Het cultureel kapitaal van een afgeschreven straat Sint-Mariastraat 106-146
Joke van der Zwaard en Karin ter Laak
Het cultureel kapitaal van een afgeschreven straat Sint-Mariastraat 106-146
Joke van der Zwaard en Karin ter Laak
Voorwoord / 4
Woonstad Rotterdam is als huiseigenaar en maatschappelijk ondernemer intensief betrokken bij heden en toekomst van het Oude Westen. Onder het gezamenlijk afgesproken motto Binden en Verleiden maken we de wijk aantrekkelijker voor de huidige en toekomstige bewoners. Het streven is een wijk met een brede mix van woningen en bewoners, aansluitend bij de kwaliteiten van de wijk, die zijn benoemd als: klein cosmopolitisch, jonge cultuur, eigen en intiem. Het voorstel van Joke van der Zwaard en Karin ter Laak om het cultureel kapitaal van hun Sint-Mariastraat in beeld te brengen kwam op het goede moment. Wie wonen er, wat zijn hun toekomstplannen en wat bindt hen aan hun woning en hun woonplek? De selectie in dit boekje zijn de bewoners die de woningcorporatie en andere wijkinstellingen het slechtste kennen omdat ze zelfstandig hun eigen weg gaan en hun eigen leefomgeving creëren. Een creatieve klasse die niet past in het clichébeeld dat over hen bestaat. Mensen die we - zo blijkt uit hun verhalen - niet kunnen binden met het reguliere aanbod van stadsvernieuwingsappartementen en nieuwe middeldure koopwoningen. Wat het dan wel moet zijn en wat het meer moet zijn dan een geschikt huis, is onderwerp van discussie en creatief denkwerk. In ‘Het cultureel kapitaal van een afgeschreven straat’ schetsen Joke van der Zwaard en Karin ter Laak, de tekstschrijfster en de beeldmaakster, een verhelderend en levendig beeld van bewoners met een specifieke binding met de goedkoopste woningvoorraad. Woonstad Rotterdam brengt deze publicatie graag onder de aandacht van de verschillende partijen die samen met ons bij de herstructurering van deze wijken betrokken zijn. Jenny Vermeeren, Regiodirecteur Woonstad
Inhoudsopgave / 5
110a / 7
116b / 11
120b / 19
120c / 23
122a / 27
126a / 31
126b / 35
126c / 39
128c / 43
130a / 47
132b / 51
132c / 55
142b / 59
144a / 63
118b / 15
Inleiding / 6
Van buiten naar binnen De Sint-Mariastraat werd gebouwd rond 1892. Volgens de normen van die tijd waren de huizen geschikt voor kleine gezinnen. Negentig jaar later is de helft van de straat weggesloopt om ruimte te maken tussen de lange smalle straten in het Oude Westen en is een kwart vervangen door nieuwbouwwoningen en een gezondheidscentrum. Overgebleven zijn de nummer 6 tot 46, tegenwoordig 106 tot 146, boven- en benedenwoningen die te boek staan als klein, oud, gehorig en verwaarloosd. Slooprijp? Zo’n vijftien jaar geleden werden ze door woningcorporatie en wijkplanners nog wel geschikt gevonden voor starters op de woningmarkt. In recente wijkvisies staat een vraagteken bij dit gebied. Men is wat zuiniger geworden op de oude gevels, maar zijn deze huizen nog wel te verhuren? Het streven is om in het Oude Westen een bredere mix van woningen en bewoners te realiseren. Een zijstraat van de populaire West-Kruiskade, vlak bij het centraal station en het andere centrum, is ook een mooie plek om iets te bouwen. Voor wie? In de Sint-Mariastraat wonen al mensen. Hoe zit het met hun mix en wat zijn hun toekomstplannen? Aan de voorkant zien de huizen van de Sint Mariastraat er bijna hetzelfde uit. De mooie ritmiek van lijsten, deuren, ramen en dakramen laat niets zien van de variëteit van de levens daarachter. Veel gordijndichte ramen, want de benedenwoners slapen aan de voorkant. Drie open winkelramen, een foto van een witte poes en een rijtje reuzecactussen in de vensterbank zijn de enige doorkijkjes voor een passant. En flarden muziek: electrisch versterkte salsa, reggae, breakbeat en akoestisch kerkgezang van Nederlandse, Surinaamse en Congolese origine. De achterkanten van de huizen onthullen iets meer over de bezigheden van vorige en huidige bewoners. Een paar mooie tuintjes, een stapel kajaks, een houten kunstboot op een paal, afrasteringen van natuur en hout, een vergeten barbecuebak in een brandnetelveldje, vrolijk geschilderde en afgebladderde tuindeuren en schuurtjes. Het kennistekort over de bewoners van dit soort straten wordt meestal opgevuld met cijfers: het percentage bewoners met een uitkering, het gemiddelde inkomen, het rampenlijstje van het interventieteam, de veiligheidsmonitor, de sociale index, de leeftijdsopbouw, aantallen goedkope en dure woningen, huur en koop, en het opleidingsniveau. Niet alle cijfers zijn zo hard als ze gepresenteerd worden, de opleiding en het beroep van bewoners zijn nergens per adres geregistreerd en het vermoeden bestaat dat er nogal wat ‘scheef-wonen’ (bewoners met te hoge inkomens) in de sociale woningbouw voorkomt. Het imago van de wijk is echter hardnekkig en de conclusie lijkt al vantevoren vast te staan: de bevolkingssamenstelling van een straat met goedkope en kleine huizen, en van het Oude Westen als geheel, is sociaal-economisch ‘eenzijdig’, ofwel een smalle mix.
Inleiding / 7
Maar klopt dat beeld wel en wat wordt precies bedoeld met ‘eenzijdig’? Veel lage inkomens? Het inkomen is geen weerspiegeling van de capaciteiten en het sociaal en cultureel kapitaal van mensen. De ‘creatieve klasse’, de jonge dynamische stedelingen op wie alle stadsbesturen tegenwoordig azen, is goed opgeleid, hardwerkend (in een ‘creatief’ beroep) en cultuurminnend, gretige en nieuwsgierige consumenten, tolerant en gecharmeerd van diversiteit en veelkleurigheid. Ze worden als aanjager van de moderne stedelijke economie gezien vanwege hun houding, kennis en bezigheden en niet vanwege hun inkomen. Want geleerd en creatief is niet hetzelfde als rijk, zeker niet als vast gegeven en als garantie voor de toekomst. Goedkope huizen en bedrijfsruimtes passen bij deze groep, omdat ze vrijheid bieden om talenten te ontplooien buiten de gebaande wegen, om risico’s te nemen en nieuwe wegen in te slaan. De creatieve klasse komt in Rotterdam niet alleen van de lokale universiteit en hogescholen. Ze komt vaak van ver en ze begint van onderop. Rotterdam is de stad van de diploma-stapelaars en dat gaat meestal in kleine stapjes. Die dynamiek is in geen enkele monitor terug te vinden, daarvoor moet je met mensen gaan praten, dat hebben we gedaan met vijftien bewoners van de Sint-Mariastraat. Die vijftien bewoners zijn de opbrengst van een zoektocht naar de creativiteit en het cultureel kapitaal in de straat, en dus een specifieke selectie uit 85 woonadressen en zes bedrijfspanden. We hebben gezocht naar mensen met een passie en we vonden er meer dan vijftien, maar ze konden of wilden niet allemaal in dit boekje. Er vielen ook mensen buiten onze selectie, bijvoorbeeld mensen die vanwege hun leeftijd en/of gezondheid het leven van werken en nieuwe plannen maken hebben afgesloten of tijdelijk op een laag pitje hebben gezet. Maar ook mensen zonder papieren of anderszins in een kwetsbare positie, en mensen die er een potje van maken, zoals de dealers. Zij maken ook deel uit van (de toekomst van) de Sint-Mariastraat, maar we richten in dit boekje welbewust de schijnwerpers op een specifiek maar niet onaanzienlijk deel van de bewoners om duidelijk te maken dat juist in een straat met oude goedkope woningen vaak al de mensen wonen die men zo graag naar deze wijken wil halen. In de portretten in dit boekje ligt daarom de nadruk op hun bezigheden en kennis, wat zij daarvoor van huis uit hebben meegekregen, de manieren waarop zij zich ontwikkeld hebben, hoe zij belemmeringen overwinnen en uit het geregelde proberen te ontsnappen, hoe zij hun eigen dingen en hun eigen leven creëren. Daarnaast gaat het over de relaties tussen hun manier van leven en hun woonsituatie. Is goedkoop wonen voor hen belangrijk en zo ja, waarom? Wat is het aantrekkelijke van een oud huis? Wat biedt de omgeving? De straat, de wijk, de plek in de stad. Mensen met een passie zijn bijna per definitie drukke ‘baasjes’. Wat hebben ze eigenlijk met (de mensen in) de straat? Hoe creëren zij zelf mede het aangezicht en het sociale klimaat van de straat? En tenslotte: hoe zien ze hun eigen woontoekomst en de toekomst van de straat? Onder welke
Inleiding / 8
voorwaarden willen ze er blijven wonen? Wat zou voor hen een verbetering zijn? En als er gesloopt wordt, wat dan? ‘Klein cosmopolitisch, jonge cultuur, eigen en intiem’, zo benoemden een aantal wijkbewoners en wijkprofessionals de sterke kanten van het Oude Westen en dat werd de basis van de onlangs door de Centrumraad vastgestelde wijkvisie. De verhalen uit de Sint-Mariastraat geven daar een eigen invulling aan en zetten er vraagtekens bij. Wat is jong bijvoorbeeld? En hoe intiem kan een zijstraat van de West-Kruiskade zijn, overdag en ‘s nachts? Maar dit boekje gaat niet alleen over het Oude Westen. Het is als discussiestuk bedoeld voor heel Rotterdam. Want de Sint-Mariastraat is bijzonder omdat het Oude Westen een centrumwijk is, en staat tegelijkertijd model voor een heleboel straten met oude, goedkope, verwaarloosde en zogenoemde slooprijpe huizen in stadsvernieuwingswijken in Rotterdam. Je zou dus ook kunnen zeggen dat wij met dit boekje proberen om woorden als ‘krachtwijken’ of ‘prachtwijken’ inhoud te geven vanuit wat de mensen die er wonen en werken in huis hebben en doen. En dan toegespitst op het belang om in deze wijken relatief goedkope woon- en werkruimte te behouden, niet alleen omdat er ‘arme’ mensen wonen, maar omdat deze huizen en werkruimtes ook nodig zijn om ambitieuze en creatieve mensen, in de brede zin van het woord, te behouden voor deze wijken. Ontwerpster Karin ter Laak en onderzoekster/schrijfster Joke van der Zwaard, woonachtig en werkzaam in de Sint-Mariastraat, zijn de initiatiefneemsters van dit boekje. We maakten het samen met fotograaf Jaap de Maat van Joep Jacobs en de drukkerij Maasstad, beide gevestigd in het Oude Westen. Woningcorporatie De Nieuwe Unie, tegenwoordig Woonstad, steunde ons plan en gaat de resultaten gebruiken voor interne en externe discussies over wijkontwikkeling. De belangrijkste ondersteuning kwam echter van de bewoners en ondernemers die vanwege hun betrokkenheid bij (de toekomst van) hun straat hun aarzelingen overwonnen en in dit boekje hun levenswijze en levenswijsheid naar buiten brengen.
Dimitri Sarton 110a / 9 Dimitri Sarton groeide op in Amersf oort, Singapore en de Hoeksewaard, woonde tien jaar op Zuid en sinds zes jaar in de Sint-Mariastraat. Hij combineert glazenwassen met surfen en een opleiding voor cameraman. Hij waardeert het goedkope en centrale wonen en vindt dat het met de Sint-Mariastraat de goede kant op gaat: er komen meer mensen wonen die wat doen. Hij heeft zijn huis bewoonbaar gemaakt, maar twijfelt over de opknapmogelijkheden van deze kleine en gehorige woning in een smalle straat. Ik ben geboren in Amersfoort. Op mijn vierde zijn we vanwege het werk van mijn vader naar Singapore verhuisd. Mijn vader was stuurman op de grote vaart en werd vakbondsman voor zeelieden. Op mijn zevende zijn we met een camper terugverhuisd. Mijn vader kreeg als standplaats Rotterdam en wij gingen in de Hoeksewaard wonen. Ik heb daar de tuinbouwschool gedaan en ben daarna doorgegaan met de sport MBO in RotterdamZuid. Vanaf mijn zeventiende heb ik ruim tien jaar op Zuid gewoond, op verschillende adressen, met een uitstapje van een jaar naar Oud Mathenesse en naar Australië. Zes jaar geleden ben ik naar de SintMariastraat verhuisd, naar een veel kleiner en minder comfortabel huis dan de vierkamerwoning die ik op dat moment in de Tarwewijk had, maar ik was die wijk zat. Ik had net een vriendin ontmoet die naar Barcelona vertrok. Ik dacht: de huur is maar 200 euro, dan kan je nog eens weg. Ik heb de verhuisdozen
hier neer gezet en ben voor vier maanden naar Portugal vertrokken. Na de sport-MBO heb ik een tijdje in zwembaden en bij verenigingen sportles gegeven. Ik wilde ooit gymnastiekleraar worden, maar ik wilde niet nog eens vier jaar naar de academie. De sportlessen combineerde ik met allerlei baantjes, onder meer in de horeca en in een melkfabriek. Werken was voor mij toen vooral een manier om feesten en festivals te bekostigen, later ben ik bewustere keuzes gaan maken.
Ik dacht: de huur is maar 200 euro, dan kan je nog eens weg. Ik heb de verhuisdozen hier neergezet en ben voor vier maanden naar Portugal vertrokken.
110a / 10
Zes jaar geleden ben ik als glazenwasser begonnen. Ik had eerst een klantenbestand in de regio Hoek van Holland en zit nu in Prins Alexander. Dat huur ik voor een percentage van de opbrengst. Het werk verdient redelijk goed en ik kan min of meer zelf kan bepalen hoe hard ik werk en hoe ik mijn tijd indeel. Als het waait, kan ik niet werken, maar juist wel weer goed surfen en het werken met zo’n hangladder is bovendien een goede training voor windsurfen. Dat surfen doe ik, afhankelijk van de windrichting in Scheveningen, op de Maasvlakte of in het Haringvliet; en ik zoek er mijn vakantiebestemmingen op uit. Sinds drie jaar huur
ik hier in de straat een bedrijfsruimte waar ik mijn auto, ladders, fiets en surfplanken opsla. Samen met een vriend heb ik twee jaar een productiebedrijf van Engelse/Ierse pies gehad. Dat hebben we overgenomen van een Australiër, inclusief zijn klantenbestand van voornamelijk Ierse pubs in heel Nederland. Het werkte goed maar verschrikkelijk arbeidsintensief, we werkten ons het schompes. We hebben een paar dingen uitgevonden om het productieproces enigszins te automatiseren, maar voor een grootsere aanpak kom je uit bij machines die een ton kosten. Dan
moet je dus nog harder werken of een paar mensen in dienst nemen. Dat is gelijk een grote verantwoordelijkheid en dat was niet de bedoeling. Ik heb toen ervaren dat ik vrijheid van leven veel belangrijker vind dan veel geld. En dan is er nog mijn liefde voor de camera die steeds weer opduikt. Op mijn achttiende ging ik naar een open dag voor een opleiding in die richting. Tien jaar later deed ik een cursus bij de SKVR, daarna een opleiding met grote camera op het Grafisch Lyceum en weer twee jaar later een professionele opleiding met geluid en licht. De volgende stap is stage doen, bijvoorbeeld
110a / 11
Als het waait, kan ik niet glazenwassen, maar juist wel weer goed surfen en het werken met zo’n hangladder is een goede training voor windsurfen.
110a / 12
twee dagen per week bij RTV Rijnmond. Het lijkt me best aardig om de journalistieke kant te doen, dan doe ik mijn eigen creatieve dingen wel daarnaast. Als ik daar ooit mijn centen mee kan verdienen, dan is dat leuk meegenomen. Eigen filmprojecten zouden over sport gaan, bijvoorbeeld de beweging van de verschillende board-sporten in beeld brengen, die flow in elkaar over laten lopen. Een half jaar geleden heb ik een ‘serieus’ filmproject gedaan. Mijn broer en ik gingen vaker in verre landen fietsen. Dan voel je je toch altijd een beetje raar, want je reist wel op een fiets, maar iedereen ziet dat jij ‘rijk’ bent. Mijn broer heeft toen op internet een project in Nicaragua gevonden dat wij zouden kunnen sponsoren door onszelf per kilometer te laten sponsoren door vrienden en kennissen. We zijn met zijn vieren in bijna vier maanden van Mexico gefietst naar de vuilnisbelt waar een Nederlandse vrouw in containers speelmogelijkheden en lessen organiseert voor de kinderen die daar het vuil uitzoeken. We hebben een kleine 3000 euro opgehaald. Daar kon ze echt wat mee doen. De surfplank ging mee, daar had ik een speciale constructie voor gebouwd. Van het filmen is tijdens de reis niet veel gekomen, omdat ik mijn best moest doen om mee te komen met jongens die in Nederland fietskoerier zijn. Het project zelf en de bezigheden van de kinderen heb ik wel gefilmd, hoewel ik me soms gegeneerd
voelde. En verder hebben we ons verhaal op BNN Radio verteld. Hier in de straat ken ik inmiddels aardig wat mensen. Daar doe je niks tegen en ik vind het wel ok. Een buurman twee huizen verderop, ik noem hem ‘de boekenwurm’ omdat al zijn wanden vol met boeken staan, leerde ik kennen toen hij zijn sleutel kwijt was en via mijn achtertuin zijn huis binnen moest gaan. Hij bood een glaasje wijn aan en een paar uur later verhuisde ik zijn spullen naar een vriend omdat een deurwaarder dreigde beslag op zijn spullen te leggen vanwege een boete die hij om principiële redenen niet wilde betalen. De volgende dag stond hij met een club vrienden met camera de deurwaarder die nooit gekomen is op te wachten. De spullen zijn inmiddels weer terug. Met een paar buren hebben we actie ondernomen om mijn gestoorde bovenbuurman, waar we allemaal veel last van hadden, weg te krijgen. Dat is uiteindelijk via een gerechtelijke procedure, waarbij ik nog moest getuigen, gelukt. Linksboven zit een verslaafde man, tevens dealer, met liefdesverdriet. Ook geen pretje. Toch vind ik deze straat over het geheel genomen een prima straat: centraal, dichtbij leuke kroegen zoals Rotown en Stalles en de mengeling van bewoners vind ik hier beter dan in andere straten van de wijk. En het gaat de goede kant uit. Er zijn de laatste jaren meer mensen komen wonen die wat doen zodat de mensen die ontsporen er
een beetje tussen verdwijnen. Mijn huis is klein en was behoorlijk primitief toen ik hier in trok. Ik heb gelijk een tweede verlaagd plafond weggehaald, omdat de bovenramen niet open konden. Ik kreeg een nieuw keukenblokje, maar moest zelf een kraan en een geiser aanschaffen en de gas- en waterleidingen aanleggen. Nadat ik door de vloer gezakt was, heeft de Nieuwe Unie vloerplaten neergelegd. Ik heb een tussenmuur weggehaald, maar houd sindsdien mijn gordijnen voor dicht. Ik kan niet zo goed tegen al die mensen die vlak voor je raam heen en weer schieten en tegen die man in het bejaardencentrum hiertegenover die de hele dag voor het raam zat. Mijn twijfel over de opknapmogelijkheden van deze huizen zit vooral in de gehorigheid. Om dat op te lossen moet je er een muur bij zetten en dan wordt het nog kleiner; of de huizen bij elkaar trekken en dan wordt het weer duurder. Kopen is voor mij geen echte optie. Bij kopen denk je toch aan een huis met een beetje uitzicht en dit straatje is smal. Zelf droom ik van een huis aan een buitenlandse kust, waar je een hostal van kunt maken voor reizigers die ook surfen. We hebben in Nicaragua rondgekeken en mijn broer, die momenteel in Amsterdam op camping Zeeburg fietsen verhuurt, gaat binnenkort in Noord Spanje kijken. Maar de komende vijf jaar wil ik toch eerst proberen of ik iets van het camerawerk kan maken.
