www.vsgb.be
HET SOCIAAL STATUUT VAN DE MANDATARISSEN De burgemeester en schepenen De bezoldiging Sedert de wet van 4 mei 19991 wordt de wedde van de burgemeesters en schepenen aanzienlijk verhoogd. In plaats van zoals vroeger, een bezoldiging toegekend op basis van een bedrag uit de weddeschaal voor de graad van opsteller in ministeries, komt de bezoldiging van de burgemeester nu overeen met een percentage van de bezoldiging van de gemeentesecretaris2. De wedde van de schepen is dan weer een percentage van die van de burgemeester3. De burgemeesters en de schepenen genieten ook een eindejaarspremie en vakantiegeld4. Een koninklijk besluit van 16 november 2000 regelt de praktische uitvoering5. Voor de berekening gelden dezelfde principes als voor de ambtenaren6. Voor het vakantiegeld vertrekt men van volgende uitgangspunten: - elke mandataris wordt geacht volledige prestaties te leveren voor de gemeente, ongeacht de grootte ervan. Onder volledige prestaties dient te worden verstaan: prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit in beslag neemt, - het vakantiegeld kan in principe slechts worden toegekend wanneer de mandataris gedurende het voorgaande jaar prestaties heeft geleverd uit hoofde van zijn mandaat, - alleen de afwezigheden die bezoldigd zijn komen in aanmerking bij de berekening van het bedrag van het vakantiegeld. De onbezoldigde periodes van "verhindering" overeenkomstig de regeling uitgewerkt in art. 20 Nieuwe Gemeentewet7, zijn uitgesloten, - twee of meer vakantiegelden kunnen niet worden gecumuleerd, - op het wijzigbaar gedeelte van het vakantiegeld moet een inhouding gebeuren, die 13,07 % bedraagt. Ze wordt doorgestort aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid voor de Plaatselijke en Provinciale Overheden, - de uitvoerende mandataris krijgt vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand volgend op de datum van uitdiensttreding8, - ook schoolverlaters, die jonger dan 25 jaar en binnen de vier maanden na het beëindigen van studies een mandaat opnemen, hebben recht op een aanvullend vakantiegeld. De formule is: VG = (forfaitair gedeelte VG) + 1,1 % (jaarwedde) met VG: vakantiegeld Forfaitair gedeelte VG: jaarlijks vastgelegd Jaarwedde: de jaarwedde verschuldigd voor de maand maart van het vakantiejaar
1
Wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen, B.S. 28 juli 1999. 2 Zie artikel 19 van de Nieuwe Gemeentewet (hierna NGW). 3 De bezoldiging van de schepenen bedraagt 75 % van de bezoldiging van de burgemeester voor gemeenten met meer inwoners dan 50.000 en 60 % van die van de burgemeester voor gemeenten tot 50.000 inwoners. 4 Artikel 19, § 1 bis van de NGW. 5 K.B. 16 november 2000 tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen. B.S. 30 november 2000. 6 De basis is: het K.B. 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's lands algemeen bestuur, B.S. 7 februari 1979 en het K.B. 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt, B.S. 22 november 1979. 7 Nieuwe Gemeentewet, hierna afgekort tot NGW. 8 Het gaat om ontslagneming, pensionering, overlijden of afzetting.
