1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 4
Het Trappenlab (her-)ontwerp van een vaste trap in woningen
Frans Vulker & Johan Molenbroek
Als eindopdracht van de PDBO-ergonomie is een programma van eisen geformuleerd voor vaste trappen in woningen, waarbij de aspecten toegankelijkheid, gezondheid, veiligheid en comfort niet gereserveerd blijven voor gezonde mensen, maar ook van toepassing zijn op mensen met functiebeperkingen. Een etnografisch/observatie onderzoek werd uitgevoerd om inzicht te verschaffen in de manier waarop gebruikers met een functiebeperking omgaan met de trap in de eigen woning. Het verkregen materiaal is geanalyseerd om knelpunten te duiden. Na weging van het belang van de componenten van de vaste trap werd een Programma van Eisen en een Programma van Wensen geformuleerd. Het Programma van Eisen is getoetst aan bestaande wetgeving. Het belang van traplopen als gezondheidsbevorderende activiteit en het bijdragen aan de strijd tegen bewegingsarmoede wordt onderstreept. Tot slot worden aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.
Inleiding Een trappenlab is zowel interessant als relevant vanwege de voortschrijdende vergrijzing en de daaraan gerelateerde toename van functiebeperkingen bij gebruikers (SCP, 2004), met als gevolg dat steeds meer mensen niet (meer) in staat zijn hun woning optimaal te gebruiken (VROM, 2004). In Nederland is het grootste deel van de woningen voorzien van een vaste trap. Onvoldoende bruikbaarheid van de vaste trap in combinatie met beperkte fysieke capaciteiten bij de gebruiker kunnen leiden tot een verhoogd risico op ongelukken (Consafe, 2003) of het mijden van traplopen. De toegankelijkheid van een deel van de woning staat op de tocht. Bij veel activiteiten in het dagelijkse leven gaat het om de mogelijkheid om transfers(verplaatsingen) uit te voeren, zoals in en uit bed, naar het toilet gaan, Informatie auteurs: Frans Vulker is ergonoom en fysiotherapeut in Wognum en Dr. Johan Molenbroek is universitair hoofddocent aan de TUDelft, afdeling Industrieel Ontwerpen. Kontaktpersoon: Frans Vulker, ergonoom en fysiotherapeut Correspondentie-adres: Hoornseweg 33, 1687NE Wognum Telefoon: 0229573532; e-mail:
[email protected]
4
van een stoel opstaan en gaan zitten, en ook traplopen. Het vermogen om visueel en tactiel waar te nemen, in staat zijn tot doelgericht bewegen(coördineren), het beschikken over voldoende arm- en beenspierkracht en over voldoende uithoudingsvermogen spelen bij traplopen een rol van betekenis. Het regelmatig verrichten van deze transfers draagt bij aan het behoud van de aanwezige fysieke capaciteiten. Traplopen kan worden beschouwd als een vorm van functioneel trainen (de Vreede e.a., 2003). In het project Trappenlab gaat het om mensen met een functiebeperking (de Wit, 1997). Naar de aard van de functiebeperking worden drie categorieën onderscheiden: • een motorische functiestoornis, die kan leiden tot beperkingen in de loopfunctie, in de arm-handfunctie en in het handhaven van het evenwicht, en ook tot rolstoelgebruik, • een zintuiglijke functiestoornis, die zich kan manifesteren in slechthorendheid en doof zijn, en in slechtziendheid en “blind” zijn (van Rens, 2002), • een orgaanfunctiestoornis, die zich kan manifesteren in onder andere een beperkte hartfunctie, een beperkte longfunctie en in afwijkingen in de groei. De omvang van de menselijke populaties met een chronische aandoening in Nederland zijn aanzienlijk. In 2010 heeft naar verwachting bijvoorbeeld meer dan 1 miljoen mensen gewrichtsslijtage en 666.000
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 5
Het Trappenlab
mensen astma/COPD. Het percentage mensen met een functiebeperking in de leeftijdscategorie 65-74 jaar bedraagt bijna 30% en 75-84 jaar meer dan 50% (Schuurman e.a., 2003). Het hebben van een aandoening of stoornis is echter niet gelijk aan het hebben van een functiebeperking. In de ergonomie wordt gestreefd naar het optimaliseren van de mens-product-interactie. Het optimaliseren van de interactie met een vaste trap bij verminderde fysieke capaciteiten loopt grofweg uiteen vanaf het aanbrengen van een extra beugel aan de muur tot en met beleid om alleen nog maar gelijkvloers te bouwen, de zogeheten nultredenwoningen (VROMraad, 2005). Maar wat is in welke situatie geboden, en waarom, of waarom juist niet, wat zegt de wetgever hierover, welke richtlijnen zijn er? Wetgeving (VROM, 2003) speelt een cruciale rol en is richtinggevend bij het bouwen van woningen, en bepaalt de ultieme ondergrens waaraan moet worden voldaan. Doelstelling van het project ‘Trappenlab’ is het ergonomisch herontwerp van een vaste trap, dat in dit artikel eindigt met een Programma van Eisen en Programma van Wensen, waarbij de trap ook geschikt is voor gebruikersgroepen met beperkte fysieke capaciteiten. De voorkeur gaat uit naar het ontwerpen van een op maat gemaakte trap, waarin het individu of een gebruikersgroep met gemeenschappelijke kenmerken centraal staat. Om de haalbaarheid te vergroten dat het ontwerp in de praktijk wordt gerealiseerd is gestreefd naar een ontwerp dat voor alle gebruikers winst oplevert: een “Design for All” (Molenbroek e.a., 2002), en bij gebleken winst mogelijk ook de nieuwe standaard wordt. Vraagstellingen 1. Hoe gaan gebruikers met beperkte fysieke capaciteiten om met de vaste trap in de eigen woning? 2. Waar liggen knelpunten voor deze gebruikers? 3. Hoe vertalen de uitkomsten van een gebruiksonderzoek zich na weging van de componenten naar een Programma van Eisen (PvE) en Programma van Wensen (PvW) van vaste trappen in woningen? 4. Hoe verhoudt het geformuleerde PvE zich tot huidige wetgeving?
