Zin in het leven, een leven vol zin Rina Mannak
Copyright © 2010 Rina Mannak Uitgeverij GigaBoek Alle rechten voorbehouden ISBN hardcover 97890 8548 2666 ISBN e-book 97890 8548 1386 www.zininhetleven.nl www.gigaboek.nl
Als een kind geloof ik in elk wonder En zie ik het leven als mooi en bijzonder
Inhoud Voorwoord en Dank 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30
Een leven vol zin Doen wat je wilt Ontvangen Intuïtie Overtuigingen Oordeelloos Verwondering Aanname Apart Emotie Jij maakt het Overgave Vergeving Verantwoordelijkheid Liefde Werk en keuzes Onbegrepen Aandacht En daarom hou ik van u... Authenticiteit Mama is boos De dood, grenzeloos vertrouwen en afscheid Opgeven en overgave Onbevreesd Intentie Het is Verbinding Tweelingzielen Zielsverbinding Mild
9 11 15 25 33 39 41 49 51 55 61 67 69 75 83 93 99 105 107 113 123 129 133 143 151 157 165 167 173 179 183
Voorwoord Lieve Lezer, Ik vond het een feestje om dit boek te schrijven. En ik vind het net zo heerlijk dat jij het nu leest. Door aandacht krijgt iets betekenis… misschien zelfs een betekenis, hoe klein ook, in jouw leven, dat jij er iets aan hebt. Dit boek gaat over levensthema’s. Visies over hoe je tegen ‘dingen’ aan kunt kijken. Afgewisseld met belevenissen uit mijn eigen leven en met verhalen die ik geleerd, gelezen of gehoord heb. Je zult mij leren kennen in dit boek. Ik nodig je uit om tijdens het lezen, ook jezelf weer - of nog beter - te leren kennen, jezelf de vraag te stellen: ‘Leef ik zoals ik echt wil?’ Ik wil alle mensen bedanken die mij geïnspireerd hebben in dit boek. Iedereen die beschreven is en iedereen die er niet in staat maar toch een grote invloed heeft gehad. Speciaal wil ik noemen: Liek, mijn allerliefste vriendin, die mijn ‘meelezer’ was en mij trouw ’s avonds belde om door te spreken wat ze die dag gelezen had; Piet en Truitje, die een half jaar geleden zijn overleden, zij lieten mij steeds de juiste woorden kiezen en zij ondersteunden mij door elke dag opnieuw lieveheersbeestjes over mijn bureau te laten lopen; Paul, mijn lieve vriend, met wie ik zoveel jaren vreugdevol heb mogen delen, die nog steeds een dierbare vriend is en voor dit boek de website heeft gemaakt; Jim, die mij ooit op het ‘spirituele pad’ heeft gezet; Mijn lieve mama, die mij op het eind van haar leven zoveel mooie inzichten meegaf;
Roel, mijn uitgever, die zoveel geduld en begrip heeft gehad met mijn ‘eigenwijzigheid’ omtrent de uitvoering van dit boek. Zijn inzet en grote kennis van de Nederlandse taal hebben mij enorm geholpen. Alle mensen van wie ik veel geleerd heb, zoals Roy Martina, Deepak Chopra, Eckhart Tolle, John Kalse, Elisabeth Kübler-Ross, Thich Nhat Hanh en vele anderen. En mijn enthousiaste vrienden, cliënten en klanten die in mij geloven en bij voorbaat al tientallen stuks van mijn boeken wilden afnemen. In l’akech. Garderen, januari 2010
Wat je ook doet in het leven: LEEF! Leef met bewustzijn, voel jouw verantwoordelijkheid, neem de consequenties, geniet van jouw zegeningen, doe alles wat goed voelt, maar bovenal: vergeet vooral niet te Leven Daar is het leven immers voor… LEVEN is het meervoud van LEF…
1 Een leven vol zin… Ik schrijf over het leven. Míjn leven. En over alles wat ik daarin ben tegengekomen. Van mijn afgeschermde jeugd tot aan de mooie dood van mijn moeder. Van mijn incest tot aan de vergeving. Van mijn abortus tot aan mijn eenzaamheid. Van mijn verlangen tot aan mijn geluk. Van vogeltjes en lieveheersbeestjes. Van moeizaam vertrouwen en onbegrensd geloof. Over eigen keuzes, ruimte en vrijheid. En dat alles met het doel om te delen, om iets waardevols door te geven. Al is het maar één zin die raakt, al is het maar één persoon die een nieuw inzicht krijgt en hierdoor misschien een mooier leven heeft, dan is mijn doel bereikt… Het is kersttijd, buiten ligt er sneeuw. Ik weet niet of het door de tijd van het jaar komt, een nieuw jaar met nieuwe mensen, maar in een vlaag van halve verstandsverbijstering krijg ik het idee om me in te schrijven bij een datingsite. Op internet vind ik er een die mij wel wat lijkt, je moet hier eerst een soort persoonlijkheidstest doen. Impulsief als ik kan zijn begin ik vol enthousiasme een of ander vragenrondje in te vullen. Mmmmm… de eerste vraag is begrijpelijk. Alleen de antwoorden waar ik uit kan kiezen, die zou ik zelf nooit verzonnen hebben. De eerste vraag luidt: ‘Wat is de belangrijkste reden om een relatie te willen?’ Als antwoord kun je kiezen uit: a) – ik wil graag financiële zekerheid b) – ik wil niet alleen oud worden c) – alleen voel ik me niet compleet d) – ik wil niet alleen op vakantie e) – ik heb een kinderwens en nog wat andere ongein-antwoorden die al helemaal het vermelden hier niet waard zijn. Naar mijn gevoel zijn namelijk al deze opties niet een reden
om een relatie te willen, ze kunnen ook worden ingevuld, of te verhelpen, zonder man. Moet ik hieruit kiezen? Afijn, met m ’n ogen dicht kruis ik wat aan. Verderop kom ik nog meer vreemde vragen tegen, zoals: Vul aan: - ‘Een dag is voor mij perfect als...’ ‘Tja’, denk ik, ‘elke dag is toch perfect?’ Wat moet er gebeuren om het perfect te laten zijn? Met welk verwachtingspatroon rol je ‘s morgens je bed uit? Elke dag is toch perfect! Want het leven klopt altijd! Alles komt op jouw pad wat op jouw pad moet komen, het is toch immers jouw pad? Nou ja... volgende vraag... - ‘Ik wilde dat ik kon...’ En weer die stippeltjes om in te vullen... En ik denk gelijk: ‘Ik wil dat ik kon?’ Alles wat je wilt dat kun je toch ook? Je hebt toch altijd keus? Ik zit een tijdje te staren naar deze zin en om toch iets in te vullen, dit keer maar wel met ogen open, noteer ik: ‘vliegen’. Gewoon zonder vliegtuig, als een vogeltje. Want dat zou ik wel willen, maar ik denk niet hard genoeg dat ik dat kan, om te geloven dat ik het kan, het is me tenminste nog niet gelukt. Oké, volgende dan maar: - ‘Ik erger me aan...’ Ergeren? Dat vertelt je toch iets over jouw eigen schaduwkanten? Ja hallo, als ik dat ga opschrijven dan weet die leuke date gelijk mijn slechte eigenschappen. Dus ik schrijf mooi op: ‘NIETS, en als ik me wel erger dan zegt dat meer iets over mezelf en komt er dus een leuke les langs.’ Ik weet niet of het laatste gedeelte van dit antwoord iets toevoegt, deze oppervlakkige site vraagt niet echt om enige vorm van diepgang. In de volgende vraag moet je twee dingen noemen waar je echt niet zonder kunt. Ik vul in: 1. mijzelf en de verbinding met mijzelf. 2. liefde, die overal om ons heen is en dat is heerlijk! De laatste vraag is ineens niet meer zo belangrijk, ik stel mezelf nu maar de volgende vraag, en dat is: Waarom ben ik hier op deze site? Ik zoek blijkbaar niet de financiële zekerheid en ook niet een gewaarborgde, gedeelde oudedag. Ik voel mezelf compleet, ik doe alles wat ik wil doen. Ik heb geen kinderwens en ga gerust alleen op vakantie. Ik geniet van de verbinding met mijzelf, overal is al liefde en die voel ik ook zo. Dus wat gaat mij meer geven dan ik al heb? Er moet iets zijn wat mij hiertoe brengt, want anders deed ik het niet…
Hier ga ik maar eens over nadenken. Wat ik ook zoek, deze site is zeker niet de weg. Wie leest er deze onzin? Zelf heb ik de neiging af te haken, dus iemand die voor mij prettig gezelschap zou kunnen zijn, die is hier gisteren of veel eerder al afgehaakt. Oké, einde oefening, ik doe de computer uit en ga een boek lezen. Daar zit ik prinsheerlijk op de bank en denk na over hetgeen ik net weer heb ontdekt. Er stonden veel mensen ingeschreven op deze site, dus blijkbaar zijn er velen die zich wel kunnen vinden in deze manier van denken. Sterker nog, misschien wel mensen die zich niet eens bewust zijn van een andere manier van denken. Op zich niet erg, iedereen moet zijn leven leven op zijn eigen manier. En wie bepaalt wat een goede manier is? Alleen wat ik steeds merk is dat mensen - privé en in mijn praktijk - niet echt gelukkig zijn met hun leven. Dat gebeurtenissen hen overkomen, dat ze vastzitten in een keurslijf, dat ze gevangen zitten in een situatie, dat ze niet precies het leven leiden dat ze zouden willen hebben. Het doet me terugdenken aan een Zen-bijeenkomst van een paar weken geleden. Onze Zenmeester had de volgende stelling neergelegd: ‘Het leven is zinloos, noch zinvol…’ Hij wilde het vooral met ons hebben over het gevoel dat het leven zinloos is. Zijn vraag luidde dan ook: ‘Wie van jullie ervaart het leven weleens als zinloos?’ We zijn met z’n negenen en acht vingers gingen omhoog. Hij maakte een rondje, zodat iedereen zijn gedachten hierover kon vertellen. De een vond dat haar leven alleen maar zin had als haar partner voelde dat zij aanwezig was, zij moest iets betekenen voor een ander om te weten dat zij nodig en zinvol was. De tweede ervoer iedere dag de zinloosheid van het bestaan en zeker ook van haar eigen bestaan. Ze was geboren en ging ooit weer dood en zag totaal het nut er niet van in. De derde was musicus/componist, maar zijn werken waren niet zo bekend, hoogstwaarschijnlijk zou na zijn dood niemand meer weten wat hij gemaakt had: dus het was zinloos. De vierde persoon in het rijtje, dat was ikzelf. Ik had vol verbazing geluisterd naar zoveel zinloosheid en zei: ‘Ons hele lichaam, alles in de natuur… het zit zó prachtig in elkaar dat ik me niet voor kan stellen dat zinloosheid bestaat, alles heeft een reden, alles heeft een doel!’ Ik wilde nog wel veel meer zeggen, maar de Zenmeester ging al naar de volgende. Toen hij iedereen gehad had zat hij even stil met zijn ogen dicht voor zich uit te kijken, zoals hij dat zo karakteristiek kan doen en richtte zich toen tot mij. Hij vroeg me: ‘Jij zegt wel dat je zinloosheid niet kent, maar ken je het gevoel?’ Ik dacht even na en zei resoluut: ‘Nee, absoluut
niet.’ Hij keek mij weer aan en zei: ‘Wil je dan vanaf nu alleen maar luisteren en niet meer deelnemen aan het gesprek?’ Dit was meer een bevel dan een vraag. Ik dacht van: ’Huh?’ En ben netjes in lotushouding en met een dichte mond daar verder gaan zitten te zitten. Ik dacht, alweer, dit is mijn ding niet hier. Wel zonde dat die Zenmeester dit zo heeft laten liggen, ik had een positieve inbreng in de zaak kunnen hebben. Misschien had dat anderen geholpen. Maar hoogstwaarschijnlijk had de meester niet zo behoefte aan een inbreng van mijn kant. Dat kan. Het was ook zijn ding, die Zen-bijeenkomst. Ik had op dat moment zo de behoefte om alles wat ik heb geleerd van het leven te vertellen. Met het idee dat het anderen iets zou brengen. Maar dan zou het mijn ding worden. Dat kon daar niet. Maar het kan hier wel. Op dit papier, met dit schrijven, in dit boek. Ik ervaar het leven zo als moeiteloos en vind alles zo’n geschenk! Misschien kan ik buiten mijn vriendenkring en de gesprekken die ik in mijn praktijk heb nog meer uitdragen. Met het doel dat alles wat ik heb ervaren in mijn leven en al het positieve wat ik daar uit heb kunnen halen, kan delen en van nut kan laten zijn voor anderen. Dus.. het is kersttijd en buiten ligt er sneeuw, een nieuw jaar met nieuwe kansen. Via een lange omweg - die datingsite heet, hoe kan het in het leven lopen? - neem ik het besluit om dit boek te schrijven. Een boek over verantwoordelijkheid, over vergeving, over liefde, over de dood, over schuldgevoel, over vertrouwen, over intentie en over jezelf zijn. Alles met een grote dosis verwondering en met het geloof dat het altijd klopt, dat alles klopt in het leven, gewoon omdat je jouw weg gaat. Jouw weg.
2 Doen wat je wilt Het klinkt als smikkelen door een rijstebrijberg. In luilekkerland, aan de overkant. Alles doen wat je wilt. Snoepen tot je tanden eruit vallen. Smullen tot je er misselijk van wordt. Rivieren van limonade en bomen als lollies. Voor een kind lijkt dat het paradijs. Een keer volwassen geworden verandert het plaatje. We hebben liever een voorbeeldgezin, voldoende financiën, misschien carrière en mooie vakanties. Of sommigen gaan in exces, ze ambiëren een harem, een voetbalcarrière, een hoofdrol in een Hollywoodfilm, een vierde huis, een open huwelijk, geen rimpels, nooit meer in de file of kinderen die de ambitie hebben om minister te worden. Maar de vraag is of je dit echt wilt. Misschien is het enige dat we echt willen dat we congruent zijn met onszelf. Dat wil zeggen: voelen dat je gevoel en je daden, wat je wilt en wat je doet, helemaal met elkaar in overeenstemming zijn. Dat je leven klopt. En dat je elke dag als je wakker wordt, denkt: YES! Ik ga er weer voor. Doe jij echt wat je wilt in jouw leven? In hoeverre ben jij congruent, kloppen jouw gevoelens en daden met elkaar? Doe je wat je voelt of loop je in een leiband met de gebeurtenissen en de gang van het leven mee? Hoe dicht sta je bij jezelf? Hoe dicht wíl je bij jezelf staan? Want wíllen is het toverwoord. Je kunt onmogelijk de schuld bij de maatschappij of bij jouw leefsituatie leggen. Je hebt altijd een keuze. Echt altijd. Ik wil het… Ik kan het… Ik doe het… Deze drie zinnetjes schieten me gelijk te binnen als ik denk aan keuzes maken. Want in die volgorde is alles in het leven. Als je iets wilt, dan kun je het. En als je het kunt en je wilt het, dan houdt niets je tegen om het ook ‘gewoon’ te doen. En omgekeerd: alles wat je doet, ook al is het vernietigend voor jezelf, ergens diep van binnen heb je een reden om dit te willen. Anders deed je het niet. Een positieve reden, want uiteindelijk - ook al denken sommigen van ons van niet - houden we heel veel van onszelf. Al denk je en handel je soms alsof je niets waard bent, elk gedrag heeft een positieve reden voor jezelf. Een reden waar je zelf beter van wordt. Die redenen zijn er voldoende in
ons leven. Dat kan de behoefte zijn dat je aandacht wilt. Het kan jouw programmering zijn, alles wat je uit jouw opvoeding en jeugd hebt meegenomen. Het kan het beeld zijn dat jij van de buitenwereld hebt, of het beeld dat je wilt dat de buitenwereld van jou heeft. Het kan faalangst zijn, bindingsangst, of welke andere angst of reden dan ook. Maar altijd zul je iets doen simpelweg omdat je het wilt. Of dit ons echte willen is: dat is de vraag. Het kan een keuze zijn, waarbij we niet congruent zijn, omdat we niet weten wie we echt zijn. Een keuze, doordat we vastgeroest zitten in ons denken. Een keuze om ons achter te verschuilen. Maar of we er echt blij van worden? Willen we zo ons hele leven doorgaan en uiteindelijk op het eind bedenken dat we het liever toch anders hadden willen doen? Stel, je zou vandaag te horen krijgen dat morgen de laatste dag is dat je leeft. Zou je dan dingen anders hebben willen doen in jouw leven? Of zou je die laatste dag nog iets speciaals ondernemen? Heb je altijd geleefd zoals je hebt willen leven? Heb je tegen de mensen die je liefhebt wel gezegd dat je van ze houdt? We dromen vaak van liefde, ontdekkingen en avontuur. Maar we durven het te vaak niet te proberen, we verzinnen redenen die ons beschermen, maar eigenlijk houden deze redenen ons juist gevangen. Maar het leven gaat snel en als morgen het leven ophoudt dan kun je maar beter alles doen wat je echt hebt willen doen. Dingen die er voor jou toe doen. Er zijn weinig mensen die op hun sterfbed bedenken, terugkijkend op hun leven, dat ze bijvoorbeeld meer hadden willen overwerken. Ik wil het… Ik kan het… Ik doe het… Ik ‘moet’ het…? We leven in een jachtig tijd met allerlei verplichtingen. We denken dat die ons opgelegd zijn, je móet immers mee in deze maatschappij. In heel veel zinnen gebruiken we het woordje ‘moeten’. Maar we ‘moeten’ natuurlijk helemaal niets, alles is een keuze. Als je zou letten op dat woordje ‘moeten’ en je zou het vervangen door het woordje ‘willen’ dan zul je verrast staan over alle onwaarheden die je tegen jezelf en tegen jouw omgeving uit. Probeer het eens uit, vervang het ‘moeten’ door ‘willen’ en als je dit jezelf hoort zeggen, kun je bij jezelf
afvragen of deze zin dan nog voor jou klopt. Want wil je dit echt? Wíl je dit eigenlijk wel? Het kan een eye-opener zijn die jouw gedrag en keuzes kan doen veranderen. Uiteraard zijn er natuurlijk wel enige verplichtingen in het leven. Als je de zin ‘Ik moet mijn kinderen van school halen’ verandert in: ‘Ik wil mijn kinderen van school halen’ en als je op dat moment denkt: nou, hallo, daar heb ik nu even geen zin in… en je laat ze blauwbekkend op het schoolplein staan… Ja, je kunt je afvragen of dat dan sociaal verantwoordelijk gedrag is natuurlijk. Maar ook dat is een keuze. Als je ervoor kiest om een niet algemeen aanvaardbare keuze te maken, dan moet je wel bereid zijn de consequenties te aanvaarden. En de verantwoordelijkheid natuurlijk. Als je er morgen voor kiest om voortaan aan de linkerkant van de weg te gaan rijden, dan moet je niet zeuren als je een bekeuring krijgt, of erger: een ongeluk. De vraag is of dat verantwoordelijk gedrag is naar de rest van de weggebruikers. Jouw keuzes kunnen dan anderen schaden. Dit soort keuzes bedoel ik niet als ik zeg dat onze mogelijkheden onbeperkt zijn. Maar als je ergens een onoverkomelijk probleem mee hebt, heb je wel de keuze om de situatie aan te passen, zonder iemand te schaden. Keuzes zijn er altijd. Je kunt voor het ophalen van jouw kinderen een oppas regelen. En als je per se links wilt rijden kun je verhuizen naar Engeland. Ik wil het… Ik kan het… Ik doe het… Alles wat je echt wilt dat kun je ook. Je moet er alleen in geloven. Een diepe overtuiging van binnenuit. Dat is vaak het probleem, we hebben allerlei overtuigende redenen om te denken dat we iets niet kunnen, vaak meer dan ideeën dat het wel mogelijk is. Misschien is het handig om eerst die negatieve overtuigingen op te sporen, wat is de reden dat je denkt dat het niet kan? Dat zijn de beperkingen, haal die eerst boven water. Vaak komen deze overtuigingen uit je jeugd, waren ze toen toepasbaar en handig om te hebben, omdat ze je hielpen te overleven. Maar misschien zijn ondertussen jouw leefwijzen en omstandigheden veranderd en heb je deze oude overtuigingen en bescherming niet meer nodig. Als je je hiervan bewust bent is het daarna effectiever om te denken in oplossingen dan in problemen. Problemen zie je vaak als feiten en vaststaand. Oplossingen vragen om inventiviteit en zijn scheppend en
flexibel. In het Chinees is het teken dat staat voor ‘probleem’ hetzelfde teken dat gebruikt wordt voor het woord ‘uitdaging’. Bedenk alles wat je kunt en op welke manier je het uit kunt voeren, geloof in succes! En stel dat dit toch moeilijk is en je het niet meteen echt zo voelt, doe dan alsof je het wel voelt. Tijdelijk, alleen als eerste aanloop. Dat is vaak de weg naar het echte voelen, naar het doel. ‘Fake it till you make it’, is in dit opzicht een goede kreet. Toen ik met mijn opleiding shiatsu-therapie begon gingen we in de praktijkles energie voelen. Elke meridiaan heeft zijn eigen soort energie. Als we iets voelden moesten we er een naam aan geven. Heel veel van ons voelden wel de huid van de ander, de ademhaling, het kloppen van de aderen, maar energie? Wat moesten we verder voelen? Is het een bliksemschicht of een speldenprik, is het een kletterende waterval of is het een stromend beekje? Ieder mens is anders, ieder mens voelt anders, voor de een is het dit, voor de ander is het dat. En misschien waren de verwachtingen te hoog, denken we aan veel tromgeroffel en is het toch dat speldenprikje. Ons werd aangeraden te doen alsof we iets voelden ook al voelden we niets. Fake it till you make it. Dat was het begin, dat was de weg, de weg naar het doel. Want nu kan ik me niet meer voorstellen dat ik geen energie meer zou kunnen voelen. Voor mij voelt energie als een realiteit. Ik voel de de miltmeridiaan als een zinderend zandweggetje en bij de longmeridiaan ervaar ik de Philips-gloeilampenfabriek. Vraag me niet waarom, daar is het voelen voor. Fake it till you make it. Ik heb die kreet geleend van Roy Martina. Ik heb veel workshops en opleidingen bij hem gedaan en bij een van die bijeenkomsten vertelde hij het volgende verhaal: Toen hij arts was in Zwitserland had hij zo zijn dromen. Hij droomde onder andere van een bepaald merk auto, in een bepaalde kleur en van een bepaald type. Hij visualiseerde vaak dat hij er ooit zo een zou bezitten. Roy werkte bij een kliniek waar wat veranderingen in het personeelsbestand zouden komen. Op een dag werd hij bij zijn baas geroepen. Die vertelde dat een collega de kliniek zou verlaten. Hij vroeg aan Roy of hij de functie van die collega wilde overnemen en daarbij ook het leasecontract van zijn auto. Dat vond Roy een goed plan en ze liepen naar buiten om die auto te bekijken. En ja… je raadt het al, het was exact die auto die hij gevisualiseerd had. Het model, de kleur… alles klopte.
Roy was zeer verheugd, maar dacht nog wel: ‘Shit, had ik nu toch maar een Porsche gevisualiseerd…’ Aan de binnenkant van zijn kastdeur had Roy een foto gehangen van zijn ideale type vrouw, voor zover de buitenkant belangrijk is. Het innerlijk had hij vast ook goed in de kosmos gezet, want jaren later is hij haar tegengekomen, het evenbeeld van zijn foto. En ze leven nu al lang en gelukkig samen. Doen wat je wilt… Ik wíl het… Ik kán het… Ik dóe het… Hoe lang leef ik zelf al zo? Laat ik mezelf niets wijsmaken… alleen de laatste acht jaar leef ik honderd procent met deze overtuiging. In mijn jeugd en opvoeding kwam de uitdrukking ‘ik wil het’ absoluut niet voor. Sterker nog, ik denk dat ik geen idee had wat ik eigenlijk precies wilde. Ik leefde omdat het ‘nu eenmaal-zo-was’, ik leefde naar wat er voorhanden was. Ik leefde naar de maatstaven die van mij verwacht werden. En dat waren er niet echt weinig! Het hele leven was één grote verwachting. Ik ben schippersdochter, ben opgegroeid aan boord van een schip. Ik heb ook bij een kostgezin en op een schippersinternaat gewoond. Dan zag ik mijn ouders alleen in het weekend. Ik reisde vrijdagavond af naar het schip. Op zondag aan het eind van de middag werd ik dan weer teruggebracht naar het internaat. Het gebeurde ook wel dat ik ‘s maandags in alle vroegte ergens op een sluis afgezet werd en dan liep ik naar een stationnetje. Dat was meestal als mijn ouders suikerbieten vervoerden. Mijn ouders waren altijd blij als ze ingeloot werden voor de ‘bietencampagne’, dan wisten ze dat ze vaak in de buurt zouden zijn, dat ze niet naar het buitenland hoefden te varen. Ze hadden dan ‘vast’ werk van september tot eind december. De tijd dat de bieten gerooid werden. Zij vervoerden de bieten dan van het land naar de ‘suikerbietenfabriek’. Maar zeker in deze periode gold de regel: tijd is geld. Ze konden niet gaan stilliggen met het schip om mij weg te brengen. Dus als we bij een sluis kwamen en we noodzakelijkerwijs wel moesten stoppen, kon ik van het schip stappen. Zo kon het gebeuren dat ik op een maandagochtend om zeven uur, als zij weer uit de sluis voeren, als tienjarig meisje achterbleef. Daar stond ik op de rand van de sluismuur in het pikkedonker. Ik liep dan een kilometertje of wat over een verlaten donker landweggetje naar het station. Waar ook al niemand was en waar de luiken door de wind heen en weer klepperden en de bomen grote bewegende schaduwen wierpen op
het gebouwtje. Ik was niet bang, want daar had ik niets aan, dat zou me niet redden. Ik was niet boos, ik was niet verdrietig, ja soms een beetje. Maar mijn overheersende gevoel was: ‘het-is-nu-eenmaal-zo’. Het was meer: ik kán het, ik dóe het, dan dat ik het écht wilde. Ik had geen flauw idee dat er iets was om te willen. Die eenzaamheid, dat afgesloten zijn heeft me ook veel gebracht. Wat het me heeft gebracht is te kunnen dealen met de omstandigheden, tevreden te zijn met wat zich aandient, om overal het beste van te maken. Om van een probleem een uitdaging te maken. En toen ik dacht van ‘het-is-nu-eenmaal-zo’ werd ik daar ook niet echt ongelukkig van, omdat die overtuiging dat het nu eenmaal zo was een bijzonder sterke berusting in zich had. Later heb ik toch wel geleerd, na veel pijn en tijd en moeite, om te weten wat ik echt wil, zonder beperkingen van buitenaf. Jaren daarna ben ik mee gaan varen en heb een gedeelte van de middelbare school schriftelijk gedaan. We waren overal en nergens, en nooit kon je iets plannen. Vriendjes en vriendinnetjes had ik amper en als ik ze had dan zag ik ze zelden. En als ik ze wel zag was dat nooit op momenten die ik zelf kon plannen. Ik deed, ook naar mezelf toe, alsof ik bijzonder flexibel was, want ja: ‘hetwas-nu-eenmaal-zo’. Terugkijkend weet ik dat het een enorm gevecht was. Ik zou graag bij de verjaardag van een vriendin zijn of bij uitvoering van een koortje. Ik wilde niet wegvaren na een weekend waarin ik een beetje verliefd was geworden. Niet dat je daar met iemand over sprak natuurlijk… dat deed je niet. Toen ik in de pubertijd zat, was mijn moeder in de overgang. Mijn rokken waren te lang, mijn broeken te kort, ik hoorde nergens bij en ontweek conflicten. Dus het leven sudderde voort op ‘het-is-nu-eenmaal-zo’. We leefden op het schip, mijn vader, mijn moeder en mijn oudere broer. Mijn grote zus was aan de wal. Mijn broer is elf jaar ouder dan ik. Ik weet niet precies wat er zich af heeft gespeeld in zijn leven toen hij klein was, maar ik denk dat hij ergens een probleem heeft opgelopen. Dat probleem werd ook mijn probleem, want hij heeft zich ongeveer tien jaar lang regelmatig aan mij vergrepen. Ik kom daarop terug in het hoofdstuk
Vergeving. Dat was gemakkelijk te doen voor hem, want we leefden immers op een eilandje dat bewoog: de beperkte omgeving van het schip. Het geïsoleerde bestaan. Mijn ouders die niets konden zien, dus lees: niets wilden zien dat ook de dominee niet zou mogen zien. Gewoonweg omdat ze niet wisten hoe ze hiermee om moesten gaan. Dus alles gebeurde heimelijk en werd onder de tafel geschoven. Onder de alles overheersende mentaliteit van ‘het-is-nu-eenmaal-zo’. Ik wil het… Ik kan het… Ik doe het… Zoals bij zoveel mensen werd mijn huwelijk een voortzetting van de manier van leven zoals die in mijn jeugd was geweest. Al na drie jaar wist ik dat de vlam niet in de pan zat, sterker nog: hij was er nooit geweest. Mijn huwelijk was een vlucht om los te zijn van mijn ouderlijk huis. Ik werd verliefd op een ander. En beleefde een buitenechtelijke hartstochtelijke relatie. Alle verlangens, behoeftes en ideeën die ik in mijn jeugd had gehad over een relatie bestonden dus toch écht. Ik was gewoon misselijk van verliefdheid en de prins op het witte paard deelde deze passie. Dat kan knap gevaarlijk zijn als je al getrouwd bent en er zoveel hartstocht langskomt. In ons enthousiasme en onvoorzichtig gedrag werd ik zwanger. Het kon onmogelijk van mij man zijn, want wij leefden vrij celibatair. Tja, dat werd opbiechten aan mijn echtgenoot en daarna ook aan mijn ouders. Dat hoorde zo in een gereformeerd gezin. Mijn ouders vonden dat je niet kon scheiden wat God had samengebracht. We waren immers in de kerk getrouwd. Ze wilden dit niet, het kon niet en dus deed ik het ook niet, om in het rijtje van ‘willen-kunnen-doen’ te blijven. Wat ikzelf precies wilde deed er niet toe. Trouwens: ik dacht daar simpelweg niet over na. De prins galoppeerde weg, geschrokken door zoveel heftigheid en ik onderging een abortus. Mijn huwelijk was gered. Negen jaar later zijn we toch uit elkaar gegaan. In die negen jaar hebben we er nog het beste van gemaakt. We zijn veel gaan reizen en vluchtten weg van de waarheid. Het was vaak een geforceerde toestand, omdat het vertrouwen weg was en er nergens over gesproken werd. Ik werd in een rol geduwd waarin ik dankbaar moest zijn. Mijn ouders en echtgenoot vonden dat ik de schuldige was geweest en mijn man de aardige en vergevende persoon. Omdat ik dit vooral niet moest vergeten kreeg ik dit regelmatig te horen en te voelen.
Ach ja… Ik wil het… Ik kan het… Ik doe het… Met alle kennis van nu kun je jezelf afvragen waarom het kwartje pas na veertig jaar valt. Maar alles heeft zijn tijd nodig. Soms kost iets tijd. Je hoeft jezelf niets te verwijten dat je niet eerder iets hebt veranderd in jouw leven. Misschien was de tijd nog niet rijp. En kwam het niet op jouw weg. Dat is overigens geen reden om alles maar te laten zoals het is, niet om je te berusten in ‘het-is-nu-eenmaal-zo’. Maar als je op een dag het bewustzijn hebt geproefd, als je ziet in welke patronen je zit, wat er met jou gebeurt en je hebt er geen vrede mee, dan is het moment daar om te veranderen. Je hebt altijd een keuze om te doen wat je echt wilt. Om congruent te leven. Voor jezelf te kiezen, voor jouw eigen geluk. Misschien is het een lange weg voordat je dit inzicht verwerft. Dat is niet erg, wees mild naar jezelf. Geef het de tijd. Doe wat je wilt. Je leven is vol met mogelijkheden, zo veel en groot als een rijstebrijberg. Geloof in jezelf. Niets belet je om te doen wat goed is voor jouw leven. Als je het wilt: dan kun je het. En daar kun je vandáág nog mee beginnen.
3 Ontvangen Als we iets ontvangen dan is er eerst iets gegeven, anders kunnen we het niet krijgen. Ontvangen en Geven zijn daarom onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op het moment dat jij mij iets geeft dan ontvang ik het. Zoals zoveel dingen in ons bestaan, komt het één voort uit het ander. En kan het ene niet bestaan zonder het andere. Geven en nemen is een dynamische uitwisseling, een circulatie van materie of energie. Dat is een logisch gegeven, maar wat de meeste mensen niet weten is dat het nog verder gaat, dat het hier niet bij blijft. Het leuke is namelijk ook nog eens dat het niet alleen zo is dat als ik jou iets geef, ik de gever en jij de ontvanger bent, maar het is méér. Er is namelijk een wet in dit universum die ervoor zorgt dat als jij geeft, jij ook altijd zult ontvangen. Ik ben de gever, daardoor word ik de ontvanger. Jij bent de gever en ook jij wordt automatisch de ontvanger. Alles wat je zaait zul je oogsten. Alles wat je geeft, met overtuiging en vanuit je hart, zul je terug ontvangen…en zelfs nog meer. Alles wat van waarde is in het leven vermenigvuldigt zich als het wordt gegeven. Datgene wat zich niet vermenigvuldigt als het wordt gegeven, is het niet waard te geven of te ontvangen. Deepak Chopra Deepak zegt in een van zijn boeken dat als je iets wilt krijgen, je het beste een ander het kan helpen te krijgen. Of door het de ander te geven. Dat is de handigste manier om het daarna zelf te ontvangen. Maar naar mijn gevoel loopt het hele zaakje dan wel erg door elkaar. In hoeverre geef ik dan zonder er zelf voordeel van te hebben, wat is geven dan uiteindelijk? Alleen maar de opstap naar ontvangen? Je moet eerst willen afstaan, zonder te willen ontvangen. En misschien, heel misschien, bij de gratie Gods krijg je iets terug. Nou ja, de gratie Gods is er gelukkig altijd, maar geven om te ontvangen is niet het uitgangspunt. Bij het woord geven zien we gelijk vierkante pakjes met strikken of boeketten bloemen voor ons geestesoog. Maar geven is lang niet altijd materie. Je hoeft niet rijk te zijn om veel te kunnen geven. Er zijn plenty dingen die geen cent kosten en toch waardevol zijn.
Ik denk aan: aandacht, genegenheid, warmte, liefde, een wens, een gebed, een zegening... of gewoon een glimlach… Daar is zoveel van, dit is een onuitputtelijke bron, waar we steeds weer uit kunnen scheppen. Zonder einde. Er is zo veel van en we hoeven er bijna niets voor te doen! Het is echt gek dat we elkaar niet veel meer geven! We zijn druk bezig om de trein te halen, in de file te staan, te werken, te eten en te slapen. Maar terwijl we dat aan het doen zijn, kunnen we ook zo veel meer doen. We kunnen een helpende hand bieden in de trein, een glimlach geven in de file en genieten van de lach van een kind. Dat is allemaal gratis en voor niets weg te geven. Niet alleen de bron van het geven is onuitputtelijk, maar ook wat wij ontvangen, elke dag weer, lijkt onbegrensd en overvloedig. Eigenlijk hoeven wij niet meer te willen ontvangen, want we hebben alles al. Het belangrijkste wat er is dat is ons bestaan. En een universum dat elke vraag en elke behoefte in ons ondersteunt. Wij denken soms dat we van alles nodig hebben, dat we nu niet hebben, maar wie zegt ons dat datgene ook echt nodig is voor ons? Misschien is dat helemaal niet noodzakelijk, hebben we dit niet nodig om hetgeen te doen wat we moeten doen op deze wereld. Ik moet denken aan het verhaal van het kleine meisje van vier jaar, dat heeft besloten dat ze met het avondeten alleen nog maar chocolade wil eten. Ze vraagt dit aan haar moeder. Die vindt dit uiteraard niet zo’n goed plan. Het meisje begrijpt de afwijzing van haar moeder niet. Ze houdt toch van haar? Waarom mag ze dit niet hebben? Ze vertelt het aan haar vriendjes, die ook allemaal vier jaar zijn en dus op het zelfde denkniveau reageren. Die vriendjes vinden het ook maar raar. ‘Dat jouw moeder jou dit toch niet gunt! Zou ze wel het beste met je voorhebben?’ Soms willen wij iets, maar krijgen we het niet. Wij begrijpen dat niet en doen ons beklag. Maar een intelligentie die vele malen groter is dan ons besef, heeft het beste met ons voor. Er zal een reden zijn, een positieve reden voor ons, dat we soms niet krijgen wat we willen. Dat dingen gewoon zijn zoals ze zijn. Dat een leven loopt zoals het loopt. En dat het klopt. Dat we kunnen doen wat we moeten doen hier. Hetgeen we bij onze geboorte besloten hebben te moeten doen. Vaak willen we dat het leven anders is, we willen andere dingen ontvangen dat die we al hebben, maar het is altijd precies genoeg voor wat we nodig hebben. Als de hele schepping zo perfect is, dan zal ons kostbare leven dat zeker ook zijn.
Niet alles is in geld uit te drukken. In mijn vorige werk verdiende ik meer dan het dubbele van wat ik nu ontvang. En toen werkte ik echt niet harder. In mijn huidige werk als shiatsu-therapeut geef ik niet alleen een behandeling, maar ik duik ook helemaal in mijn cliënt. Ik geef mijn volle aandacht en warmte, misschien zelfs méér dan verwacht zou kunnen worden. Maar wat ik ontvang is ook meer waard dan die eurootjes die ik voorheen met bakken ontving. Ik ontvang waardering, voldoening, resultaat en genegenheid. Maar het allerfijnste is dat ik mijn gave kan gebruiken. Dat is wat ik ontvang. En doen wat ik wil, dat is ook een supercadeau. Het gevoel dat je alles kunt gaan doen wat je maar kunt bedenken geeft heel veel ruimte en vrijheid. Ik betrapte mezelf laatst op een verwachting. Ik had een bosje bloemen bij de deur van mijn jarige buurvrouw gezet. Ze was niet thuis. Dat was ook niet erg, want ik wilde toch geen koffie of op verjaarsvisite, ik wilde alleen maar de bloemen geven. ’s Avonds zag ik licht bij haar branden, dus de bloemen had ze nu vast wel gevonden. Ik verwachtte een SMS of een belletje. Die kwamen niet en ik vergat het ook weer. Zij ook blijkbaar, want ik hoorde daarna niets meer. Weken later schoot het me te binnen en een stemmetje in mij zei: ‘Nou, die Conny laat ook niets van zich horen.’ Ik schrok zelf van dit stemmetje en sprak hardop terug tegen mezelf: ‘Het feit dat je iemand iets geeft, verplicht die ander toch niet om jou te bedanken? Het is toch mijn ding, zij kan toch niet helpen dat ik iets voor haar deur zet? En was mijn doel dan een ‘dankjewel’ te ontvangen?’ Gelukkig hebben we van die stemmetjes in ons die ons een les langs laten komen. Die stemmetjes op zich zijn al een geschenk. Heel veel mensen kunnen gemakkelijker geven dan ontvangen. Tenminste… dat denken ze. Want door het geven ontvangen ze stiekem. Ze vinden het fijn, het geven is hun cadeautje. Door te geven raken ze niet in verlegenheid. Door het geven ligt de aandacht bij een ander. En die is het waard. Als zijzelf een compliment ontvangen vinden ze dat eng, want zijn zij het wel waard? En wordt door het geven van dit compliment misschien iets verwacht voor een volgende keer? Ze kunnen dan een beetje wantrouwig worden, of angstig voor een verwachting. Of is het misschien zo dat ze alleen een ‘dankjewel’ willen horen? Het grootste geschenk dat je deze mensen kunt geven is om iets van ze te ontvangen. Dat maakt ze blij. Maar als we allemaal gevers zouden zijn en bang zijn om te ontvangen, dan raken we het niet aan elkaar kwijt.
