Het begeleiden van pupillen tijdens wedstrijden bij v.v. De Tubanters 1897
INHOUDSOPGAVE
Inleiding
pag. 2
Kenmerken van pupillen
pag. 3
Kenmerken F-pupillen
pag. 4
Kenmerken E-pupillen
pag. 6
Kenmerken D-pupillen
pag. 8
Bijlage 1: Speelwijze
pag. 10
Het 1:3:3 ssysteem
pag. 11
Het 1:4:3:3 systeem
pag. 13
Bijlage 2: Coachen
pag. 16
Bijlage 3: De coach/leider en de ouders
pag. 17
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 1
Inleiding: Binnen de v.v. De Tubanters 1897 streven we er naar om meer eenduidigheid te krijgen in het technisch beleid. Onder technisch beleid kan worden verstaan zaken als: speelwijze (of spelsysteem), coaching en manier en/of inhoud van trainingen. Dit betekent dat het technisch beleid binnen de vereniging moet worden uitgedragen en dat er afspraken gemaakt moeten worden met de diverse leiders, coaches, trainers en eventueel andere begeleiders om deze eenduidigheid tot stand te brengen.
De redenen voor meer eenduidigheid zijn: Meer duidelijkheid voor spelers; Makkelijkere uitwisseling van spelers naar een ander team; Meer duidelijkheid en houvastvoor leiders/coaches (“wat wordt er van mij verwacht”); Hoger niveau van begeleiden van spelers en hierdoor hoger niveau van de spelers.
Hieronder zijn afspraken en richtlijnen vermeld en is informatie op papier gezet specifiek bedoeld voor begeleiders (coaches/leiders) van pupillenteams tijdens wedstrijden. Er zal worden ingegaan op kenmerken van de verschillende leeftijdscategorieën (F, E en Dgroep). Aan de hand van die kenmerken zal volgens een vaste structuur worden ingegaan op: gevolgen voor het voetbalspel, warming up, speelwijze en coachen. In de bijlagen vanaf pagina 10 wordt dieper ingegaan op de te spelen speelwijze en uitgebreidere richtlijnen gegeven voor het coachen van pupillen binnen deze speelwijze. In bijlage 3 is er ook aandacht voor de rol van de ouders tijdens wedstrijden en hoe daar als coach/leider mee om te gaan. Afspraken over inhoud en manier van trainen zullen apart met de trainers worden gemaakt en op papier worden gezet.
René ter Meer Pupillencoördinator Augustus 2011 Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 2
Kenmerken pupillen: Bij kinderen van diverse leeftijdscategorieën (F, E, D) horen verschillende kenmerken. Bij Fpupillen kun je dus wat anders verwachten in gedrag, beleving en leervermogen dan bij bijvoorbeeld bij E-pupillen. Hier moet rekening mee worden gehouden tijdens wedstrijden en trainingen: hoe moet de warming up eruit zien? Hoe moet er worden gespeeld? Hoe coach je de spelers? Het is belangrijk deze verschillende kenmerken per leeftijdscategorie te weten anders kun je als coach/trainer verkeerde verwachtingen hebben en dit kan voor zowel de coach/trainer als voor het kind irritatie en/of frustratie opleveren. Als coach moet je dus niet je volwassen verwachtingen op het kind projecteren!
BELANGRIJK UIGANGSPUNT BIJ DE PUPILLEN IS: PLEZIER staat voorop, daarnaast het ONTWIKKELEN van voetbalvaardigheden en NIET ten koste van kinderen willen winnen!
Wat er ook speelt, laat vooral de kinderen spelen! Ze mogen fouten maken!
Op de volgende pagina’s zijn de kenmerken van de verschillende leeftijdsgroepen beschreven, met daarbij de gevolgen voor het voetbalspel, de warming up, de speelwijze en het coachen.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 3
Kenmerken F-pupillen (6 t/m 9 jaar):
Kinderen zijn zeer snel afgeleid (erg speels), kunnen zich niet lang concentreren;
Zijn individueel gericht, hebben weinig gevoel om dingen samen te doen;
Zijn te speels om te voetballen zoals ouderen dat het liefst zouden willen;
Na ongeveer een jaar gaan kinderen meer oog krijgen voor medespelers.
