Het sociaal rendement van
Lokaal InvesteringsFonds Eindhoven
Pimbaa Onderzoek & Advies
’s Hertogenbosch, 24 december 2014
Het sociaal rendement van Lokaal InvesteringsFonds Eindhoven
Auteur: Jan Olde Loohuis
Copyright © 2014 Pimbaa. Alle rechten voorbehouden. Het is toegestaan gegevens uit dit rapport te gebruiken in artikelen en andere niet-commerciële uitingen, mits daarbij de bron duidelijk en nauwkeurig wordt vermeld. Aan de informatie in dit onderzoek kunnen geen rechten worden ontleend. Pimbaa aanvaardt geen aansprakelijkheid voor schade als gevolg van onjuistheden en/of gedateerde informatie.
Het sociaal rendement van LIFE
1
Pimbaa Onderzoek & Advies
Inhoudsopgave 1. INLEIDING .................................................................................................................. 3 1.1 ONDERZOEKSOPZET............................................................................................................. 3 1.2 LEESWIJZER........................................................................................................................ 4 2. SOCIAAL RENDEMENT LIFE .......................................................................................... 5 2.1 BEHOUD WERKGELEGENHEID ................................................................................................ 5 2.2 INVESTERING LIFE .............................................................................................................. 5 2.3 HEFBOOMEFFECT VAN DE INVESTERING .................................................................................. 7 2.4 EFFECTEN VOOR DE BELANGHEBBENDEN ................................................................................. 8 2.5 IMPACT VAN LIFE OP HET BEHALEN VAN DE EFFECTEN ............................................................... 8 2.6 SOCIALE WAARDE VAN LIFE VOOR BELANGHEBBENDEN ............................................................. 9 2.7 NETTO SOCIAAL RENDEMENT VAN LIFE ................................................................................ 10 BIJLAGE 1 – BEGRIPPEN EN TOELICHTING IMPACT ......................................................... 13 BIJLAGE 2 – WAARDERING VAN EFFECTEN .................................................................... 16
Het sociaal rendement van LIFE
2
Pimbaa Onderzoek & Advies
1. Inleiding In 2013 heeft de gemeente Eindhoven het Lokaal InvesteringsFonds Eindhoven (LIFE) opgezet. Het investeringsfonds komt voort uit de Crisiskredietregeling, een initiatief waarmee Start Foundation van 2009 tot en met 2011 geïnvesteerd heeft in 14 bedrijven. Door de Crisiskredietregeling werden 122 arbeidsplaatsen voor kwetsbare werknemers behouden en werd een positief sociaal rendement gerealiseerd. Deze goede resultaten, in combinatie met de aanhoudende economische crisis, waren voor de gemeente Eindhoven aanleiding om LIFE te starten. LIFE heeft als doel te voorkomen dat werknemers die kwetsbaar zijn op de huidige arbeidsmarkt, op straat komen te staan. Bedrijven die door de (aanhoudende) crisis in de problemen zijn geraakt, maar wel een gezond toekomstperspectief hebben, kunnen onder voorwaarden een beroep doen op LIFE. In dit onderzoek wordt geëvalueerd wat het sociaal rendement is van LIFE, wat de impact is van LIFE op het voorkómen van faillissement, en in hoeverre werkgelegenheid voor potentieel kwetsbare werknemers in de regio Eindhoven behouden is. De evaluatie betreft de resultaten van LIFE sinds de start in 2013 tot december 2014.
1.1 Onderzoeksopzet De evaluatie van het Lokaal InvesteringsFonds Eindhoven is gebaseerd op de 7 principes van de Social Return in Investment (SROI) methode. Toepassing van deze principes betekent dat men in gesprek gaat met alle potentiële belanghebbenden om bij hen, en vanuit hun perspectief, te achterhalen welk effect zij ervaren of verwachten als gevolg van een project/interventie. Met interviews of vragenlijsten wordt achterhaald wat de belangrijkste effecten zijn en wat de waarde is van deze effecten. Vervolgens wordt bekeken in hoeverre het bereiken van deze effecten aan de interventie mag worden toegerekend; dit is de impact. Hiervoor worden alle externe factoren, die van invloed zijn (bijvoorbeeld demografische/economische ontwikkelingen of veranderende wetgeving), in kaart gebracht. In overleg met Start Foundation is besloten de betrokkenheid van de belanghebbenden te beperken tot de ondernemers achter de ondernemingen waarin geïnvesteerd is. Op basis van discussie met Start Foundation en literatuurstudie zijn belanghebbenden benoemd waarvan werd verwacht dat zij significante veranderingen zouden ondervinden als gevolg van LIFE. Vervolgens zijn de relevante effecten voor deze belanghebbenden geïdentificeerd. De gegevensverzameling voor de SROI-analyse van LIFE is uitgevoerd door een combinatie van literatuuronderzoek, vragenlijsten en interviews met de ondernemers, Start Foundation, banken en accountants. Middels (telefonische) interviews en vragenlijsten zijn gegevens verkregen bij de ondernemers over het werknemersbestand. Hiermee werd onder meer de leeftijd, het opleidingsniveau, het salaris, en de gezinssituatie van de werknemers in kaart gebracht. Met deze gegevens kan de baanvindduur bepaald worden. De baanvindduur drukt uit hoe lang de te verwachten werkloosheidsduur is van werknemers indien ze op een bepaald moment ontslagen zouden worden. Een werknemer
Het sociaal rendement van LIFE
3
Pimbaa Onderzoek & Advies
is potentieel kwetsbaar als deze, op basis van zijn leeftijd en opleidingsniveau, een baanvindduur heeft die boven het landelijk gemiddelde ligt. Hoe langer de baanvindduur is, hoe groter de besparing op maatschappelijke kosten indien werkgelegenheid wordt behouden. Op basis van data uit CBS statline is de baanvindduur voor werknemers voor diverse leeftijds- en opleidingscategorieën bepaald. Hiervoor is de meest recente beschikbare data over het jaar 2013 gebruikt. De impact LIFE is bepaald door bij diverse betrokkenen (ondernemer, kredietcommissie Start Foundation, accountant en bank) navraag te doen naar de kans op faillissement, de mate waarin andere partijen bijdroegen aan de financiering, en de mate waarin deze financiering door derden conditioneel was op de investering vanuit LIFE. Op deze manier worden zowel economische als bedrijfsspecifieke factoren in de berekening van de impact van LIFE betrokken en kan zo objectief mogelijk vastgesteld worden of er sprake was van een hefboomeffect door de investering vanuit LIFE. De sociale waarde van de effecten is berekend op basis van literatuuronderzoek en de werknemersbestanden van de betrokken bedrijven.