waarbij de gebruikers beperkingen hebben ten aanzien van fysieke capaciteiten, (2) het inventariseren en analyseren van knelpunten aan de hand van het gebruiksonderzoek, (3) het wegen van de componenten van de vaste trap, en tot slot (4) het formuleren van een PvE en een PvW, ten behoeve van het (her-) ontwerpen van een vaste trap, indien mogelijk gespecificeerd naar afzonderlijke gebruikersgroepen met gemeenschappelijke kenmerken. Gebruiksonderzoek Doel van het gebruiksonderzoek was inzicht te krijgen in het gebruik van vaste trappen door mensen met één of meer functiebeperkingen, in het bijzonder ouderen. Het onderzoek vond plaats in de eigen woning. De systeemgrens was de vaste trap, inclusief de fysieke ruimte die daar functioneel een directe relatie mee heeft, waaronder bordessen en verlichting. Gebruikt werd een etnografische methode van onderzoek (Kanis, 2000; Dirken, 2001). In dit project werd de methode gebruikt als een vorm van observatieonderzoek dat zich richt op het verkrijgen van kwalitatieve data. Bij deze methode van onderzoek gaat het vooral om het naturalistische karakter van de te onderzoeken situatie. Er werden filmopnamen van het traplopen gemaakt vanuit diverse posities. In interviews werd gevraagd naar ervaringen en bevindingen naar aanleiding van het traplopen thuis, en naar ervaringen elders, zoals bij familiebezoek en in de openbare ruimte. Ook werd een interview afgenomen bij een expert op het gebied van Chronische Obstructieve Longziekten (COPD). Foto’s werden gemaakt van de vaste trap in zijn geheel en van details. Van elke trap werd een gedetailleerde beschrijving gemaakt en werden de maten genomen. Van de gebruikers werden een aantal fysieke kenmerken vastgelegd en werd globaal de medische status aangegeven. Voorafgaande aan het gebruiksonderzoek werd een pilot onderzoek uitgevoerd met één proefpersoon om het noodzakelijke inzicht te krijgen in de aandachtspunten die het gebruik van de vaste trap betreffen. Bij een aantal proefpersonen vond een follow-up plaats, waarbij ook een voor de gebruikers vreemde trap werd gebruikt om verschillen bloot te leggen door vergelijking met de trap in de eigen vertrouwde omgeving.
Methode Voor de beantwoording van de vraagstellingen werd gebruik gemaakt van (1) een gebruiksonderzoek met gebruikers van vaste trappen in de eigen woning
Proefpersonen Te verwachten ervaren problemen bij het gebruik van de vaste trap door proefpersonen was een inclusiecriterium, en een bovenmatig risico op ongelukken tij-
Tijdschrift voor Ergonomie
I
Jaargang 30
I
nr. 3
I
Juni 2005
5
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 6
Vulker & Molenbroek
Tabel 1. Kenmerken onderzoekspopulatie (N=13) van het etnografisch onderzoek (Nr=proefpersoonnummer, V=vrouw,M=man).
Beperkingen ten aanzien van: Nr.