Gevolgen voor het voetbalspel: Door deze egocentrische spelinstelling komen samenspel en tactiek nauwelijks aan bod. Voor de F pupil is het veroveren van de bal een eerste doelstelling en het er achteraan hollen een tweede. En aangezien ze dat met z’n allen doen bestaat het bekende “kluitjesvoetbal” waarbij meestal iedereen naar voren rent bij balbezit. Bij de 1e jaars F-pupillen moet het voetballen worden beschouwd als kennismaken met het voetbalspel. Bij deze jonge kinderen kan er al sprake zijn van een groot niveauverschil.
Warming up: Warming up van ongeveer 15 minuten geheel met bal op een speelse manier. Stimuleer als leider/coach de kinderen, dit kan in de vorm van bijvoorbeeld een kleine partijvorm. Zorg dat iedereen in beweging is. Rekkingsoefeningen hebben GEEN nut.
Speelwijze: Bij de 1e jaars F-pupillen hoeft er nog geen sprake te zijn van een bepaalde speelwijze. De kinderen zijn hier nog niet aan toe, het moet gezien worden als kennismaking met voetbal(wedstrijden). Het is daarom aan te bevelen om te wisselen van keeper zodat iedereen weet wat het is om te keepen en om te voetballen. Vaak zie je dat iedereen bij balbezit naar voren rent, na enige wedstrijden kun je afspreken dat er bijvoorbeeld 2 spelers wat meer achterin blijven spelen (wel mee laten doen aan het spel en niet “in de goal kruipen”). Dit ook weer afwisselen zodat iedereen ervaart hoe het is om achterin te spelen. Bij de 2e jaars F kan met name bij de beteren (bv. F1) het 1:3:3 spelsysteem worden gespeeld (zie bijlage).
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 4
Coachen: Kinderen vooral op een positieve en stimulerende wijze aanmoedigen; Ieder kind bij het spel betrekken, niet spelers alleen maar achterin laten spelen die daardoor niet met het spel meedoen; Heeft geen zin om veel nadruk te leggen op het afspelen van de bal (vooral 1e jaars); Geen lange wedstrijdbesprekingen, gebruik termen die de kinderen begrijpen; Bij 1e jaars F vooral stimuleren (er is minder sprake van coaching); Bij 2e jaars F m.n. aandacht schenken aan: balbezit uit elkaar (veld groot maken), balverlies druk zetten op de bal (de bal willen veroveren). Iedereen krijgt evenveel speeltijd.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 5
Kenmerken E-pupillen (9 t/m 11 jaar): Kinderen zijn meer bereid deel uit te maken van een team; Ze krijgen in de gaten wie goed en minder goed kunnen voetballen; Ze kunnen zich wat langer concentreren, ze kunnen zich wat langer met dezelfde oefening bezig houden; Worden wat zelfstandiger (ook in de kleedkamer, eventueel bij 2e jaars E geen ouders meer in de kleedkamer).
Gevolgen voor het voetbalspel: De balbehandeling wordt beter, we zien de eerste combinaties. De spelers krijgen meer oog voor ruimte en posities, hierdoor geen kluitjesvoetbal meer. Ze begrijpen wat “vrijlopen” en “dekken” betekent.
Warming up: Warming up van 15 minuten is voldoende, deze warming up kan volledig met bal worden uitgevoerd. De warming moet worden gestructureerd/begeleid, dit kan in de vorm van trainingsvormen zoals inspelen en aannemen van de bal, positiespelletjes 3:1 of 4:2 in afgebakende ruimte en een afwerkvorm. Rekkingsoefeningen hebben GEEN nut.
