Investeren in het sociaal kapitaal van morgen De toekomst van voor- en vroegschoolse educatie in Hollands Kroon
Augustus 2014
0
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ................................................................................................................................................ 1 1. Inleiding ....................................................................................................................................................... 2 2. Visie op de ontwikkeling van het jonge kind ............................................................................................... 3 3. De wet en de doelgroep .............................................................................................................................. 4 4. Financiële kaders ......................................................................................................................................... 6 5. Scenario’s .................................................................................................................................................... 8 6. Conclusies .................................................................................................................................................... 9 Bijlage – geboorteaantallen Hollands Kroon ................................................................................................. 11 Bijlage – het Integraal Kindcentrum .............................................................................................................. 12 Bijlage – visie peuterspeelzalen .................................................................................................................... 14
1
1. Inleiding 1.1 Waarom dit document? Er verandert veel in de wereld van onze jongste inwoners. Deze wereld ontwikkelt zich, net als de kinderen zelf, razendsnel. Met de Wet OKE1, die in juli 2010 is aangenomen, heeft het rijk een stap gezet in het gelijktrekken van de regels voor voorschoolse voorzieningen (peuterspeelzalen en kinderdagverblijven). De volgende stap is inmiddels ook al aangekondigd: een landelijke stelselwijziging die ervoor zorgt dat ook de laatste verschillen tussen peuterspeelzalen en kinderdagverblijven worden weggenomen. Dit proces staat bekend als de harmonisatie van voorschoolse voorzieningen. Daarnaast zijn er omvangrijke operaties op landelijk niveau, zoals de ontwikkeling van passend onderwijs, de decentralisatie van de jeugdzorg en de ontwikkeling van Integrale Kindcentra (zie bijlage). Deze ontwikkelingen hebben veel raakvlakken met de zaken die in dit document worden beschreven. In dit visiedocument houden we rekening met die ontwikkelingen, maar gaan we specifiek in op een belangrijk onderwerp: de Voor- en Vroegschoolse Educatie of VVE. 1.2 VVE in Hollands Kroon Op het gebied van VVE is er in Hollands Kroon veel gebeurd en gezegd. Positief is de totstandkoming van een VVE-convenant in 2013, waarin de inhoudelijke afspraken over VVE tussen de gemeente, het onderwijs, de kinderopvang en de peuterspeelzalen zijn vastgelegd. Een ander veelbesproken onderwerp was de financiering van de voorschoolse voorzieningen vanuit de gemeente en de bezuinigingen op het peuterspeelzaalwerk. Sinds de fusie is er ieder jaar bezuinigd op de subsidie aan het peuterspeelzaalwerk en zoals de situatie nu is, is er vanaf 2016 helemaal geen budget meer beschikbaar voor het reguliere peuterspeelzaalwerk. De gemeenteraad van Hollands Kroon heeft bij het opnemen van de bezuiniging op het peuterspeelzaalwerk in de meerjarenbegroting een opdracht meegegeven. Bij amendement heeft de raad opgedragen om "van het college ter besluitvorming te ontvangen een visie waarin wordt aangegeven hoe het college de indicatie en uitvoering van VVE in de toekomst wil inrichten." Met dit document komen wij aan die opdracht tegemoet. Dit document bevat onze visie op hoe de uitvoering van VVE vorm kan krijgen, rekening houdend met de wettelijke kaders, de beschikbare middelen en de nieuwe ontwikkelingen vanuit het rijk.
