Van de straat 1912-2012
Het project van de straat In september 2012 werden in ons wijkje twee avonden georganiseerd, waarin kunstenaarscollectief Peen en Ui, geholpen door de buurtbewoners, teruggingen naar het jaar 1912. Peen en Ui bestaat uit Jennefer Verbeek, Danny Molenaar en Gideon Roggeveen. De uitvoering was gebaseerd op een verhaal over de buurt rond 1912, nu 100 jaar geleden, dat werd verteld door Pim Plasmeijer (1925). Het verhaal gaat over een klein gebied aan het stuk van de voormalige Vestwal (1611), nu Houtmarkt, de zogenaamde Oude Houtmarkt aan de Oude Herengracht met de in 1950 gesloopte molen De Stier, de Noorderstraat en de Hendrikstraat. Deze laatste was in 1912 een hof. Het project trok in de avonden van 22 en 23 september zo’n 275 bezoekers naar de ludieke en spookachtige sfeer van de oude tijd.
De controletoren van de gemeentereiniging
Een stukje geschiedenis Mijn vader (1900-1973) vertelde... “In het voorjaar van 1912 verhuisden wij naar de even kant van de Bolwerkstraat die sinds 1913 de Noorderstraat wordt genoemd. We hadden daar zicht op de molen De Stier die nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw op het bolwerk heeft gestaan. We waren verhuisd, omdat het huis aan de Lange Gracht door het overlijden van mijn vader (1868-1911) en daarmee het wegvallen van een inkomen, te duur was geworden. Mijn moeder (1868-1957), ‘de weduwe Plasmeijer’, had nog zes inwonende kinderen tussen de 5 en 15 jaar oud, waaronder mijn tweelingbroers Daan en Gerard van 7 jaar.
De Bolwerkstraat en de Hendrikstraat stonden haaks op de Houtmarkt met er langs een Vestgracht die als open riool functioneerde. Uiteindelijk kwamen de straatjes uit op het Arme Bolwerk dat lag op de plek van de gesloopte stadsmuur. Op dat bolwerk waren sinds 1830 zo’n 3000 arme Leidenaren begraven waaronder veel kinderen die waren gestorven aan de pokken, mazelen en tuberculose. Maar met name de cholera-uitbarstingen van 1832 tot 1866 waren berucht met maar liefst meer dan 1300 doden. Niet alleen de onschuldigen werden hier ter aarde besteld. Ook slechte Leidenaren, zoals de nooit veroordeelde crimineel Daan Koet en zijn trawanten, vonden hier hun laatste rustplaats. De huisjes in die twee straten waren berucht en daarom moeilijk verhuurbaar hoewel ze waren voorzien van gas om te koken en elektrische verlichting. Bovendien hadden die huisjes tuintjes met een secreet (wc), een kamer, twee bedsteden (ingebouwde slaapplaatsen), een aangebouwde keuken en een zolder. Ons huis kostte één gulden en vijf cent per week, wat in die tijd heel goedkoop was.
Mijn moeder werkte bij de conservenfabriek Tieleman en Dros als groentesorteerster; koud, nat en zwaar werk. Dat gaf een inkomen voor 6 tot 8 maanden en de overige maanden moest zij een beroep doen op de bedeling van de Bethlehemskerk aan de Lange Gracht die toen in de volksmond de Armekerk werd genoemd – de n werd weggelaten. Het inkomen van mijn moeder bedroeg zo’n 7 gulden in de week en werd aangevuld met het thuis tabakstrippen voor de sigarenfabriek Wytenburg. Ieder moest daaraan meewerken en wel zo’n vier uur per dag het hele jaar door. Ook de jongste, mijn zus Riet van 5 jaar werd ingezet. Zondag was echter ook voor ons een rustdag met een bezoek aan de Bethlehemskerk van de oudere kinderen. Oude Houtmarkt anno 1912
De stank was de reden dat huurders wegbleven. De Vestgracht langs de Houtmarkt en de Lange Gracht waren open riolen, en ook de Gemeentereiniging waarvoor daar een bouw gaande was (nu nog aanwezig) gaf de nodige stankoverlast. Maar Bovenal de begraafplaats op het Oude Bolwerk was reden om daar niet te gaan wonen. In de stille avonden bewogen zich daar tientallen dwaallichtjes. Dit waren de zieltjes van ongedoopte kindertjes, zo werd er geloofd. Volgens velen kwamen die zieltjes door de kieren van de ramen en de deuren om te klagen, het gaslicht uit te doen of als een kille schim naast je in bed te kruipen voor troost en aandacht. De meeste angstzaaienden waren de geesten van de eerder genoemde Daan Koet en zijn maten; niet veroordeelde moordenaars en dronken zatlappen. Zij drongen naar binnen, met name bij hen die een glas te veel op hadden. Met grote stelligheid werd beweerd dat zij dan een bonkend gezang aanhieven waarvan refrein klonk als: “hier, hier, hier met die potten bier...” Ook de bewoners van de Hendrikstraat hadden naar beweren last van dit gespook. Bouw complex Gemeentereiniging. De bouw hiervan was in 1912 al in volle gang en de aanvoer van materialen en het uitvoerend werkvolk veroorzaakte een grote drukte. Er kwamen gebouwen voor het personeel, 5 woningen, een reparatiedeel en een loskade aan de Maresingel voor de afvoer van huis- en straatvuil. De toren was voor het zicht op deze afvoer bestemd. De oplevering van dit toen zeer moderne complex vond plaats in 1913. Pikante bijzonderheid is, zo mijn vader benadrukte, dat in dat jaar ook het Vredespaleis en de Beurs van Berlage werden opgeleverd, en dat op 1 december 1813 ons Koninkrijk zijn geboorte beleefde.” Pim Plasmeijer (1925)
Grootvader Plasmeijer 1868 - 1911 en Vader Plasmeijer 1900 - 1973
Het project in beeld
Wim Plasmeijer
Daan koet
Bonen doppen voor Tieleman en Dros
De cholera pakt iedereen
Aan van de Straat werkte mee: Bewoners uit de Noorderstraat Patricia en John, Frank, Bachtijar, Guido, Fati en familie Kasapoglu, Rita, Anna, Connie, Floor, Josje, Wieke, Ivanka , Hans en Salomon Bewoners uit de Houtmarkt Simone, Laura, Suzanne, Naima, Michelle, Pim Plasmeijer, Frank, Marco Concept en organisatie door Peen en Ui Jennefer, Gideon en Danny (www.peenenui.nl) Installatie Lambert Wouda Dia’s en beeldbewerking Koen Hauser Techniek Erik Wiedenhof Schrijver van het verhaal Pim Plasmeijer Samenstelling boekje Pim Plasmeijer (teksten) Hans van Klinken Rob Prins Daphne Ouwerkerk (ontwerp) Met dank aan Jaïr Hendriques, Arielle Verbeek, Levend Lijf, Het Blauwe Uur, Jacowies Surie, Merijn Tinga, Fransca van Haaster en de sponsors Fonds 1818, WOZ Fonds, Portaal, Wijken voor Kunst, Gemeente Leiden
Begraafplaats anno 2012