UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM Faculteit der Geesteswetenschappen
Hoe plaatsen Italianen de werkwoorden in een Nederlandse zin? scriptie In het kader van de duale master ‘Nederlands als tweede taal’ van
R.R.C Huitema 19 juni 2009
Scriptiebegeleider: Prof. dr. Folkert Kuiken Tweede lezer: Dr. Ineke Vedder Studentnummer: 9804129
2
Inhoudsopgave
pag.
Voorwoord 1 Inleiding
5 7
2 De achtergronden bij het onderzoek
9
2.1 De basisvolgorde
9
2.1.1 De basisvolgorde in het Nederlands 2.1.2 De basisvolgorde in het Italiaans
9 15
2.2 De contrastieve-analysehypothese 2.3 Het Europees referentiekader
19 22
3 Onderzoeksopzet
24
3.1 Onderzoeksvragen 3.2 Hypotheses 3.3 Methode van onderzoek
4
24 25 29
Resultaten
33
4.1 Voorkomende constructies in de teksten 4.2 De constructies die voorkomen in de onderzoeksvragen 4.2.1 Het finiete werkwoord op de tweede positie in de hoofdzin 4.2.2 Het infiniete werkwoord aan het eind van de (bij)zin 4.2.3 De imperatief en de ja/nee-vragen op de eerste plaats in de hoofdzin 4.2.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin 4.2.5 De constructies met ‘om te’ 4.2.6 Het scheidbare werkwoord in de hoofdzin in de onvoltooide tijd 4.2.7 Het scheidbare werkwoord in de bijzin 4.2.8 Het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd
33 36 36 42 44 46 46 46 47 47
4.3 De fouten in relatie tot de moedertaal van de respondenten: het Italiaans 49 4.3.1 Het V2-gebod in relatie tot het Italiaans 4.3.1.1 Onnodige inversie 4.3.1.2 Geen inversie waar het wel verlangd wordt 4.3.1.3 Diverse constituenten voor de persoonsvorm 4.3.1.4 De persoonsvorm op de laatste plek van de zin
4.3.2 Het infiniete werkwoord 4.3.3 Het finiete werkwoord in ja/nee-vragen en de imperatief 4.3.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin 4.3.4.1 Het object staat achter het finiete werkwoord 4.3.4.2 Een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord staat achter het finiete werkwoord 4.3.4.3 Verkeerde volgorde door inversiefout
4.3.5 Het scheidbare werkwoord in de hoofdzin 4.3.6 Het scheidbare werkwoord in de bijzin 4.3.7 Het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd
3
50 50 52 54 57
58 64 64 65 67 68
68 69 70
4.4 De fouten in relatie tot het bereikte niveau van taalvaardigheid 4.4.1 Het finiete werkwoord in de hoofdzin 4.4.2 Het infiniete werkwoord aan het eind van de zin 4.4.3 Het finiete werkwoord in de imperatiefzin of de ja/nee-vraag 4.4.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin 4.4.5 Het partikel van het scheidbare werkwoord aan het eind van de hoofdzin 4.4.6 Het scheidbare werkwoord niet gescheiden in de bijzin 4.4.7 Het partikel staat voor het voltooid deelwoord
5 Hoe plaatsen Italianen de werkwoorden in een Nederlandse zin? 5.1 De eerste onderzoeksvraag: conclusie 5.2 De tweede onderzoeksvraag: conclusie 5.3 De derde onderzoeksvraag: conclusie 5.4 Aanbevelingen Bibliografie Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7
Invultoets Dialangtoets Overzicht van de deelnemers Analyse van een tekst met behulp van Markin Taak 1 en 2 Uitwerking van taak 1 en 2 Brief aan collega’s
4
72 72 74 76 77 78 78 80
82 82 84 85 87 88 90 93 96 97 98 102 103
Voorwoord Met dit onderzoek rond ik de opleiding duale master Nederlands als tweede taal aan de Universiteit van Amsterdam af. Toen de tijd aanbrak om in het kader van deze master een scriptie te schrijven, was het onderwerp gauw gevonden: de zinsvolgorde in Nederlandse teksten geschreven door Italianen. De reden hiertoe was een zinnetje, uitgesproken door een hoogopgeleid persoon van Italiaanse oorsprong. In dit Nederlandse zinnetje werd de Italiaanse volgorde aangehouden en
het feit dat ook hoogopgeleide personen deze fout maken,
intrigeerde me, mede omdat ik dezelfde persoon voor een groot publiek een redevoering heb horen geven in correct Nederlands. De keuze voor Italiaanse personen komt voort uit het feit dat mijn eerste studie de Italiaanse taal- en letterkunde betrof, waarin ik in 2002 ben afgestudeerd.
Deze scriptie was nooit mogelijk geweest zonder de medewerking van de studenten in Italië. Hiervoor wil ik graag mijn dank uitspreken aan de docenten die een deel van hun lestijd hebben gebruikt om hun studenten de opdrachten te laten maken die ik voor mijn scriptie nodig had, te weten: Dolores Ross van de Universiteit van Triëst, Scuola Superiore di Lingue Moderne per Interpreti e Traduttori, Marleen Mertens van de Universiteit van Padua en Leendert Spruit, werkzaam aan de universiteit La Sapienza te Rome. Daarnaast wil ik ook graag de deelnemers in Nederland bedanken die hun bijdrage aan deze scriptie geleverd hebben door de twee teksten te schrijven waaruit ik gegevens voor dit onderzoek heb gehaald.
Tot slot wil ik prof. dr. Folkert Kuiken, bijzonder hoogleraar Nederlands als tweede taal aan de Universiteit van Amsterdam, bedanken voor zijn waardevolle commentaar bij het tot stand komen van deze scriptie, en verder mevrouw dr. Ineke Vedder die als universitair docent Italiaans en lid van de leerstoelgroep tweede-taalverwerving aan de Universiteit van Amsterdam, als tweede lezer heeft willen fungeren.
Amsterdam, 14 juni 2009 Betty Huitema
5
6
1 Inleiding “Jullie moeten maken een kies”. Zomaar een zinnetje dat werd uitgesproken door een persoon van Italiaanse oorsprong, waarmee de spreker wilde aanduiden dat er een keuze gemaakt moest worden. Dit is echter wel een zin die duidelijk maakt dat het Italiaans op verschillende niveaus afwijkt van het Nederlands. Ten eerste is de keuze van het woord “kies”, hoewel afgeleid van het werkwoord “kiezen”, niet correct. Zonder echter de moeilijkheden bij de woordvorming te onderschatten, zal deze tekst daar niet verder op ingaan. Ten tweede zijn alle werkwoorden, geheel volgens de Italiaanse grammaticaregels bij elkaar gezet; in dit geval op de tweede positie, al staan ze in het Italiaans vaak op de eerste positie als de zin een Øpronomen bevat (1):
1.
Ø
Dovete fare una sceglia.
Jullie moeten maken een keus.
Het onderzoek dat aan de basis van deze scriptie ligt, betreft met name de volgorde van de werkwoorden. Het Nederlands kent, in tegenstelling tot het Italiaans, scheidbare werkwoorden, die vaak een probleem opleveren voor buitenlanders die een tekst in het Nederlands schrijven, net als bijvoorbeeld de constructie om … te …. Bovendien kan het werkwoord op de eerste positie, de tweede positie of op de laatste positie staan, al naar gelang het een imperatief- of vraagzin, een mededelende hoofdzin of een bijzin is. Dat alles maakt het niet gemakkelijk om de werkwoorden in het Nederlands op de juiste plek te zetten.
Het doel van deze scriptie is te ontdekken in hoeverre NT2-leerders met een Italiaanse taalachtergrond erin slagen de werkwoorden op de juiste positie in de (Nederlandse) zin te plaatsen. Daartoe beschrijft hoofdstuk 2 de basisvolgorde van het Nederlands en het Italiaans, waarbij ook ingegaan wordt op literatuur die over dit onderwerp is geschreven. Verder bespreek ik in dit hoofdstuk enkele theorieën over tweede-taalverwerving, alsmede het Europees referentiekader van taalvaardigheid. Dit kader geeft een beeld van wat een NT2leerder kan als hij één van deze niveaus van taalvaardigheid bereikt heeft.
In hoofdstuk 3 komt de onderzoeksopzet aan bod en de methode van onderzoek. Hier bespreek ik mijn onderzoeksvragen en de daarbij opgestelde hypotheses en geef ik een 7
beschrijving van de personen die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Voorts ga ik in op het type onderzoek, de methode van verwerking en analyse van de data en de taken die de deelnemers moesten uitvoeren. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek beschreven. Hier wordt per onderzoeksvraag en subvraag bekeken wat het resultaat van de verwerking en analyse is en geef ik een voorlopige conclusie. In hoofdstuk 5 volgt de eindconclusie waarin ik mijn bevindingen bekijk in het licht van de bij de onderzoeksvragen opgestelde hypotheses. Tenslotte doe ik enkele aanbevelingen tot verder onderzoek.
8
2 De achtergronden bij het onderzoek In deze paragraaf wordt eerst de basisvolgorde van het Nederlands en het Italiaans besproken, waarin ook de literatuur hierover aan de orde komt. Daarna ga ik in op de contrastieveanalysehypothese en enkele andere theorieën over tweede-taalverwerving, gevolgd door de beschrijving van de relevante niveaus van het Europees Referentiekader1. Dit kader beschrijft op alomvattende wijze wat taalleerders moeten leren om een taal te kunnen gebruiken voor communicatie en welke kennis en vaardigheden zij moeten ontwikkelen om daarbij doeltreffend te kunnen handelen. Het kader definieert onder andere de vaardigheidsniveaus waarmee de voortgang van de leerders levenslang kan worden gemeten in iedere fase van het leerproces. Dit kader wordt hier behandeld omdat de daarin omschreven niveaus veelvuldig in deze tekst voorkomen. Het is daarom belangrijk een duidelijk idee te hebben van wat het Europees referentiekader inhoudt.
2.1 De basisvolgorde
Om een duidelijk beeld te krijgen van de eisen waaraan geschreven teksten in het Nederlands moeten voldoen, wordt hier in het kort de basisvolgorde beschreven, met name met betrekking tot de werkwoorden. Tevens wordt bekeken wat er in de literatuur over dit onderwerp is geschreven. Om uitspraken te kunnen doen of eventuele volgordefouten in Nederlandse teksten geschreven door Italiaanstaligen, toe te schrijven zijn aan de volgorde in de moedertaal, volgt daarna een korte beschrijving van de basisvolgorde in het Italiaans, ook weer onderbouwd door de literatuur over dit onderwerp.
2.1.1 De basisvolgorde in het Nederlands
Er is veel geschreven over de vraag of het Nederlands een SVO- of een SOV-taal is. De S, de V en de O staan voor Subject, Verb en Object, ofwel het onderwerp, het werkwoord en het lijdend voorwerp. De eerste gedachte zal zijn dat het Nederlands een SVO-taal is; in mededelende hoofdzinnen staat het finiete2 werkwoord op de tweede positie, vóór het lijdend voorwerp. Zoals bekend heeft de taal niet alleen finiete werkwoordsvormen, maar ook 1
http://www.coe.int/T/DG4/Portfolio/documents/assessment_grid_dutch.doc. 17/12/08 Met een finiete werkwoordsvorm, wordt de persoonsvorm bedoeld, de vorm waarin getal en persoon tot uitdrukking wordt gebracht. 2
9
infiniete3. Bij een voltooide tijd, waarbij gebruik wordt gemaakt van een hulpwerkwoord, staat alleen dit hulpwerkwoord op de tweede positie. Het hoofdwerkwoord staat achteraan in de zin. Je kunt er van alles tussen plaatsen, het finiete werkwoord staat op de tweede positie en het infiniete werkwoord blijft achteraan.
2.
Maria is naar de markt geweest.
2.a
Maria is gisteren naar de markt geweest.
2.b
Maria is gisteren met haar zus naar de markt geweest.
2.c
Maria is gisteren met haar zus op de fiets naar de markt geweest.
Hetzelfde geldt voor zinnen met modale hulpwerkwoorden als willen, moeten, kunnen, enz.
3.
Maria moest naar de markt gaan.
3.a
Maria moest gisteren naar de markt gaan.
3.b
Maria moest gisteren met haar zus naar de markt gaan.
3.c
Maria moest gisteren met haar zus op de fiets naar de markt gaan.
Dit verschijnsel maakt het al wat minder vaststaand dat het Nederlands een SVO-taal is aangezien het werkwoord met de meeste informatie in samengestelde tijden achteraan staat. Op de tweede positie staat dan steeds een hulpwerkwoord. Verder zijn er naast mededelende hoofdzinnen ook bijzinnen. In bijzinnen staan zowel de finiete als de niet-finiete werkwoordsvormen achteraan in de zin.
4.
Ik weet dat Maria naar de markt is geweest.
5.
Ik wist dat Maria naar de markt moest gaan.
Ross (1997) schrijft over de volgorde dat in het Nederlands de werkwoordpositie van fundamenteel belang is, daar deze een belangrijke indicator van de oppervlaktestructuur vormt om verschillende zinstypes aan te duiden. De Nederlandse woordvolgorde brengt een duidelijke taakverdeling aan het licht waarbij drie essentiële posities voor het werkwoord zijn te onderscheiden:
3
Een infiniete werkwoordsvorm, betreft alle andere vormen dan de persoonsvorm. 10
- V1-plaatsing (het finiete werkwoord staat op de eerste positie): ter aanduiding van imperatieven, vraagzinnen en voegwoordloze conditionele zinnen; - V2-plaatsing (het finiete werkwoord staat op de tweede positie): in het geval van een mededelende hoofdzin; - achteropplaatsing: in het geval van een bijzin.
Deze taakverdeling kennen Romaanse talen als het Italiaans en Spaans niet volgens Ross. Vraagzinnen worden veelal met intonatie afgehandeld en er is geen verschillende werkwoordpositie voor hoofd- en bijzinnen. Bovendien is in de Nederlandse hoofdzin de omvang en status van het werkwoord van belang, want naar gelang daarvan - dus enkelvoudige of samengestelde tijden, nominaal predicaat of niet - komt een splitsing van de werkwoordgroep tot stand. Ook dit verschijnsel kennen de Romaanse talen niet. Ook Coenen en Klein (1992) zijn het met betrekking tot het Nederlands daarmee eens, met die restrictie dat in het Nederlands in voltooide bijzinnen, het finiete werkwoord vóór het nietfiniete werkwoord moet staan in plaats van erachter zoals in het Duits het geval is. Toch zie je ook in het Nederlands geregeld zinnen als (6):
6.
Ik weet dat Marieke een boek gekocht heeft.
Ook Bennis (2000) gebruikt in het boek Syntaxis van het Nederlands voorbeeldzinnen waarin de Vf4 na de Vi5 komt. (7, 8) 7.
(Maarten stond er bij als) of hij een kabouter ontmoet had.
8.
De secretaris-generaal deelde de legerleiding mee dat de kolonel zijn dochter gezegd had het sein tot aanval te geven.
Haeseryn (1998) zegt hierover dat in tweeledige eindgroepen die bestaan uit hebben, zijn (hulpwerkwoorden van tijd) of worden (hulpwerkwoord van het passief) en een voltooid deelwoord, er twee volgordes mogelijk zijn, ongeacht de vorm van het hulpwerkwoord (persoonsvorm of infinitief): deelwoord - hulpwerkwoord of hulpwerkwoord – deelwoord.
4 5
Vf betekent Finite Verb, ofwel: finiet werkwoord Vi betekent Infinite Verb, ofwel: infiniet werkwoord 11
Beide volgordes zijn volgens hem correct want het is een wijdverbreid misverstand dat achteraanplaatsing van het deelwoord, beter zou zijn. Daarom worden bij de analyse van de teksten beide volgordes goedgekeurd.
Met betrekking tot het finiete werkwoord in de mededelende hoofdzin, schrijven Jagtman en Bongaerts (1995) over de volgorde en de V2-regel dat algemeen wordt aangenomen dat het Nederlands een onderliggende SOV-volgorde heeft en een V2-regel die het finiete werkwoord verplicht op de tweede plek zet, direct na de eerste constituent in de hoofdzin. Het finiete werkwoord staat steeds op de tweede positie terwijl infinitieven, voltooid deelwoorden en werkwoordpartikels steeds aan het eind staan. De V2-regel is niet operatief in ondergeschikte zinnen en daar zie je dan ook de onderliggende SOV-structuur in de oppervlaktestructuur. In ondergeschikte zinnen verschijnen alle werkwoorden dus aan het eind.
Dat de discussie over het Nederlands als SVO- of SOV-taal nog niet ten einde is, blijkt uit diverse publicaties, waaronder die van bijvoorbeeld Zwart (1997). In een onderzoek naar syntactische opties in T2-grammatica beschrijft een volgelinge van Zwart, Martínez Adrián (2007), een onderzoek waarin Baskische studenten die Duits studeren als T3 (na het Engels als T2), een schrijftaak moeten uitvoeren en een oordeel moeten geven over de grammaticaliteit van zo’n 80 items.
In het onderzoek van Martínez Adrián wordt uitgegaan van de SVO-volgorde als standaardvolgorde van het Duits (en van het Nederlands) vlg. Zwart (1997). Deze auteur meent dat zinnen met de SOV- en VSO-volgorde van de SVO-volgorde worden afgeleid door de [± movement of the verb]-regels toe te passen. Martínez Adrián concludeert dat de SVOstructuur als eerste verworven wordt en schrijft dat toe aan de onderliggende SVO-structuur van de T2 die gelijk is aan de standaardstructuur in het Spaans.
Bennis (2000) beredeneert zijn keuze voor Nederlands als een SOV-taal met behulp van herschrijfregels. Als we het Nederlands als een SOV-taal zien, zijn er minder herschrijfregels nodig om het finiete werkwoord (de persoonsvorm) op de tweede positie van de hoofdzin te zetten, ook als de zin begint met een bepaling, en de infiniete vormen achteraan in de zin staan. Bovendien zet de SOV-grammatica de werkwoorden in een bijzin ook achteraan.
12
Eén van de andere problemen die te maken hebben met het werkwoord, vormen bijvoorbeeld de infinitiefzinnen met ‘te’, die voor buitenlandse schrijvers van Nederlandse teksten, zonder meer een probleem zullen opleveren. Bennis (2000) beschrijft ‘te’ als een prefix, te vergelijken met ‘ge’. Eén van de overwegingen die hij daarbij geeft is dat het nooit mogelijk is om iets tussen te en het werkwoord te plaatsen. Dit is te zien in (9):
9.
a. oorlog te voeren
b.*te oorlog voeren
het buurland binnen te vallen
*het buurland te binnen vallen
schieten leuk te vinden
*schieten te leuk vinden
Voorts zegt Bennis dat, als het werkwoord verplaatst, te altijd met het werkwoord meegaat en nooit alleen achterblijft. Een voorbeeld wordt gegeven in (10):
10
a. De generaal zei dat hij de vijand vanuit de flank aan – probeert te vallen. b.*De generaal zei dat hij de vijand vanuit de flank aan te – probeert vallen.
Ook is bij scheidbaar samengestelde werkwoorden als aanvallen, uitroeien, en terugtrekken te zien dat het element te zich tussen de twee woorddelen bevindt, net als het prefix ge-. (11)
11.
a. aan te vallen
b. aangevallen
c.*te aanvallen
uit te roeien
uitgeroeid
*te uitroeien
terug te trekken
teruggetrokken
*te terugtrekken
Ten slotte merkt hij op dat te zich in samenstellingen gedraagt als deel van een woord, en niet zoals een functiewoord als om. Dat is te zien in (12).
12.
a. De generaal moedigt het leger aan om te strijden en om te winnen. b. De generaal moedigt het leger aan om te strijden en – te winnen. c. *De generaal moedigt het leger aan om te strijden en - - winnen.
Bennis concludeert dan ook dat het feit dat te niet weggelaten kan worden in samenstellingen als in (12c), bewijst dat te een prefix is, en vastzit aan het werkwoord.
13
Verder zijn er nog de ja/nee-vraagzin (13) en de imperatiefzin (14) die beide het finiete werkwoord op de eerste positie zetten.
13.
Gaat Maria naar de markt?
14.
Ga naar de markt, Maria.
Tenslotte kent het Nederlands het veel voorkomende verschijnsel van de scheidbare werkwoorden. Dit zijn werkwoorden die uit twee delen bestaan: een werkwoordelijk deel en een ander deel. Het werkwoordelijk deel is steeds het achterste deel van de infinitief. Het andere deel kan verschillende woordsoorten bevatten: een bijwoord (binnenlopen, buitensluiten, terugtrekken), een voorzetsel (afwassen, opruimen, intrekken, uitstellen), een bijvoeglijk
naamwoord
(doodschieten,
leeggooien,
natspatten,
dichttimmeren),
een
zelfstandig naamwoord (huisvesten, beeldhouwen, vakantiewerken). Soms kunnen zelfs twee partikels aan het werkwoord worden toegevoegd, zoals in achteruitrijden, achteroverliggen, uiteengaan, omhoogschroeven, enz. (Ross: 2000). En hoewel het Italiaans ook samengestelde werkwoorden kent, kunnen deze niet gescheiden worden. In het Nederlands moeten ze gescheiden worden als ze in de onvoltooide tijd staan (15).
15.
Marieke maakt het hele huis schoon.
Hoewel scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd gescheiden moeten worden in hoofdzinnen, is dit niet het geval in bijzinnen. In de onderschikkende bijzin (16) wordt het partikel verbonden met het werkwoordelijke deel.
16.
Ik zie dat Marieke het hele huis schoonmaakt.
Het Nederlands schrijft voor dat het partikel van het scheidbare werkwoord, vóór het voltooid deelwoord van het werkwoordelijk deel van het woord komt, waardoor dus eerst een voltooid deelwoord gevormd moet worden van het werkwoordelijke deel, waarna het partikel er voorgezet wordt. Dat is het geval in zowel hoofd- (17) als bijzin (18).
17.
Marieke heeft het hele huis schoongemaakt.
18.
Ik zie dat Marieke het hele huis heeft schoongemaakt.
14
Samenvattend is de discussie of het Nederlands een SOV-taal dan wel een SVO-taal is nog lang niet ten einde. Het is echter een feit dat de Nederlandse taal drie mogelijke posities heeft voor het finiete werkwoord: de eerste, de tweede of de laatste positie, al naar gelang het een imperatiefzin of vraagzin (ja/nee-vraag), een mededelende hoofdzin of een bijzin betreft. Het finiete werkwoord mag in de bijzin vóór af na het participium staan. Het Nederlands kent een V2-regel die het finiete werkwoord verplicht op de tweede positie zet in een mededelende hoofdzin en ‘te’ wordt gezien als een prefix dat altijd met het werkwoord meegaat.
Scheidbare werkwoorden hebben als tweede deel steeds een werkwoord terwijl het eerste deel een bijwoord, een voorzetsel, een bijvoeglijk naamwoord of een zelfstandig naamwoord kan zijn en zelfs uit twee partikels mag bestaan. Scheidbare werkwoorden worden in de onvoltooide tijd gescheiden in de hoofdzin, maar worden aaneengeschreven in de onderschikkende bijzin. In de voltooide tijd staat het partikel van het scheidbare werkwoord steeds vlak vóór het participium van het werkwoordelijk deel, zowel in de hoofdzin als in de bijzin.
2.1.2 De basisvolgorde in het Italiaans
In het Italiaans bestaat er geen meningsverschil over het type taal; het Italiaans is een SVOtaal, waarbij alle werkwoorden bij elkaar staan, hooguit gescheiden door een bijwoord of een enkel voegwoord. Het Italiaans kent geen V2-regel, waardoor het mogelijk wordt, allerlei zinsdelen te plaatsen tussen het onderwerp aan het begin van de zin en de werkwoorden.
