Toespraak Minister Jo Vandeurzen
Hasselt, 26 september 2008.
Heren voorzitters, Heren stafhouders, Geachte dames en heren magistraten, Geachte confraters en genodigden, Het is voor mij een hele eer om vandaag deze openingsconferentie te mogen houden. Ik geef toe: nadat ik u had gezegd graag op uw uitnodiging te willen ingaan zijn er in mijn korte carrière als Minister van justitie momenten geweest dat ik dacht deze openingsconferentie niet meer te zullen halen. Maar het is uiteindelijk toch anders uitgedraaid. Gelukkig. Waarom justitie hervormen? Dat is een ogenschijnlijk simpele en zelfs overbodige vraag. Want ieder van u kan wel –gebaseerd op eigen ervaringen- een aantal redenen opsommen waarom er gesleuteld moet worden aan de justitiële organisatie. En toch is het de moeite waard om even dieper in te gaan op deze vraag naar het waarom. Omdat we dan meteen zullen beseffen dat de hervormingen die we ambiëren fundamenteler zijn dan een discussie over de territoriale grenzen van arrondissementen of over de creatie van de arrondissementele eenheidsrechtbank. Waarom justitie hervormen? Laat ik meteen beklemtonen dat justitie een dienstverlening is aan de samenleving. Justitie moet zorgen voor een goede rechtsbedeling en moet –binnen zijn grondwettelijke opdracht- een adequate bijdrage leveren aan de realisatie van veiligheid in de samenleving.
1
De burger vraagt het We weten eigenlijk relatief weinig over de vraag of de burger ook van oordeel is of we met zijn allen in justitie die verwachtingen waar maken. Ziet hij of zij het wel zitten met onze vrouwe justitia? De mening van de burgers over justitie valt af te lezen in de justitiebarometer 1 . Uit de justitiebarometer, een peiling bij een representatief aantal inwoners van ons land in opdracht van de Hoge Raad voor Justitie, blijkt dat het vertrouwen in justitie de jongste jaren toeneemt, maar het vertrouwen blijft laag. De burger heeft meer vertrouwen in het onderwijs, de post, de huisvuilophaling, en bijvoorbeeld de politie. 2 Waarom is het vertrouwen in justitie laag? Uit de justitiebarometer, waarvan de laatste dateert van 2007, kunnen we begrijpen dat het vaak te maken heeft met interne problemen. Laten we niet vergeten dat justitie zeer zichtbaar is in de maatschappij. Justitie wordt elke dag waar gemaakt op talloze plaatsen en door talloze handelingen en beslissingen van heel wat betrokken mensen. Deurwaarders, notarissen en advocaten, griffiepersoneel en personeel van parketsecretariaten, gebouwenbeheerders, leden van het openbaar ministerie, rechters, maatschappelijk assistenten uit justitiehuizen, medewerkers in gevangenissen, parlementsleden, centrale administratie en noem maar op. Dat zijn elke dag duizenden en duizenden momenten dat justitie zich concretiseert. Vaak, meestal zelfs op een correcte manier. Het gebeurt door gewetensvolle actoren die in hun aanpak aandacht hebben voor kwaliteit en respect. Soms gaat het mis. En dat is dan vaak zeer zichtbaar en het wordt dan gemediatiseerd. Een zaak die verjaart. Een als onrechtvaardig aangevoelde strafmaat. Een gevangene die in zijn periode van voorwaardelijke invrijheidsstelling een misdrijf pleegt. En dan is justitieel nieuws ‘hot news’. Dan roept het wel eens hevige emoties op. Dan geeft zo’n nieuws een beeld van een justitie die niet goed bezig is. Maar we moeten oppassen met dat soort veralgemeningen. Toch zijn er in het oog springende aandachtspunten. Justitie verschilt daarin niet van een andere organisatie.
1
Hoge Raad voor de Justitie, De Belgen en Justitie in 2007, Resultaten van de tweede Belgische justitiebarometer, Brussel, Hoge Raad voor de Justitie, 2008, 76p.
2
'Werken aan de Overheid' Surveys.
