Fonds Sluyterman van Loo heeft Sanneke van Hassel uitgenodigd om voor dit cahier drie korte verhalen te schrijven rondom het thema ouderen. De verhalen mogen dan luchtig ogen; zij zijn scherp observerend over de keerzijde van het ouder worden. De illustraties zijn van de hand van Annet Schaap, bekend van haar tekeningen in pen en inkt voor kinderen. Speciaal voor dit cahier werkte Annet in scraperboard, een houtsnedeachtige techniek die meteen een andere stijl met zich meebrengt. De wat grovere, gestileerde beelden die op zwart karton ontstaan, sluiten prachtig aan bij de binnenwereld van ouderen, die in de verhalen wordt belicht. Het complete jaarverslag 2013 is online te vinden op http://jaarverslag.fondssluytermanvanloo.nl.
3
4
5
H
ij hees zichzelf uit bed en trok de kleren aan, die in een slordige berg over de stoel ernaast lagen. Daarna warmde hij wat melk op en goot dit bij een restje koude koffie. Met de mok in z’n hand schuifelde hij naar het atelier achterin de tuin, zijn ledematen stijf van de nacht. Het was kil. Hij maakte de allesbrander aan en gooide een paar blokken op het vuur. Zijn knie deed pijn. Hij ging zitten op de oude kantoorstoel
waarmee hij zichzelf door het atelier rolde. En toen, net toen hij wilde beginnen, hij had al een penseel gekozen, een niet al te fijn penseel, dacht hij aan haar. Hoe ze elk moment kon binnenkomen met een vers kopje koffie in haar beverige hand. Hoe ze dat voor hem zou neerzetten en een paar minuten zou gaan zitten, kijken en zwijgen. Hij wist dat hij dit soort dingen nog heel vaak voor zich moest zien - haar handen, het kopje, hoe ze met haar mouw haar bril oppoetste - misschien wel tot het moment dat hij er zelf niet meer zou zijn. Hij strekte zijn vingers, alsof hij de stijve kootjes wilde wekken. Kom, vlees en botten, wees me gunstig gezind vandaag. Hij keek naar wat hij gisteren had gemaakt. Het was te plat, er zat te weinig beweging in. In de linkerbovenhoek moest hij het houtskool nog wegwerken waarmee hij de vormen had opgezet. Hij hoorde het haar zeggen: een beetje slordig daar die zwarte vegen, of: bovenin is het wel erg leeg, of: er klopt iets niet bij dat been. Ja, ja. Dat zag hij zelf ook wel.
6
Buiten was het stil. Waar waren de vogels gebleven? Sinds zij geen proviand meer op de voedertafel legde, kwamen ze een stuk minder vaak op bezoek. Elke dag had ze eten voor hen neergelegd, korstjes oud brood, appelschillen, zaad van zonnebloemen en andere pitjes die hij niet kende. Als hij aan het werk was, hoorde hij haar in de tuin. De korte, felle knipjes van de snoeischaar. Nu waren er alleen de geluiden die hij zelf produceerde en twee keer per uur de trein, die met daverend geweld voorbij raasde. Hij had er nooit van gehouden als iemand hem kwam storen: zij, een van de kinderen of iemand die werk wilde kopen. Maar nu zou hij er wat voor geven dat er zomaar iemand binnen kwam lopen, luid pratend of lachend, alles in de war schoppend, levend. Weer keek hij naar zijn schilderij. Toen ze net dood was, maakte hij alles donker, maar er leek meer licht in te komen, meer kleur. Hij dacht aan de zon die gistermiddag zulke mooie vlekken maakte op het ligusterblad. Hij dacht aan haar haar dat zo kon glanzen, dat zo mooi vol was geweest, tot het einde toe zo’n mooie kop met haar. Die rotzon kon het allemaal niets schelen. Hij kneep zo hard in een tube dat er meer verf uitkwam dan hij nodig had. Oxydzwart. Hij doopte zijn penseel erin en schilderde haar haar in korte, razende vegen, als een helm die haar beschermde. Een slok koude koffie. Een ander penseel kiezen. Bepalen hoe het licht viel. Hoe het uit elkaar spatte.
7
8
9
‘H
et is op de Frankenslag,’ zegt Karel. Joop knikt traag, hij is nog niet helemaal wakker. Tot diep in de nacht heeft hij achter de computer zitten patiencen, een glas rum-cola binnen handbereik. Toen Karel om negen uur voor de deur stond, was hij zich rot geschrokken. ‘Ik dacht dat de Duitsers voor de deur stonden: Aufmachen.’