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be Het vakantiegeld is een wettelijk recht op basis van artikel 19, § 1 NGW. Het koninklijk besluit van 16 november 2000 legt de modaliteiten vast, ze kunnen dus niet door de gemeenteraad worden vastgelegd9. Er kan vakantiegeld worden uitbetaald op basis van prestaties geleverd in 2000. Mandatarissen die niet verkozen zijn, genieten vakantiegeld op basis van hun prestaties in het jaar 2000. Het is nodig dat in de gemeenteraadsbeslissing uitdrukkelijk wordt vermeld wanneer het besluit ingaat. Het is aangewezen dat het besluit ingaat op 1 januari van een jaar. Als een mandataris een vakantiegeld ontvangt op grond van een andere beroepsactiviteit, hetzij op grond van een arbeidsovereenkomst of als ambtenaar, dan geldt dat de vakantiegelden niet kunnen worden gecumuleerd boven een bedrag, overeenkomend met het hoogste vakantiegeld dat wordt bekomen wanneer de vakantiegelden van al de uitgeoefende activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties. In het voorkomend geval moet het vakantiegeld op grond van het mandaat worden verminderd. Voor de berekening van de eindejaarspremie geldt het volgende: - ook hier geldt als algemeen principe dat voor de berekening van de eindejaarspremie alleen rekening wordt gehouden met de periodes die bezoldigd zijn. De onbezoldigde periodes van "verhindering" bepaald door art. 20 NGW moeten worden uitgesloten, - wanneer een mandataris twee of meer ambten in de openbare sector cumuleren die volledige of onvolledige prestaties behelzen, mag het bedrag van de eindejaarstoelagen dat hun op grond daarvan wordt toegekend, niet hoger liggen dan het bedrag dat overeenstemt met de hoogste toelage die verkregen wordt wanneer de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties10, - de verwijzingsperiode, de periode die als basis dient, gaat van 1 januari tot 30 september11. De formule is: EJ = (forfaitair gedeelte EJ) + 2,5 % (jaarwedde) met EJ: eindejaarstoelage Forfaitair gedeelte EJ: wordt jaarlijks vastgelegd Jaarwedde: jaarwedde verschuldigd voor de maand oktober van het in aanmerking genomen jaar Het sociaal statuut Tot voor de wet van 4 mei 199912 hadden de uitvoerende mandatarissen op grond van hun mandaat geen sociale bescherming. Vele mandatarissen hadden wel een of andere vorm van sociale bescherming, maar voor diegenen die geen enkele activiteit als werknemer, ambtenaar of zelfstandige hadden, gold er geen bescherming13. Het nieuwe artikel 19 , § 4, eerste lid NGW bevat nu een regeling om de burgemeester en schepenen, die geen andere beroepsactiviteit uitoefenen en geneeskundige verzorging geniet, mits betaling van persoonlijke bijdragen, een sociale bescherming te geven. Met ingang van 1 januari 2001 worden de uitvoerende mandatarissen die zich in die situatie bevinden door de gemeente onderworpen aan de ziekte- en invaliditeitsverzekering, de werkloosheidsverzekering en de kinderbijslagregeling. De niet beschermde mandataris valt onder het stelsel van de contractuele werknemers bij de overheid, behalve voor de pensioenregeling.
9
Zie Vr. en Antw., Comm. Binnenlandse Zaken, Kamer, 1999 – 2000, 13 december 2000, 7 (Vraag nr. 2877, VAN EETVELT). 10 K.B. 16 november 2000 tot vaststelling van het vakantiegeld en de eindejaarspremie van de burgemeesters en schepenen, Verslag aan de Koning, 2, d., B.S. 30 november 2000. 11 Artikel 1, 5° K.B. 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de schatkist bezoldigd ambt. B.S. 22 november 1979. 12 Zie artikel 5 wet van 4 mei 1999 tot verbetering van de bezoldigingsregeling en van het sociaal statuut van de lokale verkozenen, B.S. 28 juli 1999. 13 Het pensioen was echter wel geregeld via de wet van 8 december 1976 tot regeling van het pensioen van sommige mandatarissen en dat van hun rechtverkrijgenden, B.S. 6 januari 1977.
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be -
Ziekte- en invaliditeit
Voor ziekte en invaliditeit wordt op het bedrag van de volledige wedde een werknemersbijdrage14 en een werkgeversbijdrage15 aangerekend. De bijdragen moeten worden gestort aan de RSZPPO. De mandatarissen krijgen dan het genot van de regeling geneeskundige verzorging en uitkeringen16. De lokale mandatarissen zijn onttrokken aan de regeling beroepsziekten voor werknemers en arbeidsongevallen. -
Werkloosheid
De niet beschermde burgemeester of schepenen zijn onderworpen aan de regeling van de werkloosheidsuitkeringen. Er worden zowel werknemersbijdragen17 als werkgeversbijdragen18 van het bedrag van hun volledige wedde afgehouden. -
Kinderbijslag
De gemeenten vallen onder de toepassing van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders19.