Ross (1997) schrijft hierover dat naast de specifieke gevallen van inversie en achteropplaatsing, het Italiaans in het algemeen gemakkelijk afstand kan creëren tussen het subject en zijn werkwoord. Geheel anders is dit in het Nederlands, waar het subject behoorlijk vast zit aan (een deel van) het werkwoord. In het Italiaans is het heel goed mogelijk dat de Italiaanse zin geopend wordt met het subject, maar dat er eerst bijzinnen of andere elementen komen voordat het subject ‘afgeleverd’ wordt. Dit is te zien in de volgende twee voorbeelden (Ross: 1997):
15
19.
La prima proposta, almeno sul piano politico, seppur avversata da Rifondazione, appare percorribile … (CS 11-2-97)6 Het eerste voorstel, althans op politiek vlak, alhoewel tegengewerkt door Rifondazione, lijkt haalbaar …
20.
Francia e Germania, se veramente vorranno creare attorno all’euro un’area di stabilità valutaria che non inside la competività dei paesi a moneta unica, dovranno trovare migliori argomenti di quelli messi in campo finanziario (CS 3-4-96) Frankrijk en Duitsland, als ze echt rond de euro een gebied van valutastabiliteit willen creëren die de concurrentiekracht van de landen van de ene munt niet bedreigt, zullen betere argumenten moeten vinden dan de financiële.”
Dit houdt in dat het Italiaans veel vrijer is in het aantal constituenten dat voor het finiete werkwoord kan worden geplaatst. Daarom zal het voor Italianen een probleem kunnen opleveren om zich bij het schrijven van een Nederlandse tekst aan de V2-regel te houden in mededelende hoofdzinnen.
Door middel van constructies als topicalisatie kan wel het object naar voren verplaatst worden, maar dit wordt dan vaak in de hoofdzin hernomen met een voornaamwoord vlak voor de persoonsvorm.
21.
La torta, l’ha mangiata Piero De taart, hem heeft opgegeten Piero
22.
Giorgio, io non lo conosco. Giorgio, ik niet hem ken.
Maar de niet-gemarkeerde volgorde in het Italiaans zou de volgende zinnen opleveren.
23.
Piero ha mangiato la torta. Piero heeft gegeten de taart.
24.
Ø Non conosco Giorgio. Ik niet ken Giorgio.
6
CS staat voor Corriere della Sera, een Italiaans dagblad. 16
Ontkennende zinnen worden gevormd door ‘non’ vlak voor de persoonsvorm te zetten.
25.
Piero non ha mangiato la torta. Piero niet heeft gegeten de taart.
Ook het Italiaans kent inversie bij ja/nee-vragen, maar die is niet verplicht. Een mededelende zin (26) kan door middel van verandering van de zinsmelodie of het plaatsen van een vraagteken, een vraag (27) worden.
26.
Maria va al mercato. Maria gaat naar de markt.
27.
Maria va al mercato? Gaat Maria naar de markt?
Zou het onderwerp naar achteren geplaatst worden, dan moet dat in deze zin helemaal naar het eind van de zin; het onderwerp mag niet tussen het werkwoord en de plaatsbepaling komen.
28.
Ø Va al mercato, Maria? Gaat ze naar de markt, Maria?
Aangezien in een imperatief meestal geen onderwerp wordt uitgedrukt, komt het werkwoord op de eerste plaats, net als in het Nederlands (29). Bij een negatie komt ‘non’ weer vóór het werkwoord (30).
29.
Apri la porta! Open de deur!
30.
Non sporgersi dalla finestra! Niet uit het raam leunen!
Een probleem vormt het feit dat de Germaanse talen in één werkwoord zowel de manier als de toestandsverandering (of verplaatsing) verenigen. Ross (2000:44) geeft als voorbeelden daarvan werkwoorden als: drijven, springen, zwemmen, kruipen, enz.
17
De Romaanse talen daarentegen laten een bijna tegengesteld beeld zien. Zij geven de richting aan in het werkwoord, maar de manier waarop of de oorzaak van de actie worden weergegeven door aparte constituenten.
31.
Saliva le scale correndo Hij ging naar boven rennende. (Hij rende de trap op)
32.
Tornare in macchina. Teruggaan in de auto. (terugrijden)
33.
Tornare a piedi. Teruggaan te voet. (teruglopen)
34.
Tornare indietro. Terugkeren.
De Romaanse talen kennen slechts weinig werkwoorden die de manier waarop aanduiden maar ze beschikken daarentegen over een veelheid aan woorden die de richting aanduiden, zoals: salire (naar boven gaan), scendere (naar beneden gaan), entrare (naar binnen gaan), uscire (naar buiten gaan).
Ross (2000:26) schrijft verder dat werkwoorden die de manier aanduiden in combinatie met elementen die het resultaat aangeven, een typische eigenschap is van de Germaanse talen. Deze constructies zijn moeilijk vertaalbaar naar de Romaanse talen omdat deze talen met moeite de combinatie van werkwoorden die een manier aanduiden met deiktische bijwoorden of voorzetsels die een richting of resultaat aangeven, tolereren. Omgekeerd is het natuurlijk moeilijk om het juiste element bij een werkwoord te vinden. Dit zal zonder meer problemen opleveren als mensen met een Romaanstalige achtergrond, zoals het Italiaans, een Nederlandse tekst proberen te schrijven.
Dit alles samenvattend is het Italiaans zonder twijfel een SVO-taal die geen V2-regel kent. Bij topicalisatie moet het element dat nu op de eerste plaats staat, in de hoofdzin hernomen worden met een voornaamwoord vlak voor het finiete werkwoord. Zinnen worden ontkennend gemaakt door ‘non’ voor de persoonsvorm te plaatsen en inversie is niet verplicht bij ja/nee-vragen. Aangezien het subject in de imperatiefzin niet wordt uitgedrukt, staat het werkwoord op de eerste positie eventueel na het ontkennende ‘non’. Het Italiaans kent bijna geen werkwoord die de manier waarop aanduiden, maar ze beschikken wel over een veelheid 18
aan werkwoorden die de richting aangeven waarbij de manier waarop of de oorzaak van de actie door aparte constituenten wordt uitgedrukt.
2.2 De contrastieve-analysehypothese De contrastieve-analysehypothese, die ook wel de interferentiehypothese of transferhypothese wordt genoemd, is voortgekomen uit het behaviorisme. Volgens het behaviorisme vindt leren plaats door imitatie, oefening, feedback en gewoontevorming. Leerders van een taal ontvangen taalinput van sprekers uit hun omgeving en vormen associaties tussen woorden en objecten of gebeurtenissen. Leerders worden aangemoedigd door hun correcte imitaties en door de correctieve feedback op gemaakte fouten.
Taalontwikkeling wordt binnen het behaviorisme gezien als gewoontevorming, en volgelingen van deze stroming nemen dan ook aan dat een persoon die een tweede taal leert, begint met de gewoontes uit zijn eerste taal. Deze gewoontes kunnen de nieuw te leren gewoontes (de tweede taal) in de weg staan (Lightbown & Spada 2000:35).
De contrastieve-analysehypothese voorspelt dat, als er gelijkenis bestaat tussen de eerste taal en de doeltaal, de leerder de doeltaalconstructies gemakkelijk verwerft. Als ze echter verschillen, zal de leerder het er moeilijker mee hebben deze te verwerven (Lightbown & Spada 2000:35).
De contrastieve-analysehypothese stamt uit de jaren ’60 en kwam weer volop in de belangstelling met de conservatiehypothese van Van de Craats (2000). In deze hypothese gaat Van de Craats ervan uit dat een T2-verwerver bij het leren van de nieuwe taal een conservatieve houding aanneemt bij het opbouwen van zijn T2-grammatica. Zij noemt dit T1-conservatie. Volgens Van de Craats is de grammaticale kennis van zijn moedertaal voor de leerder een leidraad bij het voortbrengen van T2-uitingen.
Wordt het zinnetje waarmee deze scriptie aanvangt (Jullie moeten maken een kies.), bekeken in het licht van de contrastieve-analysehypothese en de conservatiehypothese, dan is hierbij duidelijk sprake van negatieve transfer vanuit de moedertaal, het Italiaans. Ook andere Nederlandse uitingen door Italiaanstaligen laten vaak een dergelijke transfer zien. Daarom
19
neig ik er sterk toe deze hypotheses te volgen. Om echter een iets breder beeld te krijgen van bestaande theorieën vermeld ik ook nog enkele andere hypotheses.
Appel & Vermeer (2004:86) scharen de contrastieve-analysehypothese onder de linguïstische benaderingen. Deze benaderingen van T2-verwerving leggen de nadruk op het taalsysteem. Naast de contrastieve-analysehypothese, waarin het accent ligt op het systeem van zowel de moedertaal van de T2-verwerver als de T2, zijn er onder de linguïstische benaderingen ook nog de creatieve-constructiehypothese en de universele-grammaticahypothese. In de eerste draait het om het systeem van de T2, terwijl de tweede gericht is op universele kenmerken van het taalsysteem. In de universele-grammaticahypothese gaat het dus niet om specifieke eigenschappen van welke taal ook, maar om het systeem van taal in het algemeen.
De kern van de creatieve-constructiehypothese, ook wel T1=T2-hypothese genoemd, is het feit dat T2-verwervers fouten maken die overeenkomen met de fouten die T1-verwervers van de betreffende taal maken. De fouten worden ontwikkelingsfouten of ook wel intralinguale fouten genoemd. Op grond van het grote aantal ontwikkelingsfouten nemen de aanhangers van de creatieve-constructiehypothese aan, dat er een grote overeenkomst is tussen enerzijds de wijze waarop iemand een taal als T2 verwerft, en anderzijds de wijze waarop iemand diezelfde taal als T1 verwerft (Appel & Vermeer 2004).
De universele-grammaticahypothese gaat uit van een aangeboren taalvermogen. Dit vermogen bestaat uit algemene principes, bijvoorbeeld: alle talen hebben zelfstandige naamwoorden en werkwoorden. Verder maken zogenaamde parameters deel uit van de algemene principes. Parameters zijn een soort variabelen die verschillende waarden aan kunnen nemen. Bijvoorbeeld de pro-dropparameter waarbij een persoonlijk voornaamwoord als onderwerp kan worden weggelaten in bepaalde talen. Aanhangers van de universele-grammaticahypothese nemen aan dat de universele grammatica het aantal mogelijke hypotheses over de regels van een taal beperkt. Het zou (alleen) daarom zijn dat het voor een kind mogelijk is een taal te verwerven (Appel & Vermeer 2004:106). Van de Craats (2000) is van mening dat de UG een belangrijke rol speelt als grammaticale bron die de T2-leerder helpt bij het opbouwen van zijn T2-grammatica. De rol van de UG ligt volgens Van de Craats in het herstructureren van de grammaticale kennis van de T2-leerder, met name op het niveau van de parametersetting.
20
Volgens Appel & Vermeer (2004) is het met betrekking tot het T2-verwervingsproces onmogelijk een bepaalde theorie naar voren te halen als ‘de juist’ of ‘de beste’. Het is eerder het samengaan van diverse theorieën: T2-verwerving is een creatief proces volgens de creatieve-constructiehypothese, waarbij leerders zich soms baseren op hun T1 volgens de contrastieve-analysehypothese en waarbij hun tussentaal voor sommige onderdelen bepaald wordt door (mogelijk aangeboren) taaluniversalia volgens de universele-grammaticahypothese.
Er bestaat steeds minder twijfel over de invloed van de T1 op de verwerving van een T2. Appel & Kalsbeek (2000) schrijven dat sommige problemen van tweedetaalverwervers wel degelijk een gevolg zijn van de verschillen tussen de T1 en de T2. Toch blijkt dat niet alle fouten die de contrastieve-analysehypothese voorspelt, ook werkelijk gemaakt worden. Tevens blijkt dat niet alle fouten voorspelbaar zijn op basis van de contrastieveanalysehypothese (Lightbown & Spada 2000:35).
Maar, hoewel er in het begin bij de creatieve-constructiehypothese nauwelijks plaats was voor transfer, waarbij bijvoorbeeld constructies uit de moedertaal overgebracht worden naar de T2, is men hier in de loop van tijd genuanceerder over gaan denken (zie: Van de Craats 2000). Men ziet echter het gebruik maken van de kennis van de regels van de T1 niet alleen als het passief volgen van T1-gewoontes, zoals in de contrastieve-analysehypothese het geval is. Men kijkt juist meer naar het verschil tussen de T1 en de T2. Dit kan leiden tot al of niet negatieve transfer van T1 naar T2. Verder kan dit problemen geven met het leren van T2vormen die sterk afwijken van T1-vormen maar waarbij die problemen niet leiden tot transferfouten. Tenslotte kan het gevolg zijn dat vormen in de T2 die sterk afwijken van die in de T1, vermeden worden (Appel & Vermeer 2004: 105).
In mijn lespraktijk heb ik ervaren dat constructies uit de vreemde taal die lijken op die in de moedertaal, gemakkelijker verworven worden dan constructies die sterk verschillen. Verder ben ik van mening dat iemand die een T2 verwerft vaak een grotere cognitieve bagage hebben waardoor ze een voorsprong hebben op T1-verwervers. Daarom volg ik de contrastieveanalysehypothese en de conservatiehypothese en niet de creatieve-constructiehypothese.
21
2.3 Het Europees referentiekader In hoofdstuk 3 wordt geregeld gesproken over niveaus. Daarom volgt hier een beschrijving van het referentiekader waaraan deze niveaus zijn ontleend. Teneinde overal in Europa een eenduidige niveaubepaling van de verschillende taalvaardigheden te krijgen, is het Europees referentiekader ontwikkeld. Aan de hand van descriptoren geeft dit kader in ‘can-do’statements een overzicht van wat een taalleerder in de verschillende vaardigheden moet kunnen om tot een bepaald niveau te behoren. Voorbeelden van ‘can-do’-statements zijn bijvoorbeeld:
-
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven.
-
Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Er worden zes niveaus onderscheiden: A1, A2, B1, B2, C1, C2. Voor elke niveau zijn per vaardigheid een aantal beschrijvingen gegeven waaraan voldaan moet worden om jezelf dat niveau toe te dichten. Voor het onderzoek moesten de deelnemers minstens op A1-niveau zijn, maar om toch ook een goed beeld te krijgen van de rol van het niveau van taalvaardigheid bij de productie van een Nederlandse tekst van Italiaanse hand, zijn ook enkele personen op minstens B1-niveau gevraagd om de tests te maken. In tabel 17 worden voor de diverse vaardigheden en de verschillende niveaus de ‘can do’-statements gegeven.
7
http://www.coe.int/T/DG4/Portfolio/documents/assessment_grid_dutch.doc. 17/12/08 22
Begrijpen Productie
Schrijven
Interactie
Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken.
Ik kan een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden.
Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.
Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken schrijven.
Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs wanneer dit niet duidelijk gestructureerd is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven. Ik kan zonder al te veel inspanning tvprogramma’s en films begrijpen.
Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij sub-thema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.
Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren.
Ik kan me in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en daarbij redelijk uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan in een brief, een opstel of een verslag schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken. Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb.
Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.
Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.
Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef.
Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enz. Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tvprogramma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen, of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.
Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).
Ik kan eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn ervaringen en indrukken beschrijf.
Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden.
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.
Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi.
Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven.
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.
A1
B2
C1
C2
Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.
B1
Lezen
A2
Luisteren
Spreken
tabel 1 © Council of Europe / Conseil de l’Europe
23
3 Onderzoeksopzet In deze paragraaf komt de onderzoeksopzet aan bod. Eerst worden de onderzoeksvragen en hypotheses besproken, gevolgd door een beschrijving van de proefpersonen, de data en de analyse. Het onderwerp van deze tekst is de zinsvolgorde van Nederlandse teksten geschreven door Italianen die in Nederland wonen of Italianen die Nederlands in Italië studeren. Het onderzoek dat hiervoor gehouden is, richt zich met name op de positie van de werkwoorden. Om dit te onderzoeken zijn er verschillende onderzoeksvragen geformuleerd.
3.1 Onderzoeksvragen Teneinde gericht onderzoek te doen, zijn de volgende onderzoeksvragen van belang: 1. Hoe is de plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin? 2. Zijn de eventuele fouten te herleiden tot de moedertaal? 3. Wat is de relatie tussen eventuele fouten en het T2-niveau?
Ad 1. Hoe is de plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin? Deze onderzoeksvraag is onderverdeeld in een aantal deelvragen: a. Wordt de Vf in een mededelende hoofdzin voorafgegaan door slechts één constituent? b. Staat de Vi aan het eind van de zin? c. Staat de Vf op de eerste plaats van de zin bij ja/nee-vragen en bij de imperatief? d. Staan de Vf aan het eind van de onderschikkende bijzin? e. Staat het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd aan het eind van de hoofdzin? f. Wordt het scheidbare werkwoord niet gescheiden in de onderschikkende bijzin? g. Staat in het voltooid deelwoord van scheidbare werkwoorden het partikel vóór het participium van het werkwoordelijke deel van het woord?
Alle verschijnselen met betrekking tot de deelvragen van onderzoeksvraag 1 zijn besproken in hoofdstuk 2 onder het kopje ‘de basisvolgorde in het Nederlands’.
24
Ad 2 Zijn eventuele fouten te herleiden tot de moedertaal? Aanhangers van de Universele-Grammaticahypothese, richten zich op universele kenmerken van het taalsysteem en niet op specifieke eigenschappen van één taal (de T2) of twee talen (T1 en T2), terwijl taalkundigen die de Contrastieve-analysehypothese en de latere Conservatiehypothese aanhangen het accent leggen op het systeem van zowel de T1 van de T2-verwerver, als de T2 (Appel & Vermeer 2004). In deze hypotheses neemt men aan dat T2verwervers de ‘gewoontes’ uit hun T1 overbrengen op hun T2. In het Italiaans staan de werkwoorden allemaal bij elkaar en volgens deze hypothese, zou een Italiaan onder invloed van de T1 in het Nederlands ook de werkwoorden bij elkaar zetten. Dat dit ook inderdaad kan gebeuren, laat het zinnetje zien waarmee deze tekst begint: Jullie moeten maken een kies.
Ad 3 Wat is de relatie tussen eventuele fouten en het T2-niveau? Het bereikte niveau in een T2 zal zeker een rol spelen in de producten van T2-verwervers. De vraag is alleen in hoeverre dit meespeelt. De persoon die het bovengenoemde zinnetje uitsprak is, als het nodig is, zeer goed in staat om in goed Nederlands zijn zegje te doen. Maar als het wat minder nauw komt, dan valt hij terug op de volgorde die hem het meest vertrouwd is, die van het Italiaans. Toch zal ik proberen, na de analyse van de teksten, enige uitspraken hierover te doen. Om het niveau te bepalen hebben de deelnemers een invultoets gemaakt (bijlage 1) en de Dialangtoets (bijlage 2) beide ontleend aan het onderzoek van Kuiken & Vedder (2009).
3.2 Hypotheses De bij de onderzoeksvragen geformuleerde hypotheses luiden als volgt: 1. De plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin gaat niet correct. a. De Vf wordt in een mededelende hoofdzin niet voorafgegaan door slechts één constituent. b. De Vi staat niet aan het eind van de zin. c. De Vf staat op de eerste plaats van de zin bij ja/nee-vragen en bij de imperatief. d. De Vf zal niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staan.
25
e. Het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd zal aan het werkwoord vast blijven zitten. f. Het scheidbare werkwoord wordt niet gescheiden in een onderschikkende bijzin. g. Het partikel staat voor het participium van het werkwoordelijk deel van het woord. 2. Fouten zijn te herleiden tot de moedertaal. 3. Naarmate het niveau van taalvaardigheid hoger wordt, vermindert het percentage fouten.
Ad 1.a
De Vf wordt in een mededelende hoofdzin niet voorafgegaan door slechts één
constituent. Het Italiaans kent, in tegenstelling tot het Nederlands, geen V2-regel die het finiete werkwoord op de tweede positie zet in de mededelende hoofdzin. Dit heeft tot gevolg dat een Italiaanse schrijver van het Nederlands meerdere constituenten voor de Vf zet. Ad 1.b
De Vi staat niet aan het eind van de zin.
De Italiaanse taal staat scheiding van het hulpwerkwoord en het participium nauwelijks toe. Vertaald in het Nederlands schrijven Dardano en Trifone (1999) hierover: Bij de vervoeging van de samengestelde tijden is de groep die gevormd wordt door het hulpwerkwoord en het participium vrij stabiel. Alleen bijwoorden en enkele voegwoorden kunnen zich tussen de twee elementen voegen.
35.
Abbiamo sempre lavorato. Wij hebben steeds gewerkt.
36.
E’ pertanto appurato che …. Het is daarom achterhaald dat ….
Het is daarom te voorzien dat een Vi vlak achter de Vf wordt gezet, in plaats van aan het eind van de zin.
Ad 1.c
De Vf staat op de eerste plaats van de zin bij ja/nee-vragen en bij de imperatief.
Hoewel in het Italiaans geen inversie nodig is om een mededelende zin (37) vragend (38) te maken, zijn fouten in de plaatsing van de Vf in ja/nee-vragen niet te voorzien. Het Italiaans 26
kent zeer veel constructies waarbij de Vf op de eerste positie wordt gezet, al komt dit vaak door een Ø-subject. 37.
Ø Ha visto Bruno a Roma. Hij heeft Bruno in Rome gezien.
38.
Ø Ha visto Bruno a Roma? Heeft hij Bruno in Rome gezien?
In gesproken tekst maakt de zinsmelodie duidelijk dat het om een mededelende zin of een vraagzin gaat, in een geschreven tekst hebben de leestekens die functie.
Met betrekking tot de imperatiefzin zijn ook weinig problemen te verwachten, zoals onderstaande voorbeelden aantonen (Bertinotto 1991):
39.
Corri a casa. Ren naar huis.
40.
Allacciare le cinture. Gordels omdoen.
41.
Esca da questa stanza. Verlaat deze kamer.
Ad 1.d
De Vf zal niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staan.
Het Italiaans heeft de SVO-opeenvolging als basisvolgorde van de zin (Dardano & Tridone 1999), zowel in de mededelende hoofdzin als in de bijzin, al is het mogelijk dat door een Øsubject het werkwoord in de hoofdzin op de eerste positie lijkt te staan (Wandruszka 1991).
42.
Ø E’ un bene che lei sia qui con me. (Het) is goed dat zij is hier bij mij.
43.
Peccato che ci siano troppo pochi posti a sedere. Jammer dat er zijn te weinig zitplaatsen.
Dientengevolge verwacht ik dat de Vf niet aan het eind van de onderschikkende bijzin zal staan in de Nederlandse geschriften van Italiaanse hand.
27
Ad 1.e
Het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd zal aan het
werkwoord vast blijven zitten. Het Italiaans kent geen scheidbare werkwoorden. Hoewel er wel samengestelde werkwoorden bestaan in het Italiaans, zijn deze steeds gevormd door twee elementen die echter niet gescheiden kunnen worden: pensarci sopra (44) (erover nadenken), fare fuori qualcuno (45) (iemand van kant maken, iemand uit de weg ruimen), saltare addosso a qualcuno (46) (op iemand afvliegen (voorbeeld 44 komt uit Ross 2000)
44.
Se concludere l’affare ti rende nervoso, aspetta e pensaci sopra un po’ più a lungo. Als het afsluiten van de transactie je nerveus maakt, wacht dan en denk er iets langer over na.
45.
Se Berlusconi volesse davvero far fuori Casini …8 Als Berlusconi werkelijk Casini had willen uitschakelen …
46.
Perchè avrei voglia di saltare addosso alla mia amica? Waarom zou ik mijn vriendin willen aanvliegen?9
Het Italiaans kent wel een zeer grote groep van afgeleide werkwoorden, zoals correre – decorrere – discorrere – percorrere – incorrere (rennen – van kracht zijn/worden – praten/spreken - doorlopen/doorkruizen – oplopen). Het prefix kan echter nooit van het werkwoord gescheiden worden. Dit in overweging nemend, is te verwachten dat het partikel van scheidbare werkwoorden in het Nederlands aan het werkwoord vast blijft zitten.