Ali Bounjouh 116b / 11 Ali Bounjouh woont al bijna zijn hele leven in het Oude Westen, waarvan zeventien jaar in de Sint-Mariastraat, en wil er niet weg. Via de LTS en een middelbare beroepsopleiding Hout en Meubilering kwam hij in de decorbouw terecht, voor hem een nieuwe wereld, afwisselend werk en al dertien jaar dezelfde werkgever. Ali heeft De Nieuwe Unie al een paar keer laten weten dat hij zijn huis zou willen kopen, liefst in combinatie met de benedenwoning of de zijwoning. Dan maakt hij er, in zijn eigen tempo want an. het werk neemt soms veel tijd en energie in beslag, een droomhuisje v Ik was zes jaar toen ik met mijn moeder en zes broertjes en zusjes van Marokko naar Nederland verhuisde. In december 1982, het sneeuwde. We gingen wonen op een bovenverdieping met zolder in de Josephstraat, de vier jongens sliepen in één bed. Op de zolder stonden de kolen. Toen het huis gesloopt moest worden, zijn we verhuisd naar de Anna Pawlownastraat. Op mijn achttiende zei mijn vader: je bent nu volwassen, het huis is klein, ga maar eens een eigen woning zoeken. De Maatschappij voor Volkswoningen bood mij eerst een huis aan in de Zijdewindestraat, een ruime woning, maar op een trap met dealers, die heb ik geweigerd. Ik zat nog op school, moest huiswerk maken, had een bijbaantje, ik wilde rustig wonen en slapen. Het tweede aanbod was dit huis in de Sint-Mariastraat. Ik woon hier nu zeventien jaar. Ik heb hier op de Augustinusschool gezeten en daarna de LTS richting
Bouw en Hout en een KMBO (Kort Middelbaar Beroepsonderwijs) opleiding in de bouw gedaan. Omdat de bouw me niet zo trok, ben ik daarna de MBO-opleiding Hout en Meubilering gaan doen. Mijn laatste stageplek was Vorm en Decor, een bedrijf dat gespecialiseerd is in decorbouw voor theater, en de vormgeving van tentoonstellingen, themaparken en evenementen. We hebben bijvoorbeeld de opening van Arena en de ontvangst van Clinton in Rotterdam gedaan. Dat was voor mij een nieuwe wereld, ik wist amper wat een decor was toen ik er begon. Aan het eind van mijn stage vroeg men of ik terug wilde komen als ik klaar met school was. ‘Ik kijk wel’, zei ik, want ik had nog geen duidelijk idee over mijn toekomst. Aan het begin van de schoolvakantie belden ze me op, dat kwam goed uit, want ik wilde graag een vakantiebaantje. Daarna moest ik nog even naar school en kon ik voor vast terugkomen. Ze wilden meer jonge
personeelsleden in het bedrijf, ze vonden me blijkbaar goed en wilden me verder opleiden. Ik werk er nu dertien jaar en ben intussen overgestapt van hout op metaal. Dat kende ik nog niet en vond ik spannend. Ik ben eerst een beetje voor mezelf met staal gaan klooien, heb aan lassers gevraagd om mij dingen te leren en me daarna verdiept in het aluminium, dat is moeilijker. Momenteel ben ik chef afdeling staal en aluminium. Ik bekijk of de ontwerpen die de werkgever met een opdrachtgever heeft afgesproken technisch mogelijk zijn, doe zo nodig verandervoorstellen en zorg dat het uitgevoerd wordt. Het is heel afwisselend werk, omdat je elke keer iets anders maakt. Ook buiten
Zelf heb ik ook een tijdje vrijwilligerswerk gedaan, na het werk ’s avonds in Odeon met jongens sporten. Als jonge jongen was ik een voetbaltalent. Ik ben via het voetballen op het plein bij GLZ, de voetbalclub van het Oude Westen, terechtgekomen. Vervolgens werd Ons hele gezin is goed terecht gekomen. Twee broers hebben een ik opgemerkt door voetbalscouts maar dat gaf de club veel te laat aan eigen bedrijf, tegelzetten en textielverkoop, een zus is notaris en mij door. Daarom ben ik overgestapt naar een club in zuid: eerst mijn jongste zusje wil onderwijzeres worden. Drie hebben een eigen Spartaan 20 en later de Mussen. Door een blessure was ik een jaar huis gekocht, ik ben de enige die hier in de wijk is gebleven. Als kind uit de roulatie en daarna moest ik kiezen: in mijn werk verder of al zijn we veel geholpen door een mijn tijd in voetbal stoppen in de Nederlandse ‘oma’, een overbuurhoop op een sportcarrière. Ik heb vrouw, bij wie we vaak tv gingen voor mijn werk gekozen. kijken en die ons hielp met de taal en met huiswerk. In de winter deden wij boodschappen voor haar. Ik wil hier niet weg. Deze wijk is werktijd let ik voortdurend op metaalverbindingen. Als ik met mijn vriendin door de stad loop, kijkt zij naar de spullen in de etalages en maak ik me druk over het slordige laswerk eromheen.
116b / 15
Als ik met mijn vriendin door de stad loop, kijkt zij naar de spullen in de etalages en maak ik me druk over het slordige laswerk eromheen.
gewoon mijn nest, mijn werk is vlak bij, alles is vlak bij eigenlijk. Met mijn zoontje ga ik op zondagochtend af en toe naar Pathé, met mijn collega’s ga ik wel eens naar Lantaren-Venster en via mijn werk kom ik in bijna alle kunstinstellingen, theater en musea in de buurt. Hier in de straat ken ik een aantal mensen van groeten, vooral de mensen die net als ik ’s morgens
vroeg de deur uit gaan. Ik voel me hier veilig, omdat het mijn wijk is, maar je hoort wel eens wat en je ziet rare types lopen. Ik vraag me af of mensen hun huizen uit zouden komen als je hier ’s avonds laat iets overkomt. Ik vind ook dat de Nieuwe Unie slordig met deze huizen en de mensen die er wonen omgaat. Ik ben al een paar keer bij hen langs geweest vanwege de
rioolstank in de gang, maar er gebeurt niks. Ik ben ook gaan praten over de troep in de tuin beneden. Een tuin is het eigenlijk niet meer, de brandnetels staan twee meter hoog en na het barbecuen blijft soms dagenlang het afgekloven vlees liggen; dat trekt ratten aan, die zie ik gewoon lopen. Aan één kant heb ik een zeer lawaaierige buurman, hij draait soms ’s nachts
Hier in de straat ken ik een aantal mensen van groeten, vooral de mensen die net als ik ’s morgens vroeg de deur uit gaan.
116b / 16
keiharde muziek. Er is niet met die jongen te praten, ik moest maar klagen bij De Nieuwe Unie, zei hij, en dat heb ik maar gedaan. Want ik moet vroeg naar mijn werk en mijn zoontje slaapt hier vaak, want mijn vriendin heeft avondwerk. Op weg naar mijn werk breng ik hem naar zijn school in het Lloydkwartier. Nee, hij gaat niet naar mijn oude school. Ik heb gehoord dat die niet meer is wat hij geweest is en de school van mijn zoontje is gemengder, er zitten ook Nederlandse kinderen op, dat vind ik beter. Toch wil ik dit huis graag kopen, liefst in combinatie met het benedenhuis of het huis hiernaast op de trap, als het voor mij betaalbaar is. Ik ben er al vaak met de Nieuwe Unie over begonnen, maar elke keer zeggen ze: we weten nog niet wat we met deze panden gaan doen. Over de kluspanden die tegenwoordig in de stad in de aanbieding zijn, heb ik ook wel eens nagedacht. Het probleem is dat je die binnen een afgesproken termijn opgeknapt moet hebben. Met mijn werk is dat moeilijk, soms hebben we het heel druk, dan zitten we een paar dagen in het buitenland, of we moeten ’s avonds en in het weekend doorwerken. Dan heb je geen zin om in je vrije tijd ook nog eens hard in je huis door te klussen. Ik wil de vrijheid hebben om het in mijn eigen tempo, eventueel met wat hulp van collega’s, te doen. En de verre toekomst, ach dat weet je nooit, ik heb in mijn werk al een
heleboel stapjes gemaakt en ik heb het nu naar mijn zin. Maar wie weet, zegt mijn werkgever over tien, twintig jaar dat hij ermee ophoudt, dan zou ik het misschien kunnen overnemen. Maar er is ook veel concurrentie van lagelonenlanden. Grote bedrijven zoals Van den Ende lieten op een bepaald moment alles in Polen bouwen. Daar zijn ze wel van terug gekomen, omdat ze alle fouten weer door Nederlandse bedrijven moesten laten oplossen. Mijn bedrijf heeft tegenwoordig opdrachten uit België, Duitsland en Frankrijk. Maar zekerheid heb je nooit, je kunt niet zeggen: dit gaat zo door tot mijn 65e.
Rahiem Goedar 118b / 17 Rahiem Goedar, opgegroeid in Rotterdam Zuid en Hoogvliet, woont sinds tweeëneenhalf jaar precies waar hij wil: in het centrum van Rotterdam en om de hoek van zijn favoriete straat de West-Kruiskade. Hij zette naast zijn studie vrijetijdsmanagement een salsaschool op en wil na zijn afstuderen ook een adviesbedrijf voor e-marketing beginnen, gericht op jonge ondernemers en kleine bedrijven. Salsa is een internationaal grotestadsfenomeen en het buitenland lokt, als tijdelijk werk- en woonavontuur. Het alternatieve of latere toekomstplan is een mooier en groter koophuis, in de Sint-Mariastraat of directe omgeving. Ik ben geboren in Leeuwarden en opgegroeid in Rotterdam Zuid en Hoogvliet. Op 18-jarige leeftijd ben ik met een vriend in Kralingen gaan wonen. Later ben ik voor een jaar teruggekeerd naar mijn ouders en sinds februari 2006 woon ik in de Sint-Mariastraat. Ik stond al vanaf 2001 ingeschreven bij Woonstad. Voor dit huis waren meer gegadigden, maar niemand wilde het hebben. Ik keek er doorheen en heb er iets leuks van gemaakt. Ik wilde persé in het centrum wonen en de West-Kruiskade is mijn favoriete straat. Het schijnt een onveilige buurt te zijn, maar ik heb op de Dordtselaan en de Mijnsherenlaan gewoond en vroeger een krantenwijk in de Millinxbuurt gehad, dus ik kan wel wat hebben. Voor mijn vriendin, die in een studentenflat bij het Hofplein woont, ligt het anders. Ze belt mij altijd op als ze op weg naar mij is. Pratend met mij voelt ze zich veiliger. Er lopen hier rare types rond en er wordt gedeald, ook vanuit bepaalde huizen. Tegelijker-
tijd is het bijzondere van de Sint Mariastraat dat het een heel rustig zijstraatje van een drukke, levendige straat is.
Voor dit huis waren meer gegadigden, maar niemand wilde het hebben. Ik keek er doorheen en heb er iets leuks van gemaakt. Na de HAVO, dat ik via het volwassenonderwijs heb afgemaakt, ben ik aan een paramedische opleiding begonnen: Oefentherapie-Mensendieck. Die opleiding wordt alleen in Amsterdam gegeven en ik kon daar geen huisvesting vinden. Ik ben na een half jaar gestopt, omdat het op en neer reizen in combinatie met lange lesdagen te zwaar was. De rest van het jaar heb ik gewerkt als junior service specialist bij een groot salarisadministratie bedrijf.
118b / 18
Daarna begon ik met fysiotherapie aan de Hogeschool Rotterdam. De studie vond ik leuk, maar de beroepspraktijk trok mij steeds minder. Mijn motivatie voor het vak kwam voort uit mijn bezigheden met sport en lichaam en ik zou vaak met mensen moeten werken die nooit meer volledig herstellen. Ik ben overgestapt op vrijetijdsmanagement, geïnspireerd door de ‘people manager’ met wie ik in mijn kantoorbaan te maken had gehad. De vrijetijdssector is de leuke kant van de economie en ondernemen vanuit een goed idee voor een evenement, een bezigheid, een club leek me wel wat. In het tweede jaar ging ik er al allerlei activiteiten op mijn werkterrein bij doen: ik organi-
118b / 19
ik Barcode, een nieuw trendy café met 50 m2 dansvloer tussen allemaal bruine café’s, net geopend en nog zonder klandizie. Ik heb voorgesteld om een plan te maken om door middel van salsalessen de Mijn beide ouders komen uit baromzet te verhogen. De theorie Suriname, ik ben daar nog nooit van mijn studie in praktijk brengen. geweest, maar ik heb van huis uit En het heeft gewerkt. Ik heb nu 50 hindoestaanse muziek, merengue tot 80 cursisten en daar haal ik voor en tropical music meegekregen. mijzelf bijna een modaal inkomen Ook dansen doe ik al heel lang, ik uit. (www.elyoyo.nl) Na mijn werd een echte salsafreak. Na een afstuderen, hopelijk over een docentenopleiding op een salsamaand, ga ik meer werk maken van school startte ik mijn eerste lesgroep in een zaaltje van de SKVR. promotie en zo mogelijk een tweede Daarna ben ik op zoek gegaan naar locatie openen. Ik heb wel eens in Odeon shows geoefend en toen het een zaaltje met meer gezelligheid eromheen. Op de Oostzeedijk vond jongerencentrum hier tegenover seerde salsalessen, basketbaltrainingen en capoeira. Ik leerde in mijn studie ook te kiezen, salsalessen bleef over.
leeg stond, heb ik bij de Aktiegroep geïnformeerd naar de plannen met die ruimte. Het was al bezet en ik bedacht later dat dit niet echt een geschikte buurt voor mij is om salsalessen te geven. Op de Oostzeedijk zit je toch meer tussen de studenten, dat is niet de grootste groep binnen de salsascene in Rotterdam, maar daar richt ik mij op. Vooral op de mensen die echt salsafreak willen worden. Over de hele wereld is salsa iets van de grote steden, overgewaaid uit de Verenigde Staten, de Los Angeles style en de New York style, dansen op de eerste en tweede tel. Internationaal ontmoet je elkaar op
118b / 20
‘salsacongressen’, waar de grote sterren workshops en shows geven en daarna gefeest wordt. Onlangs zijn we met een groep cursisten naar zo’n congres in Hamburg geweest en dat was super.
en een goede vriendin, ik noem haar ‘mijn buurvrouw’, woont naast Lantaren-Venster. Een heel enkele keer ga ik op het pleintje hier een balletje gooien. Dat doe ik ook altijd als ik bij mijn ouders in Hoogvliet op bezoek ga. Verder heb ik me ingeschreven bij de huisarts, de tandarts en de fysiotherapeut hier in het gezondheidscentrum.
salsascene te zijn. New York is ook fantastisch, maar onbetaalbaar. Ik heb me nog niet echt georiënteerd op een plek.
In Rotterdam wil ik de komende tijd in het centrum blijven wonen. Misschien verandert dat als ik aan Uitgaan is voor mij ook ‘het kinderen ga beginnen, maar dat zie werkveld ingaan’ en dan zit ik hier ik de komende vijf jaar nog niet goed: Rotown, Stalles, Vibes, gebeuren. De flat op de Calypsoplek Off Corso, Thalia, La Luna, vroeger ook Calypso. Daarnaast ben ik echt Waar ik over vijf jaar woon, weet ik wordt prachtig, dat zal niet goedkoop zijn, maar daar kan ik als niet. Ik ben nu 27 jaar en ga de bioscoopverslaafd, ik heb een jonge ondernemer naar toe werken. komende drie jaar eerst mijn Pathé-unlimited-pas. Laatst ben ik Hier blijven is ook een optie. Toen ik ondernemingen uitbouwen: de met een vriend voor de eerste keer hier kwam wonen, zei men al dat salsaschool en een e-marketingin Lantaren-Venster geweest. Het deze huizen over niet al te lange tijd adviesbedrijf. Als afstudeerproject was leuk, dat gaan we vaker doen. gesloopt gaan worden. Dat vond ik heb ik voor Rotterdam Airport een niet ongunstig. Iets mooiers en Door mijn uithuizigheid ken ik niet plan gemaakt om hun website groters, en niet al te duur, om te vindbaarder te maken. Ik denk dat zo heel veel mensen in de straat. e-marketing, promotie via websites, huren of nog liever om te kopen, Mijn buurman op de trap groet ik e-mail en sms, in de toekomst steeds past wel in mijn toekomstplannen. alleen, dat heeft ook te maken met En ik neem aan dat de huidige een incident helemaal in het begin. belangrijker wordt. Ik heb niet de huurders voorrang hebben. Het is ambitie om een supergrote De Kaapverdische buurman beter als een wijk huizen van beneden is socialer, daar klets ik wel multinational te worden, maar wil verschillende prijsklassen heeft. eens mee. Hij heeft me voorgesteld werken op basis van persoonlijke Dan houd je een mix van mensen, contacten. Ik ga me op jonge om met een groepje Surinamers te dat hoort bij de melting pot die ondernemers en kleine bedrijven komen voetballen en daarna Rotterdam is en dat geeft harmonie. richten. Als het me zou lukken om barbecuen in de tuin. Aan de de salsaschool volgens mijn concept Net als salsa, daar vind je ook alle ‘Fransman’ loop je niet zomaar bevolkingsgroepen van de grote zelfstandig door iemand anders te voorbij. Schuin tegenover in de stad door elkaar en dat schept ook laten draaien, zou ik wel een tijdje Gaffelstraat woont een bekende verbroedering. naar het buitenland willen. Een Krumping en Clowning danser, cursist van mij gaat binnenkort naar mijn twee beste vrienden zijn Singapore, daar schijnt een leuke vlakbij in Middeland gaan wonen
Als het me zou lukken om de salsaschool volgens mijn concept zelfstandig door iemand anders te laten draaien, zou ik wel een tijdje naar het buitenland willen.
