HET ROER OM, VOLLE KRACHT VOORUIT ! Toekomstige invulling operationalisering regionaal arbeidsmarktbeleid en scenariokeuze voor de transitie van de WSW in de Westelijke Mijnstreek Versie: definitief voorstel colleges Februari 2012 Regiegroep Arbeidsmarktbeleid Westelijke Mijnstreek
1
1. Inleiding Het organisatiebureau Ernst en Young heeft een verdiepingsonderzoek gedaan naar de Turn Around van VIXIA en geeft in zijn rapport aanbevelingen over de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen (WWnV) en de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW). Ernst en Young schilderen vier varianten voor de uitvoering van de WWnV in de Westelijke Mijnstreek. In de eerste variant gaat de GR alleen verder met beschut werk en voeren de gemeenten in de Westelijke Mijnstreek de WWNV zelf uit. In de tweede variant wordt de GR de regionale uitvoeringsorganisatie voor de hele doelgroep van de WWnV. In de derde variant ontstaan onder verantwoordelijkheid van de GR twee organisatieonderdelen. Eén voor de doelgroep beschut werk en één voor de doelgroep die valt onder de WWnV. De laatste variant laat een model zien waarin de GR stuurt op beschermd werk en voor de WWnV‐ doelgroep een inkoopmodel bij Sittard‐Geleen ontstaat. Na dit advies is uitvoerig gediscussieerd over de scenariokeuze, de toekomstige uitvoering van de WWnV en de WSW en de transitie van de WSW. Deze nota is daarvan het resultaat. De nota is zo opgebouwd dat hoofdstuk 2 het regionaal arbeidsmarkt beschrijft, hoofdstuk 3 de scenariokeuze voor het sturingsmodel van de uitvoering van de WWnV en de WSW bevat, hoofdstuk 4 inzoomt op de uitgangspunten voor een nieuwe werkwijze en hoofdstuk 5 de Projectmatige implementatie WWnV, transitie WSW en herstructureringsaanvraag WSW bevat.
2
2.
Het regionaal arbeidsmarktbeleid
In dit hoofdstuk kijken we terug op het arbeidsmarktbeleid in onze regio, hoe we het nu doen en hoe we verder willen gaan. 2.1 Arbeidsmarktbeleid Westelijke Mijnstreek Inclusief de WSW 2007‐2010 In december 2007 hebben de raden van de gemeenten de ambitie vastgesteld op het gebied van arbeidsmarktbeleid: voldoende werkgelegenheid en het bevorderen van de zelfredzaamheid van de burger. De volgende doelstellingen, die nog steeds actueel zijn, werden geformuleerd: I. De overall doelstellingen van integraal arbeidsmarktbeleid op de schaal van Zuid Limburg: 1. Behoud van werkgelegenheid door middel van het verbeteren van het vestigingsklimaat Zuid Limburg. 2. Verbeteren van de match van vraag en aanbod op de regionale arbeidsmarkt. Het waar mogelijk voorkomen van knelpunten en tekorten. 3. Het promoten van ondernemerschap en startende ondernemingen. 4. Het toeleiden naar werk van thans niet actieve burgers. Minimaliseren van de schoolverlaterproblematiek. Maximaliseren van de arbeid(re‐)integratie van mensen met uitzicht op regulier werk. Optimaliseren van participatie door mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. 5. Verkleinen en beheersbaar maken van budgetrisico’s voor de gemeente. 6. Vermindering aandeel van de uitvoeringskosten (apparaatskosten). 7. Verhoging van het sociale rendement. II. De uitgangspunten op de schaal van Zuid‐Limburg en de beleidsuitvoering op de schaal van de Westelijke Mijnstreek: a. Focus op de versterking van de zelfredzaamheid van burgers b. Duiding van de gemeentelijke verantwoordelijkheid als het terugdringen van inactiviteit en maatschappelijk isolement van haar burgers door middel van het wegnemen of verminderen van blokkades en beperkingen gelegen in hetzij de betrokkenen zelf, hetzij in omgevingsfactoren. c. Standpunt dat gemeenten enkel marktposities ambiëren en innemen in de vorm van activiteitenclusters of PMC’s (Product Markt Combinaties), die ten dienste staan van het mensontwikkelconcept. Deze activiteiten vormen nooit en te nimmer een doel op zich. d. Vraaggestuurde werkgeversbenadering voor mensen met uitzicht op regulier werk. e. Aanbodgeschikte participatie voor mensen met een grote afstand tot de reguliere arbeidsmarkt. f. Integrale ketensturing m.b.t. participatie waarbinnen de cliënt centraal gesteld wordt g. Ontschotting van alle relevante financieringsbronnen. h. Ketenontkokering i. Gemeenten bieden voor de doelgroep van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt via hun inkoopbeleid relevante werkkavels bij voorkeur aan aan de betrokken uitvoeringsorganisatie(s) of anders met de afspraak dat bemensing via deze uitvoeringsorganisatie(s) plaats vindt j. Gemeenten stellen in hun aanbestedingsbeleid m.b.t. werkkavels aan reguliere, private bedrijven contracteisen inzake de inzet van mensen met (een grote) afstand tot de arbeidsmarkt.
3
DMS heeft in het voorjaar van 2011 geconcludeerd dat dit beleid nog steeds actueel is en voorsorteert op de toekomst. Zowel de opgaven waarvoor we ons gesteld zien, het uitgangspunt dat we zelfredzaamheid bevorderen en de manier waarop we dit willen bereiken zijn nog steeds actueel. 2.2 De arbeidsmarktinstrumenten en hun performance; een impressie vanuit het perspectief van de regiegroep Op basis van de bovenstaande beleidsuitgangspunten hebben wij onze arbeidsmarkt‐ instrumenten ingericht. Deze bestaan uit het UWV Werkbedrijf, de re‐integratiebedrijven, het mensontwikkelbedrijf VIXIA (mensontwikkeling en leerwerkbedrijf voor de WSW), de afdelingen Werk en Inkomen, het Ondernemershuis, het jongerenloket en het Participatiehuis. Het Regionaal Werkbedrijf is in voorbereiding en de toepassing van Social Return bij gemeentelijke aanbestedingen is opgenomen in het inkoopbeleid. Met alle respect voor de huidige werkwijze en de professionele betrokkenheid van iedereen, is een kritische beschouwing van hoe we het nu doen onvermijdelijk. Deze beschouwing is een impressie vanuit het perspectief van de regiegroep. Het UWV Werkbedrijf De focus van het UWV Werkbedrijf is gericht op de bemiddeling van WW‐ ers. Voor de cliënten van de gemeenten is de aandacht steeds meer naar de achtergrond verschoven. Voor WWB‐ ers draaien we wel mee in de brancheteams en we hebben door ons betaalde arbeidsbemiddelaars ingezet die de begeleiding van onze cliënten voor hun rekening nemen. Landelijk is bekend dat het marktbereik van het UWV Werkbedrijf rond de 20‐30 % van de vacaturemarkt schommelt. Dat is te weinig. Het aantal vacatures dat door het UWV Werkbedrijf feitelijk wordt ingevuld door uitzendbureaus kan afhankelijk van de locatie tot 60 % oplopen. Dat maskeert de feitelijke resultaten op zijn zachts gezegd behoorlijk. De werkwijze van het UWV Werkbedrijf verschuift steeds meer naar elektronische dienstverlening. En hoewel we geloven in de werking van de gebruikte media voor zelfredzame mensen, hebben we de overtuiging dat we het verschil tussen wel of niet werken voor onze doelgroep maken in face‐to‐face contacten. In het persoonlijk gesprek en bij de werkgever dus. De toekomst van het UWV Werkbedrijf ligt landelijk op 30+‐ vestigingen. Voor Zuid‐Limburg komt er één vestiging in Heerlen. Dat is te ver van ons gewest af. Met name voor onze cliënten die werk zoeken op de lokale arbeidsmarkt. Door het vertrek van het UWV Werkbedrijf uit Sittard‐Geleen komt de lokale binding op losse schroeven te staan. We investeren met UWV, Maastricht en Heerlen ondertussen wel in een Werkgeversservicepunt voor Zuid‐Limburg. De verwachting is dat dit zich met name gaat richten op de grotere werkgevers in de regio. Voor de bakker en de slager op de hoek die personeel zoekt, biedt dit geen oplossing. Die is aangewezen op digitale dienstverlening van het UWV. Hoe spijtig het ook is dat het UWV Werkbedrijf uit de regio vertrekt, het biedt wel kansen om met succes voor onze cliënten een nieuwe werkgeversbenadering op te zetten. Uiteraard verliezen we daarbij de aansluiting met het Zuidlimburgse Werkgeverservicepunt niet.
