Studiegids Bacheloropleidingen Faculteit der Managementwetenschappen Katholieke Universiteit Nijmegen 2002 - 2003 Bedrijfswetenschappen Economie Bestuurskunde Politicologie Planologie Sociale Geografie Milieu-maatschappijwetenschappen Faculteit der Managementwetenschappen Onderwijscentrum Thomas van Aquinostraat 3 (bezoekadres) Postbus 9108 6500 HK Nijmegen Telefoon: (024) 361 59 25 Tentamenlijn: (024) 361 58 05 Fax: (024) 361 18 40 Website: www.nsm.kun.nl Openingstijden Studielandschap: maandag - donderdag 8.45 - 20.00 uur vrijdag 8.45 - 16.30 uur Informatiebalie: dagelijks: 8.45 - 16.30 uur Tijdens onderwijsvrije perioden, tentamenperioden en vakanties kunnen aangepaste openingstijden gelden. Er is de grootste zorgvuldigheid betracht in het maken van deze studiegids, maar het is mogelijk dat er fouten zijn opgetreden. Derhalve kunnen er geen rechten worden ontleend aan het gestelde in deze gids. Surf voor actuele informatie naar onze homepage: www.nsm.kun.nl of log regelmatig in op Intranet.
Voorwoord Minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft in de zomer van 1999 zijn handtekening gezet onder de Bologna-verklaring. Hiermee verplicht hij zich, net als alle andere onderwijsministers van de EU, om in het hoger onderwijs twee cycli in te voeren. Studenten behalen dan na drie jaar een bachelor’s degree en na vier jaar een master’s degree (vijf jaar bij bètaopleidingen). De meeste landen kennen al een dergelijke structuur. Onze faculteit heeft de bachelor-master structuur in 2001 ingevoerd voor alle eerste-, tweede- en derdejaarsstudenten. Zij ontvangen na de afronding van de bachelorfase een diploma. Overigens blijft het propedeutische diploma ook bestaan. De invoering van de bachelor-masterstructuur was voor onze faculteit aanleiding om het onderwijsprogramma grondig te herzien. We hebben daarbij overigens voortgebouwd op de ervaringen van de laatste vijf jaar. Ons nieuwe onderwijsprogramma is zeer afwisselend. Elk semester heeft een eigen thema. Je volgt een aantal cursussen waarin je kennis maakt met onderdelen van het vakgebied die veelal een aspect van dit thema belichten. Verder werk je in onderwijsgroepen met zo'n 15 medestudenten aan vragen en opdrachten die ten doel hebben de samenhang te ontdekken tussen de verschillende vakken en de kennis die je daar verwerkt uit te diepen en tenslotte doe je samen met énkele medestudenten een project. Dit is meestal gebaseerd op eigen onderzoek en dit project is daarom de kérn van de wetenschappelijke opleiding. Het methodologieonderwijs heeft mede ten doel om je uit te rusten met de noodzakelijke onderzoeksvaardigheden. Raadpleeg geregeld (dagelijks!)de nieuwskanalen op intranet. Naast opleidingscommissies en de facultaire studentenraad vormen ook panelgroepen een belangrijke bron van studenteninspraak.
De panelgroep bestaat uit een aantal studentvertegenwoordigers van een bepaald semester. Zij komen om de week een uurtje samen met de semestercoördinator en enkele leden van het docententeam van dat semester. Doel van deze bijeenkomst is de lopende zaken kort te evalueren en zo nodig bij te stellen. Aan het einde van het semester wordt het semester als geheel geëvalueerd en worden er voorstellen geformuleerd om het onderwijs (nog) beter te maken. Elke student zou eigenlijk één keer lid van een panelgroep geweest moeten zijn. Ik wens jullie een plezierig en productief studiejaar toe. Henk de Jager directeur onderwijs Faculteit der Management-wetenschappen HOOFDSTUK 1 De opleidingen van de Faculteit der Managementwetenschappen De faculteit biedt een samenhangend aanbod van opleidingen op het brede terrein van management en bestuur, gevoed vanuit alle beschikbare disciplines. Ook in de manier waarop het onderwijs vorm krijgt komt het streven naar interdisciplinariteit en het verbinden van theorie en praktijk aan de orde. Studenten uit verschillende opleidingen werken met elkaar samen in projecten en in aanvulling op het verplichte vakkenaanbod, kiezen ze elk semester nog een of meer cursussen uit het aanbod van andere opleidingen. Het onderwijsaanbod van onze faculteit is uniek te noemen: in geen enkele andere opleiding in de bedrijfswetenschappen kan zo gemakkelijk een leerzaam uitstapje naar de bestuurskunde gemaakt worden en het omgekeerde geldt uiteraard ook. Er is geen opleiding planologie die zo nadrukkelijk de link legt met de bestuurlijke processen waarin de planologie wordt toegepast. Er is geen opleiding politicologie, die zo natuurlijke verbindingen met de bedrijfswetenschappen legt en geen opleiding bedrijfswetenschappen, waarin je zo gemakkelijk een uitstapje kunt maken naar de politieke filosofie. Er is geen opleiding milieukunde die zo nadrukkelijk een plaats zoekt tussen overheidsbeleid en ondernemingsstrategie. De opleiding economie onderscheidt zich nadrukkelijk van andere opleidingen economie door de nadruk op de institutionele inbedding van het economisch handelen en de consequenties die dat heeft voor overheid en bedrijfsleven. Geen andere opleiding in de sociale geografie maakt het zo gemakkelijk om reflectie op ruimte en mobiliteit te koppelen aan theorieën over het gedrag van overheden en ondernemingen. Faculteit der Managementwetenschappen / Nijmegen School of Management De Faculteit der Managementwetenschappen (FdM) of Nijmegen School of Management (NSM) is de nieuwe naam van de Faculteit der Beleidswetenschappen. Deze nieuwe naam past beter bij onze ambitie een kenniscentrum te zijn op het gebied van bestuur, organisatie en beleid voor bedrijven, not-for-profit instellingen en overheden en op allerlei terreinen, waaronder omgeving en milieu. De Engelse naam wordt gebruikt als het nuttig is om de internationale gerichtheid van het onderwijs en het onderzoek tot uitdrukking te brengen. Bachelorprogramma's De faculteit biedt de volgende bachelorprogramma's aan: • bedrijfswetenschappen • bestuurskunde • economie • politicologie • sociale geografie & planologie (twee studierichtingen binnen één opleiding) • milieu-maatschappijwetenschappen Je kunt na semester 1.1 zonder te hoeven deelnemen aan extra tentamens overstappen naar een andere opleiding binnen onze faculteit. Voordat je dit doet moet je contact opnemen met de bachelorcoördinator van de nieuwe opleiding. Als je wilt overstappen naar bedrijfswetenschappen of economie en je hebt de tweede fase in het vwo doorlopen, moet je éérst ervoor zorgen dat je aan de instroomeis voor die opleidingen voldoen, alvorens je voor die
opleidingen in te schrijven. Overleg als je niet aan de instroomeis voldoet tijdig met de studieadviseur. Als je een bachelordiploma hebt behaald kun je verder studeren aan onze faculteit of elders, bijvoorbeeld in het buitenland. Je kunt werken en studeren combineren door een duaal traject te volgen of je kunt de universiteit (tijdelijk) de rug toekeren. We adviseren je echter om een master-opleiding te halen; alleen dan is er sprake van een volledige academische opleiding. Masterprogramma's De faculteit kent vanaf studiejaar 2002-2003 de volgende masteropleidingen en – specialisaties of masterprogramma’s: • marketing • strategie • strategisch personeelsmanagement • kennis- en informatiemanagement • bedrijfseconomie • analyse, ontwerp en verandering van organisatie • international management • economie • bestuurskunde • politicologie • sociale geografie • planologie • milieu-maatschappijwetenschappen Aansluitend bij elk van de masterprogramma's kun je een één jaar durende onderzoeksspecialisatie volgen. Deze is bedoeld voor degenen die assistent in opleiding willen worden en zij die een sterk onderzoeksgerichte loopbaan ambiëren. Bachelorprogramma's duren drie jaar en bestaan uit zes