2
Uit de justitiebarometer blijkt dat de burger vindt dat de behandeling van een proces te lang duurt. De gerechtelijke achterstand is een jaren aanslepend probleem. Ik maak hier meteen al een sprong naar het hoe van onze hervormingen. Want de achterstand is grotendeels het gevolg van gebrekkige werkprocessen en weinig coördinatie tussen de te verwerken werkvolumes en de beschikbare middelen. Het is daarbij belangrijk te beseffen dat in de volgende 10 jaar een zeer groot aantal magistraten met pensioen zal gaan. Achter de naakte cijfers schuilt het gemis aan een modern personeelsbeleid. Uit de justitiebarometer blijkt voorts dat burgers justitie niet streng genoeg vinden. De mensen verwachten strengere straffen en hebben twijfels over de geloofwaardigheid van de strafuitvoering. Die inschatting is natuurlijk niet uit de lucht gegrepen. De waarheid is dat de centrale administratie er niet in slaagt penale boeten en gerechtskosten snel in te vorderen. Meer dan de helft van de niet spontaan betaalde boeten wordt niet meer ingevorderd 3 . De uitvoering van de straf volgt de veroordeling niet consequent en niet snel genoeg op. De strafuitvoering is bijgevolg niet geloofwaardig. Als het van onze burger afhangt, moet justitie beter kunnen. Dat is duidelijk. De overheid vraagt het Maar niet alleen de klant heeft zo zijn vragen. Ook de overheid is vragende partij. Ik moet er u wellicht niet van overtuigen dat de federale begroting onder druk staat. Onder grote druk. Om de kosten van de vergrijzing te kunnen opvangen, om de concurrentiekracht van onze economie te kunnen vrijwaren in een globaliserende wereld, moeten budgettaire inspanningen gebeuren. En moet het overheidsapparaat steeds performanter. Internationaal streven overheden naar een prestatiegerichte dienstverlening die minder beslag legt op overheidsmiddelen. Onderzoeken tonen aan dat een slankere overheid de economie ten goede komt 4 . Volgens berekeningen zou onze overheidsapparaat gemiddeld tot 4% van het bruto binnenlands produkt te groot zijn 5 . Bovenop is er een gebrek aan effectiviteit en doeltreffendheid 6 . Justitie staat niet buiten deze context. Ook justitie moet aan zelfonderzoek doen. Nagaan wat beter kan. Verantwoording afleggen over wat zijn “producten” kosten. Wat de hele dienstverlening kost of mag kosten.
Rekenhof, Brussel, 2007. BARRO, R., Government Spending in a Simple Model of Endogenous Growth, Journal of Political Economy 98(5), 1990, 103-125. 5 DE WITTE & MOESEN, W., Welke benchmark voor de uitgavenquote van de overheid in België?, 2007. 6 Analytical databank OECD 3 4
3
Op een ogenblik dat de samenleving steeds meer een appèl doet op justitie - is de financiële realiteit duidelijk. De middelen om aan deze vragen tegemoet te komen, zijn beperkt. De mythe “une bonne justice n’a pas de prix” is niet vol te houden. Een goede justitie heeft net wél een prijs, en die prijs moet correct zijn, haalbaar, betaalbaar, voor de overheid en voor wie een beroep doet op justitie. Justitie is eraan gehouden op een verantwoorde manier met de beschikbare middelen om te gaan. Van justitie wordt zeer terecht een transparant, efficiënt en doeltreffend bestuur verwacht. Haar producten en diensten moeten aan kwaliteitseisen voldoen. De mondige burger wil kwaliteit voor zijn belastinggeld 7 . Het is niet eenvoudig om te becijferen of de Belgische justitie een rechtmatige claim legt op de publieke middelen. Of zijn we geld door deuren en ramen aan het gooien? Om op die vraag te kunnen antwoorden moeten we ons durven vergelijken met andere landen. Hoeveel kost een echtscheidingsprocedure gemiddeld in België versus in Duitsland? Zo’n benchmarking geeft ons een idee van hoe we ons in efficiëntie, procedures en kostprijs verhouden tot andere landen. Wat we daaruit leren sterkt ons in de overtuiging dat we resoluut voor hervormingen moeten kiezen. Misschien enkele voorbeelden: Voorbeeld 1 – We moeten de gevangeniscapaciteit verhogen Internationaal cijfermateriaal over het gevangeniswezen leert dat België zo’n 95 gedetineerden per 100.000 inwoners telt en daarmee in Europa zeker geen koploper is. In andere landen van Europa kan dit aantal oplopen tot een 140-tal gedetineerden per 100.000 inwoners en dan hebben we nog niet gesproken over de Verenigde Staten waar er tot 7 keer meer gedetineerden zijn per 100.000 inwoners 8 . De voorbije jaren werden alternatieven voor opsluiting ontwikkeld. Toch blijft op basis van de indicatoren voor de volgende jaren nog een beduidende toename van het aantal gedetineerden te verwachten. Zelfs al zou er een stagnatie zijn, dan nog blijft er een tekort aan cellen. Met andere woorden, zelfs los van de schrijnende problematiek van de overbevolking, is een uitbreiding van de gevangeniscapaciteit in België onontbeerlijk. Ook in ons omliggende landen heeft men het probleem drastisch aangepakt. In Nederland heeft men resoluut gekozen alle straffen ook de kleine straffen effectief uit te voeren. Bijgevolg is de gevangeniscapaciteit in 10 jaar tijd verviervoudigd.