1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het sociaal rendement van LIFE stap voor stap gepresenteerd. In paragraaf 2.1 wordt beschreven hoeveel (kwetsbare) banen behouden zijn. In paragraaf wordt de investering van LIFE in de bedrijven berekend, waarna in paragraaf 2.3 aangegeven wordt in hoeverre deze investeringen ook een hefboom waren voor een investering door andere financiers. In paragraaf 2.4 worden de verwachte effecten van de LIFE regeling benoemd. De impact van LIFE op het realiseren van deze effecten wordt in paragraaf 2.5 berekend. Paragraaf 2.6 presenteert per belanghebbende de gerealiseerde sociale waarde. Tot slot wordt in paragraaf 2.7 het sociaal rendement van LIFE berekend. De gehanteerde definities worden in bijlage 1 toegelicht. In bijlage 2 worden de berekeningen onderbouwd die toegepast zijn om de effecten van LIFE te waarderen.
Het sociaal rendement van LIFE
4
Pimbaa Onderzoek & Advies
2. Sociaal rendement LIFE In de volgende paragrafen geven we aan welke resultaten LIFE tot nu toe opgeleverd heeft en welke investering LIFE gedaan heeft.
2.1 Behoud werkgelegenheid LIFE is in het leven geroepen om banen voor potentieel kwetsbare werknemers te behouden of een eventueel ontslag met een aanzienlijke periode uit te stellen. Tussen november 2013 en september 2014 heeft LIFE in 5 ondernemingen geïnvesteerd. Alle bedrijven staan per december 2014 nog overeind. Een aantal bedrijven heeft ondanks de crisis toch meer werknemers aan kunnen nemen, enkele anderen hebben hun personeelsbestand licht moeten inkrimpen. Onderstaande tabel geeft het aantal en het type werknemers weer dat de ondernemingen in dienst hadden op het moment van de investering (T=0) en per december 2014 (T=1). De baanvindduur betreft de gemiddelde baanvindduur voor de werknemers van de betreffende onderneming in december 2014. Tabel 1 – overzicht werknemersbestand
Werknemers op T=0
Werknemers op T=1
Gemiddelde baanvindduur
Onderneming
Kwetsbaar
Niet kwetsbaar
Kwetsbaar
Niet kwetsbaar
Portfolio
Nederland
A
8
6
7
5
10,6
10,5
B
13
6
15
9
12,0
10,5
C
5
16
6
18
7,2
10,5
D
1
5
1
4
10,6
10,5
E
3
6
3
7
10,5
10,5
Gemiddelde
6,0
7,8
6,4
8,6
10,2
10,5
Totaal
30
39
32
43
69
75
In totaal zijn bij deze ondernemingen 32 kwetsbare banen behouden (T=0: 30) en 43 nietkwetsbare banen behouden (T=0: 39). De verhouding tussen kwetsbare en niet-kwetsbare medewerkers is tussen t=0 en t=1 vrijwel gelijk gebleven. 43% van alle werknemers is te kenmerken als kwetsbaar op basis van de verwachte baanvindduur. De baanvindduur van de portfolio is iets lager dan het gemiddelde in Nederland. Dit wordt veroorzaakt door de lage baanvindduur van één bedrijf in de portfolio.
2.2 Investering LIFE De investering door LIFE in de ondernemingen bestaat uit drie componenten; de lening, een korting op de gangbare marktinterest en ondersteuning door de bedrijfsadviseurs van Start Foundation. Hieronder worden de achtergrond en waarde van elke component beschreven.