Ad 1.f
Het scheidbare werkwoord wordt niet gescheiden in een onderschikkende bijzin.
Aangezien in het Italiaans de afgeleide werkwoorden nooit gescheiden worden, is te verwachten dat dit ook niet gebeurt bij de scheidbare werkwoorden in de onderschikkende bijzin.
Ad 1.g
Het partikel staat voor het participium van het werkwoordelijk deel van het woord.
Het Italiaans heeft een heel andere manier om het participium te vormen. Hier kan dus geen negatieve transfer plaatsvinden. Dientengevolge is het te verwachten dat de participia van scheidbare werkwoorden als ‘chunk’ worden geleerd en dus correct worden gevormd. 8 9
http://liberopensiero.blogosfere.it/2007/03/se-berlusconi-volesse-davvero-far-fuori-casini.html 21-10-2008 http://it.answers.yahoo.com/question/index?qid=20070611153041AAlIvrv 21-10-2008 28
Ad 2 Fouten zijn te herleiden tot de moedertaal. Met name de Contrastieve-analysehypothese, ook wel transferhypothese genoemd, maar ook de latere Conservatiehypothese hangen het idee aan dat fouten in een T2-product te herleiden zijn tot de T1. Door de transfer van oude gewoontes, die afwijken van de nieuw aan te leren gewoontes, is het op basis van deze theorieën te verwachten dat er bijvoorbeeld volgordefouten optreden in Nederlandse teksten geschreven door Italiaanse leerders van de taal. De Transfer- en Conservatiehypothese aanhangende, is negatieve transfer vanuit de moedertaal, dan ook voorspelbaar.
Ad 3 Naarmate het niveau van taalvaardigheid hoger wordt, vermindert het percentage fouten. Bij een zeer laag taalvaardigheidsniveau, zal het percentage fouten zonder meer hoog zijn. Zo gauw men echter verder komt is het bereikte niveau wel een voorspelling voor het percentage fouten in de productie die de spreker van belang vindt. Naarmate een hoger taalvaardigheidsniveau wordt bereikt, zullen bij zorgvuldige uitingen steeds minder fouten worden gemaakt. Is zorgvuldigheid echter van minder belang, bijvoorbeeld in intieme kring dan is de kans groot dat toch de meest vertrouwde ‘gewoonte’ weer naar boven komt en bijvoorbeeld de werkwoorden weer achter elkaar worden gezet. Dit was te zien aan het zinnetje waarmee deze scriptie aanvangt: ‘Jullie moeten maken een kies.’ Ik heb de persoon uit wiens mond dit zinnetje kwam, voor een groot publiek in correct Nederlands horen praten, dus als het noodzakelijk is, is de persoon in kwestie uitstekend in staat zich correct in onze taal uit te drukken.
3.3 Methode van onderzoek Bij het uitvoeren van een onderzoek zijn er diverse dimensies waarmee rekening gehouden moet worden. Deze dimensies betreffen de deelnemers, de taak, de codering, de verwerking en analyse.
De deelnemers Het merendeel van de geanalyseerde teksten is geschreven door personen die het Nederlands in een gestuurde omgeving verworven hebben. Zij hebben les gevolgd of volgen nog steeds les. In totaal hebben 21 personen meegedaan: 18 vrouwen en 3 mannen. Twaalf van de
29
deelnemers verwerven het Nederlands in Italië en leren de taal dus als een vreemde taal. Het betreft hier steeds studenten aan een universiteit of hogeschool. Deze instituten staan in Triëst, Padua en Rome. Drie van de deelnemers wonen en studeren in Nederland en leren de taal dus als tweede taal. Ook dit zijn studenten aan een universiteit. Zij wonen gemiddeld twee jaar in Nederland. De overige deelnemers zijn ook woonachtig in Nederland; één van hen is huisvrouw, de andere vijf zijn docent Italiaans. Deze laatste zes wonen allen minstens tien jaar in Nederland. Alle deelnemers hebben een grote algemene ontwikkeling. De studenten zijn rond de twintig. De docenten en de huisvrouw zijn tussen de 30 en 50 jaar (zie bijlage 3).
Om personen te vinden die wilden meewerken aan mijn onderzoek, heb ik op diverse bijeenkomsten van Italianen in Nederland een brief uitgedeeld. Voorts heb ik een verzoek tot medewerking verzonden naar de docenten Nederlands in Triëst, Padua en Rome en heb ik via de e-mail collegadocenten benaderd (zie bijlage 7). Ook heb ik de docent Nederlands van het Italiaanse Culturele Instituut in Amsterdam benaderd, dit laatste overigens zonder resultaat.
Codering Het accent van dit onderzoek ligt op de toepassing. Is het nodig meer aandacht te besteden aan de volgorde van de werkwoorden in de verschillende soorten zinnen? Daarnaast is het onderzoek enigszins theoretisch, omdat ook bekeken wordt of de T1 inderdaad van invloed is op producten die in de T2 geschreven worden, zoals de Transferhypothese beweert. Het onderzoek is niet experimenteel aangezien er geen sprake is van een proefgroep en een controlegroep.
Verwerking en analyse De analyse is interpretatief van aard, aangezien de resultaten beschrijvend gepresenteerd zullen worden. Er zullen geen statistische gegevens naar boven komen, mede omdat het aantal deelnemers aan het onderzoek te laag is om daaruit statistische conclusies te trekken. Het onderzoek is productgericht te noemen, omdat de producten geanalyseerd worden waarbij het proces van hoe de data tot stand is gekomen, niet van belang is.
Bij de analyse zal voor het beantwoorden van de eerste onderzoeksvraag vooral naar de kwaliteit van de producten gekeken worden; in hoeverre staan met name de werkwoorden op 30
de goede plaats? Hiertoe gebruik ik het programma Markin waarmee ik in de tekst de goede constructies kan markeren en benoemen (zie bijlage 4). Hetzelfde geldt voor de foute constructies. Het programma berekent hoe vaak een bepaalde constructie correct is voorgekomen en hoe vaak een bepaalde constructie fout ging. De gegevens die hieruit voortkomen, probeer ik in relatie te brengen met het behaalde niveau van taalvaardigheid volgens het Europees referentiekader.
Taken De deelnemers aan het onderzoek moesten twee vergelijkbare teksten schrijven (zie bijlage 5). De ene tekst betrof een rapportje waarin aangegeven moest worden aan welke instantie de universiteit subsidie zou moeten verlenen; in de andere tekst moest een rapportje geschreven worden over welk artikel op het voorblad van het maandelijks supplement van een krant zou moeten komen. Bij beide teksten kon men uit drie instanties c.q. onderwerpen kiezen. Elk rapportje moest ongeveer 150 woorden bevatten (Kuiken & Vedder 2009).
Het oorspronkelijke onderzoek (Kuiken & Vedder 2009), waaruit een klein deel van de data zijn gehaald en waaraan de taken zijn ontleend waarop dit onderzoek gebaseerd is, had als doel de communicatieve adequaatheid te onderzoeken in relatie tot de grammaticale correctheid. Het doel van deze tekst is met name de plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin te onderzoeken in teksten die geschreven zijn door personen die van origine Italiaans spreken.
Om antwoord te geven op de tweede onderzoeksvraag waarin ik de vraag stel of de fouten tot de moedertaal te herleiden zijn, zal ik de foutieve uitingen naar het Italiaans vertalen en bekijken in hoeverre de foute constructies overeenkomen met de correcte constructies in het Italiaans. Bij het vertalen probeer ik zo dicht mogelijk bij de originele tekst te blijven, ook al zal dit niet altijd de mooiste zinnen opleveren. Ter controle van de vertaling zoek ik via de zoekmachine Google naar overeenkomstige zinnen of zinsdelen op webpagina’s en vergelijk ik de betekenis.
Tenslotte zal ik, om antwoord te geven op de derde onderzoeksvraag wat de relatie is tussen de fouten en het bereikte niveau van taalvaardigheid in de T2, per constructie bekijken wat het foutenpercentage is ten opzichte van het totaal aantal van die constructies in de tekst en ten opzichte van het totaal aantal woorden van de betreffende tekst. Om het niveau te bepalen 31
hebben de deelnemers een invultoets ingevuld en de Dialangtoets gemaakt die ook weer ontleend zijn aan het onderzoek van Kuiken & Vedder (2009). Voorts zal ik per niveau van het Europees referentiekader het gemiddelde aantal fouten berekenen en proberen daar een conclusie uit te trekken ten aanzien van de onderzoeksvraag.
32
4. Resultaten In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van de relevante werkwoordelijke constructies. Bovendien geef ik aan welke constructies goed waren en welke fout. Verder wordt van de meest voorkomende constructies vermeld hoe vaak die voorkwamen in de teksten en hoeveel daarvan goed c.q. fout waren.
Ik ga alleen in op de constructies die verband houden met mijn onderzoeksvragen. Dat wil zeggen die constructies waarin de persoonsvorm op de tweede plaats staat in een mededelende hoofdzin (onderzoeksvraag 1.a) of, indien het een infinitief of participium betreft, aan het eind van de zin (onderzoeksvraag 1.b). Voorts wordt bekeken of de persoonsvorm op de eerste plaats staat bij ja/nee-vragen en bij de imperatief (onderzoeksvraag 1.c) en of alle werkwoorden achteraan staan in de onderschikkende bijzin (onderzoeksvraag 1.d). Ook de diverse constructies met de scheidbare werkwoorden (onderzoeksvragen 1.e, 1.f. en 1.g) worden onder de loep genomen.
Daarna zal ik een beschrijving geven van de soort fouten die voorkwamen in de teksten en zal deze bekijken in het licht van soortgelijke constructies in het Italiaans om antwoord te kunnen geven op onderzoeksvraag 2. Tot slot bekijk ik of er een relatie bestaat tussen de gemaakte fouten en het bereikte niveau van taalvaardigheid in de T2 (onderzoeksvraag 3).
4.1 Voorkomende constructies in de teksten In totaal ben ik in de verschillende teksten acht voor het onderzoek relevante constructies tegengekomen: 1. finiet werkwoord op de tweede plaats in de mededelende hoofdzin De krant moet het artikel over de dierproeven kiezen,… 2. finiet en één of meerdere infiniete werkwoorden aan het eind van de bijzin Ik denk ook dat mensen het interessant zouden vinden… …, dus denk ik dat alle lezers in dit artikel geïnteresseerd zullen zijn. 3. de imperatief op de eerste plaats in de zin Rijdt minder je auto, neem de tram!
33
4. finiet werkwoord aan het eind van de bijzin …, dat het artikel “Dierproeven” op de voorpagina koomt. 5. constructies met (om) te + infinitief … om wetenschappelijk onderzoek hierover te verrichten. …een beetje tijd actiev voor het milieu in te zetten, en dus tijd buiten door te brengen. 6. partikel van scheidbaar werkwoord aan het eind van de hoofdzin Ik stel voor … 7. scheidbaar werkwoord niet gescheiden in de bijzin … die tot het behoud van een betere natuurlijk evenwicht bijdragen. 8. partikel + voltooid deelwoord van scheidbaar werkwoord aaneen geschreven De financiële steun wordt op grond van onderstaande redenen toegekend. Het belang van dit artikel is dat eindelijk mensen kunnen geinformeerd worden over dit probleem, …
Van deze constructies kwam die met het finiete werkwoord op de tweede plaats in de mededelende hoofdzin het meest correct voor en wel honderdtweeënnegentig keer in taak 1 en honderdvierenzeventig keer in taak 2. Deze constructie ging echter ook wel eens fout en wel zestien keer in taak 1 en twaalf keer in taak 2.
Een finiete en infiniete werkwoordsvorm aan het eind van de bijzin kwam honderddrie keer correct voor in taak 1 en honderd keer in taak 2. Ook hier werd soms een fout gemaakt en wel vijftien keer in taak 1 en elf keer in taak 2, terwijl de constructie met één finiet werkwoord en twee infiniete werkwoordsvormen twintig maal voorkwamen in taak 1 en vijfentwintig maal in taak 2. Een foutieve poging om deze constructie te vormen werd zes maal gevonden in taak 1 en zeven keer in taak 2.
De imperatief kwam slechts in één tekst voor en wel drie maal correct op de eerste plaats in de zin. Het betrof hier taak 2. De constructie met een finiet werkwoord aan het eind van de bijzin kwam tweeënvijftig keer voor in taak 1 en zevenenvijftig keer in taak 2. Dat deze constructie nog niet ten volle beheerst wordt, blijkt uit de tien fouten in taak 1 en de vier fouten in taak 2.
34
Een volgende veelvoorkomende constructie was die met (om) te + infinitief. Deze kwam eenenzestig keer correct voor in taak 1 en eenendertig keer in taak 2. Dat deze constructie niet altijd beheerst wordt blijkt uit de achttien foutieve pogingen in taak 1 en tien in taak 2.
De scheidbare werkwoorden waren veel minder vertegenwoordigd en daarbij stond het partikel van een scheidbare persoonsvorm in de onvoltooide tijd drie keer correct achteraan in de zin in taak 1 en in taak 2 en dit ging slechts twee keer fout alleen in taak 2.
In de bijzin werd het scheidbare werkwoord drie keer correct aaneengeschreven in taak 1 en zes keer in taak 2, maar werd het twee keer gescheiden in taak 1 en één keer in taak 2. De voltooide tijd van het scheidbare werkwoord werd in beide taken één keer correct geschreven en nergens foutief.
In geen enkele tekst kwamen ja/nee-vragen voor, waarbij het werkwoord op de eerste plaats in de zin moet staan. In een enkele tekst werd een (retorische) vraag gesteld maar deze begon steeds met een vraagwoord waarbij het werkwoord op de tweede plaats werd gezet. In tabel 2 worden bovenstaande gegevens nog eens op een rij gezet.
Constructie 1
finiet ww op 2e plaats in hoofdzin
Taak 1 goed 192
2
infiniet ww aan het eind van de zin
123
21
125
18
287
39
3
0
0
3
0
3
0
4
imperatief op de eerste plaats in de zin finiet ww aan het eind van de bijzin
52
10
57
4
123
14
5
constructies met (om) te + infinitief
61
18
31
10
120
28
6
partikel van scheidbaar ww aan het eind van hoofdzin scheidbaar ww niet gescheiden in de bijzin partikel + volt.dw van scheidbaar ww aaneen
3
0
3
2
8
2
3
2
6
1
12
3
1
0
1
0
2
0
7 8
Taak 1 fout 16
Taak 2 goed 174
Taak 2 fout 12
Totaal 394
Totaal fout 28
tabel 2 relevante constructies
‘Goed’ betekent in de tabel dat de constructie correct gevormd is. Hierbij is niet gekeken naar de spelling, de congruentie of de keuze van het werkwoord. Er is alleen gekeken naar de
35
volgorde. ‘Fout’ betekent in de tabel dat de constructie niet in de goede volgorde stond. In de voorlaatste kolom staat het totale aantal gevonden constructies en in de laatste kolom het totaal van de foute constructies die gevonden zijn.
4.2 De constructies die voorkomen in de onderzoeksvragen In deze subparagraaf geef ik per constructie een analyse van de soort fouten die ik in de teksten ben tegengekomen en probeer ik deze te categoriseren. Het betreft hier de constructies die relevant zijn in verband met mijn onderzoeksvragen
4.2.1 Het finiete werkwoord op de tweede positie in de hoofdzin
Zoals blijkt uit tabel 2 was het finiete werkwoord op de tweede plaats in de hoofdzin de meestvoorkomende constructie en dat is natuurlijk niet zo vreemd aangezien elke zin in eerste instantie een hoofdzin bevat. (In de telling zijn alle finiete werkwoorden op de tweede positie inbegrepen, ook als er in de zin infiniete vormen staan). Toch ging deze constructie nog vaak fout: zestien maal in taak 1 en twaalf maal in taak 2. Er zijn dus in totaal 28 fouten gevonden. Deze fouten betroffen steeds de volgorde binnen de zin. Congruentiefouten, spelfouten of andere fouten zijn in het onderzoek niet meegenomen. De fouten zijn bijna allemaal te wijten aan meerdere constituenten voor de persoonsvorm en kunnen als volgt onderverdeeld worden (al zijn sommige constructies onder meerdere categorieën in te delen): ¾ onnodige inversie (4 x) o Echter, is er een argument dat naast mijn hart ligt. o Dit
artikel
gaat
over
een
heel
belangrijk
en
misschien
ook
‘modieuze’argument, dus denk ik dat … o …, en zou universiteit een grote hulp geven aan deze doel. o …, want kun ook mensen met elkaar helpen, … ¾ geen inversie (8 x) o ...: dankzij SLGG kunnen de gehandicapte kinderen tot de sportclubs toetreden en dus ze kunnen sport maken die …. o We alle weten dat deze dieren voor de experimenten en op een beestachtige manier worden gebruikt en dus we moeten iets doen om …
36
o …, en dus hun toekomst is van hun huidige bedrag afhankelijk. o … en hier teamgeest is ook geleerde voor enige soort van problemen te risolveren … o Als een van de leden van de selectiecommissie ik stel voor dat ... o Als lid van het lezerscomité van deze mand ik stel voor dat … o Als het temperatuur zul aumenteren de hele wereld zul verschillend zijn en … o In de wereld milijon dieren worden bedreigd. ¾ diverse constituenten voor de persoonsvorm (12 x) o In onze maatschappij, voor verschillende redenen eet men te vaak slecht, … o Ten slotte, naar mijn mening, is een campagne het allerbeste idee… o En ten laatste, de Universiteit heeft ook de functie jonge mensen in het leven te begeleiden. o Bij de universiteit ook zitten niet zoveel gehandicapten, zo misschieen dat bedoel die deze organizatie … o De zee hoger zul zijn. o …, dus we kunnen, en ook moeten deze deel van de maatschappij gehulpen o We alle weten dat … o Bijvoorbeeld mensen die kan niet uitgaan voor lichamelijke problemen, met deze geld kan het doen. o En als niemand iets doet, al gauw zullen de weinige overgebleven natuurlijke plekken verdwijnen. o De organisatie “Terug naar de Natuur” het gel moet grijgen. o …, dus als ook op school vanaf de eerste klas moet beter conditie aanpassen. ¾ de persoonsvorm aan het eind van de hoofdzin (4 x) o Iedere dag de aarde steeds warmer wordt. o Het merderheid van mensen dat niet weet en het artikel dat duidelijk uitlegt o Maar het soms toch gebeurt.
37
De eerste constructie betreft onnodige inversie. Die ontstond onder andere door het plaatsen van een aanloop waarna direct het finiete werkwoord werd geschreven:
o Echter, is er een argument dat naast mijn hart ligt.
Een vergelijkbaar item is het als gevolgaanduidend voegwoord ‘dus’ dat net als de aanloop buiten de feitelijke zin(nen) staat.
o Dit artikel gaat over een heel belangrijk en misschien ook ‘modieuze’ argument, dus denk ik dat …
In beide gevallen is het mogelijk dat de schrijver juist wel het V2-gebod in zijn hoofd had maar nog niet de regels kende ten opzichte van de aanloop en het gevolgaanduidend voegwoord. ‘Dus’ is hier namelijk een gevolgaanduidend voegwoord waarvan de betekenisverhouding tussen de leden omgekeerd is ten opzichte van die verhouding bij ‘want’. Gebruiken we in plaats van ‘dus’ in de zin van dit geval ‘want’, zou de zin als volgt worden:
o Ik denk dat dit artikel gekozen moet worden want dit artikel gaat over een heel belangrijk en misschien ook modieus argument.
Dit houdt in dat ‘dus’ hier een nevenschikkend voegwoord is, evenals ‘want’ (Haeseryn 1997: 1549) . Het gevolg daarvan is dat er geen inversie moet plaatsvinden, terwijl dat wel gebeurd is in deze zin. De beide zinnen hebben het finiete werkwoord netjes op de tweede plaats staan, alleen was dit bij deze gevallen ten onrechte. De bijbehorende grammaticale regels zijn echter vrij ingewikkeld en worden pas zeer laat verworven, als ze al verworven worden. Bovendien staat er geen extra constituent vóór de finiete werkwoordsvorm, reden waarom deze voorbeelden mijn hypothese dat de Vf in een mededelende hoofdzin niet voorafgegaan wordt door slechts één constituent, niet staven. De andere voorbeelden van onnodige inversie zijn:
o (want er bestaat niet ergens een geschikte structuur), en zou universiteit een grote hulp geven aan deze doel. o (Sport is een van de beetste denken), want kun ook mensen met elkaar helpen, … 38
De voegwoorden ‘en’ en ‘maar’ zijn nevenschikkend en staan dus tussen de zinnen in. Daarom zou het onderwerp voor het finiete werkwoord moeten komen. Ook hier staan geen extra constituenten voor Vf, dus ook deze voorbeelden kunnen mijn hypothese ten aanzien van de Vf in de mededelende hoofdzin niet bevestigen. De volgende constructie betreft het niet toepassen van inversie. De eerste gevallen betreffen de zinnen:
o ...: dankzij SLGG kunnen de gehandicapte kinderen tot de sportclubs toetreden en dus ze kunnen sport maken die …. o We alle weten dat deze dieren voor de experimenten en op een beestachtige manier worden gebruikt en dus we moeten iets doen om … o …, en dus hun toekomst is van hun huidige bedrag afhankelijk.
In deze zinnen is ‘dus’ een voegwoordelijk bijwoord dat zich grammaticaal van het nevenschikkend voegwoord ‘dus’ onderscheidt doordat het volledig deel uitmaakt van de zin en op verschillende plaatsen in de zin kan voorkomen:
o … en ze kunnen dus sport maken die … o … en we moeten dus iets doen om … o …, en hun toekomst is dus van hun huidige bedrag afhankelijk
terwijl het nevenschikkend voegwoord als verbindend element tussen de twee zinnen instaat (Haeseryn 1997: 462). Het voegwoord ‘en’ is in deze zinnen nevenschikkend en maakt geen deel uit van de twee zinnen, het staat er tussenin. Dit houdt in dat ‘dus’, dat wel deel uitmaakt van de zinnen, op de eerste positie staat en het finiete werkwoord daar volgens het V2-gebod direct op moet volgen. In deze zinnen staat nu een extra constituent voor het finiete werkwoord. Dit kan mijn hypothese staven: het finiete werkwoord wordt hier niet voorafgegaan door slechts één constituent. Het volgende voorbeeld betreft de zin:
o … en hier teamgeest is ook geleerde voor enige soort van problemen te risolveren …
39
Na het nevenschikkende ‘en’ staat ‘hier’ op de eerste plaats en zou er dus inversie moeten plaatsvinden om het finiete werkwoord op de tweede positie te zetten. Er staat ook hier een extra constituent voor de Vf. Hetzelfde geldt voor de volgende zinnen:
o Als een van de leden van de selectiecommissie ik stel voor dat ... o Als lid van het lezerscomité van deze mand ik stel voor dat … o Als het temperatuur zul aumenteren de hele wereld zul erg verschillend zijn en …
Alle drie de zinnen beginnen met een bijzin waarna direct het finiete werkwoord zou moeten volgen. Dit houdt in dat inversie plaats had moeten vinden en dat is niet gebeurd. Evenals in onderstaand voorbeeld, waarin de zin begint met een plaatsbepaling die direct gevolgd zou moeten worden door de Vf, maar waarin ook weer het subject op de tweede positie staat:
o In de wereld milijon dieren worden bedreigd.
Al deze voorbeelden bevestigen mijn hypothese dat de Vf niet voorafgegaan wordt door slechts één constituent. De volgende constructie is die waarbij constituenten van diverse aard voor de Vf zijn geplaatst. De eerste twee gevallen hebben beide twee voorzetselvoorwerpen vóór het finiete werkwoord staan:
o In onze maatschappij, voor verschillende redenen eet men te vaak slecht, … o Ten slotte, naar mijn mening, is een campagne het allerbeste idee…
In beide zinnen zou het finiete werkwoord direct na het eerste voorzetselvoorwerp moeten komen. Het tweede voorzetselvoorwerp zou dan na het onderwerp van de zin moeten komen.
o En ten laatste, de Universiteit heeft ook de functie jonge mensen in het leven te begeleiden.