Welke achterliggende overtuiging heb je om niet iets te willen krijgen? Laat het los, ga met open armen liggen en geniet van het ontvangen. Een tijd geleden zag een vriend van mij een boekje in mijn boekenkast staan dat hem erg aansprak. Hij was er zo door geobsedeerd dat ik tegen hem zei: ‘Neem deze maar mee, die mag je van mij hebben.’ Ik dacht: ik heb het nog niet uit, maar morgen loop ik wel langs de boekwinkel en bestel ik het opnieuw. De volgende dag ging ik naar de boekenzaak en wilde het boekje kopen, maar het was er niet. En het zou ook nooit meer komen. Want dit boekje werd niet meer gedrukt. Ik baalde lichtelijk en ging thuis op internet zoeken. Tot mijn grote vreugde zag ik het staan, in de aanbieding bij De Slegte. Omdat het niet meer werd gedrukt, wilden ze het zeker kwijt, want het was te koop voor een zeer laag bedrag. Ik heb er twee genomen, om nog eens eentje weg te kunnen geven. Elke keer als ik dit boekje in mijn kast zie staan, dan denk ik aan de wet van vermenigvuldiging. Ik geef er één, om er twéé terug te ontvangen. Om nog méér te kunnen delen. Hoe vaak gebeurt het niet dat als je tegen iemand zegt: ‘Je bent een lieverd’, of ‘Wat zie je er goed uit’, dat de ander dan meteen terugzegt: ‘Jij ook!’ Wij kunnen vaak ontzettend slecht een compliment ontvangen. Wij leidden de aandacht dan snel van ons af, weer terug naar de ander. Waarom ontvangen we gewoon niet lekker? Trouwens, het komt ook niet erg geloofwaardig over om gelijk te roepen: ‘Jij ook’. Want wat jij ook? Wat is het compliment als het hetzelfde, teruggekaatste idee van die ander is. Die ander heeft weer iets anders leuks of liefs. Als ik tegen mijn geliefde zeg: ‘Ik hou van jou’, dan zegt hij standaard de eerste vijf minuten dit niet tegen mij. Hij vindt dat hij het dan alleen maar zou zeggen om iets terug te willen geven. En dat de waarde van hetgeen hij net heeft ontvangen meteen weer linea recta terug zou worden gekaatst. Als hij dit zou doen dan voelt het voor hem alsof het ontvangen op zich zijn waarde verliest en dat het teruggeven al helemaal geen waarde meer heeft. Misschien een beetje ingewikkeld, maar ik voel wel de diepere gevoelens daarachter. Ik word er wel blij van. Op hartstochtelijke momenten roept hij om de tien seconden dat hij van me houdt, dus het zit wel goed. In mijn eerste relatie was geven en nemen een soort wedstrijdje. Maar het moest altijd wel in gelijke stand eindigen. Als ik jou tien minuten streel,
dan krijg ik tien minuten van jou. We gaan anderhalf uur op visite zijn bij mijn ouders, dus dan kunnen we ook absoluut niet langer dan anderhalf uur bij de jouwe zijn. Al het geven gebeurde alleen maar om daarna te ontvangen. Als ik daar aan terugdenk, snap ik helemaal niet hoe dat heeft kunnen gebeuren. Het is te erg voor woorden, hoe alle daden die liefdevol hadden kunnen zijn volledig ontkracht werden. Dan blijft er niets meer over van intentie en van vreugde die hoort bij het geven en ontvangen. Dat was ook niet het echte geven en ontvangen, dat leek meer op touwtrekkerij. Het was gebaseerd op angst. Angst om niet genoeg te hebben. Maar we hoeven niet bang te zijn dat er niet genoeg is. Want er is altijd precies genoeg. Niet te veel en niet te weinig, precies genoeg, zo veel als wij nodig hebben. Alleen het feit al dat we er zijn, dat we bestaan, geeft ons alle mogelijkheden. We hebben een leven, we ademen, ons hart klopt en ons bloed stroomt. En alles ‘for the time being’, zolang we het nodig hebben. Want we hebben het alleen maar nodig in dit leven, we hebben het tot onze dood te leen gekregen. ‘We worden naakt geboren en we gaan naakt weer dood.’ Dus we bezitten heel veel waar we relatief maar een korte tijd mee hoeven te doen. Precies genoeg is daarom eigenlijk hetzelfde als overvloedig en overdadig. Als alles er overvloedig is, wat let ons dan om met een groot en liefdevol hart weer te delen? En laten we genieten, bewust en blij zijn van alles wat we elke dag weer mogen ontvangen. ‘Kabbala’ betekent ’ontvangen’. Volgens de kabbala is het goed om zo veel mogelijk te dromen en te wensen. Hoe meer dromen je wilt laten vervullen, hoe meer je ook hebt om te geven. ‘Er is niets mis met de drang om oneindig veel te willen ontvangen van het leven. Maar de bron van vreugde van dit ontvangen droogt op, wanneer we ophouden met geven… Niets van wat we dan nog ontvangen vult de leegte van ons hart.’ uit: de kabbalist
4 Intuïtie ‘Grootmoeder kan toch niet zulke grote tanden hebben?’ Wat denk je? Had Roodkapje een bril nodig? Wierp haar verstand of haar diepe oergevoel deze vraag bij haar op? Intuïtie. We hebben het allemaal. Veel of weinig, manifesterend of sluimerend. Misschien is het verborgen in ons aanwezig of misschien gebruiken wij het dagelijks. Misschien zijn we er ons continu van bewust of misschien handelen vanuit een impuls en denken niet aan een dieper gevoel van instinct. Vaak gaan we af op ons gevoel, onze eerste indruk. In de volgende fase gaan we denken, we gaan denken dat ons gevoel niet klopt en vervolgens geven we aan ons denken de voorkeur. We leven meer vanuit ons hoofd dan vanuit onze buik. We gooien onze buikgevoelens weg, wat eeuwig zonde is. Want deze eerste impulsen kloppen vaak. Het is ons oude oerinstinct. Als we er meer op zouden durven vertrouwen, dan zouden we er veel mee kunnen bereiken. Aan het woord intuïtie moet zeker het woord vertrouwen gekoppeld worden. Pas als je erop vertrouwt en in gelooft dan pas kun je het écht gebruiken. Ik kijk naar intuïtie in mijn eigen leven. Sommige mensen kunnen prachtige verhalen vertellen uit hun jeugd over hun intuïtie. Kinderen staan natuurlijk nog heel erg dicht bij de bron en zijn nog niet gehinderd door ‘dingen-die-niet-kunnen’, zij zullen gevoelswaarnemingen het best onderkennen. Doordat ik persoonlijk zoveel belevingen uit mijn jeugd heb weggedrukt, ben ik dus niet in staat om ook van die prachtige verhalen op te rakelen. Ja, misschien over die ene keer. Het was zaterdag, al laat in de avond. En ik dacht de hele dag al dat ik naar huis, naar het schip van mijn ouders zou gaan. Ik woonde op een schippersinternaat en vrijdagavond ging ik vaak met de trein naar de plek waar het schip lag, om dan daar het weekend door te brengen. Maar nu was er die vrijdag niets gebeurd, ik had niets gehoord van mijn ouders. Pas op zaterdag vertrekken, dat was nog nooit voorgekomen. En nu was het al zaterdagavond. Toch wist ik dat ze zouden bellen en dat ik niet de volgende dag, op zondag, met alle andere schipperskinderen in colonne naar de kerk zou hoeven lopen. Gewapend met een pepermuntje en een kwartje op de harde houten banken van de
Koepelkerk zou hoeven te zitten. Dat was altijd een ‘bad’ scenario en het leek erop dat het zich ook nu zou gaan voltrekken. Maar ik geloofde, vertrouwde, hield vast aan het idee dat ik naar huis zou gaan. Het leek uitgesloten, maar zaterdagavond, ik was al in pyjama, kwam het telefoontje. Mijn ouders hadden een flinke vertraging opgelopen op het IJsselmeer, maar als ik wilde mocht ik me aankleden en naar het station gaan. Die avond ging ik naar boord, zoals mijn gevoel me steeds al had verteld. Misschien was het niet de intuïtie, maar een bijzonder sterke intentie die ik in de kosmos had gegooid, zodat het wel moest gebeuren. Maar wie kan mij vertellen in welke volgorde iets gebeurt? Is de intuïtie het voorgevoel van een gebeurtenis of gebeuren dingen juist omdat de intentie zo sterk is dat je wilt dat ze gebeuren? Maar dan zou alles intentie zijn en zou intuïtie niet bestaan. Of zou alles wat in de toekomst nog moet gebeuren intentie zijn? En dingen die al gebeurd zijn en dingen uit het ‘hier-en-nu’ alleen maar pure intuïtie zijn? Dan zou het alleen maar om de factor tijd gaan, maar wat is tijd? Misschien is het niet belangrijk om te weten hoe ‘iets’ precies zit en in welke volgorde gebeurtenissen plaatsvinden, maar wel het feit dat je er vertrouwen in hebt. Later in mijn leven is er wel een tijd geweest dat ik dagelijks gebruikmaakte van mijn eigen intuïtie. Ik zal een paar leuke voorbeelden vertellen: Ik was filiaalmanager in een optiekzaak en elke avond, nadat we de winkel hadden gesloten, telden wij de kas. Oef, ik vond dat zo’n vervelende bezigheid, vooral als een of andere lolbroek net voor sluitingstijd een nieuwe rol met muntjes open had gemaakt. Dus op het eind van een drukke zaterdag riep ik: ‘Nou, het zal wel… ik denk dat hier 132 muntjes van twee cent in zitten’. ‘Ach neeee’, zei mijn collega, ‘ik tel wel even.’ Zij begon ijverig tellen en op het eind keek ze me een beetje raar aan en zei: ‘Dit zijn er inderdaad 132. En hoeveel van vijf cent denk je dat er inzitten?’ Zonder zelfs maar te kijken hoe hoog de berg met muntjes was riep ik op afstand: ‘87 van vijf cent…’ Zij weer tellen en op het eind zakte haar mond open van verbazing…’ Het zijn er 87!’ Leukleuk...! Ik reageerde laconiek, gooide mijn armen in de lucht en reageerde met: ‘Joepie! Ik ga morgen maar eens naar het casino!’ Dat heb ik natuurlijk niet gedaan, ik ben er ook niet van overtuigd dat het dan ook gewerkt zou hebben.
Later die week zat ik met een klant aan tafel in een dikke map te zoeken naar het juiste formulier. Het was een flinke ordner en terwijl we daar zaten liep de hele winkel vol met klanten. Veel tijd kon ik niet meer besteden aan dit gezoek. Opeens nam ik een besluit, ik deed de map dicht, zette mijn benen naast elkaar op de grond, haalde flink adem, sloeg de map open… en… voila! Precies bij het juiste formulier. Mijn klant zat een beetje verbijsterd te kijken en vroeg: ‘Heb je dit vaker?’ We hebben er samen hartelijk om zitten lachen. Ook uit diezelfde periode komt het volgende voorval. Ik was naar een groot feest geweest in de Ahoy in Rotterdam. Ik reed Rotterdam uit en bedacht me opeens, als leukigheidje, dat ik Tim, een jongen die ik een paar weken eerder had leren kennen, weleens spontaan met een bezoek zou kunnen verblijden. Hij woonde immers in Rotterdam. Alleen één probleempje: ik had zijn adres niet. Maar ik had wel zijn telefoonnummer. Ik belde hem, maar hij nam niet op. Dan maar mijn beste vriendin Liek gebeld met de vraag of zij even op internet wilde kijken waar hij woont. Zij gaat zoeken. Maar hij heeft een geheim nummer en er is geen adres te vinden. Ik rijd ondertussen van de snelweg, neem een weg naar rechts, rijd langs een metrolijntje, ga weer eens naar rechts en rijd door een wijk met allemaal flats aan weerszijden van de weg. Ondertussen is Liek, mijn vriendin aan de andere kant van de lijn, maar aan het zoeken. ‘Nou weet je’, zeg ik tegen haar, ’ik stop hier en dan keer ik, rijd terug naar de eerste flat vanaf hier en dan kijk ik daar wel even.’ Waarom ik dat zei en waarop dat gebaseerd was dat wist ik niet en weet ik nog steeds niet. Ik hing op, parkeerde de auto, stapte uit en liep naar een flat. Een flatgebouw die staat tussen twintig andere flatgebouwen, zomaar in een wijk ergens in Rotterdam. Ik liep naar die flat, keek op de naambordjes en zag gelijk zijn naam staan… Eigenlijk rolde ik van verbazing van de stoep. Bizar! Ik belde Liek en riep overenthousiast: ‘Je wilt het niet weten, hij woont hier gewoon, ik vind het zomaar!’ Ik bel aan, maar geen teken van leven. Ik loop wat heen en weer en dan komen er twee mensen aan: het blijken zijn buren te zijn. Ze laten me binnen, zodat ik tot aan zijn voordeur kan lopen. Hij is duidelijk niet thuis, maar voor de deur staan twee wandelschoenen. Ik pak ze op en zet ze op de mat, de een wat schuin voor de ander, alsof ze weg willen lopen. Daarna ga ik maar weer terug naar mijn auto en naar huis. ‘s Avonds thuis heb ik Tim een mail gestuurd en hem verteld dat ik bij zijn appartement geweest was zonder dat ik maar een idee had waar hij woonde. En dat ik zijn schoenen op de mat heb laten weglopen. De volgende dag belt hij op, of dit een grap is? Hoe dit kan? Hij snapt er niets van en als hij het verhaal hoort is hij heel stil aan de andere kant van de lijn. Het is nooit meer iets
geworden tussen ons, want later heeft hij mij laten weten dat-ie me wel heel eng vond. Of dit nu intuïtie of intentie was, ik wilde er gewoon naartoe rijden, misschien heb ik dat in de kosmos gezet. Ik heb niet nagedacht, alleen maar blindelings vertrouwd of eigenlijk blindelings gedaan, want ik had geen seconde in mijn hoofd gezeten. Daarna heb ik mezelf wel eens getest door bijvoorbeeld aan een vriend, bij wie ik nog nooit thuis was geweest, te vertellen hoe zijn huis er van binnen uitzag. Zo van: ‘Als je van de bank opstaat en je draait naar rechts en daarna naar links, dan kom je bij de trap, boven zijn drie deuren, maar je kunt ook om de trap heen lopen.’ Geen standaard dingen dus, maar ‘t klopte lekker wel. Die vriend zei: ‘Je bent een heerlijk mens’, want ‘spirituele mannen’ vinden dit wel spannend. Of ik daarom echt heerlijk ben dat weet ik niet, wel dat ik het zelf heerlijk vind. Gewoon beseffen dat we alles al weten, dat het zo oneindig mooi in elkaar zit, dat we veel meer kunnen en zijn dan dat we zelf beseffen. Met diezelfde vriend ben ik ook op vakantie gegaan. We gingen naar een land waar - volgens insiders - eerder iets ‘toegevoegd’ werd aan je bagage dan dat er iets uitgehaald zou worden. Met dit idee ging ik op zoek naar een slotje voor mijn koffer. Ik vond een cijferslotje dat ik in jaren niet had gebruikt. De code van dit slotje wist ik dus ook echt niet meer. Ik besloot om deze drie cijfers te gaan pendelen. Ik vroeg aan de pendel: is het eerste cijfer een 1, of een 2...? Ik keek wanneer er een bevestigende beweging zou komen. Toen ik drie cijfers gependeld had, pakte ik het slotje en draaide hem in deze stand. En… taraaa… tot mijn eigen grote verbazing sprong-ie open. Op mijn werk hadden we last van jeukende ogen, droge neuzen, schorre kelen en een algeheel gevoel van malaise. We wisten niet waar het aan lag. Wel dat het iets moest zijn in het gebouw, want in het weekend en tijdens vakanties hadden we geen klachten. Op een avond, na sluitingstijd, besloot ik op m’n gemak daar eens te gaan zitten pendelen. Al gauw was de uitslag dat het kwam door de muren en door een apparaat. Het bleek om het soldeerapparaat te gaan. De volgende dag vertelde ik het mijn collega’s. Daniëlle, mijn zwangere collega trok het soldeerapparaat, dat onder de werkbank stond van de muur af. Toen zagen we dat de hele achterwand weggevreten was door de chemische troep. ‘Laat gauw los en laat lekker staan’, was mijn idee. Ook al omdat ze zwanger was leek me een aanraking met deze chemicaliën nogal
tricky. Ze deed dat en belde het hoofdkantoor van ons bedrijf. Daar zeiden ze dat ze het wel even kwamen repareren. Maar Daniëlle hield vol dat het apparaat vervangen moest worden, want haar bedrijfsleider had gependeld en het was hier geen zuivere koffie. Ik weet niet wat ze gedacht hebben aan de andere kant van de lijn, maar sindsdien stond ons filiaal bekend als ‘superzweverig’. Een pendel, een kristallen bol, een stel tarotkaarten: we hebben het natuurlijk allemaal niet nodig. Het zijn slechts hulpmiddelen. We, en dan bedoel ik dus echt iedereen, weten alles al, in ons onderbewustzijn liggen alle antwoorden al opgeslagen. Daar hoef je geen goeroe of een verlichte monnik voor te zijn. Alleen we kunnen er niet altijd gemakkelijk bij, ook al doordat we er niet echt op vertrouwen. Het is ook een kwestie van oefening. Probeer maar eens een cursus intuïtieve ontwikkeling en kijk wat er gebeurt. Ik sta te kijken van alles wat iedereen na oefening zo uit de lucht plukt en wat blijkt te kloppen. Kijk en voel. Roep maar wat, zonder in je hoofd te gaan zitten, ook al klinkt het onzinnig en raar. Het buikgevoel klopt altijd. Het is een kwestie van vertrouwen. We zijn méér dan we denken, we zijn wat we voelen. Maar jammer genoeg is ons denken zo overheersend dat we gelijk gaan denken over wat we voelen. Als we puur op onze intuïtie zouden vertrouwen, dan liepen we morgen over het water.
5 Overtuigingen We ervaren wat we geloven… Wie wij zijn bepaalt wat wij zien. Eerst ben jij er en dan pas jouw ervaring. Het is waar dat jij gevormd wordt door jouw ervaringen, maar het is ook zeker andersom: jouw ervaringen worden gevormd door de manier waarop jij ze ziet… Vaak zoeken wij naar zekerheid in het leven. Als we een keer hebben besloten iets te geloven, dan zullen we steeds ervaringen aantrekken die deze overtuiging ondersteunen. Dat is veilig en we hoeven ons niet af te vragen of deze wel kloppen. Wat wij geloven en hoe wij geloven bepaalt dan onze werkelijkheid. Maar de werkelijkheid is dat wij elke werkelijkheid kunnen maken. Deze bestaat alleen bij de gratie zoals jíj ernaar kijkt…
laten we dam vrij zijn en vol verwondering dan blijft elke ervaring transparant en stralend...
6 Oordeelloos Wat vind jij ervan? Virus nummer één in onze tijd. Een ziekte die onbedwingbaar om zich heen grijpt. Wij schijnen namelijk met z’n allen overal iets van te moeten vinden. Een oordeel moet er komen en liefst binnen vijf minuten. Want zonder een snelle uitspraak denkt men misschien dat je ook geen mening hebt. En géén mening hebben, daar hangt een negatief oordeel over. We praten graag over van alles mee, zonder dat we zelfs weten waar de klok hangt. Laat staan de klepel. En we willen met die snelle, nieuw verworven mening ook de inspraak. Je moet tenslotte kunnen meepraten. Dus bel snel 4040 en stem op jouw favoriete kandidaat! Een inzicht, een mening, een visie of een groot streven is natuurlijk geweldig. Maar het oordelen, beoordelen en veroordelen van alles wat anders is dan onze ‘normale’ maatstaven, geeft een kortzichtige en beperkte visie. Daarmee doen we onze medemens, maar ook onszelf, ernstig tekort. Juist de blik met de open mind is veel relaxter, vredelievender en energiebesparender dan overal gelijk maar iets van te vinden. Maar we worden zo meegetrokken in ons moderne leven dat het juist lijkt dat oordeelloosheid moeilijker is. Iets niet doen lijkt meer actie te kosten dan het wel te doen. Oordeelloosheid kost meer moed, alertheid en energie. We zijn zo gewend aan oordelen en om door onze gekleurde bril te kijken, dat niets lastiger lijkt dan die bril af te zetten. Want wat zijn oordelen? Hoe komen wij aan onze oordelen? Onze oordelen zijn gevormd door alle informatie die we van buitenaf tot ons hebben gekregen. Het is alles wat we geleerd hebben van onze ouders, onderwijzers en coaches, en wat we beleefd hebben in ons leven. Het is alles wat ons gevormd heeft door onze omstandigheden en de situaties die zich hebben voorgedaan. Ik heb eens ergens gelezen dat de informatie die wij opslaan in ons leven voor een derde gevormd wordt tijdens de ervaringen die we beleven tijdens de zwangerschap, een derde door onze opvoeding en gebeurtenissen tot ons twintigste jaar en een derde komt van wat wij meemaken ná ons twintigste levensjaar. Voor een groot gedeelte komt deze informatie dus uit het verleden. Wij hebben ons een beeld gevormd en daar houden we ons aan vast. Bewust of onbewust. Het is veilig en vertrouwd en het kost geen energie. Het is
vast wel goed, want onze ouders deden het immers ook zo. We hebben onze wereld leren zien door de ogen van onze ouders en leraren, maar dat hoeft niet te zijn wat er is. Bovendien is deze informatie ontstaan in het verleden en gebaseerd op eerdere ervaringen. Terwijl elke gebeurtenis in het nú volkomen nieuw is, géén enkel moment is een moment dat al eerder is geweest. Elk moment is uniek en mag je ook met een nieuwe blik en inzicht tegemoet gaan. Want juist uitgaan van onze eerdere ervaringen en daarnaar handelen, zet ons vast en laat ons steeds opnieuw rondjes draaien in onze oude patronen. Dat is niet alleen schadelijk voor onszelf, maar ook snijden we de communicatie af met anderen. Door onze oordelen verliezen we het contact met onze medemens. Het schept afstand. Want ik denk zus en jij denkt zo. En ik heb gelijk, honderd procent gelijk. Maar in de visie van die ander heeft deze óók honderd procent gelijk. We hebben allebei honderd procent gelijk. Er bestaat dus niet zoiets als een ultieme waarheid. Een visie hebben op dingen of op het leven is een groot goed, maar om de visie van de ander dan gelijk zonder nadenken onder de tafel te schuiven is kortzichtig. En als we zonder dat ons een visie wordt gevraagd, zo uit het niets, zonder toegevoegde waarde, met een veroordeling klaarstaan over een andere visie, is dat onhandig. Bovenstaande uitspraak is natuurlijk grappig, want ook dit is ook een oordeel. Zelfs iets roepen over een veroordeling is op zich al een nieuwe beoordeling. Pasgeleden keek ik naar een actualiteitenprogramma op tv. Het ging over de aardbeving op Haïti. Er zat een ooggetuige aan tafel, die zijn verhaal vertelde. Hij was voor zaken afgereisd naar Haïti. Op het moment dat hij aan het inchecken was in zijn hotel hoorde hij een laag brommend geluid en ging de grond onder zijn voeten trillen. Hij rende naar buiten. Na de eerste aardschok bedacht hij zich dat zijn telefoon en paspoort nog binnen lagen. Terwijl hij om zich heen gekerm hoorde van mensen die onder het puin lagen, rende hij weer terug naar binnen om zijn paspoort te zoeken. Toen hij dit vertelde riep de interviewer verbaasd uit: ‘Hoe kun je je nu druk maken om een paspoort, terwijl er misschien mensen liggen te sterven onder het puin?’ ‘Ja’, zei de man, ’ik vertel u wat er gebeurde, ik weet het niet, ik voelde een soort overlevingsangst.’ In het verdere gesprek daar aan die tafel liet de interviewer duidelijk merken dat hij het belachelijk vond en dat hij het anders zou hebben gedaan. Maar die beste interviewer kan helemaal niet weten hoe hij zou reageren, want hij was daar niet. Je kunt niet weten wat je zou doen op het moment suprème. Je hebt niet in de schoenen gestaan van de ander. Je weet niet wat iemand gevoeld heeft. Je weet niet wat
voor een achtergrond iemand heeft. Je kunt er eenvoudig weg niet over oordelen! Mensen handelen ook vanuit hun eigen referentiekader. Dat komt door alles wat in hun leven een rol heeft gespeeld. Dat zijn vaak andere omstandigheden dan die in jouw leven zijn geweest. Je kunt er niets van zeggen. En zelfs dan, bij eenzelfde gebeurtenis kan er verschillend waargenomen worden. Stel: een vader maakt tijdens het eten een opmerking tegen zijn kinderen. De ene hoort de hele opmerking niet, de volgende lacht zich slap, want die vindt de opmerking erg komisch en de derde moet jaren later psychisch behandeld worden, want deze opmerking heeft hem een levenstrauma bezorgd. Is die vader nu een slechte opvoeder, een enorme grapjas of een nietsontziende geweldenaar? De kinderen hebben hun oordeel, maar dit zal niet eenduidig zijn, doordat simpelweg de ene persoon niet hetzelfde zal ervaren als een ander. De klok horen luiden, geen idee over klepels en toch ‘iets vinden’. Gisteren kwam mijn buurman met zijn vijftienjarige dochter Elise thee drinken. Het gesprek kwam op de actuele gebeurtenissen op Haïti. We hadden het over de hulpverlening die daarna op gang kwam. ‘Nou’, zegt Elise, ‘die Amerikanen moesten weer zo nodig luxe met een vliegtuig komen helpen. Wij, uit een klein en ver landje, zijn er gewoon helemaal met een boot naartoe gevaren. Echt weer Amerikanen, hoog in de bol.’ Ze zei dat in haar lieve naïviteit, maar hoe verzin je zo’n beoordeling? Hoe gemakkelijk is het om iets te roepen wat je iemand anders vóór je hebt horen roepen en wat wel aardig klinkt in jouw oren. En hoe moeilijk is het om na te denken of dit wel klopt en jouw eigen mening te vormen. Laat staan om er helemaal geen oordeel over te hebben. Want waarom zou je iets moeten vinden over de manier waarop er hulp verleend wordt tienduizenden kilometers verderop, terwijl je er geen kaas van gegeten hebt hoe zoiets in elkaar zit. Wij leven ook erg in onze dualiteit. Het is óf goed of slecht. Je bent het er mee eens of je bent het er niet mee eens. Gewoon niets vinden, omdat je de ins en outs niet kent, dat komt blijkbaar moeilijk bij ons op. Het kost echt zoveel energie om overal maar iets van te vinden. Maar wij schijnen in deze tijd overal een mening over te moeten hebben. Erg vermoeiend! En vaak nergens op gebaseerd. Dus maken wij het onszelf nu makkelijker of maken we het ons juist moeilijker door overal een mening over te hebben?
Oordelen wordt al snel veroordelen. Ik woon in een straatje waar iedereen al snel iets vindt van een ander. Het is soms een hele opgave om daar niet in mee te gaan. Het is wel bijzonder boeiend en leerzaam. Het liefst zou ik het allemaal willen vermijden. Ik heb dat ook jaren gedaan. Maar soms komen dingen in een kéér gewoon op jouw pad. Dan is het tijd voor jouw les. Wat doet het met jou en hoe ga je er mee om? Dat is het leuke van het leven. Je hoeft nooit te denken: ‘It’s shit what happens!’ Maar: ‘Shit, what happens?’ Wat komt er nu weer langs? Tijd om dit aan te gaan! Dus in dit geval doe ik dat maar. Het resultaat is dat ik soms het gevoel heb dat ik als een soort politieman en vredestichter de zaak loop te sussen. Maar eigenlijk is het mijn zaak niet en iedereen mag toch gewoon denken wat-ie wil? Ik moet er alleen niet in meegaan en bij mezelf blijven. Of ligt er toch een bredere taak weggelegd? Maar waarom ergeren mensen zich aan elkaar? Bijna altijd zijn het de eigen schaduwkanten. Dingen die je zelf net zo doet, maar bewust of onbewust wegdrukt. Juist het feit dat je ze herkent bij een ander en ze je óók nog triggeren geeft wel aan dat het in jouw eigen systeem ook aanwezig is. Wanneer iemand een vervelende uitspraak over jou heeft, dan zegt dat meer over die persoon dan over jou. Die persoon laat zich behoorlijk in zijn kaarten kijken door te vertellen wat hij opmerkt over jou, het zegt iets over zijn of haar eigen referentiekader, over zijn eigen onvolkomenheden en onmacht. Het is zijn eigen herkenning, anders was het hem niet opgevallen. Ergeren is altijd een weerspiegeling van jouw eigen schaduwkanten. Een opmerking over een ander is altijd een mening, jouw mening. En omdat er geen ultieme waarheid bestaat is het in elk geval nooit een veroordeling over de ander, ook al was het misschien wel zo bedoeld. Nog even iets over zelfbeoordeling. De beoordeling over onszelf en onze resultaten. Want resultaat dat willen we zien! Een groot gedeelte van de naoorlogse generatie gaat eronder gebukt. Opgevoed met het idee ‘we bouwen ons bestaan weer op, niet zeuren, handen uit de mouwen’, is het moeilijk om te luieren. Nietsdoen wordt vaak hetzelfde beoordeeld als ‘nutteloos zijn’. Als je een dag - naar jouw eigen gevoel dan - niet productief bent geweest, dan is dat een verloren dag. Ledigheid is des duivels oorkussen. Je moet bezig zijn om je nuttig te voelen. Wat heb ik nu eigenlijk gedaan vandaag? En helemaal niets doen, wie kan dat? Mocht je dan toch uiteindelijk even zonder werk op de bank zitten dan bekruipt je al snel het
gevoel dat je toch op moet springen, want jouw oog valt op iets, ergens in een hoekje, waar toch echt iets gedaan moet worden. En hebben we het wel echt verdiend om hier zo te zitten? De onrust die we voelen als we niet bezig zijn, hoe raken we ervan af? En buiten dat: hoe kunnen we liefdevol en met begrip onszelf aardig, lief en nuttig vinden als we niets presteren? Hoe laten we het oordeel over onszelf los en hoe accepteren we dat ‘we doen wat we doen’, ook al is dat niets? Toen mijn moeder ernstig ziek was en ze te moe was om dingen te ondernemen zei ze tegen ons dat ze ‘lui’ was. Ze nam het zichzelf kwalijk. Ze accepteerde niet dat ze gewoon moe was en eenvoudigweg geen energie meer had. Ze was drieëntachtig jaar, had kanker en vond zelf dat ze lui was, omdat ze geen puf meer had. Het lijkt wel of de aarde alleen maar draait bij de gratie van onze wedren, door ons voortgaan draait alles als een tredmolentje. Tenminste, dat denken we. Maar alles gaat gewoon door, ook al houden we uren siësta. We kunnen het beste - in de korte tijd dat we hier zijn onszelf koesteren, ons eigen ‘ik’ accepteren, lief zijn voor onszelf en voor elkaar. Volledige acceptatie en zonder oordeel. Wanneer een moeder roept naar haar ondeugende kind: ‘Jantje, je bent stout!’, dan bedoelt ze: ‘Jantje, je doet stout.’ Of nog beter: ‘Jantje, ik vind jou stout.’ Want meningen zijn geen feiten. En aan een oordeel hangt altijd een labeltje. We zijn niet onze gedachten, we zijn niet onze daden, we zijn niet onze problemen. We zijn méér dan dat. En er bestaat geen ultieme waarheid. Wanneer wij onszelf leren om niet ons te fixeren op één oordeel, op één denkwijze, op één ervaring en niet overal meteen een etiket op plakken, wanneer we vrij, zonder oordeel een ervaring beleven, dan pas ontwikkelen we bewustzijn. Dan pas zijn we vrij. Dan pas kunnen we ons verheugen in de verwondering. Kunnen we ontdekkingen doen en in liefde openstaan voor elkaar en voor onszelf. Het kost ons misschien moed en alertheid, maar door het resultaat zullen we rijkelijk beloond worden. Het geeft ons een vrijere en vredelievende samenleving en voor onszelf meer rust. Want wat kost het een energie om overal iets van te vinden.
De volgende opmerking is schertsend bedoeld. Want ‘fouten’ bestaan niet, maar deze zin geeft onze verbondenheid weer en de zinloosheid van oordelen: Leer van de fouten van anderen, want we leven te kort om ze allemaal zelf te maken.
7 Verwondering Het is verwonderlijk hoe weinig we ons verwonderen in een wereld vol met dagelijkse wonderen. Vorige week heb ik mijn arm verbrand. Een beetje dommig heb ik heet water gemorst. Ik wilde met zes in elkaar geschoven glazen, een kop koffie én een thermoskan met net gekookt water naar mijn praktijkkamer lopen op de eerste verdieping. Ergens onderweg gebeurde het: ik schonk het kokendhete water over mijn pols. Het was pijnlijk, maar ik ging gewoon aan de slag. Totdat ik mijn eerste cliënt Reconnection - daarover meer in het hoofdstuk Verbinding - ging geven. Daarna was de pijn als bij toverslag verdwenen en nu is het alleen maar lastig. Maar ook niet méér dan dat. Of eigenlijk wel meer dan dat. Want het heeft me iets gebracht. In elk geval bewustzijn. En dankbaarheid, dat de verbrande plek niet groter is. En verwondering. Ik zit me namelijk al dagen te verbazen over hoe ons lijf toch werkt! Mijn hele lichaam heeft alle zeilen bijgezet, allemaal onzichtbare mannetjes zijn her en der vanuit mijn lichaam opgetrommeld en bouwen nu een nieuw vel op mijn arm. Ze staan op de steigers en metselen fluitend mijn onderarm weer heel. Wat is het toch wonderbaarlijk dat ons lichaam zichzelf altijd weer wil herstellen. We blijven niet met allemaal happen, gaten en bulten zitten, ondanks dat we onhandig onszelf beschadigen. Tenminste, in mijn geval. Wat zit er toch een oneindige liefde in alles, dat we altijd maar weer héél mogen worden. Heel, niet alleen fysiek, maar ook mentaal. En ook op momenten dat dit niet helemaal lukt, dan heeft het leven daar voor ons ook een positieve reden voor. Wat is de wereld toch een wonder! Als ik nu, vanachter mijn laptop, uit mijn raam kijk, zie ik allerlei vogeltjes aan de vetbolletjes hangen. Ze hebben allemaal twee witte randjes om hun vleugels. En net boven hun staart een blauwgrijs plekje. Hoe kan het in vredesnaam dat bij al die vogeltjes precies daar staartpennetjes groeien met witte veertjes en waar het een andere kleur moet hebben, daar is die kleur er dan ook gewoon. Nou ja ‘gewoon’? Het is niet ‘gewoon’, het is een wondertje. Hoe kan het dat in een zaadje de belofte van een heel bos besloten ligt? Hoe kan het dat wij mensen steeds maar weer met tien tenen geboren
worden? En hoe kan het dat, zonder dat we bewust iets doen, ons hart maar blijft kloppen? Het is een wonder dat de maan zorgt voor onze eb en vloed. En alle ritmes van de natuur, die de aarde eindeloos laten draaien. Hoe komt het dat we ons niet elke dag, elk moment verwonderen? Maar gewoon weer met onze iPod in de intercity stappen. Voortrazend naar ons volgende doel. In een vast stramien ons druk maken over verloren tijd. Ons afschermen voor wonderen en alles gewoon vinden… Je hoeft er niet in te geloven… Het is er gewoon, kijk maar om je heen.
8 Aanname Oordelen en aannames liggen heel dicht bij elkaar. Alleen met oordelen schaad je meestal de ander, en door aannames schaad je voor het merendeel jezelf. Je zet jezelf op het verkeerde been en maakt de wereld van mogelijkheden kleiner. Bewust of onbewust. - Je denkt dat je weet dat het sollicitatiegesprek morgen niets zal worden, want bij de vorige was je ook al afgewezen. - Je schijnt te weten dat jouw buurman helemaal niet blij zal zijn met de nieuwe schutting, die jij wilt plaatsen, dus je wilt het maar stiekem doen. - Je vermoedt dat iemand het niet eens zal zijn met jouw mening en begint gelijk maar met een flinke aanval. - Je maakt je druk over de regen die morgen gaat vallen, maar misschien blijft het wel droog. Al deze aannames, dingen die we gewoon voor zoete koek slikken, zijn vaak gebaseerd op iets wat we kennen, iets wat al eerder gebeurd is. Maar vandaag is gisteren niet en morgen is vandaag niet. Elk moment gebeurt dat ene wat alleen maar dit moment gebeurt. Elke situatie is nieuw. Elk moment is uniek. Oké, het geleerde uit het verleden kun je gebruiken voor beslissingen van vandaag. Je hebt altijd iets aan wat gebeurd is, je leert ervan. Maar denk niet dat je altijd het plaatje van toen precies op het plaatje van nu kunt leggen. We kunnen beter niet de lat van het verleden langs de situatie van vandaag leggen. Want het geeft een vertekend beeld, het geeft niet weer hoe het werkelijk is. Het beperkt ons enorm in onze creativiteit. Als je erop gaat letten dan zul je versteld staan van de hoeveelheid aannames die je de hele dag doet. En het kan bij twijfel ook helemaal van links naar rechts gaan. Een leuk voorbeeld: ik vertelde een vriend van mij dat ik zo blij word van mijn bezoeken aan huis. In mijn praktijk heb ik een aantal cliënten die slecht ter been zijn, deze mensen masseer ik aan huis, ik ga dan bijvoorbeeld naar een verzorgingstehuis. Wanneer ik ooit ga stoppen met mijn praktijk dan wil ik graag deze mensen thuis blijven behandelen. Ik opperde tegen die vriend dat ik dan mijn tarieven zou verlagen. Ik zou dan immers geen huurkosten voor mijn praktijkruimte meer hebben.
Die vriend vroeg: ‘Waarom wil je dan de tarieven naar beneden doen?’ Waarop ik zei: ‘Nou ja, met een klein pensioentje kan men een behandeling misschien niet betalen.’ Hij vroeg: ‘O ja, is dat zo?’ Toen ik nadacht en de financiële situatie van mijn huidige klanten voor me zag, antwoordde ik: ‘O, nee, deze mensen hebben juist voldoende te besteden…’ Waarop die vriend, heel plagerig, weer vroeg: ‘O ja, is dat zo?’ Hij had alleen maar twee keer gezegd: ‘O ja, is dat zo?’ En ik was met mijn mening van rechts naar links gegaan, alleen maar omdat ik dom achter elkaar dingen zat aan te nemen, zonder dat ik echt wist hoe het zat. - ‘Je keek zo nors, je bent zeker boos op mij.’ - ‘Hij belt niet meer, hij zal wel niet meer van me houden.’ - ‘Ik begin daar maar niet aan, het wordt toch niets.’ - ‘Er zal wel weer een file staan.’ - ‘Hij hangt onderuit en zal dus wel ongeïnteresseerd zijn.’ - ‘De opbrengst van een dakloze krant gaat op aan drugs.’ - ‘Die man is zo aardig, die wil zeker iets van me.’ - ‘Die man met die zwarte jas is vast een kinderlokker.’ - ‘En die gekleurde vrouw kookt nooit hutspot.’ - ‘Dat meisje loopt zo rechtop, ze zal wel verwaand zijn.’ - ‘Ze vinden mij toch niets, ik ben heel anders.’ - ‘Dat groepje Marokkaanse jongeren zal wel gewelddadig zijn.’ - ‘Die man is zo dik, hij eet vast altijd vette dingen en beweegt niet.’ - ‘Die man in die rolstoel kan niet zelf beslissen.’ Dit rijtje kunnen we met gemak flink uitbreiden. We zijn echt de hele dag bezig om te denken dat we iets zien dat er misschien helemaal niet is. Nu hoeven we onszelf ook weer niet als een soort Dobby voor de kop te slaan. We hoeven niet boos te worden op onszelf, we mogen mild zijn over onze gebreken. Wat wel van ons gevraagd wordt, is ons bewust te zijn. Als je bewust bent van alle gedachten, oordelen, aannames, leefwijze, handelen en wat al niet meer, dan kun je daarna kiezen. Kiezen of je deze aannames nog wel wilt hebben. Of dat je ze herziet. De volgende stap na een conclusie, na een bewustzijn, vraagt altijd een reactie. We kunnen kiezen hoe we reageren. Kiezen: dit is zo, maar nu? Wat doe ik ermee? Wil ik dit wel of wil ik dit niet? En is het ook de echte wereld zoals die er is? Of zie ik het door een gekleurde bril? Is mijn realiteit ook jouw realiteit? Wie heeft er gelijk? En bestaat ‘gelijk’ eigenlijk wel?
Over onze gedachten over onszelf kunnen we ons afvragen: klopt dit wel? Is het niet ontstaan door eerder ervaringen of doordat het ons altijd zo verteld is? Of omdat we denken dat we niet capabel genoeg zijn? Omdat we onszelf te min vinden? Wat is de basis, is deze wel gegrond? We winnen zo veel als we loslaten dat iets niet kan, omdat het voorheen ook niet kon en omdat jouw vader het ook al niet gelukt is. Nadat we loslaten zullen we ontdekken dat onze eigen mogelijkheden grenzeloos zijn. Over de aannames naar anderen is het niet verkeerd om te vragen aan die ander hoe het zit. We weten pas wat de ander denkt als we het aan hem vragen. We zijn nog niet in een tijdperk aangekomen dat we gedachten kunnen lezen. We moeten ook absoluut niet denken dat we dat kunnen, zelfs niet van diegenen die ons het meest nabij staan. Door te vragen en tijd te nemen weten we wat er bij de ander leeft. Als je alle aannames laat varen, dan zul je ontdekken dat de wereld veel kleurrijker is dan je denkt... Want alles wat vastgelegd werd in logge dogma’s blijkt dan ineens zo sprankelend als een waterval te zijn… Naar buiten toe zal onze communicatie met onze medemens dan een stuk helderder worden. En naar binnen toe zul je inzien dat jouw eigen mogelijkheden onbegrensd en onbeperkt zijn. Het heeft zeker geen zin heeft om je druk te maken over allerlei zaken die misschien kunnen gebeuren of juist onmogelijk lijken, want je weet eenvoudigweg niet wat de toekomst brengen zal. Laat aannames los en ontdek wat er echt is op dit moment.
9 Apart Bij het woord apart denk ik aan iets apart zetten. Iets of iemand afscheiden van de rest. Ook roept het woord apart een beeld op van iets wat bijzonder is, iets wat uniek is. Zonder er een labeltje goed of slecht aan te hangen, is apart wel iets afzonderlijks, iets uitzonderlijks. Apart is ook het woord waar ik wel een connectie mee heb. Omdat ik van verwondering en ontdekking houd spreekt apart mij aan. Het nodigt uit om verder te kijken dan onze neus lang is. Tegenwoordig vind ik apart prettig. Dat is wel eens anders geweest. Als ik aan mijn jeugd denk, dan is het een en al apartheid, mijn omgeving, mijn school, mijn vriendjes, mijn hele situatie en het meest nog ikzelf. Ik ben, zo werd gezegd als grapje, geboren onder een brug in Harlingen. Ik weet niet of ze daar überhaupt bruggen hebben, maar ik ben er ook alleen maar geweest tijdens mijn geboorte. Daarna ben ik weer vertrokken. Dus ik ken geen enkele straat in Harlingen. Ik ben namelijk opgegroeid op een schip en dat voer verder, Harlingen weer uit. De eerste vijf jaar van mijn leven kan ik niet meer zo voor de geest krijgen. Van daarna herinner ik me vooral de knusheid van de keuken. Mijn moeder gaf mij les in lezen, schrijven en rekenen. En als we ergens met het schip lagen dan ging ik naar school. Dat was óf een schippersschool, óf een ‘gewone’ school. Mijn ouders waren namelijk erg voor ‘integratie’. Ik weet niet zeker of dat wel zo gelukt is. Want overal waar ik in de klas kwam was ik een vreemde eend in de bijt. En meestal was het ook niet langer dan een dag of vier, dus ik blééf ook gewoon die eend. Ik was ook nog eens erg verlegen, dus een opname in een groep was er niet bij. Ik was gewoon apart. Als we daarna weer verder voeren met het schip zag mijn leven er weer anders uit. Ik speelde veel. Ik mocht onder de tafel tenten bouwen en op de tafel maakte ik van Lego en kartonnen huisjes hele dorpen. Compleet met sluizen, bruggen, pleinen en mensen en dieren. Die inwoners, allemaal kleine poppetjes die sleutelhangers waren geweest, stopte ik elke avond in zijn of haar huisje. Juffrouw Schaap woonde naast Pluto en Kroesje de Beer had een relatie met Roodkapje. Het zag er best wel indrukwekkend uit. Het gebeurde weleens dat volwassenen of kinderen op hun buik op de kade gingen liggen om naar binnen te kijken, naar mijn tafel. Die kinderen waren alleen voorbijgangers. Ik leerde ze niet kennen, ik zag ze alleen als schimmen langskomen. Ik speelde altijd alleen.