Speelwijze: Het 1:3:3 systeem kan worden gespeeld (zie bijlage). De spelers krijgen meer oog voor ruimte en gevoel voor positie. Meestal wordt er met een vaste keeper gespeeld, het regelmatig wisselen van posities wordt aangeraden omdat dit de ontwikkeling van de individuele spelers vergroot. Er wordt geprobeerd van achteruit op te bouwen, beginnen bij de keeper.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 6
Coachen: Kinderen op een positieve en stimulerende manier coachen; Kunnen meer positiegebonden gaan spelen, maar spelers nog wel op diverse posities laten spelen; Kan meer aandacht worden besteed aan afspelen (moet ook altijd vrijheid zijn voor het maken van acties!); Bij balbezit veld groot maken, termen als “veld breed houden” kunnen worden gebruikt (na uitleg); Bij balverlies druk op de bal zetten en veld klein maken (wat dichter op elkaar spelen); Niet te veel informatie geven. Iedereen krijgt evenveel speeltijd.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 7
Kenmerken D-pupillen (11 t/m 13 jaar): Spelers kunnen kritisch naar zichzelf zijn maar ook naar medespelers; Gedragen zich meer teambewust; Vergelijken zich met andere spelers; Winnen wordt belangrijker; Is in staat om complexere spelsituaties te overzien.
Gevolgen voor het voetbalspel: Spelers krijgen te maken met een groot veld waardoor de ruimtes en afstanden groter worden. Daarbij komt er een extra linie bij (extra spelers) en krijgen ze te maken met buitenspel. Dit alles maakt het voetballen complexer, het kan hierdoor rommeliger worden. Spelers krijgen meer oog voor elkaar en ontstaat er in een elftal vaak een bepaalde pikorde.
Warming up: De warming up van D-pupillen begint al meer te lijken op een warming up zoals we die kennen bij de oudere jeugd en volwassenen. De spelers worden al wat zelfstandiger, kunnen mogelijk zelf met de warming up beginnen hoewel er nog wel toezicht nodig is. Duur van de warming up is ongeveer 20 minuten. De eerste minuten kan er begonnen worden met wat loopvormen (rustige looppas, knieheffen, hakken-billen, zijwaarts enz.). Vervolgens met de bal enkele pas en trapvormen, positiespelletjes en eventueel kleine partijvorm in afgebakende ruimte. Rekkingsoefeningen zijn niet noodzakelijk, ze kunnen eventueel worden uitgevoerd als voorbereiding op de C-groep.
Speelwijze: Het 1:4:3:3 systeem wordt gehanteerd (zie bijlage). Posities van spelers worden duidelijker, toch is het voor de ontwikkeling van de individuele speler goed om ook op andere posities te spelen.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 8
Coachen: Kinderen op een positieve en stimulerende manier coachen; Door het grote veld zijn spelers moeilijker bereikbaar om te coachen, voorkom continu schreeuwen over het hele veld, kan agressief overkomen en kan juist onduidelijkheid geven; Eventueel aan elke lange zijde van het veld een coach, zo voorkom je dat er enorm geschreeuwd wordt (coaching wel op elkaar afstemmen); Doordat het voetballen complexer wordt is het belangrijk om m.n. op basale elementen te coachen, niet te ingewikkeld maken; Probeer als coach 1 of 2 thema’s of onderwerpen aan de spelers mee te geven (bv. opbouwen van achteruit of aanvallen over de zijkanten of het maken van individuele acties) en dan m.n. hierop gaan coachen, dit kan eventueel in overleg met de spelers.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 9
Bijlage 1: SPEELWIJZE
Belangrijk om te bedenken dat een bepaald systeem spelen in de pupillen een middel is om spelers te laten ontwikkelen. Het systeem is niet een doel op zich. Daarbij willen we uitgaan van de “Hollandse voetbalschool”. Dit betekent uitgaan van technisch en goed positioneel voetbal, voorbereidend op het 4:3:3 systeem zoals dat in de Djeugd wordt gespeeld en ook verder zal worden doorgetrokken naar de junioren en het 1e elftal. Het meest ideaal is als er met 6 veldspelers en 1 keeper wordt gespeeld, zeker in de E leeftijd omdat de ruimtes anders erg klein worden en kan het onoverzichtelijk worden.
De speelwijze waar we voor kiezen bij de F en E-pupillen is het 1:3:3 systeem.
Waarom dit systeem?