Wie valt onder de categorie "niet beschermde" lokale uitvoerende mandataris? De afbakening van het toepassingsgebied is niet altijd even duidelijk. De voorwaarde dat de mandataris enkel prestaties inzake geneeskundige verzorging zou genieten mits betaling van bijkomende persoonlijke bijdragen, maakt het moeilijk om te bepalen wie als "niet beschermde" lokale mandataris moet worden beschouwd. Het socialezekerheidsstatuut van elke mandataris moet op het ogenblik van het opnemen van het mandaat worden onderzocht. Dit onderzoek moet opnieuw gedaan worden zodra er tijdens de duur van het mandaat een wijziging optreedt in het sociaal- of beroepsstatuut van de mandataris. Indien de mandataris niet meer verzekerd is kan de lokale uitvoerende mandataris tijdens de duur van het mandaat toch nog genieten van het sociaal statuut van de "niet beschermde" mandataris. We zetten de meest voorkomende situaties op een rij. De stelregel is: zodra een uitvoerend mandataris een of andere sociale bescherming – hoe gebrekkig ook – geniet, valt hij niet in de categorie "niet beschermde" werknemer. Hij of zij kan dus nooit het statuut van de "niet beschermde mandataris"20 krijgen "ter verbetering" van zijn eigen statuut21.
14
Het gaat om 1.15 % voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen, en 3,55 % sector verzorging. 15 2,35 % voor de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen en 3,80 % voor de sector verzorging. 16 Zie artikel 21, 1° en 5° Wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij de wet van 23 maart 2001 tot wijziging van de wetgeving betreffende het verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat, wat de burgemeester, schepenen, de voorzitter en de leden van het bureau van de disctrictsraden en OCMW-voorzitter betreft en tot invoering van een suppletief sociaal statuut voor de OCMW-voorzitter, B.S. 5 april 2001. 17 0,87 % voor arbeidsvoorziening en werkloosheid. 18 1,46 % voor arbeidsvoorziening en werkloosheid. 19 Artikel 3, 3° Samengeordende wetten 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders onder bepaalde voorwaarden, vervangen bij de wet van 22 december 1989. 20 Dit geldt vooral voor zelfstandigen. 21 Hierop is wel een uitzondering voorzien: indien de omvang van de tewerkstelling als werknemer of ambtenaar dermate beperkt is dat de mandataris zelf bijkomende persoonlijke bijdragen moet betalen aan het ziekenfonds (het gaat om een brutobezoldiging van minder dan 172.000 bef) dan worden deze mandatarissen beschouwd als niet beschermd en kunnen zij een beroep doen op het suppletief sociaal statuut.