Mina Ghambari 120b / 21 Mina Ghambari vluchtte in 1993 van Iran naar Nederland. Daar had ze een eigen kapperszaakje, hier vond men haar op 32-jarige leeftijd te oud voor dat vak. Ze werd assistent-kok en werkte in de horeca en supermarkten, kwam toen het economisch slechter ging in het productiewerk terecht en hield dat lichamelijk niet vol. Mina woont sinds vijf jaar in de Sint-Mariastraat, maar haar echte thuis is de vrouwengroep van het wijkpastoraat. Met financiële hulp van een vluchtelingenstudentenfonds gaat ze in september een opleiding voor schoonheidsspecialiste beginnen. Als haar zolder iets verruimd zou worden, zou ze er haar praktijkruimte in kunnen richten. Ik ben opgegroeid in Andimeasck in Zuid Iran, in een straat met vrijstaande huizen met tuin. Mijn vader had een eigen bedrijf, mijn moeder was lerares. Zelf ben ik op mijn 19e na de kappersopleiding een eigen zaak begonnen in een pandje in mijn straat. Veel vrouwen verdienden op die manier hun eigen geld, als kapster, schoonheidsspecialiste, masseuse of manicure/ pedicure. Door een bedrijfsruimte aan huis of vlak bij huis in te richten, kunnen ze het combineren met het huishouden en de zorg voor de kinderen. Op mijn 20e ben ik getrouwd en op mijn 25e gescheiden. Toen ben ik ook met mijn zaak gestopt, maar dat had meer redenen. Intussen waren er door de
oorlog tussen Iran en Irak in mijn land veel politieke groepen ontstaan, die onder Khomeini allemaal in het geheim moesten opereren. Iran was een islamitische politiestaat geworden, opkomen voor democratische rechten was gevaarlijk, heel veel landgenoten zijn in die tijd gevlucht. Zo ook mijn broers en zussen, en ik. In 1993, op 29-jarige leeftijd, kwam ik in Nederland aan. Ik heb de eerste zeven maanden in een asielzoekerscentrum in Lunteren bij Ede gewoond en daarna vijf jaar in een ROA-woning in Delft. Vluchten is voor iedereen moeilijk, ik heb me die eerste jaren heel erg eenzaam gevoeld. Ik vulde mijn tijd met heel
Na de kappersopleiding, op mijn 19e, ben ik een eigen zaak begonnen in een pandje in mijn straat. Veel vrouwen in Iran verdienden op die manier hun eigen geld.
120b / 22
120b / 23
veel Nederlandse les, dat was goed. Na drie jaar kreeg ik een paspoort en kon ik een beroepsopleiding gaan volgen. Voor een kappersopleiding vond men mij te oud, ik moest maar de koksopleiding doen. Ik wilde helemaal niet assistent kok worden, maar heb mij erbij neergelegd en daarna in verschillende restaurants en de verswarenafdeling van een supermarkt gewerkt. Het werk was gezellig met de collega’s, maar niet interessant, te weinig creatief. Toen gebeurde er iets waardoor ik uit Nederland weg moest. Ik ben naar Amerika gegaan en heb daar op drie plaatsen gewoond. Sociaal
gezien beviel het me daar goed, ik vond het makkelijker om contacten te leggen dan in Nederland. Economisch is het echter een hard land, vooral voor mensen zonder hoge diploma’s. Heb je een dag geen werk, dan heb je geen eten, en de gezondheidszorg is heel erg duur. Ik miste ook mijn familie, in die tijd stierf mijn moeder, en ik ben terug gegaan naar Nederland. In de tussentijd had ’nine eleven’ plaatsgevonden en was het hier economisch slechter geworden. Daardoor lukte het me niet om een baan in een restaurant te krijgen. Ik ging productiewerk doen, verschillende banen, en kreeg daarvan chronische rugpijn. Volgens de
dokter moest ik afwisselender werk doen en zelf wilde ik ook veel liever iets gaan doen dat lijkt op mijn oorspronkelijke vak. Na twee jaar praten gaf de sociale dienst toestemming voor een cursus schoonheidsspecialiste. Ik heb de cursus afgemaakt, alles geleerd wat er te leren was, en stage gelopen, feitelijk gewerkt, maar geen examen gedaan omdat het diploma niet erkend werd en dat heb ik nodig om een eigen zaak te beginnen. Met veel hulp van Angela van Vluchtelingenwerk Rijnmond kan ik nu met geld van het UAF, een landelijke Stichting voor Vluchteling-Studenten, een officiële vakopleiding bij het Zadkine College gaan volgen. Het is een avondopleiding, ik moet nog een stageplek vinden en ik weet nog niet of de sociale dienst dat als werk gaat accepteren. Zij hebben een baan voor mij in een speeltuin. Na mijn verblijf in Amerika ben ik in Rotterdam gaan wonen, omdat een broer en een zus hier wonen, de een in Pendrecht, de ander in Ommoord. Ik zie hen elke week. Eerst woonde ik op een dure etage van een particuliere eigenaar op de Nieuwe Binnenweg. Met hulp van het maatschappelijk werk kon ik via een urgentieregeling deze bovenwoning in de Sint-Mariastraat krijgen. Het is fijn om in het centrum te wonen, met alle winkels dicht in de buurt. Ik ben een vrouw alleen, ik heb geen rijbewijs en je wordt toch elk jaar ouder. Ook andere belangrijke voorzieningen zijn op
120b / 24
loopafstand: het gezondheidscentrum, het maatschappelijk werk, de sportzaal en het ‘buurthuis’ (het wijkpastoraat). Via dit buurthuis ben ik in contact gekomen met Rosa (vrouwenhuis van wijkpastoraat Middelland). Deze vrouwen zijn mijn thuis in Nederland geworden. Ik voel me vaak thuis eenzaam, op straat eenzaam, maar bij hun voel ik me goed. We kunnen met elkaar praten over levenszaken, we gaan naar allerlei dingen toe, musea in andere steden bijvoorbeeld, ik heb een tijd lang in het koor Grenzeloos gezeten en ik ben voor een dag in de week gastvrouw geworden. Op dinsdag hebben we in het buurthuis hier in de straat schilderles. Ik heb altijd van kunst gehouden en heb in Iran veel geborduurd, gehaakt en sierraden gemaakt. Hier ben ik voor het eerst gaan schilderen. In deze internationale vrouwengroep heb ik mijn Afghaanse vriendin gevonden met wie ik in mijn eigen taal, het Farzi, kan praten. Zij komt ook bij mij thuis. Een enkele keer ga ik met vriendinnen naar een goedkoop restaurant, vooral de Pakistaan op de Nieuwe Binnenweg. Of de bioscoop, altijd Pathé, ik houd van romantic en action. Landgenoten ontmoet ik af en toe in het Iraanse restaurant aan de Schiekade en op feesten en bijeenkomsten bij Vluchtelingenwerk. Verder hebben we contact per telefoon en e-mail.
mijn directe buren, een vrouw en haar volwassen dochter, is het nooit verder gekomen dan groeten. In Iran zeggen ze: buren zijn dichtste familie, want die zie je elke dag, maar dat voel ik hier niet zo. Aan de andere kant wonen Afrikanen, ik weet niet waar ze vandaan komen, ik praat nooit met ze en ik kijk ze niet aan. Ze maken soms veel lawaai, als ze samen voetbal of films kijken. Deze huizen zijn erg gehorig en bij mooi weer zitten ze soms tot drie uur voor op straat of in de tuin te praten. Ik zeg er niks van, ik wil geen vijanden maken. Mensen wonen hier alsof ze in hun eigen land zijn, maar we zijn allemaal immigranten. Zelf heb ik ook niet zo’n behoefte om contact te leggen met de mensen in de straat. Ik ken de cultuur van Afrikanen en Antillianen niet, dus waar moet ik over praten? En het zijn bijna allemaal jonge jongens, wat moet ik daar als vrouw van middelbare leeftijd mee? Als ik nodig met iemand moet praten, ga ik naar het buurthuis en hoop ik dat Katinka tijd heeft. Ook Jack loop ik dan voorbij. Met vrouwen is het toch makkelijker.
Maar het allerbelangrijkste is dat ik nu aan die opleiding kan beginnen en daarmee aan mijn eigen toekomst werk. Mijn droom is een eigen zaak als schoonheidsspecialiste. Daarvoor heb ik niet Hoewel ik hier al vijf jaar woon, ken veel nodig. Eén extra kamer is ik bijna geen mensen in deze straat, eigenlijk genoeg. Klanten kan je via internet en flyers werven en vooral afgezien van het buurthuis. Met
door goed te werken en mond-opmond-reclame te krijgen. De zolderkamer die ik hier heb, is door het schuine dak niet geschikt als bedrijfsruimte. Dus voor mij zou het wel gunstig zijn als de huizen hier opgeknapt en wat ruimer gemaakt zouden worden; als het maar niet te duur wordt. Anders verhuis ik het liefst naar een huis één straatje verderop, want ik wil hier niet weg. Ik heb hier alles bij de hand en ik heb in mijn leven genoeg verhuisd.
Er wonen hier veel jonge jongens, wat moet ik daar als vrouw van middelbare leeftijd mee? Als ik wil praten, ga ik naar het wijkpastoraat en hoop ik dat Katinka tijd heeft.
Joke van Straaten 120c / 25 Joke van Straaten wilde zelfstandig en met vriend, kind, pleegkind en wisselende crisisopvangkinderen wonen. Door meedenken van De Nieuwe Unie kreeg ze in de Sint-Mariastraat de flexibele huisvesting die daarvoor nodig was. In een straat die de gewenste anonimiteit van de grote stad en tegelijkertijd sfeer heeft. Later werd ze geestelijk verzorger in de luchtmacht en tegenwoordig is ze docent op een Rotterdamse MBO-opleiding. Ze zou wel weer een keer een muurtje weg willen halen, maar verder het liefst niets aan haar woonsituatie veranderen. Want ze wil haar leven niet aanpassen aan een (duurdere) huur, maar het huis aanpassen aan de veranderingen in haar leven. Op mijn 10e verhuisde ik van de wijk Transvaal in Den Haag naar een nieuwbouwwijk in Spijkenisse. Dat vond ik als kind echt een afgang, dus zodra ik op mezelf kon wonen, ben ik terug naar de stad gegaan. Het was 1975, ik was zeventien, ik heb even op een kamer hier in de wijk gewoond en ging daarna samenwonen in Kralingen. Een jaar later woonde ik even in Schiebroek, maar daar kreeg ik weer zo’n Spijkenisse-gevoel. Daarna woonde ik op drie adressen in Crooswijk. Op mijn 21e woonde ik daar met twee pleegkinderen en een eigen kind. Die pleegzorg was in het begin een informele regeling met de moeder van de kinderen en werd na haar dood met veel pijn en moeite officieel gemaakt. Crooswijk vond ik niet prettig, een benauwd dorp in de stad, en ik ben er uiteindelijk hals over kop vertrokken omdat mijn buurman agressief werd naar mij en mijn kinderen. Ik ben gaan
wonen in een pand in Middeland, dat ik met een paar vriendinnen gekraakt had. De bewonersorganisatie ondersteunde de kraakaktie en de huisbaas gedoogde ons. Na een jaar kregen we een huis in Cool. Ik wilde het allerliefst in het centrum wonen, maar die straat vond ik weer te anoniem. Mijn nieuwe verkering woonde in het Oude Westen en hij heeft het voor elkaar gekregen om met zijn allen hier in de Sint-Mariastraat te wonen. We kregen vier drie driekamerwoningen naast en boven elkaar, voor onszelf, de kinderen en voor tijdelijke crisisopvang-kinderen. Dat was 1992. Het bijzondere was dat De Nieuwe Unie met ons mee wilde denken in onze manier van leven. Henk en ik wilden zelfstandig wonen, maar ook dichtbij elkaar en we wilden de huisinrichting steeds kunnen aanpassen. Bij elk kind bedachten
120c / 26
we bij wie het kind het meest paste, dus wie er het meest voor zou zorgen, welke ruimte het kind nodig had en bij wie het dicht in de buurt moest slapen. Zonodig haalden we een muurtje weg, of zetten we er een bij, we konden heel erg spelen met de ruimte. Dat hebben we vijf jaar gedaan en achteraf gezien was dat de gelukkigste tijd van mijn leven. Het is hier buiten heel druk, in huis gebeurde er van alles door de pleegkinderen en van al die drukte word ik zelf heel rustig. Dat is het prettige van het wonen in het Oude Westen. Er gebeurt zo veel dat je zelf mag kijken, toeschouwer mag zijn. Het
hogeschool. Daarnaast nog de kinderen, het lijkt allemaal heel veel en heel druk, maar het was enerverend en inspirerend. De lerarenopleiding heb ik afgemaakt, Mijn studie cultureel werk aan de de studie aan de UvH niet, omdat ik sociale academie heb ik door de na vier jaar fulltime ging werken als zorg voor de pleegkinderen niet afgerond. Dertien jaar later, in 1992, geestelijk verzorger bij de luchtmacht; achtereenvolgens in Zeist, ben ik gestart met de Universiteit Woensdrecht, Soesterberg en de voor Humanistiek. Met een Veluwe. Ik was betrokken bij bijstandsuitkering mocht je vormingsconferenties voor hoogstens een MBO-opleiding militairen die uitgezonden werden doen, dus dat was niet legaal en ik en sprak op ‘thuisfrontdagen’ met moest erbij werken om dat te financieren. In het tweede jaar deed hun familieleden. Na zeven jaar had ik genoeg van het uniform, de ik er op zaterdag de lerarenopleiding humanistisch vormingsonder- hiërarchie en de mannen. Ik heb even gewerkt in het uitvaartwezen wijs bij en gaf ik als stage les op de voelt soms of je in een film woont. Je hoeft alleen maar te reageren op wat er gebeurt.
120c / 27
Het voelt soms of je in een film woont. Je hoeft alleen maar te reageren op wat er gebeurt.
120c / 28
Bovendien woon ik hier heel lekker. Aan de voorkant is het druk, maar aan de achterkant is het heel erg rustig. Ik heb een mooie tuin die grenst aan een binnenterreintje waar mijn kind veel gespeeld heeft met de kinderen van de Gouvernestraat. Jammer genoeg voor mijn kleinkind zijn er nu niet zo veel kinderen meer. Zelf heb ik het altijd prettig gevonden om de mensen in mijn straat niet te kennen. ’s Morgens wil ik nog even niet gezien worden en heb ik geen zin om iedereen te groeten. Ik reageer wel op agressie op straat, ik vind dat je een andere norm moet neerzetten. En ik breng wel eens wat te drinken naar iemand die ’s nachts op straat moet bivakkeren. Ik voel me verantwoordelijk voor mijn directe omgeving. Henk en ik hebben ons bemoeid met een buurvrouw die zichzelf verwaarloosde. Later had ik een Met mijn riante salaris bij defensie buurvrouw die levensbedreigend had ik de mogelijkheid om heel belaagd werd door haar vriendje. anders te wonen. Ik heb me een tijdje georiënteerd op een woning in Daarin heb ik echt ingegrepen. de buurt van mijn werk, maar Sinds vier jaar woon ik met Jan. Hij kwam tot de conclusie dat ik hier heeft een eigen bedrijf, een tijdje eigenlijk het beste zit. Ook omdat de lage kosten mij de vrijheid gaven vanuit huis, maar sinds enige tijd vanuit een kantoor met trainingom op elk moment te stoppen met dat werk. Daarnaast blijf ik gehecht ruimte op de Henegouwenlaan. aan de anonimiteit van de stad. Niet Mijn dochter van 25 woont de anonimiteit van een doorgangs- zelfstandig op het bovenhuis. Tot straat, deze straat heeft sfeer, maar zolang het duurt, want zij wil liever in een rustigere buurt wonen. Dit biedt wel de vrijheid om te leven zoals je wilt leven. Met zoveel rare, voorjaar hebben we een huisje in gekke, vreemde dingen om je heen Hoek van Holland gekocht. Dat is een experiment. Eigenlijk ben ik heb je zelf ook de vrijheid om te van lange vakanties, maar dit jaar doen en te laten wat je wilt. en ben daarna overgestapt naar het onderwijs. Eerst levensbeschouwing in het voortgezet onderwijs en nu persoonlijke en maatschappelijke vorming in het MBO. Ik heb het heel erg naar mijn zin in dit werk: een leuk team en leuke leerlingen. Veel verschillende culturen in één klas, de een nog heftiger dan de ander, en ik mag elke keer met hen in discussie, hen bevragen. Ik wil in de toekomst wel iets minder gaan werken. Ik ben al vrijwilliger in het Humanitasproject Moedermaatje, waarin mensen een-op-een gekoppeld worden aan een ex-gedetineerde moeder die haar gezinsleven weer moet op poten moet zetten. En ik ben net vijftig geworden, dus ik kan nu cursussen bij het HOVO (Hoger Onderwijs Voor Ouderen) gaan doen!
kon ik niet weg omdat mijn vader stervende was. Een buitenhuisje in de buurt, waarbij je makkelijk heen en weer kon, leek een goede tussenoplossing. Het is daar een beetje Klein Rotterdam. Er zitten stukjes Crooswijk tussen, aan die sfeer kan je je gelukkig onttrekken, en er zitten allerlei mensen zoals ik, veel kunstenaars ook. We moeten nog een beetje uitvinden hoe het werkt. Voor de toekomst zou ik mijn woonsituatie het liefst houden zoals het is. Ik vind de eenvoud van dit huis prettig, ik hoef geen moderne keuken en andere moderniteiten. Ik maak me wel eens zorgen dat ik vanwege mijn huidige inkomen naar een duurder huis moet verhuizen en dat ik daardoor gedwongen ben mijn leven aan mijn huur aan te passen. Ik heb het liever andersom. Mijn huis aanpassen aan mijn leven. Nu we met veel minder hier wonen, zou ik wel een muur weg willen halen en een grotere woonkamer maken. Het huis van mijn dochter zou ik na haar vertrek het liefst gebruiken voor begeleid kamerwonen, een beetje terug naar mijn pleegkinderentijd.
Ik vind de eenvoud van dit huis prettig, ik hoef geen moderne keuken en andere moderniteiten.
Frank Post 122a / 29 Frank Post verhuisde in zijn studententijd van Rotterdam Zuid naar het Oude eer weggegaan, want het is een prettige plek voor Westen en is er nooit m iemand die graag alleen woont en ook af en toe mensen wil tegenkomen. Hij ontwikkelde zich van jongerenwerker tot docent f ilosof ie. De lage huur geeft hem de vrijheid om een part time baan te hebben, daardoor meer tijd te or te bereiden en zijn leven op zijn eigen hebben om zijn lessen goed vo ering goed zit, zou hij zijn huis wel manier in te vullen. Als het met de fund willen kopen om zelf op te knappen. Ik ben opgegroeid in Rotterdam Zuid en ben in 1976 in het Oude Westen komen wonen. Ik was 21 jaar, studeerde aan de sociale academie en kende deze buurt van de café’s Hoboken en Drie Ballons, daar kwam je de kunstzinnige types en halve intellectuelen tegen. Vanwege de sloop van mijn woning verhuisde ik van de Bloemkwekersstraat naar de Josephstraat. Toen dat huis ook gesloopt moest worden, kreeg ik deze woning als wisselwoning aangeboden. Later heb ik gevraagd of ik deze woning kon houden. Het was 1990, de stadsvernieuwing liep tegen zijn eind, dus er waren geen wisselwoningen meer nodig. Ik heb nog een paar honderd gulden gekregen om de boel hier op te verven en daarmee was het geregeld.
Ik heb wat geverfd, bergruimte georganiseerd, mijn bovenbuurman heeft me een stukje zolder in bruikleen gegeven, en verder weinig aan het huis veranderd. Ik houd van een provisorische woonsituatie, ik kan vrij kamperend wonen. De illusie van permanentheid die aan een mooi ingerichte woning vast zit, hoort niet zo bij mij. Mooi is bij mij verbonden met functionaliteit. De spiegels aan de muur bijvoorbeeld, die de kamer meer ruimte geven. Of deze simpele tafel die op één poot staat (mooi), maar waar je wel je benen onder kwijt kunt en je stoel onder kunt schuiven (handig). Lastig aan deze huizen is de gehorigheid. Je moet fors rekening houden met je buren als je muziek maakt. Ik maak al van jongs af aan
Ik houd van een provisorische woonsituatie, ik kan vrij kamperend wonen. De illusie van permanentheid die aan een mooi ingerichte woning vast zit, hoort niet zo bij mij.