Het sociaal rendement van LIFE
5
Pimbaa Onderzoek & Advies
1. De hoogte van het verstrekte krediet LIFE heeft in totaal € 270.000 aan leningen verstrekt aan vijf ondernemingen. De verstrekte kredieten variëren van € 20.000 tot € 100.000 met een gemiddelde hoogte van € 54.000. In de meeste gevallen is het eerste jaar aflossingsvrij en wordt aflossing vervolgens in 48 gelijke maandelijkse termijnen voldaan. LIFE vraagt geen afsluitprovisie voor het verstrekken van de lening. 2. De waarde van de korting op de gangbare marktinterest LIFE verstrekt leningen met een interestpercentage dat onder de gemiddelde marktinterestvoet voor vergelijkbare kredieten ligt. Uit onderzoek in het kader van de Crisiskredietregeling van Start Foundation kwam naar voren dat banken voor vergelijkbare kredieten een interestpercentage van circa 9% hanteren. Uit discussie komt eveneens naar voren dat banken bij meer risicovolle ondernemingen navenant hogere interestpercentages hanteren. Voor de berekening van de interestkorting wordt echter uitgegaan van een conservatief gemiddelde van 9%. Afhankelijk van een aantal sociale en financiële kengetallen bepaalt Start Foundation als uitvoerder van LIFE per onderneming het vereiste interestpercentage. De interestkorting varieert hierdoor van 3% tot 4% met een gemiddelde van 3,6%. De waarde van deze interestkorting gemeten over de gehele looptijd van alle leningen in portfolio, rekening houdend met aflossing in 48 termijnen vanaf het tweede jaar, bedraagt € 29.400. 3. De waarde van de ondersteuning aan de ondernemingen LIFE investeert in de ondernemingen in portfolio door de tijd van een adviseur ter beschikking te stellen. Deze ondersteuning gaat de normale activiteiten rondom het administratieve beheer van een investering te boven. Met de sectorkennis, het financiële inzicht en de ervaring in bedrijfsadvisering kan de adviseur van Start Foundation veel bijdragen aan de overleving van de onderneming. We baseren de waarde van het advies daarom op het gemiddelde uurtarief van € 120 dat een financieel adviseur hanteert1. In totaal verwachten de adviseurs van Start Foundation 400 uren aan ondersteuning te zullen bieden, hetgeen een waarde vertegenwoordigt van € 48.000. De inzet varieert van 50 tot 100 uur per bedrijf en is afhankelijk van de ingeschatte begeleidingsbehoefte. In dit bedrag zijn geen kosten versleuteld voor de tijd die de staf van Start Foundation kwijt is aan behandeling van aanvragen die uiteindelijk niet tot een investering kwamen. De waarde van de advisering bevat dus geen expliciete opslag voor overhead ten aanzien van de activiteiten voor het beheer van de portfolio.
1
Bron: http://financieel.infonu.nl/hypotheek
Het sociaal rendement van LIFE
6
Pimbaa Onderzoek & Advies
Verdeeld over de drie componenten bedraagt de totale investering in LIFE € 347.400. In onderstaande tabel presenteren we per onderneming de hoogte van de verstrekte lening, de waarde van de interestkorting en de waarde van de advisering door Start Foundation. Tabel 3 – overzicht investeringen LIFE
Investering LIFE in lening, interestkorting en advies Onderneming A B C D E Gemiddelde Totaal
Lening € 50.000 € 100.000 € 50.000 € 20.000 € 50.000 € 54.000 € 270.000
Interestkorting 3,0% 4,0% 3,0% 4,0% 4,0% 3,6%
Waarde korting € 4.500 € 12.000 € 4.500 € 2.400 € 6.000 € 5.880 € 29.400
Aantal uren 100 100 100 50 50 80 400
Waarde advies € 12.000 € 12.000 € 12.000 € 6.000 € 6.000 € 9.600 € 48.000
Totale inbreng € 66.500 € 124.000 € 66.500 € 28.400 € 62.000 € 69.480 € 347.400
2.3 Hefboomeffect van de investering Een van de aanleidingen om LIFE te starten was gelegen in het feit dat banken, vanwege de kredietcrisis, de deur dichthielden voor financieringsaanvragen van bedrijven die in moeilijke omstandigheden verkeerden. Door te investeren in dit type bedrijven wilde LIFE een aanjager en hefboom zijn voor het verkrijgen van aanvullende bancaire financiering. Bij 2 van de 5 investeringen kunnen we concluderen dat de participatie van LIFE ertoe leidde dat derden (bank en BBZ) bereid waren tot financieren. Deze financiering betreft zowel additionele financieringen als opschorting van aflossingsverplichtingen. In totaal hebben de derden op deze manier € 195.000 geïnvesteerd. We berekenen het hefboomeffect op basis van de door LIFE verstrekte leningen ad € 270.000 omdat banken niet zozeer geïnteresseerd zijn in de waarde van de interestkorting en het bedrijfsadvies. De hefboom op de totale portefeuille komt hierdoor op 0,72 (of 72%). Op bedrijfsniveau varieert de hefboom van 0 tot 1,8. Bij 2 andere investeringen was financiering door derden niet conditioneel op de participatie door LIFE. Deze derden, de bank respectievelijk een particuliere investeerder, hebben samen met LIFE geïnvesteerd maar zouden deze investering ook gedaan hebben als LIFE niet geparticipeerd had in de financieringsronde. Op dit bedrag (€ 136.000) is daarom geen hefboom van toepassing. In één geval was LIFE de enige investeerder. In onderstaande tabel is de verdeling van de financiering, de procentuele bijdrage van LIFE en de hefboomfactor per onderneming weergegeven. Tabel 4 – overzicht hefboom LIFE
Investering LIFE en hefboomeffect Onderneming A B C D E Gemiddelde Totaal
Lening LIFE € 50.000 € 100.000 € 50.000 € 20.000 € 50.000 € 54.000 € 270.000
Het sociaal rendement van LIFE
Bedrag hefboom €€ 180.000 €€ 15.000 €€ 39.000 € 195.000
Niet-hefboom €€€ 86.000 €€ 50.000 € 27.200 € 136.000
Totaal € 50.000 € 280.000 € 136.000 € 35.000 € 100.000 € 120.200 € 601.000
Bijdrage LIFE 100,0% 35,71% 36,76% 57,1% 50,0% 55,9% 44,9%
Hefboom 0,00 1,80 0,00 0,75 0,00 0,72
7
Pimbaa Onderzoek & Advies