1
OKE staat voor Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie
2
2. Visie op de ontwikkeling van het jonge kind 2.1 Het jonge kind van nu is het sociaal kapitaal van morgen Nederland is een land waar welzijn, actief burgerschap en economische voorspoed hoog in het vaandel staan. Globalisering, informatisering en demografische ontwikkelingen vragen veel van de Nederlander van de toekomst. Wij moeten meer dan ooit over culturele en sociale grenzen heen kunnen samenwerken en samenleven. De jongste generaties moeten blijven leren, wil Nederland zijn bevoorrechte positie in de wereld blijven behouden. De samenleving heeft al het potentieel van de nieuwe generatie nodig. De hoge welvaartsstandaard waarin we leven is niet vanzelfsprekend. Daarvoor zijn investeringen nodig. Die investeringen zijn het meest rendabel wanneer we vroeg starten. Onderzoek2 wijst uit dat de ontwikkeling van het potentieel van ieder mens al bij de geboorte begint. Het jonge brein ontwikkelt zich in ongekend tempo, afhankelijk van de interactie met de directe omgeving, en met name de opvoeders. Een goede pedagogische begeleiding in de periode van 0 tot 6 jaar legt de basis voor later schoolsucces en de maatschappelijke carrière. Er gaat bovendien een preventieve werking uit van een aanbod aan het jonge kind. Economische studies3 wijzen uit dat de ‘return on investment’ hoog is. Voorzichtige schattingen geven aan dat iedere euro die we investeren in de vroege ontwikkeling van het kind, de samenleving op de lange termijn het viervoudige bespaart. In een toekomst waarbij de gemeente, direct of indirect, de verantwoordelijkheid draagt voor kinderen die extra ondersteuning nodig hebben (denk aan de ontwikkelingen op het gebied van de jeugdzorg en het passend onderwijs), wordt investeren in preventie nog belangrijker dan het al was. 2.2 Visie Hollands Kroon In een ideale wereld bieden we alle kinderen een preventieve en integrale aanpak, gericht op het kind en zijn/haar omgeving. Dit is een visie die Hollands Kroon graag onderschrijft: gelijke kansen voor ieder kind en een thuisnabij aanbod dat gericht is op een optimale ontwikkeling. Gelijke kansen voor ieder kind is helaas ook een utopie. Er zullen altijd verschillen bestaan in de wijze waarop kinderen in hun ontwikkeling worden gestimuleerd. Niet iedere ouder zal er bijvoorbeeld voor kiezen om gebruik te maken van een voorschoolse voorziening. We moeten ouders (blijven) verleiden om te investeren in de ontwikkeling van hun jonge kind. Daarbij zetten we de beschikbare middelen in waar ze het hardst nodig zijn. In een tijdperk waarin middelen beperkt zijn en bezuinigingen noodzakelijk om een sluitende begroting te behouden, kunnen we niet voor alle kinderen een aanbod financieren. Maar Hollands Kroon neemt haar verantwoordelijkheid voor alle kinderen die extra ondersteuning nodig hebben. We investeren bij deze kinderen niet alleen in taalontwikkeling, maar ook in rekenkundige, motorische en sociaal-emotionele vaardigheden. Deze brede doelgroep is het uitgangspunt voor het door de gemeente gefinancierde (VVE) aanbod. In de volgende hoofdstukken geven we een nadere beschrijving van de VVE-doelgroep, welke scenario’s er zijn om deze kinderen in hun ontwikkeling te helpen en welke keuzes wij daarin maken. 2
Er is een overvloed aan onderzoeken naar de ontwikkeling van jonge kinderen. Enkele belangrijke onderzoeken (niet-uitputtend bedoeld) zijn: National Scientific Council on the Developing Child, Center on the developing child, Harvard University (2008); Proceedings of the National Academy of Sciences, Nieuw Zeeland (2011); The early catastrophe, Education Review, Hart & Risley (2003); Relation between Language Experiences in preschool classrooms and children’s kindergarten and fourt-grade language and reading abilities, Dickinson & Porche (2011); Effective Early Childhood Educating Programs: A Systematic Review, Chambers, Cheung, Slavin, Smith & Laurenzano (2010). 3 Ook hier een niet-limitatieve opsomming: Starting Strong II: Early Childhood Education and Cares (2006) en Starting Strong III: A Quality Toolbox for Early Childhood Education and Care (2012); SEO-onderzoek “De Waarde van Kinderopvang” (2011).
3
3. De wet en de doelgroep De Wet OKE stelt eisen aan de gemeente voor de organisatie en uitvoering van het VVE-beleid. De wet geeft de gemeente de verantwoordelijkheid om een dekkend en kwalitatief hoogwaardig aanbod van voorschoolse educatie te organiseren met een doorlopende leerlijn naar de vroegschoolse educatie in het basisonderwijs. 3.1 Een dekkend aanbod Gemeenten moeten een VVE-programma aanbieden aan alle kinderen die dat nodig hebben. Welke kinderen dat zijn, hangt af van de omschrijving van de doelgroep. Gemeenten zijn – binnen bepaalde grenzen – vrij om hun VVE-doelgroep te definiëren. Hollands Kroon hanteert de volgende doelgroepdefinitie: De beide ouders/verzorgers of de ouder/verzorger die belast zijn/is met de dagelijkse verzorging hebben/heeft minder dan twee jaar vervolgonderwijs genoten na het basisonderwijs (conform de gewichtenregeling van het primair onderwijs). Geen van de ouders of regelmatige verzorgers in het gezin spreekt meer dan 50% Nederlands tegen het gezin. De ouders nemen deel aan een inburgeringtraject. De betrokken deskundige ziet op basis van een omgevingsanalyse risico met betrekking tot achterstand in één of meerdere ontwikkelingsgebieden (motorische ontwikkeling, sociaal-emotionele ontwikkeling, zelfredzaamheid) bij het kind die van invloed zijn op de spraaktaal ontwikkeling. Dit kan berusten op andere factoren in het gezin of bij het kind. Een dekkend VVE-aanbod zou in Hollands Kroon minimaal een aanbod in de volgende kernen betekenen: Dorpskern Wieringerwaard Breezand Anna Paulowna Kreileroord Slootdorp Wieringerwerf Middenmeer Hippolytushoef Oosterland/Den Oever Barsingerhorn/Kolhorn ‘t Veld Winkel/Nieuwe Niedorp
Kinderdagverblijf aanwezig X X X X Plannen voor start nieuw KDV X X Vanaf 2015 X Plannen voor start nieuw KDV X
Peuterspeelzaal aanwezig X X X X X X X X X X X X
3.2 Een volwaardig aanbod De wet stelt ook eisen aan de inhoud van het aanbod van VVE. De eisen zijn: Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week aangeboden op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. Voor de voorschoolse educatie wordt een breed programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. Op een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot maximaal 16 kinderen (groter mogen de groepen niet worden) staan dus twee beroepskrachten.