122a / 30
122a / 31
muziek en zit sinds mijn vijftiende in vriendenbandjes. Met mijn huidige band oefenen we in een muziekschool in Zuid, maar de laatste tijd speel en zing ik vaker op mijn eentje. Daar word ik steeds vrijer in. Dat doe ik thuis, maar je weet dat de mensen links, rechts en boven het allemaal kunnen horen. Na de middelbare school wilde ik eigenlijk psychologie studeren. Ik wilde weten hoe mensen zich overeind houden in een wereld die in mijn ogen tamelijk onoverzichtelijk is. Met HAVO ging dat niet. Op advies van de schooldecaan werd het sociale academie en daar kwam ik midden in de discussies over mens en samenleving, de man-vrouwverhouding, de status van jongeren terecht. Daar heb ik
me erg mee geëngageerd, al vond ik de uitwerking op de sociale academie naar doelgroepenbeleid te clichématig. Na mijn studie heb ik vier jaar als buurtwerker en jongerenwerker gewerkt en daarna ben ik verder gaan studeren. Het werd filosofie, want daar kreeg ik de kans om de vragen die ik al had echt goed te doordenken. Om rond te komen kluste ik als automonteur en kinderoppas. Na zes jaar kreeg ik via een invalbaan een aanstelling als filosofie-docent op de Hogeschool Rotterdam. Daardoor lag mijn studie acht jaar stil. Vier jaar geleden, op mijn 49e, ben ik uiteindelijk afgestudeerd. Ik geef filosofische antropologie, over het verschijnsel mens, (beroeps)ethiek en argumentatieleer, momenteel voornamelijk aan studenten
maatschappelijk werk. De basis voor mijn interesse in filosofie ligt in mijn ouderlijk huis. Mijn vader heeft als HTS-er/bouwkundige vanuit de gemeente aan veel grote bouwprojecten gewerkt en werd op latere leeftijd gemeentevoorlichter. Hij was niet godsdienstig, maar liet ons wel nadenken over de grond van levenskeuzes. Ook op het laatst van zijn leven, toen hij al heel zwak was, kon ik met hem praten over mijn studie-onderwerpen. Na zijn dood vonden we notities uit zijn jonge jaren over ernstige existentiële vraagstukken. Zelf zou ik in de toekomst het liefst filosofie met muziek combineren. Proberen het individualiteitsbegrip van binnen uit te defininiëren door middel van muziek. In de vorige
122a / 32
eeuw hebben filosofen het individu uit elkaar laten spatten, dat was toen nodig, maar ik denk dat deze tijd weer een positief idee van identiteit van mensen nodig heeft en dan bedoel ik niet een optelling van rollen en verantwoordelijkheden. Het rare is dat het westen zichzelf voorlijk vindt omdat bij ons het individu serieus genomen wordt, terwijl we er tegelijkertijd geen positieve definitie van kunnen geven. Het lijkt me mooi om daar via de verbinding tussen muziek en een theoretisch verhaal een oplossing voor te vinden, ook als nuancering en commentaar op het talige van de filosofie. Dat is natuurlijk uitermate ambitieus, maar ik vind het wel een mooi leitmotiv voor de komende jaren van mijn leven. Ik woon goedkoop, dus ik hoef niet zo veel geld te verdienen, dat scheelt ook tijd. Hoewel dat in mijn werk relatief is. Ik heb bewust een baan van twintig uur, daarmee verdien ik rond het minimumloon, maar ik maak vaak veel meer uren omdat ik een goede docent wil zijn. Met een volledige baan zou ik meer verdienen, maar zou ik de voldoening in mijn werk kwijt zijn. Ik word niet gelukkig van meer hebben en meer consumeren, mijn leven op mijn eigen manier invullen vind ik belangrijker.
Mijn beste vrienden zijn uit de wijk verhuisd, maar wonen niet ver weg. Mijn samenwoonrelaties duurden nooit zo heel lang. Voor iemand die alleen woont en die wel graag mensen tegenkomt, is deze wijk met zijn kroegen, podia, terrassen, een prettige plek. Als ik helemaal niemand wil zien en in een andere omgeving wil zijn, ga ik naar mijn stacaravan in de Belgische Ardennen, drie uur rijden hiervandaan, in the middle of nowhere, zonder voorzieningen, aan de rivier de Ourthe. Die heb ik al vijftien jaar, ik deel de kosten met een vriend. In de zomervakantie zoek ik een plek waar ik met mijn kajak kan varen. Tussendoor loop ik hard aan de Oude Maas of in het Kralingsebos en leg ik mijn kajak in de Rotte. Ik woon hier tussen heel veel verschillende levensvormen in, al heb ik daar maar beperkt zicht op, maar je krijgt daardoor toch een realistischer en minder angstig beeld van wat het betekent om in zo’n sociale omgeving te wonen. Je kunt in deze straat behoorlijk je eigen gang gaan zonder dat iemand zich ertegenaan bemoeit. Als je de behoefte hebt om met mensen te praten, kan het ook. Laatst liep ik met een vriendin uit het Overijsselse Olst door de wijk en het viel haar op dat ik veel mensen groette.
‘Het lijkt hier wel een dorp’, zei ze. Ik loop hier natuurlijk al lang rond, veel mensen ken je van gezicht en als ze dan een aardige kop hebben, dan ga je elkaar op den duur groeten. En een beetje burenhulp hoort er vanzelfsprekend bij. Met het ‘wijkgebeuren’ heb ik me nooit bemoeid. Het lijkt erop dat men tegenwoordig het Oude Westen wil ‘verkopen’ als leuke, pitoreske omgeving. Daarvoor moet de rommel worden opgeruimd, zoals deze oude kleine woninkjes met de varieteit aan mensen en bezigheden die daarbij horen, maar daarmee verdwijnt ook dat leuke pitoreske van het Oude Westen. Deze huizen zijn slecht onderhouden, laatst werd er over mijn vermolmde kozijnen heen geverfd, dat was echt een lachertje. De huizen zijn klein, dat vind ik minder een probleem en met wat breekwerk zou ik extra ruimte kunnen scheppen. Als ik de mogelijkheid zou krijgen om het zelf op te knappen, in de wetenschap dat de fundering goed is en het huis blijft staan, dan zou ik dat heel plezierig vinden. Ik zou het huis ook wel willen kopen, voor een prijs waarvoor ik het weer kwijt zou kunnen als mijn levensplannen eventueel veranderen.
Deze huizen zijn slecht onderhouden, laatst werd er over mijn vermolmde kozijnen heen geverfd, dat was echt een lachertje.
Joke van der Zwaard 126a / 33 Joke van der Zwaard begon als receptioniste, werd doctor in de sociale wetenschappen en is nu zelfstandig onderzoeker/schrijver. Ze woont ruim dertig jaar in het Oude Westen, pendelde tien jaar naar Amsterdam en Utrecht maar overwoog nooit om te verhuizen. Sinds twee jaar heeft ze haar bureau in de Sint-Mariastraat, in het oude winkeltje van mevrouw Langendam, enigszins verwaarloosd maar met de sfeer die past bij haar en haar werk. Ze is zestig en wil nog lang niet met pensioen. Of het voor haar is t zuinig zijn op of voor een jong aanstormend talent, het Oude Westen moe deze relatief goedkope bedrijfsruimtes. Ik groeide op als buitenkind in de stad. Mijn familie heeft een kwekerij met bloemen en planten op een binnenterrein in Breda. Jaren vijftig in Brabant, overal grote gezinnen, een echte kinderrijke stadswijk. Zelf woonde ik in een ouderwets/moderne multireligieuze extended family, met vader, moeder, opa, oma, vier jongere broers en zussen en af en toe de twee kinderen uit het eerste huwelijk van mijn vader erbij. Aan een gewoon gezin of knus met zijn tweeën wonen, ben ik later nooit begonnen. Toen ik mijn HBSbdiploma haalde, was ik pas zestien. Bij studeren konden mijn ouders en ik ons niet veel voorstellen, dus ik deed een korte beroepsopleiding voor receptioniste, want ik hield van talen, en ging aan het werk. Eerst als receptioniste op een Amerikaans-Duitse fabriek en daarna als VVV-informatrice, leuk af en toe naar het buitenland. In 1969 moest ik nodig het ouderlijk
huis uit, ik vond een baan aan de TH Eindhoven en verhuisde naar deze onbekende stad. Als nieuwe jonge medewerkster van bureau Studium Generale werd ik helemaal meegezogen in de radicale culturele veranderingen binnen de universiteit, ik verhuisde naar een studentenwoongroep en besloot na een jaar dat ik meer kon dan kantoorwerk. Ik vroeg een studielening aan, ging psychologie studeren en verhuisde naar Nijmegen, weer een stad waar ik niemand kende. Studeren vond ik fantastisch, alle tijd om moeilijke boeken te lezen. De studie viel tegen, erg schools en erg Amerikaans, maar al gauw zat ik in een groepje dat naast de officiële studie zijn eigen programma maakte. Na mijn studie ben ik naar Rotterdam verhuisd. Ik had op mijn stageplek, de experimentele huishoudschool De Vrije Wentelwiek, een projectbaan als
126a / 34
onderwijsbegeleider gecreëerd, en ik had al vijf jaar weekend-verkering met Klaas. Hij woonde in het Oude Westen, daar kende ik inmiddels ook veel mensen en kroegen, dus daar wilde ik ook wonen. Het werd een oppaswoning in de Gouvernedwarsstraat, een kraakwoning op de West-Kruiskade, een inwoon/ sloopwoning in de Sint-Mariastraat, een wisselwoning in de Coolsestraat en de laatste 25 jaar een ‘nieuwbouw’-groepswoning in de Bloemkwekersstraat. Vanaf 2006 heb ik daarnaast dit kantoor op de Sint-Mariastraat. Na mijn eerste twee projectbanen was ik vier jaar docent op sociale
academies in Driebergen en Rotterdam; naast allerlei aktiviteiten in de linkse, feministische, anti-racistische, milieu- en vredesbeweging waarvoor ik geen boete ga doen. In die tijd heb ik samen met Han Meyer Traverse opgezet, een Rotterdams tijdschrift over politiek en cultuur. Vanaf 1985 heb ik zeven jaar bij de faculteit Pedagogiek van de Universiteit van Amsterdam gewerkt. Ik had een zolderkamertje in Amsterdam, maar heb nooit overwogen om naar die stad te verhuizen. Ik houd van het gewone van Rotterdam, maar niet van het domme geklets over opgestroopte mouwen en gelijk aanpakken. Rotterdam zou erop
vooruitgaan als er beter nagedacht werd. Uit behoefte aan inhoudelijke continuiteit in de lange reeks van tijdelijke aanstellingen ben ik met een promotie-onderzoek begonnen: over de opvoedingsadvisering van consultatiebureaus in (Rotterdamse) multiculturele wijken. Daar werkte ik soms binnen en vaak buiten mijn werk aan. Toen het echt wat werd, heb ik er een promotor bij gezocht en in 1993 lag het proefschrift er. Ik stapte over naar de Universiteit Utrecht en toen daar het zoveelste contract verliep, besloot ik om zelfstandig aan werk te komen. Dat heb ik niet van een vreemde, mijn
126a / 35
vader was hier trotser op dan op mijn doctorstitel: ons Jo wordt eindelijk d’r eigen baas! En het werkte. Ik verdien er de kost mee zonder dat ik recepties hoef af te lopen of opdrachten hoef aan te nemen die ik niet zie zitten. Ik kan financieel nooit veel meer dan een paar maanden vooruitzien, maar ik kan me bezighouden met vraagstukken die me echt raken. Zie www.jokevanderzwaard.nl. Ik houd van de combinatie van interviewen en (rond)kijken, denken en schrijven en af en toe een lezing houden. Soms neem ik samen met bevriende ZZP-ers, zoals Arnold Reijndorp, Mieke de Wit, Annemarie Sour en Els de Jong, een
huur’ voor het raam. De oude winkel van mevrouw (‘zus’) Langendam, lekker licht, casco te huur, enigszins verwaarloosd maar zonder de muffe kantoorsfeer die in veel bedrijfsverzamelgebouwen hangt. En niet te duur zodat ik de keuzevrijheid in mijn werk houd. Proplan vond het goed dat ik een onderhuurder voor het woninggedeelte zocht. Dat werd Karin, een vriendin van mijn huisgenote Nadat ik twee jaar vanuit huis had gewerkt, heb ik een ruimte gehuurd Charlotte. In het begin tikten veel mensen op het raam: of ik verhuisd bij de Stichting Buitenlandse was of wat ik daar deed? Umar, een Werknemers, drie hoog achter in jongen van een paar deuren het Scheepvaartkwartier. Toen ik verderop, kwam mij echt welkom daar na acht jaar vanwege een heten in de straat en de wijk. Hij verhuizing weg moest, hing hier deed dat zo van harte dat ik hem pas een affiche met ‘atelierwoning te opdracht aan. En soms bedenk ik zelf een project en zoek daar sponsors voor, zoals mijn onderzoek over vrouwelijke huwelijksmigranten waarover ik het boek Gelukzoekers schreef. Daarnaast ruim ik tijd in voor onbetaalde klussen, zoals de redactie van een tijdschrift of een boek, waaronder sinds kort de buurtkrant van de wijk.
Ik houd van het gewone van Rotterdam, maar niet van het domme geklets over opgestroopte mouwen en gelijk aanpakken.
126a / 36
de tweede keer vertelde dat ik al ruim dertig jaar in het Oude Westen woon. Sinds ik hier mijn werkplek heb, zie én hoor ik meer van het dagelijkse leven op straat, de leuke dingen en de doorgedraaide types. Door de lage huizen en omdat mensen geen balkon hebben, is hier meer stoepcontact. Verder ben ik gewoon nieuwsgierig, dat was altijd al zo, en makkelijk in contacten maken, dat is een soort positieve beroepsdeformatie want ik was vroeger gereserveerder. Op weg van huis naar bureau, en andersom, worden er veel groeten en praatjes uitgewisseld en ik schrijf wel eens een brief naar een officiële instantie voor deze en gene. Met mijn gastheer van de straat heb ik een speciale band gekregen. Mijn huisgenoten spotten dat ik de tante Jo van de wijk word als ik niet uitkijk. Dat denk ik zelf niet, mijn wereld is groter dan deze wijk en gelukkig is het Oude Westen geen dorp of een ons-kent-ons-wijk is, maar een levendige centrumwijk met veel passanten. Het mogelijke vertrek van Lantaren-Venster gaat me daarom echt aan mijn hart, zeker als de directie daarvoor als argument geeft dat het bioscooppubliek het Oude Westen niet in durft! Laten ze eens beter program-
meren. Door een jaar lang dezelfde film te draaien, zorgen ze zelf voor leegloop. Ik ben deze zomer zestig geworden, dat zeg en schrijf ik vaak zodat ik het zelf ga geloven, want ik wil nog lang niet met pensioen en ik droom niet over een huisje in Frankrijk of zo. Het huurcontract voor dit bedrijfspand loopt nog vier jaar. Ik weet niet hoe ik me dan voel en hoe het dan met het werk staat. Ik weet wel dat door de herstructurering van wijken relatief goedkope, kleine bedrijfsruimtes voor zogenoemde eenpitters steeds schaarser worden in Rotterdam. Dus of het nou voor mezelf is of voor iemand anders, op dit mooie simpele winkeltje moet men echt zuinig zijn.
Sinds ik hier mijn werkplek heb, zie én hoor ik meer van het dagelijkse leven op straat, de leuke dingen en de doorgedraaide types.
Karin ter Laak 126b / 37 In een stad is veel meer te zien dan in een dorp, leerde Karin ter Laak uit het Friese Warga van haar Haagse opa. Het werd Rotterdam waar de Willem de Kooning Academie staat en een vakantie-uitstapje eindigde in een indrukwekkende multiculturele excursie. Na twee opleidingen en twee kort durende banen werkt ze zelfstandig als graf isch ontwerper. Haar werkplek is kunstenaarscollectief De Fabriek dat tijdelijk huisvesting heeft astr in Crooswijk. Haar woonplek is sinds twee jaar de Sint-Mari aat. Als daar strakke nieuwbouw zou komen, gaat ze ergens anders een huis zoeken waarin je kunt knutselen en timmeren. Ik ben opgegroeid in het Friese dorpje Warga, maar ik wil al vanaf mijn geboorte naar de grote stad. Mijn ouders komen uit Den Haag, ze zijn voor mijn vaders werk bij Rijkswaterstaat naar het Noorden verhuisd. In Friesland spreken ze Fries en ik spreek Nederlands, dus ik bleef daar een ‘Hollander’. De stad vond ik spannender, daar was meer te zien. Al toen ik heel klein was, nam mijn opa mij mee naar Scheveningen om samen mensen te kijken. Toch ging ik na de middelbare school naar een opleiding en een kamer in Leeuwarden. Ik had verkering, dus ik wilde niet ver weg. In 2003, ik was inmiddels 23 en ongebonden, kreeg ik tijdens een vakantie-uitstapje met een vriendin
de ideale introductie-excursie in Rotterdam. Eerst de dance-parade en daarna nam een Surinaamse jongen de twee ‘blonde meisjes’ op sleeptouw langs horeca- en uitgaansgelegenheden. Hij sprak van een heleboel Rotterdamse talen een paar woorden, we kregen veel kleuren en culturen te zien en dat maakte indruk op mij. Dit is het, dacht ik, hier gaan we kunstenaar worden! Na een paar weken inwonen bij een oude vriend, vond ik een kamer in Charlois. Dat beviel niet, ik woonde boven een oude mevrouw die zwerfhonden opving en dat stonk verschrikkelijk. Ik vond het geen warme omgeving en had het gevoel
Een Surinaamse jongen liet ons Rotterdam zien. We kregen veel kleuren en culturen te zien. Dit is het, dacht ik, hier gaan we kunstenaar worden!
