Het bladenpakket blijft veranderen Er was nog een derde contract. De Nederlandsche Diepdruk Inrichting moest het eigendom en exploitatierecht van het in Rotterdam verschijnende kinderblad ‘Olijk en Vrolijk’ overdragen aan de Geïllustreerde Pers. Een pijnlijk detail was dat dit blad met een oplage van 13.000 exemplaren voornamelijk werd gecolporteerd door de ex-medewerkers van de Spaarnestad, die ook al bij het geïllustreerde blad ‘Stad en Land’ waren weggewerkt. Binnen het bladenpakket vonden rond september 1938 de volgende ontwikkelingen plaats. ‘Stad en Land’ werd omgedoopt tot ‘Week in Beeld’ en kreeg nu een landelijke verspreiding. ‘Olijk en Vrolijk’ verdween als zelfstandige uitgave en werd een extra bijblad bij de andere, nu zes regionale tijdschriften, die zes cent per week kostten. Het humorblad ‘De Optimist’ werd gecombineerd met ‘Elck wat Wils’. Op 30 september verscheen voor het eerst de ‘Margriet’ met twaalf pagina’s op klein formaat. Het was nog wel een bijlage bij de ander bladen.
Beslaglegging De Noord Nederlandsche Uitgevers Maatschappij was op dat moment een lege N.V. geworden. Deze had geen andere taak dan de schuld aan de Spaarnestad af te betalen. Eind 1938 moest de N.N.U.M. van de hoofdsom nog ƒ 5000,— voldoen en dat bracht Van de Griendt opnieuw in moeilijkheden. Op 3 januari 1939 vroeg hij dan ook aan de Spaarnestad uitstel van betaling. De Spaarnestad ging daar niet op in en eiste het verschuldigde bedrag op. Enkele dagen later legde de Spaarnestad een gerechtelijk beslag op zowel de N.D.I. als op de N.N.U.M. Op 27 januari wist Van de Griendt alsnog het bedrag bij een bankier te lenen, waarna het beslag werd opgeheven. Maar de Spaarnestad wist op dat moment dat alle tijdschriften van de N.N.U.M. (N.D.I.) voorgoed naar de concurrent, de Geïllustreerde Pers, waren gegaan. Piet van de Griendt was nu geen uitgever meer van geïllustreerde tijdschriften, hij was alleen nog de drukker ervan.
Margriet Hoe kon de Margriet, ooit een gratis bijlage van de regionale weekbladen (Week In Beeld), uitgroeien tot een zelfstandig weekblad? Het idee voor zo’n uitgave was afkomstig van directeur Leo Teulings, die in de jaren twintig, al nulnummers voor een damesblad had ontworpen. De nieuwe bedrijfsleider van de Geïllustreerde Pers, Frans van der Ven, kreeg van Teulings de opdracht zijn idee verder uit te werken. Op zijn beurt benaderde hij mevrouw Alma Eysden-Peeren uit Schalkhaar voor de redactie. Ze vestigde de redactie in Deventer. Op 25 september 1938 rolden de eerste exemplaren van de kleine Margriet (12 pagina’s met een oplage van 50.000 exemplaren) van de persen bij de Nederlandsche Diepdruk Inrichting in Deventer en verscheen de eerste Margriet op 30 september.
Het eerste nummer van Margriet opende met een kort woord aan de lezeressen: “Hier komen wij dan met een apart blad voor U, lieve lezeressen. Een blad, dat zich voorstelt U niet alleen op de hoogte te houden van allerlei nieuwigheden en wetenswaardigheden, waarvoor wij vrouwen interesse hebben, doch een blad, dat ook heel graag voor U een raadgeefster, en een vriendin wil zijn.”