Uit bovenstaande tabel blijkt dat in totaal € 601.000 aan financiële middelen geïnvesteerd is in de bedrijven in de portfolio, waarvan LIFE 45% voor haar rekening heeft genomen. Grafiek 1 – investeringen en hefboom LIFE
Investeringen en hefboom LIFE
€ 136.000 ; 23% € 270.000 ; 45%
Lening LIFE Hefboom LIFE Overige financiering
€ 195.000 ; 32%
2.4 Effecten voor de belanghebbenden Er zijn 5 belanghebbenden gedefinieerd waarvoor middels een SROI-analyse de verwachte effecten in kaarten zijn gebracht en de sociale waarde is berekend. Tabel 5 – overzicht belanghebbenden en effecten
Belanghebbenden en effecten LIFE Belanghebbende Kwetsbare werknemer Niet-kwetsbare werknemer Gemeentelijke overheid Landelijke overheid UWV WERKbedrijf
Effect Behoud vaste baan Behoud vaste baan Lagere instroom WWB Behoud belasting Lagere instroom WW
Indicator Behoud inkomen Behoud inkomen Lagere kosten WWB Behoud belastingopbrengst Lagere kosten WW
Voor elk effect is één indicator vastgesteld waarmee gemeten kan worden in hoeverre het effect bereikt wordt en wat de verwachte waarde van het effect is. De waarde van de effecten is afhankelijk van de samenstelling van het werknemersbestand, en varieert daarom van bedrijf tot bedrijf. Factoren die een rol spelen bij de berekening van de waarde zijn onder meer de leeftijd, de verwachte baanvindduur, het huidige bruto maandloon en de opgebouwde WW-rechten van de werknemers. In bijlage 2 wordt toegelicht op welke manier de waarde van de effecten berekend wordt.
2.5 Impact van LIFE op het behalen van de effecten Een belangrijk onderdeel van een SROI-analyse betreft de bepaling in hoeverre een effect is toe te rekenen aan de interventie die gepleegd is, in dit geval de LIFE regeling. Op basis van
Het sociaal rendement van LIFE
8
Pimbaa Onderzoek & Advies
de kans op faillissement zonder financiering door LIFE, de procentuele bijdrage van LIFE en de hefboom kunnen we bepalen hoe groot de impact is van LIFE op het bereiken van de in vorige paragraaf beschreven effecten. De kans op faillissement is een gemiddelde op basis van gesprekken met de directeur/eigenaar van de onderneming, de accountant, de bank en de adviseur van Start Foundation en de leden van de kredietcommissie. Het gemiddelde betreft hier de kans uitgedrukt in een percentage van 0% tot 100% dat de onderneming vanaf T=0 binnen 6 tot 9 maanden failliet zou gaan indien er geen aanvullende en/of vervangende financiering zou komen. De gemiddelde kans op faillissement ligt op bijna 50%, met een variatie van 29% tot 88%. De impact van LIFE stijgt naarmate de kans op faillissement hoger is. De procentuele bijdrage van LIFE en de respectievelijke hefboomfactor zijn reeds weergegeven in paragraaf 2.2 en 2.3. De impact stijgt naarmate de bijdrage en/of de hefboom hoger zijn. In bijlage 1 wordt de berekening van de impactbepaling nader toegelicht. In onderstaande tabel wordt de impact per onderneming weergegeven, gebaseerd op de kans op faillissement, de procentuele bijdrage van LIFE en de hefboomfactor. Tabel 6 – overzicht hefboom en impact LIFE
Hefboom en Impact van LIFE Onderneming A B C D E Gemiddelde
Kans op faillissement 42,5% 87,5% 47,5% 28,8% 41,3% 49,5%
Bijdrage LIFE* 100,0% 35,7% 36,8% 57,1% 50,0% 44,9%
Hefboom* 0,00 1,80 0,00 0,75 0,00 0,72
Impact* 43% 88% 17% 29% 21% 39%
* De gemiddelden van de bijdrage van LIFE, de hefboom en de impact zijn berekend op portfolioniveau en zijn daarom geen gemiddelde van de in de tabel weergegeven cijfers.
2.6 Sociale waarde van LIFE voor belanghebbenden In paragraaf 2.4 is geschetst welke effecten LIFE kan realiseren en in paragraaf 2.5 is berekend wat de impact is van LIFE op het realiseren van deze effecten. In onderstaande tabel wordt getoond hoeveel sociale waarde de LIFE regeling per onderneming en per belanghebbende gerealiseerd heeft, na correctie voor de impact van LIFE. In bijlage 2 worden de aannames en grondslagen voor de waardering van de effecten nader toegelicht. Tabel 7 – overzicht sociale waarde LIFE na impact
Waarde effecten LIFE portfolio, per belanghebbende, na correctie impact Onderneming A B C D E Gemiddelde Totaal Procentueel
Kwetsbare werknemers € 23.003 € 79.431 € 1.387 € 1.833 € 3.949 € 21.921 € 109.603 13%
Het sociaal rendement van LIFE
Niet kwetsbare werknemers € 17.252 € 36.661 € 4.438 € 9.167 € 7.897 € 15.083 € 75.415 9%
Gemeente
Belastingdienst
UWV
Totaal
€ 281 € 8.674 € 3.697 € 4.181 € 10.997 € 5.566 € 27.830 3%
€ 17.373 € 53.471 € 3.674 € 6.506 € 9.790 € 18.163 € 90.813 11%
€ 134.277 € 356.707 € 13.435 € 28.470 € 21.225 € 110.823 € 554.114 65%
€ 192.186 € 534.945 € 26.631 € 50.157 € 53.858 € 171.555 € 857.776
9
Pimbaa Onderzoek & Advies
Uit de resultaten blijkt dat 65% van de sociale waarde verwacht wordt bij belanghebbende UWV en 11% bij belanghebbende De Belastingdienst. Uit de analyses blijkt dat, gezien de leeftijd van de werknemers, de opgebouwde WW-rechten relatief hoog zijn. In combinatie met de verwachte baanvindduur blijkt dat slechts enkele werknemers uiteindelijk in WWB komen gedurende de baanvindduur die nog resteert na de WW-uitkering, Daardoor is de sociale waarde voor de gemeente relatief gering. Grafiek 2 – sociale waarde LIFE per belanghebbende
Sociale waarde LIFE per belanghebbende
Kwetsbare werknemers
€109.603
€75.415
Niet kwetsbare werknemers
€27.830
Gemeente €90.813 €554.114
Belastingdienst
UWV
22% van de sociale waarde wordt gegenereerd voor de werknemers. 57% van de waarde voor de werknemers wordt gerealiseerd voor potentieel kwetsbare werknemers. Dit bevestigt dat potentieel kwetsbare werknemers verhoudingsgewijs het meest te winnen hebben bij de instandhouding van het bedrijf waar zij werken.