Leeftijd
V/M
Schoenmaat
Visueel
Fysiek
Coördinatie
mechanisch
Fysiek
Aandoening:
conditioneel
1
82
V
39
x
2
57
M
41
x
Knie-artrose
3
74
V
39
x
4
76
V
41
x
5
85
M
43
6
84
V
37
x
7
87
V
39
x
coxartrose/gonartrose
8
82
V
39
x
Knie-artrose
x
multipele sclerose x
nierdialyse/heupgewricht Knie-artrosis duplex
x
retinopathie osteoplastiek heup
9
63
V
39
x
macula-degeneratie
10
85
V
38
x
macula-degeneratie
11
79
V
39
12
48
v
37
x
x
x
13
81
m
41
x
x
x
x
dens het uitvoeren van het onderzoek een exclusiecriterium. De onderzoekspopulatie bestond uit dertien personen, tien vrouwen en drie mannen (tabel 1).
heupartrose/chron. pijn hemiparese x
amyotrofische lat. sclerose
ADL-zelfstandig, in staat gebruik te maken van de openbare ruimte, en kwamen ook op straat. Vaste trappen in de eigen woning Elke proefpersoon gebruikte tenminste de vaste trap in de eigen woning. Enkele proefpersonen gebruikten ook een andere, voor hen onbekende, vaste trap. Door de dertien proefpersonen werden in totaal vijftien verschillende trappen gebruikt (tabel 2).
Gemiddelde leeftijd was 75 jaar, de mediane leeftijd 82 jaar. Vijf van hen hadden visuele problemen, waarvan tweemaal een ernstige macula-degeneratie (veroudering van het netvlies). Drie proefpersonen hadden coördinatieproblemen in de benen met spierkrachtverlies, en twee proefpersonen ondervonden conditioneel problemen. Van alle proefpersonen hadden er tien een beperkte belastbaarheid van gewrichten van de benen. Geen van allen had een valaccident bij de trap meegemaakt. Alle proefpersonen waren
Weging criteria Een drietal criteria werd gebruikt om de status van de afzonderlijke componenten van vaste trappen in woningen te wegen voor het PvE en PvW(Wijk &
Tabel 2. Vaste trappen (15) met 11 componenten (maten in cm), gebruikt in het etnografisch onderzoek door de 13 proefpersonen (1 t/m 13); e= trap in de eigen woning, en v=trap elders.
Componenten per trap en proefpersonen Pp-nr:
1e
1e
2v
2v
2v
2v
9v
9v
Trap-n.r
1
2
3
4
recht
x
3e 5
x
4v 6
5e 6e
7
8
7e
8e
9e
10e
11e
12e
13e
9
10
11
12
13
14
15
x
x
x
1-kwart
x
2-kwart
5e 6e
x
x
x
spil
x
x
x
x
x
x
treden totaal
16
13
16
19
13
17
13
13
13
16
16
13
16
13
w.v. recht
16
-
16
6
9
17
9
-
-
16
16
-
16
8
-
aantrede
23
22
23
20
22
24
20
20
20
24
25
20
22
18
20
optrede
18
20
19
15
20
18
20
20
20
18
17
20
17
20
20
leuningen
13
2
1
2
2
1
1
1
1
-
2
2
2
2
2
1
trapbreedte
119
79
120
100
81
170
83
78
63
120
120
79
100
80
79
verlichting
+
—
+
+
+
+
+/-
+
+
+
++
+
+
+/-
-
markeringen
-
-
+/-
+/-
-
+/-
-
-
-
-
-
-
+/-
-
-
6
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 7
Het Trappenlab
Luten, 2001; Wijk e.a., 2003; Dirken, 2001). Belangrijk werd het gevonden deze criteria in samenhang met elkaar te zien, de volgorde waarin zij worden benoemd is niet betekenisvol (zie ook tabel 4). Eerste criterium was wat de wetgever in het Bouwbesluit 2003 zegt over de doelstellingen toegankelijkheid (Bt), veiligheid (Bv) en gezondheid (Bg). Tweede criterium was de (on-)mogelijkheid om op enig moment componenten van de vaste trap te manipuleren (Man) of te modificeren (Mod). Bijvoorbeeld: de maten van aantrede en aftrede worden in een vroeg stadium van een bouwproces vastgelegd en zijn nadien niet meer te veranderen. Derde criterium was de aard van de beperkingen. Beperkte spierkracht aan de benen vraagt om een andere aanpak dan slecht zien. Een component is opgenomen in het PvE omdat deze component consequent bij een of meer fysieke beperkingen van verschillende aard problemen geeft ten aanzien van toegankelijkheid en/of veiligheid, èn niet manipuleerbaar of modificeerbaar is.
De componenten blijken sterk gerelateerd te zijn aan capaciteiten en beperkingen van gebruikers van vaste trappen, en worden door gebruikers gezien als ervaren knelpunten. Gebruikers met beperkte belastbaarheid van gewrichten van de benen, en gebruikers met beperkingen in de orgaanfunctie vanwege beperkte inspanningstolerantie in samenhang met insufficiënte spierkracht, geven aan dat zij een hoge afstap en/of het niet beschikbaar zijn van twee leuningen als het meest problematisch ervaren. Gebruikers met een visuele beperking hebben behoefte aan tactiele informatie in de vorm van leuningen, waarbij de positionering van de leuningen in de ruimte extra informatie kan bieden. Ook gebruikers met een verminderde houdings- en bewegingscoördinatie, zoals bij multiple sclerose, hebben een voorkeur voor twee leuningen, om balansverstoringen tijdens het traplopen tot een minimum te beperken. In een onbekende omgeving worden deze problemen bij het traplopen duidelijker. 2. Weging In tabel 4 is te zien hoe op de criteria is gescoord. De uitslag is meegenomen in het Programma van Eisen.