7 8
Vlaams Economisch Verbond, Een efficiënte overheid. Meer mogelijk maken met minder middelen, VOKA, BRUSSEL, juni 2008, 64p. Council of Europe, Council of Europe Annual Penal Statistics - SPACE I - 2006,
4
In Frankrijk heeft men ook tot twee keer toe grote bouwprogramma’s uitgevoerd om de celcapaciteit drastisch op te voeren. Met ons meerjarenplan willen we ook kordaat ons capaciteitsprobleem counteren. Voorbeeld 2 – We moeten onze visie op het op het Openbaar Ministerie evalueren Uit een analyse van de doorstroming van dossiers in de strafrechtelijke keten blijkt dat in België zowat 3% van de door de politie geverbaliseerde feiten uiteindelijk zijn weg vindt tot de rechtbank en aanleiding geeft tot een veroordeling. Nederland haalt 45%. De instroom op het niveau van het parket is in ons land veel groter dan in Nederland, maar het seponeringsbeleid van onze Nederlandse buren ligt veel lager. Het aantal dossiers dat verwezen wordt naar de rechtbank ligt dan weer veel hoger. Dit is een structureel gegeven 9 . De vergelijking met Nederland roept vragen op. Is ons Openbaar Ministerie voldoende bezig met waar het echt bezig mee moét zijn? Worden alternatieve vormen van handhaving voldoende aangewend? Zouden de middelen die zouden vrijkomen door de instroom van dossiers op het parket te beperken niet beter gebruikt worden om voor het kleine percentage veroordelingen effectief een straf op te starten, op te volgen en te controleren? Deze vragen zijn des te pertinenter nu door de goedkeuring van de strafuitvoeringswetten anno 2006-2007 10 het openbaar ministerie een daadwerkelijke actievere rol toebedeeld kreeg inzake zowel het opstarten van de strafuitvoering, de effectieve uitvoering ervan als de opvolging, de controle en de eventuele noodzakelijke reactie wanneer het in de uitvoering misloopt. De vraag voor de volgende jaren is hoe we het Openbaar Ministerie organiseren, opdat het deze nieuwe verantwoordelijkheid daadwerkelijk naar behoren kan behartigen. Ik signaleer u overigens terloops dat de verhuizing van de strafuitvoeringsrechtbank voor de gevangenis van Hasselt naar Antwerpen gepland is voor 1 februari 2009.
9
DEVROE, E. & PONSAERS, P., Veel beleidsinformatie, weinig gebruik: over het informatiedeficit van verborgen tendensen, in: VAN CAUWENBERGHE, K. (ed.), De hervorming bij politie en justitie: in gespreide dagorde, Orde van de Dag, Mechelen, Kluwer, 2008, 170. 10 De notie “strafuitvoeringswetten” verwijst naar: wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, B.S. 15 juni 2006; wet van 17 mei 2006 houdende oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken, B.S. 15 juni 2006; wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis, B.S. 13 juli 2007 en de wet van 26 april 2007 betreffende de terbeschikkingstelling van de strafuitvoeringsrechtbank, B.S. 13 juli 2007.