2.7 Netto sociaal rendement van LIFE Vanuit het perspectief van een investeerder is het netto sociaal resultaat van LIFE interessant. Om het netto resultaat te bepalen, wordt de netto sociale waarde afgezet tegen de netto investeringen. Daarbij wordt middels de discontofactor rekening gehouden met de onzekerheid van toekomstige opbrengsten. Onzekerheid toekomstige opbrengsten LIFE heeft leningen verstrekt aan ondernemingen met een relatief hoog risico. De kans op spoedig faillissement is weliswaar verkleind door de investering, maar het risicoprofiel blijft hoog gezien de relatief zwakke positie van de ondernemingen en de staat van de economie. In maatschappelijke kosten-baten analyses (MKBA’s) wordt normaliter uitgegaan van een
Het sociaal rendement van LIFE
10
Pimbaa Onderzoek & Advies
discontovoet van 4% voor de berekening van de contante waarde van toekomstige opbrengsten en investeringen. In deze rapportage is ervan uitgegaan dat de disconto die van toepassing is op de LIFE regeling aanzienlijk hoger zou moeten zijn omdat er een hoger dan gemiddeld risico is dat de verwachte sociale waarde en de terugbetaling van de lening niet volledig gerealiseerd wordt. Naarmate er sprake is van een hogere disconto daalt de contante waarde van de in de toekomst te verwachten effecten en aflossingen, hetgeen de onzekerheid reflecteert. De kredietcommissie van Start Foundation heeft per onderneming het risicoprofiel besproken. Ook de accountant, de ondernemer en de bank hebben hiervan een inschatting gegeven. Dit risicoprofiel is omgezet naar een discontovoet om de contante waarde van toekomstige opbrengsten te berekenen. De gemiddelde disconto is 29%, met individuele variaties van 13% tot 45%. Realisatie netto sociaal rendement In paragraaf 2.4 is de investering per bedrijf berekend en in paragraaf 2.6 is de sociale waarde per bedrijf, na correctie voor impact, gepresenteerd. Deze bedragen worden gecorrigeerd met de discontofactor om te komen tot het netto resultaat. Tabel 8 – overzicht netto investeringen en netto sociale waarde LIFE
Investering en sociale waarde na correctie disconto Onderneming A B C D E Gemiddelde Totaal
Investering € 66.500 € 124.000 € 66.500 € 28.400 € 62.000 € 69.480 € 347.400
Netto Investering* € 32.855 € 71.747 € 37.821 € 11.869 € 24.042 € 35.667 € 178.334
Sociale waarde € 192.186 € 534.945 € 26.631 € 50.157 € 53.858 € 171.555 € 857.776
Netto Sociale waarde** € 150.734 € 368.927 € 18.526 € 44.584 € 46.833 € 125.921 € 629.604
* Investering op T=1 na aftrek van voldane aflossingen en na correctie voor de discontofactor over de nog af te lossen bedragen en te verstrekken interestkorting gedurende de openstaande investeringstermijn. ** De sociale waarde is gebaseerd op het werknemersbestand bij aanvang van een investering, aangepast voor groei of afname van het werknemersbestand, en houdt rekening met de impact en de discontofactor.
Op basis van de netto investeringen en de netto sociale waarde wordt het netto resultaat berekend en kan de Social Return on Investment bepaald worden. Tabel 9 toont het netto resultaat van de investering in LIFE. Tabel 9 – overzicht netto resultaat en SROI LIFE
Realisatie netto resultaat en SROI Onderneming A B C D E Gemiddelde Totaal
Netto sociale waarde € 150.734 € 368.927 € 18.526 € 44.584 € 46.833 € 125.921 € 629.604
Netto Investering € 32.855 € 71.747 € 37.821 € 11.869 € 24.042 € 35.667 € 178.334
Netto resultaat* € 117.879 € 297.180 € -19.295 € 32.715 € 22.791 € 90.254 € 451.270
SROI Ratio** 4,6 5,1 0,5 3,8 1,9 3,5
* Netto sociale waarde minus netto investering. ** Netto sociale waarde gedeeld door netto investering.