‘Ik had ook pas zes keer aangebeld.’ Karel grijnst. ‘Hoe laat worden we verwacht?’ vraagt Joop. ‘Half elf. ’t Is een vrouw alleen. Kleed je snel aan, misschien heeft ze wel spritsen van Maison Kelder.’ Even later zitten in ze in de Fiat Panda, Karels gereedschapskist op de achterbank. Joop kijkt naar buiten, ook al zit
er nog geen blad aan de bomen, toch kun je aan het heldere licht zien dat de lente in aantocht is. ‘Ik kom eigenlijk nooit meer in deze buurt.’ Karel wijst naar een bloemenwinkel. ‘Vroeger zat daar die fotozaak waar mijn moeder ons eens in het jaar liet fotograferen. In matrozenpak. Dat was toen al ouderwets.’ ‘Wat gaan we doen?’ vraagt Joop. ‘Er is waarschijnlijk iets met de afvoer.’ ‘Niet meer iets voor een prof?’ ‘We merken het wel.’ De dame die de deur opendoet, is nog geen één meter vijftig. Ze draagt een zwarte kimono met roze bloemen. Onderaan haar dunne, bruine benen prijken pluizige slofjes. Ze gaat hen voor door een statige hal waar een Perzisch tapijt ligt. Het ruikt er muf. ‘Mijn man zei altijd: geen vreemde heren binnenlaten. Nou, ik doe niets liever. Ik hoopte eigenlijk dat de klussendienst
10
een stel leuke jonge kerels zou sturen.’ Haar kleine ogen schitteren. ‘Maar u bent misschien wel ouder dan ik.’ ‘Onze handjes zijn nog jong,’ zegt Karel. Joop kijkt om het hoekje van een openstaande deur. Middenin de kamer prijkt een langwerpige sofa waarover de huid van een zebra ligt. Ernaast staan een vaas met pauwenveren en een vrouwenbeeld van hout, onder haar blote borsten draagt ze een sarong. De weduwe doet de keukendeur open. Een afgrijselijke stank snijdt Joop de adem af. ‘Ik denk dat het de afvoer is,’ zegt ze. Karel draait de kraan open, die loopt lekker door. Joop houdt zich vast aan de deurpost. Hij voelt zich helemaal niet goed. Op alles in de keuken lijkt een kleverige, bruine laag te liggen. Alleen het rijtje kleine blikjes met kapucijners, erwtjes en plakjes champignons ziet er schoon uit. Waar komt die lucht vandaan? Alsof er ergens een lijk ligt. ‘Ik heb het idee dat we hier eens moeten kijken.’ Karel wijst op een lage buffetkast. ‘Mag ik even?’ Voor de weduwe iets kan zeggen, trekt hij een van de deurtjes open. Langwerpige, witte bakjes staan lukraak op elkaar gestapeld, sommige zijn afgedekt met aluminiumfolie, andere worden gesierd door grijswitte schimmels. ‘Niet aankomen.’ De weduwe gaat voor het buffet staan. ‘Dat is voor de kinderen. Complete rijsttafel.’ Ze werpt haar dunne armen in de lucht. ‘Ik weet nooit wanneer ze komen.’ Terwijl Karel de maaltijd in een vuilniszak doet, slaat Joop een arm om haar heen. ‘Ik haal zo bij de toko een nieuwe menukaart voor u. Als ze komen dan wordt het feest.’
11
12
13
T
oen ik viel, was mijn blik gericht op de top van de Ama Dablam. Majestueus tekent zij zich af tegen de lichtblauwe lucht, met aan haar linkerkant, iets lager, nog een top, alsof er een kind naast haar staat. Toen ik viel, had ik geen enkele
zorg, zelfs geen kleintje. Ik dacht niet aan m’n kinderen en kleinkinderen in Nederland, of aan de kinderen van het schooltje in Rawadolu, met hun smalle ogen en schrale wangen, die ‘grandmother, grandmother’ roepen als ik ze bezoek en schriften en pennen uitdeel. Ook dacht ik niet aan het schema van de bouw van de school, of we het wel afkrijgen voor de regen komt, of de stapels stenen toereikend zullen zijn, of het gebouw niet nu al te klein is. Toen ik viel, dacht ik er geen moment aan hoe het met mijn kinderen verder moest als ik er niet meer zou zijn, piekerde ik geen seconde of een eenvrouwsstichting niet te kwetsbaar is, of ik deze wandeltocht om fondsen te werven voor de bouw van nog een school wel zou volbrengen. Ergens op dat eeuwenoude pad, waar tijdens de moesson het water in stromen afloopt, waar duizenden jaks mij zijn voorgegaan jaks zijn gebouwd om op bergpaadjes te lopen, dames van mijn leeftijd niet - waar regelmatig een steen opzij geschoven moest worden, lag een glad steentje. Groot kan het niet geweest zijn, dat had ik wel gezien, of gevoeld. En juist op dat ene steentje zette ik een van m’n nieuwe wandelschoenen, die ik speciaal voor de tocht had aangeschaft.