126b / 38
126b / 39
dat ik de enige blonde was. Ik was vers uit Friesland en kende nog niemand, dus misschien was het dat ook wel. Daarna woonde ik twee en een half jaar in een studentenhuis in een studentenbuurtje in het centrum en sinds twee jaar woon ik hier in de Sint-Mariastraat en diezelfde vriendin woont een straatje verderop. Deze omgeving past bij mij: Lantaren-Venster, leuke kroegen en Chinese supermarkten met onbekende etenswaren. Ik heb in Leeuwarden de opleiding Publiciteit en Illustratie aan de Hogeschool gedaan. Ik hield van tekenen en van kijken, kleuren, vlakken en inzoomen, gezichten afscannen, ik ben nog steeds goed
in mensen herkennen. Dat heb ik ook van mijn opa, die was fotograaf en retoucheerde nog portretfoto’s met de hand. Op de opleiding leerde ik hoe je met beeld een bepaald gevoel kunt overbrengen, we kregen ook psychologie en sociologie, dat vond ik allemaal superinteressant, maar aan het eind ben je dan een soort vage kunstenaar en dat ben ik niet. Op de opleiding Grafisch Ontwerpen op de Willem de Kooning Academie in Rotterdam leerde ik strategischer werken, vanuit een concept. Waardoor mijn voorliefde voor het maken van mooie beelden steeds meer plaats hebben kunnen maken voor ontwerpen die een antwoord geven op wat ik wil communiceren. Ik ben
blij dat ik beide opleidingen heb gedaan, al is het misschien een beetje omslachtige weg om ergens te komen. Daarna kon ik gelijk gaan werken bij een klein grafisch ontwerpbureau. Ik ben opgevoed met het idee dat je voor jezelf moet kunnen zorgen, dus ik was blij met die baan. Ik kon daar mooie plaatjes en visuele identiteiten maken voor projecten waar het hele bureau enthousiast over was. Daarna heb ik negen maanden gewerkt bij een communicatie-adviesbureau, waar ik vooral veel van het zakelijke leven heb gezien en geleerd. Sinds kort ben ik voor mezelf begonnen, samen met een goeie vriendin/
126b / 40
zonder voorwiel. Begint het hier ook weer!, dacht ik even, maar er gebeurde nooit meer iets. Ik heb het idee dat daarna voor iedereen duidelijk was dat die fiets van mij is. Toen later een overspannen mevrouw mij beschuldigde dat ik op haar fiets reed, kwamen de buren gelijk voor me op en dat is een fijn idee. Zelf bel ik gemakkelijk op als er buiten iets niet klopt: troep op straat en gevaarlijke gaten in de stoep. Dat werkt en daardoor voel ik In de opdracht om dit boekje over de Sint-Mariastraat te maken, kan ik me geen oude zeur. Laatst waren er op één dag drie vechtpartijen tussen veel van mijn ideeën en werkervaeen paar dronken mensen, daar ga ringen kwijt. Er zijn veel straten ik niet tussen zitten, maar mijn met oude en goedkope huizen in Rotterdam. Die kan je niet allemaal vriend belde gelijk de politie. vervangen door dure huizen voor Ik ben altijd opzoek en ik probeer rijkere mensen, want zo zit de mezelf steeds te blijven aanschersamenleving niet in elkaar. Waar moeten die andere mensen dan naar pen. Misschien ga ik wel een tijdje toe? Juist in een stad moet er ruimte naar het buitenland of vind ik een manier om periodes van presteren zijn voor verschillende manieren van leven en aan de Sint-Mariastraat en centrum-stedelijk wonen te kan je zien dat dat niet tot onveilig- combineren met af en toe meer rust, meer tijd voor sociale contacten en heid of koude anonimiteit hoeft te meer buiten. Goedkoop wonen is leiden. Ik ken maar een paar voor mij belangrijk, zeker nu ik voor mensen van naam en ik ken de mezelf werk. Ik wil de vrijheid buren niet allemaal precies, maar houden om projecten te doen waar iedereen is wel hartelijk. Het was ik weinig mee verdien, zoals een gelijk ‘hoi’ of ‘dag’ toen ik hier hoesje maken voor de CD Kids voor kwam wonen. Het voelde als een Crooswijk, die een vriend in dorpje, warm, ook omdat er vaak samenwerking met de scholen in mensen op straat zijn. In de eerste maand vond ik ’s morgens mijn fiets die wijk gemaakt heeft. Of een ex-collega/medestudente. Zie www.karinterlaak.nl. We delen een werkruimte met twee oud-klasgenoten in het kunstenaarscollectief De Fabriek, dat tijdelijk in Crooswijk zit. Er zijn daar twintig ateliers waar dertig mensen werken, zelfstandig en samen. Een keer per maand wordt een thema-expositie gehouden waar iedereen wat aan bijdraagt.
visuele identiteit voor een bevriende band die niet veel kan betalen. Als dit huis vervangen zou worden door strakke nieuwbouw, ga ik hier weg. Ik wil een huis waar je in kunt knutselen en timmeren. Geen casco-woning, want ik heb geen auto en ben wel handig maar geen bouwer. Tegen mensen die vinden dat dit soort huizen eigenlijk niet meer kunnen in deze tijd, zou ik zeggen: zorg voor goed onderhoud, dat de basis goed is en zoek er verder de mensen bij die het niet allemaal zo recht en strak willen hebben, in het leven en in hun huis, en die juist verliefd zijn op zo’n straatje met oude huizen. Want het kunnen met een beetje zelfwerkzaamheid pronkjuweeltjes zijn.
Zoek bij zo’n straatje als de Sint-Mariastraat de mensen die het niet allemaal zo recht en strak willen hebben, in het leven en in hun huis.
Jurriaan de Groot 126c / 41 Jurriaan de Groot is opgeleid als kok en als ziekenverzorger, maar is vooral een selfmade-man. Zijn succesvolle lichtbakken brachten hem in de decor-, etalage- en standbouw. Hij wordt free lance ingehuurd, werkt samen met kunstenaars en bouwt een eigen bedrijf op met opdrachten in binnen- en buitenland. Sinds twee jaar huurt hij een atelierwoning in de Sint-Mariastraat, naast een grote werkplaats in de Spaanse Polder. Met zijn werk is hij niet aan Rotterdam of het Oude Westen gebonden, al past het even. Hij zou het liefst een centrumstedelijk wonen momenteel goed bij zijn l delen en inrichten. casco-woning kopen die hij zelf kan in Ik ben opgegroeid op de Veluwe, maar mijn ouders komen allebei uit Rotterdam. Dus toen ik op 19 jarige leeftijd het oosten wilde verlaten, werd dat vanzelfsprekend Rotterdam. Ik had in Zwolle de koksopleiding gedaan, ik vond dat werk zwaar onderbetaald en begon in Rotterdam met een nieuwe opleiding: ziekenverzorging. Ook via het leerlingenstelsel: vier dagen werken in een verzorgingshuis in Lombardijen, een dag naar school en wonen in de zusterflat. Na een tijdje ben ik weer teruggegaan naar mijn eerste vak, ik werd kok in Popular, het café-restaurant bij Nighttown en woonde op Zuid. Toen ik 21 was, heb ik even in Zwolle een winkel in ‘smart drugs’ gehad en ben daarna naar Portugal gegaan om op een ecologische camping te werken. Terug in Rotterdam vond ik werk als kabeltrekker in de haven, saai maar goed betaald werk, en een zolder-
kamer boven café Bruintje Beer op de Noordsingel. Ik wilde wel weer aan het werk als kok, stapte op goed geluk café Coenen binnen, daar hadden ze een lunchkok nodig en dat heb ik een lange periode gedaan. Dat zolderkamertje was klein en duur. Op de Noordsingel stond een groot hoekpand al twee jaar leeg en dat heb ik samen met een bekende gekraakt. Op maandagochtend ketelpakje aan en met een gehuurde ladder naar boven en naar binnen gegaan. We hebben daar acht jaar als krakers gezeten, zonder ooit iets van de eigenaars (ontwikkelaars/ speculanten) te horen. Het was een prachtig groot pand, maar op een bepaald moment was ik de lekkages zat. Ik ben wel handig, maar je gaat in zo’n onduidelijke situatie niet veel geld in je woning stoppen. Doordat ik ook op zoek was naar bedrijfsruimte, vond ik op de website van Proplan deze ‘atelier-
126c / 42
Ik ben nu 33 en als je iets wilt realiseren, moet je dat voor je 40e doen, zeggen ze.
126c / 43
D-Lightz, mijn eerste product en merknaam. Later heb ik met hulp van een innovatiebedrijf er driehonderd in China laten maken en werd ik gevraagd om er ook wat decor bij te doen. Ik heb in die tijd veel feesten en discotheken Door het wonen in het kraakpand aangekleed, zoals in Nighttown de ben ik, min of meer bij toeval, in Future avonden en in Now & Wow ander werk terechtgekomen. Er hingen daar vier grote lichtbakken een chill-out gedeelte met een grote gymzaalmatras met kussens, met deksels van perspex. Toen ik die er had afgehaald om de tl-buizen computerspelletjes en de lichtbakken. Door een klusje in een te verwisselen, ontdekte ik het werkplaats in Eindhoven kwam ik effect van gekleurde lichtjes door dat materiaal. Daar ben ik aan gaan vervolgens in de standbouw terecht, bij een bedrijf dat alle knutselen, ik heb een paar grote kunstbeurzen in Nederland en de lichtbakken gemaakt en die ben ik miljonairsfair in onder andere gaan verhuren op housefeesten, Amsterdam, Cannes en Moskou zoals Sound Architecture in de doet. Het was freelance werk, je kelder van Cinerama. Zo ontstond woning’. Beneden bedrijfsruimte, boven wonen, niet te duur en centrum Rotterdam, helemaal perfect voor mij. Ik zit hier nu twee jaar.
bent dan met zo’n tachtig man drie weken aan het werk, maar door de grote opdrachtgevers weet je hoe vaak je in een jaar weg moet en wat dat financieel opbrengt. Dat gaf me de vrijheid om aan mijn eigen creatieve projecten te werken, samen met Dzordz Subotic, een kunstenaar die met spiegels werkt, en met Foolz with Toolz, een clubje ZZP-ers. We hebben onder andere de aankleding van Digital Playground in Las Palmas gedaan, een stand voor BNN, etalages voor Diesel, voorzijde van de Bootleg en voormalig Nighttown. Vorig jaar heb ik besloten om echt voor mezelf te gaan. Ik ben nu 33 en als je iets wilt realiseren, moet je dat
126c / 44
voor je 40e doen, zeggen ze. Door dat vaste basisinkomen met de standbouw werd ik minder creatief, de druk ging er een beetje af. Ik kreeg gelijk een opdracht om twee winkels in te richten voor Imps & Elfs kinderkleding, een shop-inshop in Parijs en in Breda. Voor datzelfde bedrijf heb ik stands in Florence en Amsterdam gemaakt en ga ik nu iets maken voor de distributeur in Amerika en Dubai. Ik werk soms samen met kunstenaars, tegenwoordig veel met Bert Simons, maar ik zie mezelf niet als kunstenaar. Ik ben handig en creatief, geef mij een plaatje, vertel wat je wilt en ik maak het. Ik werk veel met hout, maar ik heb ook een naaimachine aangeschaft toen ik voor een feest honkbalpetjes van een meter doorsnee moest maken. Naast mijn kantoor hier heb ik een werkplaats van 120 m2 in de Spaanse polder voor het grote werk. Mijn streven is om verschillende inkomstenbronnen te genereren door eigen ideeën en ontwerpen in productie te brengen. Zo heb ik laatst iets bedacht voor het opladen van mobiele telefoons, ipods en camera’s tijdens meerdaagse festivals. Ik heb daar Mojo over gebeld en ben via hen bij een eventbureau terechtgekomen. Ik ben nu bezig met de eerste proto-
types. Daarnaast blijf ik het leuk vinden om zelf te klussen, ik werk nu af en toe freelance voor een klein standbouwbedrijf. Aan mijn eigen huis heb ik ook flink getimmerd, al is het niet af. De kast voor mijn breakbeat-plaatjes en draaitafels, heb ik op mijn website gezet (www. jur010.nl) als voorbeeld van mijn inrichtingsaanbod.
wat singeltjes en ik ben al twee jaar van plan om me in te schrijven bij de huisarts en tandarts in het gezondheidscentrum hier.
Voorlopig wil ik hier niet weg. Ik heb echter een contract voor vijf jaar, daar zijn er al twee van voorbij en het is onduidelijk wat er daarna gebeurt. Als ze hier iets anders van gaan maken, dan zouden ze van mij Ik voel me op mijn gemak hier in de wel twee huizen bij elkaar mogen trekken, want ik woon nu alleen, straat, al kijk ik ’s avonds wel eens mijn vriendin heeft haar eigen huis, extra om, want er lopen hier soms echt wel randdebielen rond. Ik ben maar voor samenwonen vind ik de een druk baasje en veel weg, dus ik bovenwoning eigenlijk te krap. Het liefst zou ik een casco woning ken niet zo veel mensen. Ik loop af en toe binnen bij de buurvrouw, zij kopen, zodat ik hem helemaal zelf kan indelen en inrichten. Mijn kwam hier gelijk met mij, we vrees is alleen dat het hier een stuk wisselen films uit en in de zomer barbecuen we hier achter wel eens benauwder wordt als het gezondheidscentrum de punt er weer met een paar vrienden. Slagerij Schell en Vishandel Andaluce om de aanbouwt. Ik ben met mijn werk hoek zijn natuurlijk topleveranciers. niet aan een woonplek gebonden en als het met dit werk niet meer zou De buurman aan de andere kant lopen, kan ik altijd weer kok heb ik in het begin een paar dagen worden of in de thuiszorg gaan een lijntje naar mijn stopcontact werken, die zijn altijd en overal gegeven en een andere buurman nodig. Ik voel me snel ergens thuis, heb ik eens geholpen met het in zolang ik maar mijn uitlaatkleppen elkaar zetten van een prefab-kast. Aan de glazenwasser verderop in de heb. Het kan dus nog alle kanten uit en dat vind ik eigenlijk wel fijn. straat, die tegenwoordig in opleiding voor cameraman is, heb ik een ladder te leen gevraagd om mijn ruiten te wassen. Bij de Boekenbuuv om de hoek koop ik af en toe
In de zomer barbecuen mijn buurvrouw en ik hier achter wel eens met een paar vrienden. Slagerij Schell en Vishandel Andaluce zijn natuurlijk topleveranciers.
Oeste Djalo 128c / 45 Nadat zijn ouders waren gearresteerd werd Oeste Djalo, veertien jaar oud, op een boot gezet met een voor hem onbekende bestemming. Een paar weken later was hij Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker in Nederland. Toen hij AMA af was, verhuisde hij van Amsterdam naar Rotterdam en sinds vier jaar woont hij in de Sint-Mariastraat. Hoewel hij inmiddels een verblijf svergunning en diverse certificaten heeft, is hij aangewezen op laag betaald en onzeker uitzendbureauwerk. Hij wil in de Sint-Mariastraat blijven én goedkoop wonen, ook omdat hij wil sparen om naar Guinee te kunnen reizen om na tien jaar zijn familie op te sporen. Tot mijn veertiende woonde ik in een dorpje in Guinee. Mijn vader was iets bij de regering, ik weet niet precies wat. Mijn moeder zorgde voor ons en werkte op het land. Er was in ons dorp geen electriciteit en geen school. Soms werd er een tent opgezet en kregen we les in Arabisch, Koran lezen, en Frans van iemand uit een andere plaats. Zelf spraken we Pular, de taal van de Fula. Ons gezin hoorde bij de rijke mensen, er kwamen vaak mensen bij ons voor eten. Ik heb nooit gevraagd waarom mijn vader ons niet naar school liet gaan. Hij had weinig familie, dus misschien ook geen huis waar ik zou kunnen wonen. Ik moest soms wel in een ander dorp oppassen op het huis van een vrouw, die mijn vader collega noemde. Zij woonde met haar moeder in een groot huis en had zelf geen kinderen. Toen ik veel ruzie met mijn vader kreeg, hij sloeg veel, heeft zij mij in huis genomen. Zij zorgde goed voor mij, maar ik
miste mijn moeder en mijn broertje en zusje. Op een dag vertelde ze me dat mijn ouders opgepakt waren en dat ik weg moest omdat ik gevaar liep. Ik wilde niet, ik heb gehuild, maar ze heeft me toch weggebracht: eerst naar Labe, daarna naar Conakry, de hoofdstad van het land en daar heeft ze ervoor gezorgd dat ik met een boot mee kon. Ik heb de hele reis in een hut gezeten en wist niet waar ik heen ging. Op een dag was het boem boem boem, kom maar naar buiten en stond ik in mijn eentje in Nederland, in Rotterdam. Dat was in mei 1998. Nadat ik vijf dagen buiten had gelopen, werd ik opgepikt door een landgenoot. Ik kan je niet helpen zonder papieren, zei hij. Daarom bracht hij mij na vier dagen naar het Hofplein en wees mij het politiebureau aan. Omdat ik als kind had geleerd dat de politie je opsluit en je slaat, ging ik er niet heen. Ik bleef buiten
128c / 46
Op een dag was het boem boem boem, kom maar naar buiten en stond ik in mijn eentje in Nederland, in Rotterdam. Dat was in mei 1998.
lopen, maar het was koud en ik kreeg honger. Ik heb op straat zwarte mensen aangesproken, in mijn taal en in het Frans, maar niemand reageerde. Op een bepaald moment heeft een blanke man mij bij de hand gepakt. Hij heeft twee mooie truien voor me gekocht en mij gezegd dat de politie mij te eten zou geven. Dat was ook zo, ik kreeg op het politiebureau twee boterhammen en een pakje melk; én een treinkaartje naar de plaats waar asielzoekers zich moeten melden. Vanaf het aanmeldcentrum werd ik naar een asielzoekerscentrum in Oisterwijk gebracht en na drie
maanden werd ik overgeplaatst naar een KWE (Kleine Wooneenheid) voor alleenstaande minderjarige asielzoekers in Amsterdam. Ik woonde daar met een Afghaanse en een Eritrese jongen. Omdat ik droomde van een voetbalcarrière, schreef mijn mentor mij bij een voetbalclub in. Toen ik merkte dat dat geen club was waarmee ik vooruit kon komen, heeft ze me ergens anders ingeschreven. Na drie maanden trainen kreeg ik last van mijn knie. Na een kijkoperatie stelde men voor om mij te opereren. Dat heb ik niet gedaan, want een vriend van mij was daardoor slechter gaan lopen. Dat was het
128c / 47
einde van mijn voetbalcarrière. Intussen ging ik naar een school waar nieuwkomers Nederlands en andere vakken leerden; ook rekenen/wiskunde. Een Nederlands jong echtpaar, met wie mijn mentor mij in contact heeft gebracht, liet mij kennis maken met Nederland. We gingen samen naar Texel, het strand bij Haarlem, Antwerpen en een slavenboot bij Lelystad. Toen ik 18 was, en dus geen AMA meer, ben ik naar Rotterdam verhuisd. Een Guinese vriend van het asielzoekerscentrum zei me dat het hier veel beter is, je komt er veel
meer mensen van onze landen tegen. Ik ben ingeschreven op het Zadkine-College, maar ik kreeg een accute maagontsteking en na drie weken ziekenhuis was mijn plek op die school aan iemand anders gegeven. Toen had ik niets te doen, want ik mocht als asielzoeker ook niet werken. In 2003 kreeg ik mijn ‘verblijf’ en heb ik via de sociale dienst geregeld dat ik een leerwerktraject in de zorg kon volgen. Ik heb elf maanden in een Humanitas-huis gewerkt, ik was er blij mee, de oude mensen waren blij met mij, maar de beloofde baan kreeg ik niet. Daarna heb ik een certificaat voor heftruckchauffeur gehaald, maar het
uitzendbureau dat op de radio adverteerde met banen zei tegen mij dat ze alleen mensen aannamen met drie jaar ervaring. Uiteindelijk vond ik werk op de veiling in Barendrecht. Daar kreeg ik te maken met een Marokkaan die niet van ‘kanker-Afrikanen’ hield. Hij schold mij uit alsof hij een Europeaan was, ik heb mijn mond niet open gedaan, maar hij was in vaste dienst en ik moest na negen maanden vertrekken. Een paar maanden later kreeg ik via een vriend werk bij een bedrijf dat vanwege een verhuizing extra mensen nodig had. Precies op de laatste dag van de proeftijdmaand
128c / 48
We waren niet meer nodig want op de nieuwe lokatie werd het werk door robotten gedaan. werden zes mensen ontslagen. We waren niet meer nodig want op de nieuwe lokatie werd het werk door robotten gedaan. Sinds kort werk ik in een magazijn van een schakelaarfabriek. Het werk bevalt me goed en zij zijn tevreden over mij, ik heb al na een paar weken de leiding over twee nieuwe mensen gekregen, alleen het uitzendbureau betaalt mij te weinig, vind ik. Ik woon sinds vier jaar in de Sint-Mariastraat. Na drie kamers in Bergpolder en Blijdorp en veel reageren op aangeboden huizen via Woonnet, kreeg ik in 2004 dit huis aangeboden. Ik schrok eerst, er was hier niets, geen kachel, veel rommel en ik had geen geld. Ik heb het toch genomen, heb wat bijgewerkt in een café en het langzaam opgebouwd: geverfd en spullen gekocht. De straat bevalt mij goed, ik heb hier nooit problemen gehad en ik heb goed contact met mijn buren. Alle winkels zijn dichtbij, dus ik hoef nooit de tram te gebruiken. Ik ga wel eens naar de Marokkaanse moskee bij de Mathenesserbrug, die is opener voor zwarte mensen dan de Turkse moskee die ik geprobeerd heb. Voetballen met vrienden doe ik op het Henegouwenplein of een park achter het Zuidplein. In het weekend ga ik vaak naar Easy Café op de Nieuwe Binnenweg, daar
komen veel Afrikanen en draaien ze muziek uit Congo, Senegal en Guinee. Surinamers denken vaak dat ik ook Surinamer ben. Afrikanen zeggen soms dat je moet oppassen voor Antillianen want die schieten mensen dood, maar dan zeg ik: wij zijn allemaal donkere mensen. Ik heb een tijdje samengewoond met een Turks-Bulgaars meisje dat ik in Dortmund had ontmoet. Maar zolang ik niet weet hoe het met mijn familie zit, wil ik geen vaste relatie, ik kan het niet, ik kan ook vaak niet slapen, omdat mijn hoofd blijft draaien. Ik ben nu tien jaar hier, ik heb twee keer geprobeerd om er via het Rode Kruis achter te komen of mijn ouders en broer en zus nog leven. Ze hebben niemand gevonden. Ik kan hen niet schrijven, ons huis heeft geen adres, en onze naam komt heel veel voor. Zelfs hier in de straat woont nog een Djalo, uit Sierra Leone. Ik wil zelf in Guinee gaan zoeken. Nu ik weer werk heb, probeer ik te sparen voor de reis. Daarom wil ik goedkoop blijven wonen. Als ik mijn familie gevonden heb, kom ik wel terug, want hier ligt mijn toekomst.