semesters; masterprogramma's duren één jaar en bestaan uit drie trimesters. Als je hebt voldaan aan alle verplichtingen van het eerste jaar, ontvang je het propedeutisch getuigschrift. Aan het einde van de bachelorfase ontvang je het bachelorgetuigschrift en na de masterfase, de mastertitel. Overigens blijft de Nederlandse benaming drs. voorlopig ook gehandhaafd. Afgestudeerden komen, ongeacht de opleiding die ze hebben gevolgd, terecht in de meest uiteenlopende management- en beleidsfuncties bij het bedrijfsleven, de overheid en de nonprofit sector. Ze geven adviezen aan directies en bestuurders. Ze ontwerpen plannen en organisatiemodellen en ze zijn betrokken bij de uitvoering daarvan. De arbeidsmarktsituatie thans is bijzonder goed te noemen. Studiekosten Studeren aan de Faculteit der Managementwetenschappen brengt geen andere vaste kosten mee dan de kosten voor studieboeken, literatuurbundels en cursushandleidingen en de kosten voor deelname aan excursies. Voor wat betreft de kosten van studieboeken streeft de faculteit ernaar om onder de normen te blijven die het ministerie heeft vastgesteld. Dit gebeurt mede door een deel van de verplichte literatuur op te nemen in het Studielandschap. De leiding van de Faculteit De dagelijkse leiding van de faculteit berust bij de decaan, prof. dr. B. Dankbaar. De decaan wordt bijgestaan door de twee vice-decanen (prof. dr. E. de Jong en prof. dr. W. de Nijs) en een studentassessor. Voorts maken deel uit van het Managementteam van de faculteit de directeur onderwijs (dr. H. de Jager), de directeur onderzoek (dr. K. ten Have), de directeur beheer (ing. F. Peperzak), de directeur UOBN (dr. C. Verdaas) en de secretaris van de faculteit (drs. R. van der Staaij). Het onderwijsmodel van de bacheloropleidingen Elke opleiding is gekenmerkt door semesters met een eigen thema en een samenhangend onderwijsaanbod. Het onderwijs bestaat uit een cursorisch deel
waarin studenten kennis maken met aspecten van het vakgebied en een integratieprogramma waarin studenten het geleerde verdiepen, met elkaar in verband brengen en toepassen. Halverwege het semester beginnen studenten met een (onderzoek)project. Het methodologievak heeft ten doel om studenten te oefenen in het instrumentarium dat ze in het project kunnen gebruiken. Semestermodel Nijmegen School of Management
Cursus 2
Cursus 1
presentaties
Cursus 3
discussie en reflectie
Integratie Programma Verslaglegging
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Cursus 4
Integratie Programma Taken, opdrachten, cases, projecten Methodologie
februari/september
maart/oktober
april/november
mei/december
juni/januari
Cursorisch onderwijs Studenten volgen in elk semester vier cursussen. Deze brengen hen in aanraking met de belangrijkste facetten van het vakgebied. Het onderwijs is erop gericht dat je voldoende kennis verwerft maar ook dat je op een actieve manier met deze kennis kunt omgaan. Je besteedt veel tijd aan het bestuderen van handboeken, literatuurbundels en literatuur. De literatuur wordt tijdens de bijeenkomsten besproken en de opzet van het onderwijs is erop gericht dat studenten de leerstof actief gaan beheersen. Dat wil zeggen dat je na afloop van een cursus de inhoud met eigen woorden kunt weergeven, voorbeelden kunt geven van theoretische concepten en de impact van bepaalde inhouden zowel voor de wetenschapsbeoefening als de praktijk kunt verwoorden. Integratieprogramma Integratieprogramma's zijn bestemd voor clusters van opleidingen, behalve de opleiding bedrijfswetenschappen die een eigen integratieprogramma heeft. Het eerste cluster bestaat uit de opleidingen economie, bestuurskunde en politicologie. Het tweede cluster bevat sociale geografie & planologie en milieu-maatschappijwetenschappen. Het integratieprogramma start in de eerste week van het semester. In deze week zijn er bijeenkomsten van onderwijsgroepen, waarvoor studenten zich moeten voorbereiden en er zijn (gast)colleges en lezingen. Vanaf de eerste dag werken studenten in teams aan een opdracht die in een van de volgende weken besproken wordt. Zo nodig vindt er in de aanvangsfase ook teambuilding plaats. Na de startperiode wordt het cursorisch deel van het integratieprogramma tijdens het eerste deel van het semester met een frequentie van één bijeenkomst per week voortgezet. Het cursorisch deel van het integratieprogramma is kleinschalig opgezet. Studenten werken in onderwijsgroepen met maximaal 15 deelnemers aan taken. Studenten bereiden deze bijeenkomst voor door het bestuderen van literatuur en het maken van opdrachten. Ook houden studenten presentaties over de opdrachten die tijdens de eerste weken gemaakt zijn. Geleidelijk wordt meer tijd besteed aan het project en komen de onderwijsgroepen nog maar af en toe bijeen. De voorbereiding van het project behelst het opstellen en uitschrijven van een onderzoeks- of projectplan. Als dit is goedgekeurd wordt begonnen met het verzamelen van data en het lezen van extra literatuur. Na de tentamenweken ligt het accent op het schrijven van teksten, het bewerken van de gegevens, het trekken van de conclusies en relateren van de
bevindingen van het project aan de inhoud van het cursorisch deel van het integratieprogramma. Er dient regelmatig contact te zijn tussen docent en student. De docent helpt niet alleen bij de voortgang van het projectwerk, maar wijst ook op verbanden met het cursorisch deel en met de rest van het onderwijs. Het eerste (1.1) en het laatste (3.2) semester hebben een wat andere opzet. Het eerste semester kent bijna alleen maar kleinschalig onderwijs. Zo kom je goed in een studieritme. Er zijn méér tentamens en toetsen dan later het geval is. We leggen er bovendien veel nadruk op studievaardigheden. Het laatste semester staat in het teken van de bachelorthesis. Je bent er dan inmiddels al wel aan gewend dat er elk semester een stevig verslag geschreven moet worden. De thesis stelt je in staat te tonen wat je na de afgelopen jaren hebt geleerd. Het is een prima voorbereiding op de masterthesis die je een jaar later moet schrijven. Studiepunten De omvang van de programmaonderdelen drukken we uit in studiepunten; een studiepunt staat gelijk aan 40 uur (een week) studeren. Bij het plannen van de opleiding gaan we uit van een gemiddelde studiebelasting van 1680 uur per jaar en van 40 uur per week. De ene student wil of moet meer tijd aan de studie besteden dan de andere. Het is om deze redenen moeilijk aan te geven wat je wekelijkse studielast is. Veel en regelmatig studeren geldt als de beste investering in je wetenschappelijke vorming en vergroot de kans dat je de tentamens haalt binnen de gestelde termijnen. ECTS Met ingang van het volgend studiejaar (2003-2004) zullen de studiepunten worden vervangen door ECTS-credits (European Course Credit Transfer System). Dit systeem is opgezet om samenwerking met buitenlandse universiteiten te vergemakkelijken. Een voltijds-studiejaar heeft een studielast van 60 ECTScredits. Afgezet tegen Nederlandse studiepunten kom je uit op 60 ECTS-credits = 42 studiepunten. 1 studiepunt komt daarbij neer op 1.43 ECTS-credits. Omdat volgend studiejaar gewerkt zal gaan worden met ECTS-credits, wordt om er aan te wennen al dit jaar in de studiegids tussen haakjes aangegeven wat de studielast in ECTS-credits is. Keuzevakken Tweede- en derdejaars studenten kunnen in principe élk semester één keuzevak kiezen. Je kiest maximaal twee keuzevakken uit het onderwijsaanbod van andere faculteiten. Voor de resterende vakken staat het cursorisch onderwijsaanbod van de opleidingen van onze faculteit tot je beschikking. Integratiemodulen, methodologievakken en projecten mogen niet als keuzevak worden gekozen. Hetzelfde geldt voor de cursussen in semester 1.1. Het hele facultaire aanbod van cursussen staat vermeld in deel 4 van deze studiegids. Behalve de verplichte cursussen van de afzonderlijke opleidingen, tref je daar ook nog de volgende cursussen aan: Cursussen aangeboden onder auspiciën van het Centrum voor Vrouwenstudies • Feministische klassieken • Geheimen der liefde • Gender in organisaties • Gender theories and equality policies • Politiek, macht en gender Cursussen aangeboden door het Center for International Conflict Analysis and Management (CICAM, voorheen het Studiecentrum voor Vredesvraagstukken) • Actuele vraagstukken van oorlog en vrede: analyse van conflict en perspectief op vrede • Burgeroorlogen op de Balkan: van Kosovo tot Bosnië • Capita selecta uit de polemologie: conflict en conflictpreventie • Conflict analysis and management