Spelen in 2 linies is overzichtelijker voor de kinderen;
Komt het meeste overeen met het 4:3:3 systeem zoals dat bij de D-pupillen, junioren en 1e elftal wordt gespeeld (bijvoorbeeld bij balbezit veld breed maken →spelen met buitenspelers);
Zorgt voor een goede veldbezetting, denk hierbij aan het opbouwen van achteruit (zijkanten zijn bezet voor het kunnen opbouwen) en het spelen met buitenspelers (uniek Nederlands systeem);
Alle spelers moeten actief meedoen in alle situaties, bij balverlies (aanvallers moeten verdedigen) en bij balbezit (verdedigers moeten opbouwen/aanvallen);
Om goed te kunnen coachen moet je als coach/leider weten wat er van de spelers wordt verwacht bij balbezit en balverlies. Hieronder is uitgebreid beschreven wat de verschillende taken zijn van de spelers op de verschillende posities. Pas op dat het niet te ingewikkeld wordt voor de spelers, dus pas het coachen aan wat past bij het niveau van het team en het individu. Het is beter op bijvoorbeeld op 2 punten te coachen die de speler begrijpt dan op 5 punten waarvan de speler er 3 niet begrijpt. Dit kan frustrerend zijn voor trainer en speler.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 10
Het 1:3:3 systeem
6 5
7
2
3 4
1
Wat zijn de taken die bij de verschillende posities horen (wat wordt van de spelers verwacht). Balbezit Doelverdediger (1): positie kiezen t.o.v. de verdedigers voortzetting d.m.v. rollen, werpen, passen of trappen fungeren als centrale opbouwer (‘vliegende keep’) Vleugelverdedigers (2,4): positie kiezen (uit elkaar, veld groot maken) aanspelen van de aanvallers wanneer er ruimte is, zelf met de bal naar voren dribbelen/drijven en eventueel ondersteunen bij de aanval Centrale verdediger (3) positie kiezen (tussen aanvallers en vleugelverdedigers in) aanspelen van de aanvallers of verdedigers die meedoen in de aanval wanneer er ruimte is, zelf met de bal naar voren dribbelen /drijven meedoen met de aanval doelpogingen, indien de gelegenheid zich voordoet Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 11
Vleugelaanvallers (5,7) positie kiezen t.o.v. verdedigers (veld lang maken) met de bal zo snel mogelijk richting doel: alleen (individuele actie) of maatje aanspelen die vrij baan heeft richting doel zelf voor het doel positie kiezen (aanspeelbaar zijn om te kunnen scoren) doelpogingen Centrale aanvaller (6) zo diep mogelijk positie kiezen (veld zo lang maken dat je nog net met een pass bereikbaar bent) doelpogingen (individuele acties of via combinaties met maatjes doelgericht zijn
Balbezit tegenpartij Doelverdediger (1): doelpunten voorkomen positie kiezen t.o.v. de bal, tegenstander(s) en medespelers Vleugelverdedigers (2,4): ‘niet laten uitspelen’ voorkomen van doelpunten dekken van de aanvallers van de tegenpartij teammaatjes helpen (rugdekking) bal afpakken Centrale verdediger (3) ‘niet laten uitspelen’ voorkomen van doelpunten dekken van centrumaanvaller teammaatjes helpen (rugdekking) veld klein maken bal afpakken Vleugelaanvallers (5,7) storen van de opbouw van de tegenstander(s) bal afpakken veld klein maken ‘niet laten uitspelen’ Centrale aanvaller (6) dekken van de centrale verdediger van de tegenpartij ‘storen’ van de opbouw van de tegenstanders, voorkomen van de dieptepass. bal afpakken veld klein maken ‘niet laten uitspelen’
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 12
De speelwijze waar we voor kiezen bij de D-pupillen is het 1:4:3:3 systeem.
Waarom dit systeem? Zorgt voor een goede veldverdeling, veel mogelijkheden tot maken van “driehoekjes”; Is typisch Hollandse speelwijze, met buitenspelers; Is een systeem wat spelers houvast geeft (zeker verdedigend).