Resultaten 1. Gebruiksonderzoek De aantrede, de optrede en de leuningen zijn belangrijke componenten van de vaste trap omdat zij bepalend zijn voor de maatvoering. Afgeleide maten zijn de helling (de verhouding tussen optrede en aantrede), en de trapbreedte (Engelsman e.a, 1994, a en b; Wijk en Luten, 2001). Deze componenten zijn door gebruikers in de interviews uit eigen beweging aangegeven of benoemd, inclusief de waardering per component (tabel 3).
3. Programma van Eisen en Programma van Wensen Programma van Eisen (PvE) In het PvE (Wijk & Luten, 2001; Wijk e.a., 2003; Dirken, 2001; VROM, 2003; Steenbekkers & van Beijsterveldt, (eds.) 1998; Settels, 2001) zijn de componenten opgenomen als uitkomst van de weging op basis van eerder genoemde criteria. Bij de motivatie wordt per component de nadruk gelegd op functionele menselijke capaciteiten en beperkingen. Het
Tabel 3. Inventarisatie van knelpunten benoemd door gebruikers van vaste trappen in woningen; belang van het knelpunt is uitgedrukt in aantal x, met een maximum van 5x.
Proefpersonen:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
xxx
xxx
xx
xx
xxxx
x
x
x
xxxx
x
x
x
x
xxxx
Kenmerk: draai(en) in de trap
xx
xxx
xx
xxx
xx
xx
xx
xxx
op-/afstaphoogte
xx
x
xxxx
xxx
x
x
xxx
xx
aantrede
x
x
xx
xx
x
x
x
x
x
xx
ontbreken tweede leuning
x
xx
xxx
xxx
x
x
xxx
xxx
xxxx
xxx
ontbreken leuningen
x
xxx
xxxx
xxx
x
x
xxxx
xxx
xxxxx
xxxx
slechte verlichting
x
xx
xx
x
visuele markeringen
x
x
xx
xx
schittering/verblinding
xx
xx
xxx
xxx
open trap (geen stootbord)
xx
xx
xxx
xxx
voorspelbaarheid
xx
xx
xxx
xx
x
xxxx
xxxx x
glad oppervlak van de tree
Tijdschrift voor Ergonomie
I
Jaargang 30
I
nr. 3
I
Juni 2005
7
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 8
Vulker & Molenbroek
Tabel 4: Wegen van componenten in termen van relevantie van de vaste trap, op basis van doelstellingen bouwbesluit (Bt=toegankelijkheid, Bv=veiligheid en Bg=gezondheid), manipuleerbaarheid (Man) of modificeerbaarheid (Mod), aard van de fysieke beperking (BA=bewegingsapparaat, O=orgaan, V=visueel), en opname in PvE=Plan van Aanpak; X=Relevant, X= Zeer relevant.
Component:
Bt
1ste
2de
3de
criterium
criterium
criterium
Bv
aantrede
X
X
aftrede
X
X
aantal leuningen
X
balustraden bekleding treden
Bg
Man/Mod
BA
O
V
Opnemen
bew.app.
orgaan
visueel
in PvE
niet
X
X
X
X
niet
X
X
X
X
X
wel
X
X
X
X
X
wel
X
X
X
X
wel
X
wel
X
niet
X
X
wel
X
contrast trap/vloer
X
wel
contrast traptrede/zijwand
X
wel
X
contrast trederand/trede
X
wel
X
directe verlichting
X
wel/niet
X
bordes boven
X
bordes halverwege bordes beneden
X
X X X X
doorgangshoogte
X
X
niet
X
X
doorgangsbreedte
X
X
niet
X
X
glans/matheid treden
X
wel
X
glans/matheid leuningen
X
wel
X
X
wel
hoogte leuningen
X
kleur leuningen
X
X
X
wel
X
kleur treden
X
wel
X
materiaal leuningen
X
wel
X
markering treden optrede
X X
X
wel X
niet
stootborden
X
wel
stroefheid treden
X
wel
X X
X
X X
traptype
X
X
niet
X
X
X
trapbreedte
X
X
wel/niet
X
X
X
X
uitloop leuningen
X
wel
X
X
vorm leuningen
X
wel
X
wel/niet
X
X
verlichting
X
welhoek
-
zijkanten trap
X
wel X
belang van de antropometrie van de gebruiker is wel degelijk aanwezig, maar staat in de gehanteerde onderzoeksmethode niet centraal. Alle relevante componenten zijn aangegeven in tabel 5. Uitgangspunt is dat het bij de vaste trap gaat om een integrale benadering. De belangrijkste zeven componenten worden hierna afzonderlijk besproken. 1. In het PvE wordt uitgegaan van een rechte trap. De treden zijn alle gelijk of congruent aan elkaar en door die uniformiteit wordt voldaan aan het overeen-
8
X
X
wel/niet
X
stemmingprincipe. Met name mensen met visuele beperkingen ervaren dat als aangenaam. Zij zijn minder goed in staat adequaat te anticiperen op veranderingen in wat wordt aangeboden en dat is bij vaste trappen met een of meer kwarten het geval. Bij vaste trappen met een of twee kwarten convergeren de treden in de richting van de (centrale) boom van de trap, zodanig dat er in het smalle deel nauwelijks nog oppervlak is om op te steunen. Voor gebruikers die in dergelijke situaties de neiging hebben de bocht “af te snijden”, is de kans op een “uitglijer” reëel.