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be Uitvoerende mandatarissen die als werknemer of ambtenaar werkzaam blijven, behouden hun sociale bescherming en vallen niet in de categorie "niet beschermde" uitvoerende mandatarissen. Burgemeesters of schepenen die tevens een zelfstandige activiteit uitoefenen, zijn gewoonlijk in hoofdberoep aangesloten in het sociaal statuut van de zelfstandigen. Een politieke activiteit wordt in de sociale zekerheidsreglementering niet beschouwd als een beroepsactiviteit. De omstandigheid dat ze enkel gedekt zijn voor grote risico's en niet voor kleine risico's brengt niet met zich mee dat ze als "niet beschermd" worden beschouwd. Wie als zelfstandige blijft werken, is dus geen "niet beschermde" lokale mandataris. Werknemers in de particuliere sector met verlof zonder wedde betalen tijdens de periode van hun verlof zonder wedde geen sociale zekerheidsbijdragen: ze ontvangen immers geen loon, zodat ze terecht komen in de categorie van "niet beschermde" werknemer. Dat geldt ook voor de personeelsleden van de overheid22 en voor iedereen die zijn arbeidsprestaties volledig schorst. Anders is het dan weer voor werknemers en ambtenaren die een volledige loopbaanonderbreking nemen, want alhoewel zij geen loon meer ontvangen, blijven ze onderbrekingsuitkeringen ontvangen van de RVA, zodat zij op grond daarvan hun sociale bescherming behouden. Arbeidsongeschikte werknemers23 verliezen wel hun arbeidsongeschiktheidsuitkering of invaliditeitsuitkering, maar ze behouden hun erkenning als arbeidsongeschikt werknemer en derhalve hun sociale bescherming zonder dat zij zelf bijdragen moeten betalen aan het ziekenfonds. Arbeidsongeschikte werknemers zijn geen "niet beschermde" lokale mandatarissen. Let op: deze regel geldt niet voor arbeidsongeschikte zelfstandigen. Na een periode van zes maanden arbeidsongeschiktheid gedurende welke hij een politiek mandaat uitoefent, geniet een zelfstandige geen prestaties meer in de sector geneeskundige verzorging24. Arbeidsongeschikte zelfstandigen zijn dus na een periode van zes maanden te rekenen vanaf de aanvang van het politiek mandaat, niet beschermde lokale mandatarissen. Parlementsleden, of leden van de gewest- of gemeenschapsraden beschikken over een sociaal statuut. In de huidige situatie nemen de wetgevende vergaderingen waarvan ze lid zijn enkel de persoonlijke bijdragen die de leden aan het ziekenfonds betalen, voor hun laste. Een parlementslid dat tegelijk een uitvoerend mandaat uitvoert, is een "niet beschermde" lokale mandataris. Voor een gepensioneerde werknemer, ambtenaar of zelfstandige die een mandaat opneemt, wordt het pensioen geschorst, behalve wanneer hij kiest voor weddevermindering. Die schorsing heeft in principe geen invloed op het sociaal statuut. Gepensioneerde zelfstandigen blijven immers beschermd voor de geneeskundige verzorging, zonder hiervoor persoonlijke bijdragen te moeten betalen. Ook de overige gepensioneerden, waarvan het pensioen tot nul wordt herleid, blijven sociaal beschermd. Gepensioneerden zijn geen "niet beschermde" lokale mandatarissen. Er bestaat hierop wel een belangrijke uitzondering: als de loopbaan die in aanmerking komt voor het pensioen minder dan één derde bedraagt, zodat de gepensioneerde zelf aanvullende persoonlijke bijdragen moet betalen, dan wordt die gepensioneerde als "niet beschermde" mandataris beschouwd. Werklozen en bruggepensioneerden die een uitvoerend gemeentelijk mandaat opnemen zijn evenmin "niet beschermde" lokale mandatarissen. Immers, ingevolge de werkloosheidsreglementering 22
Ingevolge de wet van 18 september 1986. Mits toelating van de adviserend geneesheer. 24 Artikel 23 K.B. 20 juli 1971 houdende instelling van een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid ten voordele van de zelfstandigen. Bij beslissing van de adviserend geneesheer wordt de arbeidsongeschiktheid geacht te hebben voortbestaan gedurende een periode van hoogstens zes maanden ten voordele van de gerechtigde, die met het oog op herklassering, een andere zelfstandige beroepsbezigheid, een activiteit als helper of om het even welke ander beroepsbezigheid aanvangt. zie Medelingen RSZPPO, Mededeling 2001/7. 23
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be wordt het gedeelte van de aan het politiek mandaat verbonden wedde, dat 10.899 BEF overschrijdt, in mindering gebracht van het bedrag van de werkloosheidsuitkering. Door dat minimumbedrag behoudt de werkloze of bruggepensioneerde zijn sociale bescherming, zodat hij ook geen wachttermijn moet vervullen wanneer hij zijn mandaat beëindigt. Personen zonder beroepsactiviteit moeten persoonlijke bijdragen betalen. Personen zonder beroepsactiviteit en personen die voor het opnemen van hun mandaat personen ten laste ware, zijn "niet beschermde" lokale mandatarissen. Door het politiek mandaat en de daarmee samenhangende inkomsten zijn de personen niet langer ten laste, zodat ze ook in de categorie van "niet beschermde" lokale mandataris vallen. Een gehandicapte heeft recht op een uitkering, die evenwel geschorst wordt zodra hij een politiek mandaat opneemt. Toch blijft hij verder sociaal beschermd, zonder dat hij daarvoor een bijdrage moet betalen. Een gehandicapte is geen "niet beschermde" lokale mandataris. Studenten tot de leeftijd van 25 jaar blijven sociaal beschermd, via de ouders en vallen dus niet in de categorie van de "niet beschermde" mandataris. Zijn ze ouder dan 25, dan worden ze door hun politiek mandaat niet langer als kind ten laste beschouwd, zodat ze in de categorie "niet beschermde" lokale mandataris terechtkomen.