5
Voorbeeld 3 – We moeten de rechterlijke organisatie hertekenen De kostprijs van de Belgische justitie verschilt nauwelijks van de kostprijs van justitie in andere landen. Die kostprijs bedraagt 1 tot 2 procent van het bbp. Dit cijfer houdt er geen rekening mee dat veiligheid in België niet het monopolie is van het departement justitie. De verantwoordelijkheid over de veiligheid zit verspreid over tal van overheden en regeringen. Zo geïnterpreteerd ligt het Belgische budget dat naar veiligheid gaat hoger dan de gemiddelde kostprijs van justitie in Europa. Ook wat betreft het aantal magistraten en gerechtspersoneel zit België in de top vijf van Europa, verschillende landen doen het met veel minder11 . Ofschoon ogenschijnlijk er meer dan voldoende middelen beschikbaar zijn, heeft in België de rechterlijke organisatie een gerechtelijke achterstand opgelopen. De achterstand wordt niet gemonitord. 12 In België bestaan onaanvaardbare wachttijden als gevolg van de gerechtelijke achterstand. De burger heeft geen aanspreekpunt om hierover zijn verhaal te doen. Naast het cijfermatig afpunten van internationale trends zijn er de kwalitatieve vaststellingen die nopen tot grondige hervormingen van justitie. Terwijl onze gerechtelijke structuren nog grotendeels gebaseerd zijn op datgene wat in de steigers werd gezet in de negentiende eeuw, blijkt dat in onze belangrijkste buurlanden - Nederland, Frankrijk en Duitsland - hervormingen ter verzelfstandiging van de gerechten in uitvoering zijn. In Nederland voeren de gerechtelijke entiteiten een integraal management. De regering sluit een soort beheersovereenkomst af met het Openbaar Ministerie. De korpschefs zijn er verantwoordelijk voor het beleid en beheer van hun korpsen.13 De voorbeelden illustreren een voor de hand liggende conclusie: er is geen enkele reden waarom de Belgische justitie niet –zoals in het buitenland- efficiënter kan georganiseerd worden. Met een betere inzet van beschikbare middelen, die per definitie beperkt zijn. Met nieuwe dwingende investeringen maar evengoed efficiëntere werkprocessen en een aangepast management.
11
DOUAT, E., (ed.), Les budgets de la justice en Europe. Etude comparée France, Allemagne, Royaume-Uni, Italie, Espagne et Belgique, Paris, La Documentation française, 2001, 11-52. 12 The evaluation Report: "European judicial systems - facts and figures" adopted by the CEPEJ in December 2004 has been well received by the European legal community and by the relevant authorities in the member States. 13
DEPRÉ R., PLESSERS, J., HONDEGHEM, A. (ed.), Managementhervormingen in justitie. Van internationale ontwikkelingen tot dagelijkse
praktijk, Brugge, die Keure, 2005, 425p.
6
De politieke context vraagt het Er zijn – wat mij betreft- nog enkele andere, externe factoren die een belangrijke dimensie geven aan de noodzaak tot hervormen. De druk om te hervormen is ook sociaal en politiek van aard. De grotere internationalisering van het rechtsverkeer, van de misdaad en regelgeving is onomkeerbaar. Zeker de implementatie van het Verdrag van Lissabon14 zal van ingrijpende invloed zijn op de regelgeving van ons justitieel apparaat. Een klein land als het onze heeft er alle belang bij zich assertief en performant te positioneren in de strijd tegen internationale misdaad zoals terrorisme en georganiseerde criminaliteit, drugshandel en noem maar op. We moeten zowel op het vlak van het personen- en familierecht als met betrekking tot handels- en vennootschapsrecht bij de eersten van de klas zijn en actief mee onze interne rechtsorde doen aansluiten op die nieuwe Europese en internationale justitiële ruimte. In Limburg, als grensregio en met zijn multiculturele bevolking, weten we wat dat in de praktijk betekent. We spreken over de uitvoering van vonnissen, het internationaal privaatrecht, de verzoeken tot rechtshulp enz … In dat verband is de keuze van de universiteit Hasselt om haar nu reeds succesvolle opleiding rechten een europees profiel te geven alleszins een strategisch juiste keuze. Nog andere politieke factoren nopen tot hervormen. Zo is justitie de federalisering van het land niet gevolgd, zodat de huidige communautaire onderhandelingen onvermijdelijk met hervormingen van justitie verstrengeld zijn. Het is bv. inderdaad volstrekt onlogisch dat gewesten en gemeenschappen in ons land strafbepalingen kunnen invoeren om hun decreten en ordonnanties te handhaven (ik denk bv. aan ruimtelijke ordening of aan de milieuwetgeving). Terwijl het de exclusieve bevoegdheid is van de federale minister van justitie om aan het openbaar ministerie algemene richtlijnen te geven voor opsporing en vervolging met betrekking tot diezelfde beleidsdomeinen. Het is duidelijk dat zich een aanpassing van het justitiële beleid aan de federale realiteit opdringt. Een aanpassing van het gerechtelijk arrondissement Brussel – o resco referens …) lijkt bovendien noodzakelijk voor heel wat dringende hervormingen op niveau van het functioneren van het parket in een wereldstad als Brussel.