48
Elisabeth Bode
Margriet Maar in de tijd van Alma van Eysden-Peeren was de drukkerij in Deventer nog een mannen bolwerk waar vrouwen niet gewenst waren. Zij eiste echter toegang tot de drukkerij voor het geven van eindcorrecties op de drukproeven. Er werden namelijjk nogal eens fouten gemaakt, zoals teksten die soms onder de verkeerde foto’s stonden. Onder zwaar protest moesten de ‘macho’s’ van de N.D.I. haar toelaten en kreeg ze voor drie dagen in de week een eigen kantoortje in het bedrijf.
‘Mevrouw Margriet’ Mevrouw Van Eysden-Peeren, schreef het blad in de beginjaren praktisch van A tot Z helemaal zelf en gaf er haar bezieling en inspiratie aan. Slechts weinig mensen kenden mevrouw Van Eysden-Peeren. Ze was heel bescheiden. ‘Mevrouw Margriet’ werd ze wel genoemd. Haar rubrieken, ‘Margriet Weet Raad’ en ‘Mijn Idee’, werden een begrip. De rubriek ‘Mijn Idee’ was nog maar een paar weken uit, toen er een brief kwam die de toekomstige koers zou bepalen. Een oude vrouw schreef dat zij als weduwe bij haar kinderen woonde, hoe die haar het geld hadden afgenomen en hoe ze op een bovenkamertje zat zonder kachel. Ze kreeg daar ook haar eten en ze kon bij niemand haar nood klagen. Mevrouw Van Eysden-Peeren trok meteen ten strijde. Ze maakte een afspraak met die lezeres in de stationsrestauratie in Utrecht. Daar zag ze een klein verdrietig vrouwtje. En ze zorgde er zelf voor dat deze oude dame een fijn warm tehuis kreeg. Mevrouw Van Eysden-Peeren werd een begrip. Ze kreeg vele brieven over allerlei onderwerpen. Brieven over lief en leed, die ze zelf allemaal beantwoordde. Ze werd meer dan eens door haar toenmalige bazen op de vingers getik om haar vrijmoedigheid. “U heeft volgens mij een hekel aan mannen, mevrouw”, werd haar door de toenmalige uitgever eens gezegd. “Ik heb helemaal geen hekel aan mannen” antwoordde ze verontwaardigd, “maar als je een man hebt die iedere dag zijn vrouw ongenadig slaat, dan zeg je toch, mens neem dat niet meer! Ik zal U eerlijk vertellen mijnheer, als ik een man had gehad die me regelmatig zou slaan, dan had ik hem rattenkruit gegeven.” En met dat antwoord moest de baas het dan maar weer een tijdje doen.
De eerste Margriet uit 1938
“Ik wilde een bloem, een eerlijke bloem, Een Margriet bijvoorbeeld: dat is een nederige bloem, hoog op de stengel en met een gouden hart. ”Alma van Eijsden-Peeren
Margriet
49
Margriet in de oorlogsjaren Van oktober 1940 tot november 1941 verschijnt een kleine Margriet met 12 pagina’s en een grote Margriet met 32 pagina’s. Vanaf november 1941 verschijnt alleen nog de grote Margriet, later onder de titel Margriet Weekblad voor vrouwen en meisjes. De abonnementsprijs is 15 cent per week en losse nummers kosten 20 cent. De lezeressen van Margriet zijn via het hoofdblad (De Week In Beeld en de regionale nevenedities) gratis verzekerd tegen ongelukken. Door de papierschaarste in de oorlogsjaren, wordt het tijdschrift steeds kleiner van omvang. Om ruimte te winnen heeft het blad nu een kleine kop op de cover waaronder direct de tekst begint. Later in 1942 staat op de omslag (gedrukt in rood) weer het titelvignet en een zwart-wit foto, maar de papierkwaliteit wordt steeds minder. In november 1941 wordt de kleine Margriet wegens papierschaarste verboden. Omdat de Margriet-redactie weigert ook maar een zweem van Duitse propaganda te drukken, verschijnt op 23 april 1943 het laatste nummer van de grote Margriet. Toch was de redactie nog wel te bereiken. Voor 25 cent per maand was er de mogelijkheid om vragen te stellen, bemiddelingen te roepen voor correspondentie adressen en adviezen en hulp te vragen bij alle moeilijkheden die zich in de oorlogssituatie voordeden.
