Het overtrainingssyndroom
Alumnidag Fysiotherapie 28 januari 2011 Dr. Wim Burgerhout
Kenmerken overtrainingssyndroom (OTS) • Afnemend prestatievermogen bij toenemende trainingsbelasting (intensiteit, duur, frequentie) • Eén of meer bijkomende symptomen: – chronische vermoeidheid, slaapstoornissen, gewichtsverlies, toegenomen vatbaarheid voor infecties, gebrek aan motivatie voor sport, concentratieproblemen, neerslachtigheid
• Symptomen zijn na tenminste 2 weken rust niet verdwenen, herstel kan maanden/jaren in beslag nemen
Synoniem overtrainingssyndroom in recente literatuur:
underperformance syndrome (UPS) • Term benadrukt dat overtraining niet de (enige) oorzaak hoeft te zijn van verminderd prestatievermogen • Sommige auteurs gebruiken de term ‘unexplained underperformance syndrome’ – Unexplained: geen onderliggende pathologie (infectieziekte, hormonale stoornis enz.) diagnose bij uitsluiting
Prevalentie OTS • Naar schatting loopt een competitieve sporter een kans van 5% tot 60% (afhankelijk van discipline en niveau) op tenminste één OTSepisode tijdens de gehele carrière • OTS komt bij duursporters meer voor dan bij krachtsporters en sprinters • Grootste risico bij ‘body mass supported sports’: wielrennen, schaatsen, zwemmen – inspanning kan langer worden volgehouden, wordt minder beperkt door blessures van het HBA?
Sneller, hoger, sterker! (motto IOC) • Prestatiedruk en trainingsintensiteit (bij topsport) nemen steeds verder toe • Beperkingen van het menselijk lichaam (en de menselijke geest) blijven hetzelfde • Mensen zijn gebouwd op overleven, niet op extreme prestaties
Trainingsprincipes (1)
Kloosterboer et al., Trainingsleer
• Overload: trainingsbelasting overstijgt homeostatische capaciteit, veroorzaakt uitputting en schade • Supercompensatie: lichaam reageert met opvoeren van belastbaarheid
Trainingsprincipes (2)
Kloosterboer et al., Trainingsleer
• Opeenvolgende trainingscycli met toenemende belasting voeren de belastbaarheid steeds verder op
Trainingsprincipes (3) • Trainingsopbouw: adaptief (boven) en maladaptief (onder) • Te vroeg/ te zwaar/ te lang trainen veroorzaakt afnemende belastbaarheid de Morree et al., Inspanningsfysiologie
Trainingsprincipes (4) Hawley & Schoene, 2003
•
•
•
Overreaching: overload na onvolledig herstel kan na tapering (rustperiode tussen trainingsperiode en wedstrijd) leiden tot extra hoge supercompensatie: functional overreaching maar kan ook voorstadium zijn van OTS: nonfunctional overreaching
Predisponerende factoren Wanneer geeft overreaching een grote kans op OTS?
• • • • • •
Plotselinge toename in trainingsvolume Zwaar competitieschema naast training Eentonig trainingsprogramma Ondervoeding (met name gebrek aan koolhydraten) Hoge prestatiedruk Stress in het privéleven (relaties, financiën, studie, werk enz.) – uit prospectief onderzoek (trainingsdagboek) blijkt een sterke correlatie tussen in het dagelijks leven ervaren stress en kans op OTS
Trainingscontinuüm bij toenemende belasting Armstrong & VanHeest, 2002
Onderzoek naar overtrainingssyndroom: methodologische beperkingen • Diagnose wordt (per definitie) achteraf gesteld – meeste onderzoek is retrospectief
• Prospectief, gecontroleerd interventieonderzoek (RCT) over langere periode ligt ethisch moeilijk: deelnemers riskeren gezondheidsproblemen en verloren wedstrijdseizoen – meeste onderzoek is beschrijvend en/of transversaal
• Experimentele modelsystemen (proefdieronderzoek, kortdurende interventies bij mensen) staan ver af van de dagelijkse praktijk – meeste experimenteel onderzoek is sterk reductionistisch
Fasen van het trainingscontinuüm komen sterk overeen met fasen van het gegeneraliseerd adaptatiesyndroom (GAS) = stressreactie volgens Selye
Hans Selye (1907-1982)
Trainingscontinuüm