4
De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie. De houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden.
3.3 Doorgaande leerlijn en resultaatafspraken vroegschoolse educatie Gemeente, schoolbesturen, peuterspeelzalen en kinderopvang zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de afstemming tussen voor- en vroegschoolse educatie en het waarborgen van de doorgaande leerlijn. De gemeente moet bovendien met de schoolbesturen afspraken maken over de resultaten van vroegschoolse educatie. Overleg over de inhoud van dit soort afspraken vindt normaliter plaats in het LEA; het overleg over de Lokale Educatieve Agenda. Alle afspraken die er in Hollands Kroon op dit gebied zijn, zijn vastgelegd in een VVE-convenant. Dit convenant is op 14 maart 2013 door alle partijen ondertekend. Bij het convenant zijn diverse bijlagen ontwikkeld die gedetailleerd beschrijven hoe kinderen in hun ontwikkeling worden gevolgd, hoe de overdracht plaatsvindt en welke rollen de deskundigen in de voorscholen en het basisonderwijs hebben. 3.4 De doelgroep De grootte van de VVE-doelgroep werd tot nu toe becijferd op ongeveer 60 kinderen per jaar. De verdeling van de doelgroep, als afgeleide van de gewichtenregeling van het basisonderwijs4, is als volgt: W'waard 2012 2013
2012 2013
Breezand 3 7
AP 5 5
Kreileroord W'werf 14 3 15 5
Hippolytush. Oosterland Bars.horn Kolhorn 1 1 4 4 3 4
Slootdorp M'meer 6 1 4 8 2 6
O Niedorp 3 2
t Veld 1 0
2 2
Winkel/NN 13 9
Zowel de voorschoolse voorzieningen als de GGD (die de kinderen ziet op het consultatiebureau) hebben aangegeven dat de werkelijke omvang van de doelgroep groter is. Uitgaande van de huidige definitie wordt de doelgroep geschat op ongeveer 110 kinderen per jaar. Het belang van een dekkend en volwaardig aanbod wordt hiermee dus groter. Overigens profiteren niet alleen doelgroepkinderen van een VVE-aanbod. Het aanbod vindt plaats op groepsniveau, waardoor de gehele groep van doelgroep- en niet-doelgroepkinderen in haar ontwikkeling wordt gestimuleerd. Idealiter – voor een zo groot mogelijk rendement van VVE – is de verhouding tussen doelgroep- en niet-doelgroep kinderen 30 respectievelijk 70 procent.
4
De gewichtenregeling geeft basisscholen recht op aanvullende financiering, gerelateerd aan het aantal kinderen met een gewicht. Of een kind een gewicht krijgt toegekend, hangt af van het opleidingsniveau van de ouders. Met het geld moeten scholen de theoretische onderwijsachterstand van het kind kunnen wegwerken. De gewichtenregeling vormt de basis voor het vaststellen van het minimale aantal te bieden VVE-plaatsen in de voorschoolse periode.