Expansie In november1945 verschijnt opnieuw de Margriet. In eerste instantie één keer per veertien dagen, maar zij was er weer! Op de cover stond prinses Margriet, met eronder een oranje steunkleur. En toen ging het snel. Eind 1948 kwam er een fusie van Margriet met het weekblad ‘Moeder en Kind’. De totale oplage steeg naar 180.000 exemplaren. Dat was voor die tijd zeer hoog. Maar de ongekende expansie moest nog komen. Met een gemiddelde van 100.000 exemplaren per jaar ging het vooruit. 1950 was een topjaar met 180.000 nieuwe abonnees. Vrouwenbladen hadden een belangrijke plaats ingenomen in de meeste gezinnen. In1965 was de oplage van Margriet boven de 800.000 gestegen. Daarna stabiliseerde zich de situatie en moest er wat worden prijsgegeven vanwege de opkomst van andere damesbladen. “Weet je eigenlijk wel hoe we aan de naam Margriet gekomen zijn?” vroeg ze aan haar opvolgster Hanny van der Horst. “Ze wilden een vogelnaam, zoiets als merel, maar dat wilde ik niet. Ik wilde een bloem, Margriet bijvoorbeeld, dat is een nederige bloem, hoog op de stengel en met een gouden hart.” Onder de bezielende leiding van de hoofdredactrice Hanny van den Horst, die mevrouw Alma Eysden-Peeren opvolgde, is Margriet van een gratis bijlage uitgegroeid tot een zelfstandig blad voor de moderne vrouw. Het is een begrip in Nederland geworden.
Hannie van de Horst
50
Margriet
Salarissen Hoe zagen de salarissen er uit van de typografen aan het eind van de jaren dertig. Bij de N.V. Nederlandsche Diepdruk Inrichting te Deventer lezen wij in de statuten van 7 december 1938: “In verband met de nieuwe statuten zijn er enkele attenties welke goedkeuring van H.H. Commissarissen behoeven. Het betreft de bezoldiging van personen die reeds langdurig in dienst der N.D.I. zijn. Dit geldt voor de volgende personen die een jaarsalaris hebben van meer dan ƒ 2000,—. P. v.d. Griendt
ƒ 6000,— + ƒ 1500,— vaste vergoeding en onkosten
G. Rolloos
ƒ 317,— per maand + de vast te stellen jaarlijkse gratificatie + 10 % van de omzet van de cliché-fabriek
P.v.d. Klis
ƒ 47,—
per week + de vast te stellen jaarlijkse gratificatie
A.C. Kerkhoven hoofd boekhouding
ƒ 260,— per maand + gratificatie per jaar
v.d. Worm
chef fotografie
ƒ 51,06 per week
H. Hoogeveen
chef retouche
ƒ 43,20 per week
H. Brinkerink
zetter
ƒ 39,84 per week
A. Kelderman
etser
ƒ 40,32 per week
W. Luttmer
tekenaar
ƒ 47,04 per week
Cr. Pauw
chef drukkerij
ƒ 49,50 per week
H.J. v. Dijk
boekhouder
ƒ 40,00 per week.
Margriet
51
De N.D.I. in oorlogstijd De N.V. Nederlandsche Diepdruk Inrichting in oorlogstijd Het ging allemaal zo mooi, het orderpakket was goed gevuld, 94 man personeel in dienst, het werd allemaal intern wat te krap en er waren al plannen voor uitbreiding. Maar de onrust die er al lang in Nederland heerste werd bange werkelijkheid. 10 mei 1940, de Duitsers vielen Nederland binnen. Voor ons het beging van de Tweede Wereldoorlog. Dat had ook voor de zaak direct voelbare gevolgen. Direct bij de eerste oorlogshandelingen werd het gebouw licht, maar niet onoverkomelijk beschadigd. Er ontstond chaos in Nederland. En ook bij de N.D.I. kwam de productie veertien dagen stil te liggen, met als gevolg dat de omzet fors daalde. Al het handels- en reclamedrukwerk viel weg.