•
Conflicten rond minderheden: theorie en praktijk van preventie en interventie • Dilemma’s bij VN-vredesoperaties • Geografie van geweld: macht, territoria en conflicten • Inleiding Polemologie • Interfacultaire cursus milieu, vrede en duurzame ontwikkeling • Legitimatie van veiligheidsbeleid: de rol van de pers, vijandbeelden en maatschappelijke waarden • Literatuurtentamen polemologie • Scriptie/stage • Tussen ‘early warning’ en militaire interventie: van conflictanalyse naar conflictmanagement • Veiligheidsdiscussies in Europa: tussen samenwerking en conflict Cursussen aangeboden door de vakgroep Amerikanistiek • American Political System • American Foreign Policy Cursussen aangeboden door het Centrum voor Duitsland Studies (CDS) • Nederlands buitenlands beleid Cursussen speciaal voor onze faculteit aangeboden vanuit het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis • Parlementaire geschiedenis Cursussen speciaal voor onze faculteit aangeboden vanuit filosofie • Bedrijfsethiek Cursussen van hoogleraren met een bijzondere leerstoel • Innovatie zorgbeleid • Economie en waarden • Maatschappelijk ondernemen met grond en locaties Overige keuzevakken • Global shift Het keuzeaanbod voor studenten die de Engelstalige variant volgen van de opleiding bedrijfswetenschappen is wat beperkter. Hen staat in elk geval het cursusaanbod voor Socrates studenten ter beschikking. Als je een verstandige selectie maakt van keuzevakken én enkele extra keuzevakken volgt, ben je toelaatbaar voor méér masteropleidingen dan de opleiding die aansluit bij je eigen bacheloropleiding. Overleg hierover met de studieadviseur. Aanmelding en toelatingsvoorwaarden Iedereen die zich voor het eerst wil inschrijven voor een bacheloropleiding, meldt zich aan bij het Centraal bureau Aanmelding en Plaatsing (CBAP), Postbus 30157, 9700 LJ in Groningen. Een vwo-diploma geeft toegang tot iedere opleiding aan de universiteit, maar in een aantal gevallen stelt de opleiding eisen aan het vakkenpakket (vwo'ers ‘oude stijl') of het profiel (vwo tweede fase). Een hbo-getuigschrift en een doctoraalgetuigschrift geven - onder dezelfde voorwaarden als het vwo-diploma - toegang tot een universitaire opleiding. Zij die 21 jaar of ouder zijn en niet in het bezit zijn van één van de vereiste getuigschriften moeten een toelatingsonderzoek (colloquium doctum) aanvragen. Een colloquium doctum-beschikking geeft alleen toegang tot de opleiding waarop de beschikking betrekking heeft. Voor vragen over aanmelding en inschrijving aan de KUN kan men terecht bij de Balie Studentenzaken van de KUN, tel. (024) 361 23 45. Toelating op basis van bepaalde buitenlandse getuigschriften is eveneens mogelijk. Bezitters van deze documenten wenden zich tot de studentendecanen van de Dienst Studentenzaken, Afdeling Studentenbegeleiding. Een afspraak met één van de studentendecanen kan gemaakt worden via de Balie Studentenzaken, tel. (024) 361 23 45. Meer informatie over toegang en toelating tot een opleiding aan de KUN en de verplichte vakken is te vinden in het Vademecum en Studentenstatuut voor KUN-studenten. Hbo-instromers
Naast vwo-instromers en studenten met een hbo-propedeuse kent de faculteit een groot aantal hbo-instromers. Hbo-instromers volgen voordat ze worden toegelaten tot een masteropleiding een overbruggingsprogramma van maximaal een jaar. Het vakkenpakket is toegesneden op de deficiënties tussen de hbo-opleiding en de masteropleiding van je keuze. Als hbo-instromer dien je je aan de KUN in te schrijven voor de propedeuse van de gewenste opleiding. Ook moet je altijd collegegeld betalen. Na goedkeuring van het vrijstellingsprogramma word je automatisch ingeschreven in de doctoraalfase, zonder dat je een propedeutisch examen behoeft te halen. Geen wiskunde Als je niet volgens het regime van de tweede fase eindexamen hebt gedaan, moet je in het vwo-eindexamenpakket het vak wiskunde A of B hebben. Het cijfer dat je voor dit vak hebt behaald doet er niet toe. Studenten die wel de tweede fase hebben gevolgd kunnen zich alleen inschrijven voor een opleiding als zij het goede profiel hebben. Het wegwerken van eventuele deficiënties (bijvoorbeeld wiskunde A2 en economie 1) moet vóór de inschrijving gebeuren. Heb je in je vwo-eindexamenpakket geen wiskunde A of B, dan moet je in het eerste jaar een cursus wiskunde volgen om deze deficiëntie weg te werken. Deze cursus wordt verzorgd door het ROC, Berg en Dalseweg 81 te Nijmegen, tel. (024) 313 87 65. Tijdens de introductie krijgen betrokken studenten een informatiefolder uitgereikt, met meer gedetailleerde gegevens over deze cursus, die begin september start. Verandering van opleiding Tot 1 november is het mogelijk om je met terugwerkende kracht voor een andere opleiding binnen of buiten de faculteit te laten inschrijven. Na die datum is speciale toestemming nodig. Wend je daarvoor tot de studieadviseur. Deze zal altijd nagaan of de formele afwikkeling van je ‘omzwaai’ kan wachten tot de eerstvolgende herinschrijving. Dit zal voor eerstejaarsstudenten vrijwel altijd het geval zijn. Omzwaaien na 1 juni is niet mogelijk. Verplichte inschrijving Cursussen Voor alle cursussen moet je je tijdig inschrijven. Dit gebeurt via intranet. De inschrijvingsperioden zijn aanmerkelijk vervroegd in vergelijking met vorig jaar, met uitzondering van die voor eerstejaarsstudenten. Het onderwijs is door de vele keuzevakken en onderwijsgroepen een stuk ingewikkelder geworden en wij willen zorgen dat perikelen met te kleine of slechte zalen tot het verleden behoren. We trekken daarom meer tijd uit om de logistiek te regelen. Eerstejaars studenten Jullie schrijven je in tijdens de introductieperiode. Je krijgt dan uitleg zodat je het de volgende keer alleen kunt. De inschrijving voor het tweede semester begint medio november en sluit de laatste week voor de Kerstvakantie. Nadat je je hebt ingeschreven ontvang je een bevestiging en tot één week na de sluitingstermijn van de inschrijving kun je overleg plegen met de medewerkster van de studentadministratie over mogelijke vergissingen. Het is daarna niet meer mogelijk om je in te schrijven, tenzij er een duidelijke reden is dat je dit niet eerder hebt gedaan en alleen als er nog open plaatsen zijn. Tweede en derdejaars studenten Jullie schrijven je in één keer in voor het onderwijsaanbod in één semester. De inschrijving voor het tweede semester start medio november en sluit de laatste week voor de Kerstvakantie. Nadat je je hebt ingeschreven ontvang je een bevestiging en tot één week na de sluitingstermijn van de inschrijving kun je overleg plegen met de medewerkster van de studentadministratie over mogelijke vergissingen. Het is daarna niet meer mogelijk om je in te schrijven, tenzij er een duidelijke reden is dat je dit niet eerder hebt gedaan en alleen als er nog open plaatsen zijn.