14
Het Verdrag van Lissabon of Hervormingsverdrag (officiële titel: Verdrag van Lissabon tot wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap) is een verdrag van de Europese Unie getekend in Lissabon op 13 december 2007.ondertekend door 27 lidstaten
7
Het is nu een uniek moment (Now is the time?) Er is dus werk op de plank. We gaan – zoals het regeerakkoord ook aangeeft hervormen. Het is natuurlijk niet de eerste keer dat de politiek met dit soort goede intenties aan de start is verschenen. Zoals dat helaas vaak gebeurt, moet er eerst een drama zijn dat de publieke opinie beroert, voor de politiek over de nodige autoriteit beschikt om alle weerstanden te overwinnen die zo’n hervorming in de weg staan. De laatste keer dat de politiek er zijn tanden in heeft gezet was na de affaire Dutroux, toen er in de octopusakkoorden een hele politiehervorming werd doorgeduwd. Het openbaar ministerie moest volgen. Ook werd voorzichtig een eerstelijnsrechtbank aangekondigd. Maar toen de politiehervorming een feit was, had de tijd zijn werk al gedaan. De sense of urgency was verdwenen en meteen verloor de politiek zijn drive en ambitie om de volgende stappen te zetten. En justitie is wat dat betreft een taaie organisatie. Want het is natuurlijk al te simpel om een aantal dure consultants los te laten op de organisatie en dan een aantal wetten in elkaar te steken. Zo werkt dat niet. Hervormen vereist een breed draagvlak en een gemeenschappelijke overtuiging dat wat we gaan veranderen, een goede zaak is. De noodzaak om te investeren in business process reengineering en HR-beleid doet ook niets af aan het feit dat justitie ook een aantal essentiële rechten en vrijheiden moet respecteren. Het recht van verdediging. Onafhankelijkheid van de rechter, vermoeden van onschuld, geheim van het onderzoek, zijn even belangrijke imperatieven als we onze justitie willen moderniseren. Ik ben er nochtans van overtuigd dat we een unieke kans hebben om door te zetten. In de korte tijd dat ik minister van justitie ben, heb ik met heel wat actoren van justitie gesproken. We beschikken in ons land over goede magistraten en medewerkers. Mensen voor wie het woord verandering geen vies woord is. Onze advocatuur heeft zich de laatste jaren omgeturnd tot een assertieve, deskundige gesprekspartner, bewust van zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid. Onlangs ontving ik van het College van Procureurs- generaal een uitgewerkt plan met de strategische visie van het OM. Thema’s zoals achterstand in onderzoeken en uitwisseling van expertise komen aan bod. Binnenkort zal het openbaar ministerie voor de eerste keer op een globale manier aangeven hoe het- binnen zijn wettelijke opdracht- gevolg zal geven aan het nationale veiligheidsplan waarin de uitvoerende macht de prioriteiten voor de te bestrijden criminele fenomeen heeft vastgelegd.
8
Van de Hoge Raad voor de Justitie ontving ik een tussentijds rapport waarin voorstellen worden gedaan met betrekking tot de reorganisatie van het gerechtelijke landschap. Een waardevol rapport dat velen onder u zeker zal interesseren en dat op de website van de FOD Justitie geconsulteerd kan worden. Illustratief misschien, is de manier waarop we hier samen in Limburg het project van de videoconferentie gaan opzetten. Met de magistratuur, de centrale administratie en de balies. Voor mij is dit een belangrijk project dat zal starten begin 2009. De proefopstelling was veelbelovend en ik verberg u niet dat, eens het project positief geëvalueerd wordt, het wellicht zal uitgebreid worden naar andere sites. Overigens zal dat veelbelovende experiment ons niet doen vergeten dat we streven naar zittingen van het hof van beroep in onze provincie. Ook daar wordt voortgewerkt vanuit een erg constructieve benadering door alle betrokkenen. Bouwstenen van een hervorming Maar laat ik eens proberen een aantal lijnen voor een hervormingsbeweging te borstelen. Waarmee zijn we op dit ogenblik bezig en wat zijn voor mij de randvoorwaarden om een succesvolle stap te zetten naar een modernere justitie? Ik ga er van uit dat een succesvolle hervorming