Offers Op 1 juni sprak Piet van de Griendt het personeel toe, over de ongewone situatie die de oorlogstoestand met zich meebracht en wat voor een gevolgen dat voor het bedrijf zou kunnen hebben. Hij vertelde het volgende. “In verband met de sterk afgenomen omzetcijfers van ons bedrijf en het noodzakelijk wegvallen van een deel van het gewone werk van de periodieken die wij drukken, alsmede met de zware financiële gevolgen die hierdoor voor onze drukkerij het gevolg zijn, moeten wij wat de toekomst aangaat zeer drastische maatregelen nemen. Om de mogelijkheid van een rustig voortbestaan van de zaak zo goed mogelijk te verzekeren en ervoor te waken dat ook na afloop van de oorlog in Europa, ons bedrijf weer zoveel mogelijk op de oude wijze kan voortgaan.” “Hierdoor zal door een aantal personen in de diverse afdelingen van ons bedrijf slechts 36 uur en in enkele gevallen 38 uur kunnen worden gewerkt. Voor de ontbrekende uren heeft men dan recht op een werkloosheiduitkering. Ik behoef U niet te zeggen, hoezeer het mij ter harte gaat dat ik deze maatregelen moet nemen, vooral waar een ieder van U altijd met hart en ziel voor onze zaak heeft gewerkt. Het zijn echter maatregelen die genomen moeten worden, in het belang van U allen, om het voortbestaan van onze onderneming en daarmede de werkgelegenheid voor ons allen zo goed mogelijk te verzekeren.” “Het zal wel overbodig zijn hierbij te vermelden, dat het financiële offer wat de meeste leden van ons personeel te dragen krijgen, maar ook door de leiders van onze zaak en wel zodanig, dat de hoogst gesalarieerde ook de grootse korting op zijn salaris zien toegepast. Zij hebben zich allen met de grootste bereidwilligheid dat offer, in het belang van de zaak en van ons allen, getroost. Ik behoef geen beroep te doen op ieder lid van ons personeel, om dit voorbeeld te volgen, en met een even grote ijver en toewijding als tot dusverre, voort te werken aan onze gemeenschappelijke belangen, in de hoop dat wij, dankzij ons aller kracht, eensgezindheid en samenwerking, weer zo spoedig mogelijk tot normale toestanden zullen komen. En wees U er van verzekerd, dat wij als directie, alles in het werk zullen stellen om dat doel te bereiken.” Dat er werkelijk een flink financieel offer gebracht werd blijk uit het volgende: Sommige personeelsleden gingen er 10 % in loon op achteruit en weer anderen 20 %. Het salaris van de directeur zelf ging met 50 % achteruit.