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 9
Het Trappenlab
Tabel 5. Programma van Eisen per component, met vergelijking ten opzichte van Bouwbesluit (2003).
Component
Programma van eisen
Bouwbesluit 2003
traptype
recht
geen advies of eis
traphoogte
2.60 m, exclusief vloerdikte
maximaal 4.00 m
doorgangshoogte
> 2.30 m over gehele doorgangsbreedte
2.30 m over minimumbreedte van 0.8 m
doorgangsbreedte
> 1.05 m
0.80 m
aantrede
0.30 m
0.22 m ter plaatse van klimlijn
optrede
0.15 m
maximum 0.185 m
aftrede
0.15 m
niet benoemd
leuningen
2, ter weerszijden, uit een stuk, en instelbaar t.a.v. hoogte en
1, hoogte minimaal 0.80 m en maximaal
trapbreedte, doorlopend aan begin en einde min. >0.30 m;
1.00 m
rond van vorm met Ø tussen 0.03 en 0.05 m, voorzien van een stroef oppervlak en aanpasbaar in kleur; hoogte 0.8 – 1.0m trapbreedte
verstelbaar, <0.85 m en >0.70 m
welhoek
n.v.t.
bordes
beneden èn boven in verlengde van de trap, vrij vloeroppervlak
0.80 x 0.80 m vrij vloeroppervlak ter
ter breedte van de trapbreedte en een diepte >1.00
plaatse van bovenste trede
mminimum hoogte van de afscheiding aan de zijkanten van de
minimum hoogte van de afscheiding aan
trap 0.80 m en afscheiding vanaf een overbrugd hoogteverschil
de zijkanten van de trap 0.80 m en
van 1.00 m (zie verder programma van wensen)
afscheiding vanaf een overbrugd hoogte-
balustrade
verschil van 1.00 m
verlichting aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het realiseren
verlichtingssterkte 10 lux, gemeten op de
van een verlichtingssterkte > 200 lux op vloeroppervlak over
vloer, met een verlicht vloeroppervlak van
het gehele loopvlak van de trap, inclusief de bordessen, en
0.8 m
plaatsing zodanig dat er geen sprake kan zijn van verblinding door de armaturen en niet-gewenste schaduwvorming (contrast)
3. De aantrede is 30 cm diep. Hierdoor kan de trap rechtuit worden af gelopen: de (voor-)voet vindt een optimaal steunvlak op de trede. De voeten worden niet meer schuin tot dwars neergezet waardoor pijnlijke combinatiebewegingen van buigen/strekken en roteren in knie en heup worden vermeden.
Figuur 1. Voorbeeld van een trap met twee kwarten
2. De zogenaamde klimlijn, die wordt gevormd door alle voetcontacten op de treden met elkaar te verbinden tot een denkbeeldige lijn, zal in geval van een rechte trap waarschijnlijk lopen door de middens van alle treden. Voorwaarde is wel dat de trapbreedte beperkt blijft, zoals onder punt 3.6 is aangegeven. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan, wordt de klimlijn niet opgenomen in het PvE.