niet eenzijdig opgelegd kan worden door de wetgever of door de uitvoerende macht. Constitutionalisten kunnen daar anders over denken, maar ik ben eerder pragmatisch ingesteld. De tijd dat politici de pretentie meenden te moeten hebben dat ze met wetten – procedurewetten of andere - de werkelijkheid helemaal konden sturen en vatten, is, denk ik, voorbij. Dat soort initiatieven heeft vaak, ik moet het u niet zeggen, een averechts effect. In 2008 hebben we alvast inzake de structuur van het rechterlijk apparaat een aantal nieuwe opties genomen om de gerechtelijke organisatie meer te responsabilseren door ze te verzelfstandigen. Zo hebben we ervoor gekozen om de gemeenschappelijke steundiensten van het openbaar ministerie te versterken en er één voor de zetel op te richten (in het kader van het project ‘werklastmeting). Zo hebben de rechterlijke organisaties hun eigen coördinatieinstrument voor het interne management. Tegelijkertijd werken we aan een meer klantgerichte organisatie van de FOD justitie ten dienste van de (lokale) gerechtelijke entiteiten. Ik heb een keer op televisie moeten antwoorden op de vraag waarom er in het gerechtsgebouw in Brugge geen wc-papier meer beschikbaar was. Ik zou het daar echt graag bij houden. 9
Onze centrale organisatie moeten duidelijker aanspreekbaar zijn en zich kunnen engageren om uit te voeren wat afgesproken is. Zo gaan we alvast per ressort een selectie- adviseur aanstellen die de werving en selectie van het gerechtspersoneel zal professionaliseren en die voor personeelsaangelegenheden in het algemeen een brugfunctie zal opnemen tussen de lokale gerechtelijke entiteiten en de centrale personeelsdienst te Brussel. Het is evident dat, om te kunnen hervormen, eerst en vooral de informatisering van de rechterlijke organisatie doorgezet moet worden. We hebben daar in vergelijking met het buitenland een behoorlijke achterstand. Ons informatiseringprogramma is een gefaseerd stappenplan dat Cheops Justitie heet. Stap per stap, rekening houdend met de noden van het werkveld, willen we tot een degelijke en gebruiksvriendelijke informatica komen die de werking van de rechterlijke organisatie zal vergemakkelijken en ook zijn voordelen zal opleveren voor de advocaten. We starten met de vredegerechten, politierechtbanken en politieparketten. Deze krijgen medio 2009 nieuwe software. Daarna zijn de eerstelijnsrechtbanken en parketten van eerste aanleg aan de beurt. Zij krijgen dan nieuwe software. De realisatie van deze uitrol is voorzien voor medio 2010, ten laatste 2011. Ten derde zijn er ontwikkelingen voor de materiële en personele middelen van de rechterlijke organisatie. Voor personeelsaangelegenheden is er in de zetel een projectteam werklastmeting en personeelsplanning. Het Instituut voor Gerechtelijke Opleiding is opgericht en zal volledig operationeel zijn begin 2009. Vanaf 1 december worden belangrijke wetten van 2006 en 2007 voor het gerechtspersoneel [1] in werking gesteld. Dit betekent ondermeer dat de dualiteit tussen het magistratenkorps en het gerechtspersoneel wordt verbeterd door de relatie tussen de korpschef van de rechtbank en de hoofdgriffier anders in te vullen. De hoofdgriffier komt onder het gezag van de korpschef- magistraat. Ook zullen we er, aan de hand van functiebeschrijvingen en functiewegingen, meer naar streven dat ‘de juiste man/vrouw op de juiste plaats’ komt te zitten. We zullen meer gewicht hechten aan de reële inhoud van het werk, de noodzakelijke competentie én aan een corresponderende verloning. Er komt een brochure met uitgebreide toelichting van de wijzigingen voor het personeel op de werkvloer.
[1]
de wet van 10 juni 2006 tot herziening van de loopbanen en de bezoldiging van het personeel van de griffies en de parketsecretariaten (B.S. 24 november 2006 – in werking op 1 december 2006) & de wet van 25 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek inzonderheid met betrekking tot bepalingen inzake het gerechtspersoneel van het niveau A, de griffiers en de secretarissen en inzake de rechterlijke organisatie (B.S. 1 juni 2007- in werking uiterlijk op 1 december 2008).