52
N.D.I. in oorlogstijd
Notulen van de jaarlijkse algemene vergadering van aandeelhouders van 6 september 1940
Aanwezig de heren C.J.J.M. en L.J.J.M. Teulings, tezamen vertegenwoordigen zij alle 46 uitstaande aandelen der N.V. en dus gerechtigd tot het nemen van geldige besluiten. De voorzitter opent de vergadering en merkt op, dat als gevolg van de abnormale omstandigheden door de oorlog waar ons land in verkeert, deze vergadering enkele maanden later moet worden gehouden en dat dit in de statuten is bepaald. Daar echter in deze vergadering alle aandelen zijn vertegenwoordigd, zijn de te nemen besluiten toch geldig. De directeur brengt verslag uit over de gang van zaken zoals die sedert het uitbreken van de oorlog op 10 Mei jl. is geweest en over de maatregelen die door hem zijn genomen om het bedrijf, dat circa 14 dagen heeft stilgestaan, weer op gang te brengen. Al heeft als gevolg van de oorlog het bedrijf eniger schade geleden, deze bleek toch gelukkig niet van ernstige, noch van langdurige aard te zijn. Circa 4 maanden na het uitbreken van de oorlog draait de zaak weer ongeveer normaal, al blijft de omzet geringer door het wegvallen van het vele handelsdrukwerk. Ondanks de voorziening van het bedrijf met de nodige grondstoffen en materialen, blijft dit uiteraard zorgbarend. Wij hebben echter door tijdig de nodige voorraden aan te leggen zoveel mogelijk vooruit gezorgd. Tot dusverre zijn daardoor moeilijkheden met de materiaalvoorziening niet opgetreden, en gezien de voorraden voor een vrij lange periode zijn deze ook niet te verwachten. De jaarstukken van het boekjaar 1939 konden ter tafel worden besproken en worden goedgekeurd. Aan H.H. commissarissen en directie wordt decharge verleend over het gevoerde beheer. Daar er geen winst voor dit boekjaar is gemaakt komt bepaling van dividenden en tantièmes niet aan de orde. Na enige besprekingen van algemene aard volgt sluiting der vergadering. 6 Augustus 1941 C. Teulings, voorzitter
P .v.d. Griendt
N.D.I. in oorlogstijd
53
Censuur Geleidelijk aan, werd het steeds moeilijker. Het personeelsbestand begon fors terug te lopen. Veel N.D.I.’ers zochten hun toevlucht elders of doken onder om aan een mogelijk gedwongen uitzending naar Duitsland te ontkomen. Een aantal jongeren kon dat niet en zij werden in Duitsland te werk gesteld. Hierbij zijn helaas ook enkele slachtoffers gevallen. Toch probeerde men met het weinige personeel dat er nog was, de zaak zo goed mogelijk draaiende te houden. Een drukkerij zonder papier, dat spookbeeld doemde voor de Nederlandsche Diepdruk Inrichting op. Men was geheel afhankelijk geworden van papiertoewijzing door de Commissie voor Persreorganisatie, gevestigd aan de Smidsweg 2 te Den Haag. Dit viel weer onder het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, ook gevestigd in Den Haag. De mensen die daar dienst deden waren Nederlanders die allen lid waren van de Nationaal Socialistische Beweging (N.S.B.-collaborateurs).
Geen propaganda De persreorganisatie kwam erop neer dat alles wat in Nederland gedrukt werd, de Duitse bezetter welgevallig moest zijn en hun goedkeuring moest dragen. Dit hield ook in dat op verzoek van de bezetter, Duitse propaganda opgenomen moest worden in de tijdschriften. Uitgeverij ’t Koggeschip van De Stuwdam, had bij opheffing de afspraak gemaakt dat, als er weer een blad gedrukt moest worden, dit bij de N.D.I. moest gebeuren. Onder druk van de Duitse bezetter publiceerde ’t Koggeschip Duitse propagandafoto’s. Maar in 1942 wordt het tijdschrift in opdracht van de rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied ook verboden. De N.D.I. weigerde ook propaganda te drukken en deze weigering kwam hen duur te staan. Ondanks hevige protesten van directeur Piet van de Griendt, werd vanuit Den Haag geen toestemming meer gegeven voor papiertoewijzing aan de diepdruk in Deventer. Van de verschillende tijdschriften werd de één na de ander verboden. De eerste die dat trof was het Noorden in Week en Beeld vanaf 1 januari 1941, vervolgens Gelderland in Woord en Beeld per januari 1942 en daarna Week in Beeld vanaf eind januari 1943. Zo kwam er geleidelijk een einde aan het drukken van tijdschriften. Het laatste blad, Margriet, werd op 23 april 1943 verboden.