Het sociaal rendement van LIFE
11
Pimbaa Onderzoek & Advies
De LIFE portfolio heeft tot op heden een positieve Social Return on Investment van 3,5 gerealiseerd. Dit betekent dat voor iedere geïnvesteerde euro een sociale waarde van 3,5 euro gerealiseerd wordt. Grafiek 3 – netto resultaat LIFE
Netto resultaat LIFE €700.000 €600.000 €500.000 €400.000 €300.000 €200.000 €100.000 €0 Netto sociale waarde
Netto Investering
Netto resultaat
Afhankelijk van de prestaties van de ondernemingen kan het rendement gedurende de looptijd van het krediet positiever of negatiever uitpakken. De netto sociale waarde stijgt als de bedrijven erin slagen om te groeien en meer werknemers in dienst te nemen. De netto investering daalt als bedrijven de lening aflossen omdat de discontofactor niet meer van toepassing is op de afgeloste bedragen. Beide factoren hebben een positief effect op het sociaal rendement. Echter, als een onderneming alsnog failliet gaat dan zal het verstrekte krediet niet afgelost worden en zullen werknemers alsnog hun baan verliezen. Dit heeft een negatief effect op het sociaal rendement.
Het sociaal rendement van LIFE
12
Pimbaa Onderzoek & Advies
Bijlage 1 – Begrippen en toelichting impact In onderstaande tabel is beschreven wat een begrip inhoudt en hoe dit gebruikt wordt in de berekeningen. Tabel 10 – overzicht definities
Begrip
Definitie en omschrijving
Voorbeeld
Deadweight
Deadweight is het deel van een effect dat ook zonder de interventie van LIFE behaald zou zijn. Voor de Crisiskredietregeling wordt de deadweight bepaald op basis van de kans op faillissement. Hoe hoger de kans op faillissement, des te lager de deadweight; als de onderneming zonder financiering vanuit LIFE failliet zou zijn gegaan, dan zouden de verwachte effecten niet bereikt kunnen worden. De formule voor de berekening van deadweight is “100% minus de procentuele kans op faillissement”. De deadweight wordt voor iedere onderneming afzonderlijk vastgesteld. Attributie is het deel van een effect dat door de participatie/invloed van andere partijen/factoren bereikt wordt. De attributie wordt berekend op basis van het procentuele aandeel van LIFE in de financieringsronde (“a”), vermenigvuldigd met de eventuele hefboom (“b”) op het loskrijgen van financiering door derden. De attributie aan andere partijen wordt berekend volgens de formule “100% minus (“a” plus (“a” maal “b”)) ”. De attributie wordt voor iedere onderneming afzonderlijk vastgesteld. De impact is het deel van het effect dat is toe te rekenen aan de interventie van LIFE. De impact wordt vastgesteld door de formule “(1 minus deadweight) maal (1 minus attributie)”. Het risicoprofiel is een inschatting van de leden van de kredietcommissie, de ondernemer, de accountant en de bank ten aanzien van de mogelijkheid dat een onderneming na afwenden van de initiële kans op faillissement, gedurende de vijfjarige looptijd van de lening alsnog failliet gaat. Het risicoprofiel wordt operationeel gemaakt met de disconto. De disconto is dus een maatstaf voor de onzekerheid van het realiseren van sociale waarde en inlossen van aflossings- en rentebetalingsverplichtingen. Met de disconto wordt de netto contante waarde berekend van de aflossingen, de interestkorting, de waarde van de ondersteuning en de sociale waarde.
Kans op faillissement: 88% Deadweight: 12%
Attributie
Impact
Risicoprofiel en disconto
Procentuele aandeel LIFE in de financieringsronde: 20% Hefboom: 3,0 Attributie: 20%
Deadweight: 12% Attributie: 20% Impact: 70,4% Risicoprofiel: 20% Disconto: 20%
Definitie Baanvindduur De baanvindduur is van toepassing op mensen die deel uitmaken van de beroepsbevolking en direct beschikbaar zijn voor werk. De baanvindduur drukt uit hoe lang de te verwachten werkloosheidsduur is van werknemers indien ze op een bepaald moment ontslagen zouden worden. Voor de berekening van de baanvindduur wordt gebruik gemaakt van CBS gegevens die baanvindduur aangeven voor mensen die 0 tot 6 maanden werkloos zijn. De CBS cijfers zijn afkomstig uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). Op dit moment staan Het sociaal rendement van LIFE
13
Pimbaa Onderzoek & Advies
cijfers met betrekking tot de baanvindduur in 2013 ter beschikking. Cijfers over 2014 worden medio 2015 door het CBS gepubliceerd. Mensen die vallen onder proefplaatsingen, werkervarings- of re-integratie plekken, begeleid werken of via de WSW gedetacheerd zijn, hebben mogelijk een zwakkere positie ten opzichte van de arbeidsmarkt dan in de baanvindduur tot uiting komt. Deze zwakkere positie wordt momenteel verder uitgewerkt. Vooralsnog wordt de reguliere baanvindduur toegepast. De in onderstaande tabel omgeschreven definities worden gehanteerd ten aanzien van de indeling in opleidingsniveaus van lager, middelbaar, en hoger. Dit zijn de definities die door het CBS gehanteerd worden bij de indeling van mensen in opleidingsniveaus. Tabel 11 – overzicht opleidingsniveaus
Niveau
Omvat de volgende opleidingen
Lager Middel Hoger
Maximaal basisonderwijs/LBO/VMBO/Mavo/MBO-1 HAVO/VWO/MBO-2 t/m MBO-4 HBO/Universiteit
Uitsluitingen berekening Baanvindduur In de analyse van het werknemersbestand en de baanvindduur worden eventuele werknemers ouder dan 65 niet meegenomen. Omdat zij feitelijk gepensioneerd zijn, zijn zij niet opgenomen in de databestanden van het CBS en hebben zij statistisch gezien een baanvindduur van 0 maanden. Het meenemen van de 65 plussers zou dan een vertekend beeld geven van de baanvindduur. Voor werknemers van 63 of 64 jaar oud wordt een correctie uitgevoerd op de baanvindduur om te voorkomen dat de baanvindduur overschat wordt ten opzichte van het aantal maanden dat de werknemer nog rest tot de pensioengerechtigde leeftijd. In de analyse van het werknemersbestand en de baanvindduur worden eventuele werknemers met een BOL-stage overeenkomst niet meegenomen. Het volgen van een stage als onderdeel van de opleiding impliceert dat de werknemer nog niet direct beschikbaar is voor arbeidsmarkt. De baanvindduur is geen relevant meetinstrument voor deze groep werknemers omdat de baanvindduur alleen van toepassing is op mensen die direct werkzaam kunnen zijn in een reguliere baan, eventueel met enige aanpassingen. Onderstaande grafiek geeft de samenhang tussen het aantal maanden baanvindduur, de leeftijdscategorie en het opleidingsniveau weer. Het verschil in baanvindduur op basis van geslacht is relatief kleiner, en daarom niet apart opgenomen in deze grafiek.