Hoe aanvragen? Alle personen die zich in de categorie "niet beschermde" lokale mandataris bevinden, hebben in principe recht op sociale bescherming die de gemeente voor haar rekening neemt. De praktische uitvoering voor de aanvraag is echter nog steeds niet geregeld. Een K.B. moet zowel de aanvraagprocedure als de nodige bewijsstukken die de mandataris moet overleggen, regelen.
Betaling van bijkomende bedragen aan de lokale uitvoerende mandatarissen Artikel 19, § 4, derde lid NGW bevat een terugbetalingsregeling van de persoonlijke bijdragen die van toepassing is voor de gewezen burgemeesters en schepenen. De persoonlijke bijdragen die de burgemeester of schepen aan het ziekenfonds betaalt komen voor rekening van de gemeente. De tenlasteneming is niet in de tijd beperkt. De gemeente neemt eveneens de bijdragen betaald in de loop van het jaar 2000 ten laste voor de burgemeester en schepenen die in functie waren in de loop van het jaar 2000, ongeacht of hun mandaat bij de installatie van de nieuwe gemeenteraad verlengd werd. Nieuwe uitvoerende lokale mandatarissen, personen die vanaf ten vroegste 1 januari 2001 een mandaat opnemen, vallen niet onder die regeling. Zij krijgen immers na het einde van hun mandaat werkloosheidsuitkeringen of ziekte-uitkeringen.
De gemeenteraadsleden De gemeenteraadsleden ontvangen geen wedde25. Zij krijgen presentiegeld dat vastgesteld wordt door de gemeenteraad. Het presentiegeld bedraagt minimum 1.500 frank en mag niet meer bedragen dan het presentiegeld dat de provincieraadsleden ontvangen26. Het facultatief karakter van het presentiegeld wordt afgeschaft, maar de raadsleden krijgen enkel maar presentiegeld als ze effectief deelnemen aan de vergaderingen van de gemeenteraad. Het is niet ongewoon dat een gemeenteraadsvergadering lang duurt. Soms loopt hij al eens uit tot na 25 26
Artikel 12, § 1 NGW. Het gaat om het theoretisch hoogst mogelijke bedrag dat een provincieraadslid kan ontvangen.
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be middernacht. Op de vraag of de vergadering na middernacht als een tweede vergadering mag worden beschouwd, geeft de Nieuwe Gemeentewet geen antwoord. In een parlementaire vraag van 9 juli 1977 gaf de minister duidelijk te verstaan dat "het middernachtelijk uur […] geen einde [maakt] aan de lopende vergadering. Het heeft dan ook geen invloed op het presentiegeld […].