Schaduwdrukkerij voor geld en distributiekaarten Aan alle rampspoed leek geen einde te komen, want ook de Vomag-rotatieboekdrukpers werd door de bezetter gevorderd en afgevoerd. Zo ook de blokken lood die bestemd waren voor de zetterij. Ze werden op een handwagen geladen en vanaf de N.D.I. afgevoerd naar het station. Toch werd de Nederlandsche Diepdruk Inrichting in Deventer aangewezen als filiaal van onze gelddrukker Joh. Enschedé en Zn. Het leek de Duitse bezetter wel zinvol dat er een schaduwdrukkerij voor geld en distributiekaarten zou zijn in het oosten van het land. Dit voor het geval dat Johan Enschede door het oorlogsgeweld getroffen zou worden. Voor de N.D.I kwam dat niet geheel ongelegen want het bood toch een zekere bescherming. Er zijn echter nooit geld of distributie kaarten gedrukt. Wel postzegels, maar die zijn nooit uitgegeven.
54
N.D.I. in oorlogstijd
Joodse colporteurs werd het werken onmogelijk gemaakt.
N.D.I. in oorlogstijd
55
Alleen nog ansichtkaarten Waar hield het bedrijf zich in de oorlog nog mee bezig? Het ene na het andere tijdschrift viel weg. Alleen de vellenpersen waren een enkele keer in gebruik want het enige wat de drukkerij nog kon drukken waren ansichtkaarten en die werden dan ook bij honderdduizenden gedrukt. Helaas kwam ook aan het drukken van de kaarten een einde. De directeur had een mooie opdracht gekregen van Vroom & Dreesman uit Amsterdam en Leeuwarden, voor het drukken van een nieuwe serie ansichtkaarten. Maar eerst moesten de modellen voorgelegd worden aan het Departement van Volksvoorlichting, afdeling Boekwezen in Den Haag. Daar werd echter, ondanks het protest van Piet van de Griendt, een verbod opgelegd. De drukwerkzaamheden kwamen nu praktisch stil te liggen.
Protestbrief tegen de afwijzing van de V&D-order
56
N.D.I. in oorlogstijd
De zetterij De zetterij had nog wel volop werk. De Deventer gasfabriek was namelijk door de oorlogshandelingen zwaar getroffen en de N.D.I. was als enige van alle drukkerijen in Deventer en omstreken, in staat om elektrisch lood te zetten. De verzoeken voor zetwerk kwamen vanuit Zwolle, Zutphen, Raalte en van het Deventer Dagblad. Ook de heer Veldwachter, die aan het Muggeplein een drukkerijtje had onder de naam Ovimex, deed regelmatig een beroep op de N.D.I. Bij Ovimex werd een gedeelte van het blad ‘Trouw’ gedrukt. Hij zat ook in het verzetswerk en daar deed de N.D.I. veel zetwerk voor.
Reactie van het Departement van Volksvoorlichting en kunsten
N.D.I. in oorlogstijd
57
Inventarisatie van de tijdschriften
58
N.D.I. in oorlogstijd
Andere bronnen van inkomsten Het geld voor het weinige papier dat nog te krijgen was, kwam binnen door de verdienste van het clichéfabriekje. Deze was namelijk geheel overgeschakeld op het maken van speelgoed, zoals eenden, koeien en paarden. Dat rolde allemaal op hun kleine wieltjes uit de N.D.I. Het speelgoed werd gemaakt van bezemstelen. Als het hout voor de wielen op was, stroopten ze alle winkels af om aan stelen te komen, die dan weer tot schijven werden gezaagd. Ook werden er decoratieve schemerlampjes gemaakt.