Het sociaal rendement van LIFE
14
Pimbaa Onderzoek & Advies
Grafiek 4 – overzicht baanvindduur naar leeftijd en opleidingsniveau
Aantal maanden baanvindduur naar leeftijd en opleidingsniveau 2013 20,0
Maanden baanvindduur
18,0 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 15-25
25-35
35-45
45-55
55-65
Leeftijdscategorie Lagere opleiding
Middelbare opleiding
Hogere opleiding
Uit de grafiek blijkt dat de baanvindduur vooral sterk toeneemt voor de leeftijdscategorie 35-45 jaar, en voor de categorie 55-65 jaar. Het verschil in baanvindduur op basis van het opleidingsniveau is relatief het grootst tussen lager en middelbaar of hoger opgeleiden. Dit verschil blijft vrijwel constant naarmate de leeftijd toeneemt.
Het sociaal rendement van LIFE
15
Pimbaa Onderzoek & Advies
Bijlage 2 – Waardering van effecten In onderstaande tabel is per indicator de waarderingsmethode aangegeven. Belanghebbende
Effect
Indicator
Waarderingsmethode
Kwetsbare medewerker
Behoud vaste baan
Behoud inkomen
Niet-kwetsbare medewerker
Behoud vaste baan
Behoud inkomen
Gemeentelijke overheid
Lagere instroom WWB
Lagere kosten WWB
Landelijke overheid
Behoud belasting
Behoud belastingopbrengst
UWV WERKbedrijf
Lagere instroom WW
Lagere kosten WW
1. Verschil netto inkomen uit huidige werk en netto-inkomen uit WW- en/of WWB-uitkering 1. Verschil netto-inkomen uit huidige werk en netto-inkomen uit WW- en/of WWB-uitkering 2. Hoogte van de WWB-uitkering gedurende maanden van werkloosheid die niet gedekt worden door een WWuitkering 3. Verschil tussen opbrengsten uit belastingheffing op inkomen uit werk en inkomen uit uitkering 4. Som van bruto WW-uitkeringen gedurende de maanden van werkloosheid
Generieke aannames Baanvindduur: a. De baanvindduur voor nieuwe werknemers die tussen T=0 en T=1 in dienst getreden zijn wordt gelijk gesteld aan de baanvindduur van werknemers met een vergelijkbaar profiel die reeds in dienst waren. Er wordt dus geen rekening gehouden met de periode waarin de nieuwe werknemer mogelijk al werkloos was voordat hij in dienst trad bij de onderneming. Rechten op WW-uitkering: a. De werknemer heeft voor ieder jaar sinds zijn 18e een maand WW-recht opgebouwd. b. Aangenomen wordt dat relatief laag geschoolde werknemers vanaf hun 18e werkzaam zijn, continue gewerkt hebben, en niet eerder gebruik gemaakt van een WW-uitkering. c. Voor werknemers die tussen T=0 en T=1 zijn aangenomen vanuit een WW-uitkering wordt geen rekening gehouden met eventueel opgesoupeerde WW-rechten. Hoogte WW-uitkering: a. Voor werknemers die op T=0 in dienst waren wordt het dan bekende bruto maandloon als basis genomen voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering. b. Voor werknemers die tussen T=0 en T=1 aangenomen zijn wordt het bruto maandloon per peildatum 1 december 2014 als basis genomen voor de berekening van de hoogte van de WW-uitkering. c. De hoogte van de WW-uitkering is 75% van het laatstgenoten bruto inkomen gedurende de eerste 2 maanden van werkloosheid, rekening houdend met het maximum dagloon.