HBO-instromers Jullie vernemen tijdens de introductie hoe je je voor de afzonderlijke cursussen moet inschrijven. Studenten van buiten die een keuzevak volgen Ook voor jullie geldt dat je je moet inschrijven tussen 15 juni-15 juli voor cursussen in het eerste semester en tussen 11 november-20 december voor cursussen uit het tweede semester. Tentamens Ook voor tentamens is inschrijving verplicht. Inschrijving voor tentamens doe je via het Intranet. Een week voor de start van de tentamenperiode sluit de inschrijving. Inschrijving na afloop van de inschrijvingsperiode is mogelijk tot vlak voor het tentamen aan de informatiebalie (Studielandschap). Denk om de sluitingstijd: 16.30 uur. Je betaalt dan contant € 5,- administratiekosten per tentamen, met een maximum van € 10,-. Deze regeling geldt ook voor studenten van andere faculteiten die aan de Faculteit der Managementwetenschappen een keuzevak hebben gevolgd. Roosters We stellen je ruim van tevoren in kennis van je onderwijs- en tentamenrooster omdat je er recht op hebt om tijdig te weten welke onderwijsverplichtingen je hebt. Een overzicht met de juiste zaalindelingen is vanaf één week voorafgaand aan de start van het semester en een tentamenweek te vinden op internet. Het kan nodig zijn eenmaal vastgestelde data en tijden te veranderen. De faculteit streeft ernaar om dergelijke veranderingen tot een minimum te beperken. Zij kan niet aansprakelijk worden gesteld voor consequenties van onverhoopte veranderingen. Raadpleeg geregeld het facultaire nieuwskanaal op intranet. Jaarindeling Het schema toont de jaarindeling voor studenten die de bacheloropleiding volgen, inclusief de bijbehorende tentamen- en herkansingsperioden. Eerstejaars studenten volgen in semester 1.1 een iets afwijkend rooster. Zij beginnen in week 36 zowel met cursorisch onderwijs als met integratievakken.
*********OPMERKING OPMAAK: checken of dit schema geschikt is voor uiteindelijke versie en anders aanpassen*********
Jaarrooster Faculteit der Managementwetenschappen studiejaar 2002 – 2003 weekno.
Begindatum
33 34 35
12-08 19-08 26-08
36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
02-09 09-09 16-09 23-09 30-09 07-10 14-10 21-10 28-10 04-11 11-11 18-11 25-11 02-12 09-12
1
Jaarindeling Bachelor Onderwijs periode
Cursorisch onderwijs
Tentamens Herkansingen
Jaarindeling Master Cursorisch onderwijs
Bijzonderheden
Tentamens Herkansingen
Extra HK
1
Onderwijsvrij Onderwijsvrij / introductie Onderwijsvrij / introductie
Herfstvakantie
T1 T1
Dit is een extra herkansingsperiode voor studenten die willen instromen in de master, maar nog niet aan alle eisen hebben voldaan. Inschrijving voor deze tentamenperiode is aan voorwaarden onderhevig, en geschiedt via tussenkomst van de masterstudieadviseur
51 52 01 02 03 04 05 06
16-12 23-12 30-12 06-01 13-01 20-01 27-01 03-02
07 08 09 10 11 12
10-02 17-02 24-02 03-03 10-03 17-03
13
24-03
14 15 16 17
31-04 07-04 14-04 21-04
18 19 20 21 22 23 24
28-04 05-05 12-05 19-05 26-05 02-06 09-06
25
16-06
26
23-06
27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
30-06 07-07 14-07 21-07 28-07 04-08 11-08 18-08 25-08 01-09
T1 Kerstvakantie Kerstvakantie
HK 1 voor BW?
Activiteitenweek
HK 1 HK 12
Activiteitenweek is onderwijsvrij HK 1 HK 1
2
Voorjaarsvakantie (carnavalsweek)
T2
18 april vrij (Goede vrijdag) 21 april vrij (Tweede paasdag) Meivakantie 15 mei vrij (Dies)
T2 29 en 30 mei vrij (Hemelvaart)
T2 HK 2
9 juni vrij (Tweede pinksterdag)
HK2 HK2 Onderwijs- en tentamenvrij Onderwijs- en tentamenvrij Onderwijs- en tentamenvrij Onderwijs- en tentamenvrij Onderwijsvrij Onderwijsvrij / introductie Onderwijsvrij / introductie Begin academisch jaar 2002-2003
Onderwijs- en/of tentamenvrije perioden en dagen Kerstperiode: maandag 23 december 2002 t/m vrijdag 3 januari 2003 Goede vrijdag: vrijdag 18 april 2003 Tweede Paasdag: 21 april 2003 Hemelvaart: donderdag 29 en vrijdag 30 mei 2003 Diesviering: donderdag 15 mei 2003 Tweede Pinksterdag: maandag 9 juni 2003 Zomervakantie: maandag 14 juli 2003 t/m vrijdag 8 augustus 2003 Onderwijsvrije perioden Herfstvakantie: maandag 21 oktober t/m vrijdag 25 oktober 2002 Activiteitenweek: maandag 3 februari t/m vrijdag 7 februari 2003 Carnavalsweek: maandag 3 maart t/m vrijdag 7 maart 2003 Meivakantie: maandag 28 april t/m vrijdag 2 mei 2003 Zomervakantie: maandag 14 juli t/m vrijdag 29 augustus 2003 Inschrijven onderwijs Jaar 1-3 semester 1: 15 juni t/m 15 juli 2002 Jaar 1-3 semester 2: 11 november t/m 20 december 2002 Inschrijven tentamens Jaar 1-3 semester 1: 4 t/m 22 november 2002 2 2
Herkansingen die plaatsvinden tijdens onderwijsperiodes worden waar mogelijk uitsluitend ’s avonds gepland
Jaar 1-3 semester 2: 21 april t/m 9 mei 2003 Inschrijven herkansingen Jaar 1-3 semester 1: 23 december 2002 t/m 17 januari 2003 Jaar 1-3 semester 2: 2 t/m 20 juni 2003 Tentamens Aantal tentamenkansen Je kunt elk tentamen éénmaal herkansen. Als je ook na de herkansing geen voldoende haalt, kun je het een jaar later opnieuw proberen. Ziekte of bijzondere persoonlijke omstandigheden geven nooit recht op een extra tentamenkans. Als je dus - ook om redenen die buiten je zelf liggen - een tentamen hebt gemist doe je gewoon mee aan de herkansing. Pas als je hiervoor een onvoldoende hebt gehaald en het met het oog op de voortgang van je studie ongewenst is om tot het volgende jaar te wachten, kun je via de studieadviseur om een extra tentamengelegenheid vragen. De examencommissie beslist hierover. Als je vaker deelneemt aan een toets voor een programmaonderdeel dan blijft het hoogst behaalde resultaat staan. Haal je dus voor een tentamen een lager cijfer dan het punt van een eerdere tentamengelegenheid, dan blijft het eerder behaalde cijfer van kracht. Sleutels van meerkeuze tentamens tref je na afloop van het tentamen aan op internet. Fraude Als je wordt betrapt op fraude of op het gelegenheid geven tot het plegen van fraude, is de sanctie minimaal het ongeldig verklaren van de tentamenuitslag. De student van wie is vastgesteld dat deze fraude heeft gepleegd kan door de examencommissie voor ten hoogste een jaar van tentamens en examens worden uitgesloten. Indien je bij scripties/werkstukken/verslagen etc. wordt betrapt op plagiaat of bewust de gelegenheid geeft tot plagiaat, wordt dit als ‘fraude’ betiteld. Bekendmaking uitslag en bezwaar bij tentamens bestaande uit meerkeuzevragen Het komt voor dat bepaalde vragen achteraf minder gelukkig blijken en zij kunnen daarom uit het tentamen worden verwijderd. Deze vragen tellen bij de bepaling van de uitslag niet meer mee; je kunt dus geen rechten ontlenen aan het feit dat je een of meer van de verwijderde vragen ‘goed’ had beantwoord. Indien je het niet eens bent met bepaalde vragen en/of hun beoordeling kun je dit kenbaar maken aan de cursuscoördinator. Je schrijft deze daartoe een brief die je afgeeft bij de informatiebalie. Op de enveloppe vermeld je behalve de naam van de betrokken cursuscoördinator ook de naam van het tentamen. Gelegenheid tot het maken van bezwaar is mogelijk tot op de vijfde werkdag na het tentamen. De uitslag van meerkeuze tentamens wordt bekendgemaakt nadat de bezwaarschriften zijn behandeld. Bekendmaking gebeurt uiterlijk op de tiende werkdag na de afname van het tentamen. Je ontvangt géén persoonlijke reactie op een bezwaarschrift. Gelijktijdig met het bekendmaken van de uitslag, wordt op het mededelingenbord vermeld welke bezwaren gehonoreerd zijn. Bekendmaking uitslag, inzage en bezwaar bij tentamens bestaande uit open vragen De uitslag wordt uiterlijk op de tiende werkdag na het tentamen bekend gemaakt, tenzij op het voorblad van het tentamen een afwijkende regeling is bekendgemaakt Je kunt je werk desgewenst inzien en bezwaar maken tegen de beoordeling. Soms gebeurt dat tijdens een gesprek met de docent, soms kun je schriftelijk reageren. Hoe de inzage is geregeld staat vermeld op het voorblad van het tentamen of wordt bekend gemaakt bij de uitslag. Beroepsprocedures Wanneer een student ook na afwikkeling van een bezwaar bij de betrokken cursuscoördinator (zie boven) het niet eens is met een tentamenuitslag of zich onbillijk behandeld voelt kan hij beroep aantekenen tegen een beschikking (een tentamenuitslag) of behandeling. De beschikking/behandeling moet ofwel in strijd