Ook in deze zin zou inversie plaats hebben moeten vinden. Als na ‘ten laatste’ een dubbele punt had gestaan, had de rest van de zin met ‘de Universiteit’ mogen beginnen en was inversie niet nodig geweest. De volgende zin zit nog al ingewikkeld in elkaar: 40
o Bij de universiteit ook zitten niet zoveel gehandicapten, zo misschieen dat bedoel die deze organizatie …
Ik interpreteer deze zin als volgt: ‘Er studeren ook niet zoveel gehandicapten aan de universiteit, dus misschien bedoelt deze organisatie dit, dat …’. Het vervolg was ook nogal onsamenhangend; het was niet duidelijk wat de schrijver ermee wilde zeggen. In totaal was de zin als volgt: ‘Bij de universiteit ook zitten niet zoveel gehandicapten, zo misschieen dat bedoel die deze organizatie, dat zou iedereen helpen te groeien, heeft niet zoveel voor hun gedaan, en nu is het tijd te beginnen, ook met kleine helpen die zou in toekomst ook een grote voordeel zijn.’ In ieder geval had na ‘zo misschien’ het finiete werkwoord moeten komen. Er is echter nog een woord voorgezet. In onderstaande gevallen staat ook steeds een extra constituent voor de Vf:
o De zee hoger zul zijn. o …, dus we kunnen, en ook moeten deze deel van de maatschappij gehulpen o We alle weten dat … o Bijvoorbeeld mensen die kan niet uitgaan voor lichamelijke problemen, met deze geld kan het doen. o En als niemand iets doet, al gauw zullen de weinige overgebleven natuurlijke plekken verdwijnen. o De organisatie “Terug naar de Natuur” het gel moet grijgen. o …, dus als ook op school vanaf de eerste klas moet beter conditie aanpassen.
Al deze voorbeelden staven mijn hypothese dat de Vf niet wordt voorafgegaan door slechts één constituent. In de laatste constructie staat de Vf op de finale plaats. De drie zinnen waarin het finiete werkwoord aan het eind van de hoofdzin staat, zijn de volgende:
o Iedere dag de aarde steeds warmer wordt. o Het merderheid van mensen dat niet weet en het artikel dat duidelijk uitlegt. o Maar het soms toch gebeurt.
41
En ook deze zinnen bevestigen mijn hypothese dat de Vf in de mededelende hoofdzin niet voorafgegaan wordt door slechts één constituent.
Van de constructies waarbij het finiete werkwoord op de tweede positie moet staan, staven alle foutieve zinnen mijn hypothese dat de Vf niet wordt voorafgegaan door slechts één constituent, behalve die waarin onnodige inversie plaatsvindt: deze bevestigen mijn hypothese niet. Het finiete werkwoord is echter 422 maal gevonden, waarvan 28 maal foutief. In vier van de foutieve gevallen werd mijn hypothese niet gestaafd omdat de Vf zelf op de eerste positie stond. Dit houdt in dat in slechts 5,7% van alle gevallen de Vf door meer dan één constituent werd voorafgegaan. Dit is niet genoeg om mijn hypothese te bevestigen.
4.2.2 Het infiniete werkwoord aan het eind van de (bij)zin
De constructie met het infiniete werkwoord aan het eind van de (bij)zin staat op de tweede plaats van veelvoorkomende constructies. Onder de infiniete werkwoordsvormen worden zowel infinitieven als voltooid deelwoorden verstaan. Het aantal fouten was in taak 1 negenendertig en in taak 2 achtentwintig. Hierbij zijn alle constructies met infiniete werkwoordsvormen inbegrepen, ook die met een finiet werkwoord en die met ‘om te’. Er waren in totaal elf verschillende soorten foute constructies: ¾ het object van de handeling staat voor de persoonsvorm ¾ het object van de handeling staat achter de infiniete werkwoordsvorm ¾ de werkwoordsvorm is verkeerd ¾ plaatsing van het infiniete werkwoord voor een andere constituent ¾ het finiete werkwoord staat in de bijzin achter het onderwerp ¾ een tangconstructie ¾ een constructie met ‘om te’ ¾ het finiete werkwoord staat vlak achter het betrekkelijk voornaamwoord ¾ onnodige inversie ¾ geen inversie ¾ bijzin op de eerste plaats
De fouten binnen deze constructies betroffen meestal de plaats van het finiete werkwoord of de volgorde binnen de werkwoordsgroep. Vaak stonden de infiniete werkwoordsvormen wel 42
aan het eind van de zin. Bij drie van de foute constructies was dit echter niet het geval en aangezien alleen deze relevant zijn met betrekking tot mijn onderzoeksvraag of de Vi aan het eind van de zin staat, zal ik alleen deze drie constructies bespreken. Het betreft de volgende: ¾ het subject of object van de handeling staat achter de infiniete werkwoordsvorm (5 x) o We moeten doen en we moeten doen het nu. o Dit jaar zit ik in de Selectiecomissie en ik vind dat de goed doel moet ondersteunen de sportclubs die … o Ik denk dat op de voorpagina er moet worden gekozen de artikel over de dierproeven omdat … o Het doel is beschermen de natuurgebieden in het Nederland tegen … o Deze organisatie heeft het doel van hulpen mensen die … ¾ foutieve plaatsing van een constituent achter het infiniete werkwoord ( 2 x) o Als we beginnen de dieren te zien met en ondere oog en te houden van ze … o … en bepaal welke organisatie het geld van de universiteit moet krijgen niet mogelijk is. ¾ constructie met ‘om te’(3 x) o Het bestaat ook de mogelijkheid om te kopen auto’s met speciale dingen om te vervuren mensen naar de stadio’s om voetbaal te kijken. o Alleen door weten de huidige situatie …
Al deze voorbeelden laten zien dat de infiniete werkwoordsvorm niet op de laatste plaats staat. Een volgende constructie is die met een finiet werkwoord en twee infiniete werkwoordsvormen achteraan in de bijzin. Een nieuw probleem komt hier om de hoek kijken: de volgorde van de werkwoordgroep. Er waren veel meer voorbeelden maar aangezien ze de infiniete werkwoorden aan het eind hebben staan, weerleggen ze mijn hypothese dat dit niet het geval is, daarom alleen enkele voorbeelden ter illustratie: ¾ foute volgorde van de werkwoordgroep o … en alle activiteiten die zonder geld kunnen niet worden maken. o De derde reden is dat ze andere kinderen kunnen kennen lernen.
43
¾ het finiete werkwoord staat te ver naar voren o Gezien het feit dat Terug naar de Natuur geen winstgevend bedrijf is en kan alleen d.m.v. sponsoring blijven bestaan, … ¾ Het finiete werkwoord staat achter het onderwerp o … als we willen in deze wereld blijven leven o omdat zij zouden graag zittend willen afvallen. ¾ een tangconstructie o Ik vind dat in deze gruwelijke tijden (…) voor de voorkant van het maandelijks supplement en binnen het heel supplement, een onderwerp dat niet aan aarmoede en somberheid laat denken, gekozen moet worden.
Uit de eerste reeks voorbeelden van deze paragraaf blijkt dat het infiniete werkwoord niet op de laatste positie staat. Dit bevestigt mijn hypothese dat de Vi niet op de laatste plaats van de zin staat. Het kwam echter veel minder voor dan ik bij het opstellen van mijn hypothese dacht. Inclusief de constructies met ‘om te’ zijn er 407 voorbeelden gevonden waarin één of meer infiniete werkwoordsvormen voorkwamen. Van deze gevallen waren er 67 foutief en daarvan hadden slechts 10 zinnen het infiniete werkwoord niet aan het eind van de (bij)zin staan. Dit is minder dan 2,5% van het totale aantal gevonden constructies. Ook dit percentage is te weinig om mijn hypothese te staven dat het infiniete werkwoord niet aan het eind van de zin staat.
4.2.3 De imperatief en de ja/nee-vragen op de eerste plaats in de hoofdzin
Ja/nee-vragen kwamen in geen enkele tekst voor, reden waarom ik op de betreffende onderzoeksvraag geen antwoord kan geven met betrekking tot dit onderdeel. De imperatief kwam drie keer correct voor en wel allemaal in één tekst.
o Rijdt minder je auto, o neem de tram! o Gebruik minder energie, het is niet moeilijk!
Alle drie zijn correct met het finiete werkwoord op de eerste positie, zoals ik in mijn hypothese voorspelde. Ik vind drie goede zinnen echter te weinig om de bewering van mijn hypothese te staven. Ik kan hierover dus geen uitspraken doen. 44
4.2.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin
De combinatie van een finiet en één of meer infiniete werkwoorden is al in 4.2.2 ter sprake gekomen dus ik beperk me hier tot het enkele finiete werkwoord dat op de laatste plaats hoort te staan in de bijzin, eventueel gevolgd door een voorzetselvoorwerp. Ook deze constructie kwam veelvuldig voor zoals blijkt uit tabel 2, maar ging ook vrij vaak fout, namelijk tien keer in taak 1 en vier keer in taak 2. De fouten zijn als volgt te categoriseren: ¾ het object komt achter het finiete werkwoord (8 x) o … en omdat dit jaar is het eerste jaar dat … o … om te uitleggen dat dit mensen nodig hebben van dit geld soms om te overleven. o … omdat lijkt het dat de mensen vergeten niet de dieren zijn levende wezens als wij. o Ten derde is het ook een taak van onze Universiteit de studenten te maken leren waarom is het zo belangrijk om … o …, omdat ze ondersteunt met krachten en geld alle sportclubs die … o …, dat gehandicapte kinderen hebben de recht om … o …, omdat dit is een heel interesssant en belangrijk argument. o De tweede reden is dat het artikel toont de internationale verantwoordelijkheid van staatshoofden die … ¾ een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord achter het finiete werkwoord (5 x) o … omdat het landscape is hell belangrijk o … omdat de organizetie is efficient o … omdat de organizetie was hell good o … omdat SLLG heeft nodig … o …, en iedereen weet dat sport is fundamenteel voor de ontwikkeling van … ¾ een verkeerde volgorde door een inversiefout (1 x) o … wat doet ik, is niet belangrijk.
De constructie met een finiet werkwoord gevolgd door een voorzetselvoorwerp kwam in totaal negen keer voor en deze waren allemaal correct. Alle foutieve constructies bevestigen mijn hypothese dat de Vf niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staat. Deze constructie werd echter 109 maal correct geschreven waarbij het finiete werkwoord wel aan het eind van de bijzin 45
stond en slechts 14 maal niet correct. Dit komt neer op een foutenpercentage van 11. Worden hierbij ook die constructies meegenomen waarin het finiete werkwoord gevolgd wordt door een voorzetselvoorwerp, is dit percentage zelfs maar 10: te weinig om mijn hypothese dat de Vf niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staat, te staven.
4.2.5 De constructies met ‘om te’
De constructies met ‘om te’ komen niet voor bij de onderzoeksvragen. Ze staan in het lijstje omdat ze zijn meegenomen bij de infiniete werkwoordsvormen en ook worden besproken bij de scheidbare werkwoorden. Om toch een beeld te geven van de gevonden constructies volgen hieronder enkele voorbeelden:
o … om nieuwe vrienden ontmoeten. o … om dit probleem te verbeteren of te oplossen. o … om indruk te maken en mensen uitnodigen te lezen. o … die de rol heeft mensen te opleiden. o … om tegen de opwarming van de aarde te gaan. o … maar ook om integratie van minderheid te ondersteunen en promoveren. o … om te uitleggen dat … o … om te stoppen deze doden. o Dus is het belangrijk naar de SLGG het geld geven. o Dus de geld zijn nodig voor materiaal kopen, buschauffeur betalen. o Alle landen moeten samenwerken voor het wereld veranderen. o We moeten onze kinderen opvoeden tot het milieu protegeren.
4.2.6 Het scheidbare werkwoord in de hoofdzin in de onvoltooide tijd
Deze constructie kwam weinig voor: in totaal acht keer waarvan twee keer fout. Dit komt neer op 25%. Eénmaal stond het partikel direct achter het werkwoordelijk deel van het scheidbare woord, het andere geval was het hele werkwoord naar het eind van de zin geschoven.
o Het slacht vindt plaats elke dag … o … en het artikel dat duidelijk uitlegt.
46
Van deze twee foutieve constructies, is er slechts één waarin het partikel aan het werkwoordelijk deel blijft vastzitten. Dit is te weinig om mijn hypothese dat het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd aan het werkwoord vast zal blijven zitten, te kunnen bevestigen. Bovendien verwachtte ik dat deze foute constructie altijd zou voorkomen, terwijl het partikel maar in één van de acht gevallen aan het werkwoordelijk deel werd gekoppeld.
4.2.7 Het scheidbare werkwoord in de bijzin
Het scheidbare werkwoord werd iets vaker in de bijzin gebruikt dan in de hoofdzin. In totaal heb ik negen correcte gevallen gevonden en drie foute. Dit komt neer op 25%. Van de foute constructies betrof het twee keer een spatie tussen het partikel en het werkwoordelijk deel en één maal dat het partikel achter het werkwoordelijk deel stond:
o De vrouwen die meestal leuk en netjes willen uit zien. o … en dat we deel maken uit de natuur. o Als we zo blijven door gaan, …
In de eerste en derde zin worden het partikel en het werkwoordelijk deel van het werkwoord gescheiden door een spatie. Dit is echter een spellingsfout en geen grammaticale fout. In de tweede zin staat het partikel achter het werkwoordelijk deel. In 75% van de gevallen werd de constructie echter correct geschreven en dit zou het gelijk van mijn hypothese dat het scheidbare werkwoord niet wordt gescheiden in een onderschikkende bijzin, kunnen bevestigen; zeker als de twee spellingsfouten niet meetellen als foute constructie.
4.2.8 Het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd
Het scheidbare werkwoord werd slecht twee keer in de voltooide tijd gezet en allebei de keren correct. Een vergelijkbare constructie is die met ‘te’ dat tussen het partikel en het werkwoordelijk deel in moet staan, echter zonder dat de afzonderlijke delen aan elkaar worden geschreven (Bennis 2002). Dit ging om verschillende redenen fout, waarvan drie keer om dezelfde reden, namelijk het scheidbare werkwoord werd aaneen geschreven:
47
o … om dit probleem te verbeteren of te oplossen. o Het is alleen een voorbeeld om te uitleggen … o De universiteit is een wetenschappelijke instelling die de rol heeft mensen te opleiden
Eén keer stond het partikel veel te ver naar voren:
o Nuttige tips zullen worden gegeven om tegen de opwarming van de aarde te gaan.
En één keer betrof het een goede constructie, alleen was het werkwoord niet scheidbaar:
o Verder vind ik imperatief om obesiteit voor te komen
En tot slot was er een constructie waarin ‘te’ voor had moeten komen, maar er niet stond:
o Het artikel zou op de voorkant van het maandelijks supplement moeten zetten om indruk te maken en mensen uitnodigen te lezen.
De twee correcte constructies met het participium zijn te weinig om mijn hypothese dat het partikel voor het participium van het werkwoordelijk deel van het woord staat, bevestigd te zien. Neem ik bovenstaande constructies waarvan er in totaal tien zijn gevonden, mee in de berekening (waarbij de hypothese aangepast moet worden tot: het partikel staat voor te + infinitief), dan wordt de hypothese zelfs ontkracht, aangezien zes van de tien constructies fout waren, hetgeen neerkomt op 60%. Laat ik de constructie met het niet-scheidbare werkwoord buiten beschouwing, is nog steeds 50% van deze constructies foutief.
Van de constructies waarin het finiete werkwoord op de tweede plaats moet staan, staaft slechts 5,7% mijn hypothese dat de Vf in een mededelende hoofdzin niet voorafgegaan wordt door slechts één constituent. Met betrekking tot mijn hypothese dat de Vi niet aan het eind van de zin zal staan, bevestigt slechts 2,5% van de gevonden constructies deze vooronderstelling. Betreffende de derde hypothese dat de Vf op de eerste plaats van de zin staat bij ja/nee-vragen en bij de imperatief, is helemaal geen antwoord gevonden. De ja/neevragen zijn niet gevonden en de imperatief slechts drie keer. Dit is te weinig om een 48
hypothese bevestigd te zien. Van de constructies waarin het enkele finiete werkwoord aan het eind van de onderschikkende bijzin staat, was dat in slechts 11% niet het geval en ook dit is te weinig om mijn hypothese dat de Vf niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staat, te staven.
Bij de scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd bevestigt slechts één van de acht gevonden gevallen mijn hypothese dat het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd aan het werkwoord vast zal blijven zitten. Dit is 12,5%: te weinig om mijn hypothese te bevestigen. Als van de constructies waarin het scheidbare werkwoord in de bijzin staat, de twee spelfouten niet worden meegenomen, is slechts één van deze constructies fout. Dit komt neer op 8,3%. Dientengevolge bevestigt 91,7% mijn hypothese dat het scheidbare werkwoord in een onderschikkende bijzin niet gescheiden wordt in een bijzin.
De twee gevonden gevallen waarin het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd staan, zijn te weinig om conclusies aan te verbinden. Als echter de constructies met een scheidbaar werkwoord in combinatie met ‘te’ wordt meegenomen, wordt in minstens 50% van de gevallen mijn hypothese dat het partikel voor het participium / te + infinitief van het werkwoordelijk deel van het woord staat, ontkracht. Ik moet dan ook concluderen dat mijn hypothese met betrekking tot de plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin niet bevestigd wordt.
4.3 De fouten in relatie tot de moedertaal van de respondenten: het Italiaans In deze subparagraaf bekijk ik de foute zinnen uit elke categorie, vertaal ze in het Italiaans en probeer zo te achterhalen of er sprake kan zijn van interferentie vanuit het Italiaans. Bij de vertaling probeer ik zo dicht mogelijk bij de originele tekst te blijven, al levert dit niet altijd de mooiste zinnen op. Voorts bekijk ik met behulp van de zoekmachine Google welke volgorde van de betreffende woorden op het web te vinden is en bepaal zo wat eventueel een mogelijke volgorde kan zijn.
49
4.3.1 Het V2-gebod in relatie tot het Italiaans
De constructie waarin het finiete werkwoord op de tweede plaats in de bevestigende hoofdzin hoort te staan, kwam in totaal 394 maal voor in de teksten, waarvan 28 maal foutief. Dit komt neer op een foutenpercentage van ruim 7%. (In de telling zijn ook die constructies meegenomen waarin infiniete werkwoordsvormen voorkwamen). De fouten met alleen een finiet werkwoord ontstonden door:
1. inversie toe te passen waar dit niet nodig was, 2. geen inversie te gebruiken waar dit wel vereist was 3. diverse constituenten voor de persoonsvorm te plaatsen 4. het finiete werkwoord in de hoofdzin achterop te plaatsen.
De vraag is nu of deze fouten te verklaren zijn vanuit de moedertaal, d.w.z. of de moedertaal interfereert bij het maken van deze constructies in het Nederlands.
4.3.1.1 Onnodige inversie
De zin “Echter, is er een argument dat naast mijn hart ligt.”, zou op twee manieren in correct Nederlands gezegd kunnen worden: Echter, er is een argument dat mij na aan het hart ligt. of Er is echter een argument dat mij na aan het hart ligt. In beide gevallen is ‘er’ het (voorlopig) onderwerp en het staat voor het finiete werkwoord. In het Italiaans zou de zin als volgt vertaald kunnen worden:
Però,
c’è un argomento che mi sta molto a cuore.
Echter er is een argument dat mij ligt veel aan hart.
Hier is de foute volgorde ‘is er’ dus niet te wijten aan de moedertaal die precies dezelfde volgorde heeft als de correcte Nederlandse zin. Waarschijnlijk wilde de schrijver het finiete werkwoord op de tweede plaats hebben. ‘Echter’ is evenwel een voegwoordelijk bijwoord dat zelfstandig op de eerste plaats mag staan als het van de rest van de zin gescheiden is door een
50
komma, wanneer het dus een aanloop is op de rest van de zin (Haeseryn 1997: 1278). Na de komma begint dan de hoofdzin, waarvan ‘er’ het eerste element is en ‘is’ het tweede element.
Een tweede geval van onnodige inversie geeft de zin: ‘Dit artikel gaat over een heel belangrijk en misschien ook ‘modieuze’ argument, dus denk ik dat …’ welke vertaald in het Italiaans de volgende zin oplevert:
Questo articolo tratta Dit
un argomento molto importante e
artikel gaat over een argument
heel belangrijk
forse
di moda,
en misschien modieus,
dunque (Ø) credo che … dus
ik geloof dat …
Een probleem hier is dat de Italiaan het persoonlijk voornaamwoord ‘ik’ niet gebruikt, maar zou dat wel het geval zijn, zou het zonder meer vóór het werkwoord komen. ‘Dus’ is hier een gevolgaanduidend voegwoord en kan gelijkgesteld worden aan ‘want’ (Haeseryn 1997: 1549), waardoor inversie niet optreedt. Die inversie is echter niet het gevolg van interferentie vanuit het Italiaans, maar waarschijnlijk het gevolg van het feit dat ‘dus’ geteld is als eerste element van de daaropvolgende zin en dientengevolge het werkwoord op de tweede plek is gezet. ‘Dus’ staat echter tussen de twee zinnen in en maakt geen deel uit van de vervolgzin.
Een volgend voorbeeld is: ‘…, en zou de universiteit een grote hulp geven aan deze doel.’ , dat in het Italiaans vertaald wordt met:
…, e l’università
darebbe un grande aiuto a questa beneficenza.
..., en de universiteit zou geven een grote hulp aan dit
doel.
In het Italiaans staat het onderwerp vóór de finiete vorm ‘darebbe’ (zou geven). Dit houdt in dat de inversie niet het gevolg is van interferentie vanuit het Italiaans. Hetzelfde geldt voor de zin: ‘…, want kun ook mensen met elkaar helpen.’, die ik interpreteer als: want de mensen kunnen elkaar ook helpen. In het Italiaans:
…, perché la gente ..., want
può
anche aiutarsi a vicenda.
de mensen kunnen ook
helpen elkaar.
51
Hoewel interferentie wel een rol speelt bij de vorm van het finiete werkwoord (in het Italiaans is la gente een enkelvoudig woord), wordt de volgorde niet door interferentie veroorzaakt. Kortom, met betrekking tot ‘onnodige inversie’ is er geen bewijs gevonden dat het Italiaans van invloed is geweest op de volgorde die de schrijver in zijn zin heeft aangehouden.
4.3.1.2 Geen inversie waar het wel verlangd wordt
De eerste gevallen van geen inversie terwijl het wel vereist wordt, betreft weer zinnen met ‘dus’: ‘(…: dankzij SLGG kunnen de gehandicapte kinderen tot de sportclubs toetreden) en dus ze kunnen sport maken die …’, ‘(We alle weten dat deze dieren voor de experimenten en op een beestachtige manier worden gebruikt) en dus we moeten iets doen om …’ en ‘…, en dus hun toekomst is van hun huidige bedrag afhankelijk.’ Dit bijwoord maakt volledig deel uit van de zin en kan zelfs op verschillende plaatsen in die zin voorkomen (Haeseryn 1997: 1549). Omdat ‘dus’ op de eerste plaats staat, naast het nevenschikkende ‘en’, en het finiete werkwoord op de tweede plaats moet komen, is inversie noodzakelijk. De vertaling van deze zin zou als volgt zijn:
... e dunque Ø sono in grado di fare … en dus
(zij) zijn in staat
sport che …
te maken sport dat
…e perciò Ø dobbiamo fare qualcosa per … ... en dus (we) moeten doen iets
…, e perciò il loro futuro
om ...
dipende
dall’importo
attuale.
…, en dus de hun toekomst is afhankelijk van het bedrag huidige.