Het belang van een adequate aftrede neemt toe vanwege het gegeven dat jongeren steeds grotere voeten krijgen en dito schoenen dragen (maat 48 komt overeen met een voetlengte van 31.3 cm en een buitenlengte schoen van 33.9 cm). Een te smalle aftrede biedt dan niet voldoende ondersteuning en het valrisico wordt groter. 4. Hoewel de maat van de optrede gelijk is aan de aftrede, 15 cm, wordt met het benoemen van de aftrede een nieuwe component geïntroduceerd in het PvE. Dat doet recht aan het uitgangspunt de vaste trap in te richten op basis van functionele capaciteit, en aan de verschillende functionele aspecten die een rol spelen bij trap af lopen. Alle
Tijdschrift voor Ergonomie
I
Jaargang 30
I
nr. 3
I
Juni 2005
9
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 10
Vulker & Molenbroek
Figuur 3: Voorbeeld van een te smalle aftrede
kunnen hier voordeel van verwachten door een effectiever inschakelen van de armen. De doorgangsbreedte is minimaal 105 cm. 7. Verlichting is opgenomen in het PvE omdat de noodzakelijke voorzieningen voor een adequate ver-
Figuur 2: Voorbeeld van het buigen en strekken met rotatie
gebruikers hebben hier voordeel bij, dus niet alleen gebruikers met beperkingen. Het gebruiksonderzoek toont dat juist het trap aflopen gepaard gaat met problemen en dat gebruikers daarover nare ervaringen melden. De maat van 15 cm is niet willekeurig gekozen. Voor gebruikers met een beperkte beenspierkracht en/of beperkingen in de hart- en longfunctie lijkt 15 cm een absolute bovengrens die door training en gebruik van de trap in tact gehouden kan worden. Een maatvoering kleiner dan 15 cm heeft te ver gaande consequenties voor de te reserveren ruimte voor een vaste trap in de woning. 5. De vaste trap wordt voorzien van twee leuningen, elk met een uitloop van minstens 30 cm, en een verloop evenwijdig aan de looprichting conform het overeenstemmingprincipe. 6. Beide leuningen zijn in hoogte verstelbaar en instelbaar tussen 80 en 100 cm. De trapbreedte wordt bepaald door de afstand gemeten tussen de beide leuningen. Om beide leuningen in functioneel opzicht optimaal te benutten zijn beide ook verstelbaar en instelbaar in het horizontaal vlak. De trapbreedte wordt daardoor variabel tussen 105 en 70 cm. Vooral gebruikers met beperkingen in hart- en longfunctie
10
Figuur 4: Voorbeeld van een niet-adequate leuning
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 11
Het Trappenlab
lichting al in een vroeg stadium van een project bekend moeten zijn. Het is aan de eigen verantwoordelijkheid van de gebruikers om optimaal rendement te halen uit de gerealiseerde installatie. Programma van Wensen (PvW) Het PvW (Wijk & Luten, 2001; Bles, 1999; Bles, 2001) kan niet zonder meer worden opgevat als aanvulling op het PvE, als gevolg waarvan de keuze voor een conceptoplossing eenvoudig wordt. Op onderdelen draagt het PvW voor specifieke gebruikersgroepen bij aan veiligheid, toegankelijkheid en gebruikersgemak. Het PvW laat ruimte voor eigen verantwoordelijkheid, maar biedt ook gelegenheid een eigen invulling te geven aan het ontwerp, op basis van persoonlijke smaak (zie tabel 6).
Conclusies Het etnografisch of observatie-onderzoek is heel waardevol gebleken. Het heeft inzicht gegeven in de manier waarop gebruikers omgaan met vaste trappen, hoe de vaste trap het menselijke bewegingsgedrag kan beïnvloeden, en wat er gebeurt wanneer andere vaste trappen dan in de eigen woning gebruikt worden. Naast antropometrische kenmerken zijn veranderingen in de gezondheidstoestand zoals die zich bij het ouder worden voordoen (Steenbekkers & van Beijsterveldt(eds), 1998), van invloed op fysieke capaciteiten en beperkingen. De uitkomsten van het gebruiksonderzoek zijn gebruikt om na een weging
van de componenten het PvE en het PvW te formuleren. Aan de hand van het programma van eisen kan een ontwerp van de vaste trap worden gemaakt dat het Design for All benadert (Molenbroek e.a., 2002). Het resultaat is in elk geval een “Design for More” (Molenbroek & Veenstra, 2001). De ergonomische maat is strenger gebleken dan wat wetgeving op dit moment voorschrijft.
Discussie De inhoud van het PvE en PvW wordt beïnvloed door de keuze van de proefpersonen. Dat is een bewuste keuze geweest omdat daarmee de knelpunten duidelijker in beeld konden worden gebracht. Meer proefpersonen betekent hier niet persé meer informatie. De proefpersonen in dit onderzoek vormen niet de doorsnee van onze samenleving. Toch is voor deze proefpersonen gekozen omdat juist zij kunnen aangeven waar de grenzen liggen van hun vermogens om nog te kunnen traplopen. Zij hebben de uiterste grenzen van hun aanpassingsvermogen vaak al bereikt, in tegenstelling tot de meeste andere (gezonde) gebruikers. Trappen worden gebruikt door mensen, ongeacht de grote verscheidenheid aan leeftijden, lichaamsmaten en condities, zoals zwangerschap en het vervoer van externe lasten. De antropometrie van de gebruiker lijkt niet onbelangrijk bij
Tabel 6. Programma van Wensen: kenmerken per component en gebruikersgroep.