14
Ik was goed voorbereid, ik had de schoenen ingelopen, elke dag iets verder over het fietspad langs de weilanden richting de nieuwe wijk in de polder. Terug nam ik de bus, steeds een halte verder. Mijn rechtervoet klapte dubbel en toen gleed ik uit, mijn stokken glipten uit m’n handen, ik verloor m’n evenwicht en rolde. Toen ik viel, rolde ik over modder, dor gras en steentjes. Ik rolde als was ik zelf een steen, als was ik deel van de natuur die mij omringde - niet een mens die iets wil, een doel heeft, een zelfbedachte bestemming waar hij zich uit alle macht op richt. Urenlang was er slechts de immense stilte van het hooggebergte geweest, het knerpen van onze schoenen op het rotsachtige paadje, het suizen van de wind, de belletjes van de jaks die ons volgden, deels op het pad, deels hun eigen route kiezend. Maar nu braken er takken, schaafde mijn windjack langs een plateau, rolde er gruis met me mee. Hoewel ik aan de kant van het dal viel, dacht ik geen moment dat ik het niet zou redden. Mijn zonnebril, die van mijn neus was gevallen, stuiterde op een richel en verdween de afgrond in. Ik lag roerloos. Toen ik viel, bracht ik een hoog, piepend geluid voort. Niet zo’n oerkreet als waarmee ik mijn kinderen ter wereld bracht, maar een klank die zo vreemd was, dat onze gids zich verbaasd omdraaide. Welk onbekend vogeltje was dat, wie floot hem uit de diepte?
15
2013... EN VERDER
VAN SMAL NAAR BREED
Toen Fonds Sluyterman van Loo zo’n vijftien jaar geleden begon met projectfinanciering, werkten we voornamelijk op eigen kracht. Gaandeweg hebben wij een veelzijdig en succesvol netwerk opgebouwd, waarin Stichting RCOAK vanaf het begin onze belangrijkste partner is geweest. In 2013 werd met een groot aantal partners een breed programma ‘Lang Leve Kunst’ opgezet, dat erop gericht is een beweging op gang te brengen. Een beweging die ertoe moet leiden dat kunstinstellingen een meer op ouderen toegespitst aanbod ontwikkelen, en dat meer ouderen actief met kunst aan de gang gaan. Een mede door ons fonds geïnitieerd onderzoek toonde aan dat hiervoor vérgaande samenwerking nodig is tussen de kunst en cultuur-, de welzijn- en de zorgsector, op landelijk, en vooral op lokaal niveau. Op basis van deze bevindingen zijn afspraken gemaakt in het convenant ‘Ouderen en cultuur’. Dit werd op 18 juni 2013 tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Stedelijk Museum in Amsterdam ondertekend door de minister van OCW, de staatssecretaris van VWS, Stichting RCOAK, Fonds Sluyterman van Loo, Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA), Fonds voor Cultuurparticipatie (FCP), VSBfonds en Vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV). Het convenant loopt tot 2016 en voor deze periode stellen de partners gezamenlijk vier miljoen euro beschikbaar. Enkele hoofdpunten: • een Europees congres over ouderen en cultuurparticipatie in 2015; • een jaarlijks festival ‘Lang Leve Kunst’, vanaf 2015; • een adviesaanvraag bij de Raad voor Cultuur en de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling; • het gezamenlijke themaprogramma ‘Lang Leve Kunst’ van Fonds Sluyterman van Loo en Stichting RCOAK. Niet eerder was zo’n gezamenlijk themaprogramma ingebed in een fondsenoverschrijdend en meerjarig programma. Dit biedt nieuwe kansen en mogelijkheden; vooral voor de follow-up, waaraan we bij onze themaprogramma’s vooralsnog
16
onvoldoende aandacht konden geven. En dát is waar het ons uiteindelijk om gaat: dat wat dankzij onze seed money dikwijls met vallen en opstaan ontwikkeld wordt, uiteindelijk zijn eigen weg vindt en bestendigd wordt. De komende jaren zullen wij dan ook vooral daarop inzetten. MET MINDER MEER DOEN