Om dat gat enigszins aan te vullen had ik een hele fantasie-kennissenkring opgebouwd. Zo woonde in de wc een vriendin die Beriekse heette, achter de overhangdoek woonde Wallesiene. Verder ging ik veel om met een tweeling die Toto en Damco heette. En in de badkamer huisde zelfs een heel gezin: oom Sjoerd, tante Jacoba en hun dochtertje Carla. Op de waslijn, die door de badkamer liep, stond altijd een babyteiltje, dat was het wiegje van Carla. Ze heeft er jaren ingepast, dus groeien deed ze niet zo. Als we stillagen met het schip en de omgeving was er geschikt voor, dan ging ik op pad, op avontuur. Ik maakte plattegronden van weilanden, waarop ik vastlegde waar een koe stond. Ik begroef dode dieren. Keek naar de lucht, luisterde naar de wind en was op die momenten wel een echt buitenkind. Helaas lagen we ook vaak bij stoffige industrieterreinen of moesten we laden aan een grote zeeboot. Dat waren ook vaak de momenten dat er gehamsterd moest worden. Mijn moeder en ik gingen dan naar de kruidenier om de voorraad weer aan te vullen. Ik heb naar mijn gevoel daar mijn lange armen aan overgehouden, van al dat sjouwen met die tassen. Soms gingen we ook gezellig naar de Bijenkorf of zo, theedrinken, uit een klein theepotje en wat lekkers erbij. Om daar te komen moesten we vaak zo’n zeeboot beklimmen met een touwladder. Dat was wel stoer. Of met de zwierboom, of een roeiboot naar de kant. Als we dan terug waren en we weer opgehaald wilden worden, dan gaf mijn moeder een kreet, zoals alleen zij die kon maken. ‘Joehoééé!’ galmde het dan over het water. Als we bij een fabriek lagen dan was het pret na werktijd. Dan was het personeel van de fabriek weg en kon je dwalen langs al die houten pellets. Of op een hijskraan klimmen. Meestal deed ik deze dingen alleen, een enkele keer rende mijn broer ook mee om die stellingen. We schelen elf jaar, dus hij was meestal met andere dingen bezig dan ik. Mijn zus is zeven jaar ouder dan ik en was aan de wal. Haar zagen we soms in het weekend. Toen ik negen was vonden mijn ouders het toch beter dat ik ook aan de wal ging. Ik ging naar een kostgezin. En daarna - binnen een jaar - naar een ander kostgezin. Mijn ouders kregen wat onenigheid met het eerste gezin. Ik kreeg het niet allemaal zo mee, ik was alleen maar verlegen en teruggetrokken. Bij het tweede kostgezin ben ik na een half jaar ook weer weggehaald. Mijn moeder vermoedde dat de heer des huizes zich weleens aan mij vergreep. Ik kan met grote stelligheid zeggen dat dit nooit gebeurd is. Het bizarre is dat ik vlak onder haar ogen wel tien jaar door mijn broer ben misbruikt, maar daar heeft ze blijkbaar nooit erg in gehad.
Omdat ik in die kostgezinnen en ook op de ‘gewone’ school weer die vreemde eend was geweest, dachten mijn ouders dat het nu beter zou zijn als ik op een schippersinternaat zou gaan wonen. En zo gebeurde. Het was een leuke tijd. Wel even wennen, maar ik bleek toch ook wel een groepsdier te zijn. Ik had veel vriendinnetjes. En ook vriendjes om mee te spelen. Met vriendjes deed je in die tijd niets anders dan spelen, wij waren toen naïever dan de kinderen van deze tijd. We woonden in drie huizen die met elkaar verbonden waren. Beneden waren we in groepen verdeeld, hier aten we en speelden we. Boven was de verdeling: meisjeskant en jongenskant. Met wat vriendinnetjes hadden we afgesproken om ‘s nachts naar de jongenskant te sluipen. Het was heel spannend. En die jongens kwamen ook naar onze kant. Gewoon gezellig en vooral berenspannend, want je zou maar gesnapt worden. Dat gebeurde dan ook een keer, we werden verraden door het oppassender volk. De directrice sloeg op tilt, het werd een kruisverhoor om te weten wat er gebeurd was. Maar waar zij bang voor was dat hadden wij nog niet eens kunnen verzinnen. We waren zo bleu. Verder was het best wel een vrije toestand. We mochten bijvoorbeeld allemaal een witte muis hebben. In een kooitje. Maar toen die muizen, terwijl wij op school zaten, losbraken en de jufs de stuipen op het lijf joegen, moesten we ze voortaan maar meenemen naar school. Onze meester vond dat prima. Maar hier sprongen ze ook vrolijk uit hun kooitjes. Ze gingen gezellig in het harmonium zitten, het traporgel dat bij ons in het klaslokaal stond. Ik zat in die tijd op orgelles en ik oefende elke middagpauze even op dat harmonium. Als ik dan ging spelen spoten de muisjes alle kanten op. En dan maar zoeken welke ook alweer van jou was. Later ging ik naar de Middelbare School, toen werd ik weer ‘apart’. Want alle jongens van de schippersschool gingen naar de LTS en alle meisjes naar de Huishoudschool. En dan is er weer eentje die zonodig naar de MAVO moest gaan. En die ene, was ik dus. Op het internaat was ik de enige die ‘s avonds huiswerk moest maken en was ik de uitslover. Op school was ik het bijzondere kind dat niet bij haar ouders woonde. Outcast. Anders. Apart. Op het internaat gingen ze wiet roken, ik zat boven in mijn kamer te leren. Op school hadden ze een klassenfuif, precies in een weekend dat ik naar boord ging. Ik was bij beide niet aanwezig, ik hing overal tussen. Ik heb er niet echt last van gehad, want ik had ondertussen een aardig afweermechanisme ontwikkeld. Ik sloot me af en kreeg de helft niet mee. In de zomervakanties voeren vriendinnetjes van de wal een paar weken
mee. Dat was gezellig, maar mijn diepste geheimen heb ik nooit met iemand gedeeld. Als ik dat wel had gedaan, dan had ik misschien ook niet zo’n incestverleden gehad. Dan was misschien mijn hele jeugd anders verlopen. Maar of dat beter was geweest? Ik was dan misschien anders geweest, maar dat was ik nu toch ook al. Zó te reageren hoorde bij mij en omgekeerd. Door zo te reageren ben ik geworden wie ik ben. Ik ben erdoor gevormd. En ik ben blij met mezelf heden ten dage, erg blij zelfs. Want van alles wat is langsgekomen heb ik enorm geleerd. Ik heb gevoeld hoe het is om je onmachtig te voelen, ik weet hoe het is als je misbruikt wordt. Ik weet hoe het voelt als je denkt dat je niet meetelt, dat je niet serieus wordt genomen. Ik weet hoe het is om te denken dat je niet belangrijk bent voor je ouders. Nu weet ik overigens beter, maar ik heb het wel zo gevoeld. Ik ken het om uitgestoten te zijn, ik weet hoe verraad voelt, machteloosheid, omdat de waarheid niet wordt herkend. Al dit soort gevoelens ken ik. Niet alleen door deze gebeurtenissen, maar ook door alle andere heftige dingen uit mijn leven. En ze zijn goed geweest. Héél goed zelfs. Ik ben er zelfs dankbaar voor. Want het zijn superlessen geweest, die aan mij voorbij mochten komen. Ik ben er verder mee gekomen. Ik ben erdoor gegroeid. Ik ben er ook niet in blijven hangen. Als ik er nu aan denk geeft het me zelfs een rustig, voldaan gevoel. Ik weet niet wat het geheim hiervan is. In mijn praktijk zie ik erg veel verbittering, woede en verdriet. Ik zie dat erg veel mensen nog veel en heftig worstelen met hun verleden. Of soms lijkt het van niet en dan komen in een onbewaakt ogenblik allerlei emoties langs. Wat mijzelf betreft heb ik soms gedacht dat er onderhuids misschien ook nog heel veel zit, maar dat mijn afweermechanisme dat prima onder controle houdt. Ik probeer het daarom vaak uit te dagen, diep te gaan. Langs de rand lopen is wel een hobby van mij. Maar wat ik ook probeer, ik blijf innerlijke vrede voelen. Dus dan laat ik het maar voor wat het is. Als jezelf ongelukkig praten zelfs niet helpt, dan kun je beter blij blijven. Net schreef ik dat ik het geheim niet kende. Maar wat enorm helpt, daar ben ik van overtuigd, is dat ik continu en overal zo’n enorme liefde voel. Zoveel liefde! Ik zie het in de vogeltjes die lachend langs mijn raam vliegen, ik zie het aan de kevertjes die lijken te poseren voor mijn camera. Ik voel het aan de ochtendlucht, ik proef het aan de bramen op mijn landje. Ik ruik het aan mijn voorjaarsstruikje en aan de geur van net gekapt hout. Ik merk het aan de affectie van mijn lieve vrienden en cliënten. Het is gewoon overal. En alles is ervan doordrenkt. Dat gevoel geeft automatisch de zin van alles aan. En als alles zin heeft, dan heeft ook alles een reden. En als
alles een reden heeft dan gebeuren dingen ook omdat ze moeten of mogen gebeuren. Dan zijn ze er alleen voor jou. Voor jou... met een positieve reden. Om er verder mee te komen. Input voor jouw rugzakje. Een hele zak vol lessen, die zomaar langskomen en waar jij iets mee mag doen. Alleen maar om jezelf te verrijken. Dit zó te voelen, echt te voelen, echt te doorgronden, dat het ingedaald is, dat is een zegen. Je hebt er niets voor nodig, alleen jezelf en het geloof hierin. Dat geloof, dat ‘weten’ zit in ieder mens, we hoeven het alleen maar aan te boren. Bij onze geboorte hebben we het meegekregen, maar helaas zijn we het ergens onderweg vaak weer kwijtgeraakt. Een vriendin van mij zei eens: ‘Het is niet erg alleen te zijn, je bent immers altijd alleen. Je wordt alleen geboren en je gaat alleen weer dood.’ Dit is waar, want niemand kan ook maar iets van jouw lessen en jouw rugzakje overnemen. Het is specifiek jouw rugzakje! We zijn allemaal individuen die hun eigen ding aan het doen zijn. Maar wat wij in ons eentje doen draagt zeker bij aan het grotere geheel. We zijn allemaal met lijntjes aan elkaar verbonden. Het goede van een ander is ook bij jou. En omgekeerd, want of je wilt of niet, hetgeen wat jij verafschuwt bij een ander is ook een deel van jouw eigen systeem. In ieder mens zit zowel een Gandhi als een Hitler. Om maar even labeltjes te plakken: zij brachten het goede en het slechte op de aarde. En hoe vervelend dat ook lijkt, het is wel nodig. Want zonder het kwaad zien we niet in wat goed is. Zou het misschien zo kunnen zijn dat ik zoveel liefde voel, doordat ik ook zoveel pijn heb gevoeld? Kan ik nu de vrijheid zo intens ervaren, puur doordat ik zo lang gevangen heb gezeten? Is het daarom dat ik zo kan genieten van mijn eigen beslissingen, omdat ik zo lang onmachtig ben geweest? Het één komt voort uit het ander. Onze hele systeem is een continue golf. Kijk maar naar de seizoenen in de natuur of trends in de wereld. Het één volgt uit het ander. Het zijn geen aparte dingen, maar er is eenheid. Wij zijn allemaal eenheid. Misschien betekent het woord apart toch alleen maar uniek. En is er geen afscheiding. Ik was apart. We zijn allemaal apart. We lopen allemaal met ons eigen rugzakje apart te wezen. Maar het woord apart betekent niet dat we afgescheiden zijn, maar dat we ieder ons eigen ding doen, op weg naar een groter geheel. De bouwstenen van het droomkasteel.
‘Apart zijn’ is in hoofdzaak bijzonder zijn, uniek zijn. Uitzonderlijk. En dat zijn we…
10 Emotie Een tijdje geleden ging ik met een vriend naar de bioscoop. Er draaide een goede Nederlandse film. Iedereen in de bioscoop was geboeid en ontroerd. Links en rechts van ons werden zakdoeken tevoorschijn gehaald. En ook mijn vriend Jim snotterde er lustig op los. Ik vond de film prachtig, maar ik hoefde geen traan te laten. Totdat er een scène langskwam waarin twee geliefden in een roeibootje zaten en de jongen tegen het joodse meisje zei: ‘Ik hou van je om wie je bent. Je mag gewoon helemaal jezelf zijn.’ Op dat moment had om ons heen niemand meer een zakdoek nodig, maar ík had er aan één niet genoeg. Het triggerde mij. Ik herkende dit hele gegeven, het deed iets met me. De emotie op het witte doek werd mijn emotie. Niet alle gevoelens zijn gelijk emoties. Alleen gevoelens die je herkent, die je zélf hebt ervaren, die worden emoties. In een workshop zaten we in een grote kring, we hadden de hele dag gepraat en langzamerhand brak de een na de andere deelnemer. Na het bespreken van alle persoonlijke leed, lieten de meesten van ons hun tranen de vrije loop. Ik vond mezelf een kouwe kikker, omdat ik niet mee moest huilen bij alle eenzaamheid, verwerpingen, afwijzingen, seksueel misbruik of gemis aan liefde. Maar toen kwam het moment dat een meisje vertelde over het overlijden van haar vader. Mijn eigen vader was net een week daarvoor overleden en haar verhaal was zo herkenbaar. Mijn knop ging om en ‘klik’ daar kwamen ook mijn waterlanders. Gevoelens had ik wel gevoeld bij al die verhalen, maar een emotie kwam pas nadat ik het had doorvoeld, nadat het bij mij iets triggerde. Emoties. We kunnen er zomaar inrollen bij gelegenheden wanneer we het helemaal niet willen. En als we ze niet hebben op momenten dat we ze naar ons gevoel wel zouden moeten hebben, dan krijgen we daar weer een nieuwe emotie van. We worden er blij of verdrietig van, boos of tevreden. Emoties doen iets met ons. Ze werken versterkend, want op hun beurt geven ze weer een nieuwe emotie. Als we blij zijn worden we vaak nog blijer van de blijheid en omgekeerd kunnen we onszelf steeds dieper in een negatieve spiraal neerwaarts begeven, doordat we in onze negatieve emoties blijven hangen. Onze emoties kunnen zo sterk zijn dat ze ons als het ware in gijzeling houden. We raken er dan in verstrikt en onze gedachten draaien in rondjes door. Daardoor verzeilen we steeds weer in dezelfde patronen.
In onze dualiteit denken we vaak aan twee soorten emoties: de prettige en de minder prettige. De minder prettige hakken er soms behoorlijk in. Ze blijven vaak het beste hangen en doen het meeste met ons. Van deze negatieve emoties worden we vaak niet blij. We willen ze liever niet hebben. We drukken ze weg. Maar daarbij schieten we helemaal het doel voorbij wáárom we deze emoties hebben. Want we mogen ál onze emoties koesteren, ook de negatieve. Want wat is een emotie nu eigenlijk? Een negatieve emotie is een belletje dat om aandacht roept. Het is een signaal dat gehoord wil worden. Het is net zoals met pijn, als je jezelf brandt en ‘Au!’ roept, dan weet je dat er iets met je lijf is. Dat is op het lichamelijke vlak. Op het mentale vlak komt er op zo’n moment een emotie voorbij. Het alarmeert ons en vertelt dat we iets voelen dat om actie vraagt. Een onopgeloste zaak. Werk aan de winkel! Dat is de functie van een emotie. Helaas zien wij niet altijd deze functie en proberen hem weg te drukken of er vandaan te vluchten. We roepen wel ‘Au!’ maar vaak doen we vervolgens net alsof het brandje er niet is. Onze wekker gaat af, maar we stoppen hem onder ons kussen. Iets dat ons wil helpen negeren we. Uiteindelijk maakt verzet de emotie alleen maar sterker. Zo sterk dat hij later bijna niet meer te hanteren is. We kunnen beter gewoon maar voelen en onze emotie erkennen. Toegeven dat we moe zijn is beter dan doorrennen tot een burn-out. Boos zijn voordat de boosheid overslaat in niet te temmen woede. Of een depressie erkennen, er niet voor weglopen. Hij mag er zijn, pas dan kun je er iets mee doen. In de Chinese Geneeskunde zegt men dat wanneer we niet in staat zijn onze emoties te erkennen, ze naar een diepere laag van onze psyche worden gedreven. Het worden dan ‘stemmingen’. Wij bezitten gevoelens, maar stemmingen bezitten ons. Emoties geven niet alleen een gevoel, maar laten ook onze houding en handelingen bepalen. Bedenk maar eens hoe we reageren op een file als we verliefd zijn, of als we zojuist een lot uit de loterij hebben gewonnen. Hoe we reageren op diezelfde file als we net ontslagen zijn of ruzie hebben gehad met onze partner. Hoe we in het leven staan en welke emoties we daarbij voelen bepaalt dus onze hele leven. Het bepaalt onze gedachtegang, ons handelen, onze omgeving, alle beelden die we ons vormen en ook ons fysieke lichaam. Want onze kwalen, onze pijntjes, onze lichamelijke ongemakken worden
ook beïnvloed door onze emoties. Sterker nog: er zijn wetenschappers die zeggen dat ze zelfs ontstáán door onze emoties. Eén van die wetenschappen is de Chinese Geneeskunde. In mijn studie heb ik het geleerd en in mijn praktijk zie ik het dagelijks bewezen. In de Chinese Geneeskunde gaat men ervan uit dat er energie, Qi, door onze meridianen stroomt. Er zijn twaalf hoofdmeridianen, die weer verdeeld kunnen worden in vijf groepen. Dit zijn de groepen van de vijf elementen: Aarde, Metaal, Water, Hout en Vuur. Bij elk element hoort een hoofdemotie. Zo kan een chronische ongerustheid of bezorgdheid de maag- of de miltmeridiaan, het Aarde-element, aantasten. Ingehouden boosheid, frustratie, steeds maar plannen maken of juist geen beslissingen nemen, kan het Hout-element verzwakken, dus galblaas en lever. Door angst gedreven is het mogelijk dat je de blaas en de nier, het Water-element, uitput. In rouw of verliesperiodes zie ik vaak dat de longmeridiaan het meest leeg is. Alles is relatief, dus als iets leeg is dan is het leger dan een andere meridiaan. Het hoeft niet desastreus te zijn, maar in verhouding is het één leger dan het ander. Ik hang nooit ergens een labeltje aan of het goed of slecht is. ‘Het is.’ Het heeft namelijk altijd een functie. Anders was het gewoon niet zo, dat is mijn opinie. Alles heeft een reden. Het is aan ons om bewust waar te nemen. En ook aan ons is de keuze of we er iets mee willen doen of niet. Dat is ook gelijk de functie van onze emoties. Ze zijn er. Het zijn levensgrote wegwijzers die op onze kruispunten staan. Maar vaak zien wij ze niet of we herkennen ze alleen als obstakels, als slagbomen. We mopperen op ze, we gaan er omheen, we willen ze niet zien, we schoppen ze omver. Gevoelens zijn prachtig, emoties ervaren we als lastig. Emoties kunnen ons in de weg zitten. We schamen ons er soms zelfs voor. Vooral huilen in het openbaar vinden we ‘not done’. Ook al is dat in een beschermde omgeving en zijn er redenen genoeg. Een klant van mij barstte bij elke sessie in tranen uit. Ze zei: ‘Sorry, dit ben ik helemaal niet. Ik ben stoer! Als ik de volgende keer weer kom, dan voel ik me zeker weer een stuk beter en dan hoef ik vast ook niet meer te huilen.’ Maar ze was juist prachtig in haar kwetsbaarheid! En dit was ze juist wel, het was een stukje van haar wat er al was, maar er nu pas uitkwam. Ze had verdriet en dat uitte ze. Dat is juist prachtig toch? Een andere cliënt vertelde dat hij na de reconnective healing bij de minste en geringste emotionele gebeurtenis die hij op de televisie zag, moest huilen. Hij schaamde zich voor zijn vrouw en kinderen en vroeg wat hij
hieraan moest doen. Het is jammer dat wij in onze beschaafde mensheid niet meer ons mens-zijn willen tonen. Zelfs niet in de eigen besloten kring. Maar buiten dat: het tonen is één, maar bewust je afvragen wat het voor jou betekent is twéé. De volgende stap kan dan het erkennen van de emotie zijn. Je afvragen of je deze als lastig ervaart en deze anders zou willen voelen. Emoties op zich zijn vaak het probleem niet. Het zijn onze onverwerkte emoties die ons hinderen in ons leven. Bijna altijd zijn onze emoties die we nú voelen de emoties uit het verleden. Onverwerkte emoties die steeds weer terugkomen, totdat wij er klaar mee zijn. Soms zijn emoties verpakt. Je denkt dat het de emoties van een ander zijn. En soms is het andersom, dan maak je van de emoties van een ander jouw emoties. Maar het gaat nooit over wat die ander doet! Het gaat erover wat jouw reactie hierop is. Want het is jouw emotie, jij alleen voelt hem. Wanneer ik me druk maak over een vriendje die mij loopt te claimen, dan maak ik mij eigenlijk druk over het feit dat ik me laat claimen. Of wanneer iemand een vol bordje met verwachtingen bij je neerzet, dan kun jij het gevoel krijgen dat je tekortschiet omdat je denkt dat je er niet aan kunt voldoen. Maar dan maak je van de emotie van een ander jouw emotie. Jij hoeft nergens aan te voldoen. Die ander heeft een verwachting. Dat is zijn eigen ding. Je kunt verdrietig worden omdat jouw moeder het steeds over zichzelf heeft en niet vraagt hoe het met jou is. Maar waarom lukt het je niet om haar te vragen waarom ze dat doet en spontaan iets over jezelf te vertellen? Als je boos wordt omdat iemand jou niet bedankt, kun je je afvragen om welke reden je iets hebt gegeven. Onze emoties zijn vaak zo verpakt dat we denken dat het probleem bij de ander ligt. We herkennen onze eigen patronen en gevoelens er niet in. Maar het maakt niet uit wat de ander doet of zegt, het is jouw eigen les en emotie die langskomt. Niemand kan een ander kwetsen, passeren, claimen of onderdrukken. Want het is hetgeen wat jij voelt, jouw eigen ervaring, jouw eigen emotie. De wereld buiten is een grote spiegel van alle dingen die binnen in jou gebeuren. En al die zaken die binnen in ons gebeuren en nog niet verwerkt zijn, zullen steeds opnieuw weer terugkomen, net zolang tot we het opgelost hebben. Daarom mogen we onaangename triggers verwelkomen, want het zijn aanwijzingen voor onverwerkte zaken. Ze wijzen ons de weg naar geluk en gezondheid.
Wij kunnen beslissingen nemen, we zijn de baas in ons eigen leven. Doen we iets met deze aanwijzingen of stomen wij door in ons leven? Al dan niet gehinderd door onze emoties en lichamelijke klachten. Of gaan we bewust om met onze triggers? Gaan we kijken waar ze vandaan komen? Misschien hebben we ze niet meer nodig in ons huidige leven en zijn ze geprogrammeerd in ons verleden. Ik heb eens gelezen in een spiritueel boek dat alleen mensenlijke wezens emoties kunnen hebben. In tegenstelling tot engelen en leven uit andere dimensies, die dit niet kunnen voelen. De mens is bevoorrecht hierin, omdat hij juist daardoor levenslessen kan leren. Ongeacht of we nu wel of niet geloven in buitenaards leven, vond ik deze gedachte wel pakkend. Emotie is een toegevoegde waarde, die wij in staat zijn te voelen. Juist daardoor wordt ons de gelegenheid gegeven om verder te komen in het leven. Ze zijn onze wegwijzers en geven ons ‘mens-zijn’ inhoud. Als we onze triggers accepteren, zonder er een oordeel over te hebben en zonder ons er in te verliezen, als we eerlijk naar onszelf kijken waarom we deze emoties hebben, dan hebben we er pas iets aan. Dan pakken we de les op. Op dat moment kan onze energie weer vrij stromen.
11 JIJ Maakt Het In de oosterse traditionele geneeskunde zegt men dat de binnenkant is zoals de buitenkant. De bovenzijde als de onderzijde. Dat een heel lichaam af te lezen is op bijvoorbeeld een voet, een oor, een hara (buikgebied), of een hand. Dat elk klein deel het grote in zich heeft. Alles is met elkaar verbonden en in alles zit het andere besloten. Alles wat er om jou heen gebeurt, alles wat lijkt alsof het jouw buitenwereld is, zijn jouw eigen innerlijke processen, het is jouw eigen binnenwereld. Als je het gevoel hebt dat niemand aardig is, dan hou je misschien niet genoeg van anderen of van jezelf. Als je denkt dat mensen negatief over je praten, dan roddel jezelf misschien regelmatig. Als je het idee hebt dat je moet vechten tegen de wereld, dan vecht je eigenlijk tegen jezelf, tegen jouw gevoel van onrecht. Als je denkt dat mensen boos op je zijn, dan is het vaak jouw eigen ongenoegen en onzekerheid. Als je steeds denkt dat je afgewezen wordt of het gevoel hebt dat mensen jou kleineren, dan vind je jezelf misschien niet goed genoeg. Als je met een argwanende blik je medemens bekijkt, kun je jezelf afvragen hoe jij zelf met vertrouwen omgaat. Als je denkt dat er iets verschrikkelijks staat te gebeuren, dan komt dat vaak juist uit doordat je het steeds denkt. Zo beïnvloed je continu jouw eigen leven alleen maar door de ideeën die je van binnen met je meedraagt. Alles wat binnen in jou gebeurt, voltrekt zich aan de buitenkant. Daarom is elk oordeel dat je over een ander hebt niet iets vrijblijvends. Het leert je wat er in jouw eigen binnenste aan de gang is. Het nodigt je uit om meteen aan de slag te gaan. - En dan wel bij jezelf. Daarom is een emotie niet iets wat je weg moet stoppen. Het is iets wat in jou leeft. Het wil gehoord worden. Het nodigt je uit om onafgemaakte zaken te verwerken.
- En beseffen wat je echt voelt. Daarom is elke pijn meer dan alleen maar lijden. Het roept om aandacht. Het is jouw lijf. Het vraagt jouw tijd. Het nodigt uit om stil te staan bij wat je doet. - En misschien is dat te veel. Daarom is elke gebeurtenis niet iets toevalligs. Het zegt je wat er nu mag gebeuren in jouw leven, waar het tijd voor is. Het nodigt je uit om te onderzoeken wat het doet met jou, - En wat jouw les is.
12 Overgave Nu ik aan het schrijven ben, ligt mijn hele huis vol met briefjes en blaadjes. Overal en nergens liggen aantekeningen, waarop ik mijn opgeborrelde gedachtespinsels neerschrijf. Want terwijl ik aan het koken ben, onder de douche sta, in de tuin aan het werk ben, of waar dan ook, overal komen er al mijmerend thema’s en gedachten voor dit boek naar boven. In mijn bezorgdheid, angst zou ik het nog net niet willen noemen, dat ik dingen misschien weer zou kunnen vergeten, krabbel ik dan snel mijn ideeën op een papiertje. Die papiertjes kunnen tissues zijn, een achterkant van een bioscoopkaartje, het bonnetje van de supermarkt, maar het meeste komt in het schrijfblok dat naast mijn bed ligt. Want in de twilight zone, zo half in slaap, komen de meest prachtige beelden en gedachten langs. De functie van die aantekeningen is dat ik even iets vast wil leggen, een gedachte gronden. Het is niet zo dat ze nu naast mijn laptop liggen en ik ze systematisch afwerk. Want als ik echt ga zitten om te schrijven en naar die aantekeningen kijk, dan komt er juist een lichte paniek over me heen. Een soort ‘controlegevoel’. Want hoe krijg ik dit alles in een goed te lezen verhaal, met een samenhangende logica? Al die hapsnap onderwerpen, die mij te binnen zijn geschoten in bed, onder de douche, tijdens een lunch met een vriendin, of in de bioscoop. Hoe krijg ik die in een logische volgorde op papier? Dit soort dingen bedenk ik me in de eerste twee minuten als ik achter mijn laptop kruip. Maar als ik een leeg document open en het woord opschrijf van waaruit ik wil starten, dan valt alle controle weg en is er meer rust dan paniek. En de briefjes, ik weet niet eens meer waar ze liggen. Het hele verhaal wordt anders dan wat ik had bedacht. Anders dan wat ik überhaupt had kunnen verzinnen. Ik geef me volledig over en juist dan gebeurt het. En zo is het met het hele leven. Niemand van ons kan van tevoren bedenken hoe ons leven er van wieg tot graf uit zal zien. We proberen wel hardnekkig overal de controle over te houden. We sluiten verzekeringen af voor van alles en nog wat. We kiezen voor zekerheden in het leven. We proberen gevaren uit te sluiten, waaraan we misschien ooit bloot zouden kunnen staan, maar die er hoogstwaarschijnlijk nooit zullen komen.
We houden krampachtig vast aan onzekere zekerheden en oude patronen. Daarbij blokkeren we de vrije stroom. We laten dingen niet ontspannen of spontaan gebeuren. We houden vast. We laten de grip niet los. Want wie weet wat er dan gebeurt. Hierdoor gebeurt er dan inderdaad weinig of helemaal niets meer. In elk geval op z’n minst minder dan als we los zouden laten. Zo beperken we ons leven en onze belevingen. Maar de lessen die we in ons leven nodig hebben, zullen evengoed wel langskomen. Die willen een kant op, die moeten er uit. Alleen de kans is groot, omdat ze toch langs moeten komen, dat ze komen op de manier die we juist niet willen, want die hebben we al lekker vaak gevisualiseerd. Dat beeld is dan al zo vaak bedacht, gevreesd en neergezet dat het wel uit moet komen. Wij willen vaak de situaties in de hand hebben en denken dat actie en vasthouden met kracht te maken hebben en dat overgave een zwakte is. Maar juist als we de kunst van overgave beheersen bewijst dat onze kracht. Als we ervan uitgaan dat alles in het leven klopt, dat alle gebeurtenissen een functie hebben, dan betekent loslaten juist troost. En troost geeft heel veel kracht. Je mee laten voeren door de stroom gaat sneller en geeft meer power dan ertegenin te zwemmen. Dat kost alleen maar energie. Overgave is geen zwakte, overgave is juist kracht! Het is ook niet iets passiefs, iets wat gemakkelijk is. Integendeel, het is moeilijk en vraagt actie, want we zijn zo verkrampt in onze controle. Dus denk nou niet dat je een mietje bent als je jezelf overgeeft aan overgave. Wij bevinden ons soms in de meest moeilijke situaties in ons leven en we denken dan dat deze omstandigheden toevallig zijn. Of dat ons iets ‘overkomt’. Maar misschien bestaat toeval niet. En is het zo dat ons leven ons op dat moment iets probeert te leren. Verzet heeft geen zin. Het ‘teleren-ding’ oppakken heeft wel zin. We mogen hierin ontspannen, overigens zonder lui achterover te leunen, want we hebben wel degelijk keuzes en verantwoordelijkheden in ons leven. Dit is zeker geen pleidooi om af te wachten en niets te ondernemen, maar meer een raad om ontspannen onze weg te volgen en de controle los te laten. Misschien kan ik dit het best illustreren met een beeld dat nu bij mij opkomt. Het beeld dat we in een karretje in de achtbaan zitten. We sjezen van hoog naar laag, van links naar rechts, zonder dat we er zelf grip op hebben. Hoe frustrerend zou het zijn als we zouden proberen om zélf te sturen, dat lukt niet.
Hoe dat zou zijn, wat we dan zouden doen, dat hoeven we ons niet af te vragen, want we kunnen dat karretje zelf niet besturen. En misschien was de lol er dan ook af, want we zouden alleen nog maar gewoon rechtdoor gaan, zonder de sensatie, zonder hoogte en dieptepunten. Het genieten is juist het loslaten, de overgave. Genieten van alles wat langskomt. Cliënten in mijn praktijk, komen soms gehaast binnen gerend. Tussen alle hectiek in hun leven hebben ze een afspraak bij mij om ‘even’ te ontspannen. Ze willen even snel tot rust komen. Even vlug ‘langzaamaan-doen’. Ze liggen zich in te spannen om een ontspannen staat te bereiken. Ze gunnen zichzelf om een uurtje niets te doen. En dat kan alleen maar, zonder schuldgevoel, op mijn tafel. Vol overgave houden ze al hun spieren gespannen en hun hoofd op topsnelheid. Gedachten gaan van links naar rechts. Alle energie zit boven in het lichaam, in hun hoofd. Ik zie het gebeuren en heb er een neutraal gevoel over. Het is zoals het is. Je mag mild zijn naar jezelf en mild zijn voor een ander. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, je hoeft daar geen mening over te hebben. Ik probeer ze dat rustige uurtje te geven. Ik gun het ze, want ik hou van mijn klanten. Maar nog meer gun ik ze de totale overgave. En dan niet alleen op mijn tafel, maar ook in de rest van hun leven. Soms praten we hierover, want bewust zijn van een gewoonte is vaak het begin van een verandering. Vaak beseffen we pas dat we beter op een andere manier kunnen leven op momenten dat we heel diep gaan. In de moeilijkste omstandigheden leren we het meest. Beseffen we het beste wat we op deze aarde komen doen en hoe het leven in elkaar steekt. Ik heb een cliënte van midden veertig, die vorige jaar een hersenbloeding heeft gehad. Voordat dit gebeurde was ze super actief. Rende van hot naar her, had een veeleisende baan, allerlei activiteiten en een druk gezin. Ze hield ervan om alles ‘vlug-vlug’ te doen en liefst ook alles tegelijk. Ze deed alles zo rap, dat ze er niet eens erg in had dat ze zo leefde. En toen kreeg ze die hersenbloeding. Haar hele leven stond in een keer op z’n kop. Alles werd anders dan dat het daarvoor was geweest. Ze is nu aan één zijde verlamd. Haar rechterarm en haar rechterbeen functioneren niet meer zoals voorheen. Haar snelheid is ze kwijtgeraakt. Ze is gedwongen om alles met rust en volledig bewustzijn te doen. Dat kost behoorlijk wat innerlijke strijd. Maar de manier waarop zij die strijd aangaat is bewonderenswaardig. Ze blijft ‘gewoon’ wie ze is, met haar verlangens, haar koppigheid en haar eigenzinnigheid. Ik zie haar vaak
letterlijk haar hoofd in de wind gooien als ze mij haar belevenissen vertelt. Ze doet dan haar kin omhoog en strijkt haar haar naar achteren, ik ben van dit gebaar gaan houden. Maar naast die koppigheid en doorzettingsvermogen - mij krijgen ze niet klein! - zie ik ook iets heel kwetsbaars, een twijfel. En gek genoeg maakt die haar enorm groot. Die acceptatie, zonder te stoppen met vechten, die overgave, zonder zich erbij neer te leggen, het maakt haar reuze groot en ook onmetelijk klein. Ik hoor dan triomfantelijk trompetgeschal en tegelijk is er ook iets nederigs, het ontroert me steeds diep. Het is gek, want het is groot en klein tegelijk. Het is precies wat ons mens maakt. Het is precies wat we zijn. Giny kan dingen niet meer snel doen, ze moet wel met bewustzijn aanwezig zijn. Als ze dat niet doet, dan verliest ze de coördinatie over haar rechter ledematen. Ze is gedwongen meer na te denken over wat ze doet en hoe ze dat doet. Ze is meer na gaan denken over voelen. ‘Wat is voelen?’ Pas als je niet meer voelt weet je dat je het wel hebt gevoeld. Is denken dat je iets voelt het begin van het echte voelen? Of is dat alleen maar de hoop? Of is hoop de weg er naar toe? We hebben er mooie gesprekken over. Laatst moest Giny een psychologische test doen, omdat ze weer terug wilde keren op haar oude werkvloer. Ze vertelde het me toen ze binnenkwam in mijn praktijk. Ik zei: ‘Laat me raden… je bent slimmer geworden!’ We moesten erom lachen, want dat was inderdaad het geval. Omdat ze de laatste tijd gewend was geraakt aan het feit dat ze meer na moest denken voordat ze ‘vlug-vlug’ iets deed, had ze ook met meer beleid deze testen gemaakt. Buiten dat gegeven is ze enorm gegroeid in haar bewustzijn. Iets dat altijd al aanwezig was in haar, is door de situatie enorm gestimuleerd om te groeien. Dat komt niet in de laatste plaats door haar acceptatie, haar overgave. Ze heeft het stuurknuppeltje, dat er toch niet is, van haar achtbaankarretje volledig losgelaten. Ze drijft met de stroom mee - en soms ook niet, dat mag - en het levert haar daardoor veel meer op dan ertegenin te zwemmen. Ze blijft geloven in haar eigen kracht en dat ooit haar resultaten verder liggen dan wat anderen nu denken. Tegelijkertijd ontkent ze niets, ze accepteert en geeft zich over. En dat maakt haar zo krachtig en bijzonder. Weet je, we mogen zijn wie we zijn, anders waren we die ander wel geweest. We zijn op de juiste plek, anders hadden we wel ergens anders gewoond, we hebben het meest perfecte lijf, anders hadden we wel een
ander gehad. Het klopt namelijk altijd. Alle dingen in het leven geven ons iets. Als we ons maar durven overgeven. Als we stoppen met het innerlijke vechten en zeuren dat het leven anders had moeten zijn dan dat het is, dan pas leren we iets. En komen we verder. Wij weten niet wat het beste voor ons is. Misschien denken we dat een andere situatie beter voor ons is, maar is dat helemaal niet zo. Die situatie had weer andere mogelijkheden of moeilijkheden opgeleverd. Dat is het mysterie van het leven. Het is niet de situatie zelf, maar het weigeren om de situatie te accepteren, dat is waarvan we uitgeput raken en waardoor we ons machteloos voelen. Juist door iets los te laten verandert het vaak vanzelf. Als je je iets uit alle macht probeert te herinneren komt het absoluut niet langs. Hoe heet die zanger van De Dijk ook alweer? Wat is de naam van het land dat naast Honduras ligt? Je kunt er uren over nadenken en zoeken in je hoofd, maar als je het loslaat, dan schiet je het veel eerder weer te binnen. Overgave geeft ons kracht. Van loslaten worden we sterk. We kunnen altijd kijken naar de mogelijkheden die we hebben en hierin een keuze maken. Nogmaals, overgeven is absoluut iets anders dan opgeven. Als je naar een televisieprogramma kijkt dat je niet boeit, zap dan naar een andere zender. Als jouw baan je niet bevalt, zoek een andere. Als jouw auto rare geluiden maakt, ga naar de garage. Het gaat erom dat we het leven leiden dat we willen, dat in ons bereik ligt, naar onze mogelijkheden. En geloof me, die mogelijkheden zijn altijd meer dan dat we in eerste instantie inzien. Ontdek ze en, tegelijkertijd, accepteer en handel met de situaties die zich aandienen. Ook al geven die situaties soms beperkingen, onze keuzes hoe we hiermee omgaan zijn onbeperkt. Mijn cliënt Giny is hierin het goede voorbeeld. Heb de rust om de dingen te accepteren die je niet kunt veranderen. Heb de moed om iets te doen aan dingen die je wel kunt veranderen. En het inzicht en de wijsheid om het verschil tussen beide te zien. Als we ons overgeven aan de overgave zal ons leven een stuk leerzamer, avontuurlijker en moeitelozer verlopen. Gewoon in de stroom, go with the flow.
13 Vergeving Een van de moeilijkste levenslessen is vergeving. Op zich is het een hele opgave om iemand te vergeven, zonder wrok en zonder achtergebleven woede. Als we gekwetst zijn voelen we boosheid, onmacht en verdriet. Deze emoties houden ons vast, we kunnen het niet loslaten. Soms hebben we er even geen last van, maar als iets ons herinnert aan het gebeurde voelen we weer de onmacht. We voelen ons slachtoffers en zitten in de gevangenis van de wrok. We houden ons in gedachten steeds bezig met degenen die ons iets aangedaan hebben en focussen onze aandacht hierop. Maar eigenlijk gaat het bij vergeving niet om de mensen die ons gekwetst hebben, maar het gaat om ons eigen gevoel. We kunnen ons bevrijden van die wrok zonder dat we degenen die ons gekwetst hebben nodig hebben. Omgekeerd hebben zij ons ook niet echt nodig gehad. Niet persoonlijk in elk geval. Wat zij ons aangedaan hebben had alles te maken met hun eigen situatie en hun eigen problemen en had en heeft niets met ons te maken. Vergeven betekent niet dat je het gebeurde hoeft te vergeten. Maar wel dat je het verleden accepteert en er innerlijke vrede mee hebt. Vergeven betekent ook niet dat je het gedrag van de ander goedkeurt. Maar wel dat je de ander, als persoon, niets meer kwalijk neemt. Je hoeft dat niet eens naar die ander uit te spreken. Die ander hoeft ook absoluut geen ‘sorry’ tegen jou te zeggen, dat is een actie die bij de andere partij hoort. Vergeven komt bij jou vandaan, het is jouw gevoel, dus jouw actie. Het is een gevoel, binnenin jezelf, het gaat alleen om jou. Het is jouw ding, jouw eigen emotie. Je kunt het gewoon voor jezelf houden. Je kunt het opschrijven in een niet-verstuurde brief. Of het delen met iemand anders als dat goed voelt en een meerwaarde voor jou heeft. Daarnaast is het zo dat echte vergeving ook echte vergeving is en niet iets wat jou boven de ander laat plaatsen, het is niet gebaseerd op arrogantie, waarbij je van de ander zijn dankbaarheid vraagt. Vergeven betekent ook niet dat we alles moeten accepteren, we hoeven niet over ons heen te laten lopen. We mogen opkomen voor onze eigen belangen en behoeften. Onze eigen grenzen stellen. Voelen wat we voelen, zonder het weg te stoppen. En daar uiting aan te geven. Mensen die niet kunnen vergeven blijven zitten met oude wonden.