Lampjes, sleutelhangers en nog veel meer Deze decoraties moet men zich als volgt voorstellen. Er werd een figuur van koper gemakt, bijvoorbeeld een silhouet van een vrouw, vervolgens werd het verchroomd . Achter het figuurtje werd een lampje en ervoor een stukje gekleurd melkglas geplaatst. Overdag vormde het geheel een aardige decoratie, maar bij avond kwam het pas echt tot leven. Er waren diverse variaties in deze decoratielampjes. Zo maakten ze tegen de Kersttijd engeltjes en bij Oud en Nieuw was er veel vraag naar de twee hartjes. 12 modellen waren er op een bepaald moment verkrijgbaar en ook nog in drie verschillende maten. De kleinste was 20 cm en de grootste 60 cm hoog. Een van de grote afnemers was het warenhuis De Bijenkorf. Na verloop van tijd werd het steeds moeilijker om aan elektriciteitssnoer te komen, met het gevolg dat er eerst 4 meter aan een lampje zat en op het laatst nog maar 20 centimeter. Ook werden er op bestelling sleutelhangers gemaakt, zoals voor de Koninklijke Nederlandse Automobiel Club (K.N.A.C.). Men maakte metalen versieringen en zelfs tabaksbladeren werden er gedroogd en gesneden, Dit was natuurlijk niet voor de handel.
Connecties Directeur van de Griendt, een man met een zeer commerciële instelling, stond achter al deze initiatieven. Hij had bovendien veel goede relaties die prima van pas kwamen. Een daarvan was de heer Vince. Deze zorgde ervoor dat ze voor datgene wat ze produceerden ook klanten kregen. Hij kweet zich zo goed van zijn taak, dat er soms dag en nacht gewerkt moest worden om aan de vraag te voldoen. De N.D.I. kwam wat het drukken be-treft praktisch stil te liggen. Vanaf september 1944 stonden er nog maar 13 personen op de loonlijst, die toch probeerden iedere dag aanwezig te zijn en zich hoofdzakelijk bezig hielden met kaarten en machines poetsen. Zelfs de boekhouder was hier mee bezig. In april 1945, na vijf verschrikkelijke jaren van ellende en chaos, was de oorlog gelukkig voorbij.
De schade Toen kon de wederopbouw beginnen. De schade aan het bedrijf en het daarboven gelegen woonhuis was aanzienlijk. De grootste schade was ontstaan op 26 november 1944 en op 6 maart 1945. De hoogte van de oorlogsschade werd in juni door de verzekeringsmaatschappij ‘Nieuw Molestrisico te Amsterdam en het planbureau voor de wederopbouw in Deventer geschat op ƒ 5.474,—.
N.D.I. in oorlogstijd
59
De officiële schadevaststelling
60
N.D.I. in oorlogstijd
De N.D.I. gaat weer drukken De schade aan de gebouwen was niet de grootste zorg van Piet. Papier moest hij hebben, veel papier en grondstoffen. Om de pers weer te laten lopen met de weinige middelen die hij had, moest er de eerste maanden wel veel geïmproviseerd worden. Gelukkig doken er steeds meer N.D.I.’ers op. Het cliché-fabriekje, waar aan het eind van de oorlog zoveel activiteiten hadden plaatsgevonden, werd echter voorgoed gesloten. De eerste drukopdrachten die binnenkwamen en in diepdruk van de pers rolden, waren het herdenkingsboekje ‘Deventer Vrij’ en het herinneringsalbum ‘Apeldoorn Vrij’.
Deventer Vrij
Apeldoorn Vrij
De vertrouwde tijdschriften Op 3 november 1945 was het eindelijk zover. Als eerste verscheen het damesblad Margriet. Wel in een bescheiden formaat, met prinses Margriet op de cover en een oranje steunkleur. Geleidelijk aan kwam er meer papier. Ook de regionale bladen moesten weer zo snel mogelijk verschijnen en dat gebeurde op 13 juli 1946. Toen verschenen ‘Week in Beeld’, ‘Eigen Erf’ en de andere regionale tijdschriften. De inkt die daarvoor gebruikt werd, was wel van een hele vreemde samenstelling. Het was een soort waterverf of waterinkt. Het was kortstondig mooi, maar stonk geweldig. Helaas komt in 1947 de heer Rolloos sr. te overlijden. Hij was vriend van Van de Griendt, bedrijfsleider en man van het eerste uur van de N.D.I.
N.D.I. in oorlogstijd
61