4
Re‐integreren De re‐integratie naar werk van onze cliënten is maar zeer beperkt succesvol gebleken. Aantoonbaar is dat landelijk 2 % van de werkzoekenden meer of sneller door middel van trajecten aan het werk komt, dan zonder traject. Bij mensen die direct aan de slag kunnen, werkt een traject zelfs averechts. De natuurlijke neiging van mensen is dat zij eerst het traject willen afmaken, voordat ze weer gaan werken. De fout die we zelf maken, is dat we tevreden zijn als de cliënt op traject zit. Hij is dan tenminste in beweging. De bedoeling van het traject dat de cliënt zo snel mogelijk aan het werk gaat, is steeds verder naar de achtergrond verdwenen. Het middel re‐integreren is tot doel geworden. En als een middel doel wordt, gaat het altijd mis. We moeten dus het doel, en dat is werk, centraal stellen ! Als we kijken naar de inhoud van de trajecten bestaan deze vaak uit het vergroten van motivatie en het bijbrengen van basale werknemersvaardigheden en leren hoe je een baan zoekt en vindt. Vanuit de bril van wat nodig is op de arbeidsmarkt, versterkt deze vorm van trajecten de economie bepaald niet. Deze vraagt namelijk om een juiste werkhouding, ervaring en goed vakmanschap. En dat leer je het beste in de praktijk. Dat is de plek waar onze cliënt dan ook zo snel mogelijk moet zijn. Re‐integratiebureaus en met name opleidingen streven ernaar om uit mensen te halen wat erin zit. Daar is helemaal niets mis mee. Maar we moeten niet wachten om mensen aan de slag te laten gaan, totdat eruit gehaald is wat erin zit. Vanuit de optiek “een leven lang leren” verwacht de maatschappij dit nu van iedereen. Dus ook van mensen die werken. De conclusie is dat de re‐integratiemarkt in deze vorm failliet is. We willen dat voor onze cliënten werk centraal staat en zij ook zo snel mogelijk daadwerkelijk werken. Een termijn van 4‐6 weken na instroom is daarbij de maximumtermijn, die wij voor ogen hebben, dat cliënten niet aan de slag zijn. Zo nodig kunnen we als ze eenmaal werken, nazorg bieden. Met andere woorden in onze nieuwe visie praten we niet meer over re‐integratie maar over direct werk. Uiteraard vergt dit het nodige van onze werkgeversbenadering. VIXIA De uitvoering van de WSW staat eveneens onder grote druk. WSW‐ ers met potentie om begeleid of gedetacheerd te werken, moeten werken bij werkgevers buiten het SW‐ gebouw. Deze beweging levert nog te weinig resultaat op. Deels door economische factoren, maar ook doordat VIXIA de cultuuromslag die hiervoor is vereist, nog niet tot in de haarvaten heeft doormaakt. De kosten van de huidige infrastructuur zijn hoog. De toekomst van de WSW is dat er alleen nog mensen in werken die zijn aangewezen op beschut werk. Er moet dus een scenario komen over hoe we beschut werk organiseren en de infrastructuur van VIXIA optimaal benutten. Duidelijk daarbij is dat de huidige WSW‐ ers die niet zijn aangewezen op beschut werk zoveel mogelijk moeten werken naar vermogen. Dit kan begeleid of gedetacheerd. De positionering van het mensontwikkelbedrijf tot hét mensontwikkelbedrijf voor de regio komt onvoldoende uit de verf. Werk en Inkomen Hét uitgangspunt van de WWB is dat werk voor inkomen gaat. De woorden waaruit de naam van de wet bestaat, staan niet voor niets in die volgorde: Wet WERK en bijstand. De omslag naar dit adagium is nog onvoldoende gemaakt. We zijn teveel gefocust op de uitkering. We houden cliënten vast, totdat ze echt klaar zijn voor de arbeidsmarkt. Alle belemmeringen moeten eerst zijn weggenomen, is het systeem. Als cliënten op traject zitten, volgen we de resultaten van dit traject onvoldoende. Zoals gezegd, het traject is doel geworden en niet meer het middel dat leidt tot werk. Als organisaties zijn we gericht op procesmatige beheersing, terwijl resultaatgerichtheid op de voorgrond moet staan. De processen vergen zoveel tijd dat onze casemanagers veel meer
5
tijd doorbrengen achter hun pc dan met de cliënt of het belang van de werkgever. Terwijl het net in deze contacten moet gebeuren. We moeten de resultaten centraal stellen en ons bij wat we doen afvragen wat dat bijdraagt aan het behalen van het resultaat. Als een activiteit niet bijdraagt aan het resultaat, moeten we daarmee stoppen. Meteen. Werk gaat voor. Alleen de meest essentiële administratieve processen houden we. “Travel light”, dan heb je de leukste reis en zie je het meest ! Het Ondernemershuis Het Ondernemershuis is de plek waar ondernemers, uit de regio Westelijke Mijnstreek, snel en op het juiste niveau informatie, advies en ondersteuning kunnen krijgen voor het starten en vernieuwen van hun bedrijfsactiviteiten. Het Ondernemershuis wil samen met de werkgeversservicepunten daarnaast ook een plek zijn voor het werven van personeel. We maken als uitvoerders van de sociale zekerheid nog te weinig gebruik van de kennis , knowhow en het netwerk van het Ondernemershuis. Dit willen we graag beter benutten. Vandaar dat vanaf begin 2012 de banenmakelaars van Werk en Inkomen meedoen in het Ondernemershuis. Het Jongerenloket Het Jongerenloket is opgezet vanuit de gedachte dat jongeren die vragen of problemen hebben bij één loket terecht kunnen. Het Jongerenloket richt zich op alle jongeren van 16 tot 27 jaar woonachtig in de Westelijke Mijnstreek die op zoek zijn naar scholing en/of werk en inkomen. Maar ook jongeren die informatie en advies willen over hun toekomstmogelijkheden / positieverbetering kunnen er terecht. Het belangrijkste is: voorkomen dat jongeren straks thuiszitten, zonder school of werk. Veel voortijdig schoolverlaters zijn uitgevallen vanwege persoonlijke en meervoudige problematiek. De consulenten realiseren wat nodig is om een startkwalificatie te halen voor het betreden van de arbeidsmarkt. Participatiehuis Het Participatiehuis heeft zijn meerwaarde voor de cliënt met meervoudige problematiek bewezen. Als nazorginstrument voor de WAJONG‐ ers en WSW –ers die zo meteen werken onder de WWnV en voorportaal voor zorgcliënten blijft de methodiek, die we hebben ontwikkeld, nodig. En ook voor de huidige cliënten geldt dat het accent zoveel mogelijk ligt op direct werk. Daarop anticipeert het Participatiehuis al door in het inwerkprogramma de focus te leggen op werk. De uitwerking van de arbeidsmarktinstrumenten moet duidelijk maken in welke vorm we de methodiek van het participatiehuis handhaven. Het Regionaal Werkbedrijf Het Regionaal Werkbedrijf gaat het werk uitvoeren in de openbare ruimte van de regio dat onze cliënten kunnen doen. Daarmee is het een belangrijke partner in de toekomst. Social return Social Return heeft nu de status dat we het wel prediken, maar te weinig concreet uitvoeren. Social Return heeft een smoel nodig. Een gezicht dat de toepassing van Social Return afdwingt, dat antwoord geeft aan de werkgever en de interne afdelingen met vragen over de toepassing en dat zorgt voor levering van de mensen die nodig zijn. Een notitie over de toepassing van social return met voldoende executiekracht is in voorbereiding.
6
Het onderzoekbureau DMS constateert in het voorjaar van 2011 dat de gemeenten het beleid met te weinig executiekracht uitvoeren. Het adviseert daarom een regiegroep arbeidsmarktbeleid in te richten die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid. Deze regiegroep is inmiddels operationeel. 2.3 Nieuwe ontwikkelingen Het kabinet: Het kabinet vindt een cultuuromslag in de sociale zekerheid noodzakelijk. Mensen moeten zoveel mogelijk op eigen been staan. Dit is niet alleen nodig omdat de sociale zekerheid teveel kost, maar ook omdat er onvoldoende uitstroom uit de WSW plaatsvindt en het aantal personen in de WAJONG toeneemt. Het kabinet wil de Wet Werken naar Vermogen invoeren, één regeling voor mensen met een arbeidsvermogen. Een WAJONG‐ uitkering wordt alleen nog toegekend aan personen die 100% arbeidsongeschikt zijn en voor de WSW blijft alleen beschut werk over. Het kabinet wil dat mensen worden beoordeeld op hun mogelijkheden en niet op hun beperkingen. Er moet een activerend, transparant en eenvoudig stelsel komen dat werk boven uitkering stelt. Voor de WSW en de WAJONG moet een adequaat vangnet overblijven. De bestaande groep WSW‐ ers wordt ontzien en behoudt zijn rechten. Voor de mensen met arbeidsvermogen ontstaan gelijke voorwaarden en de inkomensondersteuning vult het tekort aan inkomen dat mensen zelf verdienen aan tot een sociaal minimum. Het kabinet wil de uitvoering zo dicht mogelijk bij de mensen organiseren, bij de gemeenten dus. Om dit te realiseren introduceert het kabinet een stelsel van loondispensatie. Dit betekent dat werkgevers de economische waarde van het werk betalen aan mensen die door lichamelijke, psychische of sociale omstandigheden niet in staat zijn zelf het minimumloon te verdienen. De gemeenten vullen dit inkomen aan tot het sociaal minimum. De gemeenten krijgen een gebundeld budget voor re‐integratie waarin de huidige middelen voor re‐integratie en WSW samenvloeien. Het kabinet wil dat werkgevers beter worden ondersteund bij het vinden van geschikt personeel. Tenslotte wil het kabinet de SW‐ sector herstructureren. Wat dit betekent voor de Westelijke Mijnstreek We staan aan de vooravond van één van de grootste veranderingen op het werkterrein van sociale zaken, de invoering van de Wet Werken naar Vermogen in 2013. De wet voegt de uitvoering van de WWB, de WAJONG en de WSW samen tot de verantwoordelijkheid van gemeenten. Tegelijkertijd vinden forse bezuinigingen plaats. De wet vraagt zoveel meer van onze cliënten, onze manier van werken en de manier waarop we omgaan met ons geld, dat kritisch nadenken over de manier waarop we nu werken absoluut noodzakelijk is. De Wet Werken naar Vermogen biedt de kansen om cliënten te laten meedoen naar wat ze kunnen. Tegelijkertijd ontvangen we zoveel minder geld dat als we er niet in slagen een radicale omslag te maken in ons denken, ons doen en vooral onze resultaten, we financieel in een onhoudbare situatie terecht komen. Is die verandering erg ? Nee, want de financiële toekomst, dwingt ons te doen wat ons nu te weinig lukt: cliënten in hun kracht zetten. Alleen als onze cliënten werken naar vermogen, lukt het ons uit te komen met het geld dat we overhouden. Het mes snijdt dus aan twee kanten, onze cliënt wordt er beter van en we buigen het tekort op de uitgaven van uitkeringen om. Meer resultaat met minder geld dus.
7
Dat is niet alleen noodzaak, maar ook haalbaar. Verandering is het enige pad dat we kunnen lopen, willen we in onze opzet slagen. Werk centraal De arbeidsmarktinstrumenten zijn te weinig op elkaar afgestemd. Soms lijkt het dat er meer energie zit in de kritiek op elkaar, dan op samenwerken voor de cliënt (met de nadruk op werken). Dat moet anders. De cliënt staat centraal en niet de organisatie. Met name overdrachtsmomenten zijn en blijven kritisch. En op dat terrein is nog heel wat te winnen. Wat we missen in onze instrumenten is een organisatie die fungeert als werkgenarator voor onze mensen die niet meteen aan de slag komen en die niet in staat zijn om zelf het minimumloon volledig te verdienen. Een organisatie die ervoor zorgt dat onze cliënten wel snel aan het werk zijn. Een organisatie die uitgaat van de kracht van mensen en erin gelooft dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid (kunnen) dragen. En met zo’n organisatie wil de regiegroep snel van start ! Samenvatting en conclusie: Om de executiekracht te vergroten stellen we werk voor onze cliënt centraal. Binnen 4‐6 weken na instroom werkt hij naar vermogen. Eventueel voorafgegaan door een korte training. Zo nodig met nazorg op de werkplek. De groep WSW‐ ers die niet is aangewezen op beschut werk, moet zo snel mogelijk naar vermogen werken op de reguliere arbeidsmarkt, gedetacheerd of begeleid werken.