Evelin Henschke 130a / 49 r in de Sint-Mariastraat en dertig jaar in het Evelin Henschke woont vijf jaa en, vanwege de mengelmoes van culturen en levenswijzen en de Oude West ondernemingszin in deze wijk. Ze ging jong van school af , maar volgde later erwijs. In haar huidige werk helpt ze diverse opleidingen in het hoger ond ekken en daar een werkplek bij te vinden. mensen hun kwaliteiten te ontd Ook buiten het werk let ze op mensen die het niet goed lukt om h un leven zelfstandig vorm te geven. Zelf wil ze wendbaar blijven, nieuwe stappen kunnen zetten, en dus goedkoop wonen. Als kind heb ik afwisselend bij mijn grootouders in Hamburg en bij mijn moeder in Rotterdam gewoond. Toen ik veertien jaar en acht maanden was, ik weet het nog precies want het was een belangrijk moment, ging ik van school af om te werken en zelfstandig te kunnen wonen. Mijn eerste kamer was in de Gouvernestraat. Ik kende de wijk van het uitgaanscircuit dat in 1969 nog geconcentreerd was in en om het Oude Westen en Cool. De mengelmoes van culturen en levenswijzen trok mij aan, nog steeds trouwens. En de ondernemingszin, mensen en groepen die dingen doen zonder vantevoren precies te weten waar ze uitkomen. Hier was de eerste goede Marokkaanse slager met een klantenkring uit heel Rotterdam, de Pakistaanse stoffenwinkels, de muziek- en bijzondere-kledingwinkels, tegenwoordig de hiphopscene. Die vanzelfsprekende levendigheid, daar wil ik tussen zitten. Ik heb een
tijdje in het Nieuwe Westen, Den Haag, Amsterdam en in Noord Nederland gewoond en alles bij elkaar dertig jaar in het Oude Westen. In de Sint-Mariastraat woon ik vijf jaar. Vanaf mijn 14e heb ik tien jaar via uitzendbureaus gewerkt als schoonmaakster, mentrix, serveerster, kinderleidster, monteuse, schilder, magazijnmedewerker. Daarnaast was ik als vrijwilligster actief in de milieubeweging, vrouwenbeweging en vluchtelingenwerk. Op mijn 24e ben ik opnieuw met een opleiding begonnen, want ik wilde meer van mijn leven maken. Na een tijdje avond-Mavo heb ik de opleidingsroute ingekort door toelatingsexamen te doen voor het HBO. Ik wilde ‘iets met mensen doen’ en koos de opleiding die mij het meest irriteerde: personeelswerk. Dat was echt een mannenbolwerk en dat moest maar eens verstoord worden,
130a / 50
vond ik. Feministische discussies en akties waren toen dagelijkse kost op de sociale academie en ik deed daar vol overtuiging aan mee. Ik ging stagelopen bij de vakbond en koos als afstudeeronderwerp de mogelijkheden van legalisering en belangenbehartiging in de prostitutie. Daar was de vakbond niet blij mee en de opleiding deed moeilijk, maar ik heb doorgezet, mijn diploma gehaald en ben nog zes jaar bezig geweest met met onderzoek, publicaties en ondersteuning van de belangengroep Vrouwen in de Prostititutie, later De Rode Draad. Niet als betaalde kracht, want ik vond dat de eventuele betaalde banen door prostituees bezet moesten worden.
Na mijn studie werd ik ‘straathoekwerker’. Ik begon met ‘randgroepjongeren’, specialiseerde me in de zogenoemde ‘harde kern jongeren’, extreem criminele en gewelddadige jongeren, en later verder in verslaafde jongeren van Surinaamse, Antilliaanse en Marokkaanse afkomst. Ik legde met hen contact, keek wat ze nodig hadden, probeerde hen richting opleiding en werk te leiden, en kreeg later toezichttaken die de reclassering eigenlijk moest doen. Dat was spanningsvol en risicovol werk, ik was oproepbaar in
crisissituaties en kwam vaak in mijn eentje op plekken en in groepen met veel drugs, alcohol en doorgedraaide mensen terecht. Ik hield me staande door heel precies mijn grenzen te weten en door me na een paar heftige werkdagen en –nachten een tijdje terug te trekken in mijn huis. Dan creëerde ik rust voor mezelf of tracteerde mezelf op een concert. Ik heb dat werk negen jaar in verschillende plaatsen gedaan. Om me te scholen in de therapeutische kant van het werk heb ik de opleiding maatschappelijk werk
Ik wilde ‘iets met mensen doen’ en koos de opleiding die mij het meest irriteerde: personeelswerk.
130a / 51
gedaan. Om de fascinatie voor wapens van veel van mijn cliënten te begrijpen, ben ik de opleiding voor kleinhandelaar wapens en munitie gaan volgen.
doen. Ik verhuisde terug naar Rotterdam, deed aan de Erasmus Universiteit een opleiding tot ‘groeigenerator Midden en Klein Bedrijf’ (ondernemersondersteuning) en vond een baan als Eind jaren tachtig werd straathoek- beleidsmedewerker bij een deelwerk overal wegbezuinigd en gemeente, eerst op het terrein van raakte ik mijn baan kwijt. Ik ben werkgelegenheid en wijkeconomie, een tijdje baanloos geweest, maakte daarna op welzijn. Daarna deed ik de opleiding VO Management af en even een klus voor de bestuursben daarna koeien gaan melken. Ik dienst van de gemeente, implemenwoonde en werkte al in Noord teren van het pilot project Arbeid en Nederland, dus die waren in de Zorg bij gemeentelijke bedrijven; in buurt en het was heerlijk om even combinatie met een opleiding ongecompliceerd handwerk te beleidsambtenaar aan de Bestuurs-
academie. Nu werk ik al weer zes jaar bij een arbeidsreïntegratiebedrijf, met een onderbreking van twee jaar wegens ziekte. Het werk, mensen die langdurig in de bijstand zitten hun kwaliteiten laten ontdekken en daar een geschikte werkplek bij vinden, past helemaal bij mij; op het harde commerciële en op Amerikaanse leest geschoeide bedrijf ben ik uitgekeken. Naast mijn werk ben ik altijd vrijwilligerswerk blijven doen, in feministische aktiegroepen, antiracisme- en derdewereldbeweging en in de wijk.
130a / 52
Als hier toch iets nieuws gebouwd moet worden, maak dan aaneengeschakelde woon/werkruimtes met een publieke functie.
Mijn kracht en drijfveer is het bouwen aan een betere samenleving. Ik accepteer geen onrecht, ik zie de obstakels waar mensen mee te maken hebben en ben dan geneigd de helpende hand te bieden. ‘Vanzelfsprekende dienstbaarheid’ zou je dat kunnen noemen. Daar waar de ravage het ergste is, moet ik zijn. Ik wil niet weg lopen en doen alsof het niet bestaat. Tegelijkertijd is mijn eigen leven heel erg in harmonie. Hier in huis heb ik een omgeving om me heen gecreëerd met veel dieren (vogels, een hond, een poes), veel spullen waar ik aan gehecht ben, veel kunst, muziek, kleuren, allemaal supergeorganiseerd. Dat gaat vanzelf, het heftige en het geordende in mijn leven horen bij elkaar. Zonder het geordende had ik me nooit staande gehouden in het straathoekwerk, want jij moet degene zijn die in de chaos analytisch blijft en soms ook oplossingen forceert. Ik heb in mijn leven korte periodes samengewoond, ik ben graag op mezelf, maar ik bemoei me wel met mensen om mij heen. Op mijn vorige adres in de Akeleistraat heb ik me intensief bemoeid met de herstructureringsplannen en de gesprekken met en rechtszaken tegen overlastgevende drugshande-
laren. Hier in de straat let ik op mensen waar het in mijn ogen niet goed mee gaat, die het niet goed lukt om hun leven zelfstandig vorm te geven of die bijvoorbeeld vluchten in gebruik. Ik praat met hen en verleen soms hand- en spandiensten. Van mijn vorige adres in de Akeleistraat moest ik weg omdat daar koopwoningen gebouwd gingen worden. Ik koos toen voor een ander goedkoop huis in het Oude Westen en dat zou ik weer doen als de huizen hier vervangen worden door dure woningen. Want ik wil wendbaar zijn in het leven. Ik houd van dingen creëren en organiseren; als het routine wordt, ga ik op zoek naar nieuwe doelen en uitdagingen. Door mijn woonlasten relatief laag te houden, zorg ik voor ruimte om te veranderen, om te blijven bewegen. Maar los van mijn eigen plannen, als hier toch iets nieuws gebouwd moet worden, maak dan aaneengeschakelde woon/werkruimtes met een publieke functie, zo iets als het Poortgebouw, een plek waar creatieve geesten met elkaar iets kunnen ontwikkelen maar waar je ook naar toe kunt gaan. Dat ontbreekt in het Oude Westen; het zijn hier allemaal huisjes, geïndividualiseerd wonen naast elkaar.
Sako Sugata 132b / 53 Sako Sugata kwam in 1968 naar Nederland, drie jaar na de moord op zijn vader en de plundering en vernieling van het familiebedrijf/huis in Denpassar in Bali tijdens de Indonesische ‘kristalldagen’. Hij maakte in Rotterdam de kunstacademie af, nam daarna afscheid van de gevestigde kunstwereld en ging zijn eigen weg als portret-tekenaar. Met dat werk heeft nvoering van de euro hij altijd zijn eigen rijst verdiend, al noodzaakte de i astraat vervangen hem wel tot extra soberheid. Als de huizen in de Sint-Mari worden door dure renovatie of nieuwbouw, zal hij na vijftien jaar moeten verhuizen naar een goedkoop huis in een andere straat of wijk. Mijn familie heeft in Denpassar, de hoofdstad van Bali, een drogisterij anex kruidenierszaak, maar is in 1965 door plundering en vernieling van winkel en woning alles kwijtgeraakt. Honderduizenden Indonesiërs zijn in dat jaar vermoord op verdenking van sympathie voor de mislukte, en zogenaamd communistische, staatsgreep. De mensen waren bewust opgehitst door regering en leger, maar velen grepen de situatie aan om persoonlijke rekeningen te vereffenen en jaloeziegevoelens af te reageren. In ons geval waren het de buren uit onze ‘Arabische’ wijk, volwassenen en kinderen, zelfs mensen die mijn vader als vrienden beschouwde. Wat niet werd meegenomen, werd vernield. Onze
auto’s werden in de rivier geduwd, familieportretten werden vernield en zelfs de piano moest het ontgelden. ‘Arabieren’ (moslims uit diverse landen) en Chinezen zijn in Azië op handelsgebied al eeuwenlang rivalen, maar deze haatexplosie kwam voor ons totaal onverwacht. Twee broers en een zus, die vanwege het organiseren van culturele activiteiten voor jongeren ‘fout’ waren, zijn onder betaalde politiebescherming naar Java gevlucht. Mijn vader, die zich nooit met politiek bemoeid had en ervan overtuigd dat hij geen gevaar liep, werd een paar dagen later ontvoerd en vermoord. We hebben zijn lichaam nooit gevonden. Mijn moeder heeft het bedrijf weer opgebouwd, behalve een winkel
Mijn moeder heeft het bedrijf weer opgebouwd, behalve een winkel hebben ze nu ook een groothandel, maar niemand durfde te praten over wat er gebeurd was.
132b / 54
Sako Sugato verblijft vanwege de 90jarige verjaardag van zijn moeder in Bali.
132b / 55
ik in het tweede jaar van de Kunstacademie beginnen. Op een koninginnedag ontdekte ik dat ik ook met portret-tekenen geld kon verdienen en daar heb ik toen mijn vak van gemaakt. Voor mijn afstuderen heb ik onder andere een levensgroot portret geschilderd van Koperen Ko en zijn vrouw, de man die op straat in zijn eentje een heel Na mijn studie moest ik terug naar orkest speelde. In de kunstwereld Indonesië. Ik heb aan de Nedervan toen werd heel erg neergekeken landse autoreiten uitgelegd dat ik op dit ‘realistische’ tekenen en niet terug wilde vanwege de schilderen. Tijdens het atelierZelf woonde ik in die tijd in Java. Ik politieke situatie daar, maar dat ik bezoek probeerden de leden van de mijn eigen rijst kon verdienen. Ik heb tien jaar in Surabaya op een begeleidingscommissie elkaar te Katholiek jongensinternaat gezeten wilde wel erkenning, maar geen officiële status als vluchteling, want overtreffen in vernederende en daarna drie jaar op een kathoopmerkingen over mijn werk. Ik lieke highschool. In 1965 was ik net dan zou ik nooit meer naar mijn heb toen de academie uitgedaagd familie en mijn land kunnen gaan. begonnen aan de Academie voor voor een open gesprek over deze Daar was gelukkig begrip voor. Na Beeldende kunsten in Jogjakarta. napraterij. Daar kwamen veel een paar tijdelijke verblijfsvergunTwee maanden lang kreeg ik geen studenten, maar slechts twee van ningen kreeg ik een vestigingsverbericht van thuis en hoorde ik via de zeven persoonlijke uitgenodigde via verschrikkelijke verhalen. Toen gunning voor onbepaalde tijd. Ik heb altijd de Indonesische nationali- docenten op af. De dialoog die ik kreeg ik een telegramachtige brief wilde, kwam niet tot stand en de teit gehouden, zodat ik niet aan van mijn moeder: ‘Bid voor papa’, directeur gebruikte zelfs mijn korte toeristenvisa vast zit. Ik heb schreef ze, ‘We hebben niks meer, ‘problemen met mijn thuisland’ om een tijd in Rotterdam-Zuid gealleen wat we aan hebben. Maar mijn kritiek te ontzenuwen. Na het wees niet bang, ik ga het in een paar woond, drieëneenhalf jaar samenhalen van mijn diploma heb ik mij gewoond met een Nederlandse jaar terugverdienen.’ Nederland vriendin, periodes ‘gezworven’ van niet meer met de officiële kunstwewas voor ons een mogelijk vluchtweg en mijn moeder besloot om mij het ene logeeradres naar het andere reld bemoeid. Ik ben doorgegaan op mijn eigen weg, ik ben portreten ik heb veel gereisd. Mijn eerste als pionier vooruit te sturen. Het tekenaar, ik teken nooit van foto’s, grote reis was in 1977, over land duurde twee jaar voordat alle papieren geregeld waren en we via met de magic bus naar India. Sinds alleen life-portretten, en werk op straat, kunstmarkten en braderieën twintig jaar woon ik in het Oude een vriend van mijn oom, een en op uitnodiging op feesten en westen, eerst vijf jaar in de JosephNederlandse pater, een sponsor gevonden hadden. In 1968 verhuis- straat en de laatste vijftien jaar in de festivals. de ik met een Noors vrachtschip via Sint-Mariastraat. Juli en augustus zijn mijn ‘topmaanHamburg naar Rotterdam. De den’, dan reis ik dagelijks heel Ik ben in Nederland doorgegaan directrice van de - inmiddels Nederland door, gemiddeld haal ik met mijn opleiding. Op basis van verdwenen- kraamkliniek op de Heemraadsingel stond officieel borg het werk dat ik had ingestuurd, kon nog niet het minimumloon, maar ik hebben ze nu ook een groothandel, maar niemand durfde te praten over wat er gebeurd was. Onder het regiem van Suharto, dat tot 1998 standhield, bleven de slachtoffers van deze Indonesische ‘kristalldagen’ verdacht. Omgekeerd is het voor mijn familie moeilijk om tussen hun belagers te leven, ook al worden ze nu weer vriendelijk uitgenodigd voor bruiloften en andere festiviteiten.
voor mij. Ik deed, als tegenprestatie voor een kamer en zakgeld, licht huishoudelijk werk in de kliniek, totdat we ruzie kregen over haar bemoeienissen met mijn leven. Daarna ging ik zelfstandig wonen en verdiende ik geld met afwassen in een Chinees restaurant.