Bij de twee bovenste zinnen wordt in het Italiaans het subject niet geschreven maar dit zou als het wel geschreven werd, vóór het werkwoord moeten staan. Aangezien de volgorde van deze zinnen in het Italiaans dezelfde is als in de hier besproken Nederlandse zinnen, zou er sprake kunnen zijn van interferentie vanuit het Italiaans. Het volgende voorbeeld betreft de zin: ‘… en hier teamgeest is ook geleerde voor enige soort van problemen te risolveren …’, dat in het Italiaans de volgende zin oplevert:
… e qui lo spirito di squadra è insegnato per risolvere i problemi di ogni genere ... ... en hier de geest van team is geleerd om te oplossen de problemen van enige soort … 52
Ook in dit voorbeeld zou interferentie vanuit het Italiaans de oorzaak kunnen zijn voor de gehanteerde volgorde in het Nederlands.
De volgende twee voorbeelden van ‘geen inversie’ zijn vergelijkbaar: ‘Als een van de leden van de selectiecommissie ik stel voor dat…’ en ‘Als lid van het lezerscomité van deze mand ik stel voor dat. Vertaald in het Italiaans wordt dit:
Come uno dei Als
membri della commissione de selezione (Ø) propongo che …
een van de leden van de commissie van selectie (ik) voorstel
Come membro del Als
lid
dat …
comitato di lettori (Ø) propongo che …
vanhet comité van lezers (ik) voorstel dat ...
In deze zinnen wordt het onderwerp van ‘voorstellen’ in het Italiaans niet gebruikt, maar zou als het wel geschreven zou worden, zonder meer vóór het werkwoord komen. Ook hier kan dus sprake zijn van interferentie. De laatste voorbeelden van geen inversie betreffen de zinnen: ‘Als het temperatuur zul aumenteren de hele wereld zul verschillend zijn en …’ en ‘In de wereld milijon dieren worden bedreigd’. In het Italiaans:
Se la temperatura aumenterà tutto il mondo sarà
diverso e ...
Als de temperatuur zal stijgen heel de wereld zal zijn verschillend en ...
Nel mondo un milione di animali vengono minacciati. Inde wereld een milioen dieren worden bedreigd.
De standaard volgorde in het Italiaans is SVO. Deze volgorde is ook terug te zien in bovenstaande zinnen. Interferentie vanuit het Italiaans is bij het vormen van deze Nederlandse zinnen dus zeer waarschijnlijk. Met betrekking tot de gevallen van geen inversie kan in alle zinnen interferentie vanuit het Italiaans de oorzaak zijn van de foutieve volgorde in het Nederlands.
53
4.3.1.3 Diverse constituenten voor de persoonsvorm
Een eerste constructie met meerdere constituenten voor de persoonsvorm vormt de volgende zin: ‘In onze maatschappij, voor verschillende redenen eet men te vaak slecht’. In het Italiaans:
Nella nostra società,
per ragioni diversi,
si mangia troppo spesso male.
In de onze maatschappij, om redenen verschillende, men eet
te
vaak
slecht.
Zoals in 2.1.2 al ter sprake is gekomen, kent het Italiaans geen V2-regel die het finiete werkwoord op de tweede plaats zet. Daardoor is het mogelijk allerlei zinsdelen vóór dit werkwoord te plaatsen (Ross 2000). Het is dus zeer waarschijnlijk dat bij de vorming van de Nederlandse zin, het Italiaans als voorbeeld is genomen.
Een vergelijkbare constructie is de volgende: ‘Tenslotte, naar mijn mening, is een campagne het allerbeste idee.’ Deze zin wordt in het Italiaans:
Per finire, a mio parere,
una campagna è l’idea migliore.
Tenslotte, naar mijn mening, een campagne is het idee beste.
Ook dit is een constructie die in het Italiaans goed mogelijk is, terwijl in het Nederlands het finiete werkwoord direct na ‘tenslotte’ zou moeten komen. Ook het volgende voorbeeld is vergelijkbaar en door interferentie vanuit het Italiaans te verklaren: ‘En ten laatste, de Universiteit heeft ook de functie jonge mensen in het leven te begeleiden.’ In het Italiaans:
E per ultimo, l’università
ha anche la funzione di assistere nella vita i giovani.
En ten laatste, de universiteit heeft ook de functie te begeleiden inhet leven de jongeren.
Het volgende voorbeeld is de zin: ‘Bij de Universiteit ook zitten niet zoveel gehandicapten, zo mischieen dat bedoel die deze organizatie dat …’. Heel ruwweg is deze zin te vertalen met:
Non ci sono inoltre tanti disabili niet er zijn ook dunque forse
che frequentano l’università
zoveel gehandicapten die bezoeken de universiteit questa organizzazione intende ciò, che …
dus misschien deze organisatie
bedoelt dat, dat … 54
In de Italiaanse zin zal ‘inoltre’ meestal vooraan in de zin staan, maar het mag ook na de persoonsvorm staan. De constructie in het Nederlands is echter met geen mogelijkheid letterlijk in het Italiaans te vertalen in de volgorde die de schrijver in het Nederlands hanteert. Van interferentie zal dan ook geen sprake zijn. In deze zin staat verder het object ‘ciò’ achter het werkwoord, zodat bij het schrijven van de Nederlandse zin, interferentie vanuit het Italiaans hier niet waarschijnlijk is. Een ander voorbeeld vormt de zin: ‘De zee hoger zul zijn.’
Il mare sarà
più
alto.
De zee zal zijn meer hoog.
‘Piu alto’ moet achter het werkwoord ‘sarà’. De zoektocht in Google met ‘il mare più alto sarà’ leverde geen enkele hit op, terwijl ‘il mare sarà più alto’ veelvuldig voorkwam. Hier is dus geen sprake van interferentie vanuit het Italiaans. Hieronder geef ik de gevonden tekst en de Italiaanse versie (waarbij ik weer zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke tekst probeer te blijven) van de resterende zinnen met diverse constituenten voor de persoonsvorm, waarna een kort commentaar volgt:
… dus we kunnen, en ook moeten deze deel van de maatschappij gehulpen. dunque (Ø) possiamo, e (Ø) dus
(we) kunnen
dobbiamo anche aiutare questa parte della società.
en (we) moeten
ook
helpen dit
deel van de maatschappij.
De volgorde waarbij ‘anche’ vóór ‘dobbiamo’ staat is wel te vinden met behulp van Google, maar heel veel minder dan wanneer ‘anche’ achter ‘dobbiamo’ staat. Ik denk niet dat interferentie vanuit het Italiaans hier een rol speelt.
We alle weten dat … Sappiamo tutti noi che ... Tutti noi sappiamo che ... Noi sappiamo tutti che ... Noi tutti sappiamo che ... Wij allen weten
dat ...
In het Italiaans zijn al deze volgordes mogelijk. Het is daarom niet aan te geven of interferentie vanuit het Italiaans hier een rol speelt. 55
Bijvoorbeeld mensen die kan niet uitgaan voor lichamelijke problemen, met deze geld kan het doen. Per esempio persone che non possono uscire per
problemi fisici,
Bijvoorbeeld personen die niet kunnen uitgaan wegens problemen lichamelijke, con questi soldi possono farlo. met dit
geld kan
doenhet.
Volgens mij is deze volgorde mogelijk als er nadruk ligt op ‘con questi soldi’. Bewijzen hiervoor heb ik echter niet kunnen vinden. Ik heb echter ook geen bewijzen gevonden voor de volgorde possono farlo con questi soldi. Ik kan dus over deze zin geen uitspraken doen.
En als niemand iets doet, al gauw zullen de weinige overgebleven natuurlijke plekken verdwijnen. E se nessuno agisce già presto spariranno
quei pochi posti
naturali
En als niemand iets doet al gauw zullen verdwijnen die weinige plekken natuurlijke rimasti. overgebleven.
Ook voor deze zin heb ik geen bewijzen gevonden. Als ik het werkwoord sparire vervang door het meer algemene woord essere (zijn) kom ik wel de volgorde tegen met sono già presto maar de volgorde met già presto sono is niet te vinden. Ik denk dan ook niet dat er hier sprake is van interferentie vanuit het Italiaans.
De organisatie “Terug naar de Natuur” het gel moet grijgen. L’organizzazione “Terug naar de Natuur” deve ricevere De organisatie
i
soldi.
“Terug naar de Natuur” moet ontvangen het geld.
Hier is geen sprake van interferentie, aangezien in het Italiaans het lijdend voorwerp niet voor de werkwoorden komt.
56
…, dus als ook op school vanaf de eerste klas moet beter conditie aanpassen. ..., dunque, anche a scuola, a partire dalla prima classe, la condizione dev’essere ..., dus,
ook
op school, vanaf
de eerste klas, de conditie
moet worden
migliorata. verbeterd.
Hoewel ik ook voor deze volgorde geen bewijzen heb kunnen vinden, is deze volgorde zeer wel mogelijk in het Italiaans en zou interferentie vanuit deze taal de oorzaak kunnen zijn van de volgorde die gehanteerd wordt in de Nederlandse zin.
De fouten met diverse constituenten voor het finiete werkwoord kan in vier van de elf gegeven voorbeelden te wijten zijn aan de moedertaal. In vijf gevallen lijkt dat niet het geval te zijn en in twee gevallen kan ik er geen uitspraak over doen.
4.3.1.4 De persoonsvorm op de laatste plek van de zin
De persoonsvorm van de hoofdzin werd ook af en toe op de laatste plek in de hoofdzin aangetroffen: ‘Iedere dag de aarde steeds warmer wordt.’, hetgeen in het Italiaans vertaald de volgende zin oplevert:
Ogni giorno la terra diventa sempre più caldo. Elke dag
de aarde wordt steeds meer warm.
Op geen enkele manier kan het werkwoord ‘diventa’ achteraan in de zin staan. Een ander voorbeeld is: ‘Het merderheid van mensen dat niet weet en het artikel dat duidelijk uitlegt.’ Vertaald:
La maggior parte della gente
non lo sa
e l’articolo lo spiega in modo chiaro.
De meerderheid van de mensen niet het weet en het artikel het uitlegt duidelijk.
In het eerste deel van de zin in het Italiaans staat het werkwoord ‘sa’ ook aan het eind, maar in het tweede deel staat het werkwoord ‘spiega’ niet achteraan en kan dus niet van invloed zijn op de volgorde in de Nederlandse uiting. En tenslotte: ‘Maar het soms toch gebeurt.’ En het Italiaans equivalent: 57
Ma ciononostante (Ø) succede talvolta. Maar toch
het gebeurt soms.
Er is een andere volgorde mogelijk, ik heb zelfs één hit op Google gevonden met de opeenvolging ciononostante talvolta succede, waarin ‘succede’ op de laatste plaats staat. Dat er slechts één hit te vinden is, zegt echter voldoende over mogelijk interferentie. Met betrekking tot de persoonsvorm op de laatste plek in de zin denk ik niet dat interferentie een rol speelt.
Ten aanzien van het V2-gebod in relatie tot het Italiaans zijn er bij onnodige inversie geen bewijzen gevonden dat het Italiaans interfereert bij het vormen van een Nederlandse zin. Daarentegen is bij de gevallen van geen inversie waar dat wel verlangd wordt wel steeds sprake van mogelijke interferentie. De gevallen met verschillende constituenten voor de persoonsvorm laten een gemengd beeld zien: van de twaalf gevonden gevallen zijn er vier zeer waarschijnlijk het gevolg van interferentie vanuit het Italiaans terwijl dat bij zes gevallen niet het geval lijkt te zijn. Bij twee zinnen is het onmogelijk aan te geven of interferentie plaats heeft gevonden. Bij de constructie met de persoonsvorm op de laatste plek in de zin blijkt interferentie vanuit het Italiaans onmogelijk. In veertien gevallen is interferentie niet mogelijk, in twaalf gevallen wel, in twee gevallen is het niet aan te tonen.
4.3.2 Het infiniete werkwoord
In deze paragraaf komen de diverse constructies met een infiniet werkwoord aan bod. Zoals al eerder vermeld, wordt onder infiniet werkwoord het voltooid deelwoord en de infinitief verstaan. In totaal zijn in de geanalyseerde teksten 407 constructies met een infiniet werkwoord gevonden. Onder deze constructies vallen ook die met ‘om te’. Van de 407 waren er 67 fout. Dit komt neer op 16,4%. Ook hier wordt weer per constructie bekeken of interferentie vanuit het Italiaans mogelijk is.
Van de constructies met een finiet en één infiniete werkwoordsvorm behandel ik hier weer alleen de constructies waarbij de infiniete vorm niet achteraan stond. De fouten waren in elf verschillende categorieën onder te verdelen (zie blz. 42), maar in slechts drie categorieën stond het infiniete werkwoord niet aan het eind van de zin. Het betreft in totaal tien foutieve constructies hetgeen neerkomt op 15% van de foute gevallen en 2,5% van het totaal aantal gevonden constructies. De drie categorieën met één infiniet werkwoord waren: 58
¾ het object van de handeling staat achter de infiniete werkwoordsvorm ¾ plaatsing van het infiniete werkwoord voor een voorzetselvoorwerp ¾ constructies met ‘om te’
Bij de eerste constructie staat het object van de handeling achter de infiniete werkwoordsvorm: ‘We moeten doen en we moeten doen het nu.’ dat in het Italiaans als volgt vertaald kan worden:
(Ø) Dobbiamo farlo
e (Ø) dobbiamo farlo
(Wij) moeten
en we moeten
doenhet
ora.
doenhet nu.
Het ontbreken van ‘het’ in het eerste deel is niet te verklaren, maar de plaats van ‘het’ in het tweede deel van de zin komt overeen met de Italiaanse volgorde. Hier kan interferentie de oorzaak zijn. Een andere zin met een infiniete werkwoordsvorm is: ‘(Dit jaar zit ik in de Selectiecomissie en ik vind) dat de goed doel moet ondersteunen de sportclubs die …’. In het Italiaans:
... che la buona causa deve sostenere
gli impianti
sportivi che
... dat het goede doel moet ondersteunen de complexen sportieve die
Afgezien van het feit dat ‘het goede doel’ niet ondersteunt maar het onderwerp is van ondersteuning, blijkt uit deze zin dat interferentie waarschijnlijk de oorzaak is van de gekozen volgorde in de Nederlandse zin. Een volgend voorbeeld betreft de zin: ‘Ik denk dat op de voorpagina er moet worden gekozen de artikel over de dierproeven omdat …’. Vertaald in het Italiaans:
(Ø) Penso che per la prima pagina dev’essere
scelto l’articolo
sugli esperimenti
(Ik) denk dat voor de eerste pagina moet worden gekozen het artikel overde
proeven
sugli animali perché ... opde dieren omdat ...
Ook uit deze zin blijkt dat interferentie zeer wel mogelijk is. Hetzelfde geldt voor de volgende twee gevallen waarin het object achter de werkwoorden staan. Dit is steeds te verklaren vanuit het Italiaans omdat de standaardvolgorde het object na het werkwoord zet. De betreffende zinnen zijn: 59
Het doel is beschermen de natuurgebieden in het Nederland tegen … L’obiettivo è di proteggere i parchi naturali dell’Olanda
contro...
Het doel is te beschermen de parken natuur vande Nederland tegen …
Deze organisatie heeft het doel van hulpen mensen die … Questa organizzazione ha Deze
organisatie
l’obiettivo di aiutare la gente
heeft het doel
che …
van helpen de mensen die …
De volgende constructie is die waarin het infiniete werkwoord gevolgd wordt door nog een constituent: ‘Als we beginnen de dieren te zien met en ondere oog en te houden van ze …’. En de Italiaanse versie:
Se (Ø) cominciamo a guardare gli animali con altri occhi e ad amarli … Als we beginnen te bekijken de dieren met andere ogen en te houden van ze …
Hier kun je er bijna niet omheen dat interferentie vanuit het Italiaans een rol heeft gespeeld bij de vorming van deze zin. In het eerste deel van de zin is het geen probleem dat het voorzetselvoorwerp ‘met en ondere oog’ na de infiniete werkwoordsvorm komt. In het tweede deel van de zin echter, kan ‘van ze’ nergens anders staan dan na ‘en’. Nog een constructie met een extra constituent achter de infiniete werkwoordsvormen betreft de zin: ‘… en bepaal welke organisatie het geld van de universiteit moet krijgen niet mogelijk is.’ In het Italiaans:
… e (Ø) decido quale organizzazione deve ricevere i soldi dell’università ... en (ik) beslis welke organisatie
moet krijgen het geld vande universiteit
non è possibile. niet is mogelijk.
Net als in het Nederlands zijn de laatste drie worden ook in het Italiaans volledig misplaatst. Van interferentie is hier dan ook geen sprake. De derde constructie is die met ‘om te’. In deze zin wordt drie keer dezelfde constructie gebruikt, waarbij het twee keer fout gaat en één keer goed: ‘Het bestaat ook de mogelijkheid om te kopen auto’s met speciale dingen om te vervuren mensen naar de stadio’s om voetbaal te kijken.’
60
Esiste anche la possibilità
di comprare delle macchine con delle cose speciali
Bestaat ook de mogelijkheid om kopen per trasportare la gente
agli
stadi
auto’s
met
per guardare il
dingen speciale calcio
om vervoeren de mensen naar de stadions om kijken naar het voetbal.
De eerste twee gevallen van deze constructies kunnen door interferentie vanuit het Italiaans tot stand zijn gekomen. Bij de laatste gaat het wel goed, ook al staat het object in het Italiaans ook hier achter het werkwoord. Dit kan er op wijzen dat de leerder de constructie aan het verwerven is. Een laatste voorbeeld met ‘om te’ is de zin: ‘Alleen door weten de huidige situatie …’, dat vertaald in het Italiaans de volgende zin oplevert, die wederom de gehanteerde volgorde in het Nederlands weer verklaart evenals het ontbreken van ‘te’:
Solo
sapendo la situazione attuale ...
Alleen wetende de situatie
huidige …
Hoewel alle constructies met meerdere infiniete vormen deze steeds aan het eind van de zin hadden staan, bespreek ik ze hier toch om een goed beeld te krijgen over de eventuele invloed van de moedertaal op de T2. De constructies met een finiet werkwoord en twee infiniete werkwoordsvormen aan het eind van de bijzin waren weer onder te verdelen in de volgende catergorieën:
1. foute volgorde in de werkwoordsgroep 2. het finiete werkwoord staat te ver naar voren 3. het finiete werkwoord staat achter het onderwerp 4. een tangconstructie
De eerste constructie betreft de volgorde in de werkwoordsgroep: ‘… en alle activiteiten die zonder geld kunnen niet worden maken.’, dat in het Italiaans de volgende zin oplevert:
… e tutte le attività che senza soldi non possono essere fatte. … en alle activiteiten die zonder geld niet kunnen worden gedaan.
De verkeerde plaatsing van ‘niet’ is geen gevolg van interferentie. Hetzelfde geldt voor de verkeerde vorm van ‘maken’. In het Italiaans is fatte het voltooid deelwoord van fare dat maken 61
of doen betekent. Ik zou ‘gedaan’ vóór ‘kunnen’ zetten, maar de in deze zin gehanteerde volgorde is toegestaan. Deze volgorde zou echter wel kunnen voortkomen uit interferentie vanuit het Italiaans. Het volgende voorbeeld betreft ook de volgorde in de werkwoordsgroep: ‘De derde reden is dat ze andere kinderen kunnen kennen lernen.’, met als vertaling:
La terza ragione è che (Ø) possono conoscere
altri
ragazzi.
De derde reden is dat (ze) kunnen leren kennen andere kinderen.
Uit de vertaling blijkt duidelijk dat er geen interferentie vanuit het Italiaans heeft plaatsgevonden aangezien het Italiaans voor ‘leren kennen’ slechts één werkwoord heeft: ‘conoscere’. Zo er al sprake is van interferentie, dan is dat vanuit het Duits.
Vervolgens de constructie waarin het werkwoord te ver naar voren staat, in dit geval direct na het nevenschikkend voegwoord ‘en’. Dit voegwoord verbindt hier echter twee bijzinnen en dientengevolge dient het finiete werkwoord achteraan te staan. het betreft de zin: ‘Gezien het feit dat TndN geen winstgevend bedrijf is en kan alleen d.m.v. sponsoring blijven bestaan, …’. In het Italiaans wordt deze zin als volgt weergegeven:
Visto
il fatto che TndN non è un’impresa redditizia
e può continuare ad
Gezien het feit dat TndN niet is een bedrijf winstgevend en kan blijven esistere solo
te
per mezzo di sponsorizzazione, …
bestaan alleen
d.m.v.
sponsoring, …
Het was wat lastig hier de vertaling van te geven omdat ik zo dicht mogelijk bij de originele tekst wilde blijven, maar ik heb met behulp van Google toch meer dan 1000 hits gevonden waarin de werkwoordsgroep può continuare ad esistere in de hier gevraagde betekenis voorkwam. In het Italiaans staat het finiete werkwoord può direct na e, zoals ‘kan’ naast ‘en’ staat. Er zou hier dus sprake van interferentie kunnen zijn, al is het wel opvallend dat de infiniete vormen wel aan het eind van de zin staan; in het Italiaans is dit onmogelijk. In de derde constructie staat het finiete werkwoord direct achter het subject: ‘Als we willen in deze wereld blijven leven.’ In het Italiaans wordt deze zin:
Se (Ø) vogliamo continuare a vivere in questo mondo… Als we willen
blijven
leven in deze wereld… 62
Zoals in de vertaling te zien is, staan alle werkwoorden bij elkaar achter het (Ø)-subject. Omdat het hier een bijzin betreft, moeten ook in het Nederlands alle werkwoorden bij elkaar en dit mag vóór of na het voorzetselvoorwerp ‘in deze wereld’. Het scheiden van de werkwoordsgroep kan echter nooit voortkomen uit interferentie vanuit het Italiaans aangezien in deze taal een werkwoordsgroep alleen gescheiden mag worden door een bijwoord of een enkel voegwoord. Het volgende voorbeeld betreft de zin: ‘… omdat zij zouden graag zittend willen afvallen.’, dat vertaald in het Italiaans neerkomt op:
… perché (Ø) vorrebbero volontieri dimagrire seduto. ... omdat (zij) zouden willen graag afvallen
zittend.
Aangezien ‘zouden’ in het Italiaans in de vorm van het werkwoord verweven zit en seduto in het Italiaans helemaal achteraan komt, is hier van interferentie waarschijnlijk geen sprake. Volentieri heb ik zowel vóór als achter vorrebbero gevonden dus met betrekking tot de plaatsing van ‘graag’ in de Nederlandse zin, is niet na te gaan interferentie een rol heeft gespeeld.
De vierde constructie uit deze reeks is een tangconstructie: ‘Ik vind dat in deze gruwelijke tijden (…) voor de voorkant van het maandelijks supplement en binnen het heel supplement, een onderwerp dat niet aan aarmoede en somberheid laat denken, gekozen moet worden.’
(Ø) Penso che in questi tempi terribili, per la prima pagina del Ik denk dat in deze tijden gruwelijke, voor de 1e pagina tutto il supplemento dev’essere
scelto
supplemento e dentro
van het supplement en binnen
un argomento che non fa pensare alla
heel het supplement moet worden gekozen een onderwerp dat niet laat denken aan de povertà e alla
tristezza.
armoede en aan de somberheid.
Nog afgezien van het feit dat dit ook in het Italiaans een draak van een zin is, blijkt wel dat de werkwoordsgroep ‘dev’essere scelto’ ergens midden in de zin komt en niet aan het eind. Ook hier is dus geen sprake van interferentie vanuit het Italiaans.
En tenslotte nog één van de foute constructies met een voorzetselvoorwerp achter de werkwoordsgroep: ‘Het belang van dit artikel is dat eindelijk mensen kunnen geinformeerd worden over dit probleem.’ In het Italiaans: 63
L’importanza di questo articolo è che la gente finalmente può Het belang
essere informata
van dit artikel is dat de mensen eindelijk kunnen worden geïnformeerd
su questo problema. over dit
probleem.