8
3. Sturingsmodel uitvoering WWNV en WSW Ernst en Young In het rapport “Verdiepingsonderzoek Turn Around VIXIA” geven Ernst en Young vier modellen voor de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen. Het bureau schildert de varianten vanuit het perspectief van de WSW‐ organisatie. In bijlage 2 van deze notitie heeft de regiegroep Arbeidsmarktbeleid het advies van Ernst en Young nader verkend. De regiegroep adviseert na deze verkenning tot invoering van model 4 waarbij de uitvoering van de WWNV door de gemeenten Schinnen, Beek en Stein wordt ingekocht of beter gezegd in besteed bij de gemeente Sittard‐Geleen. Voor de uitvoering van beschut werk blijft de GR VIXIA bestaan. De regiegroep adviseert het laatste model (model 4): op basis van de haalbaarheid in de regio sluit qua uitgangspunten voor de SBS‐ gemeenten het meest aan bij de strategische visie om zaken uit te besteden en als gemeente enkel de regie te voeren samenwerking leidt tot schaalvergroting en dus tot minder kwetsbaarheid en betere uitvoerbaarheid de gemeentelijke directe sturing op de uitvoering vergroot de executiekracht en beperkt het financiële afbreukrisico De stuurgroep Arbeidsmarktbeleid heeft het advies van de regiegroep voor model 4 na discussie in de colleges overgenomen. De gemeenten Beek en Schinnen hebben besloten om daarnaast zelf het model 1 van Ernst en Young te onderzoeken.. Dit model houdt in dat de gemeenten zelf de Wet Werken naar Vermogen uitvoeren. Ook in dit model blijft de GR bestaan voor de uitvoering van beschut werk. De gemeente Stein maakt het voorbehoud dat zij niet tot elke prijs aan het inkoopmodel meedoet. In dit hoofdstuk werken wij het sturingsmodel voor de uitvoering van de WWNV en de WSW nader uit. Ook gaan we dieper in op de taakverdeling tussen Sociale Zaken en VIXIA. Het inkoopmodel verder verkend (model 4) Bij inkoop is het belangrijk dat de gemeenten in een contract of dienstverlenings‐ overeenkomst vastleggen wat zij met elkaar overeenkomen. De uitbestedende gemeente: houdt zelf de verantwoordelijkheid over het te voeren beleid in verband met de verantwoordelijkheid naar haar raad legt vast welke prestaties tegen welke prijs worden geleverd heeft garanties voor het level van de dienstverlening, liefst beter maar zeker niet minder wil dat de afspraken worden nagekomen en dat men niet voor vervelende verrassingen komt te staan. ontvangt frequent management/stuurinformatie om de te leveren prestaties goed te monitoren en de raad adequaat te kunnen informeren en zo nodig beleidsmatig te kunnen bijsturen komt een goede prijs kwaliteit/prijs verhouding en oplossingen in het kader van eventuele frictiekosten overeen (bijvoorbeeld de personeelskosten. Logisch is dat het personeel mee overgaat dat mee over kan en wat niet mee over kan wordt opgevoerd als desintegratiekosten)
9
-
borgt dat de normen en waarden (cultuur) van de benadering van cliënten van de eigen burgers gegarandeerd zijn borgt dat de bereikbaarheid van de dienstverlening voor burgers goed is
De inbestedende gemeente wil: het regionale belang op het terrein van arbeidsmarktbeleid dienen door een uniforme werkwijze, met name de werkgeversbenadering en de cliëntbenadering heldere contractafspraken die ze kan waarmaken geen bemoeienis met de dagelijkse bestuurlijke en managementsturing door uitbestedende gemeenten verantwoording afleggen en de prestatieafspraken nakomen een eerlijke prijs/kwaliteit afspraak ambitie om het (nog) beter te doen dan in het verleden goede afspraken over risicodeling Sturingsmodel WWnV en WSW Op basis van de hierboven geschetste uitgangspunten voor inkoop stellen we voor het sturingsmodel van de WWnV en de nieuwe WSW een structuur voor waarin de gemeenteraden van de Westelijke Mijnstreek het arbeidsmarktbeleid bepalen voor de regio. De vier colleges formuleren vanuit het arbeidsmarktbeleid hun inkoop/uitvoeringsopdracht. De stuurgroep integreert e.e.a. tot het regionale beleid en baseert daarop het regionale uitvoeringsprogramma. Het college van Sittard‐Geleen neemt bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Vervolgens neemt de regiegroep (met executiekracht) verantwoordelijkheid voor de feitelijke uitvoering. In dit model ontstaat dus beleidssturing vanuit de vier colleges in de Westelijke Mijnstreek. De colleges fungeren als opdrachtgever en ontvangen periodiek sturingsinformatie. De colleges houden in dit model ook hun budgetverantwoordelijkheid. Over de risico’s die kunnen optreden bij de uitvoering moeten heldere afspraken worden gemaakt (bijvoorbeeld ten aanzien van overschrijdingen in het Inkomensdeel). Het college van Sittard‐Geleen fungeert als opdrachtnemer voor de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen. De directe sturing op de uitvoering bevordert de executiekracht van de uitvoering van het beleid. Daarmee ontstaat een uniforme werkwijze in de regio waarvan werkgevers en cliënten profijt hebben. En hiervoor geldt dat als Sittard‐Geleen het goed doet, dit voor de hele regio geldt. De knip Het rapport van Ernst en Young is het startpunt voor de ontwikkeling van een model dat gaat over de uitvoering van de WWnV en de WSW. De taakverdeling die het rapport na de transitie voorstelt, is dat VIXIA werk en mensontwikkeling organiseert voor mensen met een loonwaarde lager dan 30%. Sociale Zaken doet hetzelfde voor mensen met een hogere loonwaarde. De knip op basis van loonwaarde blijkt bij nadere bestudering niet hanteerbaar. Beschut werk betekent dat iemand door medische, sociale of psychische omstandigheden alleen in een beschermde werkomgeving kan werken. Dit is niet afhankelijk van de hoogte van de loonwaarde van de persoon. Beschut werk kan binnen plaatsvinden, maar kan ook werk op locatie inhouden. Bovendien zit er spanning op het genereren van omzet in het leerwerkbedrijf en de beweging van “binnen naar buiten” (detacheren/begeleid werk).
10
We zien dan ook steeds meer in het land dat WSW‐ organisaties een eenduidige opdracht krijgen: organiseer werk voor de onderkant van de arbeidsmarkt (de keten van arbeidsontwikkeling wordt ondergeschikt gemaakt aan de focus op de arbeidsmarkt). VIXIA is goed in het organiseren van werk voor de onderkant van de arbeidsmarkt en ervoor te zorgen dat deze mensen blijven werken. Dit laatste noemen we horizontale mensontwikkeling: “Horizontale ontwikkeling is een ontwikkeling die niet als doel heeft het werken buiten de SW te realiseren. Horizontale ontwikkeling kan bestaan uit het aanbieden van een andere taak of binnen dezelfde werkzaamheden licht gewijzigde taken uitvoeren. Een voorbeeld is een bedrijf dat zeer eenvoudig werk met enkelvoudige handelingen iets complexer maakt door meervoudige handelingen (2 of 3) gedurende het productieproces toe te voegen. Een ander voorbeeld van horizontale ontwikkeling is dat een medewerker een andere functie krijgt aangeboden van dezelfde complexiteit en op dezelfde plek op de werkladder, maar op een andere afdeling binnen de beschutte omgeving van het SW‐bedrijf.” (definitie ‘horizontaal ontwikkelen’ in SBCM‐rapport ‘Kwaliteit beschutte arbeid in de Sociale Werkvoorziening’ (Rotterdam, 30 nov 2009) De kwaliteit van Sociale Zaken en het UWV is mensen te mobiliseren en toe te leiden naar werk (= verticale mensontwikkeling). Het verschil tussen horizontale en verticale mensonontwikkeling is dat bij horizontale mensontwikkeling ervoor gezorgd wordt dat mensen aan de slag blijven. Het gaat in feite om de uitoefening van goed werkgeverschap. Dat dit bij deze kwetsbare groepen verder gaat, dan wat regulier gebruikelijk is, moge duidelijk zijn. Bij verticale mensontwikkeling gaat erom dat mensen stappen maken in hun ontwikkeling naar een volgende stap in hun carrière (bijvoorbeeld van gesubsidieerd werk naar regulier werk). Op deze taakverdeling willen we ons gaan richten, d.w.z. taken overdragen, cliënten overdragen, eventueel menskracht overdragen en specialismen in onderlinge afstemming (verder) ontwikkelen. Schematisch zien Inkoopmodel en taakverdeling er als volgt uit:
Raden bepalen beleid: • Sittard‐Geleen • Stein Inbesteden • Beek •Schinnen
Uitvoerings‐ programma
Uitvoeren
College Sittard‐ Geleen
GR VIXIA CMT Directeur VIXIA
WERKEN Horizontale mensontwikkeling
Hoofd SOZA
Transfer naar WERK Verticale mensontwikkeling 11
4.