Ze houden het ongelukkige deel van hun verleden levend en voeden zo hun wrok. Als je niet wilt vergeven straf je uiteindelijk alleen jezelf en niet degene die jou heeft gekwetst. Wrok en boosheid houden ons gevangen in ons leven, vergeven daarentegen geeft ruimte. We worden er vrij van. Als we vergiffenis geven, halen we het gif uit onszelf. We hoeven niet goed te keuren wat de ander ons heeft aangedaan. We hoeven het gedrag van die ander niet te vergeven, maar we kunnen wel de persoon vergeven. Dat is het belangrijkste: inzicht dat die ander ook maar een mens is. Een mens met zijn zwaktes, fouten en vergissingen. Een mens zoals wij zelf zijn, zielen op de levensweg, een route die over pieken en door dalen gaat. Ook die ander gaat zijn levensweg. Ook die ander heeft een conflictsituatie en heeft hier iets te leren. En soms kruisen onze wegen elkaar. Naast een grote zus heb ik ook nog een grote broer. Dat heb je als je een nakomertje bent. Omdat ik vrij geïsoleerd ben opgevoed en een groot gedeelte van mijn jeugd heb meegevaren op het schip, was mijn wereld vaak niet groter was dan 55 bij 7 meter 27, de afmetingen van ons schip. Dit was een van de redenen dat mijn leven er niet standaard uitzag. Maar er waren nog meer redenen dat dingen gebeurden zoals ze gebeurden. Ook de tijdgeest hielp mee. We leefden in de zestiger jaren, een tijd dat de mentaliteit was: niet zeuren maar aanpakken. En wat ook meespeelde: mijn ouders waren gereformeerd, niet heel erg streng of zo, maar net streng genoeg om het belangrijk te vinden dat - als de dominee langs zou komen - het gezin er ‘netjes’ uit zou zien. Géén rare dingen. En mochten die er onverhoeds toch zijn, dan moesten ze gemakkelijk onder de tafel geschoven kunnen worden. Seksualiteit was al helemaal geen onderwerp dat besproken werd. Ik herinner mij mijn eigen seksuele voorlichting die mijn moeder mij gaf. Nou ja, ze was er zelf niet bij. Ik moest in haar slaapkamer komen en kreeg een boekje in mijn handen geduwd, daarna liet ze me alleen. Kon ik het even op m’n gemak lezen. Maar omdat de gordijnen dicht waren, zag ik niet zo veel in die donkere slaapkamer. Ik zie mezelf nog zitten op die bloemetjessprei. Beetje technisch boekje, beetje saai, leek me. Stond ook niets in wat ik nog niet wist, vermoedde ik. Tegenwoordig zouden kinderen zeggen: ‘Lekker boeiend!’ Maar die uitdrukking bestond toen nog niet. En al helemaal niet dat je zo arrogant over iets of over je ouders dacht. Dus ik bleef keurig op die sprei zitten, terwijl ik voor me uitstaarde. Net zolang als ik dacht dat verantwoord was om net te doen alsof ik het boekje
met veel interesse had gelezen. Toen ging ik weer terug, de donkere kamer uit, de zon in en verder werd er niets meer geverifieerd. We hadden het niet over dit soort dingen. Het hield me ook niet zo bezig, want ik kreeg weinig seksuele prikkels daar op die 55 bij 7 meter 27. Mijn broer daarentegen ontwikkelde wel een behoorlijk libido, maar ja hij was dan ook elf jaar ouder dan ik. Hij las Turks Fruit van Jan Wolkers. En mijn vader leende dat boek stiekem. Ik zag het hem geregeld onder een stoel wegmoffelen. Waarom het gebeurde weet ik niet, maar mijn broer ging op onderzoek uit naar het andere geslacht. En omdat er verder niets omhanden was, werd de aandacht op mij gericht. Ik was misschien geen potentiële kandidaat, maar naar mijn gevoel maakte het hem niet uit wie ik was. Misschien was het de geïsoleerde omgeving, zijn niet-te-houden bronstigheid én het feit dat ik niet mondig genoeg was om het aan mijn ouders te vertellen, dat dit gebeurde. Hij kwam, als ik ‘s avonds in bed lag, mij nog even welterusten zeggen. Ironisch genoeg vaak aangemoedigd door mijn moeder, die dan zei: ‘Kom, zeg jij jouw kleine zusje nog even welterusten.’ Dat welterusten zeggen kwam erop neer dat hij ging ontdekken hoe een meisje anatomisch in elkaar zat. Ik schrijf dit nu wel zo luchtig, maar de angst die ik voelde als hij er weer aan zou komen en dan met z’n grote handen onder de dekens ging lopen graaien, deed mij verkrampen. Ik kon niets doen, want hij was veel sterker en hing boven mij te hijgen. Mijn moeder roepen had geen zin, want hij mocht mij toch wel liefdevol ‘welterusten zeggen’? En ik kwam ook helemaal niet op het idee om mijn moeder te roepen, want zulke dingen waren immers onbespreekbaar. Ik deed maar net of ik er niet was, want ik was ook nog bang voor mijn eigen lichamelijke reacties Het was er niet. Ik was er niet. Ik kon er niets mee. Ik wilde er niets mee, mijn geest nam een vlucht. Doordat ik gewoon uit ging treden, werd de angst omgezet in een gelatenheid. En mijn boosheid werd omgezet in machteloosheid. Ik moest er eenzaam en alleen mee dealen, met dit geheim. Ik kon geen kant op. Gelukkig heeft het bij mij geen sporen nagelaten, in die zin dat ik er seksueel iets aan heb overgehouden. Ik kan juist erg genieten van seks en me ook overgeven, gelukkig op een vrijwillige manier. Wat ik wel nog altijd bij mij draag is mijn gevoeligheid voor macht, of liever gezegd: voor onmacht. Ik ben er vrijgevochten door geworden en op mijn hoede voor overheersing. Ik hou de macht graag bij mezelf. Maar door mijn dienstbare opvoeding geef ik hem ook graag weer weg, dus dat is soms een heel gevecht van binnen.
Wat het me ook heeft gebracht is dat het me in de gelegenheid heeft gesteld om te kunnen vergeven. Maar zover was het toen nog lang niet. Dat heeft nog tientallen jaren moeten duren, voordat ik er met iemand over ging praten en het ging verwerken. De incest heeft denk ik zo’n tien jaar geduurd. Van mijn zesde tot mijn zestiende schat ik. Want zoals veel incestslachtoffers heb ik het gigantisch weggestopt. Ik weet niet meer precies hoe oud ik was en wanneer het begon of eindigde. In deze vlucht werd ik een enorme denker, ik dacht zo erg na over dingen, dat er geen ruimte meer was om te voelen. Toen ik ging trouwen heb ik het mijn man verteld. Maar die wist zelf niet precies hoe hij hiermee om moest gaan, dus het was een eenmalig gesprekje van tien minuten. En aangezien ik toen - net als zoveel mensen mijn huwelijk zag als een voortzetting van mijn opvoeding, werd dit opnieuw ‘onder de tafel geschoven’. In mijn tweede relatie, ik was toen al bijna veertig, ging het er anders aan toe. Mijn partner werd met terugwerkende kracht ontzettend boos. Hij leek er zelfs meer last van te hebben dan dat ik had gehad in al die jaren. Hij liet het er niet bij zitten en er werd eindelijk over gepraat. En toen ging het balletje rollen. Ik vertelde het mijn familie. Mijn zus vond het verschrikkelijk, want ze had niet genoeg op haar kleine zusje gepast en voelde zich medeverantwoordelijk. Ze had het niet gemerkt, maar wist wel dat mijn broer ook bij haar wel eens wat had geprobeerd, overigens zonder succes. Het had toen alleen een ingetrapte deur tot gevolg en geen andere ongewenste handelingen. Mijn moeder hield zich totaal afzijdig, als ik erom vroeg dan wilde ze wel zeggen dat zulke dingen ‘niet horen’. Mijn vader vroeg aan mij: ‘Heeft hij je ook verkracht?’ En toen ik ontkennend antwoordde, zei hij: ‘Nou, zo erg was het dan ook niet.’ Ik heb mijn ouders een tijdlang deze reacties erg kwalijk genomen. Dus er viel heel wat te vergeven. Naast mijn broer en zijn daden voelde ik me ook gekwetst en alleen gelaten door mijn vader en moeder. En dat was niet de eerste keer. We hadden even daarvoor ook al een breuk gehad. Want na mijn scheiding hadden mijn ouders mij de deur gewezen, omdat je een huwelijk, dat in de kerk nota bene is voltrokken, toch niet laat eindigen. Het was mijn idee, ik was de boosdoener. Ze wilden niets meer met mij te maken hebben.
Later is het contact hersteld. Maar toen ik daarna hun reacties zag op het misbruik in mijn jeugd, wist ik even niet wat ik nu eigenlijk teruggewonnen had. Afijn, er is daarna weinig mee gedaan. Er zijn wel gesprekken geweest met mijn broer. Die gingen niet echt diep, en ‘sorry’ zeggen was voor hem moeilijk. Het contact werd verbroken en we probeerden elkaar te ontlopen op verjaardagen. Echt uitgepraat werd het niet. En zo ging het leven verder. Tot het moment dat ik me bezig ging houden met mijn zelfontwikkeling. Dat was een waanzinnige tijd. Ik opende voor het eerst mijn ogen. Er vielen zakken met kwartjes. Ik kreeg allemaal nieuwe inzichten. Ik las me suf, volgde het ene na het andere workshopje en hield diepgaande gesprekken. Ik zocht niet bewust iets, maar het kwam gewoon op mijn pad. De juiste dingen kwamen langs op het juiste moment. Ik ontmoette nieuwe vrienden met geweldige inzichten. En ik leerde om dingen honderdtachtig graden van een andere kant te bekijken. Niet te kijken naar alléén een feit of een gevolg, maar ook naar een oorzaak. Ik leerde om geen ‘maar’ te zeggen en ‘moeten’ te laten. Zag in dat je niet in de verdediging hoefde te gaan. Ik kreeg het inzicht dat alles wat in het verleden is gebeurd eigenlijk niets anders is dan een herinnering. En dat, als je op een andere manier tegen het verleden aankijkt, zelfs in staat bent om het verleden in het ‘nu’ te veranderen. Want het is immers slechts een herinnering. Door die een andere betekenis te geven verander je het gevoel over dit verleden. Alles wat ooit gebeurd is, het hele verleden kun je dus wel degelijk veranderen! Niet als feit, maar wel de herinnering, het gevoel. En wat is verleden meer dan dat? Ik zag ook in dat iedereen keuzes maakt in het leven. Gedreven door eigen angsten, ervaringen, programmering en omstandigheden kies je elk moment weer welke weg je zult gaan. Je weegt handelingen af en laat de balans doorslaan naar datgene wat jouw prioriteit heeft. Om terug te keren naar mijn broer: zijn keuze om zich steeds maar weer aan mij te vergrijpen, was omdat zijn geilheid groter was dan de verantwoordelijkheid voor - en het welzijn van - zijn kleine zusje. Het was zijn keuze van dat moment. En mijn ouders, die lieve schatten, zij konden niet anders reageren dan dat ze deden. Zij wisten niet hoe ze met de situatie om moesten gaan. Ze waren bang voor de reactie van anderen. Ze zaten vast in hun eigen vastgeroeste denkpatronen. Moesten ze kiezen? En voor wie dan?
Mensen kunnen veranderen of spijt hebben van hun eerdere daden. Je mag iedereen altijd weer een nieuwe kans geven. Je hoeft iemand niet af te rekenen op een misstap die hij ooit heeft gezet. Anders blijft die persoon in zijn hele verdere leven een gevangene van zijn eigen verleden. En misschien zijn wij in staat om, zonder dat iemand berouw toont, zonder dat de ander ‘sorry’ zegt, de ander volledig te accepteren om wie hij is. Gewoon een mens, met al zijn fouten. Je kunt een mens vergeven, zijn gedrag hoef je daarom niet te vergeven. Maar als je inziet dat de ander keuzes heeft gemaakt door zijn eigen beschadigingen dan wordt de last lichter. Dan kun je misschien zelfs het gedrag, de misstap ook vergeven. Al deze dingen leerde ik gaandeweg inzien. Een van de workshops die ik toen deed, ging - toevalligerwijs - over vergeving. Het rijtje, waar ik al eerder in dit boek over schreef: ‘Ik wil het/ik kan het/ ik doe het’ werd hier ook gebruikt. Je kunt alleen iets doen als je het echt wilt. En ik wilde wel vergeven. Dus: JA, ik wil. Ik kan het dan ook. En dus doe ik het. NU! Dat voelde diep van binnen heel oké. Maar toen zei de leraar: ‘En stuur nu een heleboel liefde naar die persoon.’ Oeps! Dat ging mij iets te ver! Ik vond wat ik gedaan en gevoeld had al meer dan genoeg. Nee, sorry hoor, die hele bult liefde sturen zag ik niet zo zitten. Het was zo wel voldoende… Een week later hadden we een yogales. Die werd altijd gehouden in een kerk. Ik lag op mijn matje en bij het flakkeren van het kaarslicht begon de yogaleraar te spreken over ‘vergeving’. Dat was nou toevallig! Ik werd daar enorm door geraakt en was verbaasd dat dit nu alweer langskwam. Ik voelde mijn lijf daar op dat matje liggen en tranen in mijn ogen prikken. De yogaleraar begon met een geleide meditatie. We moesten een persoon in gedachten nemen en loslaten wat hij jou had aangedaan. Eigenlijk ging de rest van de meditatie over ‘loslaten’. Maar ik heb daar niets meer van meegekregen. Bij mij gebeurde spontaan mijn eigen ding. Ik zag, ineens, mijn broer in gedachten voor me staan. Ik voelde de energie stromen en voelde zoveel innerlijke warmte… En opeens, zonder iets achter te laten, zonder aarzeling, stuurde ik al die warmte met een liefdevol gebaar naar hem toe. Wat ik de week daarvoor niet had kunnen doen, ging nu vanzelf met alle intentie en warmte vanuit mijn hart. Vanaf dat moment heb ik hem vergeven. Wanneer je iemand hebt vergeven dan neem je hem of haar niets meer kwalijk en gun je de ander ook de ruimte en verwerking van zijn daden. Je
hoeft die ander daarna niet continu om zijn nek te gaan hangen, begrip en liefdevolle gedachten zijn al voldoende. Misschien was die ander alleen maar nodig om jou de les van vergeving te leren. En heeft de ander daar zelf ook zijn les mee gedaan. We zijn tenslotte allemaal zielen die ons ‘eigen ding’ hier aan het doen zijn. Door onze verbondenheid met elkaar zijn wij ook verantwoordelijk voor het geheel. Door elkaar te vergeven tillen we ons ‘mens-zijn’ op een hoger plan. Door vergiffenis halen we het gif uit ons leven. En geven we onszelf en elkaar weer alle ruimte om vrij te zijn.
14 Verantwoordelijkheid Verantwoordelijkheid. Als je soms wat langer naar een woord kijkt, kan het gebeuren dat het je steeds onbekender en vreemder voorkomt. Je gaat je zelfs afvragen of het hele woord eigenlijk wel bestaat. Verantwoordelijkheid is een woord waar ik me elke dag wel even mee bezighoud. Daarom wil ik er graag iets over schrijven. Nu ik het zo zie staan, zie ik er in een keer veel meer in. Wat een bijzonder woord eigenlijk. Als ik in mijn woordenboek ‘verantwoordelijkheid’ opzoek, staat er: ‘grote zorg en toewijding’. Ook het woord ‘antwoord’ zit in ver-antwoord-elijk. Maar het antwoord op wat? Is er dan een vraag gesteld? En van wie komt dan deze vraag? Als ik zeg dat het me elke dag wel even bezighoudt, dan denk ik aan mijn verantwoordelijkheid voor de resultaten in mijn praktijk en het welzijn van mijn cliënten. Maar ook hun eigen verantwoordelijkheid hierin, hoe hun klachten ontstaan zijn of wanneer hun lichamelijke klachten weer zijn toegenomen door bijvoorbeeld overbelasting. Of ik denk aan de gesprekken, die we samen hebben, over al onze menselijke emoties en gevoelens die altijd bij onszelf vandaan komen, die we niet op het conto van iets of iemand anders kunnen schrijven. Geen enkele situatie, persoon of omstandigheid kan ons iets aandoen, we zijn altijd verantwoordelijk voor ons eigen gevoel. Als de dag van gisteren herinner ik mij het moment dat ik huilend in de auto een goede vriendin van mij belde. Ik kwam net bij mijn geliefde vandaan, die sinds een paar maanden mijn geliefde niet meer was. We hadden samen onze relatie beëindigd. We waren daar beiden heel verdrietig over. En ik voelde me niet alleen verdrietig, maar ik voelde me ook heel erg schuldig. Ik voelde mijn eigen verdriet, maar ook nog eens extra dat van hem. Dat hij zo verdrietig was: dat kwam door mij. Het was mijn schuld. Hij had de hele avond zitten huilen en toen ik wegreed met mijn auto brak ik doormidden. Ik voelde alle ellende en alle pijn van ons allebei. Door de tranen kon ik niet zo veel meer zien, dus ik zette de auto langs de kant van de weg. Ik moest het even kwijt, belde huilend die goede vriendin en zei: ‘Je kunt maar beter niet meer met mij omgaan, want ik maak toch iedereen alleen maar ongelukkig.‘ Ik meende echt dat dit zo was op dat moment. Maar die vriendin leerde mij iets nieuws. Zij zei: ‘Maar jij bent toch niet verantwoordelijk voor het
welzijn en het geluk van een ander? Die ander kan alleen zichzelf gelukkig maken, dat is zijn eigen verantwoordelijkheid.’ Een paar maanden later leerde diezelfde vriendin mij de tweede les over verantwoordelijkheid. Ik was een dagje met mijn grote zus naar Amsterdam. We zaten in de kas van de Hortus Botanicus aan een kop thee met taart, toen we in gesprek kwamen over ‘vroeger’, over onze jeugd. Eerst haalden we leuke gebeurtenissen en ditjes en datjes op, maar al gauw kreeg ik het gevoel dat, over mijn eerdere gedrag, mij heel wat te verwijten viel. Tot op dat moment had ik nooit geweten dat haar zo veel dwarszat over ons verleden. Ze begon mij te vertellen dat ze mij altijd op haar rug nam, wanneer ik moe was van het lopen. Zij was toen een jaar of twaalf en ik vijf. Ze liep dan te zeulen met mij op haar rug. Daar werd ze toen niet echt blij van, maar dat heb ik nooit geweten. Het voelde nu voor mij, dertig jaar later als een beschuldiging. ‘En’, vertelde ze verder, ‘een aantal jaren later had jij de gewoonte om, als we boodschappen gingen doen, na een tijdje de zware tassen gewoon neer te zetten.’ Dan pakte mijn zus de tassen op en ging ze verder dragen. Het laatste stukje wisselden we dan weer en vervolgden we onze weg naar het schip. Hierover was ze toen en nu nog steeds niet ‘amused’. Veel later gingen we samenwonen, mijn zus en ik, in het huis van mijn ouders. Mijn ouders zelf bleven op het schip varen, de bedoeling was dat later, wanneer mijn broer zou gaan trouwen en het bedrijf over zou nemen, mijn ouders hier hun oude dag zouden gaan slijten. Maar tot die tijd was het handig dat het huis bewoond was en dat wij geen kamers elders hoefden te huren. Als ik terugdenk aan die jaren, dan zie ik van alles voor mijn geestesoog langskomen, maar mijn zus was in die tijd grotendeels uit mijn beeld. Ik was toen na mijn geïsoleerde opvoeding de wereld aan het verkennen. Ik kreeg mijn eerste baan, mijn eerste echte sociale leven. En mijn zus, die zeven jaar ouder was dan ik, hoorde daar niet direct bij. Ik heb dat in die tijd absoluut niet doorgehad. Pas later kwam ik tot dit besef. En nu, twintig jaar later, vertelt mijn zus daar in de Hortus Botanicus dat ze me dat nog steeds kwalijk neemt. ‘Maar’, zegt ze me: ‘Het allerergste is dat je mij niet hebt betrokken op moeilijke momenten in jouw leven.’ Ze haalt het moment aan dat ik in mijn huwelijk zwanger werd van een ander en daarna een abortus heb gehad. Dat was inderdaad een nogal pittige periode in mijn leven. Dat deelde ik toen met niemand, ik was toen eenzamer dan eenzaam. En nu met terugwerkende kracht komt mijn verdriet daarover weer naar boven.
Ik bedenk me dat ik toen al genoeg had aan mezelf. Ik kon me onmogelijk ook nog eens druk gaan maken over het verdriet wat mijn zus hierover had. Ze zegt nu ook: ‘Waarom maak je zo’n puinhoop van je leven? Ik heb daar zo’n last van!’ Maar mijn leven is haar verantwoordelijkheid toch niet? En omgekeerd hoef ik me niet druk te maken over het feit dat zij dit wel zo voelt. Het enige wat ik nu kan doen is het aanhoren en meeleven. Maar direct daarna het te laten waar het hoort. En dat is bij haar. Dat was het dagje Amsterdam met mijn grote zus, die eindelijk eens aan mij vertelde wat ze voelde jaren geleden. Ik hoorde het, was verbaasd en schoot vervolgens meteen in de verdediging. Ik begon te ‘ja-maren’. Ik vertelde haar dat ik met niemand toen mijn verdriet en eenzaamheid deelde. Ik zei haar dat ik er geen erg in had gehad dat zij het vervelend vond dat ik op haar rug zat. Ik legde uit dat ik heel erg bezig was met mezelf toen ik achttien was en net aan de wal kwam. Kortom, ik begon mezelf te verdedigen en ging me gaandeweg het gesprek steeds schuldiger voelen. Terug - dit keer in de trein - naar huis, bleef ons gesprek maar in mijn hoofd malen. Ik moest het even delen en belde weer die goede vriendin. Tot mijn verbazing en verrassing ging zij het op een heel ander manier bekijken. Een compleet nieuwe ingang die ik mijn hele leven over het hoofd had gezien. Ze zei: ‘Je hoeft je niet te verontschuldigen, het is niet jouw ding. Het is haar ding, waarom wil jouw zus zo graag die rol spelen in jouw leven?’ Dat was verfrissend. Die vriendin had gelijk. Het was niet mijn verantwoordelijkheid. Het was háár emotie. En een rol die zij wilde hebben in mijn leven. En dat is goed. Het was haar gevoel. Dus dat klopt. Elk gevoel wat je hebt klopt. Maar wat voor jou klopt hoeft voor een ander niet te kloppen. Mijn beleving over dit alles was heel anders. Mijn beleving was weer mijn verantwoordelijkheid. Ik hoefde mezelf ook niet te verdedigen, ik hoefde alleen maar te luisteren en begrip te hebben. Weten wat er speelde in het hoofd van mijn lieve zus. We mogen respect en mededogen voor elkaars gevoelens hebben, maar we hoeven niet de verantwoordelijkheid daarover te dragen. Ook al ben je het helemaal niet met iemand eens. Ook al herken je niets van het verhaal van de ander, want jij ziet dit zelfde verhaal heel anders, wees er dan toch van overtuigd dat de zienswijze van de ander helemaal en honderd procent klopt. Net zoals jouw verhaal helemaal klopt. Het klopt altijd, alleen de ander ziet het door zijn ogen en jij hebt het beleefd door jouw ogen.
Mensen hebben altijd redenen om iets op een bepaalde manier te beleven, te zien of te voelen. Gewoon vanuit hun eigen referentiekader. Daarom hoeven we nooit te ‘ja-maren’, ons nooit te verdedigen, geen oordeel te hebben of boos te worden omdat het niet klopt. Want het klopt namelijk altijd. Je mag er met een open oor naar luisteren en proberen te begrijpen waarom iemand het zo voelt. Je mag compassie tonen. Meedenken en helpen als het nodig is. En het altijd daar te laten waar het hoort: bij de ander. Soms maken we ons druk over dingen die onze verantwoordelijkheid niet zijn. Soms denken we dat anderen verantwoordelijk zijn voor al onze problemen. Soms pakken we verantwoordelijkheid óp. En soms schuiven we het juist van ons áf. Het lijkt erop dat we steengoed zijn om het precies verkeerd om te doen. En het gekke is dat we om het allergrootste waar wij verantwoording voor dragen, dat we ons juist dáár niet om bekommeren. En dan bedoel ik onze aarde. Laatst heb ik de film Home gezien, een echte aanrader. Gewoon te downloaden op YouTube. We zien prachtige beelden van de aarde ondersteund door mooie muziek. Maar naast al dit moois worden we ook met keiharde cijfers om de oren geslagen. Je wordt er bepaald niet vrolijk van als je ziet met hoe weinig respect wij omgaan met de wereld, die ons in bruikleen is gegeven. En zeg nou niet dat het allemaal komt door de industrie. Dat wij er niets aan kunnen doen. Die industrie, daar vragen we zelf om. Hebben we écht alles nodig wat we allemaal kopen? Kan het niet wat minder? Je rijdt toch ook auto en eet misschien ook vlees? Je verspilt toch ook water en energie? Misschien niet direct, maar wel indirect. De productie van één T-shirt kost bijvoorbeeld 4100 liter water! Voor één kop koffie is 140 liter water nodig, inclusief voor de groei van de plant en het branden van de koffiebonen. Maar het kan nog erger: de productie van een glas melk kost 200 liter water en een hamburger maar liefst 2400 liter water. Vleesconsumptie vraagt veel energie en water. Nederlanders hebben een hoger watergebruik dan de gemiddelde wereldburger. Oef, daar gaan we met onze ‘watermanagementprins’. Al deze feiten kun je op internet opzoeken, bijvoorbeeld bij de site van watervoetafdruk.org. Soms is iets voor ons niet duur, we denken dat we het gemakkelijk kunnen kopen. Maar we vergeten dat productie altijd grondstoffen kost. Ook al
kost iets voor ons maar één eurootje, als we het niet echt nodig hebben kunnen we het beter laten staan. Alle kleine beetjes samen is een heleboel! Ik weiger om te denken dat je als eenling geen invloed zou hebben. Natuurlijk heb je die wel! Invloed én verantwoordelijkheid. Dus ik ga je nu even lastigvallen met wat feiten. Gewoon even voor het gevoel. Bijvoorbeeld dat er elk jaar dertien miljoen hectare bos verdwijnt. En dat we de afgelopen veertig jaar twintig procent van het Amazonewoud hebben vernietigd. Terwijl deze prachtige bossen er vier miljard jaar over hebben gedaan om ons van zuurstof te voorzien. Het lijkt alsof we geen greintje respect hebben voor dit prachtige proces. Wist je dat één miljard mensen te weinig voedsel hebben en elke dag 40.000 kinderen sterven van de honger. Terwijl de helft van alle graan wordt gebruikt voor veevoer! En dat vee wordt dan ook nog opgesloten in kleine hokjes en volgespoten om zo snel mogelijk vet te worden. Vroeger was het eten van vlees misschien een teken van rijkdom, tegenwoordig draagt het bij tot de armoede op deze aarde. Wereldwijd is een kwart van het broeikaseffect ontstaan door onze veestapel, dus door onze vleesconsumptie. Al zouden we maar één dag geen vlees eten, maar een plantaardige vervanger, dan zou dat een enorm effect hebben. Voor plantaardige eiwitten is veel minder energie nodig dan voor dierlijke eiwitten. Er is tien keer minder grond nodig, elf keer minder brandstof en maar liefst honderd keer minder water. We misbruiken onze aarde op een verschrikkelijke manier. We putten hem uit. Ons huisdier vertroetelen we, we kopen mooie manden, halsbandjes en het meest luxueuze voedsel in prachtige kuipjes. We zetten ons huisdier op een voetstuk en willen niets horen over andere dieren op onze wereld. We willen niet weten waar het vlees vandaan komt dat keurig in vierkant verpakt in de supermarktschappen ligt. We willen niet weten dat kippen met z’n vijven in een kooi zitten, achttien op een vierkante meter, dus één A4-tje per kip. We sluiten onze ogen voor het dierenleed wat dieren aangedaan wordt. Wie denken we dat we zijn dat we de prachtige schepping in zo ‘n korte tijd om zeep mogen helpen? Met welk recht? Uiteindelijk gaan we er natuurlijk zelf ook ziek van worden. Volgens de Chinese voedingsleer bezit elk voedingsmiddel energie. Maar omdat we onze gewassen chemisch bemesten en vroegtijdig van het land halen, om zoveel en zo snel mogelijk productie te hebben, is er haast geen Qi meer aanwezig. Waar we twintig jaar geleden nog genoeg hadden aan
een sinaasappel, moeten we nu een hele kist opeten om net zoveel vitamines binnen te krijgen. En dan hebben we nog niet eens over alle toevoegingen in levensmiddelen, alle stralingen waaraan we dagelijks blootstaan en alle uitstoot van schadelijke stoffen. Het is niet zo raar dat we in onze tijd zo veel te maken hebben met allergieën, ADHD, verminderde weerstand, hartklachten, auto-immuunziekten, kanker en andere ziekten. Verantwoordelijkheid. Het woord waar het woordje ‘antwoord’ in zit. Het antwoord op de vraag of wij in staat zijn om op onze habitat te passen. Zorg te dragen voor het rentmeesterschap van onze aarde. Het gaat niet vanzelf. We zullen allemaal iets moeten doen om onze aarde nog te redden. Geef de schuld niet aan de grote fabrieken, aan andere landen of aan de buurman. Maar pak je eigen kleine verantwoordelijkheid op. Als we dat allemaal doen dan gaat het gelijk op grote schaal beter. Wacht niet af tot de ander begint, begin gewoon morgen zelf. Of liefst vandaag nog. Het is nog net niet te laat. Neem je eigen verantwoordelijkheid. Als we naar de zorg voor onze kinderen kijken, naar de volgende generaties, dan gaat het er niet alleen om of ze wel op hockey zitten of dat ze wel een playstation hebben. Het gaat er wel om of er dan nog een leefbare wereld is. Verantwoordelijkheid nemen is de juiste keuzes maken in alles. En niet - om zelf maar rust te hebben - je kinderen de hele dag voor de televisie te zetten. Ze kunnen niet zichzelf opvoeden, hier ligt ook onze zorg. Soms schuiven we verantwoordelijkheid van ons af. Soms denken we dat anderen de oorzaak zijn van onze problemen. En soms willen wij de zorg van een ander op ons nemen. Vorige week was ik bij een lieve vriend van mij. Hij vertelde me dat hij de laatste tijd weer zo’n last had van hartkloppingen. Hij was al naar het ziekenhuis geweest om een hartfilmpje te laten maken. Het kwam, zei hij, door een collega. Die had een aantal dingen gedaan die in zijn ogen toch echt niet konden. Mijn vriend voelde zich gepasseerd en beledigd. Dankzij die collega had hij last van zijn hart gekregen. Maar lieve schat, hoe kan dat nou? Hoe kun je nu iemand anders verantwoordelijk stellen voor jouw emoties? Jij hebt deze emoties en gevoelens toch gekregen? Toch niet die ander? Waar is jouw eigen keuze om te bepalen om welke dingen en in welke mate jij je ergens druk over moet maken? Het is jouw eigen zorg. Zorg en toewijding aan jezelf.
Een van mijn beste vriendinnen is, net als ik, Shiatsu-therapeut. Ze leeft zich helemaal uit op haar cliënt en vol overgave brengt ze alle energie weer in balans en voedt ze de lege meridianen. Maar soms passen mensen niet zo goed op zichzelf en zien ze niet in dat ze hun lichaam in conditie moeten houden. Als een cliënt dan na een paar weken weer opnieuw in de kreukels bij haar aankomt, wordt ze boos en is ze teleurgesteld. Ze roept dan tegen mij: ‘Ze eten niet goed, ze bewegen niet goed! Ze roken maar door. Waar doe ik het voor? Ik stop ermee!’ Maar je kunt natuurlijk onmogelijk die cliënt zijn slechte levensgewoontes afleren. Dat is zijn eigen verantwoordelijkheid. Ik schrijf weleens voedingsadviezen voor volgens de Chinese voedingsleer. Maar ik heb ontdekt dat het zo moeilijk is om een heel leefpatroon te veranderen. Dat moet je niet willen voor een ander. De enige die dat moet willen dat is de cliënt zelf. Daarom heb ik nu besloten dat het mij om het even is wat iemand ermee doet. Mijn verantwoordelijkheid is het stukje van het advies en alles op orde brengen in die anderhalf uur dat ze bij mij zijn. Daarna heeft ieder weer het zijne. Ieder zijn eigen verantwoordelijkheid over zijn lijf en leven. Laatst zei iemand tegen mij: ‘We hadden het net over jou.’ Ik antwoordde als grapje: ‘Nou, als het maar positief was…’ Waarop hij zei: ‘Nou, nee…’ Omdat op dat moment er geen tijd was voor een diepgaand onderzoek zei ik alleen maar: ‘Jammer… tot gauw.’ Ik hoopte dat we er later eventueel over zouden kunnen praten en dat ik er dan iets van zou kunnen leren. Maar wat ik nu alvast leerde was dat ‘jammer’ het enige was wat ik voelde. Want het was zijn ding, zijn gevoel. Misschien vond hij iets over mij, maar dat betekent nog niet dat het ook zo is. Je hoeft je nooit te verdedigen, en het heeft ook geen zin om aan te vallen. Want niets is absoluut. Er bestaat niet zoiets als een ultieme waarheid. We mogen naar elkaar luisteren, respecteren en begrip tonen. Ons gevoel duidelijk maken naar elkaar. Op een liefdevolle manier. Maar je hoeft je nooit verantwoordelijk te voelen voor het gevoel van een ander. En leg ook nooit de zorg van jouw gevoel bij een ander, houd de verantwoordelijkheid waar die hoort te zijn: bij jezelf.
15 Liefde Bij het woord liefde denken de meeste mensen gelijk aan de liefde in een relatie. Liefde die je kunt geven, liefde die je wilt ontvangen, liefde die we zoeken, of liefde die we bang zijn nooit te krijgen. We zoeken de ideale droomprins of -prinses en willen nog lang en gelukkig leven. Dat is het beeld dat we - ik tenminste wel - in onze jeugd verzinnen: de ‘romantische’ versie. Een speciaal persoon die jij gaat ontmoeten en die jouw leven compleet gaat maken. ‘En toen kuste hij haar…’ ‘Ze leefden nog lang en…’ en over meer van dit soort sprookjesboekzinnen heb ik minstens de eerste vijfendertig jaar van mijn leven gefantaseerd. Of dit gaat werken? Ik ben er na zoveel jaren wel achtergekomen dat dit niet zo is. Want wat maken we ons daardoor afhankelijk van een ander! Alsof ons geluk afhangt van iemand anders. En als die persoon dan onverhoeds door het tuinhekje weer verdwijnt, dan zien we ook het geluk ons weer verlaten. Het gaat niet werken en is ook niet eerlijk naar die ander toe. We verwachten van alles van die ander, zonder dat we ons afvragen wat we zelf doen in dit plaatje. Overigens is dit plaatje ons beeld van de werkelijkheid. We zien alles door onze ogen. Misschien heeft die ander hele andere intenties met ons dan dat wij waarnemen. En ziet die ander ons gedrag ook heel anders dan dat wij bedoelen. We hebben allemaal onze eigen werkelijkheid, die niet per se hoeft te corresponderen met de werkelijkheid van onze geliefde. En hoe weten we of die ander precies hetzelfde onder ‘liefde’ verstaat dan dat wij dat doen? Wat jij als een bliksemschicht ziet dat voelt die ander misschien slechts als een speldenprik. Want liefde kun je niet meten. Je kunt niet zeggen: ‘Ik hou veel meer van jou dan jij van mij.’ Dit kun je niet weten. Wat die ander maximaal in staat is om te geven kan misschien maar tien procent zijn van wat jij die ander geeft. Laat je daarom er niet van weerhouden om zelf voor het volle pond te gaan. Want er kan alléén maar van je gehouden worden als je zelf veel liefde geeft. Er zijn helaas nogal wat redenen waarom het moeilijk is om liefde te geven of te ontvangen. Hierna volgen een aantal: Koppigheid. Soms laten we door een enkele gebeurtenis ons hart verharden en sluiten we ons af en beëindigen we een vriendschap of liefde.
Maar is dit wat we echt willen? Of sluiten we alleen ons hart af door onze eigen koppigheid? Zijn we alleen maar bezig om ons gelijk te zoeken en vergeten we wat ons echte doel of wens is? We laten ons vaak afleiden door allerlei details en blijven vasthouden aan onze trots. Hierdoor kom je nooit tot elkaar, terwijl je dat misschien diep in je hart wel wilt. Als je boos bent op jouw dierbaren ben je juist boos omdat je jouw eigen hart hebt afgesloten en vastzit in het denken dat jij niets fout hebt gedaan. Je bent boos op jouw eigen onmacht om te vergeven en geen voorwaarden te stellen. Je laat niet alleen de ander lijden onder de situatie, maar je doet ook nog eens jezelf pijn. Uiteindelijk zijn er alleen maar verliezers. Verwachtingen. De meeste mensen dromen van onvoorwaardelijke liefde, liefde door dik en dun. Liefde alleen voor jou om wie je bent en niet om wat je doet. Of onvoorwaardelijke liefde bestaat daar kunnen we over discussiëren. Zelf denk ik dat het onmogelijk is tussen mensen, zelfs tussen die ideale droomprins en -prinses of tussen ouders en hun kinderen. Men houdt van ons om wat we doen voor een ander, hoe humoristisch we zijn, hoe daadkrachtig we zijn, hoe leuk we met onze kinderen omgaan, hoe trouw we zijn in vriendschappen, kortom wanneer we aan die persoon iets hebben. De voorwaarden die we stellen zijn vaak nog het grootst voor mensen waar we ons leven mee delen. We zijn immers zo geprogrammeerd dat we denken dat liefde alles te maken heeft met de perfecte droomprins en willen alle liefde ontvangen die er te krijgen is van die persoon. Daar kunnen alleen maar frustraties en teleurstellingen van komen. Want die ander is niet ideaal en die verwacht misschien weer hetzelfde van jou. Onbekendheid. Soms kennen we liefde niet, we hebben geen liefde geleerd. We hebben het niet gezien en gevoeld in onze jeugd. Maar het is nooit te laat om iets te leren. En bedenk dat jouw ouders zeker ook een positieve reden hebben gehad om jou zo op te voeden zoals zij gedaan hebben. Misschien hebben zij op hun beurt het ook niet van hun ouders geleerd, of zijn er dingen gebeurd in hun leven waar ze jou juist voor wilden beschermen. Vaak spelen onmacht, gewoonte, angst of andere emoties een grote rol, maar ieder ouder heeft de beste bedoelingen met zijn kind. Niet zelden voeden wij onze kinderen op dezelfde manier op zoals wij ook opgevoed zijn. Wees je bewust van jouw eigen gewoontes en vraag je af of je echt zo wilt leven. Het is soms niet gemakkelijk, maar je kunt echt altijd veranderen.
Afwijzing. Het kan ook zijn dat de ander bang is om zichzelf te geven, bang voor afwijzing. Door eerder ervaringen in ons leven bouwen we voor de zekerheid maar een muurtje om ons heen. Maar als je denkt dat afwijzing bestaat, dan kun je nu alvast beginnen met het afbreken van het muurtje. Want afwijzing bestaat niet. Het heeft namelijk nooit en helemaal niets met jouzelf te maken. De ander maakt keuzes, het is zijn of haar ding, gebaseerd op zijn of haar normen, verwachtingen en behoeftes van dat moment. Als je ergens gaat solliciteren en er zijn drie kandidaten voor een bepaalde functie, dan kan het best zo zijn dat jij de beste bent maar het toch niet wordt. De persoon, die beslist wie er aangenomen wordt, heeft misschien net even iets meer gevoeld of opgemerkt in een klein moment bij een andere sollicitant. Zeg dat dan iets over jou? Nee, het zegt iets over de persoon die beslist wie er aangenomen wordt. Het zegt iets over de timing. Het zegt iets over jouw papieren misschien, welke eisen er gesteld werden, maar niets over jou als persoon. Misschien klopte deze keuze precies, was het juist voor jou het beste. Was het toch niet jouw plek daar, zou je daar niet blij zijn geworden. Misschien mag je er zelfs blij mee zijn dat je het niet geworden bent! Al ben je dan niet aangenomen voor die functie, voel je niet afgewezen. Je bent genoeg, je bent perfect! Alleen voor een andere baan. Afwijzing bestaat niet. De enige afwijzing die bestaat is de afwijzing die je naar jezelf doet. Wederkerigheid. Vaak zijn we bang dat we de liefde die we geven niet terug zullen krijgen. We sluiten ons bij voorbaat alvast af, want: ‘Je weet het nooit, je zou weleens gekwetst kunnen worden.’ Als de ander dan toch niet meer terugbelt of terugmailt dan stoppen we voor de zekerheid maar om van die persoon te houden. Maar misschien denkt die ander hetzelfde. Is er alleen maar ergens een communicatiestoring en bedoelt die ander heel iets anders dan dat jij denkt. Of misschien is simpelweg de ander zijn of haar telefoon kapot of is het beltegoed op. Angst is een slechte raadgever. Probeer uit dat kringetje te komen en neem de stap om die te doorbreken. Je zult erachter komen dat de angst voor die stap groter is dan die stap zelf. ‘Men lijdt het meest van het lijden dat men vreest.’ En in de liefde heb je niets te verliezen. Je kunt alleen maar winnen. Door te geven ontvang je vanzelf. Minderwaardig. Nog een andere reden kan zijn dat je jezelf ‘het’ niet waard vindt. Dat je niet van jezelf houdt en het je haast onmogelijk lijkt dat die
ander wel van jou houdt. Dat idee is vaak gebaseerd op iets wat je ooit mee hebt gemaakt. Een herinnering, een overtuiging die diep geworteld is. Zoek bij jezelf waar deze overtuiging vandaan komt. Misschien is deze ontstaan door de omstandigheden, door een opvoeder, een leraar, of iemand anders. Misschien heeft wat er toen gebeurd is niets met jou te maken, maar met de onzekerheden en drijfveren van die tijd. Je bent gevormd door alles wat zich op jouw pad heeft voorgedaan. Door wat nodig is geweest om jou verder te helpen. Niet om je compleet te maken, want dat ben je al. We zijn perfect in al ons ‘mens-zijn’. Kijk maar: we ademen nu toch, ons hart klopt toch? Wat kan er mis zijn? Je bent er! Dat is al een reden en dat is al genoeg. Het lijkt allemaal problematisch, zoveel redenen om niet lief te durven hebben, zoveel haken en ogen, onduidelijkheden, nadenk- en afvraagwerk. Maar al deze redenen zijn te weerleggen, als we de oorzaken achterhalen. En dat kan nu net het doel van ons leven zijn. We hoeven echt niet elke dag, elk moment en onder alle omstandigheden het steeds maar weer te snappen. We mogen fouten maken, we mogen uit onze slof schieten, we mogen verwachtingen neerleggen, we mogen ons minderwaardig voelen en bang zijn. Daarvoor zijn we mensen. Het geheim van leren is dat we eerst fouten mogen maken. Als we alles al wisten en alles al zouden kunnen, dan waren we verlicht. Dan was het hier klaar en waren we hier niet meer. Alles is al goed. Alles is mild. Neem de tijd, hij is er voor. Je hebt alle tijd, de speeltijd van je leven. Alles mag en niets hoeft. Het is aan jou. En dat is nu precies de liefde die er overal en altijd is. Liefde is het enige dat altijd blijft bestaan en het enige dat we echt hebben en ook echt kunnen geven. Alles is veranderlijk in ons bestaan, niet is zeker, niets is vast. Niets is ook echt van onszelf, we hebben alles slechts te leen. Als we doodgaan - en dat is een ding dat zeker is - laten we alles achter, we nemen niets mee. Ons huis, onze baan, onze geliefden, ons lichaam. We hebben het allemaal alleen maar te leen. Er zijn maar twee dingen echt van ons en dat zijn onze Ziel en onze Liefde. Die hebben we allebei onbeperkt en altijd bij ons. Die zijn echt van ons. Liefde is altijd bij je. En je kunt het weggeven. Zonder dat je er daarna zelf minder van hebt. Het is geen emmer die je leeg kunt scheppen. Het is overvloedig en onuitputtelijk. Omdat liefde het enige is dat echt van jou is, is het ook het enige geschenk wat je een ander kunt geven. Het is iets unieks. In de regel kun je niet iets
geven voordat je het hebt ontvangen. En dat is nu juist zo prachtig, wat het nog unieker maakt. Want zonder dat we iets geven ontvangen we continu. We ontvangen iedere dag, iedere minuut, ons hele leven lang al, vaak zonder dat we ons daar bewust van zijn. We ontvangen onze adem, ons lijf, ons leven. Zonder te geven ontvangen we. Zonder voorwaarden. Van dat bewustzijn kun je heel blij worden. Liefde is overal… Ik zie het in de natuur. In de kleine vogeltjes die ondersteboven aan een takje hangen te tsjilpen. In de zon die ‘s avonds dieprood ondergaat. In de plantjes die elk voorjaar weer opnieuw boven de grond komen. In de werking van ons lijf, zoveel intelligentie en zoveel liefde om altijd weer opnieuw te willen herstellen. Zelfs in pijn zit liefde, het is een signaal om ons te waarschuwen. Liefde zit in prachtige creaties, zoals in muziek of in een schilderij. Liefde in de bomen, liefde in de bloemen. Liefde elke dag en overal. Liefde in verbondenheid met anderen. Liefde in het positieve in de mensen, want iedereen is in zijn diepste ik een liefdevol wezen. Natuurlijk hebben we ook het tegendeel in ons, in ieder van ons zit zowel een Gandhi als een Hitler, net zoals het zwart niet kan bestaan zonder het wit. Of zoals de Chinese Geneeskunde zegt: ‘Zonder het Yin kan het Yang niet bestaan.’ Zonder de zon zou aan de andere kant van de berg geen schaduw kunnen zijn. Er is ook kwaad in ons, maar nog meer liefde, in ieder mens is liefde. Er is zelfs liefde in de shit, in de moeilijke momenten in ons leven. Want dat geeft ons juist de gelegenheid om nieuwe dingen te leren, om nieuwe inzichten te krijgen. Je kunt het ook elk moment van de dag oproepen, al maak je me midden in de nacht wakker - ik zal je eerst verwensen, want mijn nachtrust is mij heilig - maar direct daarna is er liefde. Het is prachtig om dat zo te voelen. Ik besef ook wel dat ik een bevoorrecht mens ben dat ik het gewoon altijd voel. Misschien voelt de een dit wanneer hij altijd iemand om zich heen heeft van wie hij heel veel houdt. En misschien voel ik het omdat ik alleen woon en nooit het gevoel heb dat ik iemand achter het behang zou willen plakken. Ik zie dat als een voordeel. Maar wat voor de ene persoon een voordeel is, is voor de ander misschien een verwerpelijk idee. In elk geval klopt het altijd met wat jij hier aan het doen bent. Je kunt je net zo gelukkig of liefdevol voelen als je zelf wilt. In elke situatie. En een perfecte situatie bestaat niet, want wij verzinnen altijd wel iets om
ons druk over te maken. Het gaat ook niet om het beeld van een ideale situatie, het gaat om het besef dat alle lastige dingen in het leven een uitdaging in zich hebben. Dat je daarom mag genieten van alles wat het leven je biedt. Met de overtuiging dat overal een liefdevolle betekenis in zit. Want liefde stroomt en is overal om ons heen.