10
De Hoge Raad voor Justitie hebben we advies gevraagd over de carrièreperspectieven van magistraten. Hoe kunnen we zorgen voor een goed instroom naar het OM en de zetel? Hoe kunnen we magistraten goede perspectieven geven op een mooie carrière bij justitie? De Adviesraad van de Magistratuur vroegen we om advies inzake de vakantieregeling en het statuut van magistraten. Als ik in het buitenland moet vertellen dat onze magistraten geen statuut hebben, zie ik mijn gesprekspartners even verbaasd kijken als wanneer ik hen onze staatsstructuren probeer uit te leggen. Dat zegt toch veel. Wat betreft de andere materiële middelen is er een project voor de regeling van de gerechtskosten. Ook maken we justitie financieel transparanter, door de kostprijs van de gerechtelijke producten te bepalen. Het project is opgestart bij de vredegerechten. Het heeft de naam “JustPax” gekregen. Ten vierde zijn de werkprocessen in de gerechtelijke organisatie aan de orde. Nadat ik in juni hierover een akkoord afsloot met de vertegenwoordigers van de zetel zijn we nu gestart met het uitwerken van werklastmetingsystemen in het openbaar Ministerie en de zetel. Dat is ontzettend belangrijk. Omdat we op die manier de beslissingen over de inzet van middelen kunnen objectiveren. Waarom hier zoveel magistraten en menen collega’s elders dat ze ook recht hebben op dat kader? Wij Limburgers kennen die discussie maar al te goed. De jaarverslagen van onze rechtbanken maken traditioneel een inschatting van de kaders van de Limburgse rechtbanken en vergelijken ze met de situatie in andere op het eerste zicht vergelijkbare rechtbanken. En dan is er het passionele debat over het gerechtelijke landschap. U heeft er wellicht allemaal wel een idee over. Ik vermeld het bewust pas nu, ofschoon een aantal onder u toen u de titel van mijn lezing zag misschien veronderstelde dat ik het daar bijna exclusief over zou hebben. Dat thema is belangrijk. Uiteraard. Maar zoals ik u heb trachten duidelijk te maken, is het niet het alfa en omega van de hervorming die we willen aanpakken. Maar even duidelijk, naast bovenstaande aan de gang zijnde hervormingen is er - zoals het regeerakkoord en de beleidsverklaring van april 2008 aankondigden een grootse reflectie over het gerechtelijk landschap aan de orde. Deze hervormingen zitten nog in een conceptuele fase en hebben lange termijndoelstellingen. Zoals uit de regeringsverklaring blijkt, is een reflectie wenselijk over het gerechtelijk landschap - inclusief de discussie over de omvang van de gerechtelijke arrondissementen, de structuur van de eerstelijnsrechtbanken, de geïntegreerde eerstelijnsparketten en het aantal rechtbanken. 11
En zoals u kan begrijpen heeft deze voorzet in feite betrekking zowel op de organisatie van meer decentrale beheersstructuren als op de materiële en territoriale bevoegdheden van diverse rechtbanken. Op 11 september heeft, zoals ik u reeds signaleerde, een delegatie van de Hoge Raad voor Justitie, in samenwerking met de vertegenwoordigers van de korpschefs van de magistratuur, van de vrede- en politierechters en van de leidinggevende griffiers en parketsecretarissen haar voorstellen ter hertekening van het gerechtelijk landschap gepresenteerd aan de staatsecretaris van Gezinsbeleid en mijzelf. De voorstellen kunnen worden beschouwd als een nieuwe mijlpaal in de modernisering van de rechterlijke organisatie. Op basis hiervan moet alvast het debat worden geactiveerd. Ikzelf heb ondertussen alvast een wetenschappelijke studie besteld om deze voorstellen op hun haalbaarheid te onderzoeken.
Geachte genodigden, Ik durf nog twee belangrijke prioriteiten onder uw ondertussen beproefde aandacht brengen. Toegang tot het gerecht Vooreerst is er de voortdurende aandacht voor een goede toegankelijkheid van justitie. Voor mij bestaat de aanpak uit vier elementen. Ik verwijs ten eerste in het bijzonder naar de wet inzake de rechtsplegingsvergoeding. De wet van 21 april 2007 bevat enkele nieuwe regels om een deel van de erelonen en kosten van de winnende partij te laten betalen door de verliezende partij. Het koninklijk besluit van 26 oktober 2007 legt de bedragen hiervoor vast, naar gelang van de aard en het belang van het geschil. Zowel de wet als het KB zijn in werking getreden op 1 januari 2008. In overleg met de deskundigen en vertegenwoordigers van de advocatuur worden de bestaande regels van de rechtsplegingsvergoeding aangepast in functie van een meer billijk en evenwichtig systeem dat de rechtszoekende ten goede komt. In die zin werd reeds het wettelijk initiatief genomen om de rechters een actievere rol te laten spelen in het bepalen van de hoogte van de rechtsplegingsvergoeding. Zo kan de rechter zijn rol beter vervullen en rekening houden met de criteria die zijn opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek om het bedrag van de rechtsplegingsvergoeding aan te passen. 12
Ten tweede moet er voor iedereen een eerste gratis advies zijn voor iedereen, ongeacht de hoogte van het inkomen. Ten derde wil ik voor de minstbedeelden in de samenleving het systeem van juridische tweedelijnsbijstand (de vroegere pro deo regeling) optimaliseren. Om de toegang tot het gerecht voort te verbeteren, werk ik aan een eenheidsloket dat zowel juridische bijstand als rechtsbijstand zal aanbieden. Dit loket komt de efficiënte werking van het gerecht per definitie ten goede. Ten vierde streven we ernaar om de middenklasse een betere en betaalbare rechtsbijstandsverzekering te geven. Zo willen we de modelpolis van de rechtsbijstandsverzekering uitbreiden.