Hoewel het Nederlands drie volgordes toestaat met de werkwoorden ‘kunnen’ en ‘worden’: ‘geïnformeerd kunnen worden’, ‘kunnen geïnformeerd worden’ en ‘kunnen worden geïnformeerd’ heeft de eerste volgorde de voorkeur. De derde volgorde komt meer in geschreven taal voor en dan vooral in journalistieke taal. Tussenplaatsing van het voltooid deelwoord komt echter in het Nederlands weinig voor, in tegenstelling tot het Vlaams waar deze volgorde in de spreektaal de voorkeur heeft (Haeseryn 1997: 1069). In het Italiaans is het echter onmogelijk het voltooid deelwoord tussen het finiete en het infiniete werkwoord te zetten. Van interferentie vanuit het Italiaans kan hier dus geen sprake zijn.
Van alle zeventien gevonden constructies met een infiniete werkwoordsvorm kan in elf gevallen sprake zijn van interferentie vanuit het Italiaans. In vijf gevallen is dit niet zo en van één zin is het niet vast te stellen of interferentie een rol heeft gespeeld bij het vormen van de Nederlandse zin.
4.3.3 Het finiete werkwoord in ja/nee-vragen en de imperatief
In geen van de teksten is de constructie met ja/nee-vragen gevonden. De imperatief kwam slechts drie keer voor in één tekst. En zoals te voorzien viel, waren deze drie imperatiefzinnen alle correct. Dit kan komen door positieve interferentie vanuit het Italiaans aangezien het Italiaans dezelfde constructie kent.
4.3.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin
Aangezien de combinatie van een finiet en een infiniet werkwoord al behandeld is in 4.3.2, beperk ik me hier tot het enkele finiete werkwoord dat op de laatste plaats hoort te staan in de bijzin en dat eventueel gevolgd kan worden door een voorzetselvoorwerp. In totaal werd deze constructie 123 keer gevonden, waarvan er 14 fout waren. Dit komt neer op een percentage van 11,3%. Ook deze fouten waren weer te categoriseren. De gevonden categorieën zijn:
64
1. het object staat achter het finiete werkwoord 2. een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord achter het finiete werkwoord 3. verkeerde volgorde door een inversiefout
De constructie met een finiet werkwoord gevolgd door een voorzetselvoorwerp kwam in totaal negen keer voor en deze waren allemaal correct.
4.3.4.1 Het object staat achter het finiete werkwoord
Het eerste voorbeeld uit deze categorie betreft de zin: ‘… en omdat dit jaar is het eerste jaar dat ...’ dat in het Italiaans als volgt verwoord wordt:
… e perché quest’anno è il primo anno che … … en omdat dit jaar is het eerste jaar dat …
Uit de vertaling, die meermalen gevonden is met behulp van de zoekmachine van Google, blijkt duidelijk dat dit een geval van interferentie vanuit het Italiaans kan zijn. Een ander geval is: ‘… om te uitleggen dat dit mensen nodig hebben van dit geld soms om te overleven’, dat ik als volgt interpreteer: ‘… om uit te leggen dat mensen dit geld soms nodig hebben om te overleven.’ In het Italiaans wordt deze zin:
… per spiegare
che la gente talvolta ha bisogno di questi soldi per sopravvivere.
… om uit te leggen dat de mensen soms hebben nodig
dit
geld om overleven.
Ook In het Italiaans staat het object achter ha bisogno dat ‘nodig hebben’ betekent. Interferentie vanuit het Italiaans is dus zeer wel mogelijk. Hetzelfde geldt overigens voor het voorzetsel ‘van’ voor ‘dit geld’, dat overeenkomt met di vóór questi soldi. De resterend voorbeelden waarin het object achter het finiete werkwoord komt, geef ik achter elkaar met tussendoor een kort commentaar.
… omdat lijkt het dat …. … perché sembra che … … omdat het lijkt dat
65
‘Het’ zal in het Italiaans in deze constructie nooit geschreven worden; interferentie lijkt dus onmogelijk. Hetzelfde geldt voor de volgende zin:
(Ten derde is het ook een taak van onze Universiteit de studenten te maken leren) waarom is het zo belangrijk om … perché
è
tanto importante di …
waarom is het zo
belangrijk om ...
…, omdat ze ondersteunt met krachten en geld alle sportclubs die … …, perché (Ø )sostiene
con forze
e soldi tutti gli impianti
..., omdat (ze) ondersteunt met krachten en geld alle
sportivi che …
complexen sportieve die ...
In deze zin kan het object in de Italiaanse zin alleen achter het werkwoord komen, zodat interferentie hier wel tot de mogelijkheid behoort.
… dat gehandicapte kinderen hebben de recht om … … che i bambini handicappati hanno il diritto di … ... dat de kinderen gehandicapt hebben het recht om ...
… omdat dit is een heel interessant en belangrijk argument. … perché questo è un argomento molto interessante e importante. ... omdat dit
is een onderwerp heel interessant en belangrijk.
De tweede reden is dat het artikel toont de internationale verantwoordelijkheid van staatshoofden die …
La seconda ragione è che l’articolo mostra la responsabilità De tweede reden
internationale degli
is dat het artikel toont de verantwoordelijkheid internationale vande
capi dello stato che ... staatshoofden die ...
In deze drie gevallen is interferentie vanuit het Italiaans weer goed te verdedigen. Met betrekking tot het object achter het finiete werkwoord is in zes van de acht gevallen interferentie vanuit het Italiaans goed te verdedigen, terwijl dit twee keer niet het geval is. 66
4.3.4.2 Een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord staat achter het finiete werkwoord
Hiervan werden vijf voorbeelden gevonden, die ik weer achter elkaar bespreek:
… omdat het landscape is hell belangrijk. ... perché il paesaggio è molto importante. … omdat het landschap is heel
belangrijk.
… omdat de organizetie is efficient. … perché l’organizzazione è efficiente. … omdat de organisatie is efficiënt.
… omdat de organizetie was hell good. … perché l’organizzazione era molto buona. ... omdat de organisatie
was heel goed.
… omdat SLGG heeft nodig … … perché SLGG ha
bisogno …
… omdat SLGG heeft nodig …
…, en iedereen weet dat sport is fundamenteel voor de ontwikkeling van … …, e ognuno sa
che lo sport è fondamentale per lo sviluppo
di ...
..., en iedereen weet dat het sport is fundamenteel voor de ontwikkeling van ...
De volgorde in het Italiaans is identiek aan die in de gevonden zinnen. Interferentie vanuit het Italiaans is hier dus mogelijk. Uit al deze zinnen blijkt dat ook de constructies waar het bijvoeglijk naamwoord of het bijwoord achter het finiete werkwoord staat, te verklaren zijn door interferentie vanuit het Italiaans.
67
4.3.4.3 Verkeerde volgorde door inversiefout
Een voorbeeld van een verkeerde volgorde door een inversiefout is: ‘… wat doet ik, is niet belangrijk.’ In het Italiaans:
… ciò che faccio io, non è importante. …wat
doe
ik, niet is belangrijk.
En ook hier is weer een duidelijke overeenkomst in volgorde van onderwerp en persoonsvorm in zowel het Italiaans als in de Nederlandse zin die in de geanalyseerde teksten gevonden is. Het is dan ook aannemelijk dat ook hier interferentie vanuit het Italiaans een rol heeft gespeeld. Het feit dat hier het pronomen ‘io’ wel expliciet wordt gebruikt, hangt samen met de nadruk die in deze zin op het pronomen valt.
Van de veertien foute gevallen waarin het enkele finiete werkwoord aan het eind van de bijzin staat, zijn twaalf te verklaren met interferentie vanuit het Italiaans. In slechts twee gevallen was dat niet het geval.
4.3.5 Het scheidbare werkwoord in de hoofdzin
Deze constructie werd slechts acht keer gevonden, waarvan twee maal fout. De eerste daarvan is de volgende zin: ‘Het slacht vindt plaats elke dag.’ Dat vertaald in het Italiaans de volgende zin geeft:
Il massacro ha
luogo ogni giorno
De slachting heeft plaats elke dag
Het werkwoord ‘plaatsvinden’ wordt in het Italiaans vertaald met ‘aver luogo’. In 3.2 ad 1e is al ter sprake gekomen dat samengestelde werkwoorden, in tegenstelling tot scheidbare werkwoorden, bestaan in het Italiaans en dat deze steeds gevormd worden door twee elementen die niet van elkaar gescheiden kunnen worden. ‘Aver luogo’ is zo’n samengesteld werkwoord. ‘Luogo’ moet dus achter de finiete vorm van ‘avere’ komen te staan; in de vertaalde zin is die finiete vorm ‘ha’. Ook de zin die als voorbeeld dient van deze beschrijving heeft ‘vindt plaats’ vlak achter elkaar geschreven en dat zou kunnen duiden op interferentie vanuit het Italiaans. 68
Het tweede voorbeeld zet het scheidbare woord als één woord achteraan in de zin: ‘… en het artikel dat duidelijk uitlegt.’ In het Italiaans:
…e
l’articolo lo
spiega chiaramente.
… en het artikel het uitlegt duidelijk.
De vertaling van ‘uitleggen’ is ‘spiegare’. Dit is geen samengesteld werkwoord. Interferentie vanuit het Italiaans is hier dus waarschijnlijk. Het kan zijn dat de schrijver dacht met een bijzin van doen te hebben, aangezien het werkwoord helemaal achteraan staat, maar het is waarschijnlijker dat hij of zij zich er niet van bewust was dat het een scheidbaar werkwoord betrof. In beide gevallen is interferentie vanuit het Italiaans dus te verdedigen.
4.3.6 Het scheidbare werkwoord in de bijzin
Ook van deze constructie zijn niet veel voorbeelden gevonden: twaalf in totaal waarvan drie foutief. Van die drie foute constructies werd twee maal het scheidbare werkwoord niet aan elkaar geschreven, maar ze stonden wel in de goede volgorde; je zou deze dus kunnen beschouwen als spellingsfouten:
De vrouwen die meestal leuk en netjes willen uit zien. Als we zo blijven door gaan, …
De derde foutieve constructie werd als volgt geschreven: ‘… en dat we deel maken uit de natuur.’ In het Italiaans zou de zin worden:
… e che (Ø) facciamo parte della natura. …en dat we maken
deel van de natuur.
Aangezien de volgorde in het Italiaans anders is dan in de Nederlandse zin van de Italiaanse schrijver, waarbij het enigszins verkeerd is gegaan met het plaatsen van de verschillende elementen van ‘deel uitmaken’ en waarbij bovendien het voorzetsel ‘van’ is weggevallen, kunnen we gevoeglijk aannemen dat hier geen sprake is van interferentie vanuit het Italiaans. Met slechts één voorbeeld kun je een hypothese echter niet verifiëren noch falsifiëren.
69
4.3.7 Het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd
In de teksten is de constructie met het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd slechts twee keer aangetroffen en beide constructies waren correct. Een vergelijkbare constructie waarbij ‘te’ tussen het partikel en het werkwoordelijk deel van het scheidbare werkwoord in moet staan, ging echter verschillende malen fout. Die foute constructies waren onder te verdelen in:
1. het scheidbare werkwoord aaneengeschreven 2. het partikel te ver naar voren 3. een goede poging met een niet-scheidbaar werkwoord
De eerste constructies hebben het scheidbare werkwoord aaneen geschreven:
‘…om dit probleem te verbeteren of te oplossen.’ … per migliorare o per risolvere questo problema. … om verbeteren of om oplossen dit
probleem.
Het is alleen een voorbeeld om te uitleggen … (Ø)
è solo
un esempio per spiegare …
(Het) is alleen een voorbeeld om uitleggen ...
… die de rol heeft mensen te opleiden. … che ha
il ruolo di istruire la gente.
... die heeft de rol om opleiden de mensen.
‘Oplossen, uitleggen en opleiden’ zijn in het Italiaans geen samengestelde werkwoorden, en bestaan dus uit één deel. De kans bestaat dat de schrijver niet besefte dat het een scheidbaar werkwoord betrof, of misschien wilde hij of zij, net zoals bij verbeteren, gewoon het hele werkwoord achter ‘te’ zetten. Waarschijnlijk betreft het hier echter gevallen van interferentie vanuit het Italiaans; het werkwoord werd als niet-scheidbaar gezien.
Het tweede geval betreft het te ver naar voren geplaatste partikel: ‘Nuttige tips zullen worden gegeven om tegen de opwarming van de aarde te gaan.’, dat ik interpreteer als: ‘Nuttige tips
70
zullen worden gegeven om de opwarming van de aarde tegen te gaan.’ In het Italiaans klinkt de zin als volgt:
Dei consigli utili verranno tips
dati
per combattere il riscaldamento della terra.
nuttige zullen worden gegeven om tegengaan de opwarming
van de aarde.
Ook hier weer wordt het scheidbare werkwoord in het Italiaans vertaald met het niet-scheidbare combattere. Het zo ver vooropplaatsen van het partikel is dan ook waarschijnlijk niet voortgekomen uit gewoontes met betrekking tot de moedertaal.
Het derde geval zou goed zijn als het een scheidbaar werkwoord was. Hetzelfde woord bestaat wel als scheidbaar werkwoord, maar in deze betekenis is het niet scheidbaar: ‘Verder vind ik imperatief om obesiteit voor te komen.’ In het Italiaans:
Inoltre (Ø) lo trovo necessario
di prevenire
l’obesità.
Verder (ik) het vind noodzakelijk om voorkomen de zwaarlijvigheid.
‘Voorkòmen’ is niet scheidbaar, in tegenstelling tot vòòrkomen. Hoe dan ook, aangezien dit werkwoord in het Italiaans zowel in het eerste geval (prevenire) als in het andere geval (succedere) een gewoon werkwoord is dat niet gescheiden wordt, is interferentie uitgesloten.
Een laatste geval is een constructie waarin ‘te’ had moeten voorkomen, maar er niet stond: ‘(Het artikel zou op de voorkant van het maandelijks supplement moeten zetten) om indruk te maken en mensen uitnodigen te lezen.’ Dit wordt in het Italiaans:
… per impressionare e per invitare
la gente
a leggere.
... om indruk te maken en om uitnodigen de mensen te lezen.
In het Italiaans wordt ‘om te’ vaak vertaald met per. Het is dus goed mogelijk dat interferentie hier een rol speelt. Van de zes constructies met ‘te’, zijn vier te verklaren met mogelijke interferentie. In twee gevallen is dit niet mogelijk. Als alle gevallen van scheidbare werkwoorden bekeken worden, zijn er negen foute constructies gevonden, waarvan zes te verklaren zijn door interferentie vanuit het Italiaans. De overige drie lijken niet voort te vloeien uit gewoontes in de moedertaal. 71
4.4 De fouten in relatie tot het bereikte niveau van taalvaardigheid Om erachter te komen of de hoeveelheid fouten verband houdt met de bereikte taalvaardigheid, bereken ik het percentage foute constructies ten opzichte van het totale aantal. Omdat dit nog al eens een enigszins vertekend beeld geeft, heb ik het percentage van de fouten berekend ten opzichte van het totaal aantal geschreven woorden. Alle constructies die verband houden met mijn onderzoeksvragen worden in de volgende subparagrafen behandeld.
4.4.1 Het finiete werkwoord in de hoofdzin
In tabel 3 wordt in de eerste kolom het niveau van de schrijver aangegeven. In de tweede en derde kolom het aantal woorden per taak en in kolom 4 het totale aantal woorden. Daarnaast, in kolom 5 staat het aantal gevonden constructies met het finiete werkwoord in de hoofdzin. In kolom 6 het aantal foute constructies, gevolgd door het percentage foute constructies ten opzichte van het totale aantal. In kolom 8 staat het percentage van de fouten die met deze constructie zijn gemaakt ten opzichte van het totaal aantal woorden en in kolom 9 staat het gemiddelde foutenpercentage per niveau. Deze gegevens worden weergegeven in de tabel 3:
72
totaal aantal totaal totaal fout % fout tov woorden aantal V2 V2 aantal V2 taak 2 woorden hoofdz hoofdz constructies
% fout tov % fout totaal per woorden niveau
niveau
aantal woorden taak 1
A1
148
137
285
20
1
5,0
0,4
A1
55
39
94
7
1
14,3
1,1
A1
123
107
230
13
1
7,7
0,4
A1
103
131
234
17
5
29,4
2,1
142
142
8
0
0,0
0,0
A1
0,99
A1
109
109
10
0
0,0
0,0
A1
157
157
13
5
38,5
3,2
A1
153
153
14
1
7,1
0,7
A2
176
160
336
24
2
8,3
0,6
A2
126
131
257
25
4
16,0
1,6
A2
196
158
354
30
1
3,3
0,3
A2
137
113
250
20
0
0,0
0,0
A2
116
145
261
18
3
16,7
1,1
A2
132
223
355
30
0
0,0
0,0
B1
188
196
384
18
2
11,1
0,5
B1
78
74
152
14
1
7,1
0,7
B1
144
152
296
20
0
0,0
0,0
B2
150
141
291
21
1
4,8
0,3
B2
240
212
452
29
0
0,0
0,0
B2
160
178
338
25
0
0,0
0,0 0,07
B2
123
162
285
18
0
0,0
0,0
0,6
0,4
0,2
Tabel 3 het finiete werkwoord in de hoofdzin
Daar waar het vakje van het aantal woorden van een taak leeg is, hebben de respondenten slechts één taak geschreven. In deze tabel is te zien dat de mensen die op de niveaus A1 en A2 van het Europees referentiekader zitten, de hoogste waarden hebben, voor wat betreft het percentage foute constructies met het finiete werkwoord op de tweede plaats in de hoofdzin.
Maar dat het niveau niet alles zegt, blijkt uit de percentages die in enkele gevallen ook op de niveaus B1 en B2 voorkomen. In vergelijking met het aantal woorden dat geschreven is, komen de mensen die op de niveaus A1 en A2 zitten wel boven de 1%, terwijl dit bij de B-niveaus niet
73
het geval is. Bekijk je de gemiddelden per niveau, dan zie je een duidelijke vermindering van het foutenpercentage, naarmate het niveau toeneemt.
Het is echter verrassend te zien dat onder de mensen op A1-niveau er toch verschillenden zijn die in deze constructie geen fouten hebben gemaakt. Hierbij moet wel gezegd worden dat er niet gekeken is of de finiete vorm correct geschreven was. Ook een verkeerd woord (bijvoorbeeld aumenteren) is niet in de beoordeling meegenomen, omdat het louter ging om de volgorde van de werkwoorden binnen de zin.
Fouten in deze constructie blijken op alle niveaus voor te komen. De hoogste waarden bevinden zich echter wel in het A-segment van het Europees referentiekader. Toch worden in dit segment ook genoeg foutloze constructies gevonden. In het A1-segment wordt deze constructie door twee deelnemers respectievelijk acht en tien keer gebruikt en zijn ze alle correct. In het A2-segment wordt deze constructie wederom door twee deelnemers twintig keer en dertig keer correct toegepast. Toch meen ik te mogen concluderen dat het percentage fouten vermindert, naarmate het niveau hoger wordt.
4.4.2 Het infiniete werkwoord aan het eind van de zin
Bij de constructie met het infiniete werkwoord aan het eind van de zin zijn in het totaal van het aantal (foute) constructies de volgende meegenomen:
-
een finiet werkwoord en een infiniet werkwoord
-
een finiet werkwoord en twee infiniete werkwoorden
-
een finiet en een infiniet werkwoord voor een voorzetselvoorwerp
-
een infiniet werkwoord voor een voorzetselvoorwerp
-
twee infiniete werkwoorden voor een voorzetselvoorwerp
-
aan het + infinitief-constructie
De gemaakte constructies zijn allen bij elkaar opgeteld, evenals alle foutieve constructies. Hieruit zijn weer de percentages getrokken, zoals ook bij ‘het finiete werkwoord in de hoofdzin’ is gebeurd en is het gemiddelde per niveau berekend. Deze gegevens staan in tabel 4.
74
% fout
aantal
aantal
woorden woorden
totaal aantal
tov
% fout
totaal
totaal
aantal
tov
Vi-
fout Vi-
VI
totaal
% fout
aantal
per
woorden
niveau
construc- construc- construc-
niveau
taak 1
taak 2
woorden
A1
148
137
285
12
2
16,7
0,7
A1
55
39
94
4
0
0,0
0,0
A1
123
107
230
8
1
12,5
0,4
A1
103
131
234
16
2
12,5
0,9
142
142
9
3
33,3
2,1
A1
ties
ties
ties
0,75
A1
109
109
4
0
0,0
0,0
A1
157
157
12
3
25,0
1,9
A1
153
153
4
0
0,0
0,0
A2
176
160
336
19
0
0,0
0,0
A2
126
131
257
29
8
27,6
3,1
A2
196
158
354
21
5
23,8
1,4
A2
137
113
250
10
2
20,0
0,8
A2
116
145
261
19
2
10,5
0,8
A2
132
223
355
11
0
0,0
0,0
B1
78
74
152
7
2
28,6
1,3
B1
188
196
384
23
4
17,4
1,0 0,87
B1
144
152
296
13
1
7,7
0,3
B2
150
141
291
11
0
0,0
0,0
B2
240
212
452
28
2
7,1
0,4
B2
160
178
338
14
1
7,1
0,3 0,28
B2
123
162
285
13
1
7,7
0,4
1,01
0,53
Tabel 4 Het infiniete werkwoord aan het eind van de zin
Zoals te zien is in tabel 4 leveren al deze constructies tezamen, een redelijk aantal op. Wederom zijn in het segment A1-A2 scores te zien van 0% fout. Bovendien geeft het segment B1-B2 te zien dat ook hier toch ook nog aardig wat fouten worden gemaakt met deze constructies. Aan de vorm of de juiste keuze van het woord is weer geen aandacht geschonken, behalve als een infinitief werd gebruikt wanneer een voltooid deelwoord nodig was en vice versa.
75
De gemiddelden per niveau laten een stijging zien van de fouten bij A2 en bij B1 ten opzichte van A1. Beide B-niveaus bij elkaar genomen, komen wel weer lager uit dan de mensen op A1niveau van het Europees referentiekader. Als echter gekeken wordt hoe vaak in het A1-segment de constructie gemiddeld per deelnemer is gebruikt, kom je op 8,25 keer. In het A2-segment is dit 18,16 maal. Het B1-niveau laat een gemiddeld gebruik zien van 14,33 en het B2-niveau scoort 16,5 als gemiddeld gebruik van deze constructie. In het A2-segment is deze constructie dus het vaakst gebruikt en ook het meest fout gegaan: gemiddeld 2,8 keer per deelnemer. De constructie is in het A1-segment (gemiddeld 1,38 fout) evenvaak gebruikt als in het B2-segment (gemiddeld 1 fout), terwijl dit laatste niveau de helft deelnemers kent ten opzichte van het A1niveau. Het B1-segment had een gemiddelde van 2,3 fouten per persoon. Als het percentage van deze gemiddelden wordt berekend, levert dat het volgende beeld op.
A1
A2
B1
B2
Gemiddeld gebruik ik per deelnemer
8,25
18,16
14,33
16,5
Gemiddeld aantal fouten per deelnemer
1,38
2,8
2,3
1
Gemiddeld percentage fout
0,17
0,15
0,16
0,06
tabel 5 gemiddelden
Nu heeft niveau A1 wel het hoogste percentage en scoort A2, zij het miniem, lager. B1 komt echter wel weer hoger uit dan A2, maar blijft lager dan A1. Dit alles overziend kan ik met betrekking tot de niveaus A2 en B1 uit deze cijfers geen overtuigende bevestiging halen ten aanzien van mijn hypothese dat het percentage fouten vermindert naarmate het niveau toeneemt.
4.4.3 Het finiete werkwoord in de imperatiefzin of de ja/nee-vraag
Zoals al eerder opgemerkt, is de ja/nee-vraag nergens in de teksten gebruikt en de imperatiefzin slechts drie keer in één tekst. Deze drie waren bovendien allemaal correct. De persoon die de zinnen in haar tekst schreef, heeft het niveau A2 van het Europees referentiekader. Omdat hieromtrent verder geen gegevens zijn, is er geen tabel over deze constructie.