zijn met de Onderwijs- en Examenregeling (OER), danwel in strijd zijn met de redelijkheid of billijkheid. Een beroep dient schriftelijk te worden ingediend binnen 30 dagen nadat de beschikking is bekend gemaakt of de behandeling heeft plaatsgevonden. De termijn begint direct te lopen, ook wanneer de student eerst bezwaar aantekent bij de examencommissie. Het indienen van een bezwaarschrift bij de examencommissie schort de termijn niet op. Bij de Dienst Studentenzaken is een modelberoepschrift verkrijgbaar. Bovendien kunnen de studentendecanen daar helpen bij het opstellen van een beroepschrift. Wanneer het beroep ontvankelijk wordt verklaard door het College van Beroep voor de Examens (COBEX), wordt bekeken of er een oplossing of compromis mogelijk is. Is dat niet het geval, dan zal uiteindelijk het College van Beroep - na beide partijen te hebben gehoord - een uitspraak doen. Meer informatie over het College van Beroep is te vinden in het instellingsdeel van het studentenstatuut. Adres: Comeniuslaan 4, Postbus 9102, 6500 HC Nijmegen. Telefonische bereikbaarheid: Tel. (024) 361 57 00 Regeling ‘Overschrijding correctietermijn’ Indien tengevolge van het overschrijden van de correctietermijn de tijd tussen de dag waarop de uitslag bekend is gemaakt (publicatie Onderwijscentrum) en de dag waarop de herkansing plaatsvindt minder dan acht werkdagen bedraagt, zal een tweede gelegenheid worden georganiseerd om aan de herkansing deel te nemen. Deze tweede gelegenheid vindt plaats minimaal twee weken en maximaal drie weken na de uitslag. Het betreft nadrukkelijk géén extra herkansing. Studenten kunnen naar keuze deelnemen aan de reguliere herkansing of aan de extra gelegenheid. Dus niet aan beide! Degenen die deelnemen aan de extra herkansing dienen zich uit te schrijven voor de reguliere herkansing en zich op de gebruikelijke weg voor de tweede gelegenheid in te schrijven. De uitslag van de reguliere en extra gelegenheid worden gezamenlijk bekendgemaakt. Beide gelegenheden zijn gelijkwaardig voor wat betreft tentamenvorm en moeilijkheidsgraad. De reguliere gelegenheid tot herkansing wordt geannuleerd, indien alle studenten hun inschrijving intrekken. Collegekaart Voor alle aanmeldingen en afmeldingen voor onderwijs en tentamens, voor deelname aan tentamens, voor het opvragen van je tentamenresultaten, alsmede voor het gebruik van computers in het Studielandschap heb je een geldige collegekaart nodig. Zorg dus dat je de collegekaart steeds bij je hebt. Onderwijs en Examenregeling (OER) Het propedeutisch, het bachelor- en het doctoraalexamen zijn geformaliseerde examens. Dit betekent dat elk tentamen een vrijstellend deel is van het examen. Op het moment dat je alle onderdelen hebt behaald, ben je geslaagd voor het desbetreffende examen. Belangrijk is om goed te weten welke onderdelen je moet behalen. Deze onderdelen worden elk jaar opnieuw vastgesteld in de Onderwijs- en examenregeling (OER). De studiegids die elk jaar verschijnt bevat de gegevens van de OER in vereenvoudigde vorm. De OER zelf kun je raadplegen in de bibliotheek en in het Studielandschap. Ben je bijvoorbeeld derdejaars, dan lees je in de studiegids van dit jaar wat je onderwijsprogramma is. Het programma van het tweedejaar stond in de gids van vorig jaar. Als je een onderdeel uit het tweede jaar hebt gemist, dan moet je dat alsnog halen. Ook als het bijvoorbeeld niet meer voorkomt in het tweedejaarsprogramma van dit jaar. Hoe te handelen als een cursus niet meer wordt gegeven, lees je onder het kopje overgangsregeling. Het is echter ook mogelijk dat je in je tweede jaar maar weinig onderdelen hebt gehaald. In dat geval kun je beter besluiten om het tweedejaarsprogramma te volgen dat in de nieuwe studiegids staat. Het kan trouwens ook voorkomen, dat je niet wordt toegelaten tot een volgend jaar. In dat geval is automatisch de nieuwe examenregeling van toepassing. De vakken die je al behaald hebt behouden hun geldigheid als ze ook in het nieuwe studieprogramma voorkomen. Heb je vorig jaar een vak gehaald dat niet meer in het nieuwe studieprogramma voorkomt, dan
kom je in veel gevallen in aanmerking voor de dispensatieregeling. Lees daarover meer hieronder. Overgangs- en dispensatieregeling De overgangsregeling geeft aan hoe te handelen als vakken uit eerdere jaren die je nog zou moeten halen, niet meer worden aangeboden. De dispensatieregeling is min of meer de spiegel van de overgangsregeling. Ze bepaalt de waarde van vakken, die je hebt gevolgd maar niet meer in het nieuwe onderwijsprogramma voorkomen, op grond van oudere examenregelingen. Informatie over beide regelingen vind je op internet. Vrijstellingen Studenten kunnen een verzoek indienen om vrijgesteld te worden voor het afleggen van een tentamen. De reden hiervoor kan zijn dat je tijdens een vorige studie een vergelijkbare cursus hebt gevolgd en met goed resultaat hebt afgesloten. Vrijstellingen worden alle verleend voor onderdelen van het cursorisch onderwijs, dus niet voor onderdelen van integratieprogramma's. Als je voor een vrijstelling in aanmerking wilt komen dien je uiterlijk in de derde week na aanvang van de cursus een schriftelijk verzoek voor vrijstelling in bij de studieadviseur van de bachelorfase. Als bijlage voeg je afschriften toe van relevante documenten als studiegidsteksten en cijferlijsten om aan te tonen dat de cursus waarvoor vrijstelling wordt aangevraagd qua inhoud en zwaarte overeenkomt met een eerder behaalde cursus. Het propedeutische examen Elk van de zes opleidingen van de Faculteit der Managementwetenschappen rondt het eerste jaar af met een propedeutisch examen. De Onderwijs- en examenregeling (OER) bepaalt aan welke voorwaarden je moet voldoen om het propedeutisch examen van die opleiding aan te kunnen vragen. Functies van de propedeuse De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een beeld geven van de hele studie. Tijdens het eerste jaar kun je nagaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesse. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit eerste jaar kun je beslissen of je deze opleiding wil blijven volgen, of dat je voor een andere opleiding kiest. De studieadviezen voor 1 februari en aan het eind van het propedeutisch jaar kunnen helpen bij de beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordelen studenten zelf of ze geschikt zijn voor de studie of niet. Anderzijds worden studenten ook beoordeeld op basis van hun studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. De resultaten die gedurende het eerste jaar worden geboekt voor tentamens, werkstukken en andere toetsen bepalen of het propedeutisch examen is gehaald, dan wel binnen afzienbare tijd behaald kan worden. De inhoud van het propedeutisch examen (2002-2003) De inhoud van het propedeutische programma wordt beschreven in deel 2 en deel 3 van deze studiegids. Regelingen omtrent slagen en zakken Je hebt de propedeuse behaald als je voldoet aan de volgende voorwaarden: • Je bent ingeschreven bij de Centrale Studentenadministratie voor de opleiding waarin je de propedeuse aanvraagt. • Je hebt alle onderdelen behaald van semester 1.1 voor één van de opleidingen binnen de Faculteit der Managementwetenschappen. • Je hebt alle onderdelen behaald van semester 1.2 die gelden voor de opleiding waarvoor je de propedeuse wenst te behalen.