16 Werk en keuzes De opticien. Zesentwintig jaar heb ik er gewerkt. Op één plek. Hoe houdt een mens dat vol?! En nooit één dag met tegenzin naar mijn werk. Het was niet saai, er gebeurde genoeg. Leren leidinggeven, nog wel aan vijf meiden. Echt, dat is niet saai. En mijn vak was heel veelzijdig, had zoveel verschillende kanten. Eén daarvan, mijn favoriete, is de omgang met mensen. Ik hou verschrikkelijk van mensen, of ze nu dik of dun, rechts of links, wit of zwart, geel of bruin, actief of lui, spontaan of verlegen, jong of oud, blie of bla zijn: het maakt me niet uit. Iedereen is prachtig! Ik kan er enorm van genieten. Ben niet nieuwsgierig, maar wel bewogen geïnteresseerd. In al die jaren had ik een enorme band opgebouwd met al die leuke en lieve klanten. Sommige kende ik al vanaf het moment dat ze hangend in de buggy de zaak binnengereden werden. Nu hebben sommigen zelf al kindjes. Ik kende hun families, hun verhalen, hun passies en soms hun angsten. Ik kende degene die ze verloren hebben en ik weet wie hun nieuwe vriendjes zijn. Ik mocht delen in hun blijdschap en luisteren naar hun verdriet. Zingen als ze jarig waren en bij het graf staan als hun partner was gestorven. Ik voelde gewoon elke dag liefde, geen wonder dat je dan nooit een dag met tegenzin naar je werk gaat. Een klant van mij had veel problemen met zijn gezichtsvermogen, daarbij was hij ook nog vaak duizelig en had hij last van een vervelende hoofdpijn. Regelmatig kwam hij voor een ogentest. De prisma’s die ik voorschreef hielpen hem. Wat ook hielp waren de gesprekken die we samen hadden. We spraken over zijn jeugd, over zijn relatie, over zijn ouders, over zijn hele leven. En dat was best wel een flink verhaal, want hij was bijna tachtig jaar en had heel wat meegemaakt. Nadat we drie kwartier gepraat hadden, bedacht ik me dat we ook nog zijn ogen moesten meten. Maar toen ik dat voorstelde en het apparaat voor zijn gezicht wilde schuiven, riep hij: ‘Maar Rina, je denkt toch niet dat ik daarvoor kom?’ Hij zat op het puntje van de oogmeetstoel en wilde alweer opspringen om over onze laatste ontdekkingen thuis na te gaan denken. Een andere oudere heer, met wie ik ook altijd mooie gesprekken had, zei mij: ‘Weet je dat ik heel anders over het geloof ben gaan nadenken, sinds onze gesprekken? Ik ben er veel gelukkiger van geworden.’ Ik zou niet meer weten wat we toen besproken hebben, maar wat ik wel weet is dat
niet alleen hij maar ook ik daar blij van is geworden. Ook het grenzeloze vertrouwen dat mensen in je kunnen hebben raakt mij. Tijdens een oogmeting vroeg ik aan een mevrouw: ‘Wat kunt u beter zien, wat is beter voor u, het rode of het groene vlak?’ Ik weet dat dit vaktechnisch gezien niet zo’n goede vraagstelling is, maar ik kreeg hierdoor wel een fantastisch antwoord. Ze duwde het oogmeetapparaat van zich af, keek mij aan en vroeg: ‘Wat denk jij dat het beste voor mij is?’ Ik heb ervan genoten. Ook van alle hilarische momenten. Het samenspel met mijn collega’s, de humor en de kwinkslagen. Of het moment dat ik per vergissing een contactlensklant aanzag voor een ingehuurd ballonnenmeisje en tegen haar zei: ‘Je bent mooi op tijd, wil je vast beginnen met het opblazen van de ballonnen?’ Wat zij meteen braaf ging doen en zelfs nog een vriendin van straat plukte die ook kwam helpen. Terwijl ik naar hun kleding keek, vroeg ik me in stilte af of ze er niet te bloot bijliepen, om straks onze zaak te vertegenwoordigen op straat. Tussendoor liep ik ook nog te mopperen dat mijn lensafspraak te laat was. Totdat de echte ballonnenmeisjes kwamen. De vergissing werd al snel duidelijk en we lagen met z’n allen in een deuk. Ik kreeg helemaal de slappe lach achter die lensmicroscoop en zei: ‘Sorrysorry.’ Maar mijn klantje zei: ‘Nou Rina, ik deed het graag voor je, je hebt het altijd zo druk.’ Toen ik wegging bij de zaak, dacht ik: ik heb zo’n band met al die lieve mensen opgebouwd, ik kan onmogelijk zomaar ‘weg-zijn’. Ik wilde iets organiseren, ging ‘n beetje googlen op internet en belde op een zondagochtend de kassa van de plaatselijk schouwburg. - ‘Heeft u nog kaarten voor Introdans?’ - ‘Ja hoor, hoeveel wilt u er hebben?’ - ‘Nou, ik dacht aan honderdentachtig...’ En zo is het gegaan. Uiteindelijk waren honderdvijftig mensen mijn gast op een mooie zomeravond. Iedereen liep in en uit met een biertje, haast niemand kende elkaar, maar er was een super saamhorige sfeer. Ik had uitgevogeld wie het beste naast wie kon zitten tijdens de voorstelling. Op basis van gemeenschappelijke interesses, beroep of een andere vermoedelijke ‘klik’. En dat was leuk. Ik had ook twee mensen naast elkaar gezet die al veertig jaar vrienden waren. Dat wist ik natuurlijk helemaal niet. Ook zijn er die avond nieuwe vriendschappen ontstaan. Ik sprong ‘n beetje in het rond in dit geheel en had het gevoel dat dit de hemel was. Er hing zo’n liefdevolle sfeer. Ik mis ze soms nog. Die lieve mensen. Die fijne gesprekken. Die heerlijke humor. Die warme band.
Nu heb ik mijn eigen massagepraktijk. En dat is heel wat anders. Door te veranderen van werk en totaal iets nieuws te beginnen heb ik ook mijn gevoel over mogelijkheden veranderd. Omdat dit zonder problemen, alleen met overtuiging en goede wil zomaar is gelukt, denk ik nu dat alles lukt wat je wilt in het leven. Ik heb een keuze gemaakt en zie nu dat de hele wereld voor me open ligt. Er kunnen nog veel méér keuzes gemaakt worden. Hetzelfde gevoel moet iemand hebben die een keer een wereldreis maakt en dan niet meer thuis kan aarden. Je hebt iets geproefd en je weet dat er meer is. Omdat ik nu niet meer op routine naar mijn werk ga, maar me elke dag afvraag: ‘Is dit precies wat ik wil?’, voel ik me heel dicht bij mezelf. En leven dichtbij je eigen gevoel geeft zoveel ruimte. Je weet gewoon dat het klopt. Elke dag opnieuw klopt gewoon. En dat is een heerlijk gevoel. Als ik morgen dood zou gaan, dan weet ik dat ik in elk geval dat heb gedaan wat ik wilde doen. En omdat ik niet weet wanneer het de laatste dag zal zijn, ben ik er maar meteen mee begonnen.
17 Onbegrepen Terwijl ik mijn verhaal schrijf over Liefde en in al mijn euforie roep dat die overal aanwezig is, in de fladderende vogeltjes en in de wind die door de bomen gaat, besef ik dat deze vreugde-uiting lang niet bij iedereen over zal komen. Sterker nog, er zullen mensen zijn die hier helemaal niets mee kunnen. Mensen die in een hele andere wereld leven. We lopen op ditzelfde aardbolletje, maar we kijken allemaal door andere ogen en nemen dingen heel anders waar. Pasgeleden kreeg ik ‘s morgens vroeg een nieuwe klant op bezoek. Dat is altijd spannend en ik ben dan altijd benieuwd wie ik mag ontmoeten. Hij belt aan en ik spoed mij naar de deur. Voor de deur staat een man met een niet al te vrolijk uiterlijk. Ik laat hem binnen. Het eerste wat hij zegt is: ‘Ik heb helemaal geen behoefte aan een massage.’ Hij roept nog wat meer dingen, die ik nu niet meer weet, wel dat hij roept: ’Fuck you!’ Oké, denk ik en vraag: ‘Ook goedemorgen, wil je koffie of thee?’ Hij wil niets. Dus we gaan maar naar mijn praktijkkamer. We zitten aan de tafel en hij begint te vertellen. Over dat ik alleen maar aardig ben omdat hij mij vijftig euro betaalt, dat deze hele wereld ‘fucking hypocriet’ is, dat niemand echt is, dat hij geen werk meer heeft en niemand hem aan wil nemen omdat hij geen ‘papiertje’ heeft. Dat hij al zijn vrienden kwijt is, dat hij elke avond alleen naar bed gaat. En ook al in geen vijf maanden seks heeft gehad. Binnenkort zal hij uit zijn woning gezet worden. En zijn dochter heeft al twee keer geprobeerd zelfmoord te plegen, nadat ze door haar oom seksueel misbruikt is. Het gaat in staccato en af en toe springt hij op en slaat op de tafel. Een keer heb ik het idee dat hij over de tafel heen zal springen om mij een kopje kleiner te maken. Maar ik doe niets, ik zit alleen maar en kijk en luister. Af en toe vraag ik wat. Het lijkt of hij dat prettig vindt, maar ook weer niet, want hij wil niet meer in de zoveelste behandelruimte zitten en hij wil geen cliënt meer zijn. Ik denk: maar ja, zo erg kan het niet zijn, ik ben tenslotte gewoon iemand die masseert en geen psycholoog. En in dat kader kan ik mezelf de volgende vraag wel veroorloven en zeg een beetje provocerend: ‘Wat wil je nu eigenlijk zelf? Met zoveel negativiteit kan ik helemaal niets, hoor...’ Gelukkig geeft hij zelf het goede antwoord op deze ‘on-therapeutische’ vraag: ‘Ja, jij niet, maar ik voel het zo, dit is mijn wereld.’
Ja, dat begrijp ik, het is zijn gevoel en daar mag je respect voor hebben. We spreken een andere taal, we zijn onbegrepen naar elkaar. Dan kun je nog zo empathisch zijn en je in de ander willen verplaatsen, maar soms is een andere taal een andere taal. Misschien moeten we een middentaal uitvinden. Een compromistaal waar je allebei water bij de wijn doet, die compleet nieuw is en waarbij niemand zich tekort gedaan voelt. Of misschien alleen de taal van de aanraking, die verzacht ook de hardste huid, maakt emoties los en brengt je naar je eigen ik. Dus we plannen een nieuwe afspraak voor een massage. Onbegrepen. Ik moet denken aan mijn lieve vriend Marcus. Marcus heeft een aantal jaren geleden zelfmoord gepleegd. Niemand zag het aankomen. Ook ik niet, terwijl we veel over de dood hebben gepraat en gemaild. Bizar, dat je dat niet voorziet! Marcus zei vaak tegen mij: ‘Ik ben altijd bang.’ Waarop ik aan hem vroeg: ‘Wáár ben je dan bang voor?’ Hij keek mij aan en ik denk dat hij zich totaal onbegrepen voelde. We spraken een andere taal. Hij zei: ‘ Ik kan wel merken dat jij nooit ergens bang voor bent. Want dit is een domme vraag. Maar als je het niet kent dan begrijp je dat niet.’ Gewoon bang, zonder ergens ‘voor’, zonder iets bepaalds, gewoon bang. Er waren heel weinig mensen die hem begrepen, zelfs in al die de twintig jaar dat hij hulpverlening had gehad. Alleen mensen met eenzelfde angst begrepen hem, maar die konden zichzelf en ook hem niet helpen. Wat is Marcus, ondanks alle hulp, begrip en liefde die om hem heen was, een eenzaam mens geweest. Onbegrepen, niet in staat om dezelfde taal te begrijpen. Heel veel mensen in onze samenleving hebben dit probleem. Terwijl alle communicatiemiddelen onbeperkt lijken te zijn. Iedereen heeft immers elk moment een mobieltje op zak en internet maakt de wereld klein. Toch spreken we elkaar steeds minder. En begrijpen we elkaar nog wel? Of spreken we alleen nog maar sms-taal met elkaar? Onbegrepen, ik voel me soms ook onbegrepen. Niet in die mate dat ik er last van heb, maar wel dat het me opvalt. - Wanneer ik aan een vriend mail dat ik zo’n fijne en bijzondere sessie en familie-opstelling heb gehad bij een psychotherapeut in ons centrum en hij mij verbaasd terugmailt: ‘Ik wist niet dat je bij een psycholoog liep’.
- Wanneer men denkt dat ik stoïcijns ben als iemand loopt te schelden en te zieken tegen mij en ik daar niet boos of verdrietig over word, omdat ik denk dat die ander zijn eigen ding aan het doen is. - Wanneer een vriendin van mij belt om te vertellen dat ze net een interview heeft gelezen met een bekende Nederlander, die ik zo interessant vind en op afstand bemin. Ze zegt met een stem van ‘vergeetdie-onzin-nou-maar’ dat ze net heeft gelezen dat hij zich gelukkig voelt wanneer hij zijn vrouw ziet. Alsof ik daar moeite mee zou hebben. Ik vind dat alleen maar leuk en heb daar absoluut geen verdere ideeën over. - Onbegrepen. Als ik er geen moeite mee heb dat mijn liefste vrijt met een ander. Als je het luchtig bekijkt dan heeft onbegrepenheid ook wel iets moois. Het geeft juist onze verscheidenheid en authenticiteit aan. Maar als onbegrepen-zijn overgaat in onbegrip en het niet tolereren van een ander dan is het komische effect volkomen nul. Ook al denken we anders, respect voor - en acceptatie van een andere mening is juist wat een samenleving menselijk maakt. Onbegrepen, laten we er ons van bewust zijn dat de ene mens een andere taal kan spreken dan de andere. Ook al komen ze uit hetzelfde nest. Denk niet dat je altijd weet wat die ander zegt. En zeker niet wat hij onuitgesproken alleen maar denkt. Wees bewust van de aannames die wij dagelijks doen. We nemen iets aan, hetgeen we denken dat die ander bedoelt, maar we weten niet echt zeker of hij dat wel bedoelt. Want ieder mens spreekt zijn eigen taal, kijkt door zijn eigen ogen en praat door zijn eigen mond. En we zijn allemaal verschillend. Wat de een rood noemt is volgens de ander paars. En dat is ook niet erg, misschien is het eigenlijk wel gewoon blauw. Als we elkaar maar begrijpen.
18 Aandacht Weet jij het verschil tussen Paulus de Boskabouter en Avatar III? En zie jij de overeenkomst tussen witte eendjes en houten Boeddhabeeldjes? Ik zal je vertellen waar ik de verschillen en overeenkomsten zie. Elke tijd heeft zo zijn eigen problemen. Tegenwoordig hebben we geen pest, kruisridders, ronddenderende hongerige oersaurussen of beeldenstormen meer. Onze huidige catastrofes zitten gewoon in onszelf. In onze moderne tijd - onafhankelijk als we zijn - doen we de ziekmakende problemen ons zelf aan. Dat is zeker de evolutie: ‘Hoe onafhankelijk zijn we geworden?’ Geen rust, geen tijd, geen aandacht en bewustzijn. Deadlines, rennen van hot naar her, veel en alles. In de auto niet eens meer weten waar je rijdt, we kennen het wel. Steeds maar denken, altijd ‘in het hoofd’. Door alle vele prikkels die wij krijgen in deze maatschappij is de rust begraven. Het lijkt wel of geluiden steeds harder moeten klinken en dat beelden steeds sneller moeten bewegen om sowieso onze aandacht te grijpen. We worden overstelpt door beelden van tv en informatie via internet. We staan te trappelen van ongeduld voor de magnetron en een uurtje wachten op de foto’s die afgedrukt moeten worden, duurt vervelend lang. Het wordt de kinderen van onze tijd al met de paplepel ingegoten. Vergelijk Paulus de Boskabouter maar eens met een moderne videogame. Alles moet snel en vlug. Hard en actie. En vooral meer, steeds méér, veel meer. Waarom zou dat zo zijn? Waarom zitten we gewoon niet meer in het boemeltreintje, maar stuiven we met een supersonische intercity door ons leven? Waarom zitten we te sms-en met de ene hand en schuiven we tegelijkertijd met de andere hand de voeding van ons kind in de mond? Zijn we ons helemaal onbewust van alles? Of beseffen we misschien dat onze huidige problemen in deze wereld zo groot zijn geworden dat we ze kost wat kost willen ontlopen? Zijn we daarom zo druk? Misschien omdat we dan niet bewust hoeven te leven of bestaande patronen te veranderen. Ik hoef alle problemen die we nu hebben niet eens te noemen. Want we kennen ze allemaal. Maar het gekke is: er wordt zo weinig aan gedaan. Morgenochtend is het weer maandag, we gaan weer naar ons werk en worden opgeslokt door het leven in de maatschappij. We gaan na werktijd even snel shoppen bij de supermarkt en gooien ons karretje vol
verpakkingsmateriaal met iets erin. Vervolgens mikken we de kinderen in de auto, die we naar een of ander lesje moeten brengen. En ’s avonds eten we even snel, omdat zometeen ons favoriete programma op tv komt. En zo houden we het systeem in stand en onszelf onder controle. Welke controle moet je mij niet vragen, want volgens mij is alle controle in handen van de gewoonte en het snelle leven. Hallo, wanneer worden we eens wakker?! En al zijn we wakker geworden dan nog zijn we niet bereid om iets te veranderen. Zelfs niet in onze eigen kleine huiselijk kring. Wakker worden, Zijn in het moment, bewust leven en echte aandacht: het komt er gewoon niet van. En toch willen we het wel, we zijn er naarstig naar op zoek. We kopen een boek over spiritualiteit, scannen het door en verwachten een soort blikseminslag van nieuwe kennis. Kennis die vanzelf binnenkomt zonder dat we er veel voor hoeven doen en zonder dat het veel tijd kost. Want snel moet het gaan. We willen wel rust, maar dan wel even snel. Misschien helpt een workshopje ‘mindfulness training’ beter? We ervaren het als super, maar na twee weken lijkt het geheel alweer verstoft in een hoekje te liggen. Spiritualiteit is een soort modetrend geworden. De eendjes in de vensterbank van de jaren tachtig zijn nu Boeddhabeeldjes geworden. Meditatie is in. Maar evengoed stuiven we door, jachtig in het leven. Misschien hoeven we niet per se haastig te rennen naar onze wekelijkse meditatieles, maar zit echte aandacht meer in dingen van alledag. We kunnen natuurlijk beide doen, maar stel dat we moesten kiezen tussen een drukke haastweek of het wekelijkse meditatie-uurtje. Dan is het misschien effectiever om gewoon in al onze dagelijkse dingen rust in te bouwen en met meer aandacht ons leven te leven. Met aandacht te doen wat we doen. Aanwezig te zijn in dit moment. Misschien kunnen we eens proberen om elke hap die we nemen echt bewust te proeven en een voetstap die we nemen niet een willekeurige beweging te laten zijn. Of onze dagelijkse bezigheden met bewustzijn te gaan doen. Bijvoorbeeld iets schoonmaken met volle aandacht. Vaak moeten we helemaal tot aan het gaatje zijn geweest om te beseffen dat veranderen echt noodzakelijk is. Als onze tong op de schoenen hangt en we niet meer verder kunnen door vermoeidheid, dan willen we wel rustiger aan doen. Dan zijn we wel genoodzaakt om met aandacht te leven. Maar ook op die momenten wil ons hoofd vaak sneller dan ons lijf. Van rust nemen worden we reuze onrustig.
Het is ook niet gemakkelijk, we kunnen zo slecht ‘aanwezig zijn’. En als we merken dat het niet lukt worden we ook nog eens geconfronteerd met ons eigen falen. En dat is ook niet fijn. Maar we hoeven niet streng te zijn naar onszelf, een milde aandacht, zonder oordeel is de beste aanpak. Gewoon zitten en jouw tijd verdoen. Als ik de rust heb genomen om met een kop thee op de bank te gaan zitten, heb ik soms de neiging om weer op te springen, omdat een koekje bij de thee ook prettig zou zijn. Op zo’n moment betrap ik mezelf. Ik spreek mezelf dan toe in de trant van: ‘Waarom is die thee niet voldoende, waarom moet er altijd meer zijn dan dat er is?’ En waarom moet het dan ook meteen? En hoe komt het sowieso in mijn gedachten dat er meer is dan alleen die thee? Waarom zou ik snel ergens moeten zijn met mijn auto, het is al super dat ik zo’n ding heb. Ook met een lagere snelheid kom je nog steeds vooruit. En waarom denk ik tijdens die autorit aan allerlei zaken die ik nog moet regelen, terwijl ik niet eens zie in wat voor een omgeving ik rij. Echte aandacht is moeilijk. Wij vluchten liever. Ik merk het ook in mijn praktijk. Sommige cliënten praten graag tijdens een massage. Ze voelen daardoor niet echt hun lijf en mijn aanraking. Ze zitten in hun hoofd en hebben hun energie hoog zitten. De meeste mensen hebben een warm hoofd en koude voeten, dat komt vaker voor dan andersom. Zeker als we ergens een lichamelijk ongemak hebben dan lopen we daar graag voor weg. We willen het niet voelen, we geven het geen aandacht. En als we er wel naartoe gaan, dan is die aandacht vaak zo overheersend dat we alleen maar de pijn voelen en alle positieve gevoelens elders in ons lijf niet meer waarnemen. Om alles waar te nemen wat er is: dat is lastig. Regelmatig vallen mijn cliënten in slaap. Omdat ze al tijden op de toppen van hun kunnen lopen en vermoeid zijn. Maar meestal gewoon als vlucht. Door te praten of te slapen tijdens een massage hoeven ze niet te voelen. Dat is prima, het is in elk geval ontspannend voor ze. En de behandeling heeft evengoed wel zijn uitwerking, want ons lijf heeft zo’n ongekende intelligentie, onbewust werken de meridianen en de energiestroom ook wel. Maar echte aandacht is er niet. We voelen vaak van alles, maar niet onszelf. Dit doet me denken aan het verhaal dat ik ooit gehoord heb. Het verhaal over engelen die een schat wilden verbergen voor de mensheid. Ze bedachten een plaats waar ze die schat konden verstoppen. De een bedacht ‘diep in de zee’. De ander vond
een ‘plek op de wolken’ een goede plaats. Maar de derde zei: ‘Daar vinden de mensen onze schat. Mensen kijken en zijn overal in hun onrust, maar de plaats waar ze nooit zullen zoeken dat is binnen in zichzelf, in hun eigen lichaam, in hun eigen ziel. Daar zoeken en kijken ze nooit. Om iets te verstoppen is dat de beste plek.’ Met aandacht leven is niet alleen met jouw intentie op de plaats zijn waar je nu bent, maar ook met je aandacht naar het moment gaan wat er nu is. Niet bij gisteren of morgen, maar bij vandaag. Geniet van alles wat er nu te beleven is en staar je niet blind op iets dat ooit zal komen. Want je weet niet of dat ‘iets’ voldoet aan jouw verwachting. Of misschien ook wel, maar het is in elk geval zonde van de tijd die er nu is. Wanneer je niet tevreden bent met een situatie kun je die misschien veranderen. En als dat niet mogelijk is dan kun je jouw gedachten hierover veranderen. Dromen over de toekomst is niet verkeerd, maar het mag je niet tegenhouden om te genieten van het heden. Sommige acties stellen jouw geluk uit tot morgen. Zoals de volgende voorbeelden laten zien: - Een klant van mij sleept zich elk jaar weer door de winter heen, elke ochtend als ze opstaat en zich bedenkt dat er een ‘r’ in de maand zit, dan wordt ze droevig en moe. - Ik ken ook iemand die droomt over verre reizen na zijn pensioen en met volle tegenzin in de tussenliggende tijd naar zijn werk gaat. - Een vriend van mij is naarstig op zoek naar een geliefde, hij rent alle speeddates af die er zijn, maar in zijn onrust en verlangen vergeet hij dat hij ook gelukkig kan zijn zonder relatie. Want elke keer als hij wel een partner heeft dan komen er ook al snel strubbelingen, waar hij vervol gens ook niet blij van wordt. - Een vriendin van mij heeft een dochtertje van vier, ze geniet enorm van haar en dat is niet zo gek, want het is een schatje. Met een klein kind heb je het natuurlijk altijd druk en mijn vriendin was erg gewend aan tijd voor zichzelf. Ze dacht dat ze het veel rustiger zou krijgen als haar dochtertje eenmaal naar school zou gaan. Maar toen het zover was ontdekte ze dat ze het alleen maar nóg drukker had gekregen. Wijs als ze is, moest ze hier wel om lachen en bedacht ze zich dat je niet uit moet kijken naar een volgende situatie, want je weet niet wat die brengt. Leef in het moment, want er is genoeg om nu van te genieten. Genieten van alles wat er is met volle aandacht.
Het werk in mijn praktijk is voor mij een ultieme bezigheid om in het hier en nu te zijn. Je kunt niet een riedeltje afdraaien tijdens een massage, tenminste het is niet mijn werkwijze. Je mag continu aanwezig zijn in je vingers. Je hebt een niet-aflatende aandacht in je vingertoppen, waarmee je als het ware het lichaam van die ander scant. Als je niet daar aanwezig bent met de aandacht, dan ga je echt geen blokkades of leegtes voelen en al helemaal geen energiestroom waarnemen. Je kunt druk bezig zijn met het maken van een behandelplan, de meridianen die aandacht vragen systematisch afwerken, maar er gebeurt echt niets als je niet met volle aanwezigheid bij elk punt op het lichaam van de ander bent. Aandacht, echte aandacht is het toverwoord. Ik doe mijn cliënt daar een plezier mee, maar mezelf ook. Ik word daar gelukkig van. Ik denk zelfs dat geluk ‘gewoon’ zit in dat ene ding: aanwezig zijn in het moment. Als ik naar het Concertgebouw ga en me totaal verlies in de muziek, dan vergeet ik bijna adem te halen. Elke noot beleef ik, zonder te bedenken dat ik nog rodekool moet halen. Ik ben dan helemaal aanwezig in dat moment. Volgens mij zijn dat de momenten dat je geluk echt kan voelen stromen. Of wanneer we genieten van iets moois in de natuur en we zijn met onze aandacht alleen daar, dan kunnen we dat ook zo ervaren. Een mooi gesprek of een pakkend verhaal, een diepe verbondenheid met een geliefde, een intieme vrijpartij, alle gedachten en beslommeringen kwijt zijn: het kan ons zo veel geven. Geluk zit in aanwezig zijn in het moment. Eigenlijk is het heel simpel, we hoeven er alleen maar te zijn. En niet straks, maar nu. Met alle aandacht die we in ons hebben.
19 En daarom hou ik van u… In dit hoofdstuk wil ik iets vertellen over relaties en vertrouwen. Met wie gaan we relaties aan en op welke manier? Het zijn keuzes die we steeds weer opnieuw maken. Bij het kiezen van een levenspartner tot aan het kiezen van de beste bakker of de groenteboer. Nu zal misschien een voorkeur voor een bakker of een groenteboer niet zo’n belangrijke keuze zijn, maar evengoed komen deze keuzes ergens vandaan. Veel beslissingen zijn bijna altijd gebaseerd op herinneringen uit ons verleden. Of ze komen voort uit de omstandigheden en programmering uit onze kinderjaren. Zulke overtuigingen zitten vaak heel diep. Zo diep, dat we er haast geen erg meer in hebben dat we ze steeds weer opnieuw gebruiken. Alles wat we geleerd hebben passen we feilloos en vaak zonder nadenken toe. De soort relatie die je met een partner hebt ontstaat vaak weer door de relatie die je met jouw ouders hebt, of hebt gehad. Op deze manier kun je steeds weer in dezelfde patronen verzeild raken. Ik ben allang geen twintig meer en toch hoef ik niet ontzettend ver terug te gaan naar het begin van mijn eerste relatie. In mijn jeugd kwam er namelijk niet zoveel manvolk voor. Mijn vader, de lieve schat, die liedjes zong met mij in de stuurhut. Dat was genieten. Mijn broer, die mij leerde wat macht en onmacht betekent als je klein bent. En een enkele verdwaalde passant, vrienden van mijn broer of zo, die dus ook elf jaar ouder waren dan ik. Schiet ook niet erg op als je twaalf bent. Verder waren er geen mannelijke personen in mijn puberleventje. Dit kwam door de beschermende omgeving, het schip, maar ook voor een groot gedeelte door mijn moeder. Die bewaakte mij als geen ander.. Ze was daar zo op geconcentreerd, dat ik haar vaak ervoer als ‘een vrouwelijke bok, een geit op de haverkist’. Met terugwerkende kracht vraag ik me weleens af, wat er in haar eigen jeugd is gebeurd. De angst, het beschermende, al zou er maar iemand naar mij kijken, was overduidelijk voelbaar. Zelf sprak ze er niet over. Maar als er ergens een jongen liep, dan was haar blik al gericht op de mijne, met een scherpte die mij wel liet afzien om terug te kijken naar de ‘voorbijwandelende persoon’. Volgens mij maakte het gedrag van mijn moeder mijn behoefte alleen maar groter, want wat niet mag moet wel heel lekker zijn. Maar ja, er was niets voorhanden, tenminste niet langer dan de duur van
een openstaande brug. Dus fantaseerde ik er maar over. Een jaar of tien geleden stond ik bij mijn moeder op het balkon. Het was rond koffietijd en bij de school aan de overkant van de straat was net het speelkwartier begonnen. Ik hoorde al die kinderstemmetjes en alle andere geluiden die bij een schoolplein horen. In een flits was ik terug in mijn eigen kindertijd. En ook in diezelfde flits voelde ik het gevoel wat daarbij hoort. Er kwam iets langs, floep in één keer, iets dat je niet op kunt roepen, maar wat alleen getriggerd kan worden door een geur, een geluid of een sfeer. Je bent in een keer daar waar ooit iets soortgelijks zich afspeelde. Ik voelde op dat moment het ‘alleenzijn’ ik zou het geen eenzaamheid willen noemen. Eenzaamheid kan pijn doen, ‘alleenzijn’ is afgezonderd zijn. ‘Alleenzijn’ is met je volle bewustzijn bij jezelf zijn en de wereld als door een caleidoscoop voor je zien liggen. Het was een misschien een iets onprettig gevoel, maar meer bijna tegen het neutrale aan. De gelatenheid die ik als kind heb gevoeld van ‘het-is-nu-eenmaal-zo’ golfde over me heen. Dit was wat er gebeurde aan mijn linkerkant. Tegelijkertijd zag ik vanuit mijn rechterooghoek een glazenwasser die zijn laddertje beklom tegen het balkon van een flat verderop. Hij zag mij ook en begon te lachen en te zwaaien. Als door een bliksemschicht werd ik door een tweede golf van herinnering geraakt. Een herinnering aan een gevoel dat dit niet mocht. Ik stond hier op het balkon, binnen was mijn moeder… Wat moest ik doen? Zou zij het zien? Ik realiseerde mij tegelijkertijd dat ik nu wel veertig jaar oud was. En met mijn eigen boontjes, ‘gedopt-en-wel’, het recht had om een leuke man te begroeten. Maar ik stond op het gereformeerde balkon van mijn moeder. Ik was geschokt door al deze gevoelens die in een split second langskwamen. Ook was ik verbaasd hoe diep geworteld mijn reactiepatroon was. Hoewel ik de afgelopen tien jaar alles had gedaan wat God en mijn lieve moeder verboden hadden, was ik op dit balkon toch in één keer weer het kleine meisje. Ik zwaaide vluchtig naar de glazenwasser en ging toen snel weer naar binnen. Naar mijn moeder in de keuken. Als je bij machte bent om een patroon te doorbreken geeft dat heel veel ruimte. Soms heb je daar een onverwachts helpend handje bij nodig, dat bewijst het volgende verhaal: Bernard kende ik nog maar net, hij was helemaal idolaat van mij. Op een dag belde hij mij op mijn mobieltje, terwijl ik door de gang van een treinstation liep. Door het verhaal dat hij mij toen vertelde, moest ik zo lachen dat de echo van mijn geschater door de lege gang galmde. Hij vertelde dat hij die dag ervoor mijn moeder een bos bloemen had
gestuurd. Gewoon besteld via internet. Hij wist immers in welke plaats ze woonde en onze achternaam komt niet zo vaak voor. Dus dat was snel gevonden. Hij had een groot bos uitgezocht en had daar een begeleidend kaartje bij gedaan. Hij moest van mij opbiechten wat hij op dat kaartje had gezet. Na wat aandringen wilde hij mij dat wel vertellen. Er stond op: ‘Lieve ma, sinds een paar weken heb ik uw dochter leren kennen, dit is een prettig contact en daarom hou ik van u.’ ‘Oeps!’ dacht ik, ‘wat een heerlijke malloot, maar hoe zal mijn moeder hierop reageren?’ Mijn lieve moeder, die de laatste tijd mijn avonturen, voor zover zie die kon overzien, met argusogen bekeek. Ze was nog steeds de geit op de haverkist. Ze vroeg vaak als ik het over een vriend had: ‘Wat heb je met die man?’ of: ‘Wat wil die man van jou?’ Het was lief en zorgzaam bedoeld, maar het voelde alsof ik een muffe molton deken over me heen gegooid kreeg. Zo verstikkend en beperkend. Ik gooide die dan snel van me af en gaf als antwoord: ‘Nou mam, niet te veel en niet te weinig.’ Dat antwoord moet wel frustrerend geweest zijn voor iemand die graag de controle over haar dochter had willen hebben. Dus ik maakte me wel zorgen over haar reactie. En over haar gevoel. Ik wilde haar geen pijn doen of ongerust maken. Ik dacht: die lieve schat, die schrikt zich dood, ze durft straks de deur niet meer uit. Want die engerd weet immers waar ze woont. Moest ik die bos onderscheppen? Of zou het gewoon ergens goed voor zijn? Is het eigenlijk wel mijn verantwoordelijkheid? Is het niet iets tussen mama en Bernard? Dus, ik ben er maar om gaan lachen. En heb het losgelaten, het was toch al gebeurd. De volgende dag, ik kon haast niet wachten, heb ik mijn moeder gebeld. ‘Dag mam, hoe is het? Alles goed daar?’ ‘Ja hoor, maar weet je wat er vandaag gebeurd is?’ ‘Nou?’ ‘Ik heb een enorm bos bloemen gehad, het paste niet eens in één vaas, ik ben er nóg mee bezig. Het komt van iemand die jou kent…’ Mijn moeder is totaal verbaasd en klinkt opgewonden, ik vraag of ze het leuk vindt. ‘Ja...’ zegt ze, ’ik vind het leuk.’ ‘Nou, dan is dat toch oké’, zeg ik en moet nu toch schaterlachen. En dan reageert ze met iets wat helemaal nieuw en heerlijk is in mijn oren, ze zegt: ‘Ach, jij staat wel met beide benen op de grond, je roeit maar lekker verder in je leven, lieve dochter van me.’
WOW! Dit is geweldig, dit heeft ze nog nooit gezegd! Dankjewel, Bernard! Dat was een prachtige en baanbrekende actie. ‘Lieve ma, sinds een paar weken heb ik uw dochter leren kennen, dit is een prettig contact en daarom hou ik van u.’ Dit zinnetje doet mij nog steeds glimlachen, net zoals toen in de gang van dat station. Ik was die dag op weg naar een andere vriend. We hadden afgesproken op een station ergens tussen onze woonplekken in. Ik vertelde hem dit verhaal, hij genoot ervan. Hij genoot van zo veel. Hij verstond de kunst van het levensgenieten. Als we elkaar zagen was het gelijk ‘dichtbij’. We vertelden elkaar wat ons de laatste tijd bezig had gehouden, we liepen langs de Linge, we dronken koffie in een café en aten ergens op een terras. We belden elkaar vaak. Vooral ‘s avonds. We hielden dan prachtige filosofische gesprekken. Naarmate de avond vorderde werden die intenser. Tuur, zo heette hij, was kunstenaar pur sang, hij schilderde en schreef. En daartussendoor lustte-ie wel ’n borrel. Veel borrels, in mijn ogen dan als fervent theedrinker. Als we zo ‘s avonds belden en onze levensbeschouwingen grote hoogtes aannamen, dan hoorde ik aan de andere kant van de lijn ‘PLOP!’, en dan sprong er weer een fles daar bij hem open. Hij zei dat hij niet spiritueel was. Maar geloof me: mensen die dat zeggen die zijn het juist wel. En omgekeerd. Hij had een prachtige kijk op het leven. Heel gevoelig en heel spiritueel. Maar diep in hem bleef hij enorm bij de basis. Niks geen hoogdravend fratsen. Zelf zei hij: ‘Het moet wel ‘gewoon’ blijven, een stel tieten moet gewoon een stel tieten blijven. Er moet geen spiritueel knopje aanzitten. Alles hoeft niet een diepere betekenis te hebben, dingen kunnen ook gewoon rauw en aards zijn. Seks is gewoon seks en alles hoeft niet verheven te zijn. Ik doe wat ik doe.’ Aldus mijn lieve vriend. Dat is de andere kant van ons bestaan, of eigenlijk dezelfde kant. Alles is zo verweven. Al het spirituele leven zit in het dagelijkse leven. Onze nuchtere werkelijkheid naast hetgeen we komen doen op deze planeet. De afwas van drie dagen en jouw emotie hierover. Je haasten voor een afspraak, terwijl tijd niet bestaat… Of ons druk maken over problemen, terwijl het alleen maar onze levenslessen zijn die langskomen. Met zulke filosofische bespiegelingen ben ik absoluut niet opgevoed. In de jaren zestig had je het niet over spiritualiteit of over hoe dingen echt werken. Tenminste niet bij ons op het schip. Hoewel we nu in een andere tijd leven blijf je jouw verleden altijd bij je dragen. Het is soms een bonte mengeling die ook wel voor verwarring kan zorgen. Of voor blijde verwondering, het is meer hoe je in het leven staat.
Ik denk niet dat mijn moeder blij zou zijn geweest met een dochter die een hele sleep vrienden heeft. Waarvan er ook nog eentje een fles wijn op een avond drinkt en het over ‘tieten’ heeft. Hoewel, je kunt je daarin vergissen, dat blijkt wel uit haar reactie op de bloemen van Bernard. Dat was dus een aanname, mensen en situaties kunnen veranderen. Met een open mind kun je alle oude heilige huisjes omverwerpen, je losmaken van jouw programmering en in vrijheid jouw keuzes maken. Ook minder prettige herinneringen komen boven, wanneer ik denk aan het huis van mijn ouders en aan mannen in mijn leven. Ik vergeet nooit meer de keer dat ik vlak voor mijn scheiding in alle rust met mijn ouders wilde praten. Ik voelde me veilig daar. In tegenstelling tot het huis waar ik toen woonde met mijn echtgenoot. Daar gebeurden zoveel dramatische dingen. Er was daar bijna geen bordje heel gebleven, de sfeer was om te snijden en we sliepen geen nacht. Hier bij mijn ouders zou ik even rustig mijn verhaal kunnen doen. Tenminste, dat dacht ik. Want ik zat nog maar een kwartiertje op de bank, toen er een deur openging en mijn man binnenkwam. Ik schrok me helemaal te pletter. De plek waar ik dacht veilig te zijn was een huis dat me verraadde. Er werd van alle kanten op me ingepraat en ik vluchtte naar buiten. Het vertrouwen dat ik mijn ouders had, dat stukje bij beetje weer was opgebouwd na al het incestgedoe, stortte weer helemaal in. ‘Vertrouwen’ is misschien wel het toverwoord dat in mijn hele leven, met betrekking tot mannen, een rol heeft gespeeld. Ik heb van jongs af aan geleerd dat mannen niet te vertrouwen zijn. Dat je op moet passen. Oppassen voor iedereen die van buiten de deur komt. Niet te vertrouwen! Iedereen die al binnen is en die misschien absoluut voor geen cent te vertrouwen is die moet je gewoon toelaten. Die is oké. Ik denk hierbij natuurlijk aan mijn broer. Hoe cynisch! Mijn moeder bewaakte mij als een geit op de haverkist, maar de bok die al in de kist zat die zag ze niet. Of misschien toch ook wel. Als kind ga je dan toch al gauw denken aan een soort complot. Vertrouwen. Het is iets wat je kunt geven. Je kunt iemand jouw vertrouwen geven. Je kunt vertrouwen niet opeisen. Je kunt het niet ‘willen hebben’. Je kunt zeggen: ‘Echt waar, dit is zo gebeurd en niet anders.’ Maar dat die ander dat zomaar aanneemt en jou weer gaat vertrouwen, dat kun je niet verwachten. Vertrouwen is alleen te geven en niet te nemen.