De WWNV en de WSW
In dit hoofdstuk gaan we nader in op de detaillering en de projectmatige aanpak van de operationalisering van het arbeidsmarktbeleid. Achtereenvolgens komen de missie, de doelgroepen, de uitgangspunten, de wijze van werken, de processen, de verantwoordelijkheden, de verhouding met partners, het uitvoeringsprogramma en de begroting aan de orde. Waar we van zijn: Ons mission statement luidt: “Wij ondersteunen de cliënt in zijn eigen verantwoordelijkheid en kracht om zijn actieve deelname aan de maatschappij te vergroten. Iedereen heeft mogelijkheden (hoe klein dan ook) en hierin een eigen verantwoordelijkheid. Wij maken keuzes binnen de mogelijkheden van de regio, de gemeente en onze afdeling en zetten ons in op een zo maximaal mogelijk resultaat. Wij doen dat met een respectvolle benadering van onze cliënten en gaan uit van eigen verantwoordelijkheid en kracht van de cliënt. Misbruik van de uitkering wordt niet getolereerd. Wij zijn een vangnet voor die cliënten die niet in staat zijn om te werken en op de zorg van de gemeente zijn aangewezen. Wij fungeren als trampoline ten aanzien van die cliënten die (gedeeltelijk) in hun eigen bestaan kunnen voorzien door werk.” Voor wie doen we het Met de samenvoeging van de WWB/WIJ, WSW en Wajong bestaat de doelgroep van de Wet Werken naar Vermogen voor het grootste deel uit mensen die niet genoeg verdiencapaciteit hebben om te werken op een reguliere arbeidsplaats. Blijvende financiële compensatie voor de werkgever, al dan niet gecombineerd met begeleiding op de werkplek, moet ervoor zorgen dat mensen kunnen werken naar vermogen. Een precieze indeling van de mensen die onder de nieuwe wet vallen ontbreekt. Als we de inschatting van de landelijke verdeling (BMC) van deze groepen toepassen op de omvang van de bestanden in de regio komen we tot het volgende overzicht voor de Westelijke Mijnstreek. WWnV in aantallen in de Westelijke Mijnstreek: aantal WWB driect bemiddelbaar 20 % re-integreren 25 % loondispensatie 25 % particperen 30 % TOTAAL WWB
Sittard ‐Geleen 2011 548 685 685 822 2.739
aantal WSW driect bemiddelbaar 10% re-integreren 5 % loondispensatie 65 % particperen 20 % TOTAAL WSW
Stein 2011 48 60 60 71 238
Beek 2011 46 57 57 68 228
Schinnen 2011 37 47 47 56 186
Totaal
2011 101 51 658 203 1.013
2011 25 13 165 51 254
2011 12 6 80 25 123
2011 9 5 61 19 94
2011 148 74 964 297 1.483
aantal WAJONG driect bemiddelbaar 0 % re-integreren 10 % loondispensatie 50 % particperen 40 % TOTAAL WAJONG
2011 0 144 720 576 1.440
2011 4 24 120 96 240
2011 8 18 90 72 179
2011 12 9 45 36 90
2011 16 195 975 780 1.949
Doelgroep WWNV direct bemiddelbaar 12 % re-integreren 17 % loondispensatie 40 % participeren 31 % totaal doelgroep WWNV
2011 649 879 2.063 1.600 5.192
2011 77 96 344 218 732
2011 66 81 226 165 530
2011 59 60 152 111 370
2011 843 1.117 2.786 2.094 6.823 12
2011 678 848 848 1.017 3.391
De conclusie is dat iets meer dan 70% van ons toekomstig bestand kan werken. Regulier dan wel naar vermogen. Waar we vanuit gaan De uitgangspunten voor onze werkwijze zijn: We organiseren een intensieve betrokkenheid van werkgevers We streven ernaar werkgevers structureel en vroeg in het proces te betrekken bij de plaatsing op de arbeidsmarkt. Voor een effectieve samenwerking is het nodig om eerst goed na te gaan wat werkgevers nu precies van ons verwachten en wat we wel en niet bieden. Alleen dan kunnen we op resultaat gebaseerde afspraken maken. We doen alleen iets als het nodig is We interveniëren alleen als dat strikt nodig is. Dat doen we uit de overtuiging dat het overgrote deel van de mensen op de arbeidsmarkt zelf zijn weg vindt. Interventies vertragen voor mensen die het zelf kunnen de uitstroom naar werk. Ook voor werkgevers geldt dat zij zelf het beste in staat zijn hun werknemers in hun kracht te zetten. Eigen verantwoordelijkheid bij talentontwikkeling Inwoners van de regio stimuleren we zo zelfstandig mogelijk mee te doen aan de samenleving. We gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid. We verwachten dat iedereen zelf kansen pakt en talenten ontwikkelt. Dat is goed voor de mensen zelf en goed voor de regio. We bieden ondersteuning om mensen – die niet zelfredzaam zijn – zo snel mogelijk (terug) te brengen naar zelfstandigheid en we nemen geen taken blijvend over. Hoe we het gaan doen: De verbindende factor die ervoor gaat zorgen dat onze WWNV‐ cliënten meteen aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt gaat werken vanuit het Ondernemershuis. Daar vinden veel contacten met werkgevers plaats en kan een werkgever ook zijn vragen stellen op het gebied van vacaturevervulling. Het volgend overzicht geeft de stroming aan van werkzoekenden: DIRECT BEMIDDELEN
UWV‐werkplein
Werkgeverservicepunt
Reguliere werkgever Loondispensatie
Re‐integratie ‐WWB ‐Jongeren ‐WAJONG ‐WSW
WERKEN met loondispensatie
Regionaal Werkbedrijf
Werktransfer
Maatschappelijke instellingen Trainingscentrum
Loondispensatie
Participatiebanen Vrijwilligerswerk
PARTICIPEREN
WSW
Loondispensatie
Werkinfrastructuur WSW‐ oud
VIXIA Beschut werken
13
Welke diensten bieden we aan ? Vanuit de werkgeversbenadering: In de werkgeversbenadering speelt de samenwerking met publieke partijen (UWV, onderwijs, kenniscentra) een belangrijke rol. Nog belangrijker is uiteraard de samenwerking met werkgevers en andere private partijen. Ook willen we een marketingaanpak ontwikkelen om onze cliënten of groepen daarvan goed te positioneren op de arbeidsmarkt. Bij de werkgeversaanpak gaat het om het acquireren van banen/werk, om de matching van mensen op banen/werk, en om de begeleiding en opleiding voor en/of na plaatsing (in samenspraak tussen publieke sector en de private). We willen hierbij aansluiten op de Brainportaanpak en het gedachtegoed van het Stedelijk Netwerk Zuid Limburg over het arbeidsmarktbeleid en de aanpak van de WWnV. De taakverdeling tussen Vixia en Sociale Zaken/UWV Werkbedrijf t.a.v. acquisitie van banen/werk en t.a.v. mensontwikkeling is dat Vixia zich verder toe legt op het binnen halen van werk en zorgt voor horizontale MO en het acquireren van werk in beschutte sfeer (zowel binnen als werk op locatie). Sociale zaken richt zich op verticale MO en op acquisitie van banen (regulier en loondispensatiebanen). Daarbij stemmen we (Vixia, Soza, UWV) periodiek af over de marktbewerking i.h.k.v. de werkgeversbenadering. Concrete instrumenten zijn: Acquisitie: Door middel van koude en warme acquisitie vinden van circa 750‐ 1.000 banen per jaar. Nauwe contacten onderhouden met ambassadeurs. Social return: Aanspreekpunt voor toepassing van social return bij inkoop. Toepassing van realisatie daarvan. Jobcarving: Realisatie van jobcarving (functiesplitsing) bij bedrijven en werkgevers. Loondispensatie: Toepassing van loondispensatie bij plaatsing van werkzoekenden. Uitvoering van herindicaties. Matchen: Koppelen van werkzoekenden aan vacatures. Begeleiding: Begeleiden van geplaatsten op de werkplek in overleg met de werkgever. Deze blijft de eerstverantwoordelijke voor de begeleiding. Netwerkbeheer: Beheer van netwerk van relaties met werkgevers, ambassadeurs, Ondernemershuis, UWV‐ werkplein, Regionaal Werkbedrijf, Servicepunten, Economische Zaken, VIXIA, Participatiehuis, vakschool et cetera. Dienstverlening voor werkzoekenden: Voor vier cliëntgroepen is een verschillende benadering nodig: Mensen die direct bemiddelbaar zijn We stimuleren burgers zo zelfstandig mogelijk mee te doen aan de samenleving. We gaan uit van de eigen verantwoordelijkheid. We verwachten dat iedereen zelf kansen pakt en talenten ontwikkelt. We interveniëren alleen als dat strikt nodig is. Dat doen we uit de overtuiging dat het overgrote deel van de mensen op de arbeidsmarkt zijn weg zelf vindt en zelfredzaamheid is. Interventies vertragen de uitstroom naar werk voor mensen die het zelf kunnen. En we doen het om praktische redenen. Informatietechnologie helpt mensen enorm om zelf de weg te vinden en maakt allerlei dure vormen van fysieke ondersteuning overbodig.
14
Mensen die we re‐integreren naar werk We willen dat voor onze cliënten werk centraal staat en zij ook zo snel mogelijk daadwerkelijk werken. Een termijn van 4‐6 weken na instroom is daarbij de maximumtermijn dat cliënten niet aan de slag zijn. Zo nodig kunnen we als onze cliënten eenmaal werken, nazorg bieden. Met andere woorden in onze nieuwe visie praten we niet meer over re‐integratie maar over direct werk. Mensen met loondispensatie We erkennen dat er een groep (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten is, voor wie betaald werk geen reële optie is. Re‐integratie leidt voor deze groep niet tot uitstroom naar regulier werk. De Wet Werken naar Vermogen biedt de mogelijkheid om deze groep met loondispensatie te laten werken. Hiervan willen we volop gebruik maken. Zo’n 40% van de nieuwe doelgroep is permanent aangewezen op ondersteuning door de overheid en komt als werknemers nooit helemaal “los” van de overheid. Het werken met loondispensatie en jobcarving is voor deze groep onontbeerlijk. De mate waarin we slagen om deze mensen te laten werken naar vermogen, bepaalt voor een groot gedeelte de financiële kansen en risico’s voor de gemeente op het gebied van werk en inkomen. De baanarrangementen kunnen worden gerekruteerd uit: ‐ Onderhoud openbaar groen, zo mogelijk uit te breiden naar wijkgericht werken en in combinatie met het parkmanagement en centrummanagement, het groenonderhoud op bedrijventerreinen (openbaar groen en private terreinen) en de uitvoering van “schoon, heel en veilig” in de centra en wijkwinkelcentra. ‐ We onderzoeken welke diensten in het kader van de WMO verricht kunnen worden door WWB‐cliënten. Te denken valt aan huishoudelijke hulp, schoonmaak , was‐ en strijkservice, glazen wassen of een boodschappenservice. Hierbij kan ook het aspect Social Return worden betrokken bij gecontracteerde of te contracteren partijen. Bij de uitbreiding van activiteiten van WWB‐ers is het zaak om niet klakkeloos het aantal uitvoeringsorganisaties uit te breiden. ‐ Social return bij opdrachten aan derden Mensen in de WSW In de toekomst blijft in de WSW alleen beschut werken over. Van de huidige WSW‐ers is een deel aangewezen op beschut werk. Het andere deel willen we zoveel mogelijk detacheren/ begeleid laten werken. Proces Burgers die een beroep willen doen op de WWnV melden zich aan de poort van de sociale zekerheid (UWV/ sociale zaken). De poort beoordeelt wat de afstand is tot de arbeidsmarkt. We onderscheiden als gezegd de volgende groepen: 1. Cliënten die zelf in staat zijn regulier te werken te vinden (direct bemiddelbaar) 2. Cliënten die regulier kunnen werken, maar ondersteuning nodig hebben om werk te vinden of te werken 3. Cliënten die alleen met loondispensatie kunnen werken 4. Cliënten die alleen beschut kunnen werken Opmerkingen: Cliënten voor wie loonvormende arbeid niet haalbaar is, zijn buiten de procesbeschrijving gelaten De samenhang met de Wmo/Awbz wordt op termijn nog nader onderzocht. De activiteiten op het gebied van trajectplanning, diagnostiek, loonwaardebepaling e.d. worden opnieuw georganiseerd.
15
Het werkproces in schema: PUBLIEK
PRIVAAT
INSTROOM Regulier werk
Direct bemiddelbaar POORT Afstand naar arbeidsmarkt
Verticale MO
Regulier werk met ondersteuning
Alleen met loonwaarde
Horizontale + Verticale MO
Loondispensatie banen
WSW‐ nieuw
Horizontale MO
Beschut werk
Het verschil tussen horizontale en verticale mensontwikkeling is dat bij horizontale mensontwikkeling ervoor gezorgd wordt dat mensen aan de slag blijven. Het gaat in feite om de uitoefening van goed werkgeverschap. Dat dit bij deze kwetsbare groepen verder gaat, dan wat regulier gebruikelijk is, moge duidelijk zijn. Bij verticale mensontwikkeling gaat het erom dat mensen stappen maken in hun ontwikkeling naar een volgende stap in hun carrière (bijvoorbeeld van gesubsidieerd werk naar regulier werk). Verantwoordelijkheid De stuurgroep Arbeidsmarktbeleid WM functioneert als opdrachtgever aan de regiegroep. De regiegroep fungeert als opdrachtgever voor de uitvoerders. Samenwerking Onze doelen kunnen we niet alleen realiseren. Samenwerking met partners als ondernemers, onderwijs, andere overheidsinstellingen en andere partners (zoals de UWV Werkpleinen) is essentieel. We zullen ons netwerk dan ook nog meer moeten benutten dan we al doen. Ook de interne gemeentelijke ontkokering en ontschotting tussen onderwijs, economische zaken, ruimtelijke ontwikkeling en zorg en welzijn is belangrijk. Huidige WWB‐ bestanden Voor de bestaande bestanden geldt dat deze in omvang gereduceerd moeten worden willen we uitkomen met de financiële middelen die we hebben. Voor de toekomstige WWnV‐ doelgroep is absoluut verticale mensontwikkeling aan de orde waarbij werk als doel centraal staat. De toeleiding gebeurt dan via dezelfde lijnen als de nieuwe instroom. Hierbij stellen we ons een integratie voor met het participatiehuis. Een reductie van de bestanden is haalbaar, mits de gemeenten het beleid met resultaat uitvoeren en er geen onoverkomelijke risico’s optreden in de maatschappelijke context.