Het 1:4:3:3 systeem
10 11
9
7 8
6
4 5
2 3
1 1 Bij doorschuivende centrale verdediger (3 of 4) 1:3:4:3 systeem.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 13
Wat zijn de taken die bij de verschillende posities horen (wat wordt van de spelers verwacht). Balbezit (opbouwend, aanvallend) 1 doelverdediger (veldpositie 1) Het goed meedoen in het positiespel Goede voortzetting door middel van pass, uitworp, uittrap, doeltrap. Goede communicatie met eigen spelers 1 vrije man ( veldpositie 3) Leiding geven Verplaatsen van het spel; naar voren denken en doen Altijd mogelijkheid voor terugpass maken. 3 mandekkers (linker (2), rechter (5) en centraal (4)) Uitwaaieren bij balbezit om opbouw goed te laten verlopen ( belangrijke rol in positiespel) - spitsen wegtrekken, ruimte creëren. 2 middenvelders ( linker (6) en rechter (8)) Goed positiespel vooral in relatie tot vleugelspitsen , mandekkers en vrije man. Niet te veel gaan lopen met de bal ( uit positie lopen + veel risico balverlies) Niet teveel en constant voor de linker/rechter spits de diepte vollopen. 1 centrale middenvelder (7) Niet te diep spelen ( denk aan de ruimte achter je) Goed positiespel in opbouw aanval Het komen in scoringspositie Het scoren van doelpunten 2 vleugelspitsen ( linker (9) en rechter (11) Bij voorzetten van de andere kant erbij zitten (koppen) >niet teveel 'plakken' > inkomen! Veld breed houden Rendement voorzetten belangrijk, bal moet goed voor komen. Het scoren van doelpunten 1 centrale spits ( veldpositie 10) Het scoren van doelpunten Het komen in scoringsposities Steeds werken om dieptepass gespeeld te krijgen Ruimte creëren voor opkomende middenvelders en vleugelspitsen
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 14
Balbezit tegenpartij (verdedigend/storend) 1 doelverdediger (veldpositie 1) Het voorkomen van doelpunten Zeer actief blijven, concentratie Goed ' meelezen' van de situaties. Naar voren denken bij dieptepasses tegenpartij ( rol vrije verdedigers/ruimte wegnemen) Leiding geven aan verdediging 1 vrije man ( veldpositie 3) Het voorkomen van doelpunten Leiding geven/overzicht houden > door vrije rol Rugdekking geven 3 mandekkers (linker (2), rechter (5) en centraal (4)) Het voorkomen van doelpunten Hoe dichter bij eigen doel, hoe scherper gedekt moet worden. Regelen van de buitenspelval ( er niet achter kruipen!) Dekken aan de binnenkant Knijpen/rugdekking geven Zeer attent op 1 tegen 1, niet alleen agressie, maar ook technisch goed doen, niet te vroeg happen, voor je houden, geen overtreding. 2 middenvelders ( linker (6) en rechter (8)) Eerst verdedigend denken, goed in je eigen zone spelen, ruimte wegnemen voor tegenstander ( dieptepass in de ruimte wegnemen) Goed meedoen wanneer op de bal gejaagd wordt, geen ontsnappingsmogelijkheid bieden. 1 centrale middenvelder ( veldpositie 7) Controlerende taak, dus steeds zoveel mogelijk evenwicht houden, niet te veel naar voren spelen. Vrij opkomende tegenstander oppikken. 2 vleugelspitsen ( linker (9) en rechter (11) Niet alleen verantwoordelijk voor de eigen man (vleugelverdediger tegenpartij) maar ook ruimte op middenveld verdedigen, knijpen naar binnen en eventueel terug met eigen man. Aan de kant van de opbouw tegenstander (vleugelverdediger) niet laten spelen, geen pass toelaten in de diepte. Knijpen naar binnen bij opbouw over andere kant en door midden. 1 centrale spits (10) In samenwerking met de beide vleugelspitsen de opbouw van de tegenstander storen/niet laten uitspelen Goed het moment kiezen voor aanval op de bal Niet alleen storen, maar gezamenlijk Voor je houden, tijd winnen om vleugelspitsen gelegenheid te geven erbij te komen.
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 15
Bijlage 2: COACHEN
Het coachen is vooral bedoeld om spelers iets te leren, iets bij te brengen en om spelers te helpen. Dit kan zijn op voetbalgebied (technisch, tactisch), maar kan ook zijn in gedrag, dan is er mogelijk meer sprake van bijvoorbeeld corrigeren of stimuleren.