Componenten
Kenmerken
Gebruikersgroep
treden
mat oppervlak, voldoende stroef
alle gebruikers, met name
leuningen
correct afstelling, in hoogte en in trapbreedte, voldoende stroef ten behoe-
alle gebruikers, met name visu-
ve van het vastpakken, en voorzien van een kleur die duidelijk contrasteert
eel beperkt
visueel beperkt
met de omgeving (de zijwand) stootborden
“aanwezig”
visueel beperkt
markeringsstrippen
strook ca. 0.05 m aan de rand van de aantrede
visueel beperkt
in contrast met aantrede en optrede alle gebruikers, met name
wanden
in contrast met leuningen
balustraden
verticale oriëntatie, openingen < 0.10 m, voorzien van een kleur die duide-
alle gebruikers, met name
lijk contrasteert met de leuningen en de traptreden.
evenwichtsstoornissen en dui-
visuele beperkt
zeligheidklachten visueel beperkt
bordessen
in contrast met onderste aantrede en de weltrede
verlichting
een verlichtingssterkte > 200 lux op vloeroppervlak over het gehele loopvlak alle gebruikers, met name van de trap, inclusief de bordessen, waarbij geen sprake kan zijn van ver-
visueel beperkt
blinding door de armaturen en niet-gewenste schaduwvorming (contrast)
Tijdschrift voor Ergonomie
I
Jaargang 30
I
nr. 3
I
Juni 2005
11
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 12
Vulker & Molenbroek
traplopen, maar blijft in dit onderzoek beperkt tot de statische en functionele aspecten van de lengtemaat van de voet en de schoen. De dynamische antropometrie van trappen verdient nader onderzoek. Het woningbouwbeleid is gericht op het bouwen van vooral gelijkvloerse woningen, de nultredenwoningen(VROM-raad, 2005), ten behoeve van de zelfstandigheid van ouderen en mensen met een functiebeperking. Wegnemen van de vaste trap uit de eigen woning laat onverlet dat de gebouwde omgeving vol zit met te overwinnen hoogteverschillen. Waar kan beter getraind worden dan thuis (de Vreede, 2003) mits onder passende condities. Bovendien is traplopen op te vatten als een instrument waarmee de veelbesproken immobiliteit of onderbeweging bij mensen te lijf kan worden gegaan (Brach e.a., 2003). Traplopen is voor velen een vorm van inspanning, en omdat traplopen de totale mens aanspreekt, lees oefent, blijven ook andere voor het dagelijks leven relevante activiteiten mogelijk. Bij vaste trappen gaat het dus om wat mensen (nog wel) kunnen, en niet om wat ze niet (meer) kunnen. Van een andere orde is dat het wegnemen en/of het ontbreken van hoogteverschillen met zich mee brengt dat zich een verschraling voordoet in te onderkennen risicovolle situaties. Het lijkt beter te leren omgaan met en het beheersen van risico’s dan zondermeer risico’s te mijden. Wat voor gebruikers in het gebruiksonderzoek niet ter discussie staat is de heldere boodschap: alle noviteiten ten spijt, zorg eerst voor een solide basis. Bij het gebruiksonderzoek is gekozen voor een systeemgrens die met name te vinden is in woningen. Wanneer het gebruiksonderzoek plaats vindt in een woongebouw, zoals een verzorgingshuis of 55+ woongemeenschap, wordt de systeemgrens aangepast aan de situatie ter plaatse. In dergelijke woongebouwen zijn vaak meer voorzieningen aangebracht, zoals liften, die concurrerend zijn voor het aspect fitness met het gebruik van de vaste trappen bij het overwinnen van hoogteverschillen.
Aanbevelingen Gezocht wordt naar middelen om conform het PvE in een proefopstelling een vaste trap te bouwen en te plaatsen op een locatie waar ook onderzoek kan worden gedaan. De plek is bij voorkeur waar veel potentiële trapgebruikers wonen, waaronder een substantieel deel met functiebeperkingen. Het observatie-
12
onderzoek wordt daar herhaald, en met grotere groepen mensen met functiebeperkingen in combinatie met dynamische antropometrie. Ook kan vergelijkend onderzoek worden gedaan met de vaste trap in de bestaande thuissituaties. Bijstellen of aanscherpen van het PvE is mogelijk. Aansluitend op dit onderzoek worden trajecten opgezet waarin wordt bestudeerd in hoeverre de gezondheidstoestand en de kwaliteit van leven van mensen wordt beïnvloed door structureel gebruik te maken van deze vaste trap (implementatietraject). Bovendien wordt nagegaan hoe mensen de nieuwe vaste trap beleven, oftewel het comfort van de vaste trap.
Abstract A stairs lab An ethnographic study was conducted on the usage of fixed stairs inside the houses of independently living elderly persons. The study focused on accessibility, health, safety and comfort, with an emphasis on the importance of stair walking as a fitness activity and its contribution to the struggle against motion poorness. Because legislation influences what is implemented within the real world, identified needs were compared with current legislation. A literature search on usage of and accidents involving fixed stairs, including fall accidents, was conducted and the results were used to create design criteria and preferences. Recommendations for future research are made, including the need to build a test facility in which a fixed stair can be varied and tested with older users.