76
4.4.4 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin
In de volgende tabel zijn alle constructies met het finiete werkwoord in de bijzin meegenomen, ook die met infiniete werkwoordsvormen. Deze constructies zijn regelmatig in de teksten aangetroffen. Dat dit toch niet altijd goed ging is te zien in tabel 6.
totaal fout finiet % fout tov % fout aantal aantal totaal finiet ww ww aan aantal finiet tov van % fout aan eind eind ww eind totaal per woorden woorden aantal niveau taak 1 taak 2 woorden bijzin bijzin bijzin woorden niveau A1 148 137 285 7 1 14,3 0,4 A1 55 39 94 3 3 100,0 3,2 A1 123 107 230 8 1 12,5 0,4 A1 103 131 234 5 1 20,0 0,4 1,15 A1 142 142 5 5 100,0 3,5 A1 109 109 2 0 0,0 0,0 A1 157 157 3 2 66,7 1,3 A1 153 153 4 0 0,0 0,0 A2 176 160 336 5 0 0,0 0,0 A2 126 131 257 7 3 42,9 1,2 A2 196 158 354 11 2 18,2 0,6 0,35 A2 137 113 250 8 0 0,0 0,0 A2 116 145 261 5 0 0,0 0,0 A2 132 223 355 8 1 12,5 0,3 B1 78 74 152 3 1 33,3 0,7 B1 188 196 384 7 2 28,6 0,5 0,73 B1 144 152 296 7 3 42,9 1,0 0,41 B2 150 141 291 9 1 11,1 0,3 B2 240 212 452 15 0 0,0 0,0 B2 160 178 338 2 0 0,0 0,0 0,18 B2 123 162 285 3 1 33,3 0,4 Tabel 6 Het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin
Uit tabel 6 blijkt dat ook de mensen op het B-niveau van het Europees referentiekader nog al eens de fout in gaan met de plaatsing van het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin. Ook blijkt dat mensen op A1 deze constructie vaak ook correct toepassen. Voorts schromen de mensen op het lage niveau van taalvaardigheid niet om deze constructie toe te passen. Iedereen heeft al dan niet correct een bijzin geproduceerd.
77
Het gemiddelde foutenpercentage ligt in het A1-segment op 1,15. Een opmerkelijke daling is te zien bij het A2-segment: 0,35 %, terwijl in het B1-segment het dubbele wordt genoteerd en in het B2-segment weer een halvering ten opzichte van A2. Ik heb geen verklaring voor de opmerkelijke daling in het A2-segment, terwijl het in het B1-segment weer oploopt. Van A1 naar A2 is een sterke afname te zien en van A2 naar B2 is ook weer een halvering te zien. Ik concludeer daaruit toch dat het percentage fouten afneemt naarmate het niveau toeneemt.
4.4.5 Het partikel van het scheidbare werkwoord aan het eind van de hoofdzin
De constructie waarbij het partikel van het scheidbare werkwoord in de onvoltooide tijd aan het eind van de hoofdzin moet staan werd veel minder gebruikt dan de hiervoor besproken items. In totaal werd deze constructie tien keer gebruikt door vier personen, waarvan twee keer foutief. Deze gegevens staan in tabel 7.
aantal
aantal
woorden woorden
totaal aantal
totaal
totaal
goed
fout
totaal
% fout
schb ww tov aantal
schbww schbww in hzin
% fout
tov
in
schbww in
totaal
in hzin
hoofdzin
hoofdzin
woorden
2
7
40
0,9
niveau
taak 1
taak 2
woorden
A1
103
131
234
5
A2
132
223
355
1
1
0
0,0
B2
150
141
291
1
1
0
0,0
B2
240
212
452
1
1
0
0,0
Tabel 7 Het partikel van het scheidbaar werkwoord aan het eind van de hoofdzin
Opvallend is dat deze constructie het vaakst is gebruikt door iemand die het taalvaardigheidsniveau A1 heeft, namelijk zeven keer. Dezelfde persoon is ook verantwoordelijk voor de twee foutieve constructies. Deze gegevens zijn echter te weinig om met stelligheid het gelijk van mijn hypothese bevestigd te zien.
4.4.6 Het scheidbare werkwoord niet gescheiden in de bijzin
In de resultaten van de constructie met het scheidbare werkwoord in de bijzin zijn ook de zinnen meegenomen waarin het scheidbare werkwoord gepaard ging met de ‘om te’-constructie. Deze constructie werd in totaal drieëntwintig keer aangetroffen in de teksten van twaalf personen.
78
Daarvan waren er negen fout. Het scheidbare werkwoord stond negen keer correct geschreven, en de constructie met ‘om te’ vijf keer. Daarnaast werd het scheidbare werkwoord drie keer foutief geschreven en de ‘om te’- constructie zes keer foutief. De precieze verdeling is te vinden in tabel 8.
% fout
aantal
aantal
woorden woorden
goed
fout
totaal
tov
% fout
totaal
schb
schb
schb
aantal
tov van
% fout
aantal
ww
ww
ww
schb ww
totaal
per
bijzin
bijzin
bijzin
woorden
niveau
niveau
taak 1
taak 2
woorden bijzin
A1
103
131
A1
157
A2
176
160
336
A2
126
131
A2
196
A2
234
1
1
100,0
0,4
157
1
1
100,0
0,6
4
4
0,0
0,0
257
1
1
0,0
0,0
158
354
2
3
33,3
0,3
137
113
250
1
1
0,0
0,0
A2
116
145
261
2
2
0,0
0,0
A2
132
223
355
1
1
100,0
0,3
B1
188
196
384
1
2
50,0
0,3
B2
150
141
291
1
1
100,0
0,3
B2
240
212
452
1
3
4
75,0
0,7
B2
123
162
285
2
2
0,0
0,0
1
1
0,5
0,01
0,3
0,33
Tabel 8 Het scheidbare werkwoord niet gescheiden in de bijzin
Tabel 8 laat zien dat deze constructie twee keer is gebruikt in het A1-segment. Beide keren betrof het een ‘om te’-constructie met een scheidbaar werkwoord en beide keren ging dat fout. In het A2-segment ging het aanzienlijk beter. Daar werd de constructie tien keer correct aangetroffen, waarvan het acht keer alleen een scheidbaar werkwoord betrof en twee keer in een ‘om te’-combinatie. De twee foute constructies waren telkens in combinatie met ‘om te’.
In het B-segment werd de constructie vier keer correct aangetroffen, waarvan slechts één alleen het scheidbaar werkwoord betrof. Verder ook nog vijf keer foutief, drie met alleen een scheidbaar werkwoord en twee keer in combinatie met ‘om te’.
79
Ook hier is in het A2-segment een duidelijk daling in het percentage fouten te zien, terwijl het Bsegment weer een hoger foutenpercentage laat zien. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat slechts één deelnemer op B1-niveau zich aan deze constructie gewaagd heeft en in het B2-niveau zijn dat er drie tegenover zes in het A2-segment. Aan de andere kant hebben in het A1-segment ook maar twee deelnemers deze constructie gebruikt. Het beeld dat hier echter geschetst wordt, kan mijn hypothese dat het percentage fouten afneemt naarmate het niveau toeneemt, niet staven.
4.4.7 Het partikel staat voor het voltooid deelwoord
Ook in de constructie waarbij een voltooide tijd is gebruikt in combinatie met een scheidbaar werkwoord is de constructie met ‘om te’ meegenomen, aangezien ‘te’ zich precies zo gedraagt als het partikel van het voltooid deelwoord ‘ge’ met dit verschil dat ‘te’ los tussen het partikel en het werkwoordelijk deel wordt geschreven (Bennis 2002). Dat deze constructie moeilijk wordt gevonden, blijkt uit het feit dat hij slechts weinig is gebruikt: slechts acht keer. Daarbij ging het twee keer om een constructie met een voltooid deelwoord die beide keren goed is gevormd. Alle andere waren fout en betroffen steeds de combinatie met ‘om te’. In tabel 9 worden de gegevens op een rij gezet.
goed
% fout
part
fout
ge aantal
aantal
woorden woorden niveau
taak 1
taak 2
A1
103
131
A1
157
A2
196
A2
totaal
part te part ge
tov aantal
% fout
% fouten
totaal
schb
schb
schb
part ge
tov van
aantal
ww
ww
ww
schb ww
totaal
bijzin
bijzin
bijzin
woorden bijzin
woorden niveau
234
1
1
100,0
0,4
157
1
1
100,0
0,6
158
354
1
1
100,0
0,3
132
223
355
1
3
33,3
0,3
B2
150
141
291
1
1
100,0
0,3
B2
240
212
452
1
1
100,0
0,2
2
per
0,5
0,3
0,25
Tabel 9 Het partikel voor het voltooid deelwoord
In het segment A1 en B2 is de constructie door de diverse deelnemers één keer gebruikt. Het waren alle constructies met ‘om te’ en ze waren allemaal fout. Verrassend is dat in het A2segment één van de deelnemers de constructie drie keer heeft gebruikt, waarvan twee keer met 80
het voltooid deelwoord. Deze twee waren allebei correct. De constructie met ‘om te’ was ook hier fout. Hier is weer een daling per niveau te zien, al is die daling niet spectaculair. Het verschil tussen A2 en B2 is minimaal, terwijl in het B1-segment de constructie geheel ontbrak. En ook al zijn de gegevens summier, waag ik het toch hiermee mijn hypothese dat het foutenpercentage afneemt naarmate het taalvaardigheidsniveau toeneemt, bevestigd te zien.
Uit de gegevens meen ik te mogen opmaken dat mijn hypothese ten aanzien van de relatie tot het niveau wel bevestigd wordt bij de constructies met de Vf op de tweede positie van de zin. Met betrekking tot de infiniete werkwoordsvormen is de bevestiging niet overtuigend, terwijl ten aanzien van de imperatief en de ja/nee-vragen geen uitspraken kunnen worden gedaan. De hypothese met als onderwerp het finiete werkwoord in de bijzin laat een voorzichtige bevestiging zien. De constructies met het scheidbare werkwoord in de hoofdzin leveren te weinig op om daar conclusies aan te verbinden en die in de bijzin weerleggen mijn hypothese dat het percentage fouten afneemt naarmate het niveau toeneemt. De constructies met het scheidbare werkwoord in de voltooide tijd staven mijn hypothese wel weer.
Met tabel 3 tot en met 9 heb ik de relatie gelegd tussen taalvaardigheidsniveau en de gemaakte fouten. In hoofdstuk 5 trek ik de conclusies uit mijn bevindingen en geef ik, indien mogelijk, antwoord op de onderzoeksvragen. Bovendien bekijk ik met behulp van mijn bevindingen of mijn hypotheses met betrekking tot de onderzoeksvragen kloppen.
81
5 Hoe plaatsen Italianen de werkwoorden in een Nederlandse zin? Teneinde een antwoord te geven op mijn onderzoeksvragen en vast te stellen of mijn hypotheses juist zijn, bekijk ik in deze paragraaf de resultaten in het licht van mijn vragen en hypotheses en verbind ik daar een conclusie aan. Tot slot doe ik enige aanbevelingen met betrekking tot nader onderzoek.
5.1 De eerste onderzoeksvraag: conclusie De eerste onderzoeksvraag van deze scriptie luidt als volgt: Hoe is de plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin. Bij deze onderzoeksvraag heb ik zeven deelvragen opgesteld, te weten: a. Wordt de Vf in een mededelende hoofdzin voorafgegaan door slechts één constituent? b. Staat de Vi aan het eind van de zin? c. Staat de Vf op de eerste plaats van de zin bij ja/nee-vragen en bij de imperatief? d. Staat de Vf aan het eind van de onderschikkende bijzin? e. Staat het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd aan het eind van de hoofdzin? f. Wordt het scheidbare werkwoord niet gescheiden in de onderschikkende bijzin? g. Staat in het voltooid deelwoord van scheidbare werkwoorden het partikel vóór het participium van het werkwoordelijke deel van het woord?
De bijbehorende hypotheses zijn: De plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin gaat niet correct. a. De Vf wordt in een mededelende hoofdzin niet voorafgegaan door slechts één constituent. b. De Vi staat niet aan het eind van de zin. c. De Vf staat op de eerste plaats van de zin bij ja/nee-vragen en bij de imperatief. d. De Vf zal niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staan. e. Het partikel van scheidbare werkwoorden in de onvoltooide tijd zal aan het werkwoord vast blijven zitten. 82
f. Het scheidbare werkwoord wordt niet gescheiden in een onderschikkende bijzin. g. Het partikel staat voor het participium van het werkwoordelijk deel van het woord.
In deze subparagraaf geef ik een samenvatting van mijn bevindingen uit 4.2 te beginnen met het V2-gebod. Het V2-gebod werd in 6,33% van de voorkomende gevallen overtreden met vier diverse constructies: onnodige inversie, geen inversie, diverse constituenten voor de persoonsvorm en de persoonsvorm aan het eind van de hoofdzin. Drie van deze constructies bevestigen mijn hypothese dat de Vf niet wordt voorafgegaan door slechts één constituent. In slechts 5,7% van alle voorkomende constructies met het finiete werkwoord op de tweede positie, werd het V2-gebod overtreden. Dit is te weinig om mijn hypothese te staven. Verder onderzoek gericht op het V2-gebod zou meer duidelijkheid moeten geven over welke constructies de meeste fouten bevatten, zodat de docent weet waar de problemen liggen en daarop in kan spelen.
De regel die het infiniete werkwoord aan het eind van de zin zet, eventueel gevolgd door een voorzetselvoorwerp, liet 16% aan foute constructies zien. Het betreft hier alle zinnen met één of meer infiniete werkwoordsvormen. Van de elf verschillende constructies die gevonden zijn, hadden slechts drie het werkwoord niet aan het eind van de zin: het subject of object van de handeling staat achter de infiniete werkwoordsvorm, foutieve plaatsing van een constituent achter het infiniete werkwoord en constructies met ‘om te’. Van de 67 foute zinnen waren er slechts 10 te wijten aan het niet achterop plaatsen van het infiniete werkwoord. Dit komt neer op 15% van de foute gevallen en op 2,5% van het totale aantal gevonden constructies met een infiniete werkwoordsvorm (407). Dit houdt in dat ook mijn hypothese met betrekking tot de Vi aan het eind van de zin niet bevestigd wordt. Met betrekking tot de imperatiefzin en de ja/nee-vragen heeft het onderzoek te weinig gegevens opgeleverd om daar uitspraken over te doen. Verder onderzoek gericht op deze constructies zou daarvoor noodzakelijk zijn.
De constructie met het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin ging in 11% van de gevallen fout. De foute constructies waren in drie categorieën onder te verdelen: het object komt achter het finiete werkwoord, een bijvoeglijk naamwoord of bijwoord achter het finiete werkwoord en een verkeerde volgorde door een inversiefout. Deze bevestigen alle mijn hypothese dat de Vf niet aan het eind van de onderschikkende bijzin staat. Er waren echter in 83
totaal 109 correcte zinnen waarbij het finiete werkwoord wel aan het eind van de bijzin stond. In slechts 14 gevallen ging het fout. Dit komt neer op een percentage van 11%. Ook dit is te weinig om mijn hypothese dat de Vf in de onderschikkende bijzin niet op de laatste plaats zal staan, te bevestigen maar toch zou verder onderzoek nuttig zijn om de docent handvatten te geven bij het behandelen van het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin.
Zinnen met het scheidbare werkwoord in de onvoltooide tijd leverden te weinig informatie op om mijn hypothese te kunnen bevestigen of ontkennen. De constructie met het scheidbare werkwoord in de onderschikkende bijzin telde twaalf gevonden zinnen en zou met een percentage van 75% correcte zinnen wel mijn hypothese over deze deelvraag kunnen bevestigen.
De laatste constructie waarin het gaat om de voltooide tijd van het scheidbare werkwoord leverde weer te weinig informatie op om mijn hypothese te bevestigen. Een vergelijkbare constructie met ‘om te’ liet zes foute constructies zien. Eén daarvan betrof een niet-scheidbaar werkwoord. In totaal zijn er tien constructies met ‘om te’ gevonden. In de helft van de gevallen staat het partikel dus niet voor ‘te + infinitief’.
De algemene hypothese bij de eerste onderzoeksvraag luidt: De plaatsing van de verschillende werkwoorden in een Nederlandse zin gaat niet correct. In slechts één geval wordt mijn hypothese bevestigd en wel in deelvraag 1.f. Het aantal voorkomende gevallen was echter zo laag dat ik niet durf te beweren dat mijn hypothese bewezen is. Met betrekking tot de algemene hypothese kan ik dan ook niets anders concluderen dan dat deze niet bewezen is. Meer gericht onderzoek op de diverse deelvragen zou echter een ander beeld kunnen opleveren.
5.2 De tweede onderzoeksvraag: conclusie Mijn tweede onderzoeksvraag betreft de fouten in relatie tot de moedertaal van de deelnemers aan het onderzoek: het Italiaans. De vraag luidt: zijn de eventuele fouten te herleiden tot de moedertaal? Hierbij is de volgende hypothese opgesteld: fouten zijn te herleiden tot de moedertaal.
84
Om tot een conclusie te komen over de vraag of de fouten te herleiden zijn tot de moedertaal zal ik mijn bevindingen weer per deelvraag van de eerste onderzoeksvraag bespreken. Met betrekking tot het V2-gebod kan ongeveer de helft van de onderzochte zinnen te wijten zijn aan interferentie vanuit het Italiaans. Verder kan interferentie de oorzaak zijn bij het niet op de laatste plaats zetten van de infinitieve werkwoordsvormen, maar is er te weinig beschikbaar materiaal om uitspraken te doen over de imperatiefzinnen en de zinnen met een ja/nee-vraag. Verkeerde plaatsing van het finiete werkwoord in de bijzin is in alle gevallen te verklaren door interferentie vanuit het Italiaans, terwijl het scheidbare werkwoord weer geen bewijs hiervoor kan leveren omdat deze woorden in het Italiaans niet bestaan. Door onderzoek gericht op de diverse constructies, zou een duidelijker beeld moeten ontstaan of de moedertaal wel of niet interfereert.
5.3 De derde onderzoeksvraag: conclusie De derde onderzoeksvraag heeft de relatie tussen fouten en het behaalde niveau van taalvaardigheid als onderwerp. Mijn vraag luidt: wat is de relatie tussen eventuele fouten en het T2-niveau? De hypothese die ik daarbij opstelde is: naarmate het niveau van taalvaardigheid hoger wordt, vermindert het percentage fouten.
De vraag die hier behandeld wordt betreft de relatie tussen de gevonden fouten en het bereikte niveau van taalvaardigheid. Ik probeer een conclusie te trekken naar aanleiding van mijn bevindingen die beschreven zijn in 4.4. Deze bevindingen behandel ik weer per deelvraag bij onderzoeksvraag 1.
De gegevens met betrekking tot het V2-gebod staven naar mijn mening de hypothese dat het foutenpercentage afneemt naarmate het niveau van taalvaardigheid toeneemt, aangezien een duidelijke daling in het percentage fouten is te zien wanneer het niveau hoger wordt. Dit geldt echter niet voor de infiniete werkwoordsvormen aan het eind van de zin, waar de niveaus A2 en B1 een hoger foutenpercentage laten zien dan bij A1.
85
Met betrekking tot de derde deelvraag kan ik geen uitspraak doen omdat er te weinig gegevens zijn, maar de gegevens in relatie tot het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin bevestigen naar mijn overtuiging mijn hypothese wel weer. Hier is het percentage bij B1 bijna twee keer zo hoog als bij A2. Ook het gemiddelde van B1 en B2 samen is hoger dan bij A2.
Het scheidbare werkwoord in de hoofdzin gaf te weinig gegevens om er een uitspraak over te kunnen doen, maar de andere twee constructies met het scheidbare werkwoord staven mijn hypothese weer, zij het dat de gegevens van de laatste constructie vrij summier zijn. Alles bij elkaar meen ik mijn hypothese ten aanzien van de derde onderzoeksvraag hiermee bevestigd te zien.
Ten aanzien van de plaatsing van de werkwoorden heb ik geen bewijzen gevonden die mijn hypothese overtuigend bevestigen. In relatie met de invloed van de moedertaal is het beeld wisselend. Duidelijk is dat in de helft van de gevonden overtredingen op het V2-gebod, interferentie de oorzaak kan zijn. Bij de Vi aan het eind van de zin en de Vf aan het eind van de bijzin waren alle fouten te verklaren door interferentie vanuit de T1.
Hoewel de contrastieve-analysehypothese en de conservatiehypothese beweren dat de moedertaal een belangrijke rol speelt bij het leren van een nieuwe taal, heb ik daar in de voor deze scriptie gebruikte gegevens, dus niet in alle gevallen overtuigende bewijzen voor gevonden. Aangezien ik echter zelf ook de mening ben toegedaan dat de moedertaal een belangrijke rol heeft bij het aanleren van een nieuwe taal, zou ik graag verder onderzoek willen doen, gericht op het vinden van een antwoord over het belang van de T1 bij het leren van een T2.
Met betrekking tot de relatie tussen het percentage fouten en het bereikte niveau van taalvaardigheid is geen eenduidig beeld te zien. De constructies met het V2-gebod, de Vf in de bijzin en de scheidbare werkwoorden lijken mijn hypothese te bevestigen dat het percentage fouten afneemt naarmate het niveau hoger wordt. De constructie met de Vi aan het eind van de zin laten echter een ander beeld zien: het percentage fouten is in het B1-segment twee keer zo hoog als in het A2-segment. Het is mogelijk dat de manier van niveaubepaling hier debet aan is. Hiervoor werden twee toetsen gebruikt die naar wat later is gebleken, geen 100% waarheidsgetrouwe niveaubepaling garanderen.
86
5.4 Aanbevelingen Ik zou met name nader onderzoek willen zien ten aanzien van het V2-gebod en de plaatsing van het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin. Deze constructies komen ontzettend vaak voor in de taal en leveren vaak een probleem op voor anderstaligen. In het geval van het finiete werkwoord aan het eind van de bijzin was ruim 11% van de gevonden constructies fout. Ander dankbare onderwerpen voor onderzoek zijn volgens mij het scheidbare werkwoord in al zijn facetten en de invloed van de moedertaal bij het leren van een nieuwe taal.
87
Bibliografie vol Adrián, M., 2007, Syntactic optionality in L2 grammars, in Interlinguïstica no. 17, pp. 698707. Appel, R. & Vermeer, A., 2004, Tweede-taalverwerving en tweede-taalonderwijs, 2e druk, Bussum: Coutinho. Appel, R. en Kalsbeek, A. van, 2000, Contrasten over contrasten? De discussie over de rol van contrastiviteit in het onderwijs Nederlands als vreemde taal. In Elshout, Ter Haar, Janssens, Kristel, Prins, Vismans (red.): “Colloquium Neerlandicum 14”, Bennis, H. 2000, Syntaxis van het Nederlands, Amsterdam: Amsterdam University Press. Bertinetto, P.M., 1991, Il verbo, in: “Grande grammatica Italiana di consultazione” volume II, Bologna: Il Mulino. Craats, I. van de, 2000, Conservation in the acquisition of possessive constructions. A study of second language acquisition by Turkish and Moroccan learnes of Dutch, Dissertatie, Tilburg: KUB. Dardano, M. en Trifone, P, 1999, Grammatica Italiana con nozioni di linguistica, 3a edizione, Milano: Zanichelli Editore. Haeserijn, W., 1998, Achteropplaatsing van elementen in de zin. In: Brems, Hugo e.a. (red.), ‘Nederlands 200 jaar later’. Handelingen Dertiende Colloquium Neerlandicum (Leiden 1997). Woubrugge, IVN, 303-326. Haeseryn, W. e.a., 1997, Algemene Nederlandse Spraakkunst, tweede druk, Groningen: Martinus Nijhoff uitgevers. Jagtman, M. & Bongaerts, Th. 1995, Verb placement in L2 Dutch: a double case study, in “TTWiA, nr. 53”. Klein, W. & Coenen, J. 1992, The acquisition of Dutch, in “Utterance structure, developing grammars again”, Amsterdam/Philadelphia: John Benjamins Comp., pp. 189-224. Koster, J. 1975, Dutch as an SOV Language, in: “Linguistic Analysis 1”, pp. 111-136. Kuiken, F. en Vedder, I., 2009, Communicatieve adequaatheid en linguïstische complexiteit bij het schrijven in een tweede taal, in: A. Backus, A. Keijzer, I. Vedder, B. Weltens (samenstelling), “Artikelen van de 6e Anéla-conferentie”, Delft: Eburon. pp. 202-210. Kuiken, F. & I. Vedder (1995). Grammatica opnieuw bekeken, over de rol en aanpak van grammatica in tweede- en vreemde-taalonderwijs, Amsterdam: Meulenhoff Educatief. Lightbown, P & Spada, N. 2000, How languages are learned, second edition, Oxford: University press.