16
Een aantal zaken is immers direct beïnvloedbaar en draagt bij tot het behalen van het resultaat: De 8 “knöpkes” voor Werk en Inkomen: o Werk boven uitkering; de poort dicht o Werken naar loonwaarde (het 600‐ banenplan, actieve werkgeversbenadering) o Project Rechtmatigheid (strenge aanpak fraude) o Vergroten ontvangsten debiteuren o Toepassing maatregelen o Sturingsinformatie o Ambitie en ideeën o Herijking arbeidsmarktbeleid Er zijn baanmakelaars ingesteld die zelf vacatures voor onze cliënten uit de markt halen Er wordt een Jongerenproject voor jongeren in de uitkering in samenwerking met RMC/leerplicht gestart om alle jongeren optimaal te activeren Er zijn naast de dingen we al doen duidelijk kansen die we willen benutten en die bijdragen aan een positiever resultaat voor de WWB: Actief uitvoeren van het Social Returnbeleid Een snelle opstart van het Regionaal Werkbedrijf Binnenhalen van eenvoudige banen in voorliggende voorzieningen zoals de WMO, klussendiensten, wascentrales et cetera WSW‐ oud en nieuw VIXIA gaat voor de nieuwe WSW‐ ers werk organiseren in een beschutte omgeving. Hoe de doelgroep eruit komt te zien, is sterk afhankelijk van hoe de wetgever beschut werken gaat definiëren. Tegelijkertijd zijn nu bij VIXIA WSW‐ ers in dienst die vallen onder de oude regeling WSW. In deze paragraaf schilderen we het resultaat van een transitieperiode die gelijk loopt aan die van het herstructureringsfonds (6 jaar; tot en met 2018). We gaan in op: de verandering van de doelgroep en van de daarop afgestemde aard van de werkzaamheden van Vixia de eventuele verandering van de infrastructuur van Vixia (samenstelling PMC‐ portfolio) Vixia is straks verantwoordelijk voor de uitvoering van de WSW‐oud en voor de begeleiding van WSW‐oud en ‐nieuw. Duidelijk is dat Vixia zich uiteindelijk gaat beperken tot horizontale mensontwikkeling. De uitvoering van de verticale mensontwikkeling van mensen die alsnog voor detachering of begeleid werken in aanmerking komen wordt uitgevoerd door Werktransfer. De huidige groep WSW‐ ers werkt: 1. gedetacheerd of begeleid (ca. 200 mensen) 2. in PMC’s, zoals ORU, post en productie (ca. 500 mensen) 3. beschut volgens de huidige inzichten (ca 450 mensen). Voor de transitie naar een nieuwe situatie zijn vier scenario’s besproken: 1. we doen niets: natuurlijk verloop van WSW en infrastructuur van VIXIA 2. directe, eenmalige overdracht per 1‐1‐2013 van WSW‐ ers met een hogere verdiencapaciteit dan 20 % naar organisatie die regulier werk cq werk met loondispensatie zoekt; ineens afboeken van infrastructuur
17
3. afbouw van infrastructuur parallel aan de WSW uitstroom en het tempo daarvan 4. afbouw van het bestand en in stand houden van de infrastructuur op een volume van 600‐900 werkplekken en de vrijkomende plekken benutten om tijdelijke fricties bij werken met loondispensatie op te vangen. We adviseren het 4e scenario, omdat dit een geleidelijke overgang naar de nieuwe taakverdeling mogelijk maakt, gelijkopgaand met de afbouw van de WSW‐oud‐populatie en omdat dit niet alleen kapitaalvernietiging voorkomt, maar ook zinvolle aanwending van geïnvesteerd vermogen mogelijk maakt. We benutten zo de expertise en de infrastructuur van Vixia om beschut werk (binnen en op locatie) te acquireren, te organiseren en te begeleiden. We maken tevens gebruik van de expertise van de VIXIA –organisatie om een deel van de WWnV –ers te laten werken met loondispensatie. Tevens willen we hiermee de kwantitatieve en kwalitatieve bezetting van de PMC’s voor de toekomst waarborgen. De samenstelling en omvang doelgroep SW wijzigt immers drastisch. Ook de eerdere besluitvorming rondom het RWB sluit hierbij aan. Gebruik van de infrastructuur VIXIA voor Werken naar Vermogen:
WWNV
WSW We hebben de bovenstaande visie ontwikkeld op basis van de uitgangspunten van de nieuwe WWNV en WSW. Het bedrijfsmatig doorrekenen van het eindmodel en van de transitie die daarheen moet leiden, vindt plaats i.h.k.v. de aanvrage voor het herstructureringsfonds. Dat geldt ook voor de formatieve en de gebouwelijke transformatie. Belangrijk aandachtspunt is de (re)organisatie van de PMC‐portfolio. Bijzondere aandacht gaat daarbij uit de naar de ontwikkeling van nieuwe flexibele werksoorten. Vanuit het arbeidsmarktbeleid zien we het Werkbedrijf niet als bedrijf dat werkpakketten afsplitst om deze op te dragen als afzonderlijke bestekken voor Vixia ORU, maar als bedrijf dat ruimte biedt voor begeleid werken op locatie, zowel voor WSW‐ers als voor WWnV‐ ers waarbij begeleiding door RWM (vakmatig) en door Vixia/Soza (voor mensontwikkeling) plaatsvindt en waarbij in gemengde ploegen wordt gewerkt naar vermogen.
18
De transitie in schema:
VIXIA
IST
SOLL
Detacheringen Begeleid werken
200
350
Detacheringen Begeleid werken
PMC’s ‐ ORU ‐Post ‐ Productie
500
500
Werken op locatie ‐WSW oud ‐ WWnV loondispensatieplek
Beschut
450
300
Beschut
De rode lijnen geven aan dat van de huidige WSW‐ers uit de PMC‐ structuur ca. 150 alsnog gedetacheerd worden of begeleid gaan werken en van degenen die nu beschut werken er ca. 150 doorstromen naar Werken op locatie (WOL). Het betreft hier een mogelijke taakstelling vanuit uitvoeringsregie aan de PMC’s in het werkbedrijf‐beschut. (noot: De genoemde aantallen zijn indicatief. Er wordt wel een taakstelling afgesproken voor VIXIA. De hoogte hiervan wordt bepaald tijdens de herstructurering). Begroting De begroting moet nog worden opgesteld. Duidelijk is dat gestreefd wordt naar budgettaire neutraliteit.
19
5. Projectmatige implementatie WWnV, transitie WSW en herstructureringsaanvraag WSW De regiegroep adviseert om in de benadering van de cliënt werk centraal te stellen. Binnen 4‐6 weken na instroom werkt een cliënt naar vermogen, eventueel voorafgegaan door een korte training, zo nodig met nazorg op de werkplek. De groep WSW‐ ers die niet is aangewezen op beschut werk, moet zo snel mogelijk naar vermogen werken op de reguliere arbeidsmarkt (gedetacheerd, in begeleid werk) of werken op locatie. De regiegroep adviseert tot de inrichting van een organisatieonderdeel dat fungeert als werkgenarator voor onze mensen die niet meteen aan de slag komen en die niet in staat zijn zelf het minimumloon volledig te verdienen. Een organisatie die, op basis van een gerichte werkgeversbenadering, ervoor zorgt dat onze cliënten snel aan het werk zijn. De regiegroep adviseert om daarbij aansluiting te zoeken bij het Ondernemershuis. In hoofdstuk 4 is de regiegroep achtereenvolgens ingegaan op de missie, de doelgroepen, de uitgangspunten, de wijze van werken, de processen, de verantwoordelijkheden, de verhouding met partners, het uitvoeringsprogramma en de begroting. De regiegroep adviseert tot een nadere uitwerking van de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen (voor werk én inkomen). In het voorkeursscenario kopen de SBS gemeenten de uitvoering van de WWnV in bij de gemeente Sittard‐Geleen. De WSW met mogelijke uitbreiding met dagbesteding (overkomend van de AWBZ) wordt gesplitst van de WWnV uitgevoerd door de GR. De infrastructuur van VIXIA wordt benut om doelgroepen uit de WWNV te laten werken. Vanuit deze notitie moet – na vaststelling in de colleges– verdere uitwerking langs drie, samenhangende lijnen plaatsvinden: voorbereiden van de herstructureringsaanvraag door de directeur Vixia onder verantwoordelijkheid van de GR (in co‐productie met cluster Sociale Zaken) uitwerking van het instrumentarium voor de uitvoering van het beleid voor de onderkant van de arbeidsmarkt door de regiegroep onder verantwoordelijkheid van de stuurgroep AMB opstelling van het bedrijfsplan voor het Werkbedrijf door de daarvoor ingerichte projectorganisatie onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep ORU. Vanwege de onderlinge samenhang tussen deze drie trajecten, die om nauwe afstemming vraagt, wordt geadviseerd ad hoc een verbinding te leggen op projectgroepniveau onder de stuurgroep ORU, stuurgroep Arbeidsmarktbeleid en de GR. Dit zou neerkomen op het instellen van een afstemmingsgroep bestaande uit de directeur Dienstverlening en Maatschappij en de directeur Omgeving en Economie van de gemeente Sittard‐Geleen en de directeur van VIXIA. Deze stelt integrale adviezen op aan de genoemde bestuurlijke gremia over de in de afzonderlijke lijnen ontwikkelde documenten en betrekt daartoe ad hoc leden uit de staande project‐/werkgroep‐/regiegroep‐organisaties. Deze adviseert en bewaakt de afgestemde communicatie vanuit de projectorganisaties met gemeenteraden, raadscommissies en met stakeholders. Met de stuurgroep is de regiegroep van mening dat deze drie aspecten vragen om een projectmatige aanpak. De uiteindelijke transities zullen door het verantwoordelijke management moeten worden uitgerold.