5
4. Financiële kaders 4.1 Beschikbaar budget Uitgaande van de huidige (meerjaren)begroting is het beschikbare budget voor VVE als volgt: Structureel in de begroting voor VVE: Resterend budget peuterspeelzaalwerk: Vrijgevallen budget ISD-doelgroep: Totaal beschikbaar voor VVE:
€ 226.152 € 30.798 € 29.779 € 286.729
4.2 Kostprijs per uur Tijdens de ontwikkeling van dit document zijn verschillende kostprijzen berekend en verzameld, met als doel een zo realistisch mogelijke kostprijs per VVE-plaats vast te stellen. Er bleek een duidelijk onderscheid tussen de kostprijzen vanuit het peuterspeelzaalwerk en de kostprijzen vanuit de kinderopvang. De kostprijs vanuit het peuterspeelzaalwerk is berekend op € 8,50 per uur. De kostprijs voor VVE in de kinderopvang is berekend op € 6,50 per uur. In beide situaties gaan we uit van een aanbod van 10 uur per kind per week, 40 weken per jaar. De kosten voor een VVE-plaats in het peuterspeelzaalwerk liggen hoger dan die van de kinderopvang. Dat heeft te maken met het feit dat peuterspeelzalen hun overhead over minder uren aanbod kunnen spreiden. Een aanbod in het peuterspeelzaalwerk is van oudsher 2 dagdelen per week, met gemiddeld 3 uur per dagdeel. Nu moet een VVE-aanbod per kind minimaal 10 uur omvatten, maar dan nog moeten er voldoende andere (niet-doelgroep)kinderen zijn om een peuterspeelzaal rendabel te kunnen exploiteren. Bij een kinderdagverblijf is de situatie anders. De kinderopvangaanbieders van Hollands Kroon hebben aangegeven de VVE-kinderen te kunnen plaatsen binnen al bestaande peutergroepen van de (halve en hele) dagopvang. Zij kunnen het aanbod daarom doen voor hun reguliere kostprijs. 4.3 Aanvullende kosten De kostprijs per uur dekt niet de gehele lading. Er worden voor VVE aanvullende kosten gemaakt die niet in de reguliere kostprijs zitten. Dat zijn bijvoorbeeld de extra uren die leidsters investeren in het contact met de ouders of in verplichte trainingen en deskundigheidsbevordering. De aanvullende kosten zijn vastgesteld op € 360 per VVE-plaats. De totale kosten van het VVE-aanbod zijn dus: In het peuterspeelzaalwerk: € 8,50 * 10 uur * 40 weken + € 360 In de kinderopvang: € 6,50 *10 uur * 40 weken + € 360
per kindplaats totaal (110) € 3.760 € 413.600 € 2.960 € 325.600
Het is wenselijk dat de VVE-doelgroep wordt geïndiceerd door een externe, objectieve partij. Dit om te voorkomen dat de ‘slager zijn eigen vlees’ keurt. De GGD, of liever gezegd het consultatiebureau, ziet vrijwel alle kinderen op een aantal vaste momenten in hun ontwikkeling. Zij is daarom een logische partij om te betrekken bij de indicering en toeleiding van doelgroepkinderen. Een bijkomend voordeel is dat wanneer de sociale wijkteams actief worden en het consultatiebureau daar onderdeel vanuit gaat maken, de indicering en toeleiding eenvoudig bij de wijkteams kan worden ondergebracht. De kosten die de GGD maakt voor het indiceren en toeleiden van doelgroepkinderen naar de VVEplaatsen in de voorschoolse voorzieningen, worden geschat op € 8.000 per jaar.
6
4.4 Inkomensafhankelijke ouderbijdrage De kosten van VVE worden niet geheel door de gemeente gedragen. Ouders betalen een bijdrage om hun kind deel te laten nemen aan VVE. Tot dusver was dit een vaste lage ouderbijdrage, die los stond van het inkomen van de ouders. In een geharmoniseerde voorziening waarbij iedereen een inkomensafhankelijke bijdrage betaalt, is het echter niet voor de hand liggend om een vaste lage bijdrage te handhaven. We gaan daarom in het nieuwe model uit van een inkomensafhankelijke bijdrage voor VVE. Daarbij volgen we het model van de VNG (zie hieronder het overzicht van de toetsingsinkomens en de daaraan gekoppelde ouderbijdragen per uur).