•
• •
Je mag voor maximaal één onderdeel per semester een 5 hebben gehaald. De onderdelen waarvoor je een vijf (5) hebt gehaald mogen samen niet meer dan zes (6) studiepunten omvatten. Filosofie en communicatieve vaardigheden worden beschouwd als tweedesemestervakken. Alle methodologievakken en projecten moeten voldoende zijn.
Studieadvies eerste jaar De facultaire commissie advies einde eerste jaar brengt aan alle reguliere eerstejaars voltijdstudenten een voorlopig advies uit vóór 1 februari en een definitief advies aan het einde van het eerste jaar over de voortzetting van hun studie. Het doel van een studieadvies is studenten te ondersteunen bij de vraag: “moet ik wel of niet doorgaan met deze studie?” Het advies is niet bindend. Het behaalde aantal studiepunten is het belangrijkste uitgangspunt bij het bepalen van het soort advies. Negatieve en ‘twijfel’ adviezen worden nader beargumenteerd met behulp van de informatie van de docent communicatieve vaardigheden en/of de studieadviseur. De student bepaalt zelf of hij het advies al dan niet opvolgt. Op het - schriftelijke - advies volgt desgewenst een persoonlijk gesprek waarin het advies nader wordt toegelicht. Secretaris van de commissie advies einde eerste jaar is ir. L. Meijssen (tel. (024) 361 17 47, kamer 3.0.39). Geldigheidsduur van propedeutische tentamens Voor voltijds eerstejaars studenten die beginnen in september 2002 geldt dat ze aan het eind van het tweede studiejaar het propedeutisch diploma moeten hebben gehaald. Indien je twee jaar nadat je aan de studie bent begonnen het propedeutisch examen niet hebt gehaald, vervallen alle tentamens die je tot dan in de propedeuse hebt gehaald. Je moet dan dus helemaal opnieuw beginnen. Je mag desgewenst de propedeuse over doen, wat inhoudt dat het nieuwe examenprogramma van het eerste jaar op jou van toepassing is. Wend je als je deze situatie ziet aankomen vroegtijdig tot de studie-adviseur van je opleiding. In onderling overleg kan dan een studieplanning worden opgesteld. Het bachelorexamen Als je de propedeuse hebt behaald en verder geslaagd bent voor alle onderdelen van het tweede en derde studiejaar, ontvang je het bachelordiploma. Het onderwijsprogramma staat in deze studiegids beschreven in de hoofdstukken 2 en 3. Het bachelordiploma voor een bepaald vakgebied geeft toegang tot de masteropleidingen op dat zelfde vakgebied. Toelatingsregelingen Het tweede studiejaar Studenten die na het eerste jaar niet voldoen aan de eisen van het propedeutisch examen kunnen tweedejaars vakken volgen als ze voldoen aan de volgende voorwaarden: • Het aantal behaalde studiepunten bedraagt minimaal 33; • Beide projecten zijn behaald; • Er zijn minimaal 6 studiepunten behaald in disciplinaire vakken; • Minstens één methodologieonderdeel is voldoende. Studenten die minder dan 33 studiepunten hebben behaald en die door willen gaan met hun opleiding, mogen - behalve de ontbrekende eerstejaars vakken uitsluitend vakken uit het tweede jaar volgen die zij bij de aanvraag van het bachelordiploma als keuzevak zullen aanmerken. Van deze regel kan worden afgeweken als er bijzondere omstandigheden in het spel zijn, zoals late instroom en langdurige ziekte. Hiervoor dient altijd contact opgenomen te worden met de studieadviseur. Studenten die minder dan 21 studiepunten hebben behaald zal ernstig in overweging worden gegeven de studie te stoppen, tenzij er incidentele redenen zijn die het slechte resultaat verklaren. Het derde studiejaar
Als je aan het einde van het tweede studiejaar niet minstens 6 studiepunten hebt behaald in elk van de twee semesters, kun je niet beginnen aan het derde cursusjaar. Je ‘doubleert’ het tweede jaar, hetgeen inhoudt dat het nieuwe examenprogramma van het tweede jaar op jou van toepassing is. Wend je als je deze situatie ziet aankomen vroegtijdig tot de studieadviseur van je opleiding. In onderling overleg zal een studieplan worden opgesteld, waarbij eventueel ook onder- delen uit het derde jaar betrokken kunnen worden (keuzevakken). Onderdelen uit het tweede studiejaardie reeds behaald zijn, behouden hun geldigheid als ze voorkomen in de nieuwe onderwijs- en examenregeling. Op onderdelen die niet meer voorkomen in het nieuwe programma is de dispensatieregeling van toepassing. Semester 2.2 en 3.1 Je moet alle semesters volgen in de aangegeven volgorde. Daarom is de regel geformuleerd dat je pas aan de semesters 2.2 en 3.1 mag beginnen als je minimaal 6 studiepunten uit het voorafgaande semester hebt behaald. Afwijkingen van deze regel zijn mogelijk in overleg met de studie-adviseur. Semester 3.2 In het laatste semester komen alle onderdelen van de opleiding tot dan toe bijeen. Het spreekt voor zich dat deelname aan dit semester alleen maar zinvol is als je het merendeel van de studiepunten hebt gehaald. De toelatingseis voor dit semester is daarom strenger dan die voor de voorafgaande semesters. Voor derdejaars studenten, die geconfronteerd werden met de invoering van de bachelor-master structuur terwijl ze al met de studie bezig waren, zijn we toleranter dan voor de eerstejaars en tweedejaars studenten die nog alle gelegenheid hebben en hadden om hun studie te plannen in overeenstemming met de nieuwe regels. Voor derdejaars studenten geldt dat ze op het moment dat ze aan semester 3.2 beginnen maximaal 12 studiepunten mogen missen. Studenten die méér studiepunten missen, maar denken dat ze op maximaal 12 studiepunten uit komen na deelname aan de herkansingen kunnen na schriftelijke goedkeuring van de bachelorcoördinator van hun opleiding aan het onderwijs van semester 3.2 beginnen. Voor eerstejaars en tweedejaars studenten geldt dat er maximaal 6 studiepunten ‘open' mogen staan, waaronder géén projecten. De masteropleidingen Voor derdejaars studenten geldt dat zij op het moment dat de masteropleidingen starten maximaal 12 studiepunten uit de bacheloropleiding ‘open' mogen hebben staan. Studenten die na de laatste herkansingen in het derde studiejaar nog 18 studiepunten missen, mogen voor maximaal 6 studiepunten ‘herkansen' door deel te nemen aan extra tentamengelegenheden. Dit geldt niet voor projecten. Dit dient te gebeuren in de periode tussen het publiceren van de uitslagen na de laatste herkansingsperiode en de start van het onderwijs in de master. Voor eerstejaars en tweedejaars studenten geldt dat zij maximaal 6 studiepunten mogen missen bij aanvang van de masteropleiding. Gemiste studiepunten moeten uiteraard behaald zijn voorafgaand aan de aanvraag van het masterdiploma. De organisatie van het onderwijs De Faculteit der Managementwetenschappen heeft twee primaire taken: onderwijs en onderzoek. Voor beide taken zijn onder eindverantwoordelijkheid van de decaan directeuren aangesteld. Directeur onderwijs is dr. H. de Jager. Een deel van het onderwijs is ondergebracht in de Stichting Avondopleiding Bedrijfskunde. Het betreft commerciële opleidingen voor (midden)managers met een opleiding op hboniveau en een flinke ervaring. Zij kunnen in enkele jaren een doctoraalexamen (master degree) halen. Voor elke bacheloropleiding is een coördinator aangewezen. De coördinator is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken binnen de opleiding. Tot de taken van de coördinator hoort ook het overleg met de verschillende leerstoelgroepen over de samenstelling van de docententeams.