20
Uitwerking voorkeursscenario Het voorkeursscenario wordt uitgewerkt ten aanzien van de volgende aspecten: 1. Missie, visie en strategie voor de uitvoering van de WWnV en WSW (aansluitend bij hoofdstuk 4 van deze nota) 2. Omgevingsanalyse: welke specifieke ontwikkelingen en fricties zijn er op de arbeidsmarkt, hoe zijn de bestanden van de vier regiogemeenten opgebouwd en samengesteld, welke specifieke aanpak vergt een en ander. Dienstverleningsconcept: hoe realiseren we de werkgeversbenadering (in samenwerking met het UWV) en hoe realiseren we een sluitende aanpak voor onze cliënten Uitwerken plan op hoofdlijnen voor de transitie Het transitieplan gaat met name in op zaken als: 1. Implementatiestrategie met aandacht voor plateauvorming, bewaking risico´s, benoeming van mijlpalen en planning 2. Personeel en HRM: aandacht voor de overgang van VIXIA‐ personeel van de oude naar de nieuwe situatie aandacht voor de overgang van personeel van Stein, Beek en Schinnen bij de realisatie van een inkoopmodel met Sittard‐Geleen de aandacht is gericht op rechtspositionele zorgvuldigheid ten opzichte van zittend personeel, bedrijfsmatige zekerheden voor de partij die personeel overneemt en voorkoming van onnodige frictiekosten 3. Financiën: zowel structurele exploitatiekosten in de eindsituatie als eenmalige frictiekosten als gevolg van de transitie. Conceptaanvraag Herstructureringsfonds De twee bovengenoemde documenten vormen de basis voor de aanvraag voor het Herstructureringsfonds. Het doel van deze faciliteit is om de transformatie richting een efficiëntere bedrijfsvoering van de sector te ondersteunen. Het Rijk stelt daarvoor in de periode 2012‐2018 400 miljoen euro beschikbaar. Voor de Westelijke Mijnstreek gaat het naar verwachting om circa 1200/90.000 x € 400.000.000 = € 5.300.000.
21
Bijlage 1: governancestructuren Ernst en Young Huidige situatie:
Model 1:
22
Model 2:
Model 3:
23
Model 4:
24
BIJLAGE 2 Scenariokeuze Ernst en Young In deze bijlage is de scenariokeuze op basis van het rapport van Ernst en Young verder uitgewerkt. Ernst en Young spreekt over beschut/beschermd werk en benoemt de doelgroep als mensen die in staat zijn 0‐30% van het minimumloon te verdienen. De knip op basis van loonwaarde blijkt bij nadere bestudering niet hanteerbaar. Beschut werk betekent dat iemand door medische, sociale of psychische omstandigheden alleen in een beschermde werkomgeving kan werken. Dit is niet afhankelijk van de hoogte van de loonwaarde van de persoon. Beschut werk kan binnen plaatsvinden, maar kan ook werk op locatie inhouden. Waar in het onderstaande stuk een knip op basis van loonwaardepercentages wordt gemaakt dient dan ook de knip met beschut werk en ander werk te worden gelezen. E en Y schilderen vier hoofdvarianten vanuit het perspectief van het WSW‐ bedrijf: 1. Specialisatie: SW‐ bedrijf wordt SW‐ werkplaats voor beschut werk Eventueel dagbesteding er later bij. Doelgroep WWNV via Sociale Zaken begeleiding en detachering vanuit werkplein voordeel: focus op doelgroepen nadeel: doorontwikkeling onvoldoende ? 2. Social Firm / Werkbedrijf SW ontwikkelt zich tot werkbedrijf en bedient de doelgroep WWNV en Beschut werk volledig Sociale Zaken gericht op inkomen en bovenkant Voordeel: er is werk voor de doelgroep Nadeel: te veel naar binnen ? 3. SW wordt plaatsingsorganisatie Doelgroep WWNV en beschut, eigen infrastructuur alleen voor beschut binnen Voordeel: iedereen naar buiten Nadeel: Wat als de doelgroep terug komt ? 4. Integratie Fusie tussen Sociale Zaken en SW‐ bedrijf Voordeel: optimalisering van processen Nadeel: te grote organisatie ? In de bijlage van het rapport hebben Ernst en Young vier governance structuren opgenomen voor de uitvoering van de WWnV en de WSW in de Westelijke Mijnstreek (zie ook bijlage 1): Vier uitvoeringsmodellen E en Y voor de Westelijke Mijnstreek : 1. Opheffen BV, GR alleen beschermd werken (beschut en op termijn dagbesteding) 2. Uitvoering WWNV en WSW onder de GR, één regionale uitvoeringsorganisatie 3. WWNV onder de GR als regionale uitvoeringsorganisatie, twee organisatieonderdelen 1 voor WWNV, 1 voor beschut werk 4. Inkoopmodel WWNV bij Sittard‐Geleen, GR beschermd werken
25
Ernst en Young hebben de criteria die hebben geleid tot het advies over de hoofdvarianten en de uitvoeringsmodellen in een presentatie toegelicht. De toetsingscriteria zijn: Doelgroep: smal‐ breed Infrastructuur: zelf in eigendom‐ markt Aansturing: dichtbij‐ veraf Inkoop: bij centrumgemeente‐ veraf De uitvoeringsvariant specialisatie (1) correspondeert met het uitvoeringsmodel dat VIXIA BV wordt opgeheven en de GR alleen beschermd werk uitvoert. In dit model voeren de gemeenten zelf de WWnV uit (uitvoeringsmodel 1). De uitvoeringsvariant integratie (4) fuseert de SW‐ organisatie en de afdelingen Werk en Inkomen tot één regionale uitvoeringsorganisatie voor de WWnV én de WSW (uitvoeringsmodel 2). De uitvoeringsvariant SW wordt Social/Firm (2) en de uitvoeringsvariant de SW wordt plaatsingsorganisatie (3) hebben Ernst en Young niet uitgewerkt in een uitvoeringsmodel. De criteria doelgroep en aansturing zijn leidend voor het uitvoeringsmodel (3), WWNV onder een GR met twee organisatieonderdelen, 1 voor 20‐100%, 1 voor beschut werk 0‐20 %. De doelgroep is verdeeld in beschut werk en andere WWnV‐ doelgroepen en de uitvoeringsorganisatie is op afstand van de gemeente gesteld. Het uitvoeringsmodel 4 tenslotte, Inkoopmodel 20‐100% bij Sittard‐Geleen, GR alleen beschermd werken is gebaseerd op de criteria doelgroep (splitsing in beschut en andere doelgroepen), infrastructuur (in eigendom van de gemeente), aansturing WWnV door de gemeente en aansturing beschut via een GR en inkoop bij Sittard‐Geleen van de uitvoering van de WWnV. In schema: Uitvoeringsmodel Opheffen BV, Uitvoering WWNV WWNV onder GR, Inkoopmodel voor de Westelijke GR alleen twee organisatie‐ 20‐100% bij onder GR, één beschermd Mijnstreek: onderdelen.1 voor Sittard‐Geleen, regionale werken GR alleen uitvoeringsorgani‐ 20‐100%, 1 voor Gemeenten satie beschut werk 0‐20 beschermd voeren zelf werken % WWNV uit Criterium: Doelgroep: splitsing hele doelgroep splitsing splitsing smal‐ breed Infrastructuur: zelf zelf zelf zelf zelf in eigendom‐ markt WWnV bij WWnV en WSW WWnV en WSW Aansturing: WWnV Sittard‐Geleen op afstand Op afstand dichtbij‐ veraf dichtbij WSW op gemeente WSW op afstand afstand Inkoop: bij Niet Niet Niet Bij Sittard‐ centrumgemeente‐ Geleen veraf
26
Het rapport van Ernst en Young werkt de criteria niet uit en vermeldt niet meer dat het voor de hand ligt VIXIA GR beschut werken uit te laten voeren en op basis van heldere afspraken Sittard‐Geleen de WWNV te laten uitvoeren (uitvoeringsmodel 4). Ernst en Young hebben hiervoor de volgende argumenten: de ontstane bestuurlijke situatie de financiële situatie bij VIXIA en de vraag of de GR het meest effectieve model is (bldz 40 rapport). Dit betekent dat de regiegroep arbeidsmarktbeleid zelf de criteria moet toetsen en aanvullen om te komen tot een verantwoord advies over de scenariokeuze. De scenario’s van Ernst en Young geven twee ontwikkelrichtingen die in een figuur zijn samen te vatten. Deze figuur laat langs de x‐as de ontwikkeling zien van de GR tot verantwoordelijke voor de hele onderkant van de arbeidsmarkt of alleen voor beschut werk en langs de y‐as de ontwikkeling van een aanpak per gemeente of een inkoop aanpak van de Wet Werken naar Vermogen. De figuur ziet er dan als volgt uit: WWnV LOKAAL
Uitvoerignsmodel 1: Opheffen BV, GR alleen beschermd werken (beschut en op termijn dagbesteding)
GR volledige doelgroep WSW en WWnV
GR alleen beschut werk
Uitvoeringsmodel 2. Uitvoering WWNV onder de GR, één regionale uitvoeringsorganisatie
Uitvoeringsmodel 3. WWNV onder de GR twee organisatieonderdelen 1 voor 20-100%, 1 voor beschut werk 0-20 %
Uitvoeringsmodel 4. Inkoopmodel 20-100% bij Sittard-Geleen, GR alleen beschermd werken
WWnV regionaal
Tot een echt vergelijk van de scenario’s kom je alleen als je elk scenario’s beoordeelt op dezelfde criteria. Dit roept de vraag op welke criteria de regio belangrijk vindt. De regiegroep wil zich bij het benoemen van de criteria baseren op het rapport van de commissie Westerlaken: “Goed benut, goed bestuurd”. Dit rapport is in opdracht van de VNG en Cedris geschreven als advies over de toekomst en de transitie van de sociale werkvoorziening. De commissie Westerlaken De commissie Westerlaken heeft de VNG in zijn rapport “Goed benut, goed bestuurd” geadviseerd over de toekomst en de transitie van de sociale werkvoorziening. De commissie doet daarin zes aanbevelingen die van belang zijn voor de toekomst van de sociale werkvoorziening en de transitie.