Als we uitgaan van een gemiddelde ouderbijdrage van € 1,00 per uur (het gemiddelde bij een gezin met twee kinderen met een inkomen net onder modaal), dan zijn de opbrengsten uit ouderbijdragen € 400 per VVE-plaats (€ 1,00 * 10 uur * 40 weken). Bij 110 doelgroepkinderen zijn de opbrengsten dus € 44.000. Hierbij gaan we uit van de situatie dat de ouders van doelgroepkinderen geen recht hebben op toeslag van de Belastingdienst en dat zij voor de volledige 10 uur een bijdrage betalen. 4.5 Kosten minus opbrengsten De kosten van het VVE-aanbod, minus opbrengsten uit ouderbijdragen, worden als volgt geschat: In het peuterspeelzaalwerk: € 413.600 + € 8.000 - € 44.000 € 377.600 In de kinderopvang: € 325.600 + € 8.000 - € 44.000 € 289.600 Bij een beschikbaar VVE-budget van € 286.729 zijn de geschatte tekorten: In het peuterspeelzaalwerk: € 286.729 - € 377.600 In de kinderopvang: € 286.729 - € 289.600
-/- € 90.871 -/- € 2.871
4.6 Alternatieve berekeningen De bovenstaande berekening is gebaseerd op een aantal aannames. De werkelijke uitgaven zullen afhangen van de toekomstige werkwijze en de draagkracht van de ouders van de VVE-doelgroep. De peuterspeelzalen hebben in hun visiedocument een ander scenario uitgewerkt, met een andere begroting tot gevolg. Dit scenario bespreken we in het volgende hoofdstuk.
7
5. Scenario’s Hieronder beschrijven wij drie scenario’s die onderwerp van gesprek zijn geweest in de voorbereidingen van dit visiedocument. 5.1 Scenario peuterspeelzalen Op 30 mei 2014 hebben de peuterspeelzalen gezamenlijk een visie ingediend. Dit document is als bijlage toegevoegd. Samengevat bevat het document de volgende uitgangspunten: - Het voortbestaan van peuterspeelzalen (weliswaar in de vorm van peuteropvang5) is noodzakelijk voor een dekkend en volwaardig VVE-aanbod. - De subsidie vanuit de gemeente mag om die reden niet worden beperkt tot de bekostiging van VVE, maar moet ook behouden blijven voor een aanbod aan kinderen van ouders zonder recht op toeslag. - De kosten hiervoor bedragen jaarlijks € 70.000 bovenop het beschikbare budget vanaf 2016. Voor dit budget blijft het VVE-aanbod grotendeels binnen de peuterspeelzalen en blijft een aanbod van peuterspeelzaalwerk (2 keer 3 uur per week) beschikbaar. De huidige financiële kaders zullen ertoe leiden dat de peuterspeelzalen in 2016 niet meer kunnen overleven. De peuterspeelzalen wijzen hier zelf ook nadrukkelijk op en geven aan voor een structurele extra subsidie wel te kunnen overleven, mits ook het grootste deel van de VVE-subsidie bij de peuterspeelzalen besteed blijft. 5.2 Scenario kinderopvang De wens om een aanbod voor ieder kind beschikbaar te houden, wordt gedeeld door de kinderopvang. De kinderopvang heeft echter moeite met de wijze waarop de peuterspeelzalen het aanbod willen organiseren en pleit voor een model waarin zij net zoveel kans krijgt om een VVE-aanbod te organiseren als de peuterspeelzalen. Dit model gaat uit van een volledige open markt, waarbij iedere aanbieder evenveel recht heeft op financiering. In dit model volgt het geld het kind (kindplaatsfinanciering) en moeten peuterspeelzalen zich omvormen naar volwaardige kinderdagverblijven om te kunnen overleven. Het model van de kinderopvang gaat, net als de visie van de peuterspeelzalen, uit van een aanbod voor ieder kind. De Belastingdienst keert toeslag uit aan de ouders die daar recht op hebben. De overige kinderen (VVE-kinderen en kinderen van ouders zonder recht op toeslag) vallen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. De aanbieder int bij de ouders van deze groep (inkomensafhankelijke) ouderbijdragen, de gemeente financiert het resterende deel tot aan een vastgesteld maximum. 5.3 Scenario: gemeente financiert alleen VVE Het model uit de kinderopvang is ook mogelijk in een vorm waarbij alleen een VVE-aanbod wordt bekostigd. Het verschil is dat de gemeente alleen financiële steun biedt ten behoeve van de VVEdoelgroep en niet voor peuters zonder indicatie. Voor het grootste deel van de ouders vormt dit geen probleem; zij kunnen immers een beroep doen op kinderopvangtoeslag. Voor de ouders zonder recht op toeslag (de zogenaamde ‘kostwinnersgezinnen’) verdwijnt echter een door de gemeente gefinancierd aanbod. Naar schatting betreft het zo’n 15% van de huidige peuterspeelzaal-populatie, ongeveer 60 kinderen per jaar. In tegenstelling tot de andere twee modellen past dit model, mits georganiseerd in de kinderopvang, binnen de budgettaire kaders die we in het vorige hoofdstuk schetsten. Bij dat budget is de toeleiding en indicering door het consultatiebureau ook inbegrepen.