Wat met de samenloop van inkomsten? Presentiegelden Vele lokale mandatarissen stellen zich de vraag of het wel toegelaten is dat hun wedde of presentiegeld uit hun mandaat samenvalt met andere inkomsten, zeker wanneer het gaat om vervangingsinkomens. De samenloop van presentiegelden stelt geen probleem voor de werkloosheidsvergoeding27 of de inkomsten uit de ziekte- en invaliditeitsverzekering28. Gepensioneerde mandatarissen mogen maar onder bepaalde voorwaarden neveninkomsten hebben. Mocht de mandataris een bepaald bedrag overschrijden, dan kan hij altijd een vermindering van presentiegeld vragen. De gemeenteraad kon geen besluit nemen omdat de meerderheid van de zittinghebbende leden niet aanwezig was. Hebben de aanwezige gemeenteraadsleden recht op presentiegeld? Volgens de minister van Binnenlandse Zaken is het de aanwezigheid die het al of niet toekennen van het presentiegeld bepaalt. Wie er was (maar onverrichter zake naar huis kon keren) heeft wel degelijk recht op presentiegeld.
Wedde De samenloop van de wedde krachtens een lokaal uitvoerend mandaat en een rustpensioen is dan weer anders29, zeker wanneer de betrokkene een uitvoerend mandaat opneemt op het ogenblik dat hij reeds gepensioneerd is. Samenloop is dan maar beperkt toegelaten, voor zover men de jaargrens met 15 % niet overschrijdt. Het pensioen wordt dan niet geschorst, maar met het percentage van de overschrijding verminderd. In alle andere gevallen is er volledige schorsing van het pensioen. Ook de werkloze die een uitvoerend mandaat opneemt ziet zijn uitkering verminderd30. Dat geldt ook voor de mandataris die een conventioneel brugpensioen geniet31 en voor de mandataris die inkomsten heeft uit de ziekteverzekering32. De samenloop van de wedde met inkomsten die voortvloeien uit als zelfstandige of als loontrekkende uitgeoefende beroepsactiviteit is zonder beperking toegelaten.
De mogelijkheid tot weddevermindering Het is evenwel mogelijk om een weddevermindering te vragen, telkens wanneer men boven het toegelaten bedrag komt van de uitkeringen, vergoedingen of toelagen33. 27
Artikel 46, § 3 K.B. 25 november 1991. Artikel 232 K.B. 4 november 1963. 29 De regel is vervat in artikel 4, § 1 tot 3, en artikel 9 wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen. 30 Artikelen 49 en 130 K.B. 25 november 1991 houdende de werkloosheidsuitkering, B.S. 31 december 1991. 31 Voor een uitgebreid overzicht zie SUYKENS, MARK, Het statuut van de lokale mandataris, in Pockets Lokale Besturen, Brussel, Politeia, 2000, 38. 32 Idem, 39 – 40. 33 Artikel 19, § 1, alinea 7 NGW en artikel 38, alinea 4 OCMW – wet en K.B. 23 juli 1990 tot vaststelling van de wijze waarop de in artikel 19, § 1, vierde lid NGW bedoelde weddevermindering wordt toegestaan aan de burgemeesters en schepenen. 28
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be
Weddeverhoging De gemeente mag de wedde van een burgemeester of schepen verhogen, indien de andere wettelijke of reglementaire toelagen, bezoldigingen, pensioenen of vergoedingen verminderd worden omwille van de wedde als uitvoerend mandataris34.
Het fiscaal statuut van de wedde van de burgemeester en schepenen De wedde die de burgemeester en de schepen ontvangen is een beroepsinkomen waarop belastingen geheven worden. De gemeentelijke administratie moet op de wedde dan ook een bedrijfsvoorheffing afhouden. De burgemeester of schepenen mogen van die wedde de onkosten aftrekken die gemaakt werden bij de uitoefening van hun politiek mandaat. De uitvoerende mandataris kan alle gemaakte kosten35 die verband houden met de uitoefening van het mandaat aftrekken, op voorwaarde dat hij ze kan bewijzen. De mandataris kan ook gebruik maken van het wettelijk forfait. Het voordeel is dat men geen kosten meer moet bewijzen. Als derde mogelijkheid kan de mandataris gebruik maken van het bijzonder kostenforfait voor politieke mandatarissen. De mandataris mag een forfaitair bedrag aangeven met het voordeel dat hij evenmin de werkelijk gemaakte kosten moet bewijzen. Het bedrag wordt elk jaar vastgesteld en is voor alle mandatarissen hetzelfde. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen grootte of klasse van de gemeente36. Dat forfait mag niet gecumuleerd worden met de verplichte bijdrage aan de partij. Wil de mandataris de partijbijdrage aftrekken, dan moet hij kiezen voor het stelsel van de werkelijk gemaakte kosten. Wanneer de mandataris verschillende beroepsinkomsten cumuleert, is hij voor elke categorie vrij om te kiezen van welke kostenaftrek hij gebruikt maakt.