Iedereen die te maken heeft gehad met het begrip ‘vertrouwen’, of eigenlijk: ‘niet-vertrouwen’, kent de machteloosheid. De machteloosheid van alle partijen. De ene wil wel geloven, maar wordt achtervolgd door beelden die onrust geven. Beelden die op waarheid, of misschien alleen maar op eigen fantasie gebaseerd zijn. Hoe kom je er achter wat waar is en wat niet? En hoe kan het dat je daar niet bij kunt komen, ook al lijkt de persoon zo dichtbij en verwant? Wat is echt en wat niet? En wat is belangrijk? Wat doet ‘iets’ ertoe als je in een gedachtekringetje blijft rondcirkelen? Wanneer je probeert de waarheid te achterhalen, het echte verhaal als een soort film, maar waar je het hele scenario van kwijt bent en lijkt alsof je zelf de plot bent. En de ander, die weet hoe het zit. Die wil het met je delen, maar die loopt steeds weer tegen een muur, omdat jij toch denkt dat het is zoals het in jouw gedachten is. Dat het verhaal toch niet zal kloppen. Ook al gaat het nergens over, het zal altijd anders geloofd worden dan zoals jij het zegt. Dat is de complete machteloosheid van twee mensen, die niet meer tot elkaars wereld behoren en heftig terugverlangen naar hun oude wereld. Die vechten tegen de muren die ze zelf opgeworpen hebben. Met onbegrip, boosheid en verdriet. En niet meer inzien waar het eigenlijk over gaat. En wat er eigenlijk nog aanwezig is. Want je kunt alleen maar zoveel verdriet voelen als je nog heel veel om elkaar geeft. Haat en liefde liggen dicht bij elkaar. Als vertrouwen eenmaal geschonden is, is een band bijna niet meer te herstellen. Het is in elk geval een waanzinnige klus, die weinig mensen klaren. Maar het kan wel, er is moed, wil en kracht voor nodig. En als het lukt dan is de relatie meestal sterker dan voorheen. Helemaal loslaten en opnieuw beginnen is vaak de enige remedie. Over relaties. Wij hebben allemaal zo onze eigen behoeften en verlangens. Vaak leggen wij al deze eisen onze partner op. Maar het is ondoenlijk om als mens al deze verlangens in te vullen. We mogen dat niet verlangen van een ander. Als je al jouw behoeftes en verlangens op één persoon projecteert kom je bedrogen uit. Dat kan niet. Eén persoon kan niet alles invullen. Dan moet je of met minder genoegen nemen en dan vooral niet meer zoeken of zeuren, of je moet voor jezelf en jouw omgeving toegeven dat je meer partners in je leven nodig hebt. Dat hoeft niet te betekenen dat je met Jan-en-alleman de koffer in duikt. Er zijn veel meer dingen in het leven die je prettig kunt delen en die je leven
verrijken door samenzijn. Je kunt met de ene persoon een prettige middag gaan fotograferen in het bos en met een ander swingen in een disco. Je kunt met de ene een diepzinnig en intiem gesprek hebben en met de ander de liefde bedrijven. Misschien heb je met de ene relatie een goede werksfeer en met de andere een ontspannen weekend. En al deze relaties sluiten de prachtige liefdevolle ervaring van de andere niet uit. Wat je met de ene persoon hebt lijkt niet op wat je met een ander hebt. Simpelweg omdat de ene de andere niet is. Het betekent niet dat het een meer of mooier is dan het andere. Het is alleen anders. Zonder dat het iets afdoet aan het gevoel of de beleving die je met de ander hebt. Het kan er zijn naast elkaar. Liefde zit niet in een emmer die leeg kan raken. Het is niet zo dat het ‘op’ is voor de een, omdat de ander al heel veel heeft gehad. Liefde is een gevoel dat onbeperkt is. ‘Vreemdgaan’. Volgens de statistieken hebben veel mensen naast hun openbare relatie er nog eentje stiekem naast. Het is zo jammer dat dit blijkbaar stiekem moet. Want daardoor ontstaan er een heleboel onwaarheden, stress en schuldgevoelens. Die schuldgevoelens hebben vaak niet te maken met het gevoel dat er te weinig liefde wordt gegeven aan een van die partners. Liefde is er genoeg. Als er te weinig liefde was geweest, dan was een van die relaties wel verbroken. En je kunt natuurlijk van meer dan een persoon tegelijkertijd houden. Dat is niet hetgeen wat je schuldig doet voelen. Het is meer het gevoel dat je niet open kunt zijn naar de ander. Daardoor voel je jezelf tekortschieten. Deze heimelijke liefdes kunnen ontstaan door een verlangen naar seks. Maar ook gedreven door heel veel liefdevolle gevoelens gaan we ‘vreemd’. Het woord ‘vreemdgaan’ is misschien een verkeerd woord. Het hoeft namelijk helemaal niet vreemd te zijn. Soms kan het meer vertrouwd zijn dan met jouw eigen partner. En waar ligt de grens? Hoe kan het dat het wel is toegestaan om je diepste geheimen te delen, de meest intieme gesprekken te hebben met een bijvoorbeeld een collega, terwijl een vrijpartij zonder gevoel of gevolgen strafbaar lijkt te zijn? Het zou toch prettig zijn als ‘iedereen’ niet gelijk een oordeel over ‘iedereen’ zou hebben. We zijn allemaal verantwoordelijk voor ons eigen gedrag. Onze verantwoordelijkheid kan liggen in de duidelijkheid waarmee we afspraken maken. Die duidelijkheid kan ons de ruimte geven om open en eerlijk te zijn.
Wel of niet met openheid kun je de vraag stellen of je het jezelf makkelijker maakt of juist moeilijker met een relatie ernaast. Het is een keus, een balans die je moet zoeken. Op het ene schaaltje van de balans ligt misschien ontzettend veel liefde, maar aan de andere kant kunnen heel veel praktische zaken en een berg emoties liggen. Liefde alleen hoeft dan niet de doorslag te geven. Al met al maken we het onszelf vaak erg moeilijk. Als we toleranter zouden zijn en zonder oordeel dan zouden we veel meer liefde voelen en met een ruimer hart kunnen leven. Als we de ander accepteren zoals hij of zij echt is dan pas zien we van wie we echt houden. Iedereen heeft het recht om zichzelf te zijn. Niemand is het bezit van een ander. Wij zijn allemaal van onszelf. Helaas gooit ‘angst’ vaak roet in het eten. We zijn bang iets kwijt te raken. We zijn bang de ander te verliezen. Bang dat die ander keuzes gaat maken. Maar er hoeft helemaal niet gekozen te worden. Het zou ook meer rust geven als we onze angst zouden laten varen, er op vertrouwen dat ‘wie’ we zijn goed is en dat er van ons gehouden wordt. Ik hou heel erg van mensen. Ik hou van mijn vriendinnen en zeker ook van mijn vrienden. Ik heb ze nodig in mijn leven. Want mijn lessen en mijn missie heeft alles met ze te maken. Mijn programmering uit mijn jeugd heeft me jarenlang doen vechten. Ik ben opgevoed met het idee dat mannen niet te vertrouwen zijn, dat je geen steun van ze kan verwachten. Dat ze alleen maar uitzijn op hun eigen voordeel. Ik had de overtuiging dat je voor liefde moest vechten. En als er ‘zomaar’ liefde was, dan kon het nooit veel zijn. Door mijn dienstbare opvoeding schoot ik nogal snel in gewenst gedrag, waarbij ik mijn eigen grenzen en wensen slecht wist te vinden. Allemaal lessen die je in relaties wel moet leren. Daarom zijn er altijd mannen in mijn leven. Ik heb ze altijd om me heen. Alle omstandigheden, de juiste moeder, de juiste broer met zijn verlangens, mijn open instelling en mijn leuke lijf, ze hebben allemaal meegeholpen. Je zult mij niet horen klagen, want alles klopt altijd in het leven en dan blijf ik bijzonder vinden. Ik heb er flinke tijd over gedaan om me los te maken van alle programmering uit mijn verleden. Om me los te weken van alle oordelen, angsten en onzekerheden. Mijn kijk op mannen en op mensen in het algemeen is behoorlijk veranderd. Ik heb nu alle vertrouwen en voel me veilig. En wil graag liefde en blijdschap delen. Het maakt mij rijk, het maakt mij vrij, het maakt mij open. En ik geniet van alle liefde die er is. Dat gun ik iedereen.
20 Authenticiteit, jezelf zijn en jouw lessen Waarom ziet het leven eruit zoals het eruitziet voor jou op dit moment? Is alles toeval, overkomen jou dingen, heb je een keuze, of zit je in een keurslijf? Waarom heeft de ene persoon een - schijnbaar - moeiteloos leven en ziet de ander de ene na de andere rampspoed op zich afkomen? Of zou wat een moeiteloos leven lijkt, achter de schermen nog meer rampspoed verbergen? En wat is echt moeiteloos? Wat de ene mens als een enorme opgave ziet, kan de andere op ‘zijn jan-boeren-fluitjes’ aan. Ik geloof dat het nut van het leven is om lessen te leren. Om verder te komen. Om het leven te leren doorgronden. Om alle emoties te voelen, onze patronen te herkennen en te erkennen. Om vervolgens hiermee aan het werk te gaan. Om al onze problemen, die eigenlijk onze uitdagingen zijn, aan te gaan. Daarom maakt de ene persoon hele andere dingen in zijn leven mee dan de ander. Het is een wonderbaarlijk systeem dat precies klopt. We zijn op de juiste plaats, op het juiste moment, in de juiste omstandigheden. En we worden ondersteund door de perfecte ouders, die ons juist deze specifieke les kunnen leren, de perfecte onderwijzers, precies de goede broers en zussen, de juiste zwemjuf, de ideale partner, de goede collega’s en de beste kinderen. Kortom: de ideale omstandigheden. Alles heeft een functie. Als we dit zouden inzien, dan liepen we er misschien minder op te mopperen. Hetzelfde geldt voor ons lijf, als het niet meewerkt of als we pijn hebben is dat nou niet bepaald een gemakkelijke les. Want door de pijn wordt alle energie verbruikt. Of misschien maken we ons zorgen, waardoor er weinig energie en aandacht over is om bezig te zijn met innerlijke groei. Het wordt dan meer een survival. Pijn op zich is een signaal van het lichaam om te roepen: ‘Dit gaat niet goed, STOP!, doe het anders!’ Zonder pijn zouden we alleen maar stug doorrennen en het probleem nog groter maken. Want doorrennen daar zijn we goed in. Maar doorrennen, wegrennen, voortgaan in de vaart der volkeren, leidt ons juist weg van onze lessen. En daaraan gekoppeld wie we werkelijk zijn. Onze lessen die we mogen leren en wie we werkelijk zijn, dat ligt heel dicht bij elkaar. Als je jouw ogen sluit voor diegene die je werkelijk bent en niet
herkent dat je in jouw leven vaak ‘rollen’ speelt, dan kun je de zin en de les van het leven ook moeilijker ontdekken. Wanneer jij inziet dat het gedrag van jouw ouders, de manier waarop jij bent opgevoed, alle verwachtingen en omstandigheden alles te maken heeft met hetgeen wat jij steeds weer opnieuw in jouw eigen leven tegenkomt, dan ontdek je deze ‘rollen’ gemakkelijker. Op onze levensreis krijgen we veel of weinig problemen om mee te worstelen, maar nooit meer dan dat we aankunnen. Dat is de goedheid waar je op mag vertrouwen. De een ‘moet’ iets met liefde, krijgt veel partners of juist niet een. De ander mag iets met geld, weet niet hoe er mee om te gaan, heeft het niet of komt erin om. Aandacht, je minderwaardig voelen, macht/onmacht, tekort hebben, trouw, afgunst, jaloezie, van jezelf houden, openheid, eenzaamheid of vertrouwen; ieder mens heeft zo zijn eigen items. Ikzelf worstel met mijn eigen grenzen. Het ‘niet-nee-kunnen-zeggen’. Omdat ik het voorrecht heb dat ik in een welvarend land woon, zijn de omstandigheden perfect. Niemand die mij iets oplegt en een hele wereld vol met keuzes ligt aan mijn voeten. ‘Ja‘ of ‘nee’ zeggen is aan mij. Het mag en moet helemaal vanuit mezelf komen. Als je geen keus hebt en de omstandigheden bepalen jouw leven dan valt er niets te kiezen. Keuzes kun je pas maken als ze zich aandienen. ‘Ja, maar we hadden toch altijd een eigen keuze?’ Dat klopt. Maar als je in een gebied woont waar erge honger is, dan hoef je jezelf niet af te vragen of je vanavond boontjes of worteltjes wilt eten. Als je in een oorlogsgebied verkracht wordt door een soldaat dan hoef je jezelf niet af te vragen of je wel zin in seks had vandaag. Dat zijn allemaal afschuwelijke dingen en al dat onrecht is heel erg op deze wereld. Daarom mag ik met blije overgave werken aan mijn ‘nee-zeggen’, want het had behoorlijk wat erger kunnen zijn. Als je in een land woont waar zoveel misstanden zijn, dan is het moeilijk te aanvaarden dat je ook dan - doodleuk - je lessen aan het leren bent. Maar onderschat niet hoeveel pijn en verdriet ook wordt geleden in kringen die welvarend lijken, welvarend in de materialistische zin. In de rijke wereld hebben we ook problemen: je afgesneden voelen van de maatschappij, de hoge eisen die aan je gesteld worden, eenzaamheid, scheidingen, hoge verwachtingen, stress, trauma’s, verslavingen, zelfmoorden, mishandelingen, onmacht en nog veel meer misstanden. Ik heb op mijn reizen over de wereld meer arme dan rijke mensen gelukkig gezien. Geluk zit absoluut niet in materiële dingen.
We kunnen ook niet voor een ander inschatten of zeggen wat ‘erg’ is, of dat de pijn wel meevalt. Dat is niet te meten. Wat voor de ene mens een hel is, is voor de ander gemakkelijk te doen. Hier kun je geen oordeel over hebben. In de moeilijkste periodes in ons leven leren we het meeste. De slechtste momenten halen het beste in ons boven. Je moet dan wel, je wordt geconfronteerd met jouw problemen, je wordt wakker geschud en uit de voortsnellende trein gekieperd. We zijn vaak niet ongelukkig omdat het leven te gecompliceerd is, maar omdat we de achterliggende eenvoud niet zien. En die eenvoud zit in het ontdekken van jouw les en wie jij werkelijk bent. Jouw les zegt alles over wie jij bent. Je bent niet de rol die je speelt, je bent niet degene die aardig gevonden wilt worden. Je bent niet degene die aan alle verwachtingen wilt voldoen. Je bent niet degene met het nietvolmaakte lichaam, whatever dat is. Je bent niet jouw ziekte. Je bent niet jouw schoolcijfers. Niet jouw fouten. Je bent misschien wel rijk, maar niet jouw kapitaal. Niet jouw titels. Je bent meer dan dat! Je bent uniek, je bent een mens gevormd door alles wat hij heeft meegemaakt en door alles waarin je keuzes hebt gemaakt. Jouw lessen zijn langsgekomen, daar heb je iets mee mogen doen. Dat ben jij. Je hoeft ook niet iemand anders te zijn dan wie je bent, anders was je die persoon wel geweest. Iedereen gaat zijn eigen weg met eigen lessen. Wees je ervan bewust dat je meer dan het product bent van je opvoeding. Dat je niet alles zo hoeft te doen, omdat mama het ook zo deed en dus wel goed zal zijn. Dat je niet bij de populaire kinderen van de school hoeft te horen en alleen om die reden op hockey te gaat. Dat je niet op je werk of privé jezelf in het keurslijf van een rol laat stoppen. Een cliënt in mijn praktijk verheugde zich om vader te worden, hij was gek op zijn neefjes en nichtjes en was een leuke oom. Een jaar geleden werd hij vader. Maar na een tijdje kwam hij tot de conclusie dat hij zich helemaal niet zo’n leuke vader voelde en ook geen plezier aan het vaderschap beleefde. Hij had zichzelf de rol opgelegd van ‘leuke vader’ waardoor zijn hele onbevangenheid verdween en hij een gevangene werd van zijn eigen verwachting. Pas nadat hij dit inzag kon hij die rol afleggen en zijn gevoel veranderen. Leef vanuit je ziel, leef vanuit het gevoel. Het moet ons vreugde schenken. Ónze vreugde. Als we dingen alleen maar doen om door anderen
gewaardeerd te worden, om een waarde te krijgen, dan zien we onze eigen waarde niet meer. Soms hebben we daarbij last van onze oude verdedingingsmechanismen, omdat die in het verleden effectief leken. We gaan deze mechanismen opnieuw gebruiken om te overleven. Maar soms zijn de omstandigheden, of jijzelf, veranderd en heb je deze methoden helemaal niet meer nodig. Bij jezelf blijven en niet bang zijn is de beste methode. Dit doet mij denken aan mijn ‘kroketeffect’, zoals ik heb het genoemd. Ik wil het graag met je delen: Jaren geleden gingen mijn partner en ik zeilen met vrienden, een gezellig dagje op het grote water in Zeeland. Aan het eind van de dag kwamen we dichter bij de wal en zagen we een friettent staan. We hadden geen zin in koken, dus we besloten om wat te gaan halen. We gingen naar de wal en kochten ons avonddiner. Terug in de zeilboot werd alles verdeeld uit de zakken en gingen we het geheel in vrolijke sfeer opeten. Totdat mijn vriend zei: ‘Hé, ik mis mijn kroket!’. Ik schoot gelijk de hut in, zocht bij de door mij in elkaar gefrommelde zakjes en ontdekte daar een vermorzelde kroket. Ik duwde hem weer in model, zodat het weer enigszins op een kroket leek en riep achteloos: ‘O, hij ligt hier!’ Echter de mismaakte vorm ontging mijn vriend niet, en hij vroeg: ‘Ben je erop gaan staan of zo?’ Waarop ik zei: ‘Nee.’ En meer zei ik ook niet. In gedachten zag ik mijn teleurgestelde ouders die vonden dat ik iets niet goed had gedaan. Dat dit niet van mij verwacht werd. Ik voelde het gevoel dat ik ‘niet-perfect’ was. Ik wilde er niet aan en liep ervoor weg. Ik had mezelf aangeleerd dat ik dan maar het beste zo kort mogelijk antwoorden kon geven en zo onopvallend mogelijk moest opereren. Maar ik was geen tien jaar en niet bij mijn ouders. Ik was ondertussen vijfendertig en bij mijn temperamentvolle man. En die reageerde compleet anders dan dat mijn ouders hadden gedaan. Het was niet de stilte van het verwijten, maar de explosie van het roepen om de waarheid: ’Kom op Rientje, wat is er hiermee gebeurd?’ Dit was een betere vraag dan de eerdere gesloten vraag merkte een van onze vrienden nog op. Later toen het uitraakte met deze temperamentvolle man ben ik dit soort dingen gaan inzien. Toen die relatie verbroken werd zijn we beiden in een moeilijke periode in ons leven gekomen. Ieder om een andere reden. Naast het feit dat ik hem heel erg miste, was mijn reden ook dat ik me compleet mislukt voelde.
‘Zie-je-wel-ik-kan-het-niet!’ Het ‘niet-kunnen’ om een relatie vast te houden. Dit was nou ook niet de eerste keer. Dat vonden mijn ouders ook. Het was natuurlijk niet zo erg als de eerste keer, want toen was ik in de kerk getrouwd. Die keer wilden ze me ook niet meer zien, ze waren erg teleurgesteld en wisten niet hoe ze hiermee om moesten gaan. En wat zouden de buren en de dominee wel zeggen? Deze keer was het dus iets acceptabeler. Of meer gewend? Maar zelf vond ik dit veel erger. Ik had veel verloren. Dat was ook zo. Nu weet ik met een reden. Alles heeft een reden. Het klopt altijd, het is de weg die je gaat. Het ergste wat ik kon verliezen dat verloor ik toen. En dat was mezelf. Ik be- en veroordeelde mezelf. Ik had iets fout gedaan. Ik was een mislukkeling die met haar kop tegen de muur sloeg. Ik had gefaald. Zo voelde ik me toen, tot op het diepst van mijn botten. Het ergste wat je kunt voelen dat voelde ik toen. Want naast alle vervelende dingen die ik heb meegemaakt in mijn leven was dit wel het ergste wat een mens kan voelen. Het verliezen van het contact met jezelf. Ik wees mijzelf af. Mijzelf, en de verbinding met mijn eigen ‘ik’. Je kunt van alles verliezen in je leven, maar het contact met jezelf verliezen dat doet het meeste pijn. Maar daarna ontdekte ik iets: ik was niet het beeld dat ik van mezelf had, ik was niet het ‘voorbeeldkind’ dat aan verwachtingen moest voldoen. Ik hoefde niet te zijn of te voelen wat nodig was. Ik mocht mijzelf zijn! En juist om die reden zou er van mij gehouden worden. Om wie ik echt was en ben. Mijn lieve vriend van toen had liever de verfrommelde kroket gehad met het waargebeurde verhaal. Liever dan het ding wat voor het oog weer in model was geduwd met een ‘tralala-er-is-niets-aan-de-hand-houding’. Ook dat is natuurlijk weer een verwachting. Het was duidelijk dat ik een rol had aangenomen, vijfendertig jaar lang. Maar we hebben geen rollen nodig. We zijn uniek en voldoende en volmaakt zoals we zijn. Want wie bepaalt wat genoeg is, of volmaakt? Wie verzinnen de normen, jouw ouders, je klasgenoten of de tv-reclame? Daarom moet je ook dingen doen in het leven die je echt wilt. Als je een dag niets wilt doen dan mag je jezelf dat ook gunnen. Wat zou je doen als niemand die je controleerde in de buurt was? Als er geen ouders, leraren of bazen meekeken? Of jouw eigen strenge ‘ik’, die zo lekker geprogrammeerd is. Als mensen op het eind van hun leven komen, mijn moeder is daar zo’n prachtig voorbeeld van, dan zien ze duidelijk wat ze allemaal doen en
gedaan hebben en de rollen die ze gespeeld hebben. Mijn moeder zei op haar sterfbed: ‘Ik ben nog nooit zo erg mezelf geweest als nu.’ Ze kon alles loslaten, alle rollen, want het was niet meer nodig. Ze voelde dat, daardoor werd ze een prachtig mens. Uniek, voldoende, volmaakt. Ook met alle eigenschappen die wij ‘slecht’ zouden kunnen noemen. Maar goed of slecht, we hoeven er geen labels aan te hangen. Ze bestaan niet. En al helemaal niet in het hiernamaals. In onze dualistische wereld denken wij al gauw in zwart en wit, in goed en fout. Als ‘fout’ bestaat dan zit het slechte ook in ons allemaal. Die slechte kant mag je dan ook erkennen en koesteren. Het hoort bij je. Je hoeft je daar niet voor te schamen. Je hoeft je nergens voor te schamen. Je mag zijn wie je bent.
21 Mama is boos Mama is boos! Ze is boos op Hotze, want die gooit allemaal van die onzinpraat in de wereld. Hij zegt allemaal dingen over mama die niet kloppen. Mama weet sinds een aantal weken dat ze een kwaadaardig gezwel aan haar schaamlip had. ‘Had’, want ondertussen is het gezwel operatief verwijderd. Tegen haar kinderen zegt mama: ‘Het zit beneden links.’ En dat is al aardig openhartig. De meest exacte omschrijving voor intimi. Maar Hotze behoort niet tot deze intimi en hij is ook nog eens van het andere geslacht, dus hij heeft beperkte informatie en die geeft hij door. Hij vertelt aan anderen dat mijn moeder een plek heeft onderaan haar buik. En dat is allemaal onzin, maar volgens zijn informatie klopt het wel. Mama is hier boos om. Ze zit te mopperen tegen mij over Hotze. Ik zeg: ‘Ach mam, hij bedoelt het toch helemaal niet verkeerd? Volgens mij bent u gewoon bozer op uzelf en op de onmacht om niet gewoon te kunnen zeggen hoe het zit dan op Hotze.’ Stilte. Mama kijkt mij enigszins verstoord en verward aan, en zegt dan: ‘Ja, je kon wel eens gelijk hebben, wat ben je toch verstandig, hoe kom je toch zo wijs?’ Een grote golf blijdschap en ontroering overspoelt me. Er komen zoveel emoties tegelijk langs. Het ‘ons’ gevoel. Wij zo samen. Het gevoel wat we nog nooit eerder hebben gehad. Zo dichtbij. En de vreugde dat mama kan voelen wat ze bedoelt, dat ze verder kijkt en het lef heeft om te voelen wat er te voelen is. Zo fijn voor haar! Maar ook de waardering die ik krijg van haar, de waardering en erkenning die ik mijn hele leven zo gemist heb. Ik voel het allemaal tegelijk. En ook voel ik de terughoudendheid hierover. Mijn reserves, het ‘op mijn hoede zijn’. Ik moet dit moment niet te veel koesteren, want het kan zomaar weer weg zijn. En dat klopt, want mama staat op en zegt: ‘Nu even geen moeilijk gedoe aan mijn hoofd, want ik ben 83 en kan er niet zo veel meer bij hebben.’ Typisch een mama-uitspraak. Ik heb mama een kaartje gegeven toen ze in het ziekenhuis lag. Een hele mooie met rode rozen op glanspapier. Daarin had ik de tekst geschreven dat ik het helemaal geweldig vind hoe ze het doet, dat ik zoveel respect voor haar heb en van haar hou. Dat zij dat wel ‘natuurlijk’ kan vinden, maar dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend is en dat ik er heel blij van word en haar mijn liefde graag wil geven. Mijn moeder zal het kaartje vast wel
gelezen hebben, ze keek er wel even naar. Ze is er nooit op teruggekomen. Dat maakt niet uit, ik heb het kunnen uitzenden, al is de ontvangst niet duidelijk voor mij, alleen het geven was al vreugdevol. Beetje bij beetje, op het einde van haar leven, komen we toch nog dichter bij elkaar. En stukje voor stukje geeft mama toe aan zichzelf en aan mij dat ze wel weet dat gevoelens die je hebt, vaak iets anders betekenen dan dat wat je naar buiten brengt. Mama trok een rookgordijntje op. We trekken allemaal vaak rookgordijnen op. Die verhullen vaak ons ware gevoel. Ze maskeren onze eigen innerlijke strijd. We hebben zelf vaak niet eens door dat we dit doen. We projecteren onze emoties op een ander, terwijl het altijd over onszelf gaat. We worden boos op iemand, maar die boosheid is gericht op iets waar we zelf niet mee om kunnen gaan. Je voelt je verdrietig over wat een ander meemaakt, maar eigenlijk is het een pijn die je zelf nog niet verwerkt hebt. Je ergert je aan een collega, maar je hebt niet door dat het jouw eigen schaduwkant is. Iets wat je zelf ook zo doet, maar niet wilt zien. Je bent jaloers op iemand, maar het is jouw eigen angst en onzekerheid dat jezelf niet goed genoeg bent of dat je denkt iets te gaan verliezen. Je helpt je medemens, maar je ziet niet in dat het jou alleen gaat om jouw eigen waardering en goede gevoel. En zo zijn wij met z’n allen maar aan het hannesen en rookgordijnen aan het optrekken. Vaak hebben we het zelf niet eens door. Of onbewust wel. Als ik nu aan jou vraag waaraan jij je het meest ergert, dan kun je er bijna zeker van zijn dat wat jij noemt jouw eigen schaduwkant is. Juist datgene wat je bij jezelf het meest hekelt. Datgene wat je niet wilt dat er bij jezelf aanwezig is. Je bent er bang voor dat je dat ook hebt. Of… wees eerlijk naar jezelf: misschien is het iets waarvan je weet dat je het wel degelijk bij je draagt, maar je wilt het niet en je stopt het weg. Zelfs voor jezelf. Daarom valt het jou juist op bij anderen en geeft het jou ergernis. Ik kom even terug op de datingsite van mijn eerste hoofdstuk. Niet dat ik reclame wil maken voor datingsites, want daar moet je alleen opgaan als je geen enkele verwachting van het resultaat hebt. Anders word je er niet blijer van. Maar als je daar toch bent en je wilt weten, naast alle fake, hoe iemand echt is, dan kun je het beste gaan kijken bij het kopje ‘ik erger me aan…’ Dat zegt het meeste over de persoon. Kijk maar wat iemand daar heeft ingevuld. Bijna niemand heeft het door, maar ook al faket iemand de
hele boel bij elkaar, om zichzelf prima te verkopen, daar staat precies wat iemand zijn eigenschappen zijn. Neem dit van mij aan, ik heb het meerdere keren gezien bij vrouwen die ik ken of mannen die ik leerde kennen. Dit klinkt natuurlijk een beetje generaliserend. Maar in deze virtuele wereld, waarin een ‘jonge aantrekkelijke vrouw’ voor hetzelfde geld een man is die zich verveelt, veroorloof ik mij deze aanname. Rookgordijnen. Niet alleen om jezelf te verkopen naar buiten toe, maar ook om niet bij onze eigen gevoelens te hoeven komen. Rookgordijnen die verbloemen wat je echt bedoelt en die je een volmacht geven om boos te worden op iemand anders. Zoals mijn moeder boos werd op Hotze. Maar misschien zijn we helemaal niet boos op een ander en drukken we alleen een andere emotie of item van onszelf weg. Maar als je niet eens je kwetsbaar naar jezelf durft op te stellen, naar wie dan wel? Mijn lieve mama ging ontdekken wat ze echt bedoelde. Ze had het lef om zichzelf van binnen te scannen met een milde beoordeling. Te voelen wat ze precies voelde. Ze keek verder. En dat was haar sterkte.
22 De dood, grenzeloos vertrouwen en afscheid Ik was achttien, het was winter en het was koud. Ik fietste door het bos. De bomen waren wit en de grond was bevroren. Ik ging naar een repetitie van het gospelkoor waar ik in zong. Bij de ingang van het kerkgebouw stond een groepje van mijn koorleden bedrukt te praten. Ik zette mijn fiets neer en liep ernaartoe. Waar ging dit gesprek over? Ze vertelden het me meteen. De dirigent had een brief gekregen van de ouders van Wim. Wim was een van mijn beste vrienden. In de brief stond het schokkende nieuws dat Wim naar Zweden was gegaan en daar een einde aan zijn leven had gemaakt. Het zweet brak mij uit. Hetzelfde zweet dat ik een week daarvoor had gevoeld toen ik bij Wim in bed had gelegen. Toen was het van ongemak, omdat Wim meer wilde dan alleen maar een welterustenknuffel en ik daar alleen maar lag, omdat mijn laatste bus vertrokken was. Nu was het van een nog groter ongemak, omdat ik gelijk het gevoel kreeg dat zijn daad iets te maken had met mijn afwijzing. Een gigantisch schuldgevoel kwam bij mij op. Dat was niet terecht, dat wist ik ergens in mijn achterhoofd ook wel. Wim zag immers al heel lang het leven niet meer zitten. Hij werd achtervolgd door trauma’s uit zijn verleden. We hadden er samen heel veel over gepraat. En nu was hij er blijkbaar klaar mee, het was genoeg geweest voor hem. Dat weekend heb ik getreurd om Wim en toen ik twee dagen later, op maandag weer naar mijn werk ging, kwam daar de volgende schok. Die nacht was mijn baas overleden. Mijn baas was voor mij als een tweede vader. Ik hield heel veel van hem. Zo moest ik in één keer twee belangrijke mensen uit mijn leven missen. Van pure onmacht en verdriet wist ik even niet meer hoe ik moest communiceren met mijn omgeving. Ik was immers ook net gewend aan een omgeving die minder beperkt was dan die van mijn jeugd. Mijn toenmalige collega zei tegen mij: ‘Jij kunt alleen maar kwaken, want je bent alleen maar gewend aan eenden om je heen.’ Toen mijn baas overleed moest er zakelijk gezien enorm veel geregeld worden, want het bedrijf ging door. Ik trok veel werk naar me toe en heb daar veel van geleerd, wat me later in mijn werk goed van pas kwam. Maar of ik de tijd nam om de emoties te doorgronden dat betwijfel ik. Jaren later is mijn vader overleden. Het gebeurde in een tijd waarin er niet gepraat werd over doodgaan. Hij sprak er zelfs niet over met moeder. Dat
heb ik later van haar gehoord. Op dat moment zaten we met z’n allen vast in het onbekende en in de angst om te verliezen. Mijn vader zei tegen mij: ‘Het komt toch wel goed, hè?’ Waarop ik antwoordde: ‘Alles wat u wilt… De geest beïnvloedt alles, als u wilt leven dan moet u er wel voor vechten.’ Later kreeg ik daar weer een schuldgevoel over. Want die lieve schat had helemaal geen kracht meer om te vechten. Zijn been moest geamputeerd worden en hij zag het leven met een been ook niet zitten. Ik had hem toch niet laten vechten tegen beter weten in? Ik weet nu dat ik me niet schuldig hoef te voelen. Het leven is veel milder dan we denken. Ik ben slechts een radertje geweest in het leven van Wim en papa heeft niet harder gevochten door mijn opmerking. Hij is ook niet eerder of later gegaan dan dat het zijn tijd was. Niemand gaat voor zijn tijd dood. Als mensen vroeg overlijden zeggen we dat ze voor hun tijd zijn gegaan, we denken dat hun leven niet compleet was. Er zijn echter twee voorwaarden voor een compleet leven: dat we geboren worden en weer sterven. Dat is compleet. We weten namelijk niet welke lessen we moeten leren, we weten niet wie we hadden moeten worden of hoeveel tijd we daarvoor hadden moeten hebben. Als we overlijden is het echt wel onze tijd. Ik ken niemand die zo prachtig en compleet is gestorven als mijn moeder. Ook al is iedereen ‘klaar’ en ‘compleet’ als hij sterft, soms kan dat toch een heel gevecht zijn. Maar mijn moeder gaf zich volledig over aan haar proces. En dat deelde ze ook met ons. Dat proces heeft ongeveer een jaar geduurd. Het begon toen mijn moeder mij op een zondag in paniek opbelde en vertelde dat ze bloed in haar urine had gezien. Mijn moeder hield wel van aandacht, en dat eiste ze ook regelmatig en duidelijk op. Ze had het of te warm, of te koud, het tochtte of en er was te veel herrie, ze liet altijd wel weten dat ze er was. Je kon ook niet om haar heen. Ze was altijd aanwezig. Ze liet haar mening, vooral aan haar dochters, altijd goed merken. Ik kreeg wel eens de indruk dat ze liever mijn antwoordapparaat aan de telefoon kreeg dan dat ikzelf opnam. Dan kon ze tenminste steeds aan het woord zijn, hoefde niet te vragen hoe het met mij ging en kon al haar belevingen zonder onderbreking kwijt. Maar de manier waarop ze nu aandacht vroeg voelde heel anders. Ik voelde meteen: dit is geen vraag om aandacht, dit is iets ernstigs. Ik sprong in de auto en racete naar haar toe. Ik moest anderhalf uur later weer terug zijn, want ik had een afspraak. Dus ik kon maar een half uur bij haar zijn. Toen ik daar zo heen reed, dacht ik: Waarom doe ik dit? Uit
plichtsbesef? Uit goed fatsoen? Want vandaaruit handelde ik vaak als het om mijn familie ging. Ineens besefte ik dat ik dit deed omdat ik van haar hield. En dat was nieuw voor mij. Want ik dacht al heel lang dat ik niet van mijn moeder hield. Sterker nog, ik was ervan overtuigd dat ik niet van haar hield. Door alles wat in mijn jeugd was gebeurd was mijn ‘houden-van’ voor haar afgesloten. En nu, terwijl ik voelde dat er iets ernstigs aan de hand was, voelde ik ook gelijk dat ik van haar hield. Waanzinnig! Het emotioneerde mij behoorlijk. In tranen kwam ik bij haar aan. Ik zei: ‘Lieve mam, ik hou van je!’ Ik ervoer dit als ‘nogal heftig’. Maar mama zei: ‘Natuurlijk hou je van me, je bent toch mijn dochter.’ Dit was even licht shockerend en ontnuchterend voor mij, maar ook wel herkenbaar hoe zij erover dacht. Ik vertelde dat het helemaal niet zo vanzelfsprekend was dat dochters van moeders houden en omgekeerd. Dat zou kunnen, maar het kwam niet echt aan. Maar misschien was dit ook niet het goede tijdstip, want mijn lieve mama had nu wel iets anders aan haar hoofd dan een ‘bekeerde’ dochter. De tijd die volgde bestond uit bezoeken aan het ziekenhuis, allerlei onderzoeken en gesprekken met artsen. In het ziekenhuis liepen we te rennen van hot naar her voor allerlei testen. Mijn moeder gedroeg zich kranig, alleen dit woord al past bij deze generatie. ‘Het was nu eenmaal zo.’ Doktoren zijn er om aan te gehoorzamen en zouden wel weten wat het beste is. Dus mama gaf haar lot in handen van de artsen. En sommige beslissingen nam ze zelf. Zo wilde ze wel bestraald worden, maar geen chemokuur. Ze nam dit besluit tijdens een gesprek met de arts. Die arts was een jong grietje van nog geen dertig en zat tegenover ons aan haar bureau. Toen mijn moeder haar besluit vertelde, boog de dokter zich samenzweerderig naar ons toe en zei: ‘Als u dat niet doet, dan gaat dat zo stinken.’ Ik dacht: heb ik dat goed gehoord? Maar ze zei het nog eens. In één adem door constateerde ze ook dat het gezwel dat mijn moeder had, aan haar schaamlip, alleen maar kon komen door onvoorzichtig en overmatig seksueel verkeer. En dat voor mijn moeder!? Het kwam voor ons totaal uit de lucht gegrepen, deze opmerking. Waar haalde dit meisje het lef vandaan? Mijn moeder die het al verdacht vond als een man, die naast haar in de kerkbank zat, haar aanbood om mee te zingen uit zijn gezangenboek. Die mij afgeschermd had van alles wat een man zou kunnen zijn. In een monogame relatie met mijn vader, waar niets van uitspattingen waren te zien. En nu boog ze haar lieve grijze, drieëntachtigjarige krullenhoofd en dacht ook dat ze het artsje niet goed had verstaan. Deze arts, dit kind nog, die niet getuigde van enige
meelevendheid, - hoe kan dit een arts zijn?! - besliste over het lot van mijn moeder. Ik kreeg het Spaans benauwd en voelde de boosheid en onmacht in me opwellen. Mijn moeder liet het - hoe knap - volledig langs zich heen gaan, ze had immers wel andere dingen aan haar hoofd. Niemand heeft ons in die tijd verteld wat de levensverwachting van mijn moeder was, hoeveel kans er op herstel was. Dus lieten we alles maar gebeuren en zeulden we van hot naar her. Ook met onze emoties ging het van links naar rechts. Door de daadkracht van mijn moeder en haar wisselende behoeftes en besluiten, tolden we in een wereld vol keuzemogelijkheden rond. Het ene moment wilde ze thuis blijven wonen, maar een week later, doordat ze zich lichamelijk veel minder voelde, wilde ze in een verpleeghuis. En dan wel meteen! Het huis moest maar te koop gezet worden. Ze voelde dat ze niet meer alleen wilde of kon wonen. Maar na een proefperiode van een paar weken in zo’n huis wilde ze het liefst zo snel mogelijk weer naar haar eigen vertrouwde omgeving. En ging het nu beter? Of toch weer slechter? Het ging op en af. Je bent in zo ’n periode alleen maar bezig met alles wat zich aandient. Je leeft van dag naar dag. En al die dagen lijken wel nieuwe gebeurtenissen te bevatten, met steeds meer nieuwe beslissingen, die ook steeds weer opnieuw genomen moeten worden. En daarbij geeft elk voorval weer een berg emoties. Het is net een survival, waarbij het raar is dat de rest van de wereld gewoon doordraait. Mijn moeder kreeg na haar twee operaties nog zesendertig bestralingen. Iedere dag, behalve in het weekend, gingen we met haar naar het ziekenhuis. We gingen vaak met een taxi. De taxichauffeur ‘vond het maar wat’ voor mijn moeder. Maar mijn moeder zei tegen hem: ‘Ach, u rijdt hier in het verkeer, dat is ook niet zonder risico, er kan elk moment iets gebeuren in je leven. Je moet je geen zorgen maken, maar nemen zoals het komt.’ Wow, mijn lieve mammie. Hoe sterk was ze! De vrouw die altijd vroeg om aandacht, ging nu met haar levenswijsheid haar grootste uitdaging aan. De moeder die altijd aanwezig wilde zijn, vroeg er nu niet om in het middelpunt te staan, maar bracht heel naturel haar eigen kracht bescheiden naar buiten. Ze zei op een avond tegen mij: ‘Ik heb me nog nooit zo mezelf gevoeld als nu.’ We hadden mooie gesprekken, er was zoveel openheid en begrip. Zo afwijzend als ze voorheen kon zijn over bijvoorbeeld Reiki of over een andere manier om het geloof te belijden, zo open stond ze nu voor andere inzichten. We discussieerden over een artikel wat in de EO-gids stond. Mijn moeder vond dat je niet beperkt moest denken, want andere mensen, die
met liefde iets tot stand brengen - ook al was dat op een andere manier dan zij kende - moesten ook een kans krijgen. Door de bestralingen lag de huid van mijn mama’s billen helemaal open. Toen ze op een keer haar middagdutje deed zat ik aan haar bed te lezen. Ze lag met de rug naar mij toe en impulsief gaf ik Reiki op zo’n veertig centimeter afstand. Ik weet dat je niets moet willen op zulk soort momenten, maar ik legde mijn hele ziel en zaligheid in de kracht van mijn handen. Een week later las ik in het boek van de thuiszorg, waarin al het wel en wee van mijn moeder werd geschreven, dat het wonderbaarlijk was hoe snel de huid de afgelopen week was genezen. Er stond: het lijkt wel of mevrouw twee nieuwe billen had gekregen. Ik weet niet of het kwam door mijn actie, maar dat was ook niet belangrijk. Het was gebeurd. In de winter die volgde ging het snel bergafwaarts met mama. Ze had continu een gebrek aan vitamine, ijzer en andere mineralen. We verzonnen van alles, we namen vitaminepillen en heilzame drankjes mee, gingen naar haar toe om te koken, want die tafeltje-dekje-maaltijden waren ook niet alles. Maar het mocht niet baten. Haar lijf was op. Ze kreeg een gezwel in haar buik, dat snel groter werd en naar buiten groeide. We waren nu ook ‘s nachts bij haar. Maar het was bijna niet meer op te brengen. In die tijd las ik de biografie van Elizabeth Kübler-Ross. Een bijzondere vrouw en een indrukwekkend boek. Op een avond toen ik bij mijn moeder was, zei de hulp van de thuiszorg tegen mij: ‘Jullie moeder is misschien toe aan een hospice.’ Ik wist absoluut niets van het bestaan van een hospice, dus ik vroeg: ‘Wat is een hospice?’ Ze antwoordde: ‘Dat is een bijna-thuishuis.’ Ze legde mij uit dat het een huis is waar terminale patiënten opgevangen worden. Zo liefdevol als mogelijk, zodat het bijna op thuis lijkt. En dat het ook de plek is om dood te gaan en zo weer thuis te komen, bij je bron. Ik dacht er ‘s avonds in bed over na en las voor het slapen gaan nog even een stukje uit het boek van Elizabeth. Ik was precies aangekomen bij het hoofdstuk waarin beschreven werd dat ze de hospicebeweging oprichtte. Hoe bijzonder om het juist nu te lezen! De volgende dag zijn mijn zus en ik naar het hospice gegaan die het dichtst in de buurt was. Er was die dag net iemand overleden, dus er was plek voor mijn moeder. Hoe bijzonder dat alles om mama heen meehielp. Ze was echt een kind van het universum. Nu moesten we alleen nog een verklaring hebben van de huisarts. Maar die vond dat mama opnieuw onderzocht moest worden in het ziekenhuis. Maar die weg zag mama zelf niet meer
zitten. Het werd een hele touwtrekkerij, te bizar voor woorden. Ik heb echt op die huisarts in moeten praten. We hadden al eerder wat schermutselingen met hem gehad. Hij behandelde mijn moeder als een onmondig kind, gaf haar standjes dat ze te veel medicijnen had genomen, terwijl je aan de inhoud van het doosje en aan de uitlatingen van mijn moeder op kon maken dat dit niet klopte. Toch accepteerde mama zijn gedrag. Voor de dokter en voor de dominee moest ze immers ontzag hebben. Uiteindelijk stemde de dokter ermee in. De volgende dag verhuisde mama en ging ze met een taxi naar het hospice. Mama vond het moeilijk, ook nog de IJssel over, nog verder van huis? Ze raakte in de war, in een delier, wat niet zo raar is, na zoveel levensbepalende gebeurtenissen. Toen ik 's middags kwam wilde ze haar bed uit om eten te gaan koken. Ze sprong met onverwachte kracht in haar pantoffels, pakte haar rollator en reed naar de huiskamer. Ze snapte er niets van. Waar was ze? Ze dacht dat ze bij mij thuis was in het vorige huis waar ik heb gewoond. Ze zocht de keuken. En ging daarna, in verwarring, toch maar weer terug naar haar bed. Ze werd met heel veel liefde en toewijding daar verzorgd. Die vrijwilligers waren schatjes! Mijn moeder was een bijzondere vrouw en ze won de harten van iedereen die daar werkte. Ze was helemaal niet gewend dat alles kon wat je maar wilde. Ze ervoer de luxe dat echt alles kon wat je maar wenste als een ongekende berg van mogelijkheden, waar je absoluut niet uit kon kiezen. Thuis deed ze ook wel wat ze wilde en wij deden ook alles voor haar, maar de onvoorwaardelijke overgave van zoveel onbekenden overweldigde haar. Als een vrijwilliger vroeg wat ze op haar boterham wilde switchte ze minstens drie keer van beleg. En als ik vroeg: ‘Kan ik iets voor u doen, maakt niet uit wat, zou u nog iets willen?’ Dan keek ze me eerst ongelovig aan en vroeg: ‘Echt alles?’ Ze vond uiteindelijk na lang denken toch alles best zoals het was. De dominee kwam regelmatig langs. Hij vroeg haar: ‘En mevrouw, hoe is het met u?’ Mijn mama antwoordde steevast: ‘Het gaat goed, het gaat heel goed.’ Waarop de dominee zei: ‘Kom op mevrouw Mannak, het gaat helemaal niet goed. U heeft een groot gezwel en het wordt niet beter.’ Dan zei mijn moeder: ‘Dat zegt u. Ik vind dat het heel goed met mij gaat. Ik voel me prima.’ En dat zei ze terwijl ze wel pijn had, maar het feit dat ze zo dichtbij haar bron was gekomen gaf haar oneindig veel rust. Het was goed voor haar zo. We hadden prachtige gesprekken. Ze vroeg waarom ik nooit eerder had gezien hoe zeer wij op elkaar lijken. Ik weet het niet, misschien had ik mijn
best niet gedaan, of misschien heeft zij zich nooit echt laten kennen. Maar ze zei het nog een keer: ‘ Weet je wel hoe erg we op elkaar lijken, hoe onze levens op elkaar lijken?’ Ik heb toen niet gevraagd wat ze precies bedoelde, maar toen onze blikken elkaar kruisten begrepen we elkaar. En ik was blij dat ik alles al eerder een plek had gegeven, dat ik het los had gelaten dat mama ook ‘schuld’ had aan het misbruik in mijn jeugd. Wat ik al vermoedde werd nu zonder woorden uitgesproken. Door alle rookgordijnen, onmacht en maskers hadden we elkaar nooit echt gekend. Het was nu niet meer belangrijk, we waren ons er nu van bewust. Ze zei me dat ze ontzettend veel van mij heeft gehouden. Meer dan van haar andere kinderen. En dat papa dat ook zo had gevoeld. Ik heb dat in mijn hele leven niet zo ervaren en zeker in mijn kindertijd nooit die erkenning zo gevoeld. Dus ik was erg verbaasd en ook ongelooflijk blij, maar voelde me tegelijkertijd ook schuldig naar mijn broer en zus. Maar het was nu een keer zo, waarom zou ik het niet gewoon volledig omarmen en accepteren en er van genieten. Schaamteloos liefde ontvangen. ‘Laat mij dat ook es doen. ‘ De liefde die mijn ouders hadden voor hun andere kinderen was ongetwijfeld ook veel, maar anders. Gewoon omdat we allemaal anders zijn. Ik kan me niemand voorstellen die meer empathie, verantwoordelijkheid en toewijding voor mijn ouders had dan mijn zus. Ze hielden heel veel van haar en op een andere manier dan dat ze van mij hielden. Dat begreep ik nu. Ik leerde zoveel van mijn moeder in die tijd. Ze leerde me dat alles altijd klopt in het leven. Dat dit gegeven juist de perfectie is van Gods schepping. Dat je dankbaar mag zijn, voor elke omstandigheid en elke persoon die je tegenkomt. Met die dankbaarheid bevestig je de juistheid van de schepping. Je kunt wel denken dat iets niet goed is, jouw lichaam niet perfect, of jouw leven niet op orde, maar dat kun je niet weten. Wat jij beperkt noemt kan wel de perfectie zijn, want je weet niet wat jouw ziel probeert te doen in dit leven. Alles klopt altijd, je gaat jouw weg. Als het anders had gemoeten dan was het wel zo gegaan. Het is jouw weg, dus het klopt altijd. De overgave en het vertrouwen dat mij moeder in het laatst van haar leven liet zien waren adembenemend. Prachtig, dat je al die mooie inzichten, die er sluimerend altijd al geweest moeten zijn, zo mooi kan uiten vlak voor je dood. We hebben bij haar gewaakt tot het eind. Ze heeft zeven weken in het hospice gewoond. Daarna is ze zoals ze zelf zei: ‘Naar de Heer gegaan’.