Overzicht Bachelorcoördinatoren bachelors opleiding Bedrijfswetenschappen Economie Bestuurskunde Politicologie Sociale geografie & planologie Milieu-maatschappijwetenschappen
Naam coördinator Prof. dr. J.A.C.M. Doorewaard Dr. A. de Vaal Prof. dr. N.J.M. Nelissen Prof. dr. C.J. van Kersbergen Drs. M.G.J. Ganzevles Prof. dr. P. Leroy
Semesterteams Het onderwijs is georganiseerd in semesters en wordt uitgevoerd door een semesterteam dat onder leiding staat van de semestercoördinator. De semestercoördinator ziet toe op de afstemming tussen de cursussen en let erop of het onderwijs wordt uitgevoerd conform de bedoelingen. De semestercoördinator is het eerste aanspreekpunt voor studenten. 1.1 Semestercoördinatoren bedrijfswetenschappen Semester Semesterthema 1.1 Meer dan overheid en markt 1.2 Organisatie in bedrijf 2.1 Het primaire proces 2.2 Strategie en omgeving 3.1 Systeem en organisatieverandering 3.2 Het innovatieve proces HBO 1 Organiseren en reflecteren HBO 2 Organisatie en innovatie
Naam coördinator Drs. H. Joosten Drs. J. Groot Drs. R. Minnaar Drs. M. Kieft Dr. J. Christis Drs. R. Clabbers Drs. L. Halsema Ir. R. van Zijl
1.2 Semestercoördinatoren cluster bestuurswetenschappen Semester Semesterthema Naam coördinator 1.1 Meer dan overheid en markt Dr. M. Haverland 1.2 National governance; het poldermodel Dr. L. Delsen en drs. Ch. van Hooijdonk 2.1 European governance; Nederland in Prof. dr. H. Goverde en dr. P. de Europa – Europa in Nederland Goede 2.2 International governance Dr. B. Verbeek en drs. A. van der Vleuten 3.1 Comparative governance; economische, Dr. M. de Vries bestuurlijke en politieke stelsels in vergelijkend perspectief 3.2 Project economie Dr. A. de Vaal 3.2 Project bestuurskunde Dr. Ch. Lako 3.2 Project politicologie Prof. dr. G. Lock 1.3 Semestercoördinatoren cluster omgevingswetenschappen Semester Semesterthema Naam coördinator 1.1 Meer dan overheid en markt Drs. M.G.J. Ganzevles 1.2 Stad en land; urbane en rurale Drs. G. van Vilsteren en drs. J. transformatieprocessen Klaver 2.1 Regionale ontwikkeling: groei en Dr. A. Lagendijk en drs. J. Gersie duurzaamheid 2.2 Ruimtelijke interactieprocessen: Dr. D. Drenth en dr. M.A. Wiering, instituties, actoren en discoursen drs. H. de Weert 3.1 Omgevingsbeleid en verandering: Prof. dr. B. Needham en dr. B.M.R. projecten en processen van der Velde 3.2 Project sociale geografie Dr. B.M.R. van der Velde
3.2 3.2
Project planologie Project milieumaatschappijwetenschappen
Drs. N. Muller Dr. B. Arts
*********OPMERKING VOOR OPMAAK: schema geschikt voor eindversie, dwars afdrukken**********
Coördinatie Bachelor opleidingen Nijmegen School of Management Bachelor coördinator
Bedrijfswetenschappen
Planologie en Sociale Geografie
Milieumaatsch. Wet.