Wat behoort tot het loon? Het is belangrijk om te weten wat als loon wordt beschouwd, niet alleen omdat er belastingen op geheven worden, maar ook omdat er op het loon sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn. De vergoedingen voor vakantiegeld en eindejaarspremie zijn geen deel van het loon, zodat hierop geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn37. Ook het compenserend voordeel38 wordt niet beschouwd als een deel van de wedde. Hierop zijn geen sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd.
Het fiscaal en sociaal statuut van het presentiegeld
34
Artikel 12 NGW en art. 19, §1 NGW. De wet van 4 mei 1999 kent aan de gemeente de macht toe om het bedrag te bepalen waarmee de wedde van de burgemeesters of schepenen van de gemeenten met minder dan 50.000 inwoners verhoogd worden, op voorwaarde dat zij daar zelf om verzoeken. De aanvraag moet worden ingediend bij een ter post aangetekende brief gericht aan het college van burgemeester en schepenen. 35 Het gaat ondermeer om telefoonkosten, aankoop van materiaal, boeken, transportkosten, representatiekosten, … 36 Zie infra de bedragen voor 2000. 37 Op het forfaitair en het wijzigbaar gedeelte van het vakantiegeld moet wel 13,07 % ingehouden en doorgestort worden aan de RSZPPO. Het gaat om een bijzondere inhouding, die dient voor het fonds voor egalisatie van het percentage van de pensioenbijdragen. Zie DE RAUW, M., Weddespiegel van de gemeente- en ocmw – mandatarissen, Nazareth, Schaubroeck, losbladig, I/1/7. 38 Volgens artikel 19, § 1 NGW.
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be Op het verkregen presentiegeld is belasting verschuldigd. Het zijn immers baten die als bedrijfsinkomsten worden beschouwd. De gemeenteraadsleden mogen wel een forfaitair of een reëel bedrag van kosten in mindering brengen. Op de presentiegelden moeten geen socialezekerheidsbijdragen worden betaald, omdat presentiegelden niet als loon worden beschouwd39.
Vergoedingen De burgemeesters en de schepenen mogen, buiten [de] wedde, geen bijkomende verdiensten genieten ten laste van de gemeente, om welke reden of onder welke benaming ook40. Dat betekent dat de wedde die de gemeentewet toekent aan de lokale uitvoerende mandatarissen ook geacht wordt een vergoeding te bevatten voor het bijwonen van vergaderingen van het schepencollege, de gemeenteraad, en alle commissievergaderingen. Het is niet mogelijk om daarvoor nog eens extra presentiegeld te ontvangen. Het is wel mogelijk om presentiegeld te ontvangen voor alle vergaderingen niet ten laste van de gemeente. Ook is het algemeen aanvaard dat de lokale uitvoerende mandatarissen een vergoeding krijgen voor de kosten41 die ze maken. Er bestaan twee mogelijkheden: ofwel betaalt de gemeente de werkelijk gemaakte kosten terug. Het is dan aan de burgemeester of schepen om het bewijs te leveren van die gemaakte kosten. Ofwel betaalt de gemeente een forfait. Zo'n forfait moet dan in verhouding staan tot de gemaakte kosten. Representatiekosten gemaakt ter gelegenheid van recepties, plechtigheden, manifestaties, … mogen worden terugbetaald door de gemeenteraad, op voorwaarde dat ze de werkelijke kosten dekken42. Telefoonkosten zijn evenmin vergoedingen in de zin van art. 19 § 3 NGW43. Toch kunnen ze niet onbeperkt worden terugbetaald. Wie