Een gebeurtenis (van de straat) BASISPLAN vakgerichte doelen titel groep onderwerp vlak/ruimtelijk beeldaspect materiaal/techniek type les vakgebied
Een gebeurtenis 7–8 verhaal, schrijven, spanning vlak textuur (stofuitdrukking) tekenen met kleurpotlood toegepaste vormgeving: illustreren Nederlands
Opdracht De beeldende probleemstelling
Act 1: Schrijf een kort verhaal van iets dat op weg van huis naar school hebt meegemaakt. Maak het verhaal door gebruik te maken van gedetailleerde beschrijvingen en overdrijving heel spannend. Act 2: Het maken van een illustratie bij het verhaal. Teken met kleurpotlood een illustratie. Laat door gebruik te maken van textuur zien dat het om een gedetailleerd fragment uit je verhaal gaat.
Betekenis
Act 1: De kinderen leren dat een verhaal boeiend wordt wanneer je het gebeurde en de omgeving gedetailleerd beschrijft. Ze leren ook dat je zaken in het verhaal mag overdrijven om het geheel boeiender, enger, mooier te laten lijken. Act 2: Kinderen leren wat illustreren betekent: het toevoegen van een beeld aan een verhaal. Een beeld vertelt op een andere manier een fragment van het verhaal.
Vorm
Act 1: Voor het schrijven van het verhaal wordt veelvuldig gebruik gemaakt van gedetailleerde beschrijvingen: bijvoeglijke naamwoorden, beeldspraak. De kinderen schrijven in hele zinnen en gebruiken overdrijvingen. Verzinnen mag ook. Act 2: De kinderen letten op detaillering van de beschreven vormen en kleuren en in het bijzonder de oppervlakten van de dingen (stofuitdrukking).
Materiaal
Act 1: Pen en papier Act 2: Kleurpotloden eb A5 formaat tekenpapier
Beschouwing
Act 1 en 2: De kinderen vergelijken verschillende korte verhalen. Het ene verhaal heeft duidelijke beschrijvingen van een situatie of onderwerp. Het andere is saai en/of opsommend is. De kinderen leren welke elementen een verhaal spannend maken De kinderen kijken naar de combinatie van afbeeldingen en teksten: pictogrammen met een woord en foto’s met rijke beschrijvingen. Ze leren wat de verschillen zijn in afbeelding en in tekst.
Werkwijze
Act 1: -De kinderen schrijven kort snel en met steekwoorden hun te vertellen verhaal op. En toen, en toen, en toen. -Pik een aantal onderdelen eruit en laat ze daar meer over vertellen. De kinderen beschrijven de stukjes
© www.beeldendonderwijs.nl Auteur: Robert Stieltjes 21-8-2007
gedetailleerder. Ze gebruiken daarvoor veel bijvoeglijke naamwoorden en verfraaiende beschrijvende zinnen. -Kinderen laten overdrijven en er bij verzinnen. -Onderdelen samenvoegen tot een verhaal met echte zinnen. Act 2: De kinderen kiezen een scène uit het verhaal die ze willen tekenen. Hiervan maken de kinderen een schets met potlood. Ze werken deze schets verder gedetailleerd uit op A5 papier. De kinderen mengen de kleuren. De kinderen kunnen stippelen, streepjes zetten, kringelen, arceren etc. Onderzoek
Act 1: De kinderen onderzoeken: -hoe ze fragmenten uitgebreid kunnen beschrijven -hoe ze bijvoeglijke naamwoorden kunnen inpassen in hun verhaal -hoe ze een beeldspaak in hun verhaal kunnen verweven -hoe ze door overdrijving een verhaal spannend kunnen maken Act 2: De kinderen onderzoeken: -hoe ze een scène kunnen omzetten in een gedetailleerde tekening -hoe bepaalde voorwerpen heel precies weergegeven kunnen worden -hoe het weergeven van de huid de afbeelding meer detail kan geven
LES/ PROCESFASEN een korte handleiding Organisatie
Oriëntatiefase Introduceren Informeren
Leg materialen, afbeeldingen en verhalen voor activiteit 1 klaar. Een voorbeeld van een verhaal vind je hieronder. Nog leuker is het om een actueel voorbeeld te pakken: over een onderwerp dat speelt in de klas, een thema, een boek dat wordt behandeld.
Begin met het voorlezen van het gedetailleerde, ‘aangeklede’ verhaal en het droge verhaal. Bespreek waarom het ene verhaal spannend en boeiend is en het andere juist niet. Geef aan dat het gaat om: gedetailleerde beschrijvingen, gebruik van bijvoeglijke naamwoorden en beeldspraken. Bij het droge verhaal ontbreken juist precieze beschrijvingen. Je kan je daardoor moeilijker een beeld vormen van de situatie. Vergelijk samen de afbeeldingen: pictogrammen en foto’s van een fiets, paard en boom. Bekijk eerst de fiets: Wat zie je hier? Wat is het verschil tussen het pictogram en de foto van de fiets? Wat zie je op de ene afbeelding wel en op de andere niet? Over welke afbeelding kan je meer beschrijven? Vat samen: Over de foto kan je meer vertellen. Bijvoorbeeld: hoe de fiets eruitziet, waar hij staat, wat ermee gebeurt is, het merk, van wie de fiets zou zijn enz. Doe hetzelfde met de afbeeldingen van paard en boom en laat kinderen zelf een kort verhaal erbij verzinnen.