27
De aanbevelingen van de commissie Westerlaken zijn: 1. Splitsing Maak een splitsing tussen werk in een reguliere omgeving en beschermd werk. Werk in een reguliere omgeving is bij voorkeur een gewone baan. Maar voor mensen met een functiebeperking zijn detacheringen vaak perspectiefrijk en, soms tijdelijk nodig. Beschermd werk is voor mensen met een lage productiviteit. 2. Activerende benadering Richt een gespecialiseerde detacheringfaciliteit op, die met een eenduidige werkwijze, een beperkt aantal regionale uitvoerders en onder aansturing van de gemeente gaat werken. Daarmee beperk je het risico en de administratieve lasten voor werkgevers. Werkgevers hebben de zekerheid van een arbeidscontract en goede begeleiding. De commissie Westerlaken ziet de detacheringfaciliteit op de schaal van de 30+ ‐ vestigingen van het UWV Werkbedrijf. 3. Bundeling Een bundeling van kennis en expertise van de sociale werkvoorziening moet leiden tot een kwalitatief hoogwaardige voorziening Beschermd Werk. Met eenvoudige werkzaamheden en zonder productiedoelstelling maar met arbeidstrots. Westerlaken adviseert om dit te verbinden met de dagbesteding in het kader van de AWBZ. Gemeenten moeten hier het voortouw nemen, dat past in de decentralisatie van delen van de AWBZ. 4. Goed bestuurd Maak een einde aan de onheldere verantwoordelijkheidsverdeling: scheid opdrachtgeverschap, uitvoering en toezicht. Ontwikkel een model aanbesteding‐ en tenderprocedure. Zonder keuzen, geen perspectief. 5. Transitie: overgang huidige bedrijven naar nieuwe situatie De commissie adviseert een goede voorbereiding door een landelijke kwartiermaker en de totstandkoming van een herstructurering‐ en transitiefonds. 6. Verantwoorde vernieuwing Door de korting op de rijkssubsidie in combinatie met de garanties voor de huidige arbeidsvoorwaarden ligt er een financieel gat. Dit vraagt veel van de sector. Ook in goede zin. De commissie meent dat er ruimte is voor efficiencyverbetering, toename van de inkomsten –bijvoorbeeld door detacheringen‐ en roept op tot een beheerste stijging van de inkomsten. De balans moet echter in orde zijn. Vernieuwing is goed, maar mag niet tot ongelukken leiden. Aan de aanbevelingen van de commissie Westerlaken kunnen we de scenario’s toetsen. Een uitzondering hierop vormt het advies om te komen tot een goede voorbereiding (5). Dat geldt voor elk scenario. Dit criterium nemen we niet mee in de weging. Naast de criteria die de commissie Westerlaken benoemt, wil de regiegroep de scenario’s toetsen op de volgende aspecten: 7. Politieke verantwoordelijkheid / bestuurlijke borging 8. Schaalgrootte: continuïteit, kwetsbaarheid 9. Aansluiting bij Regionaal Werkbedrijf 10. Opschaalbaarheid in het perspectief van de regionale samenwerking Zuid‐Limburg De regiegroep vindt de beheersing van het financiële risico van de scenario’s en een inschatting van de kosten, zowel structureel en incidenteel belangrijk. De korte tijd die er was om tot advies te komen, bood geen ruimte om tot een financiële doorrekening van de scenario’s te komen. Dit is dan ook niet meegewogen in de scenariokeuze. Uitgangspunt is in ieder geval dat de kosten budgettair neutraal verlopen.
28
De toetsing van de scenario’s aan de criteria Op basis van de uitvoeringsmodellen en de criteria is de volgende matrix opgesteld in voor‐ en nadelen. De matrix is met steekwoorden ingevuld. Scenario: 1 2 3 4 Opheffen BV, GR Uitvoering WWNV WWNV onder GR, Inkoopmodel Uitvoeringsmodel twee organisatie‐ 20‐100% bij voor de Westelijke alleen beschermd en beschut werk Sittard‐Geleen, onderdelen. onder GR, één werken Mijnstreek: 1 voor 20‐100%, 1 GR alleen regionale (op termijn uitvoeringsorganisa voor beschut werk beschermd dagbesteding) 0‐20 % tie werken 1. Splitsing met Voldoet Voldoet niet Voldoet Voldoet Beschut Werk 2. Activerende Voldoet niet Voldoet Voldoet Voldoet benadering 3. Bundeling Voldoet Voldoet niet Voldoet Voldoet 4. Goed bestuurd Opdrachtgever Voldoet Voldoet Voldoet Voldoet Uitvoering Voldoet niet Voldoet Voldoet Voldoet Toezicht Voldoet Voldoet niet Voldoet Voldoet 5. Transitie Is geen criterium 6. Verantwoorde Voldoet niet Voldoet niet Voldoet Voldoet vernieuwing Voldoet Voldoet minder Voldoet minder Voldoet 7. Politieke (indirecte sturing) (indirecte sturing) verantwoordelijk‐ heid / bestuurlijke borging Voldoet aan Voldoet aan WWnV Voldoet aan WWnV 8. Schaalgrootte: WWnV WWnV voldoet niet continuïteit, kwetsbaarheid 9. Aansluiting bij Voldoet Voldoet Voldoet Voldoet Regionaal Werkbedrijf 10 Opschaalbaarheid Voldoet niet Voldoet niet Voldoet Voldoet Zuid‐Limburg Op basis van de matrix ontstaat de volgende optelling: Voldoet/ neutraal Voldoet niet/minder 1 Opheffen BV, GR alleen beschermd 6 5 werk. WWnV per gemeente apart 2 Uitvoering WWnV en WSW onder de 5 6 GR, 1 aparte uitvoeringsorganisatie 8 3 3 WWnV onder de GR, twee organisatieonderdelen, 1 voor 20‐ 100%, 1 voor beschut werk 0‐20% 4 Inkoopmodel 20‐100% bij Sittard‐ 11 Geleen, GR alleen beschermd werk
29
Uit de optelling blijkt een duidelijke voorkeur voor het Inkoopmodel 20‐100 % verdiencapaciteit bij Sittard‐Geleen en de GR alleen beschermd werk. Daarmee is de keuze voor dit model als voorkeurmodel duidelijk. Deze keuze bevestigt het advies van Ernst en Young. De GR als uitvoerder van de WWnV en de WSW met twee aparte entiteiten behaalt een tweede plek. Daarmee is duidelijk dat het goed is de uitvoering van de WWnV en de WSW te splitsen. Eén onderdeel voor de uitvoering van de WWnV en één voor de uitvoering van het beschut werk (eventueel in combinatie met de dagbesteding van de AWBZ). De tweede conclusie luidt dat de voorkeur is dat we de WWnV in de regio Westelijke Mijnstreek in één uitvoeringshand leggen. Of door een inkoopmodel of door onderbrenging bij één uitvoeringsorganisatie voor de hele regio. Het model GR met twee organisatieonderdelen verkend De GR als uitvoerder van de WWnV en de WSW met twee aparte entiteiten behaalt een tweede plek. In dit model ontstaat op afstand van alle vier de gemeenten een nieuwe uitvoeringsorganisatie. Ook hier blijft het strategisch beleid de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Aan de nieuwe uitvoeringsorganisatie wordt de uitvoering van de WWnV en de WSW opgedragen. Ook de andere aspecten die bij het inkoopmodel zijn beschreven, gelden bij het oprichten van een nieuwe uitvoeringsorganisatie in meer of mindere mate voor de SBS‐ gemeenten. Voor de gemeente Sittard‐Geleen is dit echter anders. In dit model voert Sittard‐Geleen niet zelf uit, maar besteedt ze de uitvoering uit aan de GR of een andere rechtspersoon. Uitvoering op afstand van de gemeenten Uit onderzoek van de rekenkamer van Vlissingen, Veere en Middelburg blijkt dat uitvoeringsorganisaties die niet onder directe aansturing staan van de gemeenten de neiging hebben zich zelfstandig en los van de gemeenten te gaan gedragen. De directe invloed en sturing op de uitvoering is sterk beperkt, terwijl de maatschappelijke en financiële belangen van de resultaten erg groot zijn. Tevens is gebleken dat sturing bij gemeenschappelijke regelingen ontbreekt of gebrekkig is. De gemeente geeft onvoldoende aan welke prestaties zij verlangt. Als dit wel gebeurt dan geeft de gemeente niet aan welke informatie zij verlangt om de prestaties te beoordelen. De risico’s, de beheersing daarvan en de daarvoor getroffen voorzieningen zijn niet inzichtelijk. De gemeentelijke besluitvorming ten aanzien van gemeenschappelijke regelingen is bij de meeste gemeenten niet planmatig, maar ad hoc aan de hand van begrotingen en de wijzigingen daarop. Gemeenten besteden weinig tijd en aandacht aan het ontwikkelen van sturing op dit gebied. Zeggenschap Het is logisch dat Sittard‐Geleen wil dat de verhouding van het aantal cliënten en de hoogte van het budget tot uitdrukking komt in de zeggenschap in de GR. Dit vergroot het afbreukrisico van de samenwerking. Identiteit De regiegroep heeft de overtuiging dat de werkgeversbenadering en de nieuwe werkgenerator het best ressorteren onder de vlag van de gemeenten. De gemeente wordt door veel werkgevers gezien als een betrouwbare partner. De behaalde resultaten met subsidiebanen zijn hier een goed voorbeeld van.