88
Ross, D., 2000, Tra Germanico e Romanzo, un approccio morfosintattico, Trieste: Editoriale Associati. Ross, D., 1997, De Nederlandse zinstypologie vanuit een Romaanse invalshoek, In: Brems, Hugo e.a. (red.), ‘Nederlands 200 jaar later’. Handelingen Dertiende Colloquium Neerlandicum (Leiden 1997). Woubrugge, IVN, pp. 427-449. Wandruszka, U., 1991, Frasi subordinate al congiuntivo, in: “Grande grammatica Italiana di consultazione” volume II, Bologna: Il Mulino. Zwart, J.W., 1997, Dutch Syntax. A Minimalist Approach.Summary by the author, Dordrecht: Kluwer. http://liberopensiero.blogosfere.it/2007/03/se-berlusconi-volesse-davvero-far-fuoricasini.html 21-10-2008 http://it.answers.yahoo.com/question/index?qid=20070611153041AAlIvrv 21-10-2008 http://www.divinamisericordia.eu/Un_pensiero_al_giorno/Un_pensiero_al_giorno_di_Santa_Fau stina-Giugno.pdf, pp. 3-17, d.d. 5 mei 2009. http://www.coe.int/T/DG4/Portfolio/documents/assessment_grid_dutch.doc. 17/12/08 volesse davvero far ..
89
Bijlage 1
Invultoets (15 minuten)
Maak de woorden af. Het woord is altijd de helft of de helft +1 langer.
Voorbeeld: Die m_ _ woont a_ meer d_ _ tien ja_ _ op hetz_ _ _ _ _ adres.
Oplossing: Die man woont al meer dan tien jaar op hetzelfde adres.
Sla het woord over als je het woord niet weet.
Veel succes!
1. Sinaasappelgeur werkt kalmerend
De politiemensen zijn relaxed, de arrestanten voelen zich een stuk beter op hun gemak. En d_ _ allemaal do_ _ de ge_ _ van sinaas_ _ _ _ _ _. Op e _ _ politiebureau i_ Rotterdam wo_ _ _ sinds e_ _ maand e_ _ proef geho_ _ _ _ waarbij d_ geur v_ _ sinaasappels do_ _ het geb_ _ _ wordt gebl_ _ _ _. En w _ _ blijkt: v_ _ sinaasappels wo_ _ _ iedereen rus_ _ _. Omdat het experiment zo’n succes is, wordt het met een half jaar verlengd.
90
2. Vogelgriep
De vogelgriep heerst al lang in de wereld. Het i_ begonnen i_ Azië. Lang_ _ _ _ verspreidt h_ _ virus zi_ _ over d_ rest v_ _ de wer_ _ _. Wilde vog _ _ _ dragen d_ ziekte m_ _ zich m_ _. Ze la_ _ _ hun po_ _ vallen m_ _ daarin h_ _ vogelgriepvirus e_ zo wor_ _ _ andere vog_ _ _ besmet. Heel soms kunnen ook mensen ziek worden als ze veel met besmette dieren omgaan.
3. Nederlanders maken minder vakantieplannen
Nederlanders maken in 2008 veel minder vakantieplannen dan in voorgaande jaren. Uit e_ _ recent onde_ _ _ _ _ blijkt d_ _ nog ge_ _ driekwart v_ _ de Nederl_ _ _ _ _ _ vakantieplannen he_ _ _ voor d_ komende zo_ _ _. Deze dal_ _ _ heeft voo_ _ _ gevolgen vo_ _ de binnen_ _ _ _ _ _ toerismesector. H_ _ aantal vaka_ _ _ _ _ in ei_ _ _ land li_ _ maar lie_ _ _ negen pro_ _ _ _ lager d_ _ vorig ja_ _. De slechte zomer van 2007 is daaraan volgens de onderzoekers mede debet.
91
4. Passagier te vroeg, vlucht vertraagd
Een man die zondagochtend dacht dat hij te laat was voor zijn vlucht vanaf Schiphol, heeft uiteindelijk voor vertraging gezorgd. Hij kw_ _ bij d_ gate, z_ _ niemand e_ drukte o_ een gro_ _ _ knop, waa_ _ _ hij v_ _ de sl_ _ _ het vlie_ _ _ _ _ binnenliep. To_ _ bleek d_ _ hij ni_ _ te la_ _ maar t_ vroeg w_ _, liep d_ man te_ _ _ naar d_ gate. Een woordvoerder van Schiphol zei gisteren in reactie op een artikel in De Telegraaf dat de actie van de man het alarmsysteem in werking zette, wat leidde tot extra veiligheidscontrole.
5 Zorgen om mobiele veiligheid
Veel mobiele bellers maken zich volgens onderzoek zorgen om de beveiliging van hun telefoon. Dan ga_ _ het o_ bestaande e_ toekomstige mogelij_ _ _ _ _ _ als h_ _ downloaden v_ _ multimediamateriaal, h_ _ bestellen v_ _ tickets e_ het verri_ _ _ _ _ van betal_ _ _ _ _ via d_ mobiele tele_ _ _ _ . Een meerd _ _ _ _ _ _ van d_ respondenten vi_ _ _ dat d_ providers vo_ _ de bevei_ _ _ _ _ _ verantwoordelijk ges_ _ _ _ moeten wor_ _ _. Opvallend: mensen die regelmatig gebruikmaken van mobiel internet blijken zich veel méér zorgen te maken dan mobiele bellers die hun telefoon nog nooit hebben gebruikt om te surfen.
92
Bijlage 2 Woordenschattoets (15 minuten) In deze toets krijgt u een aantal woorden voorgelegd. Sommige woorden zijn echt, andere woorden zijn verzonnen. Alle ‘woorden’ zijn werkwoorden, bijvoorbeeld ‘spreken’, ‘lopen’, ‘eten’, enzovoort. Bij ieder woord maakt u het rondje bij ‘Ja’ zwart als u denkt dat het woord bestaat. Als u denkt dat het woord niet bestaat, maakt u het rondje bij ‘Nee’ zwart.
Veel succes!
01.
losmaken
0 ja
0 nee
02.
betreffen
0 ja
0 nee
03.
moeien
0 ja
0 nee
04.
ondertekenen
0 ja
0 nee
05.
vandagen
0 ja
0 nee
06.
valteren
0 ja
0 nee
07.
kenschetsen
0 ja
0 nee
08.
nestelen
0 ja
0 nee
09.
blanden
0 ja
0 nee
10.
ondersteunen
0 ja
0 nee
11.
inschrijven
0 ja
0 nee
12.
groeibaren
0 ja
0 nee
13.
trechtingen
0 ja
0 nee
14.
ademen
0 ja
0 nee
15.
degraderen
0 ja
0 nee
16.
examineren
0 ja
0 nee
17.
dribbelen
0 ja
0 nee
18.
vanoveren
0 ja
0 nee 93
19.
duwen
0 ja
0 nee
20.
toevoegen
0 ja
0 nee
21.
opkomen
0 ja
0 nee
22.
camoufleren
0 ja
0 nee
23.
stremen
0 ja
0 nee
24.
beladen
0 ja
0 nee
25.
hypnotiseren
0 ja
0 nee
26.
krimpen
0 ja
0 nee
27.
nakijken
0 ja
0 nee
28.
geuren
0 ja
0 nee
29.
putten
0 ja
0 nee
30.
bezetten
0 ja
0 nee
31.
bouden
0 ja
0 nee
32.
sloeten
0 ja
0 nee
33.
najagen
0 ja
0 nee
34.
veroorloven
0 ja
0 nee
35.
inzoeken
0 ja
0 nee
36.
beamen
0 ja
0 nee
37.
nacijferen
0 ja
0 nee
38.
openslaan
0 ja
0 nee
39.
prikken
0 ja
0 nee
40.
toelaten
0 ja
0 nee
41.
ploegen
0 ja
0 nee
42.
amheden
0 ja
0 nee
43.
aanhitsen
0 ja
0 nee
44.
vuivelen
0 ja
0 nee
45.
hamsteren
0 ja
0 nee
46.
bijeennemen
0 ja
0 nee
47.
naarmen
0 ja
0 nee 94
48.
banen
0 ja
0 nee
49.
gruizelen
0 ja
0 nee
50.
afbreden
0 ja
0 nee
51.
belegenen
0 ja
0 nee
52.
brengen
0 ja
0 nee
53.
bevallen
0 ja
0 nee
54.
dolaren
0 ja
0 nee
55.
verpaarden
0 ja
0 nee
56.
ontknippen
0 ja
0 nee
57.
panden
0 ja
0 nee
58.
brabbelen
0 ja
0 nee
59.
verhekken
0 ja
0 nee
60.
strikken
0 ja
0 nee
61.
glooien
0 ja
0 nee
62.
detineren
0 ja
0 nee
63.
cementen
0 ja
0 nee
64.
broekgaan
0 ja
0 nee
65.
geeuwen
0 ja
0 nee
66.
vandaagen
0 ja
0 nee
67.
geteren
0 ja
0 nee
68.
ovelen
0 ja
0 nee
69.
botsen
0 ja
0 nee
70.
lichtvollen
0 ja
0 nee
71.
instemmen
0 ja
0 nee
72.
dretten
0 ja
0 nee
73.
stabiliseren
0 ja
0 nee
74.
royeren
0 ja
0 nee
75.
halen
0 ja
0 nee
95
Bijlage 3
overzicht van de deelnemers
deelnemer 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21
niveau A1 A1 A1 A1 A1 A1 A1 A1 A2 A2 A2 A2 A2 A2 B1 B1 B1 B2 B2 B2 B2
Land Italië Nederland Italië Italië Italië Italië Italië Nederland Italië Italië Italië Italië Italië Nederland Nederland Italië Nederland Nederland Nederland Nederland Nederland
beroep student docent student student student student student student student student student student student student huisvrouw student docent student docent docent docent
96
les nu nu nu nu nu nu nu nu nu nu nu nu nu nu vroeger nu vroeger nu vroeger vroeger vroeger
in Nederland nooit 5‐10 jaar nooit nooit nooit nooit nooit 1‐2 jaar nooit nooit nooit nooit nooit 1‐2 jaar > 10 jaar nooit > 10 jaar 1‐2 jaar > 10 jaar > 10 jaar > 10 jaar
leeftijd < 25 > 30 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 < 25 > 40 < 25 > 40 < 25 > 40 > 40 > 40
Bijlage 4 'Terug naar de Natuur' (TNN) isV2+ de organisatie die volgens mij dit jaar onze steun verdientVfbijz+. Ik stelpartsbww+ V2+ voor dat deze organisatie de winnar moet zijnVfViVZvw+ van de 50.000 euro. Het doel van deze organisatie isV2+ het redden van de weinige echt natuurlijke plekken die in Nederland nog zijnVfbijz+. Iedereen zalV2+ geholpen wordenViViVZvw+ door deze organisatie omdat TNN het milieu waar wij allemaal levenVfbijz+ probert te beschermenVfVi+ (om)te+ . De universiteit isV2+ een wetenschappelijke instelling die de rol heeftVfbijz+ mensen te opleidenpartikel+te+schbww-. Toch benV2+ ik van mening dat de universiteit ook een maatschappelijke functie heeftVfbijz+, dat wilV2+ zeggenVi+ mensen tot het denkenaan het + infintief- zettenVinf+VZvw+ over algemene onderwerpen die niet gedoceerd wordenVfViVZvw+ in de leslokalen. Door middel van onze steun zullenV2+ menseninversie+ meer bewust wordenVinf+VZvw+ over het belang van de natuur te beschermen(om)te+ . Mensen realiserenV2+ zich niet dat de natuur ons milieu isVfbijz+ en dat we deel maken uitsbwwbijz- de natuur. De natuur laatV2+ ons levenVi+, de natuur zorgtV2+ bijvoorbeeld voor een goed klimaat, voor biodiversiteit, voor een schone lucht. Bovendien als mensen hierover meer bewust wordenVfbijz+, zullenV2+ zeinversie+ zelf actief wordenVinf+VZvw+ in deze organisatie en meer natuurlijke plekken zullenV2- gered wordenViVi+. Duidelijk isV2+ dat het landschap in een hoog tempo aan het veranderenaan het + infinitief+ isVfbijz+, het wordtV2+ steeds meer gebouwdVi+, overal, zelfs lang de snelwegen. Als we zo blijven door gaansbwwbijz- zalV2+ Nederlandinversie+ één grote stads wordenVinf+VZvw+ zonder groene buffers met een negatief impact op ons leven. Dit kanV2+ beperkt wordenViViVZvw+ door onze steun.
Statistiek 16 1 3 1 1 2 8 2 3 1 1 2 2 4 1 1
V2+ één constituent voor Vf V2- meer constituenten voor Vf Vi+ Vinf aan eind van de zin VfVi+ Vf en Vi finaal partsbww+ partikel van sch.b.ww aan eind in ott sbwwbijz- sch.b.ww wel gescheiden in bijzin Vfbijz+ Vfin aan eind bijzin (om)te+ correct gebruik (om) te inversie+ correcte inversie ViVi+ 2 infiniete vormen aan eind van zin partikel+te+schbww VfViVZvw+ VfVi voor voorz.vw ViViVZvw+ Vinfiniet+VZvw+ aan het + infinitiefaan het + infinitief+
Totaal negatief: 5 Totaal positief: 44 97
Bijlage 5 Taak 1 Ieder jaar steunt jouw universiteit een goed doel met een bedrag van € 50.000. Het Universiteitsbestuur heeft dit jaar drie organisaties genomineerd: 1) Terug naar de Natuur, 2) SLGG (Sport voor Lichamelijk en Geestelijk Gehandicapten), 3) Dieren Eerst. De selectie vindt plaats door een uit studenten bestaande Selectiecommissie. Ieder lid van deze commissie moet een rapportje schrijven waarin hij/zij aangeeft wie dit jaar de winnaar moet zijn en waarom. Op basis van de argumenten die in deze rapportjes genoemd worden beslist het Universiteitsbestuur wie de uiteindelijke winnaar wordt. Dit jaar zit jij in de Selectiecommissie. Lees de korte beschrijvingen van de organisaties hieronder. Bepaal welke organisatie dit jaar het geld moet krijgen. Schrijf een rapportje waarin je je keuze toelicht aan de hand van tenminste drie argumenten. Probeer zo duidelijk mogelijk te zijn en vergeet niet de volgende punten in je rapportje op te nemen: -
naar welke organisatie het geld moet gaan; wat het doel van de organisatie is; wie door deze organisatie geholpen worden; waarom de universiteit deze organisatie moet steunen (geef drie argumenten).
Je hebt 35 minuten om het rapportje te schrijven en je moet tenminste 150 woorden schrijven (ongeveer 15 regels). Het gebruik van een woordenboek is niet toegestaan.
98
Terug naar de Natuur Terug naar de Natuur is een organisatie die de weinige echt natuurlijke plekken die er nog in ons land zijn probeert te redden.
SLGG (Sport voor Lichamelijk en Geestelijk Gehandicapten) Sport voor Lichamelijk en Geestelijk Gehandicapten ondersteunt sportclubs die bereid zijn faciliteiten te creëren voor gehandicapte kinderen.
99
Dieren Eerst Dieren Eerst zet zich in voor dieren die worden bedreigd.
Taak 2 Iedere maand biedt je favoriete krant haar lezers de gelegenheid om te bepalen wat het hoofdartikel van het maandelijks supplement moet zijn. Voor het komend nummer heeft de redactie de volgende drie suggesties bedacht: 1) de opwarming van de aarde, 2) lichaamsbeweging, 3) dierproeven. Uit deze drie suggesties moet er één worden gekozen. De selectie wordt gedaan door een Lezerscomité. Ieder lid van dit comité moet een rapportje schrijven waarin hij/zij aangeeft op welk artikel de keus moet vallen en waarom. Op basis van de argumenten die in deze rapportjes genoemd worden, beslist de redactie welk artikel uiteindelijk op de voorpagina komt. Deze maand maak jij deel uit van het Lezerscomité. Lees de korte beschrijvingen van de artikelen hieronder. Bepaal welk artikel op de voorpagina moet komen en waarom. Schrijf een rapportje waarin je je keuze toelicht aan de hand van tenminste drie argumenten. Probeer zo duidelijk mogelijk te zijn en vergeet niet de volgende punten in je rapportje op te nemen: -
welk artikel gekozen moet worden; wat het belang van dit artikel is; welke lezers in dit artikel geïnteresseerd zullen zijn; waarom de redactie dit artikel op de voorkant van het maandelijks supplement moet zetten (geef drie argumenten).
Je hebt 35 minuten om het rapportje te schrijven en je moet tenminste 150 woorden schrijven (ongeveer 15 regels). Het gebruik van een woordenboek is niet toegestaan.
100
De opwarming van de aarde
Lichaamsbeweging
Dierproeven
Wereldwijd is er een politiek en publiek debat aan de gang of er iets gedaan moet worden om de opwarming van de aarde tegen te gaan en zo ja, wat.
De regering wil een campagne starten om te voorkomen dat mensen steeds dikker worden en om ze te stimuleren meer te bewegen.
Naar schatting worden er wereldwijd jaarlijks 50 tot 100 miljoen dieren gebruikt en gedood tijdens of na experimenten.
101
Bijlage 6 Taak 1 Dit jaar is de organisatie die het geld moet krijgen Sport voor lichamelijk en Geestelijk Gehandicapten SLGG. Het voornaamste doel van deze organisatie is het ondersteun van sportsverenigingen die faciliteiten aan gehandicapte kinderen bieden. Dus de organisatie helpt kinderen sport faciliteiten te krijgen. De redenen waarom de universiteit deze organisatie moet steunen zijn drie. De eerste reden is dat gehandicapte kinderen hebben de recht sport te maken zoals de anderen kinderen. De tweede reden is dat het heel belangrijk voor deze kinderen sport te maken omdat ze hun lichamelijke of geestelijke problemen door sport kunnen zorgen. De derde reden is dat ze andere kinderen kunnen kennen lernen. Sport kan namelijk maatschappelijke integratie bevorderen. Als de kinderen met andere kinderen leren te blijven, kunnen ze ook goede maatschappelijke relaties hebben. Als de universiteit de SLGG organisatie ondersteunt, ondersteut ze de kinderen die sport nodig hebben.
144 woorden
taak 2 Als lid van het lezerscomité van deze mand ik stel voor dat het artikel “Dierproeven” op de voorpagina koomt. Het artikel gaat over het gebruik van dieren voor experimenten. Naar schatting worden er wereldwijd jaarlijks 50 tot 100 miljoen dieren gebruikt en gedood tijdens of na experimenten. Dat informatie zou niet alleen biologen bepalen maar alle mensen want dieren worden gebruikt voor experimenten waarmee producten dat wie elke dag gebruiken worden gedaan. Het merderheid van mensen dat niet weet en het artikel dat duidelijk uitlegt. Het slacht vindt plaats elke dag wereldwijd zonder dat dit mensen weten. Het artikel zou op de voorkant van het maandelijks supplement moeten zettem om indruk te maken en mensen uitnodigen te lezen. Alleen door weten de huidige situatie kan men iets doen en trachten dit slacht te beeindigen. 136 woorden
Bijbbbbbbbbbb Be
102
Bijlage 7 Amsterdam, 30 juni 2008
Care Colleghe, Se permettete, prima di tutto mi presento: mi chiamo Betty Huitema, sono olandese e ho 52 anni. Nel 2002 mi sono laureata nella lingua e letteratura italiane e a partire dal mese di settembre frequento le lezioni del master duale NT2 (la lingua olandese come lingua seconda) all’Università di Amsterdam. Spero di finire gli studi alla fine di quest’anno. Per la tesi che devo scrivere per gli studi attuali voglio fare una combinazione fra le mie due lingue preferite, cioè l’italiano e l’olandese. Avevo l’idea di fare una ricerca sulla costruzione delle frasi in lingua olandese, scritte da italiani che stanno imparando l’olandese come lingua seconda. Poco tempo fa però, uno dei miei docenti universitari, il professor Folkert Kuiken, mi ha spiegato di voler fare, in stretta collaborazione con Ineke Vedder, una ricerca a cui parteciperanno anche studenti di madrelingua italiana. Sapendo che mi sono laureata in italiano e che voglio scrivere una tesi sulla scrittura olandese prodotta da italiani, il professor Kuiken mi ha chiesto di aiutarlo con la sua ricerca. Visto che il master NT2 è un master duale, il che vuol dire che devo fare un tirocinio, ho accettato questa proposta con molto piacere. Inoltre posso usare i dati di questa ricerca per la mia tesi, ed è per questo che vi scrivo questa lettera. Per la ricerca cerchiamo (studenti) italiani che sanno parlare e scrivere la lingua olandese al livello A2-B1 del quadro europeo di riferimento e che vogliono partecipare a questa ricerca. L’idea è che queste persone fanno un test in anticipo che avrà la forma di un ‘cloze’ o un ‘Ctest’. Questo test si fa in circa 15 minuti. Inoltre devono fare un test simile a quello di Dialang, cioè bisogna dire di una certa quantità di parole se sono parole olandesi esistenti o no. Questo test prenderà al massimo 15 minuti. Infine ci sono due esercizi di scrittura, per esempio, scrivere una lettera. Tutti e due gli esercizi si assomigliano e prenderanno 35 minuti ciascuno. Tutti e quattro i test prenderanno al massimo due ore di tempo. Eventualmente è possibile fare tutti e quattro gli esercizi, uno dopo l’altro, nello stesso giorno. Un’altra possibilità sarebbe farli in due, tre o anche quattro giorni diversi. Se ci sia un gruppetto di partecipanti che vivono lontano da Amsterdam, è anche possibile che uno dei ricercatori o uno degli aiutanti alla ricerca va alla città dove vivono i partecipanti cosicché questi possano fare i test nella propria classe o in qualche altro posto. I punti di interesse dei ricercatori sono la complessità linguistica, la varietà del vocabolario e gli errori in confronto con l’adeguatezza dei testi scritti. La raccolta dei dati sarà nei mesi di marzo ed aprile. Per raccogliere i dati necessari piacerebbe ai ricercatori avere una trentina di persone che vogliono partecipare alla ricerca.
103
Per la chiarezza ricapitolo le cose: • c’è bisogno di persone italiane che sono al livello B1 della lingua olandese • la ricerca riguarda la complessità linguistica, la varietà del vocabolario e gli errori in confronto con l’adeguatezza dei testi scritti. • i componenti della ricerca: o un ‘cloze-test’ o ‘C-test’ (15 minuti) o un test simile a quello d’inizio di Dialang (15 minuti) o due esercizi di scrittura paragonabili (2 x 35 minuti) • raccolta dei dati nei mesi di marzo ed aprile • possibilità di raccogliere i dati durante una, due, tre o quattro sessioni Spero che fra di voi ci sia qualche persona al livello A2-B1 di scrittura della lingua olandese che vuole collaborare a questa ricerca, o che conoscete delle persone italiane a questo livello che hanno voglia di partecipare a questa ricerca. Per concludere vi ringrazio infinitamente per la vostra attenzione dedicata a questa lettera tanto lunga e spero di avere qualche risposta positiva.
Betty Huitema
[email protected]
104