© www.beeldendonderwijs.nl Auteur: Robert Stieltjes 21-8-2007
Instrueren
Geef de opdracht: Bedenk een verhaal over wat er onlangs gebeurde toen je van school naar huis ging. Je mag alles verzinnen. (Het gebeurt op straat, je hebt je voorgenomen om direct na school naar huis te gaan. Onderweg word je opgehouden. De brug stond open, je kreeg een lekke band en je was je huiswerk vergeten mee te nemen, dus moest je ook weer terug naar school. Je kwam grote jongens tegen, je liep een blokje om omdat …, je hebt de brandweer zien uitrijden en een brand zien blussen, je kreeg kado’s, je zat in de auto en die kwam in botsing met… Je hebt de trein gemist, Je hebt de auto van de buren gewassen, de hond was hem gesmeerd en je vond hem op een bijzondere plaats… Wat heb jij meegemaakt?) Laat de kinderen het verhaal kort en snel opschrijven. En toen en toen en toen. Laat een paar kinderen a.d.h.v.de steekwoorden iets vertellen. Klinkt het nu al spannend? Kan de lezer/luisteraar hieruit afleiden hoe dingen eruit zien? Leg uit dat ze onderdelen uit het verhaal kiezen (ding, persoon of dier) waar ze meer over gaan vertellen. Beschrijf van zo’n: hoe het zou voelen, ruiken, welke kleur het heeft, van welk materiaal gemaakt. Gebruik daarbij bijvoeglijke naamwoorden, beeldspraken en verfraaiende zinnen.
Uitvoeringsfase
Let er op dat woorden als: vet, cool, mega, onwijs, gaaf vermeden of uitgediept worden. Stimuleer ze ook met het beschrijven van handelingen, bijvoorbeeld: met grote passen, dribbelend, een snelle schijnbeweging, diep wegduiken, grote ogen opzetten, zweet droop van zijn glimmende voorhoofd. Stel de volgende vragen: Hoe ziet het er uit? Hoe oud is het? Welke kleur, grootte, waarde, snelheid, bijzonderheden? Na ongeveer 12 minuten hebben de kinderen allemaal losse onderdelen. Ze pakken hun en toen beschrijving en voeg de losse onderdelen toe totdat een mooie verhaal ontstaat. Let op: je mag enorm overdrijven en allerlei dingen erbij verzinnen. Het hoeft dus niet echt gebeurd te zijn!
Nabeschouwings fase
Zo dat is dat. Niet helemaal klaar? Dat is jammer maar niet echt een probleem. We lezen een aantal van de verhalen. Eerst de toen en toen versie en vervolgens de aangeklede versie van het kind. Bespreek of er rijke beschrijvingen bij zitten over handelingen, personen, dingen enz..Is het verhaal al meer aangekleed. Zo ja waar zit dat dan in? Welk verhaal is heel spannend. Hoe komt dat? In welk verhaal zijn veel bijvoeglijke naamwoorden gebruikt? In welk verhaal zit een beeldspraak? Benoem een stukje van een verhaal waarin is overdreven?
Accenten of opmerkingen
Extra info, droge versie en aangeklede versie zie hieronder.
LES/ PROCESFASEN een korte handleiding Organisatie Oriëntatiefase Introduceren Informeren
Leg materialen, afbeeldingen en verhalen voor activiteit 2 klaar.
Laat een paar andere kinderen hun verhalen voorlezen. Wat een prachtige verhalen!!!! Dat was niet makkelijk. Maar jullie hebben goed geschreven en ik zie van vele onderdelen ook echt een beeld voor me. Pak allemaal je verhaal er bij. Lees het goed door en bedenk dat het erg interessant is om bij dit verhaal een tekening te maken. Dat noemen ze een illustratie. Je ziet ze ook vaak in boeken kijk bijvoorbeeld maar in je leerboek. Of laat een illustratie uit een prentenboek zien. Met een tekening laat je op een andere manier zien hoe het er uitzag. Je geeft op een andere wijze een beeld van je verhaal. In plaats van de details te
© www.beeldendonderwijs.nl Auteur: Robert Stieltjes 21-8-2007
Instrueren
beschrijven, teken je ze nu. Dat kan je heel precies doen. Zodat het bijvoorbeeld lijkt alsof er deuken in een auto zitten, stenen in de weg, de fiets en kleding van de fietser heel duidelijk zijn uitgewerkt met spaken, fietstassen, bel, kleur van kleding, plooien, gezichtsuitdrukking enz. Herhaal de informatie van activiteit 1 met de pictogrammen en de foto’s. Kies uit je eigen verhaal een of twee belangrijke momenten. Maak op papier een schets hoe het eruit gaat zien. Doe dat direct met kleurpotlood. Met potlood tekenen lijkt gemakkelijk. Iedereen heeft het al vaak gedaan maar ik wil je toch nog het een en ander laten zien. Toon de effectvellen. Hier zie je hoe je kleuren met elkaar kan mengen en hoe je d.m.v. stippelen en arceren allerlei andere effecten kan maken. Dat is wat anders dan de vlakken kleuren. Jullie gaan gebruik maken van deze technieken. Je mag ook veel meer variaties bedenken. Experimenteer maar. Bijvoorbeeld: Hoe teken je boomschors? Of autobanden? Pukkels, grijs haar, allerlei kleuren groen van de bomen? Welke details uit je verhaal ga jij tekenen?