5
Peuteropvang is een aanbod van peuterspeelzaalwerk, maar dan onder de Wet kinderopvang. Deze wijze van organiseren biedt ouders – in tegenstelling tot bij het traditionele peuterspeelzaalwerk – de mogelijkheid om kinderopvangtoeslag aan te vragen, wanneer zij beide werken of om een andere reden aan de vereisten voldoen. De kosten van het aanbod worden daardoor voor een groter deel door de ouders gedragen (via de toeslag) en voor een kleiner deel door gemeentelijke subsidie.
8
6. Conclusies In de vorige hoofdstukken hebben we beschreven wat ons ideaalbeeld is, maar ook wat we haalbaar achten wanneer het gaat over het organiseren van een – door de gemeente gefinancierd – aanbod voor jonge kinderen. In dit hoofdstuk sluiten we af met een conclusie op basis van deze informatie en motiveren we onze keuze die daaruit voortvloeit. 6.1 Scenario ‘door de gemeente gefinancierd VVE-aanbod in de kinderopvang’ We kiezen voor het volgende scenario: - de gemeentelijke financiering blijft beperkt tot de VVE-doelgroep, - de financiering is op basis van kindplaatsen, inkomensafhankelijk, voor het uurtarief uit de kinderopvang en met een vaste extra bijdrage per kindplaats om de extra kosten van VVE te dekken, - het consultatiebureau verzorgt – in samenwerking met de aanbieders – de indicering en toeleiding van de doelgroep, - ouders betalen de inkomensafhankelijke ouderbijdrage voor het gehele aanbod van 10 uur, - ouders met recht op toeslag vragen deze aan voor het volledige aantal uren dat zij gebruik maken van de kinderopvang, - ouders zonder recht op toeslag of ouders die niet voor het volledige VVE-aanbod toeslag krijgen, komen in aanmerking voor gemeentelijke compensatie, - de financiering vindt plaats in een open markt: iedere aanbieder met een aanbod dat voldoet aan de wettelijke eisen en de aanvullende afspraken binnen Hollands Kroon, maakt aanspraak op financiering voor VVE-plaatsen. 6.2 ‘een aanbod voor ieder kind’ versus ‘een aanbod voor de VVE-doelgroep’ Uit het overleg met de betrokken partijen bleek dat het meeste draagvlak bestaat voor een aanbod voor ieder kind. Met name de peuterspeelzalen hebben ervoor gepleit dat het gesubsidieerde aanbod zich niet beperkt tot de VVE-doelgroep, maar ook blijft bestaan voor kinderen van ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. De peuterspeelzalen hebben aangegeven dat in ieder ander scenario een faillissement van de peuterspeelzalen niet te voorkomen is. Echter, het doel van gemeentelijke financiering is niet (meer) het in stand houden van een voorziening, maar het zo efficiënt mogelijk organiseren van een ontwikkelingsgericht aanbod voor het jonge kind. In hoofdstuk 2 hebben wij aangegeven dat wij een visie waarin een aanbod voor ieder kind beschikbaar is, graag onderschrijven. We constateren echter ook dat de beschikbare middelen slechts ruimte bieden voor een aanbod aan de VVE-doelgroep. Als we uitgaan van een aanbod voor 110 kinderen – in plaats van het huidige aantal van ongeveer 60 – is het VVE-aanbod alleen betaalbaar wanneer het in de kinderopvang wordt georganiseerd, onder de hierboven genoemde voorwaarden. 6.3 Bezuinigen en toch een dekkend en volwaardig aanbod? Tijdens de behandeling van de begroting 2014 is VVE een belangrijk onderwerp van gesprek geweest. De opdracht vanuit de raad om een VVE-visie te maken, werd ingegeven vanuit het voorstel om € 200.000 te bezuinigen op het budget voor regulier peuterspeelzaalwerk. Omdat in de huidige situatie VVE voor het belangrijkste deel wordt uitgevoerd binnen het peuterspeelzaalwerk, is het nodig om een andere koers te varen wanneer dat budget wordt wegbezuinigd. De toekomst van deze voorziening is dan immers niet meer gegarandeerd. Er is echter een model denkbaar is dat binnen de kinderopvang kan worden uitgevoerd. Dat is het model dat wij in hierboven hebben uitgeschreven. 6.4 Overeenkomsten en verschillen Het door ons beschreven VVE-model heeft een aantal overeenkomsten met de modellen die de peuterspeelzalen en de kinderopvang hebben voorgesteld. Het gaat, net als bij de andere scenario’s, uit
9