Fasen van stressreactie
• Overload • Overreaching • Overtraining
• Alarmfase • Afweerfase • Uitputtingsfase
Overload
SAM-as
HPA-as
• De trainingsprikkel (een vorm van stress) activeert de SAM-as (sympatheticadrenal-medullary) en de HPA-as (hypothalamicpituitary-adrenocortical) • Sympathicus, adrenaline en cortisol stimuleren het katabolisme en brengen het lichaam in een ergotrope toestand (fight or flight) • Inspanning veroorzaakt schade in cellen en weefsels, o.a. door vrije radicalen (oxidanten)
Herstel en supercompensatie • Na de trainingssessie vermindert de stress en worden de ergotrope systemen geremd door negatieve terugkoppeling • Er volgt een anabole fase, waarin schade wordt hersteld en de belastbaarheid van spieren, bloedsomloop enz. wordt opgevoerd
Effecten van interleukine-6 • Veroorzaakt sensatie van vermoeidheid • Induceert ‘ziektegedrag’: lusteloosheid, vermindering concentratievermogen, traagheid, desinteresse voor omgeving • Stimuleert het immuunsysteem, bevordert ontstekingsreacties • Veroorzaakt sensitisatie in de hersenen: dichtheid cytokinereceptoren neemt toe bij opeenvolgende stressprikkels reactie wordt steeds heftiger
Overreaching • Activatie SAM-as en HPA-as blijft gehandhaafd lichaam blijft in ergotrope toestand, geen of weinig herstel • Toenemende verschijnselen van uitputting, prestatievermogen neemt af • Centrale effecten van interleukines nemen toe door sensitisatie conflicten tussen ergotrope en trofotrope ‘tuning’, ontregeling van terugkoppelingscircuits
Van overreaching naar OTS (van afweerfase naar uitputtingsfase)
• Cortisolproductie neemt af • Sympathische activiteit neemt af • Spierweefsel wordt minder gevoelig voor adrenaline (blokkade van β-receptoren) • Concentratie anabole hormonen (testosteron, groeihormoon) blijft laag geen of weinig weefselherstel • Mentale effecten van cytokines nemen toe afnemende motivatie, versterkt ziektegedrag, gevoel van malaise, depressie
Fysiologische kenmerken OTS (NB: weinig betrouwbare nulmetingen beschikbaar van OTS-patiënten)
• Sportspecifiek prestatievermogen is verminderd (VO2max kan ongewijzigd zijn) • Lactaatspiegel bij maximale en submaximale inspanning is verlaagd – minder glycolyse, minder koolhydraatverbranding minder energie per liter zuurstof
• Cortisol- en adrenalinespiegels (in bloed en urine) blijven laag bij toenemende belasting – fight or flight- reacties minder effectief
• Reactietijd is verlengd – hersenen werken minder efficiënt Stroop Color Test
Therapie • Rust, rust, rust… • Lichte, afwisselende training die niet gerelateerd is aan eigen sport • Antidepressiva (cave symptoombestrijding) • Aanpak van andere stressoren dan training, evt. psychotherapie • Bij hervatten van sport belasting zeer geleidelijk opbouwen met aandacht voor vroege symptomen van overtraining
Overwegingen bij de behandeling van sporters met OTS • Betrek de trainer/coach bij de behandeling • De ‘natuurlijke’ reactie op minder goed presteren is: meer gaan trainen. Maak duidelijk waarom dit averechts kan werken. • Het kan handig zijn om ‘overtraining’ te reframen als ‘underrecovery’: je traint niet te veel, maar je herstelt te weinig • De kans op OTS wordt niet zozeer bepaald door de trainingsbelasting, maar door de overgebleven capaciteit van het individu om stress te verwerken – vergelijk CVA: niet de omvang van de lesie, maar de overgebleven capaciteit van de hersenen bepaalt de mate van uitval
Tot slot • Fysiologisch gezien is er weinig verschil tussen OTS, burnout, chronisch vermoeidheidssyndroom, posttraumatisch stresssyndroom en depressie • Het OTS onderscheidt zich doordat de primaire stressfactor relatief gemakkelijk te manipuleren valt • Topsport is ongezond, net als de meeste (andere) podiumkunsten • Talenten moeten we koesteren!