Uitvoeringsfase
Besteed aandacht aan de detaillering van de onderwerpen. Als kinderen niet weten hoe onderdelen eruitzien, zoek dan samen naar concrete voorbeelden die misschien in de klas aanwezig zijn. Je kan ze ook naar de bibliotheek laten gaan om boeken met afbeeldingen op te sporen. Kort opzoeken via internet mag ook.
Nabeschouwings fase
In de bespreking wordt gericht gekeken naar welke onderdelen door de kinderen heel precies hebben getekend en hoe zij dat met kleurpotlood hebben uitgewerkt. Variaties in werkwijze. Vergelijk een paar verhalen (voorlezen) met de afbeelding die ze hebben gemaakt bij het verhaal. Bespreek de verschillen en de overeenkomsten. Mogelijke kijkvragen: Wijs een illustratie aan en vraag naar een beschrijving. Wat gebeurt hier? Laat een stukje tekst voorlezen en vraag naar welke afbeelding erbij hoort. Wijs eens een illustratie aan met heel veel detaillering? Wijs een illustratie aan waarin heel veel verschillende potloodtechnieken zijn gebruikt? Welke tekening vind jij heel anders dan je had voorgesteld bij het verhaal? Waar komt dat door?
Accenten of opmerkingen
Het is leuk om een kleine expositie te maken van verhalen met illustraties en een korte uitleg van de opdracht erbij. Ook kan je de resultaten (tekeningen en verhaaltjes) bij elkaar op de website van de school plaatsen.
Een verhaal ‘beeldend’ beschreven Elk verhaal of sprookje kan in een paar zinnen beschreven worden. Aan zo’n ‘droge’ versie is doorgaans weinig te beleven. Allerlei mogelijke indrukken, die de lezer een ‘beeld’ geven van de situatie zijn daarin weggelaten. Voor een illustrator is het van belang juist het omgekeerde te doen. Dat begint al met het ‘aankleden’ van het verhaal. Een voorbeeld daarvan is het fragment uit Roodkapje. De ‘aangeklede’ versie kan er als volgt uitzien: “... Voor het bezoek aan haar zieke oma had Roodkapje haar mooiste kleren aangetrokken. Ze ging vroeg op weg met aan haar arm een tot de rand gevulde mand, afgedekt met een kleurige doek. Haar moeder zwaaide haar uit. Tussen de bomen door was het wat vervallen huisje met het pannendak nog lang te zien. Roodkapje zwaaide tot haar moeder niet meer te zien was. Het prille zonlicht speelde door de hoge bomen en wierp nog lange schaduwen over de rijk begroeide bosbodem. Langs het speels slingerende pad bloeiden prachtige bloemen in de meest uiteenlopende kleuren en vormen, en met de optrekkende ochtendnevel verspreidden ze een verrukkelijke geur. Maar gaandeweg werd het bos dichter en donkerder en verstomden de vogelgeluiden. Knoestige oude bomen met hun verweerde bast leken op machtige versteende wachters. © www.beeldendonderwijs.nl Auteur: Robert Stieltjes 21-8-2007
Roodkapje, die aanvankelijk vooral geïnteresseerd was in het plukken van bloemen, versnelde nu haar pas. Met het geluid van haar voetstappen in de mulle bosgrond kon ze nu ook haar eigen hartslag horen. Die regelmaat werd af en toe verstoord door vreemde geluiden uit het donkere woud. Het pad werd door de wilde begroeiing van vreemdsoortige struiken steeds moeilijker herkenbaar ...” De ‘droge’ versie kan er als volgt uitzien: “... Roodkapje ging naar oma met een mand. Na een tijd werd het donkerder..” De uitgebreide beschrijving geeft talloze handvatten voor associaties waarmee je een plaatje, een beeld kunt samenstellen. De korte beschrijving is slechts een zin die niet zoveel houvast geeft. De eerste versie geeft al gauw 5 momenten die prachtig in een beeld zijn voor te stellen. Eigenlijk is dat aankleden van een verhaal al een vorm van ‘verbeelden’ van de inhoud. Dat is dus een rijke start voor een beeldend ontwerpproces. In feite kun je dat met alle scènes uit sprookjes doen.
© www.beeldendonderwijs.nl Auteur: Robert Stieltjes 21-8-2007