132b / 56
foto: John van Bel heb altijd geleefd van wat ik zelf kan verdienen. Sinds een jaar heb ik voor het eerst van mijn leven een uitkering: AOW!! Omdat goedkoop wonen voor mij een overlevingsvoorwaarde is, heb ik altijd voor oude huizen gekozen en niet aan renovatiebeurten meegedaan. Ik ben niet tegen nieuwe huizen, wel tegen nieuwe huren. Mijn levensstijl is aangepast aan mijn inkomen. Ik doe veel met de fiets en alleen als het echt heel erg nodig is, verwarm ik mijn huis met een allesbrander. Als experiment heb ik mijn ijskast afgeschaft. In de winter ging dat goed, maar in de zomer miste ik de ijsblokjes. Mijn buurvrouw vond het
goed dat ik een paar ijsblokbakjes in haar vriezer stopte. Het eindigde ermee dat ik een eigen la in haar vriezer had met allerlei invriesspullen. Ik heb haar vaak aangeboden om wat voor haar te koken, dat doe ik ook wel eens in het wijkpastoraat hier in de straat, maar ze is Spaanse en ze houdt niet van Chinees eten. Alleen met loempia’s kan ik haar wel eens blij maken. Ik heb jarenlang geen tv gehad, ik ging af en toe en vooral in de winter bij een vriendin tv kijken. De invoering van de euro maakte het moeilijker om rond te komen, maar na mijn 65e heb ik mijzelf getrakteerd op een digitenne-aansluiting en een kleine diepvrieskast. Ik moet mij in Nederland zelf zien te redden, ik kan niet op familie terugvallen, want die is in Bali gebleven. Ik ben een pionier zonder volgelingen. Maar Nederland is voor mij ook vrijheid. Dat merk ik als ik – zoals nu – in Bali ben. Ik kan mijn leven in Nederland inrichten zoals ik wil. Vrienden en vriendinnen hoeven niet (goed) gekeurd te worden door de familie. Ik zou in Bali nooit met portrettekenen op straat geld kunnen verdienen, want daar zou mijn familie zich voor schamen. Ik ben nu voor het eerst sinds jaren in mijn
Mijn levensstijl is aangepast aan mijn inkomen. Goedkoop wonen is voor mij een overlevingsvoorwaarde.
hoogseizoen in Bali, omdat mijn moeder negentig jaar wordt. Zij is een krachtige vrouw en doet nog steeds de boekhouding van de winkel. Twee broers en een zus zijn ziek en mijn oudste broer is onlangs door een ongeluk omgekomen, dus het verjaardagsfeest wordt geen echt feest. Begin september ga ik via een Zuidoost-Aziatische omweg terug naar Nederland. Hopelijk vind ik daar geen berichten over grootse verbouw- of sloopplannen van mijn huis, want dat zou voor mij een ramp zijn.
Roy Nanhekhan - Nan’s Fashion 132c / 57 Roy Nanhekhan groeide op in een kleermakerij en begon na zijn verhuizing van Suriname naar Nederland al snel een eigen zaak. Omdat maatkleding te weinig opleverde, stapte hij over op herstelwerk. De Sint-Mariastraat is de ideale plek voor zijn zaak: dichtbij zijn vaste grote klanten in het centrum en reen toegankelijk goedkoper dan een winkelstraat. Om zijn zaak voor iede erlastgevers op straat, zonder het contact te houden treedt hij op tegen ov te verbreken. Hij zou graag de bedrijfspanden bij elkaar trekken. Als de zou niet te woningen erboven mooi gerenoveerd zouden worden, en het hij zijn bed en bankstel ook naar het Oude Westen duur worden, dan zou verhuizen. Ik ben geboren en getogen in Paramaribo in Suriname. Mijn vader had daar een kleermakerij en ik ben van jongs af aan in dat vak opgegroeid. In 1984, ik was toen 18, ben ik naar Nederland gekomen. Na een kort verblijf bij mijn zus en zwager in Zeeland, ben ik een huis en werk in Rotterdam gaan zoeken, want Renesse vond ik te rustig en te saai. Drie jaar later ging mijn eigen maatkleding-winkel op de Tweede Middellandstraat open. We ontwierpen en maakten kleding voor verkoop in de eigen winkel en andere zaken en maakten kleding op maat voor particulieren. Toen die handel terugliep, heb ik drie jaar meegewerkt aan een grote order van mijn broer in Leeuwarden. Na afloop daarvan ben ik teruggegaan
naar Rotterdam, want ik houd toch meer van de levendigheid van de grote stad. Ik besloot om een kledingherstelbedrijf op te zetten, pompwerkzaamheden noemen wij kleermakers dat. Dit pand in de Sint-Mariastraat was precies geschikt voor mij: in de buurt van het centrum, dichtbij de WestKruiskade, maar minder duur dan een winkelpand daar en ik hoef niet aan de hoofdweg te zitten. Er zat hier een Spaanse kerk, de priester was in Suriname geweest en vond het leuk om met mij een beetje Surinaams te praten. Hij heeft het pand nog gezegend. Ik ben zelf moslim, maar ik ga naar moskeeën, tempels en kerken, dat zijn allemaal heilige boeken, voor mij is iedereen hetzelfde.
Ik ben zelf moslim, maar ik ga naar moskeeën, tempels en kerken, dat zijn allemaal heilige boeken, voor mij is iedereen hetzelfde.
132c / 58
132c / 59
Ik heb eerst een klantenkring onder de winkeliers opgebouwd en daarna reclame onder particulieren in deze buurt gemaakt. Er komen ook nog oude klanten van mijn vorige zaak en ik heb geregeld aanloop van mensen die toevallig langslopen, bijvoorbeeld omdat ze aan de overkant bij het gezondheidscentrum moeten zijn. Het werk voor de winkels, zoals Esprit en Eduard Pelger, heeft altijd prioriteit, want daar heb ik vaste tijd-afspraken mee. De kleding die ik maandag ophaal, moet vrijdag met de gevraagde aanpassingen weer afgeleverd worden en de kleding die ik dan meeneem, moet maandag of dinsdag weer terug. De concurrentie is de laatste jaren sterk toegenomen, de kledingherstelbedrijven schieten als paddestoelen uit de grond, ik probeer te overleven door
zaaltje bij de SUN-club, een beetje spelen, bijpraten, drinken. De anderen werken ook, maar steken meer tijd in de band. We treden voornamelijk op in het Hindoestaans-Surinaamse circuit, een enkele keer voor Nederlanders. Naast werk en muziek blijft er niet zo heel veel tijd over. Ik ben geen café-type, ik ga nooit naar de bioscoop en in een museum zal je me ook niet tegenkomen. Ik ga wel eens biljarten en af en toe naar Ik werk meestal zes dagen in de concerten: Surinaamse muziek, week, zondag probeer ik vrij te popconcerten, ook wel eens naar houden voor de band. Muziek jazz. Ik ben één keer naar het North maken doe ik ook al van jongs af aan. Vroeger speelde ik bas, maar ik Sea Jazzfestival in Den Haag heb te weinig tijd om te oefenen. Ik geweest, maar heb er nooit bij stil gestaan dat Lantaren-Venster een probeer een beetje te zingen, Hindoestaans-Surinaamse songs, en jazzprogramma heeft, dat houd ik ik doe wat percussie. Het is voor mij niet bij. in de eerste plaats ontspanning. We komen elke zondag bij elkaar in een een redelijke prijs voor goede kwaliteit te leveren. Ik heb momenteel één vast personeelslid en twee oproepkrachten. Een paar jaar geleden heb ik het bedrijfspand ernaast erbij kunnen huren. Mijn vader woont inmiddels ook in Nederland, hij woont in Middelland en komt hier vaak zitten. Het is voor hem een vertrouwde sfeer en hij gaat soms mee langs de winkels.
132c / 60
Ik woon niet in deze wijk, nooit gedaan. Mijn eerste huis stond in het Oude Noorden, ik heb daarna hier en daar gewoond, heb een tijdje een koophuis gehad, en woon nu al twaalf jaar in De Esch, ook in een huis van De Nieuwe Unie. Ik ben getrouwd geweest en ben vader op afstand van een dochter van 14 en een zoon van 21. Ik zie en spreek mijn buren in De Esch veel minder dan de buren hier. Ik ben hier overdag meer natuurlijk en de Sint-Mariastraat heeft echt de gezelligheid van een buurtje. Het is een straat waar mensen elkaar kennen, elkaar groeten en makkelijk een babbeltje maken. De bewoners van de huizen om mijn bedrijf heen ken ik allemaal van naam. Mijn zaak is electronisch beveiligd, maar zij letten ook een beetje op de zaak als ik weg ben. Er is nog nooit ingebroken, laat ik het afkloppen. Zelf let ik ook op dingen die op straat gebeuren. Een Somalische jongen hier verderop heeft vaak aanloop van luidruchtige dronken mannen. Als ze te veel herrie maken of als ze met zijn allen op de smalle stoep rondhangen, zeg ik dat ze naar binnen moeten gaan. Ik heb er zelf last van, maar het is ook de omgeving van mijn zaak, en ik wil niet dat mijn klanten er problemen mee krijgen. Hoewel het geen makkelijke mannen zijn, luisteren ze naar mij. Ik ken hun systeem, ze zijn wel dronken maar ze weten dat ze hier geen problemen kunnen
maken. Ik heb wel te doen met die jongen, want hij kan niet tegen die mannen op, zeker als ze biertjes voor hem meenemen. Als hij nuchter is, is het een lieve jongen en komt hij hier geregeld langs en dan zeg ik: ‘Broertje, je bent gekomen, maar hou je een beetje bezig.’ Ik laat hem de achterplaats vegen of de bus schoonmaken of een boodschap doen en zeg dan dat hij ook wat eten voor zichzelf moet kopen. Dat weet zijn familie. Zijn zus zet die mannen wel eens het huis uit, daar zijn ze echt bang voor, maar het is zwaar voor haar, ze is moe en heeft me gevraagd om een beetje op hem te letten. Laatst stonden ze met zijn allen als kleine jongetjes zogenaamd te schieten, echt doorgedraaid. Dan denk ik toch: je weet niet wat ze – misschien al op jonge leeftijd - hebben meegemaakt tijdens de burgeroorlog in hun land. Ik houd van mijn vak, ik zit hier goed, ik ken veel mensen en mensen weten mij te vinden. Ik ben nu 46 en het liefst blijf ik hier tot mijn pensioen zitten, want verhuizen betekent opnieuw reclame maken en je moet maar afwachten of er genoeg mensen naar de nieuwe plek komen. Nog mooier zou het zijn als ik de twee bedrijfspanden bij elkaar zou kunnen trekken, dan ontstaat toch meer ruimte. Hier naar toe verhuizen om te wonen zou ik alleen doen voor een degelijk en mooi huis. Een mooie renovatie van bedrijfspand in combinatie met een
woning zou ook aantrekkelijk kunnen zijn, afhankelijk van de prijs en de mogelijkheid om in één stap van de oude naar de nieuwe zaak te verhuizen.
Als hij nuchter is, is het een lieve jongen en komt hij hier geregeld langs en dan laat ik hem wat doen.
Katinka Broos - Het Wijkpastoraat 142b / 61 Katinka Broos werkt het liefst met mensen die anders zijn dan zijzelf. Dus gemeente in haar geboortestreek werd zij geen dominee in een kerkelijke in Drente, maar pastoraal werker in het Oude Westen. Het wijkpastoraat heeft veel aanloop van mensen die hulp nodig hebben. Door de straat op zorg is. In de Sint-Mariastraat te gaan, merkt ze dat er ook veel onderlinge jnt en omgeving ziet ze bewuste leegstand (Nieuwe Unie gordi jes), verwaarlozing en gebrek aan aandacht van de huisbaas. Vervanging van hun pand door dure nieuwbouw zou het wijkpastoraat in ernstige financiële problemen brengen. Ik ben opgegroeid in Beilen en heb theologie gestudeerd in Kampen. Daar kreeg ik onder andere colleges over het oude-wijken-pastoraat in de grote steden. Na mijn studie verhuisde ik naar Den Haag voor een baan die helemaal bij mij paste: werken met vrouwen in en om de kerk. Na vijf jaar heb ik gesolliciteerd op de vacature in dit wijkpastoraat. Ik wilde meer eerstelijnswerk doen, maar niet in een kerkelijke gemeente, want dat deed mij teveel denken aan het (achteraf bezien) benauwende leven in de kerk waar ik vandaan kom. Het trekt mij juist om te werken met mensen die anders zijn dan ik. De eis was dat ik ook mijn predikantenexamen haalde, want de mensen in het Oude Westen, die het al zo vaak moesten doen met tweedehandjes, hadden recht op een pastoraal werker met alles erop en eraan, vond men. Zelf vond ik die status van predikant nooit nodig, maar dit was een goede reden om het examen toch te doen.
Hoewel ik eigenlijk vond dat ik moest wonen in de wijk waar ik werk, ben ik niet in het Oude Westen gaan wonen. Ik wist van mezelf dat ik moeilijk grenzen kan trekken. Hoe zou ik tegen iemand die mij op vrijdagavond in de supermarkt aanspreekt over zijn acute zorgen kunnen zeggen dat ik nu even niet aan het werk ben? Dus het werd het Oude Noorden. Toevallig een kneuterig buurtje met veel oude Nederlandse bewoners die bij mij aanbellen als om elf uur ’s avonds mijn fiets nog buiten staat. Mijn huis is heel erg klein, dus ik
De mensen in het Oude Westen, die het al zo vaak moesten doen met tweedehandjes, hadden recht op een pastoraal werker met alles erop en eraan.
142b / 62
denk wel eens aan verhuizen en dan kijk ik ook hier in de wijk rond. Ik werk hier nu elf jaar en maak me niet meer zoveel zorgen over die grenzen tussen privé en werk. Afstand nemen van mijn werk doe ik onder andere door sporten, dat is voor mij ontlading en ontspanning tegelijk. Verder ben ik één dag in de week predikant in de Bergsingelkerk en ik heb een eigen bedrijfje in rituelen voor rouwen en trouwen; dat doe ik altijd buiten Rotterdam.
Het wijkpastoraat komt voort uit De Jeugdhaven, het vroegere protestants-christelijke club- en buurthuiswerk in het Oude Westen. Er zijn ook wijkpastoraten in Middelland, Bloemhof, Oude Noorden, Lombardije en Hoogvliet. Samen hebben we als ‘Pastoraat Oude Wijken’ een bestuur dat administratieve zaken regelt en de werkers praten geregeld met elkaar over inhoudelijke thema’s, zoals momenteel de gevolgen van
herstructurering. Onze salarissen worden betaald door de kerken: mijn collega Jack door het bisdom en ik door de gereformeerde kerk. Daarnaast zijn er nog twee pastoraal werkers, Dineke en Joke, met kleine aanstellingen. Alle wijkpastoraten zijn zelfstandig en laten hun activiteiten bepalen door wat er op hen af komt. Er zijn hier een paar vaste activiteiten, ontstaan uit vragen en
Deze straat heeft echt een meerwaarde voor de stad, hij heeft de ideale mix van bewoners en dat zou zo moeten blijven.
142b / 63
initiatieven van mensen uit de buurt, want we bieden wel hulp maar geen activiteiten aan. Sinds dertig jaar is er op zondag buurtkerk. Veel kerkgangers wonen niet meer in het Oude Westen, maar willen zo contact met de buurt houden of vinden deze kerk het meest geschikt om hun kinderen in contact met het geloof te brengen. Op dinsdag en vrijdag zijn er gebedsdiensten van een Congolese kerkgemeenschap, die haar zondagskerkdienst in Odeon houdt. De voorganger Pi Roger woont hier
vlakbij, maar de bezoekers komen uit heel Rotterdam en wijde omgeving. Ze zitten hier omdat Jack hun taal spreekt, hij heeft twintig jaar als missionaris in Congo gewerkt, en omdat dit een centrale plek is. Er zitten in deze wijk veel kerken van immigranten. Als je op zondag door het Oude Westen loopt, hoor je uit verschillende huizen gebeden en gezangen klinken. Op vrijdagmiddag komt de Surinaamse ‘moedergroep’ Gado Tori bij elkaar om te zingen en een gebedsronde te houden. De groep is
ontstaan in de jaren zeventig en wordt nog steeds begeleid door oud-collega Bob ter Haar. Op woensdag kan men hier komen eten. Dat wordt geheel door vrijwilligers gerund, al gaat dat tegenwoordig wat moeizamer dan in het begin. Dinsdag komt een groepje vrouwen uit de wijk tekenen en schilderen en op vrijdagochtend zijn we uitdeelpunt van voedselpakketten. Onze eigen initiatieven waren vroeger op samenlevingsopbouw en
142b / 64
tegenwoordig meer op individuele ondersteuning gericht, op armoedekwesties en sociaal isolement. We richten ons dus op een specifieke groep bewoners van het Oude Westen: de mensen die het het minst makkelijk hebben. In de praktijk zijn het vaak mensen die door andere instellingen niet bereikt worden en de laatste jaren hebben we veel met illegalen en uitgeprocedeerde asielzoekers te maken. In de toekomst willen we ons nog meer op alleenstaande moeders richten. Mensen komen hier uit zichzelf naar toe en we zoeken bewoners op door veel op straat te zijn. Toen het eerste deel van de Zijdewindestraat gesloopt werd, heb ik uren op het bankje op het plein gezeten en zo contacten gelegd. We wilden weten wie er woonden, waar ze naar toe gingen en wat die verandering voor hen betekende. Mensen die mij herkennen als iemand van het wijkpastoraat spreken mij wel eens aan omdat ze zich zorgen maken over iemand in de straat. We merken dat de bewoners in deze wijk niet zomaar aan elkaar voorbij lopen, sommigen zien veel, maar ze weten niet altijd wat ze kunnen doen en zijn dan blij dat ze het bij ons neer kunnen leggen.
hij heeft de ideale mix van bewoners en dat zou zo moeten blijven. Er zou wel iets aan het onderhoud van de huizen moeten worden gedaan, want het is natuurlijk erg als er geen nieuwe geiser geplaatst kan worden omdat de keuken niet aan de veiligheidseisen voldoet. Het lijkt er soms op dat De Nieuwe Unie het een beetje laat schieten, dat ze het bijvoorbeeld niet de moeite vinden om te controleren op onderhuur, met het gevolg dat het soms uit de hand loopt. We zien hier en in de andere oude stukjes in het Oude Westen ook steeds meer Nieuwe Unie-gordijntjes hangen. Die huizen worden leeg gehouden omdat men er niet meer in wil investeren. Dan moet je niet gek opkijken als zo’n huis gekraakt wordt voor huisvesting van bijvoorbeeld uitgeprocedeerde asielzoekers. Door een actie van het interventieteam werd laatst een Chinese moeder met kind uit zo’n gekraakt huis gehaald. Dat was echt emotioneel, alle filmbeelden over razzia’s kwamen bij me naar boven, vertelde een collega. De overige bewoners van dat pand zitten nu zonder gas en licht, want de meter is ook weggehaald.
Ook de combinatie van wonen en bedrijvigheid maakt deze straat aantrekkelijk. De creativiteit In de Sint-Mariastraat hebben we ontstaat vaak in dit soort goedkope een paar zorgcontacten, maar we kennen ook een hoop mensen, ‘vrije pandjes, dat zie je door de hele stad, dus daar moet je zuinig op zijn. geesten’ noem ik ze wel, die zich prima zelf redden. Deze straat heeft Voor onszelf zou het een ramp zijn echt een meerwaarde voor de stad, als we hier weg zouden moeten of
veel meer huur zouden moeten gaan betalen. Want we krijgen onze salarissen wel van de kerk, maar alle andere kosten moeten uit giften en collectes betaald worden. En juist als hier veel gaat veranderen, is er voor ons een hoop te doen.