Literatuur (1) • • • • • • • • •
• •
Angeli A, Minetto M, Dovio A, Paccotti P. (2004). The overtraining syndrome in athletes: a stress-related disorder. J. Endocrinol. Invest. 27: 306-312. Armstrong LE, VanHeest JL (2002). The unknown mechanism of the overtraining syndrome. Sports Med. 32: 185209. Bosquet L, Merkari S, Arvisais D, Aubert AE (2008). Is heart rate a convenient tool to monitor overreaching? A systematic review of the literature. Br. J. Sports Med. 42: 709-714. Budgett R (1998). Fatigue and underperformance in athletes: the overtraining syndrome. Br. J. Sports Med. 32: 107-110. Foster C (1998). Monitoring training in athletes with reference to overtraining syndrome. Med. Sci. Sports Exerc. 30: 1164-1168. Fry AC, Schiling BK, Weiss LW, Chiu ZF (2006). β2-Adrenergic receptor downregulation and performance decrements during high-intensity resistance exercise overtraining. J. Appl. Physiol. 101: 1664-1672. Hawley CJ, Schoene RB (2003). Overtraining syndrome: a guide to diagnosis, treatment, and prevention. Phys. Sportsmed. 31: 25-31. Kellmann M (2010). Preventing overtraining in athletes in high-intensity sports and stress/recovery monitoring. Scand. J. Med. Sci. Sports 20 suppl 2: 95-102. Lemmink K, Brink M, Nederhof E. (2009). Overtraindheid in de sport: stand van zaken en mogelijkheden voor preventie. In Geraets JJXR et al. (red.), Jaarboek Fysiotherapie Kinesitherapie 2009. Bohn Stafleu van Loghem, Houten. MacKinnon LT (2000). Overtraining effects on immunity and performance in athletes. Immunol. Cell Biol. 78: 502509. Main LC, Dawson B, Heel K, Grove JR, Landers GJ, Goodman C (2010). Relationship between Inflammatory cytokines and self-report measures of training overload. Res. Sports Med. 18: 127-139.
Literatuur (2) • • • • • • • • • • • •
Meeusen R, Duclos M, Gleeson M, Rietjens G, Steinacker J, Urhausen A. (2006). Prevention, diagnosis and treatment of the overtraining syndrome. ECSS position statement ‘Task Force’. Eur. J. Sports Sci. 6: 1-14. Meeusen R, Nederhof E, Buyse L, Roelands R, de Schutter G, Piacentini MF (2010). Diagnosing overtraining in athletes using the two-bout exercise protocol. Br. J. Sports Med. 44: 642-648. Meeusen R, Watson P, Hasegawa H, Roelands B, Piacentini MF (2007). Brain neurotransmitters in fatigue and overtraining. Appl. Physiol. Nutr. Metab. 32: 857-864. Nederhof E, Lemmink APM, Visscher C, Meeusen R, Mulder T (2006): Psychomotor speed, possibly a new marker for overtraining syndrome. Sports Med. 36: 817-828. Peluso MAM, Guerra de Andrade LHS (2005). Physical activity and mental health: the association between exercise and mood. Clinics 60: 61-70. Purvis D, Gonsalves S, Deuster PA (2010). Physiological and psychological fatigue in extreme conditions: Overtraining and elite athletes. PM R 2: 442-450. Robson-Ansley PJ, Lakier Smith L (2006). Causes of extreme fatigue in underperforming athletes – a synthesis of recent hypotheses and reviews. SAJSM 18: 108-114 Rossum H van (2008). De Nederlandse POMS in de sport, deel 1. Sportgericht 62 nr 5: 45-48. Rossum H van (2008). De Nederlandse POMS in de sport, deel 2. Sportgericht 62 nr 6: 36-41. Tanskanen M, Atalay M, Uusitalo A (2010). Altered oxidative stress in overtrained athletes. J. Sports Sci. 28: 309317. Urhausen A, Kindermann W (2002). Diagnosis of overtraining. What tools do we have? Sports Med. 32: 95-102. Vetter RE, Symonds ML (2010). Correlations between injury, training intensity, and physical and mental exhaustion among college athletes. J. Strength Cond. Res. 24: 587-596.