Ik vond laatst in mijn aantekeningen dit ‘gedichtje’: Als ik denk aan mama mama als moeder… Wanneer ze zei: ‘Wat heb je toch een lieve oogjes…’ dan mis ik haar zo! Ik mis gewoon mijn mammie. Nooit meer even bellen. Ook al hoorde ze bijna nooit mijn verhalen, ze vroeg er ook niet naar. Ze zei eens: ‘Jammer dat je jouw antwoordapparaat er af hebt kan ik mijn verhaal niet meer kwijt’ Maar de laatste tijd vroeg ze wel naar me. Ze werd steeds liever in dat bed. Ik ben vorig jaar begonnen om haar te knuffelen als ik wegging. Dat vond ze eerst even wennen, maar aan haar gezicht te zien genoot ze er wel van. Lieve mammie, ik ben zo blij dat ik je nog geknuffeld heb… maart 2006
Zij die wij liefhebben en verloren zijn niet meer waar zij waren, maar altijd waar wij zijn…
23 Opgeven en overgave Zijn dit woorden met twee heel verschillende betekenissen? Sluit het een het andere uit? Ik weet het niet. Ik weet wel mijn gevoel hierover: Opgeven doe je voordat het einde er is. Overgave heb je met vertrouwen, zonder dat je weet waar het einde is. Als we opgeven ontkennen we het leven zoals het nu is. Als we ons overgeven accepteren wij zoals het is. Ons afsluiten van de situatie is opgeven. Opgaan in de situatie is overgave. Ja? Wat moeten we hiermee en hoe kom ik erop? Er zijn natuurlijk heel veel momenten in ons leven dat we het opgeven of dat we ons overgeven. Ik denk nu specifiek aan het laatste moment in ons leven. Het moment voor het sterven. Als we een levensbedreigende ziekte hebben kunnen we, in onze moderne tijd, kiezen voor het opgeven van het leven en vragen of een arts ons leven wil beëindigen. We kunnen ook er voor kiezen om de strijd aan te gaan en ons over te geven tot het einde. Het klopt beide. Soms kan opgeven de weg zijn, jouw weg. Als het niet jouw weg is, dan zul je niet gaan, ook al geef je het op. Dan zullen de omstandigheden zo zijn dat er geen mogelijkheden zijn om het anders te doen. In andere gevallen ben je sterk genoeg, heb je de kracht, om vol overgave het leven te leidden tot het einde. En dat kan je veel kosten, maar ook veel brengen. In het vorige hoofdstuk heb ik geschreven over mijn lieve moeder. Die met zoveel overgave het laatste deel van haar leven heeft geleid. Ik denk met heel veel liefde aan haar. En met heel veel respect. Alles wat zij ons geleerd heeft op het einde is zo waardevol. Zij had de kracht om het te doen zoals ze het heeft gedaan. Echter voor anderen is het te zwaar om deze tocht te ondernemen. Zij willen dit niet of kunnen het niet aan. Ze hebben misschien al te veel geleden in hun leven. Of ze hebben nog te veel angsten, zorgen en onverwerkte emoties.
Dat betekent niet dat deze mensen meer of minder krachtig, of waard zijn. Het betekent alleen maar dat het voor hun gewoon op is. Het is klaar. Ze willen het niet meer aangaan en vragen om het einde. Ook dat is een daad van kracht. Je moet daar durf voor hebben. Dat is je overgeven door het op te geven. Ik heb twee hele lieve vrienden die jaren in de Zeeland hebben gewoond. Het zijn de ouders van mijn vorige levenspartner. Nu wonen ze niet meer in de Zeeland, ze wonen nu samen in een andere wereld. Want vorig jaar zijn ze zeven weken na elkaar hiernaartoe vertrokken. Ze zijn toen samen overleden. Zeeland is niet naast mijn deur. Toch reed ik elke zes weken naar ze toe. Dat was geen opgave, want het welkom dat mij wachtte was hartverwarmend. En dan niet een beetje hartverwarmend! Maar ontroerend, onbegrensd en onvoorwaardelijk. Als ik aan de deur belde, die daarna openging, zag ik twee mensen staan die stonden te popelen om mij een ‘superknuffel’ te geven. Met uitroepen als: ‘O, wat zie je er weer prachtig uit!’ ‘Wat heerlijk dat je er bent! Dat is weer veel te lang geleden!’, stonden we dan daar dan met z’n drieën blij te zijn. Het was een feestje om naar ze toe te gaan. Een dag naar onze lieve Piet en Truitje. Ik gaf ze dan aan het eind van de middag een massage. Eerst de een, dan de ander. Terwijl ik Truitje een voetmassage gaf, maakte Piet het eten klaar. Het was genieten. Het tafereel herhaalde zich steeds maar weer en alle keren leken op elkaar. Maar dat mocht niet deren, we konden er geen afscheid van nemen. Dat hoefde ook niet. Het was heerlijk zo. Totdat het moment kwam dat we er wel afstand van moesten nemen. Truitje brak haar pols en ging kwakkelen met haar gezondheid. Ze kon niet meer alles doen wat ze altijd had gedaan. Prachtige borduurwerken en fijne steekjes, haar ogen konden het niet meer zien en haar handen konden het niet meer maken. Het grovere werk wel, maar dat was beneden haar stand. We hebben nog een tijdje geschilderd samen. Maar Truitje ging alleen voor honderd procent en gebroddel lag, perfectionist als ze was, niet in haar aard. Hoe ik ook zei dat het niet om het resultaat gaat maar om het plezier wat je eraan beleeft, ze wilde het niet meer. Haar plezier lag alleen in het goede resultaat. Ze begon ook niet meer aan een of andere bezigheidstherapie. Want: kijk eens wat ze allemaal al gemaakt had. Dan ging je daarna toch niet van dat kinderwerk afleveren? Ze werd somber van, want ze keek niet naar de mogelijkheden die ze nog wel had, maar alleen naar alles wat ze niet meer
kon. Piet, die lieve schat, hij was het met haar eens, hij kon haar niet uit dit gedachtekringetje halen. Zo werden ze er samen niet blijer op. Integendeel, de telefoontjes en bezoeken van alle dierbaren werden soms een klaagzang over de situatie die hun was overkomen. Tot overmaat van ramp ging Truitje ook nog dementeren. Piet raakte langzaam zijn lieve vrouw kwijt. En dat was een hard gelag, want ze waren altijd zó samen. Nog zó verliefd. Zo intens verstrengeld. Zulke zielemaatjes. Truitje was er nog wel, maar ook weer niet. Hoe kon het dat juist deze twee mensen in zo’n situatie kwamen? Om toch te leren hun eigen ding te doen? Los te komen van hun verstrengeling? Dat was bijna onmogelijk voor ze. Ze werden er verdrietig en machteloos van. De momenten dat Truitje helder was genoten ze met volle teugen. Maar de dementie werd erger. Al snel werd het te zwaar voor Piet om haar nog zelf te verzorgen. Ze ging naar een verpleeghuis. Piet was daar elke dag, hij zat daar uren. Ze luisterden samen naar hun favoriete klassieke muziek of keken naar een dvd van André Rieu. Samen, hand in hand. Piet trok Truitje uit haar dementie. Als ze hem zag was ze weer in een keer klaarwakker. Hij was haar ‘alles’. En omgekeerd. En toen werd Piet in een keer ziek. Eerst dachten we allemaal aan een griepje. Maar het bleek veel ernstiger en Piet belandde in het ziekenhuis. Zijn grootste zorg was dat hij nu niet naar Truitje kon. Zijn eigen conditie hield hem minder bezig dan het feit dat zijn vrouw hem zou missen. Zijn zoon, mijn lieve relatie van weleer, haalde Truitje op een keer met een rolstoelbus op en bracht ze bij elkaar in het ziekenhuis. We weten niet of Truitje zich afvroeg wat er met Piet was, waar ze heenging of wat dan ook. Het allerbelangrijkste was dat ze elkaar weer zagen. Ze straalden van geluk. Ze zaten dicht bij elkaar. Truitje gaf Piet steeds kusjes en hij hield zijn hoofd tegen het hare. Piet zei toen: ‘Nu mag er een bliksemschichtje komen, zodat het voor ons allebei gewoon voorbij is.’ Die wens is uitgekomen, alleen op dat moment konden we geen van allen bevroeden dat het binnen een hele korte tijd zou gebeuren. Piet kreeg de diagnose longkanker, met zoveel uitzaaiingen dat er niets meer aan te doen was en hij naar huis mocht. We waren daarna allemaal zo veel mogelijk bij hem. Als ik op de grond zat, aan zijn voeten en zijn benen masseerde, zei hij: ‘Ach meisjelief, je hebt zo maar weinig aan mij.’ Al zijn opstandigheid, die hij daarvoor nog wel eens had gehad, verdween. Hij had ook weinig kracht om zich druk te maken. En hij was bang, bang dat hij het zo benauwd zou krijgen dat hij zou
stikken. Hij gaf het op. Hij was op. Het hoefde niet meer. Hij kon nu toch ook niet meer voor zijn Truitje zorgen. En niet meer met haar samenzijn. Zijn levensdoel was weg. Hij gaf het op. Hij vroeg om het einde. En dat kwam. Hij stierf in de armen van zijn zoon Paul. Vredig en met heel veel liefde om zich heen. Dat moet hij gevoeld hebben. Op de dag dat Piet overleed hield Paul mij op de hoogte met sms-jes. Het voelde heel raar dat ik honderd kilometer verderop gewoon mijn werk deed en de anderen de begrafenis van Piet aan het regelen waren. Verstandelijk begreep ik wel dat ik ‘slechts’ aangetrouwd was en dan ook nog eens ex-aangetrouwd, dus geen echte familie, maar gevoelsmatig was ik zo dichtbij en waren zij mij zo dierbaar. Ik had gewoon zoveel van ze gehouden en dat doe ik nu nog onverminderd. Paul begreep dat en vanaf dat moment besloot hij dat ik bij de familie hoorde. Met de begrafenis mocht ik meehelpen de kist te dragen. Dat was fijn, zo dichtbij en me intiem te voelen met de rest van de kleine familie. Tijdens de plechtigheid in de kerk zagen we over onze kerkbank een lieveheersbeestje lopen. Hij liep tot het eind van de bank, draaide wat heen en weer en steeg toen op om vervolgens op de kist te landen. Het was eind oktober en nou niet bepaald een periode dat je veel lieveheersbeestjes ziet. De volgende dag zat Paul achter zijn computer, hij staarde voor zich uit en dacht aan zijn vader. Hij had de laatste tijd elke dag met zijn vader gebeld, de band was heel hecht. En hij miste Piet heel erg. Toen hij daar zo zat, zag hij opeens een lieveheersbeestje over de rand van zijn computerscherm lopen. Hij dacht aan het voorval van de dag ervoor en zag dit als een teken. Hij voelde de lieve nabijheid van zijn vader. Daarna kregen ook andere leden van de familie bezoek van lieveheersbeestjes. Een paar weken later gingen Paul en zijn vrouw Anita naar de Night of the Proms. Een groot gebeuren in de Ahoy. Tussen al die honderden mensen, in die enorme zaal, kwam er een lieveheersbeestje aangevlogen dat op de hand van Anita ging zitten. Bijzonder of niet?! Bij mij lopen ze ook nog steeds over mijn bureau als ik aan het schrijven ben. Vaak zit er eentje op de cd-rom die ik elke avond maak van alle stukjes die ik die dag geschreven heb. Met Truitje ging het na het overlijden van haar lieve man steeds slechter. Drie dagen voor ze overleed heb ik aan haar bed gezeten. Haar eindeloos gestreeld en zachtjes gezongen voor haar. Toen ik binnenkwam keek ze
naar mij, daarna was haar blik weer gericht op het plafond. Ze ademde zwaar en af en toe gaf ze een geluid alsof ze iets wilde zeggen. Ik zong haar lievelingslied, wat ze zelf zo vaak gezongen had op het koor: ‘Ga mee naar het beloofde land, onbekende overkant…’ Ik hield een heel verhaal naar haar, over dat ze niets meer hoefde, dat ze alles los mocht laten. Want ze was steeds zo gespannen, ze lag met haar handen stijf verstrengeld en haar mond wijd opengesperd. Ze ontspande geen moment. Ik zei dat ze niets meer hoefde, alleen nog maar naar Piet te gaan. Ik besefte tegelijkertijd dat ’alleen maar’ wel een enorme sprong moest zijn voor iemand die haar hele leven voor zoveel dingen bang is geweest. Wat ze tot dusver had losgelaten was al een enorme daad van kracht! Ze was moedig, ze mocht trots op zichzelf zijn. Ik vertelde haar dat. Ik dacht: wat zit ik hier toch een verhaal te houden en zei tegen haar: ‘Sorry, lieverd, wat zit ik hier toch tegen je te kletsen, terwijl wij eigenlijk samen kunnen praten zonder woorden, dat konden we altijd al.’ Dat is zo, dat konden wij! Toen ik dat zei, bewoog ze met een ruk haar gezicht naar me toe en keek me met grote, wijd opengesperde ogen aan. Op dat moment hadden we even contact, het was als een heerlijk afscheidscadeautje. Truitje had genoeg gestreden, ze was eigenlijk al een halfjaar met één been in de andere wereld. Haar kennende was het klaar zo. Ze kon niet meer voldoen aan de eisen die ze altijd aan zichzelf had gesteld. En zonder haar lieve man had het helemaal geen zin meer. Binnen zeven weken na de dood van haar man is ze overleden. De as van Piet was net vrijgegeven. Paul en zijn broer hadden een mooie urn uitgezocht. Deze urn stond op de kist van Truitje. Het was een afscheid voor twee. In de rouwstoet droegen we de urn met ons mee, terwijl we achter de limousine aanliepen waar Truitje in lag. We liepen van het rouwcentrum naar de kerk. Het was een klein droevig groepje dat in een keer twee geliefden kwijt was geraakt. We zouden ze missen, want het waren mensen om lief te hebben, om heel veel van te houden. Dat was het verdriet, maar er was ook blijdschap. Omdat het genadig en geweldig fijn voor ze is dat ze nu weer samen zijn. Zoals ze altijd in hun hele leven innig verbonden waren, zo zijn ze nu ook innig verbonden in hun dood.
Het leven is er om geleefd te worden. In alle facetten. We mogen leren en ontdekken, ervaren en emoties hebben, verdriet voelen en liefhebben totdat we erbij neervallen. Tot het moment dat het genoeg is, dat het klaar is. Niets is zeker in ons leven, alleen dat het ooit ophoudt. Als het einde daar is, mogen we treuren om wie we missen. En we mogen ook blijdschap voelen, omdat we ze hebben gekend. En voor alle momenten die we samen hebben beleefd en geleefd.
24 Onbevreesd Ik zie in gedachten Jeanne d’Arc de kantelen al beklimmen. Met een wapperende vlag in haar hand. Onbevreesd haar doel tegemoet. Hoe zou de wereld eruitzien als we met z’n allen onbevreesd zouden zijn? Hoe zouden we leven als we geen angst meer zouden kennen? Ook al denk je nu misschien: hoezo, angst? Ik ben niet bang nu… Besef dan dat die gedachte een illusie is. Wij zijn allemaal bang. Angst is een emotie die overal en bij iedereen aanwezig is. Zelfs Jeanne heeft de vrees in meer of mindere mate wel gekend. Ons hele leven, onze hele maatschappij is doordrongen van angst. Gevuld met ‘bangzijn’. Voor het een of voor het ander. Heel erg of een beetje. We zijn bang om de trein te missen. We zijn bang om niet genoeg boodschappen in huis te hebben. We zijn bang om alleen te zijn, we zijn bang om afgewezen te worden. We zijn bang dat we overblijven, we zijn bang om niet goed genoeg te zijn. We zijn bang om iets te verliezen. We zijn bang om iets te krijgen. We zijn bang om iets kwijt te raken en daarom doen we de deur op slot en verzekeren we onze inboedel. We zijn bang om iets te krijgen en daarom slikken we extra vitamines, laten ons inenten en doen preventieve onderzoeken. We zijn bang voor gisteren, voor alles wat we geleerd hebben in onze jeugd. We zijn nog banger voor morgen, want je weet niet wat er allemaal nog zou kunnen gebeuren. Verzekeringen varen er wel bij. En ook reclamejongens spelen er handig op in. Want je moet je beschermen van tandpasta tot uitvaart en van een ontspannen vakantie tot inlegkruisjes. En al die angsten maken het leven niet echt gemakkelijker. Want doen wij echt wat wij graag willen doen? Of beginnen we maar nergens aan, omdat we bang zijn dat het toch gaat mislukken? In de meest onprettige leefsituaties kiezen wij er toch voor om niet te veranderen, want elke verandering is een bedreiging. We zijn bang. En met die angst steken we elkaar allemaal aan. Pasgeleden zag ik een spotje van de overheid op de televisie. Het thema was: ‘Hoe gaan we om met aardige mensen?’ Op zich al bijzonder dat we ons dat af moeten vragen.
Het spotje bestond uit verschillende beeldende ‘verhaaltjes’: - Een ouder echtpaar fietst over een verlaten landweggetje en raakt de weg kwijt. Ze kijken zoekend om zich heen en stappen van hun fiets. Even verderop staat een boer met een grote zeis, die hun zoekende blikken ziet en te hulp snelt. Het echtpaar ziet geen helpende hand, maar een blinkende zeis en denkt gelijk aan een gewapende aanval, en weet niet hoe snel ze weg moet komen. - Een ander voorbeeld: een vrouw haalt haar kinderen uit school met de auto. Ze stappen in en rijden weg. Een andere automobilist geeft tekens dat er iets aan de hand is en rijdt zelfs een stukje achter ze aan, terwijl hij knippert met zijn lichten. De vrouw vraagt zich af wat die ‘engerd’ wil en scheurt weg. Dan zie je in het spotje de handtas van de vrouw nog op het dak van de auto staan. - In een supermarkt geeft een aardige verkoper iets lekkers weg. ‘Het zal wel over de uiterste houdbaarheidsdatum zijn’, is de eerste opmerking die valt. Zo zijn er nog een aantal voorbeelden. Het vertelt ons dat we niet gewend zijn aan aardige mensen. We zien ze niet. We zien alleen maar monsters die ons kwaad willen doen. We voelen geen compassie. We voelen in de eerste plaats: angst. Waar komt die angst vandaan? In de regel komt alles wat we voelen en denken bij een eerdere ervaring vandaan. Misschien niet eens onze eigen ervaring, het kan ook een ervaring zijn die we van een ander hebben gehoord. En horen en zien: dat doen we nogal veel. Vervolgens slikken we alles voor zoete koek. Alles wat op de televisie, radio en krant gepresenteerd wordt geloven we. Maar om aandacht en kijkers te trekken ’doet’ ellende het nog het best. Beelden die ‘pakken’ zijn vaak de beelden die het meest heftig zijn. Geen wonder dat we een angstige wereld om ons heen ervaren. Veel van onze angsten zijn onze eigen angsten niet. Het zijn de angsten van anderen, bijvoorbeeld die van onze ouders. Dit doet me denken aan het prachtige verhaal dat ik ooit in een workshopje heb gehoord: Stel je bent een baby en je ligt heerlijk in jouw wiegje. Ineens komt er een klein spinnetje vanaf het plafond naar beneden zeilen. Hij komt terecht op jouw armpje. En jij denkt: ‘O, leuk beestje… en wat kriebelt dat lekker.’ Je ligt in stilte te genieten en ziet in het geheel geen kwaad. Op dat moment komt jouw moeder binnen. Ze lacht naar jou en opeens ziet ze dat spinnetje. Ze geeft een enorme gil, pakt een krant, begint op dat beestje en dus ook op jou als een wilde te slaan. ‘Oef, dat is schrikken!’
In je hele verder leven denk je zodra je een spin ziet aan jouw moeder, die jou met een krant te lijf ging. De angst is geboren, maar het is niet jouw angst. Ook zijn veel van onze angsten niet de angsten die we nú hebben, of nodig hebben. Het zijn vaak de angsten die uit het verleden komen. Die ons in ons verleden beschermden tegen onraad en hielpen om te overleven. Maar als alle omstandigheden in ons huidige leven anders zijn, waarom zouden we deze mechanismen dan toch in stand willen houden? Angst is iets wat vaak haar oorsprong in het verleden heeft. We zijn bang voor veranderingen, om zekerheden te verliezen. Een kind dat in zijn jeugd mishandeld is door een van zijn of haar ouders, kiest vaak een partner die ook losse handen heeft. We verwarren aandacht met liefde, ook al is het negatieve aandacht. We kiezen voor de veiligheid van het bekende, ook al worden we daar niet gelukkig van. Kiezen voor veranderingen is lastig wanneer je jouw hele leven gewend bent aan een vast programma in jouw hoofd. Maar als je last hebt van deze programma's en de moed hebt, dan kun je veranderen. Of angst een grote invloed heeft op jou hangt af van de intentie waarmee je in het leven staat. Welke gedachten er overheersen. Ik geloof dat er in onze huidige maatschappij weinig voedingsmiddelen zijn die nog echt Qi, levensenergie bevatten. Maar om met dit idee als een angsthaas en met pijn in je buik je eten tot je te nemen, dat schiet niet op. Als we denken dat ons eten slecht is, dan valt het ook verkeerd in onze maag. Maar met een positieve intentie, met plezier en aandacht eten en leven dat geeft vanzelf levensenergie. En dan… om je toch nog even bang te maken, bestaat er ook zoiets als de self-fulfilling prophecy. Ik ken een verhaal van mensen die op vakantie wilden gaan. Ze zouden twee weken weggaan, maar maakten zich erg zorgen over de veiligheid van hun huis. Ze hadden overal rolluiken laten monteren en de schemerlampen in de huiskamer zouden op een vast tijdstip aangaan. Ze vroegen de buren om een oogje in het zeil te houden. Weken van tevoren waren ze er al mee bezig. Ook al bleven ze angstig, het tijdstip van vertrek naderde en ze gingen met vakantie. Elke ochtend belden ze met de buren. Om te vragen of alles thuis nog in orde was. Maar halverwege hun afwezigheid werd er ‘s nachts ingebroken. Ze waren helemaal ontdaan en reisden snel en teleurgesteld weer naar huis. Maar eigenlijk hoefden ze niet teleurgesteld te zijn, want het enige wat gebeurd was, dat was dat hun verwachtingen waren uitgekomen. En wie
wil dat niet? Ze hadden alleen iets verkeerds in de kosmos gezet. Lang van tevoren en zeer sterk en resoluut. Ze hadden hun negatieve gedachten steeds maar voor zich gezien en die projectie kwam uit. Het is niet zo handig om negatieve gedachten die gebaseerd zijn op angst ‘neer te zetten’. Als die uitkomen heb je het indirect aan jezelf te danken. Juist om deze reden heb ik dit hoofdstuk niet als titel ‘angst’ gegeven, maar laten we met z’n allen ‘onbevreesd’ zijn. ‘Een mens vreest het meest voor het lijden dat men vreest.’ Het heeft geen zin om bang te zijn voor gebeurtenissen die misschien helemaal niet gaan gebeuren in ons leven. Veel van wat er kan gebeuren in ons leven komt onverwachts. En van alle andere dingen kunnen we zeker zijn. Zoals bijvoorbeeld de dood. Sommige geleerden zeggen dat alle angsten zijn gebaseerd op de angst voor de dood. Dat de dood de grootste angst is die we kennen. Ik ben het hier niet mee eens, want ik ken mensen die voor heel veel dingen bang zijn, maar juist niet voor de dood. Mensen die dicht bij de dood zijn geweest of mensen die terminaal zijn, die kennen vaak veel minder angst. Ze leven zo dicht bij het idee dat ze gaan overlijden, dat ze niets meer te verliezen hebben. Ook mensen die een bijna-dood-ervaring hebben gehad leven daarna een stuk vrijer en minder bang. Een ding is zeker: we gaan eens allemaal overlijden. En wat ook zeker is: ieder mens heeft angst in zich. Het lijkt inherent aan de mensheid. Maar waarom zijn we dan eigenlijk bang? Als we beseffen dat we allemaal bang zijn, dan hoeven we het niet meer voor elkaar te zijn. En omdat we toch ooit allemaal doodgaan hebben we ook niets te verliezen. Als we nu eens meer compassie voor onze medemens zouden voelen, dan kunnen we elkaars angst verzachten. Gewoon aardige mensen zijn, waar je niet bang voor hoeft te zijn. Het feit dat deze mensen - wij dus - bestaan. Dat we ze herkennen. En niet vervreemd raken in onze maatschappij van aardige mensen. Dat we ze herkennen als zodanig, zonder dat er een spotje op tv voor nodig is. Laten we wat minder achterdochtig zijn. Niet wantrouwend, maar vertrouwend zonder angst. Het is de angst zelf die ons ongelukkig maakt, niet de dingen waar we bang voor zijn. Want die gebeuren vaak niet of ze vallen mee. Angst weerhoudt ons er alleen maar van om onze dromen te
verwezenlijken. Het blokkeert ons leven. Zonder angst kunnen we al onze avonturen waarmaken. Onbeperkt en onbevreesd.
25 Intentie Al weken kijk ik uit naar deze dag. De dag dat ik over intentie wil gaan schrijven. En nu is het eindelijk zover. Maar er is een probleempje: mijn concentratie is niet helemaal optimaal. Want naast het ‘uitzien-naar’, ben ik ook aan het ‘afzien-van’. Ik heb namelijk sinds een dag of tien ontzettend last van kiespijn. De tandarts kon niet echt iets vinden en gaf mij een antibioticakuurtje mee. Vanuit mijn studie Voedingsleer weet ik dat het maanden duurt voordat die troep weer uit je lijf is. Dus dit innemen is niet zo’n optie voor mij. Om te voorkomen dat mijn gedachten niet op mijn kies gefocused waren ben ik gisteravond maar vroeg m’n bed ingedoken, met een boek ter afleiding. Een normaal mens zou misschien een leuke roman meenemen, maar mijn oog viel op een boek van Bruce Lipton, met de titel: De biologie van de overtuiging. Dit boek is een eye-opener, maar wel een beetje taai. Dat krijg je als het geschreven is door een wetenschapper. Het staat vol met abracadabra - voor mij althans - over celbiologie, membramen, epigenetica, semiconductoren en meer van dit soort kreten. Taai, maar ook reuze boeiend. Want het verhaal gaat ergens naartoe dat mij enorm fascineert: ‘Wat doet overtuiging in ons leven?’ Gaandeweg het boek en gaandeweg de onderzoeken raakt deze wetenschapper ervan overtuigd dat niet onze erfelijke factoren ons leven beïnvloeden, maar dat ons leven wordt bepaald door onze overtuigingen. Hij zegt zelfs dat we door de manier waarop we denken ons DNA, onze genetische code, kunnen beïnvloeden. Onze gedachten bepalen ons leven. Hij schrijft dat de neurologische verwerkingscapaciteit van de onbewuste geest miljoenen malen sterker is dan die van de bewuste geest. En die onbewuste geest wordt gevoed door alle overtuigingen die diep in ons zijn geworteld. Als je de overtuigingen positief verandert dan zal jouw leven ook positief veranderen. Niets nieuws zou je zeggen. Maar omdat een wetenschapper dit boek heeft geschreven, vol met bewezen experimenten en omdat ik al op bladzijde honderdtweeënvijftig ben, zijn mijn cellen behoorlijk onder de indruk en mijn brein heeft nieuw leven ingeblazen gekregen vol met overtuigingen uit dit boek. Als ik ook nog iets lees over wonderbaarlijke proeven met placebo’s, dan leg ik het boek naast me neer en ga ik naar het plafond liggen staren. Mijn
gedachten tollen rond op een rustige manier. Het is tegelijkertijd vol en leeg in mijn hoofd. Ik krijg sterk het gevoel dat toeval weer eens niet bestaat. Ik heb nooit kiespijn. Ik lees nooit wetenschappelijke boeken. Ik schrijf maar een keer in mijn leven een hoofdstuk over intentie. Het kan toch niet zo zijn dat… Het is een bijzondere wereld! Als je er oog voor hebt dan zie je dat alles zo bijzonder, bizar en geweldig in elkaar zit. ‘Knipogen van God’ noemt Deepak Chopra dat, geloof ik. Synchroniciteit. Gebeurtenissen die precies samenvallen en jou iets willen vertellen. Toevallige toevalligheden die geen toeval meer kunnen zijn. Met dit alles in mijn hoofd besluit ik dat ik geen kiespijn meer heb. Ergens eerder deze week heb ik datzelfde besluit ook al een keer genomen realiseer ik me. Ik gaf een Reconnectionbehandeling aan een cliënt. Terwijl ik daarmee startte verdween de pijn in mijn kies ook. Zomaar in een keer. Ik vond dat vrij normaal, want ik geloof daar wel in. Dat was dus een overtuiging. Een gewortelde overtuiging uit mijn onderbewuste geest. En die werkt, zegt Bruce. Maar ja, een kies met gaatje is toch een kies met gaatje, dacht ik daarna. En toen begon de pijn weer. Nou ja, als je van je paard valt en je rug breekt, dan kun je toch niet besluiten dat je dat wel even ‘heel’ denkt en vervolgens gewoon verder rijdt. Dat is uitgesloten natuurlijk. Maar de manier waarop iets geneest, daar hebben we wel degelijk invloed op. Door onze overtuigingen. Eerder in dit boek heb ik verteld dat ik mijn arm had verbrand. Ik heb zo vaak naar die plek zitten kijken. Ik heb hem gewoon dicht gekeken. Ik heb ‘sorry’ tegen mijn arm gezegd toen het gebeurde en daarna met alle intentie, aandacht en liefde het gadegeslagen. Ik geloof dat dat helpt! Als ik kijk naar ‘genezingen’ in mijn praktijk, dan ben ik ervan overtuigd dat het maar voor een klein deel door mijn energiewerk en kennis van meridianen komt. Ik genees natuurlijk niemand. Dat doet mijn cliënt zelf. Het enige wat ik doe is het zelfgenezend vermogen van de ander activeren. Oké, dit doe ik met behulp van de kennis van de Chinese Geneeskunde en van de voetreflexologie, maar onderschat niet de kracht van de intentie. Het geheim om een lichamelijke klacht op te lossen ligt voor een groot gedeelte in de intentie, de zorg en aandacht. De aandacht die wij, mijn cliënt en ik, samen aan het fysieke probleem geven en het vertrouwen dat er is in mijn werkwijze. Jaren geleden werd ik heftig verliefd op Marcus.
Maar helaas voor mij waren deze gevoelens niet wederkerig. Marcus vond mij een hele bijzondere vriendin en wilde wel graag vrienden blijven. Dat was voor mij goed, maar ik wilde daar geen last van hebben. Dus ik wilde mijn liefdesgevoelens omzetten in een vriendschapsgevoel. Eerst heb ik mezelf nog even drie dagen ‘rose-wolk-plezier’ gegund. Want wat maakt het uit wat die ander voelt, als je er zelf maar lol van hebt. Maar omdat Marcus het volgende weekend graag wilde komen logeren, zou het toch handig zijn als er iets in mijn geest zou veranderen. Want wat wilde ik nu precies voelen? Mijn programmering had juist de behoefte om zich vast te klampen aan iets dat niet ging. Iets dat onmogelijk of niet bereikbaar was. Ik had al mijn hele leven de overtuiging dat je na een afwijzing jezelf in de treurigheid moest storten. Maar wilde ik dit wel? Was het niet gewoon een vertrouwd patroon? Juist iets willen dat niet te krijgen was en je daaraan vasthouden. Nee, daar had ik nu geen zin meer in! Ik had net een cursus Emotioneel Evenwicht gedaan en begon mezelf te herprogrammeren. Elk vrij momentje stond ik mezelf te affirmeren. Affirmeren is steeds opnieuw een zin tegen jezelf zeggen die jij als waarheid wilt voelen. Met gebruik van bepaalde handelingen, zoals met je ene vuist in de palm van de andere hand te slaan, of door acupunctuurpunten te gebruiken, zet je dit kracht bij. Omdat ik zeker wist dat ik alleen vriendschap voor Marcus wilde voelen en omdat ik geloofde in deze net geleerde methode, was ik na vier dagen klaar met mijn verliefdheid. Tot mijn eigen grote verbazing. Blijkbaar is het leven toch ‘maakbaarder’ dan je voor mogelijk houdt. In diezelfde periode deed ik ook mijn experimentjes met rijst. Tegenwoordig is het heel gewoon, want ik ken meer mensen die het doen. Maar echt, in 2002 was ik vast de enige persoon die liefdesbetuigingen en scheldpartijen in potjes met gekookte witte rijst stond te roepen. Ik had dit - alweer - uit een boek. Een boek met prachtige foto’s van waterkristallen. Die foto’s zijn gemaakt nadat er muziek of een intentie ‘overheen is gegaan’. Je ziet dat watermoleculen die zojuist iets van Mozart hebben ‘gehoord’ er heel anders uitzien dan watermoleculen waarop hardcoremuziek is gezet. Door de trilling van de muziek of van een geluid ontstaat een bepaalde structuur. Een foto van een watermolecuul die gevormd is door een ‘ik hou van jou’ ziet er heel anders uit dan een beeld van een watermolecuul na een uitroep van afkeer. Volgens wetenschappers reageren vooral watermoleculen hierop. Als je bedenkt dat wij voor een groot gedeelte uit water bestaan en onze mooie
planeet ook, dan kun je jezelf wel voorstellen wat intentie met ons doet. In dit boek stond het voorbeeld van de potjes met gekookte rijst. Wanneer rijst gekookt wordt neemt het een heleboel water in zich op. Ik kookte een pannetje rijst en verdeelde die rijst daarna in twee potjes. Ik sloot ze af met een deksel. Een paar keer per dag haalde ik het deksel eraf en begon ik tegen die rijst te praten. Een potje rijst kreeg alleen maar lieve dingen te horen, zoals: ‘Je bent prachtig!’ ‘Wat doe je het goed.’ ‘Wat zie je er nog goed uit.’ of ‘Je bent wel een beetje beschimmeld na twee weken, maar wat ben je nog mooi. Ik hou van je!’ Het andere potje daarentegen kreeg heel wat te verduren van mij. Ik ben niet goed in boos zijn, maar alle woede die ik in me had schreeuwde ik in dat potje. Na een dag of tien was er een duidelijk verschil te zien tussen de twee potjes. De rijst in het ‘lieve’ potje was nog redelijk wit, met alleen een paar kleine grijze schimmelplekjes en de rijst was amper in elkaar gedrukt. In tegenstelling tot het andere potje, het leek wel of daar veel minder rijst zat. Het was meer in elkaar geschrompeld en behoorlijk beschimmeld en grijs. Blijkbaar hadden mijn uitlatingen, mijn intenties grote invloed gehad. Ooit wil ik nog eens dit experiment uitbreiden met een potje dat ik negeer. Of boze woorden op lieve toon toedien. Kijken of ze dat door hebben die rijstkorrels. Of: verzin het maar, mogelijkheden te over. 2012. Wat staat ons te wachten in dit jaar? Een groot gedeelte van de spirituele wereld houdt zich daarmee bezig en ook daarbuiten wordt er over gesproken. Er worden lezingen over gegeven, boeken over geschreven en zelfs films over gemaakt. Omdat de Mayakalender hier ophoudt met tellen denken velen dat onze huidige wereld zal ophouden met bestaan en er een nieuw tijdperk zal komen. We merken nu al de overgang naar een bewustere wereld. Misschien dat we andere waarden en normen krijgen. Dat we niet alleen beter en liefdevoller met elkaar gaan communiceren, maar dat we zelfs met de bloemetjes en dieren kunnen gaan praten. Dat zou mooi zijn! Helaas zijn er ook doemdenkers die voorzien dat er allerlei ellende over ons uitgestort zal worden. Er is zelfs een rampenfilm gemaakt. Ik denk persoonlijk dat dit niet erg handig is. We moeten blijven geloven in de kracht van intentie! We kunnen beter met z’n allen geloven in een positief scenario, dan zal dat zeker uitkomen. Laatst zag ik op tv een programma over ‘ouder worden’. Ze interviewden oudere mensen in een bejaardentehuis. De gemiddelde leeftijd van deze
groep lag op vijfennegentig jaar. Wat opviel was de overeenkomst tussen de gezonde en blije ouderen. Allemaal hadden ze een positieve levensinstelling. Ze genoten van hun leven. Ook al hadden sommigen als een ketter gerookt en nooit aan sport gedaan, de stimulans voor een lang leven kwam voort uit hun positieve intentie. En allen hadden ze de overtuiging dat het leven goed was en ze nog lang niet hoefden te gaan. Ik herinner me dat Roy Martina in een van zijn workshops eens zei: ‘Ik word 123 jaar, mooi getal… 1, 2, 3… go! Of hij dat gaat halen weet ik niet, wel dat hij door zijn positieve drive in het leven een heel eind in de richting kan komen. Onze intentie brengt ons verder dan welk regeltje dan ook. Diezelfde auteur schreef in een van zijn boeken een verhaal over twee patiënten in zijn praktijk die allebei Jansen heetten. Bij beiden werd vermoed dat de er sprake was van longkanker. De een was een zware kettingroker en de andere een sportman, die nog nooit gerookt had. Bij nader onderzoek bleek de sporter er niet zo best aan toe te zijn, hij kreeg de diagnose ‘longkanker’ en had misschien nog maar drie maanden te leven. De longfoto’s van de andere man daarentegen wezen uit dat zijn aandoening niet zodanig was dat zijn leven ernstig risico liep. De kettingroker was behoorlijk geschrokken, al liep zijn leven dan geen risico, voor de zekerheid stopte hij toch met roken en ging gezonder leven. Hij heeft daarna nog een respectabele leeftijd gehaald. In tegenstelling tot de sporter, die overleed - inderdaad - drie maanden later. Veel later, je raadt het al, kwam men erachter dat de dossiers verwisseld waren. Degene met de korte levensverwachting leefde inderdaad kort na zijn diagnose, terwijl het eigenlijk per abuis de diagnose van een ander was. Dit verhaal is een bewijs dat de manier waarop we denken ons leven bepaalt. Ik denk dat alles en iedereen intenties oppikt. Dat je alles ‘neerzet’. Als je dingen graag wilt en je gelooft erin dat ze dan ook gewoon gebeuren. Ik roep dan altijd: ‘Ik gooi het in de kosmos.’ Al die dingen die ik bewust in de kosmos heb gegooid zijn altijd uitgekomen. Ook zijn er dingen die je onbewust in de kosmos gooit. Soms heb ik in mijn praktijk te veel afspraken op een dag gepland. Ik wil graag met iedereen rekening houden, maar vergeet dan weleens aan mezelf te denken. Maar de kosmos gelukkig niet. Die houdt meer rekening met mij dan ikzelf doe. Want op het moment dat ik denk: ‘Oef! Had dat niet wat minder gekund?’ Dan gaat mijn telefoon en belt iemand mij af.