van het principe dat het aanbod zoveel mogelijk thuisnabij wordt georganiseerd (een dekkend aanbod), aan alle wettelijke eisen voldoet (een volwaardig aanbod), de VVE-doelgroep wordt uitgebreid ten opzichte van het huidige aantal en dat doelgroepkinderen en niet-doelgroepkinderen samen in een groep zitten (voor een zo hoog mogelijk rendement van VVE). Het model gaat ook uit van een open markt met keuzevrijheid voor ouders. Het grootste verschil is dat een groep kinderen (peuters) die nu nog een gesubsidieerd peuterspeelzalenaanbod krijgt (2 dagdelen per week, ongeveer 3 uur per dagdeel), daar straks geen aanspraak meer op maakt. Het is de vraag of ouders van deze groep kinderen besluiten om gebruik te gaan maken van alternatieve, formele opvang (kinderdagverblijf of gastouder), of dat deze kinderen thuis of bij familie worden opgevangen. Wanneer kinderen thuisblijven als gevolg van de bezuinigingen op het peuterspeelzaalwerk, zijn daar vanuit pedagogisch oogpunt bezwaren tegen aan te voeren. We moeten ons echter realiseren dat het huidige aanbod ook niet 100% dekkend is. De discussie over de negatieve gevolgen van bezuinigen op het peuterspeelzaalwerk, is intensief gevoerd bij de behandeling van de begroting 2014 en later nog eens bij het verzoek om het bijstellen van de bezuiniging op peuterspeelzaalwerk, in maart 2014. Dit heeft geleid tot uitstel, maar geen afstel, van de bezuinigingen op het peuterspeelzaalwerk. We menen daarom er goed aan te doen om de budgettaire beperkingen als een vaststaand gegeven te beschouwen en de uitvoering van het VVE-aanbod hierop aan te passen. 6.5 Tot slot Met dit visiedocument is het kader rondom de uitvoering van VVE beschreven. Het is echter nog maar het begin van een nieuw stelsel, dat op details nader uitgewerkt moet worden. Na het raadsbesluit tot het vaststellen van dit visiedocument zullen wij de volgende stappen nemen (niet-uitputtend): - het voeren van vervolggesprekken met de aanbieders die in het nieuwe stelsel een rol willen spelen in de uitvoering van VVE, - het maken van concrete afspraken over werving en toeleiding met het consultatiebureau, - het maken van concrete afspraken over de samenwerking tussen het consultatiebureau en de voorschoolse voorzieningen, - de afspraken over de samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het onderwijs opnieuw tegen het licht houden en waar nodig wijzigen of aanvullen, - het voortzetten van de afbouw van de subsidie aan het peuterspeelzaalwerk, - het ontwikkelen van een verordening en beleidsregels die de uitvoering van VVE in detail vastleggen, - het aanpassen van de huidige afspraken in het VVE-convenant aan het nieuwe model. Naar verwachting is dit een traject van minimaal een jaar. Het doel is om uiterlijk op 1 januari 2016 van start te gaan met het nieuwe stelsel voor de uitvoering van VVE.
10
Bijlage – geboorteaantallen Hollands Kroon
Gemeente Wieringen Niedorp Anna Paulowna Wieringermeer
1999 101 154 200 140 595
2000 94 152 206 156 608
2001 112 170 201 172 655
2002 83 160 187 171 601
2003 111 146 184 158 599
2004 90 139 159 156 544
2005 97 164 153 137 551
Gemeente Wieringen Niedorp Anna Paulowna Wieringermeer
2007 81 116 157 138 492
2008 90 146 161 140 537
2009 88 112 150 145 495
2010 77 136 130 136 479
2011 81 110 147 132 470
2012 72 132 128 124 456
2013 76 104 97 117 394
2006 94 146 148 167 555
Verloop geboorteaantallen Hollands Kroon
11
Bijlage – het Integraal Kindcentrum Aanleiding voor ontwikkeling concept Integrale Kindcentra De positie van de school verandert. Dit vindt zijn oorzaak in een verscheidenheid aan ontwikkelingen, zoals veranderingen in gezinssamenstelling en gezinsleven, sociaal-economische ontwikkelingen (zoals stijging van arbeidsparticipatie, in het bijzonder onder vrouwen, afname van baanzekerheid, stijging van kosten van levensonderhoud), globalisering en veranderende politieke en economische verhoudingen. Dit soort ontwikkelingen leidt tot een andere kijk op de functie van de school. Diverse partijen zijn op zoek naar een ideale combinatie tussen onderwijs, opvoeding, opvang en sociale participatie. In die zoektocht is het concept van het Integraal KindCentrum, of IKC, ontstaan. Kenmerken van een IKC Het IKC heeft (idealiter) de volgende kenmerken6: - Het IKC heeft één organisatie, één locatie, één aanspreekpunt, één team en één management. - De taak van het IKC omvat basisonderwijs, vormen van opvang en vrijetijdsmogelijkheden. - Er