30
Bedrijfseconomisch De kosten van zelf doen, afgezet tegen de kosten van uitbesteding in relatie tot gewenst resultaat, zijn in de verwachting van de regiegroep lager. Ervaring op dit gebied hebben we al opgedaan. De kosten van een traject in het Participatiehuis zijn bijvoorbeeld substantieel lager dan dat we deze trajecten zouden uitbesteden. Risico’s Het maatschappelijke en financiële afbreukrisico van de WWnV en de WSW is erg groot. Ook dit pleit ervoor de uitvoering in eigen hand te nemen. Conclusie: De regiegroep adviseert de uitvoering van de WSW en de WWnV te splitsen. Tevens adviseert de regiegroep de uitvoering van de WWnV regionaal te doen en niet per gemeente apart. Dit leidt tot een nadere uitwerking van de uitvoering van de Wet Werken naar Vermogen, waarbij twee scenario’s mogelijk zijn. In het eerste scenario ontstaat voor de uitvoering een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie (uitvoeringsmodel 3) en in het tweede scenario kopen de SBS gemeenten de uitvoering van de WWnV in bij de gemeente Sittard‐Geleen (uitvoeringsmodel 4). De regiegroep adviseert eenduidig te kiezen voor het laatste model (model 4): op basis van de haalbaarheid in de regio sluit qua uitgangspunten voor de SBS‐ gemeenten het meest aan bij de strategische visie om zaken uit te besteden en als gemeente enkel de regie te voeren samenwerking leidt tot schaalvergroting en dus tot minder kwetsbaarheid en betere uitvoerbaarheid de gemeentelijke directe sturing op de uitvoering vergroot de executiekracht en beperkt het financiële afbreukrisico
31
Bijlage 3: Herstructureringsfonds WSW Op 15‐11‐2011 heeft staatsecretaris De Krom aan de Tweede Kamer een brief gestuurd over de stand van zaken over de WSW. Hierin benoemt hij criteria om in aanmerking te komen voor het Herstructureringsfonds WSW. Het doel van deze faciliteit is om de transformatie richting een efficiëntere bedrijfsvoering van de sector te ondersteunen. Het Rijk stelt daarvoor in de periode 2012‐2018 een bedrag van 400 miljoen euro beschikbaar. Bij de vormgeving van de herstructureringsfaciliteit heeft het kabinet meegewogen dat: Er een goede balans moet zijn tussen noodzakelijke maatregelen die gemeenten zelf nodig achten om hun Sw‐bedrijf toekomstbestendig te maken en anderzijds aantoonbare noodzaak voor de inzet van extra Rijksmiddelen voor het doel waarvoor deze zijn bestemd; Recht moet worden gedaan aan de verschillen tussen regio’s en bedrijven, terwijl anderzijds een eenduidig beoordelingskader noodzakelijk is om transparante verdeling van de beschikbare middelen te faciliteren; Enerzijds gestreefd wordt naar eenvoud, terwijl anderzijds recht wordt gedaan aan de noodzaak tot efficiënte en gerichte inzet van de beschikbare middelen. Uitgangspunten Bij de vormgeving zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd. 1. De vormgeving stimuleert tot plannen die ambitieus zijn en dat ambities ook worden waargemaakt. Als de plannen onvoldoende ambitieus zijn of niet worden uitgevoerd zal het gevolg zijn dat de herstructurering onvoldoende tot stand komt, de middelen in de faciliteit niet goed worden besteed en gemeenten tekorten bij de uitvoering van de Sw bijplussen uit het gebundeld re‐integratiebudget. Dit gaat ten koste gaat van andere groepen in de WWNV. 2. De noodzaak van ondersteuning bij de herstructurering moet worden aangetoond. 3. De voortgang van de herstructurering in gemeenten die een beroep doen op de faciliteit moet goed gevolgd kunnen worden. Dat vergt dat er inzicht is in ambities, inspanningen en resultaten. 4. De vormgeving moet recht doen aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de herstructurering. De gemeenten hebben daarbij een grote mate van beleidsvrijheid, net als nu bij de uitvoering van de Sw. Het ligt daarom in de rede dat niet het Rijk, maar gemeenten het einddoel van de herstructurering bepalen en de wijze waarop dat doel bereikt gaat worden, inclusief de daarbij behorende financiële kaders. 5. Bij de vormgeving speelt de overweging dat gemeenten die in het verleden reeds ingezet hebben op een efficiëntere bedrijfsvoering hiervoor niet gestraft worden door een relatief lage uitkering uit de faciliteit. Verschillende partijen in de Tweede Kamer hebben zich ook in die zin uitgelaten. 6. Bij de vormgeving spelen overwegingen van uitvoerbaarheid en uitvoeringslasten. Dit geldt zowel voor de gemeenten die aanvragen en voortgangsrapportages indienen als voor de onafhankelijke commissie die de aanvragen en voortgangsrapportages beoordeelt. Vormgeving faciliteit Gemeenten bepalen het ambitieniveau en kiezen de specifieke maatregelen om de ambities te realiseren. Om in aanmerking te komen voor de faciliteit dienen gemeenten herstructureringsplannen in. Gemeenten tonen in hun plan de noodzaak voor herstructurering aan door informatie te geven over: Het huidige exploitatieresultaat van de uitvoering van de sociale werkvoorziening De verwachte ontwikkeling van dit resultaat zonder maatregelen.
32
De doelstelling voor de ontwikkeling van dit resultaat en de hiervoor te treffen maatregelen.
Alleen gemeenten waarvan de plannen voldoen aan onderstaande kwantitatieve en kwalitatieve vereisten komen in aanmerking voor een bijdrage in de herstructureringskosten: 1. De plannen bevatten de voorgenomen maatregelen en een onderbouwing van herstructureringskosten. 2. De plannen bevatten in ieder geval de onderstaande kwantitatieve indicatoren: Ontwikkeling kosten en opbrengsten per aantal plekken (SE). Deze ontwikkeling geeft inzicht in de efficiencyslag die wordt gemaakt. Exploitatieresultaat Wijze waarop het exploitatieresultaat wordt gefinancierd (uit het ontschot budget en eventueel eigen gemeentelijke middelen). De verhouding tussen vaste en variabele kosten. Ontwikkeling van de gemiddelde arbeidskosten per (full time) Sw‐er. Aan SW toe te rekenen arbeidskosten ongesubsidieerde professionals per plek. Aan SW toe te rekenen materiële kosten per (full time) Sw‐er (bijvoorbeeld vastgoed, machines). Aantal mensen met advies begeleid werken en het aantal mensen dat begeleid werkt. Voorziene ontwikkeling aantal (full time) Sw‐ers en de verdeling over de werkcategorieën (beschut, gedetacheerd, begeleid). 3.Gemeenten maken inzichtelijk dat een goede planmatige aanpak van de herstructurering geborgd is. De plannen moeten daarom voldoen aan een aantal kwalitatieve criteria: Er is een helder gedefinieerde output van het plan (in termen van concreet meetbare financiële resultaten). Het plan moet een heldere omschrijving bevatten van de governance‐structuur van het transitieproces: aansturing, escalatiemogelijkheden en overlegstructuur. Daarbij gaat het om de relatie tussen gemeenten en sociale werkvoorziening. Hieronder valt ook de verantwoordingsstructuur: wie monitort en stuurt bij? Er is een helder tijdpad voor de te bereiken resultaten. Een herstructureringsplan maakt duidelijk welke resultaten op welk moment moeten zijn behaald; het beschrijft de gewenste resultaten in 2018 en de resultaten in de tussenliggende jaren. Er wordt aandacht besteed aan de risico’s voor het realiseren van de doelstellingen en de beheersmaatregelen wanneer risico’s zich voordoen. Het gaat dan niet alleen om financiële risico’s maar bijvoorbeeld ook bestuurlijke risico’s. Er is sprake van een kwalitatieve borging van de in het businessplan opgenomen informatie. De plannen bevatten een sluitende begroting voor de activiteiten in het kader van de transitie. Middelen mogen niet worden ingezet voor exploitatietekorten. Gemeenten maken zichtbaar dat het plan is besproken met de gemeenteraad. De hoogte van de bijdrage uit de faciliteit is afhankelijk van het aantal (full time) werkplekken in een gemeente. Het aandeel van een gemeente in de totale middelen van de faciliteit is dus maximaal gelijk aan hun aandeel in het totaal aantal (full time) werkplekken in de sociale werkvoorziening (landelijk). Het trekkingsrecht is daarmee gemaximeerd. Dit betekent dat voor de Westelijke Mijnstreek circa € 5.300.000 beschikbaar is. Door de verdeling op basis van het aantal werkplekken kunnen ook gemeenten profiteren die al veel inspanningen hebben verricht. Verder wordt met deze verdeling rekening
33
gehouden met de omvang van de herstructureringsopgave in een specifieke gemeente. De omvang van de Sw‐populatie verschilt per gemeente en per regio. Een gemeente met veel werkplekken ondervindt relatief meer effect van de lagere rijksbijdrage en krijgt meer middelen. Er is sprake van cofinanciering. Uit de faciliteit wordt een bijdrage geleverd die door gemeenten moet worden aangevuld. Middelen worden in jaarlijkse tranches uitgekeerd. Alleen gemeenten die hun plannen daadwerkelijk uitvoeren komen in aanmerking voor de jaarlijkse vervolgtranches. Dit vraagt om monitoring op basis van bovengenoemde indicatoren. Hiertoe stellen gemeenten voortgangsrapportages op. Tranches die vanwege onvoldoende voortgang niet worden uitgekeerd blijven in de faciliteit. Bij de evaluatie van de faciliteit in 2014 wordt bepaald of en hoe deze middelen worden aangewend. Rol onafhankelijke commissie Er komt een onafhankelijke commissie die de aanvragen beoordeelt. De onafhankelijke commissie heeft de volgende taken: De commissie adviseert de minister van SZW over een verzoek van een gemeente om middelen uit de faciliteit ten behoeve van de herstructurering van de sociale werkvoorziening. Vanaf 2013 beoordeelt de commissie jaarlijks de gemeentelijke voortgangsrapportages en adviseert op basis daarvan of een gemeente in aanmerking komt voor vervolgtranches uit de faciliteit. Bij het beoordelen van de plannen is sprake van een toetsing aan de vormvoorschriften en van een inhoudelijke toetsing. Bij de toetsing aan vormvoorschriften: o beoordeelt de commissie of het plan de voorgenomen maatregelen bevat en een onderbouwing van herstructureringskosten. o beoordeelt de commissie of de plannen de vereiste kwantitatieve en kwalitatieve informatie bevatten. Bij de inhoudelijke toetsing: o Beoordeelt de commissie of er sprake is van een sluitende begroting. o Geeft de commissie een oordeel of de doelstellingen in het plan consistent zijn met de voorgenomen maatregelen. o Voert de commissie een marginale toets uit op de kwaliteit van de uitvoeringsstructuur. o De commissie geeft geen inhoudelijk oordeel over de aard van de herstructureringsmaatregelen. Bij de beoordeling van de voortgangsrapportages: o Voert de commissie een marginale toets op de kwaliteit van de vereiste informatie o Beoordeelt de commissie of gemeenten de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk uitvoeren. De commissie heeft de mogelijkheid om gemeenten om een nadere toelichting en verduidelijking van het plan en de voortgangsrapportages te vragen. In 2014 zal door de commissie worden beoordeeld wat de stand van zaken is van de uitvoering van de plannen en de vordering van de herstructurering inclusief de financiële aspecten daarvan. De commissie gebruikt als criteria voor haar oordeel de kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren waarover gemeenten moeten rapporteren om in aanmerking te
34
komen voor de tranches uit de faciliteit . Deze informatie geeft een beeld van de ambities, inspanningen en resultaten van gemeenten. De commissie adviseert de minister van SZW of naar haar oordeel aanvullende maatregelen en/of middelen noodzakelijk zijn. De commissie kan ook vaststellen dat er geen aanvullende maatregelen en/of middelen nodig zijn. Mocht de commissie adviseren dat extra middelen noodzakelijk zijn, dan houdt zij er rekening mee dat bovenop de 400 mln euro in het fonds dit maximaal kan gaan om de gereserveerde RUD‐ gelden(2). Over de precieze uitwerking van met name de kwantitatieve indicatoren vindt nog technisch overleg plaats met de VNG. (2)“Hiertoe wordt in 2012 €50 miljoen oplopend tot €100 miljoen v.a. 2014 uitgenomen uit het gemeentefonds. Deze middelen zijn gereserveerd op de aanvullende post, zodat de mogelijkheid is gecreëerd de door het kabinet gevoelde bijzondere verantwoordelijkheid voor de hervorming van de Sw‐sector financieel te vertalen, indien noodzakelijk en blijkend uit de evaluatie van die hervorming, twee jaar na de start. Als de gereserveerde middelen uiteindelijk ‐zoals het kabinet verwacht‐ niet nodig zullen blijken te zijn voor de risico’s rond de uitvoering van “werken naar vermogen”, kunnen over de bestemming daarvan in bestuurlijk overleg (BOFV) uiterlijk in 2015 afspraken worden gemaakt “ (brief aan TK d.d. 23 september 2011; verwerking efficiencykorting RUD in begroting, minister BZK, 33 000 B nr. 3).
35