Ik denk dat we continu en onbewust boodschappen uitzenden naar het universum en naar anderen. Recht vanuit ons hart en recht vanuit onze staat van Zijn. Die ander kan daarop bijna niet anders reageren dan de manier die daarbij past. Iets dat past bij jouw staat van Zijn. Precies hetgeen wat jij nodig hebt op dat moment. En ook wat die ander op dat moment nodig heeft. Zo zijn wij steeds intenties aan het uitwisselen. We denken daarbij dat dingen ons overkomen, maar het zijn onze eigen overtuigingen die we neerzetten. Zelfs de - onverwachte? - reacties van anderen zijn de gedachten die we zelf creëren. Elke keer als ik ontdek dat mensen reageren op boodschappen die ik voor mezelf nog niet eens duidelijk heb en elk keer als ik merk dat gebeurtenissen precies zichzelf opvolgen op de momenten die exact kloppen, heb ik het idee dat we in een soort Matrix-achtige wereld leven. Dat alle lessen die je nodig hebt heel gepland langskomen. Dat de mensen om je heen misschien niet echt bestaan, maar alleen maar in jouw gedachten leven. Ik vind dit een vrij ongezellig en kil beeld, daarom verwerp ik deze gedachten meteen. Ik zie liever een wereld in kleur en geur en warmte, waarin liefde alles bestuurt en laat samenkomen. Een wereld waarin we nog lang niet zijn uitgeleerd. Dus liever geen Matrix-wereld voor mij. Maar dat er meer is tussen hemel en aarde, en dat we veel meer zouden kunnen bereiken als we bewust onze gedachtenkracht zouden sturen, daarvan ben ik wel overtuigd. We moeten absoluut niet denken dat we weten hoe alles werkt. Laten we ons blijven verwonderen, relativeren en ons bewust zijn van de kracht van ons denken. Dan leven we in een wereld waarin we zelf onze eigen werkelijkheid creëren… En o ja, ik heb geen kiespijn meer gehad.
26 Het is Het is. ‘Het is zoals het is.’ Deze zin, dit gedachtegoed heeft mij mijn hele jeugd achtervolgd. Heden ten dage kan ik het er maar ten dele mee eens zijn. Je kunt ‘het is’ op twee manieren uitleggen. ‘Het is’ kan betekenen dat je in jouw eigen situatie berust en ‘het is’ kan een vaststaand feit zijn, die jouw zaak niet is. Aan het eerste kun je iets doen als je wilt, bij de tweede betekenis kun je het beter laten voor wat ‘het is’. Alles is en wij zijn. Maar als iets is zoals het naar jouw gevoel niet hoort te zijn, dan is het aan jou om deze situatie te veranderen. Je hebt een eigen verantwoordelijkheid en een eigen keuze in alles. Soms kun je een situatie niet veranderen. Maar waar je wel voor kunt kiezen is de manier waarop je ermee omgaat. We hoeven niet te berusten in ons lot. Elk moment in ons leven is niet toevallig. Elke situatie, leuk of niet leuk, wil ons iets leren. Anders had de situatie zich gewoon niet voorgedaan. Het is heel heilzaam voor de geest om het nut van alles in te zien. Alles zit zo perfect in elkaar, dat nutteloosheid, in dit waanzinnig intelligente systeem, niet voor kan komen. Dus als er een les langskomt, dan is het wel zoals ‘het is’. Maar het kan worden zoals voor jou het meest optimaal is. En dat wordt bepaald door wat jij hiermee doet. In een heel andere context is ‘het is’ iets waar je geen mening over hoeft te hebben. Iets is zo en waarom zou je er iets van moeten vinden? Wij denken dat we overal een antwoord op moeten hebben. Of een mening. Ook als deze helemaal niet gevraagd wordt. Maar dit draagt niets bij. Niemand vraagt jou overal een mening over. Het wordt ook zo ‘druk in de lucht’ met al die uitspraken, die soms nergens op gebaseerd zijn. Niet gebaseerd op achtergrondinformatie of op het gevoel van de ander waarom hij of zij iets beslist. Wij kunnen het niet weten. We hoeven het ook niet te weten. Als we ons dan ook maar verschoond houden van een uitspraak of een oordeel. - Je kunt geen moordenaar veroordelen zonder dat je weet dat hij handelde uit onmacht, omdat zijn dochtertje is verkracht door degene die hij om het leven bracht.
- Je kunt geen mening hebben over de vrouw die wil scheiden, zonder dat je weet dat ze jarenlang mishandeld is. - Je hoeft niet te vinden van de man die vreemdgaat, terwijl je niet weet dat hij een open huwelijk heeft. En dat lijken voor ons misschien nogal plausibele redenen. Maar een reden die wij niet begrijpen is ook een reden! Het is de reden van de persoon die wij veroordelen. Maar wij zijn die persoon niet en weten derhalve niets van wat er in zijn of haar hoofd omgaat. We weten ook niet wat wij zouden doen in dezelfde omstandigheden. Daarom is het volslagen zinloos en asociaal om overal iets van te vinden. Iets kan gewoon ‘het is’ zijn zonder dat wij verder iets over hoeven te denken. Het is. Punt. En als we dan gaan zeggen: ‘Het is’ dan gaat die zin nooit kloppen. We kunnen hoogstens zeggen: ‘Ik vind.’ Want niets is per definitie zoals jij denkt dat het is. Alleen zoals jij het vindt en ervaart. Over de hele wereld gezien, kan hetzelfde ding tegelijk rood, geel of paars zijn. Je kunt dus niet zeggen: ‘Het is een verkeerde beslissing’, maar: ‘Ik vind het een verkeerde beslissing.’ Niet: ‘Jij bent niet lief.’ Maar: ‘Ik vind jou niet lief.’ In die zin bestaat ‘het is’ dus niet. Niets is vast. Laten we vooral de wereld mooi en ruim houden. Met het besef dat we allemaal verbonden zijn. Dat we allemaal ons ding aan het doen zijn. En daarmee bijdragen aan het grotere geheel. Corrigeer elkaar waar nodig, maar denk niet dat jij de wijsheid in pacht hebt. Kruip eens in de huid van een ander voordat je iets begint te roepen. Juist door te luisteren kom je de achterliggende gevoelens te weten. Wat iemand drijft tot zijn daden. En als deze daden schadelijk zijn voor de gemeenschap kunnen we samen misschien een andere oplossing vinden. Vanaf de zijlijn lopen schreeuwen met onze leuzen en meningen daar komen we niet verder mee. Dat zal niets veranderen. En er bovenop slaan heeft al helemaal geen zin. Want daardoor zal de tweespalt alleen maar groeien. Echt begrip en echt begrijpen kan pas ontstaan als we ons verdiepen in de ander. En op dat moment zullen we ontdekken dat ‘het is’ vaak iets anders is dan dat het lijkt.
27 Verbinding We kennen het allemaal wel: je zit aan iemand te denken en precies op dat moment gaat de telefoon en belt die persoon jou op. Of je komt iemand op straat tegen die je in geen jaren hebt gezien, terwijl je net die ochtend aan hem hebt zitten denken. Toeval? Of zijn wij op de een of andere manier met elkaar verbonden? Zenden wij continu signalen uit die elders worden opgepakt? Een aantal jaren geleden liep ik regelmatig mee met een ‘Bostocht’. Dat was leuk en leerzaam. We leerden de verschillende soorten bomen onderscheiden. Niet alleen zoals in een natuurboekje staat, maar ook de karaktereigenschappen en de energie van elke boom. Ik weet nog dat Jeroen, die de bostocht leidde, zei: ‘Wij denken heel erg in individuen. Wij denken in ‘jij en ik’. We denken dat we allemaal aparte bomen zien staan, die samen een bos vormen. Maar een bos bestaat niet uit allemaal losse bomen. Het is een heel netwerk van energie. Zowel onder de grond, verbonden met hun wortels, als boven de grond. En zo is het met mensen ook. We zijn een menselijk ras, eenzelfde soort energie, opgebouwd uit dezelfde soort atomen. We zijn allemaal met elkaar verbonden.’ We zijn allemaal met elkaar verbonden door onzichtbare lijnen. Dit hele lijnenraster omspant de hele aarde. Wetenschappers noemen dit: het morfogenetische veld. Het is heel bijzonder dat uitvindingen vaak op meerdere plekken op de wereld tegelijkertijd plaatsvinden. Blijkbaar plukken we het ergens uit de lucht. Zo ontstaan ook nieuwe ideeën en trends. De natuur lijkt gevoeliger voor het oppikken van deze signalen te zijn dan de menselijke geest. Dieren bijvoorbeeld. Die voelen dingen feilloos aan. Ik kan me altijd verbazen als ik een zwerm vogels langs zie vliegen. Als ze van richting veranderen voeren ze allemaal precies tegelijk dezelfde beweging uit. Ze gehoorzamen een onhoorbaar commando. Dit gaat met zo’n snelheid dat communicatie alleen maar mogelijk is als er een onzichtbaar verbindingslijntje tussen hen bestaat. Ik heb ooit een verhaal gelezen over een proef met apen die op een eiland woonden. Wetenschappers scheidden een aantal van die apen af, zij werden op een ander eiland honderden kilometers verderop neergezet. De achtergebleven apen leerde ze een nieuw ‘kunstje’. En zij observeerden hun reactie. De apen op het andere eiland leerden zij dit kunstje niet. Het boeiende was
dat deze apen zonder fysiek contact te hebben gehad met de oorspronkelijke groep precies hetzelfde gedrag vertoonden. Het leek alsof deze apen zich dit kunstje per ‘apensatelliet’ ook eigen hadden gemaakt. Ze hadden dit uit het morfogenetische veld geplukt. Ze hoefden niet echt bij elkaar te zijn om toch met elkaar te kunnen communiceren. Nietplaatsgebonden communicatie heet dat. Een paar maanden geleden heb ik een lezing van Rupert Sheldrake bijgewoond. Deze wetenschapper heeft heel veel interessante studies gedaan, onder andere op het gebied van kwantummechanica. Hij heeft ook proeven gedaan met niet-plaatsgebonden communicatie tussen honden en hun baasjes. De honden uit deze studies wisten altijd precies wanneer hun baas thuis zou komen. Ook al waren de tijden variabel, onverwacht en niet gepland. Zelfs een intentie, een spontaan verzonnen idee werd opgevangen. Een baas besloot een week eerder van vakantie thuis te komen. Op het moment dat hij dit besloot kwam de hond in actie en ging alvast op wacht zitten bij de voordeur. Deze niet-plaatsgebonden communicatie ontstaat als er een intieme band is tussen de mens en zijn huisdier. Dieren zijn gevoeliger dan mensen voor deze elektromagnetische energie. Wij mensen worden wel onbewust beïnvloed door de verbinding met de natuur. We kunnen onrustig worden voor een storm, depressief in een lange winter en verliefd in het voorjaar. De maan beïnvloedt de menstruatiecyclus van vrouwen. Alle ritmes van de natuur vinden hun weerklank in ons. We bewegen mee met de polsslag van het universum. Ook binnenin ons lichaam is een continu proces van communicatie tussen al onze organen. Alle vezels en alle cellen werken samen en alle functies zijn met elkaar verbonden. Niet alleen in ons lichaam bestaat deze verbinding, maar ook zijn we verbonden met elkaar en met het universum. Door mijn werk in mijn praktijk gebruik ik de meridianen die we kennen uit de Chinese Geneeskunde. Maar dat er ook nog buitengewone meridianen bestaan die ons met alles om ons heen verbinden, daar kwam ik pas achter toen ik in aanraking kwam met de Reconnection.
Herverbinden/Reconnection Een cliënt van mij vertelde mij dat haar huisarts energetische behandelingen gaf. Een soort Reiki, maar dan veel krachtiger. Zelf gaf ik weleens Quantum Touch en dat vond ik al sterker dan Reiki. Maar Quantum Touch was het niet, de behandeling die zij kreeg heette: Reconnection. Daar had ik nog nooit van gehoord. Dus toen ik ’s avonds thuis was, ging ik gelijk achter mijn computer op internet om dit op te zoeken. Ik vond genoeg informatie. Eric Pearl is de ‘grondlegger’. Hij ontdekte dat wij, naast alle bekende meridianen, ook nog extra meridianen hebben waarmee wij zijn verbonden met het universum. Alleen de mensheid is op drift geraakt en deze lijnen verstoord. Door een behandeling kun je deze verstoring weer herstellen. En dat is de Reconnection, de herverbinding. Eén keer per jaar komt Eric Pearl naar Nederland om een workshop te geven. Hij heeft ook een boek over de Reconnectiion geschreven. Ik heb dat gelijk besteld en ben er ijverig in gaan lezen. Toen ik op de helft was, heb ik het weggelegd. Het werd mij iets te zweverig. Maar die workshop hield mij wel bezig. Ik had dat jaar weinig bijscholingen en dergelijke gedaan, dus ik gunde het mezelf wel. Het leek me ook reuze boeiend. Want misschien waren er wel honderd mensen! Stel dat die allemaal met energie zouden gaan werken, hoe zou dat aanvoelen? Dus ik gaf mij op voor deze dagen. Op de geplande datum ging ik vol verwachting naar Amsterdam. In het congrescentrum was het een drukte van belang. Er waren namelijk geen honderd deelnemers… maar elfhonderd! 1100… dus! Ze kwamen overal vandaan, uit heel Europa, van Finland tot Italië en van Griekenland tot Rusland. Het was een kakofonie van talen, er hing een geweldige sfeer. Het waren drie intensieve dagen, we kregen het persoonlijke verhaal van Eric Pearl te horen, we leerden de handelingen en gingen aan de slag op de tweehonderdenvijftig massagetafels die er stonden. Tussendoor leerde ik allerlei mensen kennen uit heel Europa, kortom het was een boeiend geheel. Na dit weekend ging ik weer aan de slag in mijn praktijk. Mijn eerste cliënt vertelde ik over mijn Reconnectionworkshop. Ze was erg geïnteresseerd en vroeg of ik haar de laatste tien minuten van de behandeling een reconnective healing wilde geven. Dat heb ik gedaan en vanaf dat moment heb ik al mijn cliënten op het eind van de behandeling een korte periode Reconnection gegeven.
Wat er toen gebeurde had ik niet kunnen verzinnen. Want bijna al mijn cliënten kregen een ‘ervaring’. De meesten waren hierdoor erg verbaasd. En ikzelf eerlijk gezegd niet minder. Die ervaringen waren heel verschillend. Ik zal een korte opsomming geven van wat er zoal gebeurde: - rollende ogen; - warmte/ koude sensaties of wind; - trillingen, schokken van het lichaam; - kleuren zien; - beelden zien; - ledematen die gaan bewegen; - diepere ademhaling; - diep wegzakken/zwaar worden. Omdat de ervaringen helemaal nieuw waren was het soms lastig om er woorden aan te geven. Maar als iemand recht uit zijn hart, direct na een behandeling zijn ervaring gelijk onder woorden brengt, krijg je prachtige uitspraken, zoals; - ik voelde overweldigende liefde; - ik voelde mijn hart opengaan; - ik zag een omgekeerde douchekop met allemaal licht; - ik voelde me gedragen; - ik ervoer een intense ontspanning; - ik voelde alleen nog maar mijn hoofd, mijn lijf was er niet meer; - ik voelde water stromen langs mijn lichaam; - er is geen twijfel wanneer je begint, je voelt als het ware de aan/uitknop. Mensen barstten in huilen uit, omdat ze liefde ervoeren. En een cliënte van mij kon niet meer stoppen met lachen en zag een ruimte die steeds groter werd, een gevoel van vrijheid. Anderen dachten dat ze buiten waren. En iemand zweefde boven zichzelf en zag zijn eigen lichaam op de behandeltafel liggen. Ook ervoer een cliënt van mij behalve een lichamelijke sensatie ook mentaal een ongelofelijk helder moment. Hij wist ineens waarom zijn leven was zoals het was. Iedereen beleefde zijn eigen ervaringen, precies wat hij of zij op dat moment nodig had. De overeenkomst tussen al deze reacties was dat iedereen in een zeer relaxte ontspanning kwam en een liefdevol gevoel
kreeg. Een soort ruimtereisje naar je binnenste. Dat was nogal indrukwekkend allemaal. Vooral als je bedenkt dat het merendeel van mijn cliënten redelijk nuchter is. Ik was zodanig gegrepen door alles en enthousiast geraakt dat ik het weekend daarna weer naar Amsterdam ben gegaan, naar een congres over Reconnection en healing. Dat was helemaal super, want de sprekers waren niet de eersten de besten. Heel de top van de kwantummechanica was er: Lynne McTaggart, Rupert Sheldrake, William Tiller, Masaru Emoto, Konstantin Korotkov en nog andere kopstukken. Al die wetenschappers gaven deze ‘zweverige’ materie een gefundeerde aardse bodem. William Tiller, de maker van de film What the bleep do we (k)now..., vertelde over een onderzoek dat leek op het experiment met de apen eerder in dit hoofdstuk. Alleen gebruikten ze nu afgesloten bakken water. Door middel van elektrolyse veranderden ze de pH-waarde. Op een afstand van 1500 mijl bleek dat er overdracht van informatie was. Ook was er meetapparatuur aangebracht in de ruimtes waar wij die week daarvoor de Reconnection hadden geleerd. Er was duidelijk een af- en toename te meten wanneer wij niet en wel bezig waren met energie. Ik ben me altijd heel bewust van het feit dat ik met energie werk, maar het blijft een ontastbaar ‘iets’. Prachtig dat bekende wetenschappers keiharde bewijzen leveren. Het is natuurlijk ook erg bijzonder dat een geleerde, zoals William Tiller, zegt dat wij nu in een heel bijzondere tijd leven, dat we op het punt staan om alle oude natuurkundige wetten te herschrijven. In de pauze kochten veel deelnemers van het congres de boeken van de sprekers en lieten ze signeren. Of ze gingen op de foto met deze bekende mensen. Met een kopje koffie in de hand zat ik dit geheel zo gade te slaan, toen er een deur open zwiepte en er een groepje vrolijke kleuters uit een zaal kwam rennen. Er was net een workshop ‘Reconnection for Kids’ geweest. De kinderen liepen naar een grote plantenbak in de hoek van de Rai en gingen met veel plezier een plant reconnecten. Dat was leuk en het maakte me blij. Als de toekomst van onze planeet deze kant op mag bewegen dan heb ik alle vertrouwen in een betere wereld.
We kunnen de problemen van vandaag niet oplossen met dezelfde manier van denken die ze veroorzaakt heeft.
Wil er iets gebeuren, dan moeten we het ongehoorde durven horen, het onzichtbare willen zien, het onuitsprekelijke durven spreken en streven naar het onmogelijke. Albert Einstein
28 Tweelingzielen Vandaag is het precies vier jaar geleden. Vier jaar geleden dat ik mijn tweelingziel voor het eerst kon vastpakken. Het is een bizar verhaal. Het heeft alles te maken met energie. En herkenning. En liefde. Heel veel liefde. Naar mijn gevoel onbegrensde liefde. Liefde die niets vraagt. Alleen maar geeft. Zo hoort echte liefde te zijn! Elk jaar werd er een groot feest georganiseerd door mijn werkgever. Op zo’n feest kwamen wel duizenden mensen, want het was een groot bedrijf met heel veel filialen, verspreid door het hele land. Ik vond het altijd erg leuk om daar naartoe te gaan, omdat ik dan zoveel mensen terugzag die ik kende. Bij allerlei vergaderingen, commissies, opleidingen en presentaties had ik in de loop der jaren heel veel collega’s ontmoet. Daarnaast kende ik ook veel mensen door alle examens die ik jarenlang heb afgenomen. Dus op het feest kwam ik altijd veel mensen tegen met wie ik gezellig kon bijpraten. Het liefst ging ik alleen, dan kon ik lekker rondhangen, wat eten, wat dansen, wat praten en weer doorlopen wanneer ik dat wilde. Op een van die feesten zie ik een goede vriend samen met zijn vrouw. Dat is gezellig. We gaan met z’n drieën de dansvloer op. We gillen wat naar elkaar, om boven het geluid van de muziek uit te komen. Iets verderop is een buffetje. Al dansend zie ik vanuit mijn ooghoek een aantrekkelijke man langs het buffet schuiven. Ik was in die tijd niet zozeer uit op leuke mannen, maar deze trok toch wel mijn aandacht. Op dat moment vraagt mijn vriend: ‘Rientje, ga je met ons mee naar een andere zaal?’ Ik twijfel even, werp een blik op het buffet en alles daaromheen en antwoord: ‘Ik kom straks… oké?’ Ik loop richting buffet en zie dat mijn doel al is neergestreken aan een tafeltje. ‘Nou, daar ga ik gewoon bij zitten’, denk ik. Ik pak een bordje, maar ik zie allemaal mensen die ik ken en die op mij toelopen. ‘Hoe gaat het? Hoe gaat het? Wat leuk, wat leuk!’ Afijn, voor je het weet, ben je een paar minuten verder. Eindelijk kan ik met iets op mijn bordje naar de tafel lopen. Ik ben er bijna, wanneer hij opstaat met zijn lege bordje. Hij gaat net weg en ik kom net aan. Ik moet er hartelijk om lachen. Hij kijkt mij aan en lacht vriendelijk terug. Hij heeft natuurlijk geen idee van mijn ’scenario’. Ha, ha, heb ik weer! Ik ga maar lekker op zijn warme stoel zitten om mijn bordje leeg te eten. Daarna ga ik weer op pad om te genieten van het feest. Die leuke man houdt mij niet meer bezig. Ik zie hem ook niet meer
die avond. Maar er is wel iets geks aan de hand: ook al denk ik niet bewust aan hem, ik zeul hem de hele avond met me mee. Het is een raar gevoel, wat ik ook niet echt goed kan omschrijven. Gevoelsmatig zou ik zeggen: zijn energie was aan mij blijven plakken. Ja, ik weet dat dit raar klinkt. Dat vind ik zelf ook. Maar het is niet uit te leggen. En ook niet te verklaren. Het was puur een gevoel. Er gaat een jaar voorbij. Weer is het zover. Het jaarfeest van mijn werk wordt weer gehouden. Dit jaar is een bijzonder jaar. Het bedrijf bestaat vijftig jaar. Voor deze gelegenheid hebben ze extra uitgepakt. Onze directeur maakt zijn entree op de rug van een olifant. We staan met z’n allen in een gigantische zaal. Ik ben een eind naar voren gaan staan. Op het podium staat een hele club mensen die op het hoofdkantoor werken. Ze dragen allemaal gekleurde shirtjes. Er zijn mensen van het magazijn, werknemers die op de administratie werken, een groep opleiders, marketeers, etaleurs en nog vele anderen. Ze hebben speciaal een lied ingestudeerd. Het hele zaakje loopt door elkaar, het ziet er flitsend uit. Opeens valt mij een jongen op. Ik zie een blik in zijn ogen en ik voel een herkenning. Hij ziet niets vanaf het podium in de donkere zaal. Maar ik zie hem wel. Waar ken ik hem van? Die blik geeft zo’n herkenning dat het lijkt of het mijn eigen oogopslag is. Ik volg hem met mijn ogen door het gedruis heen. Het lied loopt ten einde en de leadzangeres houdt haar microfoon voor de eerste de beste die in haar buurt staat. Heel toevallig is hij dat net. Hij zingt het laatste woord van het lied. Dit hebben ze leuk gedaan. Hier is het afgelopen en iedereen dromt nu naar de zalen. Ik heb het reuze naar mijn zin. Ik spreek eens hier, ik klets eens daar en eet een hapje met een oud-klasgenoot. Die zie ik daar elk jaar. We wisselen onze laatste nieuwtjes uit. Na verloop van tijd nemen we afscheid en sta ik op om mijn weg weer te vervolgen. Ik loop vijf stappen en bots pardoes tegen iemand op: het is de jongen van het podium. Op dat moment gaat er van alles door me heen. Ik herken zijn gezicht van zo straks toen hij op het podium stond. Maar wat veel gekker is: ik herken een gevoel dat hij uitstraalt, zijn energie. Ineens besef ik dat hij dezelfde persoon is van de stoel van het jaar daarvoor. Mijn hoofd kan het niet zo snel allemaal op een rijtje krijgen. Gedachten flitsen van links naar rechts. Uit het niets, in een impuls zeg ik tegen hem: ‘Hé, mag ik jouw handtekening?’ Alsof ik een groupie ben en hij zojuist op dat podium een popstar is geworden. Het is het eerste dat mij te binnenschiet. Hij moet erom lachen. We hebben elkaars aandacht. Dus ik kan gewoon verder kletsen. Dat doe ik ook als een kip zonder kop. Want ik ben zo verbaasd. En
die verbazing die uit ik maar gewoon naar hem. Ik zeg: ‘Goh, dat is nou raar. Een jaar geleden heb ik op een stoel gezeten waar jij voor mij op hebt gezeten en nu herken ik je niet van uiterlijk, van daarnet op het podium, maar ik herken jouw energie van vorig jaar!’ Ik gooi het er maar uit, ik geef toe het is vreemd. In eerste instantie herkende ik niet zijn fysieke verschijning, maar zijn energie. Daarna zag ik pas dat hij de jongen van het podium was. Afijn, we praten nog even. Over waar we werken en zo. En dan moet hij naar binnen, hij staat samen met familieleden in een rij om in een zaal te gaan eten. ‘We zien elkaar nog wel’ zeggen we tegen elkaar. Maar die avond komen we elkaar niet meer tegen. Ik lig daar niet wakker van. Vanaf het moment dat ik hem zag wist ik dat hij een belangrijke rol in mijn leven zou gaan spelen. Niet iets om je druk over te maken, want ik wist honderd procent zeker dat dit zo was. Ik was daar relaxed over. Een paar dagen later vertel ik het aan mijn beste vriendin. Zij kijkt mij een beetje ongelovig aan en zegt: ‘Nou, als dat zo is, dan zal ik toch maar iets ondernemen als ik jou was. Misschien moet je toch de kosmos een handje gaan helpen.’ Maar ik was zo relaxed, en zo zeker dat het klopte, dat ik helemaal niet van plan was om iets te gaan doen. En dat is raar, want in de regel kan ik vrij impulsief zijn en help het lot heel graag even een handje. Op aandringen van mijn vriendin Liek kom ik toch in actie. Ik bel een collega die op het hoofdkantoor werkt. Ik vraag: ‘Hoi Hans, heeft iedereen een emailadres bij jullie net zoals jij? Je naam gevolgd door een apestaartje en dan de naam van het bedrijf?’ ‘Nou...’ zegt Hans, ‘hoezo dan, wie wil je mailen?’ ‘Ja, ik weet niet hoe hij heet.’ ‘Waar werkt hij dan?’ ‘Tsja…’ En ineens snap ik waarom het moest gebeuren zoals het ging. Ik roep enthousiast: ‘Hij zong het laatste woord van jullie lied!’ ‘O, Mark bedoel je?’ ‘Ja, dat kan, die… jaaa.’ Hans weet niet wat zijn mailadres is, maar hij belooft dat hij Mark in de pauze mijn mailadres zal geven. Later hoor ik hoe dat is gegaan: Hans komt Mark tegen in de gang. ‘Hé Mark, iemand vroeg of ik haar emailadres aan jou wil geven’ ‘Oh? Wie dan?’ ‘Van Rina.’
‘Rina? Die naam zegt mij niets…’ ‘Van het feest vorige week…’ ‘O! Dat meisje van de energie!’ Hans kijkt een beetje glazig, maar zoiets zweverigs: ja dat moet wel van Rina komen. En zo beginnen we een beetje onwennig te mailen. Mark laat absoluut niet gelijk het achterste van zijn tong zien. We hebben het over ons bedrijf, over onze gedeelde hobby: fotograferen en over nog wat koetjes en kalfjes. Tussen de regels door lees ik zijn drang naar vrijheid, zijn worsteling om het juiste te doen. Alsof hij niet op de juiste plek is, maar ook weer wel. Het voelt bijna als verdriet. Maar dat lees ik tussen de regels door, want hij schrijft dit niet op. Onze mailwisseling blijft een beetje oppervlakkig. Bij mijn geschreven stukjes zijn de emoties wel voelbaar, want het is net de tijd dat mijn moeder naar het hospice verhuist. Er gaan wat weken overheen, totdat hij een mail stuurt waarin hij vertelt dat hij voor zijn werk naar het oosten van het land moet. ‘Is het leuk als we elkaar dan ontmoeten? Dan kom ik op de terugweg langs jouw zaak.’ Dat lijkt me een goed plan. We spreken af dat we elkaar zien in de pauze van de koopavond, zo om een uur of zes. Op het Raadhuisplein. Mark zegt: ‘Ik bel wel even als ik er ben.’ Vol verwachting klopt mijn hart. En ja hoor, daar gaat mijn telefoon! Hij is er. Ik trek mijn jas aan, doe mijn sjaal om en pak mijn tas. Ondertussen komt er een klant binnen, die voor de toonbank gaat staan. Nou ja, mijn collega’s helpen wel, ik heb nu een afspraak. Ik loop achter die klant langs, maar als ik precies achter hem ben, krijg ik een enorme klap. Alsof ik tegen een muur loop. Ik loop verder, maar het lijkt alsof ik door stroop ga, ik kom bijna niet vooruit. Ik kijk om naar die klant en denk: Verhip, dat is ’m! Hij is alvast stiekem in mijn winkel gaan staan. Ik wil mijn collega’s niets laten merken, tenslotte schijn ik nog een voorbeeldfunctie te hebben hier, dus ik loop door naar het Raadhuisplein. Daar komt hij even later aangerend. We hebben helemaal schik, want mijn medewerkers hadden aan elkaar gevraagd: ‘Waar Rina nu toch heenging?’ Gaan we ergens koffiedrinken? Nee, laten we lekker buiten door het park lopen. Ik haak bij hem in. Vanaf dat moment zijn we niets anders geweest dan blij. Blij met elkaar. We zijn rondjes door het park gaan lopen en alleen maar gelukkig geweest. Joost mag weten waar dit allemaal zomaar vandaan kwam. Op een gegeven moment pak ik zijn arm vast. Hij gaat daar helemaal van shaken. Het is februari, dus ik vraag aan hem of hij het koud
heeft. ‘Nee’, zegt hij,’ ik weet ook niet wat er gebeurt.’ Dan schiet mij het verhaal te binnen van een vriend van mij. Die was zijn tweelingziel tegengekomen en had een soortgelijke ervaring. Zou dat het wezen? Zouden we tweelingzielen zijn? Is daarom die energie zo sterk? We weten het niet. Wel dat we als een blok voor elkaar gevallen zijn. Nu zijn we vier jaar verder. Als ik ’s morgens wakker word dan is het eerste wat ik denk: Er is iets… o ja… Mark! Dat is nog steeds zo. Hij is ook altijd dichtbij, ook al is onze fysieke afstand honderd kilometer. En als we elkaar zien, de laatste tijd is dat ongeveer acht keer per jaar, dan zien we onszelf in de ogen van de ander. We begrijpen elkaar zonder woorden. Maar we zijn ook allebei zo hetzelfde dat we juist graag onze woorden gebruiken, om te vertellen wat we voelen of hoe we over iets denken. We hebben allebei een keer, los van elkaar, meegemaakt dat de display op onze telefoon aangaf dat de ander belde, terwijl we zeker wisten dat we elkaars nummer niet ingetoetst hadden. Dat zijn van die bizarre dingen die je gewoon niet kunt geloven. Die energie voel ik nog steeds, niet zo heftig meer als in het begin, maar wel aanwezig. De heftigheid van de energie is niet meer nodig om elkaar te ontdekken. Want - godzijdank - kennen wij elkaars bestaan al. En dat is een super cadeau!
29 Zielsverbinding Onze ziel is volgens vele oosterse geloofsovertuigingen het goddelijke deel van de mens. Het is wat en wie je echt bent. Jouw ZIJN. Het is de kern die alles meeneemt wat je opgedaan en geleerd hebt in jouw leven. Wanneer je dit leven verlaat, worden alle ervaringen en vaardigheden meegenomen naar een volgend leven. Deze ervaringen zijn opgeslagen in jouw ziel. Ik las een indrukwekkend boek van Liselotte Baertz. Zij schrijft dat wij tijdens ons fysieke leven geen bewust contact met onze ziel hebben. In andere boeken heb ik het tegendeel horen beweren. Omdat niets helemaal te bewijzen is, denk ik dat iedereen zijn eigen geloof hierin kan hebben. Het is wat jij voelt. Jouw gevoel klopt altijd. Diep in ons onderbewustzijn weten wij alle antwoorden op alle vragen. Ergens in ons lijf, ver weg in onze geest huist een superintelligentie. Wij weten alles al, alleen we kunnen het ons niet meer herinneren. Dat is ook de truc, als we alles al zouden weten, viel er niets meer te leren en was gelijk ons leven op deze aarde zinloos. Dat Weten, alle intelligentie, alles wat wij zijn: dat is onze ziel. Ik was op vakantie geweest in Thailand. Mijn reisgenoot en ik hadden zo vrij als een vogeltje rondgereden in een jeep. We waren naar afgelegen dorpjes gegaan, waar we genoten van alle indrukken, de natuur, de mensen en de rust. We hadden ons laten inspireren door alle mooie tempeltjes, met klingelende belletjes in de wind. In stilte bij Boeddha’s gezeten. En mooie gesprekken gehad. Zo’n vakantie is heerlijk, maar ook thuiskomen daarna is een feestje. Toen ik terugkwam in mijn huis, zette ik een muziekje aan, het werd een cd van Katie Melua. Ik had deze cd misschien wel honderd keer gehoord, maar deze keer viel mij de tekst op van het nummer Tiger burning bright. Ik ging er maar eens bij zitten en luisterde nog een keer naar dit nummer. Ik kende de tekst bijna uit mijn hoofd, maar deze keer kwam het heel anders binnen. Wat er toen gebeurde was heel bijzonder. Ik voelde in een keer een verbinding met iets heel diep in mij. Ik wist in een keer ‘wie ik was’. Het was niet mijn ‘ik’ of mijn ego, maar iets diepers in mijn onderbewuste, mijn ‘Zelf’. Het is moeilijk uit te leggen, omdat het een hele bijzondere en nieuwe ervaring voor mij was. Daarna heb Ik nog vaak geprobeerd dit gevoel, dit ‘weten’ weer op te roepen. Het is nooit meer gelukt. Die keer was uniek. Het heeft me toen diep ontroerd.
Ik denk dat Katie het lied voor een minnaar, een man, een ander mens heeft geschreven. Maar ik herkende er mijn eigen IK in. Vaak zijn we op zoek zijn naar een ander, of naar iets anders. Maar waar het om gaat dat hebben we al bij ons. We hoeven niet meer te zoeken. Het zit gewoon in ons. Het is wat ons laat doorgaan, ons motortje, onze diepste behoefte om onze kern te vervolmaken. Ik heb een - zeer vrije - vertaling van het lied van Katie gemaakt. Over onze ziel, die steeds maar weer het geleerde meeneemt. Over onze kern, die wil vervolmaken: Diep in mezelf brandt een vuur een vuur dat eindeloos flakkert dan weer zacht en dan weer fel oplaaiend maar nooit gedoofd… Ver weg in de stilte van mijn leven diep in de wouden van mijn ziel is de koelte van de rust te vinden het is mijn basis mijn voeten in de aarde mijn sterkte in deze wereld Het is wat waar ik voor leef Het is datgeen waardoor ik leef want het is mijn eigen kern door alle levens heen En je zou denken: het is een ander een mens zoals wij die kunnen zien maar alles is zoals wij het zien een reflectie van ons eigen denken we zien alleen wat wij zelf kennen en beleven telkens opnieuw onze eigen ervaringen Vaak zoeken we ver en altijd ergens anders maar we zien niet dat het er al is, heel dichtbij… En het ontroert me…
We hebben elkaar allemaal nodig maar wat ik het meeste nodig heb dat is de verbinding met mezelf Het is hetgeen waarvoor ik leef Het is datgeen waardoor ik leef Diep in de drukte van mijn denken waak je in de stilte van mijn stromen Je brengt mij naar mijn bron, mijn essentie Je BENT mijn bron, mijn ware aard Je bent mijn ziel, die ik vaak vergeet Je bent de motor van al mijn levens De belangrijkste verbinding in alle tijden en toch ben ik me zelden bewust van jou terwijl je nog meer IK ben dan ikzelf Dankje, dat ik soms heel even Je mag beleven… Het origineel van Katie Melua: You are tiger burning bright Deep in the forest of my night You are the one who keeps me strong in this world You sleep by silent cooling streams Down in the darkness of my dreams All of my life I never knew You were the dream I’d see come true You are the tiger burning bright I was the one who looked so hard I could not see And now I could never life Without the love you give to me I lived like a wild and lonely soul Lost in a dream beyond control You are the one who brought me home Down to earth For you and the tiger burning bright Deep in the forest of my night All of my life I never knew
You are the dream I’d see come true You are the tiger burning bright
30 Mild Nu aan het einde van dit boek besef ik dat ik heel wat intiems met mijn lezer heb gedeeld. Ik heb in vogelvlucht mijn leven en mijn gedachten over het leven aan jou toevertrouwd. Het leven waarin ik keuzes heb gemaakt, beslissingen heb genomen, emoties heb gevoeld en pijn heb gekend zoals ieder mens. Je kunt daar zus of zo over denken. Ik vind alles goed. Mijn doel is niet om de goedkeuring over mijn leven van mijn omgeving te ontvangen. Mijn doel is te laten zien dat wat er ook langskomt je het positief en zonder oordeel kunt benaderen. Dat je het kunt relativeren. Dat we geboren zijn om onszelf een les te leren. Dat is de enige reden waarom we hier zijn. Vaak draaien we rond in kringetjes. Zitten we vast in onze zorgen en gedachten en worden we afgeleid door feiten. We denken dan dat dit het leven is. Maar het gaat niet om de feiten, het gaat om de manier waarop we die feiten voelen, opmerken en hoe we ermee handelen. Want dingen zijn niet zoals ze zijn, ze zijn alleen maar zoals jij ze ziet. Ik dacht dat ik niet voldeed aan de verwachtingen van mijn ouders, maar bij het sterfbed van mijn moeder bleek dit niet zo te zijn. Ik had het alleen maar zo gevoeld. Het is een feit dat ik misbruikt ben in mijn jeugd, maar hoe ik daar nu naar kijk, wat ik daar nu bij voel en wat het me gebracht heeft, dat is een keuze, het is zoals ik het wil zien. Dingen gebeuren, feiten staan vast, maar hoe je iets wilt voelen en wat het doet in jouw leven dat wordt bepaald door de kijk van jouw ogen. Problemen bestaan niet, het zijn altijd uitdagingen. Testen om te zien hoe flexibel we zijn. En lessen om te ontdekken hoe we met ons leven omgaan. Mildheid wil ik ook meegeven in dit boek. Ik hoop dat ik niet al te belerend mijn thema’s met de lezer heb gedeeld. Alle levenslessen die in elk hoofdstuk staan heb ik geschreven met mildheid. We hoeven en moeten er niets mee! Er bestaat geen streng vingertje dat ons wijst op alles wat we moeten doen, maar het laat ons juist zien dat we er afstand van kunnen nemen, dat we mogen relativeren. We hoeven niet rond te draaien in onze problemen, maar we mogen zien dat alles een reden heeft. Dat er zoveel liefde is in alles… Dat we onze weg mogen gaan…
En altijd alle keuzes hebben. We zijn hier om iets te leren. En in alles zit een les. Een les, maar de mildheid van alles, van ons hele bestaan, ligt hierin dat we niets moeten, niets hoeven doen. Alles komt langs wat jij nodig hebt, aan jou de keuze of je hier iets mee wilt. Je moet helemaal niets. Maar de gulheid van het leven geeft ons wel de mogelijkheden. Deze mildheid, dat is de onvoorwaardelijke liefde en het onbegrensde geduld dat het hele universum, God, het leven, of waar we ook in geloven, met ons heeft… Deze milde gulheid maakt ons leven rijk. We krijgen alles aangereikt. En we moeten niets. We hoeven het niet in een leven te snappen. We mogen leven als een mens, met alle menselijke tekortkomingen en met al onze aardse beslommeringen. In onze prachtige leerschool, op deze prachtige planeet. Met onbeperkte, onvoorwaardelijk liefde, heel veel geduld, mildheid en mededogen. In een zinvol leven met zoveel dagelijkse wondertjes… We zijn toch gewoon rijk!
-.-
Voor meer informatie, de literatuurlijst en voor het forum nodig ik je graag uit voor een bezoek aan de website:
www.zininhetleven.nl
Lieve lezer,
Als dank voor het lezen van mijn e-book wil ik je een bijzonder aanbod doen: bestel het in full colour gedrukte exemplaar (met harde kaft en ca. 20 prachtige foto's) en ontvang de aanschafkosten van dit e-book als korting retour!
Een waardevol bezit als inspiratiebron in je eigen boekenkast of als cadeau weg te geven aan iemand die je ter harte gaat. Groetjes,
Rina
P.S. Maak hiervoor wel gebruik van onderstaande link: www.gigaboek.nl/content/zinleven/aanbod.htm