13
Een geloofwaardige strafuitvoering Ten slotte, geachte toehoorders, een woordje nog over het meest urgente luik van onze aanpak, nl. de geloofwaardigheid van de strafuitvoering. Simpel gezegd: wat vandaag uitgesproken wordt moet vandaag of morgen uitgevoerd en efficiënt opgevolgd worden. Als het vertrouwen van de burger in justitie de jongste tijd geschokt is, heeft dat veel te maken met de strafuitvoering. De mensen zien dat jonge criminelen worden opgepakt, en meteen weer worden vrijgelaten. Ze vernemen dat er wachtlijsten zijn voor het elektronische toezicht en dat er intussentijd tijdens de strafonderbreking geen straf is. Dat wekt ergernis. Mensen ervaren dit als een vorm van straffeloosheid, als een falen van Justitie. De problemen zijn in belangrijke mate terug te voeren op de overbevolking in de gevangenissen, waardoor gestraften hun straf niet onmiddellijk krijgen. We stellen vast dat voor een aantal mensen geen uitvoering meer volgt. De gevangenis is overigens nog altijd niet dan de “ultimum remedium”. Simultaan investeren in bemiddeling, probatie en alternatieve straffen (ET, WS) is even belangrijk. Recente initiatieven ter voorkoming van de gevangenisstraf of ter vervanging ervan zijn beloftevol maar voorlopig onvoldoende. Wat de strafuitvoering betreft werk ik dan ook op dit ogenblik aan enkele grote acties: Ten eerste moet de gevangeniscapaciteit drastisch opgevoerd worden. We zijn volop bezig met herkonditioneringswerken, uitbreidingsprojecten en de bouwprojecten van …. gevangenissen , centra voor geïnterneerden en jonge criminelen. Daarnaast hebben we ondertussen de instrumenten aangereikt voor een efficiënt en doeltreffend elektronisch toezicht. De nieuwe ministeriële omzendbrief inzake ET als strafuitvoeringsmodaliteit moet toelaten dat ET kwaliteitsvol wordt toegepast. Met betrekking tot de voornaamste andere alternatieve vormen van bestraffen, met name de werkstraffen en leermaatregelen, tekent mijn beleidscel op dit moment een stroomlijning van het aanbod uit, in samenwerking met reguliere begeleiding- en behandelingscentra.
14
Dames en heren, Een ambitieuze hervorming De receptie lonkt. Vrouwe justitia in een nieuw kleed steken is een ambitieuze opgave. Het vraagt een breed draagvlak, een klare visie, een hardnekkigheid in de uitvoering. Er zijn - dat weten we allemaal - honderden redenen om er niet aan te beginnen. Er zijn de ontgoochelingen over wat er nu al misloopt op de vloer, er is frustratie omdat het niet snel genoeg gaat. Er is onbegrip omdat men het geheel van de beweging niet kan inschatten. Er is de onzekerheid over wat dat allemaal voor de werkomstandigheden van ieder van u zal betekenen. Maar het is mijn overtuiging dat we moeten doorzetten. Nu. In overleg. Met zin voor realisme en toch zonder ons vast te klampen aan symbolen en ogenschijnlijke onwrikbare gewoonten. Ik weet zeker dat ieder van u, vanuit zijn of haar professionele ervaringen weet dat er nood is aan verandering. Dat rationaliseringen mogelijk zijn. Dat onze klantvriendelijkheid beter kan. Dat laatste, dat is toch het belangrijkste. Justitie is er niet voor zichzelf. Niet voor zijn medewerkers. Niet voor het prestige van de politiek. Maar is er voor mensen gewone kwetsbare mensen. De nieuwe huisstijl van justitie zal een baseline krijgen. Deze zal binnenkort bekend gemaakt worden en zal perfect aangeven waar Justitie voor staat. Hartelijk dank dat u zo lang naar mij heeft willen luisteren. Jo Vandeurzen Vice-eerste Minister en Minister van Justitie en Institutionele Hervormingen 26 september 2008.
Contact Leo De Bock Woordvoerder van de Minister 0475/92 42 89 02/542 80 27
[email protected]
15