ook de beschermde tewerkgestelden. Die vaststelling houdt in dat zij aan haar werknemers een loon uitbetaalt. De grond van niet-ontvankelijkheid moet worden verworpen. 3.
De verweerster werpt een tweede grond van niet-ontvankelijkheid op: de
vraag of de verweerster dient te worden aangezien als een “soortgelijke weldadig-
24 APRIL 2015
F.14.0121.N/3
heidsinstelling” vraagt een onderzoek van feiten waarvoor het Hof niet bevoegd is. 4.
Het onderzoek van deze grond van niet-ontvankelijkheid is niet te scheiden
van het onderzoek van de gegrondheid van het middel en dient dan ook te worden verworpen. Gegrondheid 5.
Artikel 253, 1°, WIB92 (Vlaams Gewest), zoals hier toepasselijk, stelt het
kadastraal inkomen van de in artikel 12, § 1, vermelde onroerende goederen of delen van onroerende goederen vrij van onroerende voorheffing. Krachtens artikel 12, § 1, WIB92, zoals hier toepasselijk, is onder meer het kadastraal inkomen van de onroerende goederen of delen van onroerende goederen die een belastingplichtige of een bewoner zonder winstoogmerk heeft bestemd voor het vestigen van hospitalen, klinieken, dispensaria, rusthuizen, vakantiehuizen voor kinderen of gepensioneerden, of van andere soortgelijke weldadigheidsinstellingen vrijgesteld. Deze uitzondering dient beperkend te worden uitgelegd. Met soortgelijke weldadigheidsinstellingen worden de instellingen bedoeld die op eender welke wijze fysieke of geestelijke zorg verstrekken. Een sociale werkplaats verschaft tewerkstelling in een beschermde arbeidsomgeving aan bepaalde doelgroepen en heeft bijgevolg een activiteit die verschilt van een instelling die fysieke of geestelijke zorg verstrekt in de zin van artikel 12, § 1, WIB92. 6.
De appelrechters oordelen dat:
- de verweerster een erkende sociale werkplaats is in de zin van het Decreet van het Vlaams Parlement van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen; - de bedoeling van een sociale werkplaats niet zonder meer tewerkstelling is, maar wel de tewerkstelling van personen die hulpbehoevend zijn;
24 APRIL 2015
F.14.0121.N/4
- de hulp die wordt geboden erin bestaat te verhelpen aan de onmogelijkheid om op de normale arbeidsmarkt te worden tewerkgesteld door te voorzien in een beschermde tewerkstelling; - de aanwending van het bedoelde onroerend goed voor een sociale werkplaats, voor de hulp van hulpbehoevende personen, te beschouwen is als de aanwending ervan voor een ‘soortgelijke weldadigheidsinstelling’ zoals bedoeld in artikel 12, WIB92. 7.
De appelrechters die op deze gronden oordelen dat de verweerster aanspraak
kan maken op de vrijstelling van onroerende voorheffing, verantwoorden hun beslissing niet naar recht. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest. Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over. Verwijst de zaak naar het hof van beroep te Antwerpen. Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, eerste kamer, samengesteld uit afdelingsvoorzitter Eric Dirix, als voorzitter, en de raadsheren Alain Smetryns, Koen Mestdagh, Geert Jocqué en Filip Van Volsem, en in openbare rechtszitting van 24 april 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Eric Dirix, in aanwezigheid van advocaat-generaal Dirk Thijs, met bijstand van griffier Kristel Vanden Bossche.
24 APRIL 2015
F.14.0121.N/5
K. Vanden Bossche
F. Van Volsem
G. Jocqué
K. Mestdagh
A. Smetryns
E. Dirix