Het sociaal rendement van LIFE
16
Pimbaa Onderzoek & Advies
d. De hoogte van de WW-uitkering is 70% van het laatstgenoten bruto inkomen gedurende de daaropvolgende maanden van werkloosheid, rekening houdend met het maximum dagloon. e. De maximale WW-duur is 38 maanden. Rechten op WWB-uitkering a. Alleen werknemers met een hoofdinkomen en een leeftijd hoger dan 27 jaar aanspraak kunnen maken op een WWB-uitkering als hun rechten op een WW-uitkering opgesoupeerd zijn. Voor elke werknemer is door de ondernemer ingeschat of deze een hoofdinkomen of een aanvullend inkomen verdiend. Hoogte WWB-uitkering: a. Werknemers zijn ingedeeld in de volgende WWB-categorieën “Gehuwd/geregistreerd partner/ongehuwd samenwonend”, “Alleenstaande ouders met kinderen < 18”, “Alleenstaanden”, “Jonger dan 27”, voor zover bekend en gebaseerd op de door de ondernemer verstrekte gegevens over de gezinssituatie van de werknemer. De bijbehorende standaarduitkeringen zoals vastgesteld per 1 juli 20132 zijn gebruikt voor de vaststelling van de hoogte van de WWB-uitkering. Er is hierbij geen rekening gehouden met eventuele persoonsgebonden toeslagen. Inkomstenbelasting: a. Het gemiddelde inkomstenbelastingpercentage is vastgesteld 33% vanuit de gedachte dat het inkomen van laaggeschoolde werknemers over het algemeen in de laagste belastingschijven zal vallen. b. Over een WWB-uitkering is geen inkomstenbelasting verschuldigd.
Waarderingsmethoden Waarderingsmethode 1: Verschil netto inkomen uit huidige werk en netto inkomen uit WW- en/of WWB-uitkering Van toepassing op alle werknemers die op peildatum 1 december 2014 in dienst waren. Stappen voor waardering: 1. Hoe lang zal de werknemer aanspraak gaan maken op een WW/WWB-uitkering? a) Bepaal de baanvindduur voor de werknemer op basis van de gemiddelde baanvindduur. 2. Hoeveel maanden WW-rechten heeft de werknemer opgebouwd? a) Bepaal de opgebouwde WW-rechten door 18 jaar af te trekken van de leeftijd van de werknemer op de datum waarop de investering door LIFE gedaan werd.
2
http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/06/25/uitkeringsbedragen-per-1-juli-2013.html
Het sociaal rendement van LIFE
17
Pimbaa Onderzoek & Advies
3. Zal de werknemer ook aanspraak kunnen maken op de WWB? a) Stel vast of de opgebouwde WW-rechten onvoldoende zijn om de volledige baanvindduur te dekken. b) Bepaal of de werknemer in aanmerking komt voor WWB gezien zijn leeftijd en inkomenssituatie. c) Hoeveel inkomen zal de werknemer netto inleveren als hij in de WW, en eventueel in de WWB komt? d) Bereken het netto inkomen dat de werknemer zou hebben als hij gedurende de baanvindduur periode zijn inkomen uit werk zou behouden. e) Bereken het netto inkomen uit de uitkering(en) dat de werknemer zou hebben gedurende de baanvindduur periode. f) Het verschil tussen (d) en (e) is de waarde van het behoud van inkomen. Waarderingsmethode 2: Hoogte van de WWB-uitkering gedurende maanden van werkloosheid die niet gedekt worden door een WW-uitkering Van toepassing op alle werknemers die op peildatum 1 december 2014 in dienst waren, ouder zijn dan 27, een hoofdinkomen verdienen, en onvoldoende WW-rechten hebben opgebouwd om tijdens de op basis van de baanvindduur verwachte periode van werkloosheid een inkomen te kunnen genieten. Stappen voor waardering: 1. Zal de werknemer aanspraak kunnen maken op de WWB? a. Stel vast of de opgebouwde WW-rechten onvoldoende zijn om de volledige baanvindduur te dekken. b. Bepaal of de werknemer in aanmerking komt voor WWB gezien zijn leeftijd en inkomenssituatie. 1. Hoe lang zal de werknemer aanspraak gaan maken op een WWB-uitkering? a. Bepaal het aantal maanden dat de werknemer gebruik zal maken van een WWBuitkering, gebaseerd op het aantal maanden baanvindduur dat niet gedekt wordt door de opgebouwde WW-rechten. 2. Hoe hoog is de totale WWB-uitkering die werknemer zal ontvangen? a. Bepaal de maandelijkse uitkering op basis van de gezinssituatie van de werknemer. Waarderingsmethode 3: Verschil tussen opbrengsten uit belastingheffing op inkomen uit werk en inkomen uit uitkering Van toepassing op alle werknemers die op peildatum 1 december 2014 in dienst waren. Stappen voor waardering:
Het sociaal rendement van LIFE
18
Pimbaa Onderzoek & Advies
1. Hoeveel belasting zou de werknemer gedurende de baanvindduur betalen over zijn bruto inkomsten als hij zijn baan zou behouden? a. Bereken de totale bruto loonsom en de af te dragen inkomstenbelasting. 2. Hoeveel belasting zou de werknemer gedurende de baanvindduur betalen over zijn bruto inkomsten als hij zijn baan niet zou behouden en inkomsten uit de WW en eventueel WWB zou moeten krijgen? a. Bereken de totale uitkeringssom en de af te dragen inkomstenbelasting. 3. Stel het verschil vast tussen de inkomstenbelasting over de bruto loonsom en de inkomstenbelasting over de uitkering. Waarderingsmethode 4: Som van bruto WW-uitkeringen gedurende de maanden van werkloosheid Van toepassing op alle werknemers die op peildatum 1 december 2014 in dienst waren, die WW-rechten opgebouwd hebben. Stappen voor waardering: 1. Bepaal op basis van de berekeningen bij waarderingsmethode 1 de bruto WWuitkeringen die de werknemers van een onderneming zullen ontvangen gezien hun opgebouwde WW-rechten, maximum dagloon en baanvindduur.
Het sociaal rendement van LIFE
19
Pimbaa Onderzoek & Advies
Het sociaal rendement van LIFE
20