Van oudsher is het vermogen van Fonds Sluyterman van Loo belegd in effecten. Sinds de koersval in 2008 heeft de portefeuille zich weliswaar voorspoedig, maar nog niet volledig hersteld. Met oog op de economische ontwikkelingen en de situatie op de financiële markten, hebben wij onze aannames voor het op de lange termijn te behalen totaalrendement naar beneden bijgesteld. Aangezien ons budget hierdoor de komende jaren wat lager zal uitvallen, zijn wij nog meer dan voorheen genoodzaakt om doelgericht met onze middelen om te gaan. Het beste kan dat in samenwerking met collega’s en ingebed in duidelijke programma’s, waarbij wij niet alleen financiële bijdragen leveren, maar ook inzetten op deskundigheidsbevordering en kennisuitwisseling. De komende jaren zal hierop het accent komen te liggen, wat in zekere mate ten koste zal gaan van ons reguliere subsidiebeleid. In deze lijn past ook het besluit om met ingang van 2014 een (vooralsnog bescheiden) deel van ons vermogen te gaan investeren in maatschappelijke ondernemingen. Op termijn moeten deze investeringen in product- en dienstontwikkeling voor ouderen zich per saldo terugverdienen, wellicht zelfs met een bescheiden rendement. Zo ontstaat een revolving fund, dat weer ingezet kan worden voor nieuwe investeringen. Het maatschappelijk rendement staat echter voorop: creatieve oplossingen voor hardnekkige sociaal-maatschappelijke problemen, door out of the box denkende ondernemers. Om het hierboven geschetste beleid tot een succes te maken, heeft Fonds Sluyterman van Loo zijn partners - fondsen, kennisinstituten, maatschappelijke ondernemers en overheden - hard nodig. En in het bijzonder al die voortreffelijke organisaties die dát doen waaraan wij zelf slechts indirect kunnen bijdragen: het welbevinden van ouderen op een hoger niveau brengen, ervoor zorgen dat zij hun talenten kunnen blijven ontwikkelen, en de onderlinge solidariteit bevorderen tussen wie vitaal en kwetsbaar worden genoemd. Wij prijzen ons bevoorrecht onze maatschappelijke opdracht in samenwerking met zovelen invulling te kunnen geven. College van Regenten van Fonds Sluyterman van Loo
17
Sanneke van Hassel (1971) publiceerde sinds 2005 drie verhalenbundels (IJsregen, Witte veder en Ezels) en de roman Nest. Ze organiseert avonden rondom het korte verhaal en stelde met schrijfster Annelies Verbeke de bloemlezing Naar de stad samen, met ruim veertig verhalen uit de hele wereld. Voor het magazine van Het Financieele Dagblad schrijft ze elke week een kort verhaal bij een foto. In september 2014 komt er een boek uit van deze verhalen: Hier blijf ik. Van Hassel kreeg in 2008 de BNG Nieuwe Literatuurprijs voor haar eerste twee verhalenbundels, in 2013 ontving ze de Anna Blamanprijs.
COLOFON Verhalen: Sanneke van Hassel, Rotterdam
Annet Schaap (1965) heeft meer dan tweehonderd kinderboeken geïllustreerd, waaronder de succesvolle Hoe overleef ik-serie van Francine Oomen. Ze illustreert met grote regelmaat boeken van Jacques Vriens en Janneke Schotveld en van veel andere geliefde kinderboekenschrijvers, zoals Astrid Lindgren. Na het afronden van haar studie aan de kunstacademies in Kampen en Den Haag, ging ze naar de Schrijversvakschool in
Illustraties: Annet Schaap, Utrecht
2013... en verder: Fonds Sluyterman van Loo, Beverwijk
Amsterdam. Naast illustraties voor diverse tijdschriften maakte zij ook decors, affiches, strips en zwangerschapsboeken. Annet Schaap woonde en werkte de afgelopen jaren
Samenstelling en eindredactie:
afwisselend in Nederland en Noord-Amerika, waar zij rondreisde met haar gezin.
Karmijn kunstadvies, Amsterdam
Ontwerp:
SAMENSTELLING COLLEGE VAN REGENTEN 2013
M A T Ontwerp, bno, Den Haag
Druk:
Mr E.H. (Els) Swaab, voorzitter
Ando, Den Haag
Mr K.W. (Koeno) Sluyterman van Loo, secretaris Mr P.A. (Peter) Blumenthal, penningmeester (tot mei 2013)
Oplage:
Drs A.J.M. (Loek) Sibbing, penningmeester (vanaf mei 2013)
2000 exemplaren
Mr R.A. (René) Mazel (tot maart 2013) Drs H. (Henk) Christophersen (vanaf maart 2013) Prof. dr P.A. (Pearl) Dykstra
Velserweg 20 1942 LD Beverwijk 0251 260650
Mr drs A.J. (Arthur) Modderkolk
[email protected]
Prof. dr S.E.J.A (Sophia) de Rooij
www.fondssluytermanvanloo.nl
18