Referenties Bles, W. (1999). Visual stimulation and postural stability a function of age. Soesterberg: TNO TM, Report TM-99-C053. Bles, W. (2001). Vuistregels om overeind te blijven, TNO Technische Menskunde. TNO magazine. Brach, J.S., Fitzgerald, S., Newman, A.B., Kelsey, S., Kuller, L., VanSwearingen, J.M., Kriska, A.M. (2003). Physical activity and functional status in community-dwelling older women: a 14-year prospective study. Arch. Internal Med.; 163: 2565-2571. Dirken, H. (2001) Productergonomie, ontwerpen voor gebruikers, 3de druk, Delft University Press. Engelsman, C.G. (red.), Tol, A. van, Scheutjens, L.H.J. (1994) Algemene Bouwkunde. Leerboek voor het bouwvak, 11de druk, SMD educatieve uitgevers Waltman. Trappen en balustraden, 267-294.
1501614_Ergonomie_03_05
09-06-2005
16:14
Pagina 13
Het Trappenlab (advertentie) Engelsman, C.G. (red.), Tol, A. van, Scheutjens, L.H.J. (1994) Vakkennis Timmeren. Leerboek voor het bouwvak, 10de druk, SMD educatieve uitgevers Waltman. Houten trappen, 323-352. Consafe, 2003 Gegevens van het LIS 2003. Kanis, H. (2000) Gebruiksonderzoek, print 8-2002, hfd 22-24, Delft University Press. Molenbroek, J.F.M., Veenstra, R. (2001) Design for all in werksituaties, inventarisatie van werkaanpassingen. Molenbroek, J.F.M., Voorbij, A.I.M., de Groot, M.D. (2002). Design for all, Syllabus TU Delft Industrieel Ontwerpen. Rens, G.H.M.B. van (2002). Meten met twee maten. Inaugurele rede Faculteit voor Geneeskunde Vrije Universiteit, Amsterdam. Schuurman, M.J., Duijnstee, M.S.H. (2003). Ouder worden. Blijvend in balans, een dagelijkse zorg, Hogeschool van Utrecht en UMC Utrecht. Settels, P. (2001). Collegedictaat PDBO-Ergonomie bij arbeid, 6de leergang 2001-2003. Sociaal Cultureel Planbureau. 2004 Zorg voor kwetsbare ouderen. Steenbekkers, L.P.A., Beijsterveldt, C.E.M. van (eds). (1998). Design relevant characteristics of ageing users, TU Delft, subfaculteit industrial design engineering, Delft University Press. Vreede, P.L. de, Samson, M.M., Meeteren, N.L. van, Verhaar, H.J. (2003). Functional exercise vs. strength exercise to improve the performance of activities of daily living in older women, Department of Geriatric Medicine, University Medical Center, Utrecht. Poster presentatie.
Bent u dé spil voor Arbeid en Gezondheid in uw organisatie? Adviseert u over preventie, verzuim, reïntegratie en beleid? Wilt u uw kwaliteit van handelen verbeteren?
De Masteropleiding voor Arboconsultants biedt u een: • opleiding tot veelzijdig inzetbare arboprofessional • geïntegreerde benadering van theorie en praktijk • interdisciplinaire aanpak • coachingstraject • (inter)nationale erkenning.
VROM (2003). Bouwbesluit 2003. Den Haag: SDU. U leert op organisatieniveau meedenken en adviseren over
VROM (2004) Met zorg gekozen? Woonvoorkeuren en woningmarktgedrag van ouderen en mensen met lichamelijke beperkingen.
o.a. preventie, verzuim, beleidsmatige- en veranderkundige
VROM-raad (2005). Oude bomen? Oude bomen moet je niet verplanten. Advies over ouderenbeleid en wonen, gericht aan de Themacommissie Ouderenbeleid van de Tweede Kamer.
U kunt zich inschrijven voor:
Wit , J.S.J. de (1997). De SCP-maat van beperkingen: een technische toelichting. Wijk, M., Luten, I. (2001). Tussen mens en plek, over ergonomie van de fysieke omgeving, Delft: University Press.
aspecten en kwaliteit van dienstverlening.
• de tweejarige (deeltijd) opleiding tot Master of Science in Occupational Health • het eenjarig kerntraject • losse modulen. Bent u preventiemedewerker, P&O/HRM-deskundige, arbeidshygiënist, veiligheidskundige, ergonoom A&O-deskundige, bedrijfsfysiotherapeut, bedrijfs-
Wijk, M., Drenth, J., Ditmarsch, M. van (2003). Handboek voor Toegankelijkheid, 5de druk, Reed Business Information.
maatschappelijk werker of een andere arboprofessional en werkzaam op HBO+ niveau? En heeft u interesse? Bel dan de NSPOH voor een studiegids. Telefoon: 020 - 566 49 49. Of kijk op www.nspoh.nl/oac.
De nspoh is dé partner voor organisaties en professionals in de public en occupational health als het gaat om competentiegericht opleiden en leren. Hierdoor verbeteren wij hun performance en dragen wij bij aan een gezonder Nederland. De nspoh werkt samen met diverse universiteiten en instellingen zoals het Erasmus MC, het AMC - UvA, het VU MC, TNO en NIGZ.
Tijdschrift voor Ergonomie
I
Jaargang 30
I
nr. 3
I
Juni 2005
13