Jan van den Noort 144a / 65 Jan van den Noort leerde als kind en beoogd opvolger van een middenstander in een Brabants dorp iedereen op straat te groeten en dat doet hij nog steeds. Hij woont zesendertig jaar in het Oude Westen, waarvan twintig jaar in de Sint-Mariastraat. Hij stapelde diploma’s van de detailhandelschool, textielschool, de sociale academie en geschiedenis aan de Universiteit Leiden. Si nds de afronding van zijn proefschrift over het w hij als ontstaan van de Rotterdamse gemeentelijke bedrijven, erkt zelfstandig historicus en cartograaf. Dat doet hij vanuit huis: een tweede etage plus zolder. De Sint-Mariastraat zoals die nu is, past perfect bij zijn manier van leven en werken. Ik was 23 toen ik van een huisje met tuin in een Brabantse dorp naar een kraakhuis in de Gaffelstraat in Rotterdam verhuisde. Ik was getipt over het huis door een medestudent van de opleiding cultureel werk op de Rotterdamse sociale academie waaraan ik net begonnen was. Het was van een particuliere eigenaar, had jarenlang leeggestaan en tante Anna, de ogen en oren van de straat, had geen bezwaar tegen de kraakaktie. In die tijd, het was 1972, raakten zo verschillende huizen in het Oude Westen weer bewoond. Vaak werden ze later gekocht door de Maatschappij van Volkswoningen. Ik heb er vijftien jaar gewoond, tot de sloop, en kreeg toen vervangende huisvesting aangeboden. Ik wilde naar een oudbouwwoning, want ik wilde mijn woonlasten laag houden en renoveren deed ik liever zelf; en zo kwam ik ruim twintig jaar geleden
in de Sint-Mariastraat terecht. Na de verhuizing van mijn onderbuurvrouw kon ik de andere helft van de zolder erbij huren en daardoor de overloop bij mijn woning trekken. Mijn woning is tevens mijn werkplek. Ik ben een zelfstandig werkend historicus en cartograaf en ben heel veel thuis. Het was ooit de bedoeling dat ik de textielwinkel van mijn vader zou overnemen. Na een paar jaar gymnasium en HBS, waar ik door speelsheid niks van bakte, deed ik de detailhandelschool en daarna de textielschool in Tilburg. Ik vind de productie van textiel nog steeds geweldig, een door mensen gemaakt wonder, maar het was inmiddels 1968 en ik zat met mijn oude vrienden uit het dorp midden in de discussies over kapitalisme en imperialisme, dus ik ging natuurlijk geen bedrijf overnemen. Zeer tot
144a / 66
verdriet van mijn vader. Ik verhuisde van Tilburg naar Breda, want daar was het te doen, heb twee jaar allerlei baantjes gehad en begon toen met het basisjaar van de sociale academie in Breda. Daar werd ik al in het eerste jaar vanaf gestuurd, omdat ik de beloften over democratisering van het onderwijs te letterlijk nam. Een jaar later kon ik overstappen naar dezelfde opleiding in Rotterdam, de stad waar mijn ex-geliefde naar toe was verhuisd en waar ik dat fantastische Kralingse Popfestival had meegemaakt. Door de opleiding en mijn kraakwoning was ik al snel betrokken bij de Aktiegroep Het Oude Westen.
Studie en actiegroep liepen heel erg door elkaar, maar op den duur kwam mijn neiging om alles tot in de puntjes te organiseren in botsing met de onvermijdelijke chaos en privé-hobbies in een vrijwilligersorganisatie. Toen ik me realiseerde dat mijn organisatiedrift eigenlijk ook een soort privéhobby was, kreeg ik voor het eerst van mijn leven knallende hoofdpijn. Ik moest echt afstand nemen. Om toch betrokken te blijven, want de liefde was heel groot, heb ik voorgesteld om de geschiedenis van de Aktiegroep te schrijven, maar dat ketste af op wantrouwen. Ik stond ineens buiten, maar was ook in zekere zin bevrijd. Jaren later heb ik
in opdracht van de gemeente gezorgd voor de ordening en organisatie van de archieven van dertig bewonersorganisaties in Rotterdam. Want na de sociale academie ben ik geschiedenis gaan studeren aan de Universiteit Leiden, aangevuld met studie-onderdelen bij geografie, economie en maatschappijleer. Daarvoor moest ik een toelatingsexamen doen, want ik had geen middelbare schooldiploma. Dat lukte gelijk en ik vond het studeren en onderzoeken echt geweldig. Ik ben afgestudeerd op het ontstaan van het gemeentelijk elektriciteitsbedrijf en ben in 1990 gepromo-
144a / 67
Mijn werk beslaat inmiddels een breed terrein, al zit er vaak water in.
144a / 68
veerd op een proefschrift over de gemeentelijke bedrijvigheid in de negentiende eeuw in Rotterdam. Daarna heb ik een Rotterdamse wethouder benaderd en een opdracht binnengehaald om een boek over het GEB te schrijven. En zo ben ik als zelfstandige verder gegaan met geschiedenisonderzoek. Mijn werk beslaat inmiddels een breed terrein, al zit er vaak water in. Het is allemaal te vinden op en te downloaden van mijn website www.jvdn.nl. Daarnaast ben ik de initiatiefnemer en organisator van de halfjaarlijkse congressen van de landelijke Werkgroep Stedengeschiedenis; en van het comité Rotte-Dam dat een monument wil realiseren ter markering van de vierhonderd meter lange dam waarop in de dertiende eeuw de eerste Rotte-dammers zich vestigden. Die dam ligt er nog steeds, maar heet nu Hoogstraat.
bijna letterlijk- niet omheen kunt. Het zijn vluchtige, maar niet per sé luchtige ontmoetingen. Als iemand me iets vertelt, dan kan ik dat niet zomaar van me af laten glijden, ik voel me gauw verantwoordelijk.
sparen voor mijn oude dag. De Sint-Mariastraat zoals die nu is, is de perfecte omgeving voor de manier waarop ik leef en werk.
Van huis uit heb ik geleerd om iedereen te groeten. Mijn vader had een textielwinkel in het dorpje Made. De 10.000 inwoners waren allemaal potentiële klanten en daar moest ik beleefd tegen zijn van mijn ouders. Ik zei dus iedereen gedag, ook een heleboel mensen die ik niet kende, en dat doe ik nog steeds. Als mensen maar een beetje mijn kant uitkijken, dan groet ik ze. Hier in de wijk, maar ook als ik op de Lijnbaan loop, alleen loop ik daar veel minder.
Het lijkt of ik nauwelijks geworteld ben in deze wijk, want ik doe hier niks, behalve in mijn eigen huis, maar toch is het ‘mijn wijk’.
Het lijkt of ik nauwelijks geworteld ben in deze wijk, want ik doe hier niks, behalve in mijn eigen huis, maar toch is het ‘mijn wijk’. Dat Ik zit veel in de papieren, ik werk gevoel kan ik moeilijk benoemen, bijna altijd alleen en dat doe ik ook het heeft te maken met mijn het liefst. Ook sporten doe ik in geschiedenis met de actiegroep en mijn eentje: ik probeer minimaal met het feit dat ik hier al zo lang twee keer per week hard te lopen. woon en zoveel mensen ken. Mijn vriendin, met wie ik al 25 jaar Daardoor ben ik met allerlei een buitenwijkse lat-relatie heb, draadjes aan deze plek verbonden. sleept mij af en toe mee naar de Je kunt het vergelijken met een bioscoop of iets anders cultureels. Ik schimmel, die hecht zich zo ben erg op mezelf en ik vind dat ik microscopisch sterk aan materie dat slecht let op mensen in de straat. je die heel moeilijk wegkrijgt. Met Dat vind ik geen reclame voor een duurder huis op deze plek mezelf, maar dat is wel zo. Ik maak maakt men mij niet gelukkig. Want wel eens een praatje met mijn ik heb een onregelmatig inkomen, directe buren en met mensen die een opdracht binnenhalen kost vaak op straat zijn, waar je - soms soms veel tijd, en ik moet ook wat
Conclusies / 69
Van binnen naar buiten De vijftien bewoners en ondernemers van Sint-Mariastraat 106-146 die in dit boekje geportretteerd worden zijn 24 tot 66 jaar oud, hebben weinig tot zeer veel diploma’s, komen van het Friese en het Guinese platteland, van Rotterdam Zuid, de Josephstraat en van miljoenensteden, ze wonen twee tot twintig jaar in de straat, hebben beroepen als heftruckchauffeur, decorbouwer, portrettekenaar, predikant, ontwerper, historicus, filosoof, glazenwasser en kleermaker. Hoewel ze allemaal hun eigen unieke verhaal en kijk op hun woonomgeving hebben, zijn er ook een paar algemene conclusies te trekken over de relatie tussen hun levenswijze en cultureel kapitaal en de waarde en toekomstmogelijkheden van de straat. Een goede mix Het beleidsdoel is om in het Oude Westen een bredere mix van woningen en bewoners te realiseren. De woningvoorraad van Sint-Mariastraat 106-146 is ‘eenzijdig’, in de kleine woningen wonen veel alleenstaanden en nauwelijks kinderen. Volgens de geïnterviewden heeft de straat echter een goede mix van bewoners, namelijk voldoende ‘vrije geesten’ en ‘mensen die wat doen’ en een kleine minderheid van mensen die ‘ontsporen’. De aanwezigheid van geestverwanten en soortgenoten is een belangrijk pluspunt, ‘het wordt beter de laatste jaren’, maar ze verlangen niet naar een ons-soort-mensen-enclave. Enerzijds kunnen ze door etnische en religieuze grenzen heenkijken, we zijn allemaal ‘donkere mensen’, ‘gelovigen’, ‘immigranten’. Anderzijds zien ze de aanwezigheid van mensen die ‘anders’ zijn als aantrekkelijk kenmerk van de kosmopolitische stedelijkheid waar zij voor kiezen. De ‘mengelmoes van levenswijzes’ geeft levendigheid en kleur aan de straat en aan hun leven, en de ruimte en vrijheid om hun eigen leven te leiden. Herkenning en behulpzaamheid Ze hebben gekozen voor de stad én het centrum. Ze kennen maar een paar namen, ze houden zich niet bezig met ‘het wijkgebeuren’, hun leefwereld is veel groter dan het Oude Westen en hun toekomstfantasieën zijn wereldwijd. Als ze de straat een ‘dorp’ of ‘buurtje’ noemen, slaat dat op het vanzelfsprekende groeten waar geen Opzoomercampagne aan te pas is gekomen. De warmte (intimiteit?) en veiligheid van herkennen en herkend worden. ‘Na een maand wist iedereen dat dit mijn fiets is.’ Omdat ze de probleemetiketten van het Oude Westen niet als aantasting van hun sociale reputatie ervaren, staan ze tamelijk onbevangen tegenover onbekende en nieuwe buurtgenoten. Op vragen over onderlinge hulp reageren ze nogal kortaf. Ze kwamen moeilijk op voorbeelden, niet omdat ze nooit iets voor hun buren doen, maar omdat het voor hen vanzelfsprekende praktische reacties zijn op vragen en op wat ze om zich heen zien. En het mocht niet te uitgebreid in de tekst komen, want ze willen zichzelf niet als ‘moeder Theresa’ en hun buren niet als hulpbehoevend presenteren. Onbedoeld houden ze zo het common sense beeld van de individualistische stedelijke moderne samenleving in stand.
Conclusies / 72
Leven met lastpakken Ook de lastpakken zijn een moeilijk onderwerp. Er zijn twee of drie dealpanden en een trefpunt van dronkelappen in de straat en in deze gehorige huizen kan je ’s nachts ook last hebben van ruzierelaties en geestelijke onrust bij de buren. Ze klagen weinig, maar leven ermee en beschouwen de overlast als een onvermijdelijk minpunt van in het centrum wonen. Ze leven er niet allemaal en altijd langs. Ze maken contact, zien ook andere kanten aan de lastpak (‘Als hij niet dronken is, is het een lieve jongen.’) proberen soms te overleggen, te sturen en ze grijpen soms in. Uit zorgzaamheid en/of uit eigenbelang. En soms, als het te gortig wordt, trekken ze bij instanties aan de bel, met meer en minder resultaat. In de Sint-Mariastraat wonen veel mannen, dat maakt ook uit, voor hun vriendin (meestal een LAT-relatie) ligt het anders, zeggen sommigen. Verbeelding Achtergrond, culturele bagage en leeftijd zijn van invloed op levensweg en levensfase. Sommigen hebben kleine ontwikkelingsstappen gemaakt en moeten nog allerlei belemmeringen overwinnen, omdat ze in Nederland opnieuw moesten beginnen. Anderen hebben een indrukwekkende carrière gemaakt, maar niemand volgde een standaardroute en deed fanatiek aan loopbaanplanning. Ze hebben zijwegen bewandeld en drastische beroepsoverstappen gemaakt. Hun verhalen bevestigen de stelling dat leven niet kiezen is maar creëren. Inspelen op gelegenheden, kansen en zichzelf creëren. Hun belangrijkste culturele kapitaal is hun verbeelding en inventiviteit. Het vermogen om zich voor te stellen dat het ook anders kan. Muziek met filosofie verbinden, glazenwassen gebruiken als surftraining, om criminelen te begrijpen een opleiding voor wapenhandelaar volgen, een salsaschool in Singapore, festivals met telefoonoplaadgarderobes, met portrettekenen je rijst verdienen, op 21-jarige leeftijd de verantwoordelijkheid voor twee pleegkinderen nemen, zelfstandig wetenschap bedrijven, en op middelbare leeftijd nog schoonheidsspecialiste worden. Ze willen in beweging blijven en met 60 nog lang niet met pensioen. Niet jong, maar eeuwig jong! De keuze voor goedkoop wonen Sommigen hebben, al of niet legaal, een tijdje met een uitkering een opleiding gevolgd om zichzelf verder te ontwikkelen en sociaal-economisch vooruit te komen. Een goed inkomen is prettig, maar als het erop aankomt kiezen ze bijna allemaal voor het plezier van iets creëren, de kwaliteit van het werk, een goede vakman/vrouw zijn, interessante en zinvolle opdrachten. Daarom kiezen ze voor part-time banen, zelfstandig werken in combinatie met losse zelfstandigen zonder personeel-verbanden, kleinschalige gespecialiseerde bedrijven en persoonlijke werkrelaties. In veel gevallen betekent dat een bescheiden en/of onzeker inkomen. Goedkoop wonen biedt hen ‘vrijheid van leven’, de ruimte om het werkplezier voorop te stellen, zich verder te ontwikkelen, om nieuwe onzekere wegen in te slaan, om wendbaar te zijn, om even pauze te houden en de wereld in te reizen. De twintigers/dertigers hopen in de toekomst een stevigere
Conclusies / 73
financiële basis te hebben. ‘Ik ben nu 33, ze zeggen dat je het voor je 40e moet maken.’ De 40+ers houden rekening met - al dan niet zelfgekozen – slechtere economische tijden. Een huis waaraan je kunt knutselen Er zijn veel kritische opmerkingen gemaakt over de verwaarlozing en het leeghouden van de huizen door de woningcorporatie. Ze hechten niet aan de status van een ‘moderne keuken’ of chique meubilair, tweedehands kan ook, de schoonheid van eenvoudig en functioneel naast ingenieus timmerwerk. Met een ‘provisorische woonsituatie’ wordt een vastgelegde toekomst op afstand gehouden, maar de basis moet wel goed zijn en schilders moeten niet de opdracht krijgen om over het vermolmde hout heen te verven. Dat is vernederend, alsof niet alleen het huis maar ook zijzelf niet de moeite waard zijn. Het creëert onrust, want als de woningcorporatie niet meer investeert, dan wil ze blijkbaar slopen. En dat is zonde, want die oude ‘houten’ huizen zijn minder recht en strak en zijn makkelijker aan te passen aan de veranderingen in hun leven. Zelf grote investeringen doen in een huurhuis is voor de een vanzelfsprekender dan voor de ander. De toekomst van de mensen en de straat Sommigen willen in de Sint-Mariastraat in ongeveer hetzelfde huis blijven wonen. Dat zijn voornamelijk mensen met een zwakke financiële positie en 50+ers die emotioneel en praktisch vergroeid zijn met hun huis. Kopen is voor hen geen optie. Anderen weten niet waar ze over vijf jaar wonen, maar hebben wel interesse in kopen en het huis helemaal naar eigen inzichten indelen en inrichten en daardoor meer ruimte creëren. Twee huizen combineren is nog mooier als dat financieel op te brengen is. Een kluswoning, een cascowoning of iets meer basisvoorzieningen, dat is verschillend. Eén ding is zeker: als deze huizen worden vervangen door dure, rechte huizen zal de overgrote meerderheid van deze bewoners en ondernemers naar iets anders op zoek gaan en dat zullen ze niet in het Oude Westen vinden als voor die paar andere oude stukjes dezelfde beslissing genomen wordt. Goedkope, oude woningen nodig voor een brede mix Het standaard-idee is dat een wijk met veel sociale woningbouw meer dure (koop) woningen nodig heeft om een bredere mix of een sociaal-economisch gemengdere bevolkingssamenstelling te realiseren. De verhalen uit de Sint-Mariastraat laten zien dat de goedkope oude woningen daarin ook een functie hebben. Deze huizen zijn behalve voor ‘starters’ ook aantrekkelijk voor mensen die met hun ondernemingszin, inventiviteit, zelfoplossend vermogen, creativiteit, praktische behulpzaamheid, sociale redzaamheid, nieuwsgierigheid en openheid een open sociaal klimaat creëren, vanzelfsprekend zelf (fysiek en sociaal) investeren in hun huis en omgeving en die het deprimerende achterstandsverhaal van een wijk kunnen openbreken. Niet afschrijven dus, maar achterstallig onderhoud plegen en een gevarieerd aanbod van huren en kopen doen.
Colofon / 74
tekst: Joke van der Zwaard ontwerp: Karin ter Laak fotografie: Jaap de Maat drukwerk: drukkerij de Maasstad uitgever: Joke van der Zwaard Rotterdam 2008 Deze uitgave werd mede mogelijk gemaakt door Woonstad
Over de vormgeving Sint-Mariastraat 106-146 zijn oude, ‘knusse’ en scheve pandjes met originele gevels en prima verzorgd schilderwerk. Doordat het vrijwel identieke panden zijn, ontstaat een ritmiek in de straat. Het eigen karakter van ieder huis zit in een winkelraam, ornament op de deur en cactussen voor het raam. Doordat alles potdicht zit, omdat in de benedenhuizen de slaapkamers aan de voorkant zitten, heb je geen idee welke mensen in deze straat wonen. Met de klassieke smalle letter, de wieberende introductieteksten (gemaakt met scriptographer, www.scriptographer.com), de handgemaakte illustraties en de uitgeknipte fotokaders sluit het ontwerp van dit boek aan bij de identiteit van de straat. Dit zijn huizen waar de bewoners aan kunnen knutselen en dat doen ze ook. Ieder interview begint op de rechterpagina met een illustratie van het huis waarin niet veel van de bewoner wordt blootgegeven. Na het omslaan van de pagina zie je een foto van de woning van binnen naar buiten gefotografeerd. Bij een benedenwoning staat die foto onderaan de pagina, bij een bovenwoning bovenaan. De portretten zijn op straatvolgorde achter elkaar gezet, de straatnummers zijn in de paginanummers verwerkt. De inhoudsopgave bestaat uit illustraties van de huizen van de geïnterviewden op een rij, zonder dat je weet wie er woont. Achterin het boek, inmiddels kent de lezer de bewoners, zit een overzicht van de woningen van binnen naar buiten gefotografeerd.
Vijftien portretten van bewoners en ondernemers laten zien dat ook de allergoedkoopste woningen en bedrijfsruimtes nodig zijn om de zo gewenste bredere sociaal-cultureel-economische mix in wijken met veel sociale woningbouw te realiseren. Weinig vaste inkomens, maar een kostbare concentratie van zelfoplossend vermogen, praktische behulpzaamheid, leergierigheid, nieuwsgierigheid, openheid, verbeeldingskracht, creativiteit, eigenzinnigheid, doorzettingsvermogen, diploma’s en certificaten, vakman/vrouw-schap en ondernemingszin. Een inkijkje en een discussiestuk in tekst en beeld voor het Oude Westen en de rest van Rotterdam.
ISBN 978-90-79880-01-0
9 789079 880010