is multidisciplinaire samenwerking, afstemming en integratie tussen deze taakgebieden. - De verstandhouding, relatie en communicatie tussen professionals van het IKC met ouders/verzorgers heeft een wederzijds verplichtend karakter. - Het IKC is gehuisvest in een multifunctioneel semipubliek en veilig gebouw met plein. - Het IKC biedt ruime openingstijden. - Het IKC is maatschappelijk ingebed en verweven met de omgeving. - De pedagogische opdracht omvat enerzijds de persoonlijke ontwikkeling van kinderen en anderzijds de socialisatie in het IKC zelf, de wijk en de maatschappij. - Het onderwijs maakt gebruik van informatietechnologie voor duurzame leerresultaten. Verschil tussen IKC en brede school Het kenmerk van een brede school is dat het in de kern bestaat uit zelfstandige organisaties met ieder een eigen pedagogische visie, een eigen team, een eigen taal en een eigen cultuur. Het concept van de brede school is gebaseerd op samenwerking tussen deze organisaties en geen volledige integratie. Dat is direct het belangrijkste verschil met het IKC. Doordat het IKC werkt met één team en de activiteiten in de volle breedte ontwikkelt, ontstaan nieuwe kansen voor een betere aanpak. Professionals in het IKC zijn vanuit hun functie op allerlei manieren betrokken en inzetbaar. Zowel de flexibiliteit als de complexiteit van de organisatie neemt toe. Mits goed aangestuurd kan dit concept leiden tot een (één) slagvaardige en doelgerichte organisatie. Wettelijke en praktische belemmeringen Op dit moment wordt de ontwikkeling van het IKC belemmerd door een aantal wettelijke en praktische zaken. De belangrijkste knelpunten op dit moment zijn7: - Verschillende instellingen die een gebouw en visie delen, hebben te maken met gescheiden financiering en verantwoording. - Instellingen hebben te maken met verschillende instanties voor toezicht en inspectie. Bij deze vormen van toezicht is geen sprake van een integraal perspectief. - Het beroepskracht-kindratio in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk wijkt af van dat van het onderwijs. Dat leidt in de praktijk tot ingewikkelde situaties (bijvoorbeeld bij buitenspelen). - Momenteel komt tussenschoolse opvang (TSO) niet in aanmerking voor toeslag, wat belemmerend werkt voor vermenging van het onderwijs- en opvangaanbod (het maken van integrale roosters).
6 7
Scholen op weg naar Integrale KinderdagCentra – Een veilig en creatief tweede huis – Ad C. Maas. Brief aan staatssecretaris Dekker “Regelgeving rond het IKC” – Frank Studulski (Sardes) namens IKC-Club.
12
Voor regio’s waar het aantal leerlingen daalt (krimpgebieden) zijn deze belemmeringen een (nog groter) risico. Met name in gebieden waar veel verschillende denominaties aanwezig zijn. Het huidige bekostigingsstelsel van scholen kent prikkels die ertoe leiden dat schoolbesturen, om geen extra bekostiging mis te lopen, scholen steeds kleiner laten worden8. Voorschoolse voorzieningen en basisonderwijs ervaren weinig ruimte voor experimenten. Er is vraag naar ruimere bestedingsmogelijkheden voor brede schoolse en buitenschoolse activiteiten, met een integrale verantwoording aan één instituut. Ook wil men andere toezichtskaders, bijvoorbeeld om andere schooltijden binnen brede dagarrangementen te kunnen bieden. Men wil combinatiefuncties kunnen creëren, los van de huidige verschillende cao’s. Schoolbesturen die een IKC willen besturen, willen de mogelijkheid van een breder doel dan alleen onderwijs geven, waardoor zij het hele IKC kunnen besturen en niet slechts een onderdeel. De toekomst van het IKC Het huidige kabinet heeft zich de roep vanuit de betrokken partijen aangetrokken. Zij probeert met diverse maatregelen te komen tot een meer integrale benadering. Zo onderzoekt het kabinet de mogelijkheden van een alternatief bekostigingsstelsel, minder belastende wijzen van toezicht, meer (wettelijke) ruimte voor experimenten en meer maatwerk voor krimpgebieden. Er wordt gesproken over een nieuwe Wet op de Primaire Ontwikkeling 0-12 jaar, die de huidige Wet primair onderwijs en de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen op termijn moet gaan vervangen.
8
Kamerbrief “Beleidsvisie leerlingdalen in primair en voortgezet onderwijs”, 29 mei 2013
13
Bijlage – visie peuterspeelzalen
14