Waar kun je in zijn algemeenheid op letten tijdens het coachen, onafhankelijk van de leeftijd van het kind. Hieronder zijn enkele punten benoemd: Coach op een positieve wijze (wat gaat goed en wat kan beter), denk hierbij ook aan je lichaamshouding (wegwerpgebaar – enthousiasme) en aan je stemgebruik (irritatie/afkeuring – positief/aanmoedigend). Dit is net zo belangrijk als de inhoud van je boodschap; Ook vooral aangeven wat goed gaat; Coach niet te veel anders krijgen de kinderen te veel informatie en als ze continu je stem horen luisteren ze niet meer en komt je boodschap niet over; Coach niet op emotie, het wordt dan snel afkeurend en onduidelijker voor het kind; Geef korte gerichte instructies naar het kind of laat het zelf oplossingen bedenken. Bv: “Jan wat moet jij doen als de keeper de bal heeft?” Geen algemene en/of moeilijke aanwijzingen geven. Bv: “het middenveld moet meer aansluiten” wie spelen er op het middenveld? Wat is aansluiten? Een andere manier: “Piet (= middenvelder) als Klaas (= spits) de bal heeft moet je hem helpen”. Als het kan zorg je dat je de wind in de rug hebt, dan ben je beter verstaanbaar.
Probeer jezelf af en toe een spiegel voor te houden: hoe coach ik, hoe druk maak ik mij, ben ik niet tè emotioneel. Kinderen mogen, nee moeten zelfs fouten maken om te kunnen leren!
Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 16
Bijlage 3: DE COACH/LEIDER EN DE OUDERS Niet alleen de kinderen, maar ook de volwassenen zijn aanwezig (op het speelveld en in de kleedkamer) en hebben daar een belangrijke taak. Gelukkig volgen vele ouders het voetballen van hun kind. Hun enthousiasme is erg belangrijk voor de voetbalbeleving van kinderen. Veel ouders houden het echter niet bij aanmoedigingen, de kinderen worden al snel een verlengstuk van de beleving van hun ouders. Aanmoedigingen worden aanwijzingen, en voordat iemand het in de gaten heeft, staan er twee keer zoveel trainers langs de lijn als voetballers in het veld.
Daarnaast is voor een aantal ouders de uitslag van de wedstrijd en de stand op de competitieranglijst belangrijker dan het plezier en de vooruitgang in het voetballen van de kinderen. Vanuit deze gedachte kunnen de ouders zich op allerlei manieren gaan bemoeien met het voetballen. Zij kunnen proberen om invloed uit te oefenen op het hanteren van de spelregels en daarmee het resultaat van de wedstrijd.
Zowel voor leiders/coaches als voor ouders geldt: zij zijn medeverantwoordelijk voor het plezier van het eigen team en het team van de tegenpartij!
Voor de trainer is de belangrijke, maar tevens zeer moeilijke taak weggelegd om ouders duidelijk te maken welke rol zij tijdens de wedstrijd hebben. En: welke rol de leider/coach zelf heeft, ten opzichte van de kinderen. Geef dit eventueel aan tijdens een ouderbijeenkomst. Het gaat om het leerproces en de spelbeleving van de kinderen.
Kinderen leren het snelst in een veilig leerklimaat. Dat wil zeggen een sfeer waarin het kind de vrijheid heeft om het spel zelf te ontdekken.
Het kind wordt daarbij geholpen door de trainer en/of leider. Die structuur moet heel duidelijk zijn. Zo niet, dan wordt het verwarrend en begrijpen de kinderen niet meer waar zij aan toe zijn. Natuurlijk vinden deze kleine voetballers het fantastisch als ze worden aangemoedigd! Ouders zijn dus zeker nodig en absoluut welkom langs de lijn. Daarnaast is hulp van de ouders voor de trainer vaak onmisbaar. Zolang de kinderen zichzelf nog niet kunnen omkleden zijn ouders in de kleedkamer onmisbaar. De leerstructuur moet worden gezien als een volgende stap naar zelfstandigheid en zelfwerkzaamheid. Geef het kind de kans! Begeleiden van Pupillen; augustus 2011
Pagina 17