vóór zijn aanstelling als burgemeester of schepen reeds een telefoon bezit, kan in geen geval zijn aansluitingskosten laten terugbetalen. Abonnements- en gesprekskosten mogen wel worden vergoed, voor zover het niet gaat om persoonlijke kosten. De vergoeding voor de kosten is evenwel onderworpen aan het toezicht en de toezichthoudende overheid mag te allen tijde buitensporige vergoedingen schorsen of vernietigen44. In principe kunnen reis- en verblijfkosten voor dienstreizen ook worden terugbetaald door de gemeente, zonder dat ze beschouwd worden als vergoedingen in de zin van art. 19 § 3 NGW. Het moet dan wel gaan om reis- en verblijfkosten voor dienstreizen gemaakt na een voorafgaande opdracht daartoe van het college en buiten het grondgebied van het college. Verplaatsingen op het grondgebied van de gemeente en naar aanleiding van de normale uitoefening van het ambt, mogen daarentegen geen aanleiding geven tot een vergoeding ten laste van de gemeente. De vaststelling van de vergoeding behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de gemeenteraad die zich hierbij kan laten leiden door de modaliteiten inzake de vergoeding voor het provincie- en gemeentepersoneel45.
39
DE RAUW, M., o.c., II/1/3. artikel 19, § 3 NGW. 41 Zie Vr. en Antw. Kamer, 1984 - 85, 25 april 1985, 3397 (Boniface-Delobe); Vr. en Antw. Senaat, 1990, 6 juli 1990, 2071, (Appeltans); Vr. en Antw. Senaat, 1977-78, 27 oktober 1977, 255 (Van Elsen); Vr. en Antw. Kamer, 1997-98, 28 september 1998, 19758-19760 (Ansoms). 42 Vr. en Antw. Senaat, 1993, 17 februari 1993, 2393 – 2394 (Appeltans). 43 Vr. en Antw. Senaat, 1977-78, 27 oktober 1977, 255 (Van Elsen). 44 Omzendbrief 13 juli 1956. 45 Vr. en Antw. Kamer, 1984-85, 25 april 1985, 3397 (Boniface-Delobe). 40
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004
www.vsgb.be Het is ook mogelijk dat de gemeente beslist om naamkaartjes, briefpapier en postzegels ter beschikking te stellen. De voorwaarde is wel dat ze uitsluitend worden gebruikt in verband met de uitoefening van het ambt46. De gemeenteraadsleden krijgen enkel presentiegeld, geen wedde47. Er wordt dan ook aangenomen dat zij geen recht hebben op terugbetaling van kosten. In een tijd waar men spreekt over het dichten van de kloof tussen de burger en de politiek, is er meer dan ooit nood aan sterke lokale besturen. Jammer genoeg werden ze maar al te lang stiefmoederlijk behandeld. Een sterk lokaal bestuur hangt af van overtuigde bestuurders, die steeds opnieuw het beste geven van zichzelf. Zoiets kan natuurlijk niet wanneer er geen aantrekkelijk statuut van de mandataris bestaat. Een eerste stap in de goede richting is de hervorming van het sociaal en financieel statuut van de mandataris. Het werk houdt daar evenwel niet op: er kan nog veel geïnvesteerd worden in opleiding, bijscholing, … En natuurlijk moet er worden gedacht aan een duidelijke taakomschrijving, waarbij de gemeente ruimte krijgt om een eigen beleid uit te bouwen, zonder dat ze het doorgeefluik is van de politiek van hogere overheden. Maar dat is een ander debat…48
46
Vr. en Antw. Senaat, 1971-72, 19 mei 1972, 686 (Jorissen). Artikel. 12 § 1 NGW. 48 Zie REYNAERT, H., Lokale en regionale politiek, Brugge, Vanden Broele, losbladig. 47
Hildegard Schmidt – Nieuwsbrief nr. 4 – juni 2004