Politicologie
Economie
Bestuurskunde
H. Doorewaard
T. Ganzevles
P. Leroy
Kv Kersbergen
A. de Vaal J. Peil
N. Nelissen
Recht&Man agement W. Kelder
Engelstalig traject O.Furrer (F. v. Zanten)
HBOinstroom traject R. Clabbers
1.1
H. Joosten (N. van Gestel)
T. Ganzevles
M. Haverland
1.2
J. Groot
G. v. Vilsteren J. Klaver
C. v. Hooijdonk L. Delsen
2.1
R.Minnaar
A. Lagendijk J. Gersie
H. Goverde P. de Goede
2.2
M.Kieft
D. Drenth, M. Wiering H. de Weert
B. Verbeek A. van der Vleuten
HBO –1 L.Halsema
J. Christis
B. Needham M. v/d Velde
M. de Vries
HBO - 2 R.v. Zijl (P. Hoeken)
R. Clabbers A. vd Ven
3.1
3.2
N. Muller
M. v/d Velde
B. Arts
G. Lock
A. de Vaal
C. Lako
Panelgroepen De panelgroep bestaat uit een aantal studentvertegenwoordigers van een bepaald semester. Zij komen om de week een uurtje samen met de semestercoördinator en enkele van de leden van het docententeam van dat semester. Doel van deze bijeenkomst is de lopende zaken kort te evalueren en zo nodig bij te stellen. Aan het einde van het semester wordt het semester als geheel geëvalueerd en worden er voorstellen geformuleerd om het onderwijs (nog) beter te maken. Elke student zou eigenlijk één keer lid van een panelgroep geweest moeten zijn. Opleidingscommissie Elke opleiding heeft een opleidingscommissie. De belangrijkste taken zijn de evaluatie van het onderwijs en het geven van een advies bij de jaarlijkse vaststelling van de OER. Verder is de opleidingscommissie waar studenten en docenten met elkaar kunnen spreken over alle aangelegenheden van het onderwijs. De commissie kan eventueel een ongevraagd advies uitbrengen aan de decaan. De bachelorcoördinator maakt deel uit van de opleidingscommissie. Examencommissie Elke opleiding heeft een examencommissie. Deze ziet toe op de goede gang van zaken tijdens tentamens. Ook kun je bij de examencommissie terecht als zich bijzondere omstandigheden voordoen waarin de Onderwijs- en examenregeling niet voorziet. Je kunt je het beste tot de studieadviseur wenden voordat je een beroep doet op de examencommissie. Het Onderwijscentrum Het Onderwijscentrum is onder meer verantwoordelijk voor de studentenadministratie en de organisatie van het onderwijs en de tentamens. Voor de meeste vragen kun je terecht aan de balie van het studielandschap. Verder hebben alle medewerksters van de studentenadministratie dagelijks spreekuur tussen 13.00-14.00 uur. De studentenadministratie en onderwijsorganisatie voor de bacheloropleidingen is in handen van mw. E. Kersten (kamer 3.0.44), mw. Drs. J. Sas en mw. C. Pattikawa. (kamer 3.0.35). De studentenadministratie en onderwijsorganisatie voor de master is in handen van mw. drs. K. van Dun en mw. drs. S.Y. Hau (kamer 3.00.37). Tot de overige taken van het onderwijscentrum behoren: de organisatie van facultaire voorlichtingsactiviteiten, het Internet en Intranet, de kwaliteitszorg en de onderwijskundige professionalisering van docenten. Hoofd van het Onderwijscentrum is drs. R. Verhofstad. Studiebegeleiding Elke student heeft recht op studiebegeleiding. Dit houdt in: • Studieadvisering tijdens en aan het einde van het eerste jaar; • De mogelijkheid tot het voeren van studievoortgangsgesprekken; • Goede bereikbaarheid van de studieadviseur; • Tijdige doorverwijzing naar andere hulpverlenende instanties; • Informatie over en zo nodig training van studievaardigheden; • Inzicht in de criteria voor een positief, negatief of twijfel-advies; • Begeleiding bij twijfel over de gekozen studie en bij plannen om de studie te stoppen. De studiebegeleiding in de propedeutische fase wordt verzorgd door de studieadviseurs samen met de docenten Communicatieve Vaardigheden. Studieadviseurs Bachelor Ir. L.V.M. Meijssen (tel. (024) 361 17 47, kamer 3.0.39) - Bedrijfswetenschappen Mw. Drs. J. Brakkee (tel. 024-3613021, kamer 5.1.68) – Economie, Bestuurskunde en Politicologie Vacature, Secretariaat Sociale Geografie, Planologie en Milieumaatschappijwetenschappen (tel. 024-3611925, kamer 3.1.44)
Bij de studieadviseur kun je terecht met vragen over de studie, tentamenregelingen, instroomregelingen, examenaanvragen, etc. Verder kun je problemen bespreken, die het verloop van de studie beïnvloeden. Vooral wanneer je vanwege ziekte of andere persoonlijke omstandigheden langere tijd niet tot studeren in staat bent, word je aangeraden contact op te nemen met de studieadviseur. De docenten Communicatieve Vaardigheden ondersteunen je vooral bij de ontwikkeling van een universitaire studiehouding en bijbehorende vaardigheden, inclusief studiemethodiek en -planning. Zij voeren daartoe indien wenselijk gesprekken met individuele studenten. Studievertraging Studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging hebben opgelopen en als gevolg daarvan in de problemen komen met hun studiefinanciering kunnen in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Deze ondersteuning vindt plaats op grond van regels uit de Regeling Financiële Ondersteuning Studenten (FONDS). Onder bijzondere omstandigheden worden onder andere verstaan: een ziekte, bijzondere familieomstandigheden, een functiestoornis, de inrichting van de opleiding en bestuursactiviteiten. Als studenten vertraging denken op te lopen moeten zij dit altijd binnen drie maanden melden bij de Balie Studentenzaken. De dienst Studentenzaken zorgt er dan voor dat deze studenten gerichte informatie ontvangen over bijvoorbeeld een eventuele uitschrijving en het stopzetten van de studiefinanciering. Bovendien wordt de student in kwestie (nogmaals) verwezen naar de studieadviseur om samen met deze een planning te maken en eventueel extra begeleiding te krijgen. Van de afspraken met studieadviseur en studentendecaan krijgt de student bericht. De student dient dan na afloop van het studiejaar een verzoek in tot registratie van de studievertraging. Alle studenten die zich bij Studentenzaken hebben gemeld ontvangen hiervoor in de maand september een formulier. Dit formulier moet samen met bewijsstukken en een verklaring van de studieadviseur of de examencommissie worden teruggestuurd. Hierna krijgt de student op grond van de ontvangen informatie een beschikking van het College van Bestuur met aanspraak op een aantal maanden financiering uit het FONDS. Wanneer studenten niet binnen de studiefinancieringtermijn kunnen afstuderen kunnen zij, op het moment dat de studiefinanciering afloopt, de maanden waarop ze aanspraak hebben omzetten in een uitkering. Studeren met een handicap Voor de KUN is het uitgangspunt dat het onderwijs zo moet zijn ingericht dat studenten met een functiebeperking gebaseerd op een of meer lichamelijke, zintuiglijke of andere (functie)stoornissen, die gevolgen kan hebben voor het functioneren in de studie, met evenveel kansen op succes als de gemiddelde student een opleiding kunnen volgen. De KUN stelt zich ten doel een onderwijsinstelling te zijn die goed toegerust is voor studenten die een handicap hebben. Studeren met een lichamelijke functiebeperking, chronische ziekte of dyslexie Onder functiebeperking en chronische ziekte vallen alle aandoeningen die (vooralsnog) blijvend van aard zijn en die een vertragend effect hebben op de studievoortgang. Hieronder vallen: visuele, auditieve en motorische handicaps; stoornissen in de taal (dyslexie), spraak, in het uithoudingsvermogen, in het geheugen-/concentratievermogen, in orgaanfuncties; het hebben van een psychische aandoening, epilepsie, reuma, M.E., zware migraine, whiplash, RSI etc. Het onderwijs wordt zo ingericht dat je als student met een functiebeperking met evenveel kansen op succes als elke andere student een opleiding kan volgen. Je kunt daarvoor een beroep doen op allerlei wettelijke en universitaire regelingen op het gebied van financiën, huisvesting, studiemateriaal en studie- en tentamenregelingen. Om van de voorzieningen aan de KUN optimaal gebruik te kunnen maken is het van groot belang om reeds op een vroeg tijdstip ( bv. vòòr aanvang van de studie) contact op te nemen met de studie-adviseur en met de studentendecaan. Benodigde voorzieningen en financiële consequenties kunnen dan besproken worden. Meer informatie vind je op www.kun.nl/studentenzaken/handicap.html en in het vademecum.
Daarnaast is er aan de KUN ‘ de klankbordgroep studeren met een handicap’ werkzaam. Deze zet zich in voor studenten met een handicap, wil bestaande voorzieningen en het huidige beleid in alle geledingen van de KUN bekendmaken, zonodig aan de orde stellen of verder verbeteren in samenwerking met de studentendecanen. De groep bestaat uit studenten, docenten, studentendecaan en beleidsmedewerker ‘studeren met een handicap’ en staat open voor signalen van studenten en docenten, als bepaalde (studie)regelingen ontbreken of niet goed functioneren ( je kunt hierbij ook denken aan toegankelijkheid van de gebouwen). Adres: Comeniuslaan 4, postbus 9102, 6500 HC Nijmegen, tel. 024-3612345, e-mail:
[email protected] Het Studielandschap Het is in de wetenschap de gewoonte om bij het verzamelen van informatie verschillende boeken te raadplegen. Je overlegt geregeld met medestudenten en om werkstukken en scripties te schrijven heb je PC’s nodig. Hiervoor vind je in het Studielandschap de faciliteiten. Je vindt het Studielandschap op Thomas van Aquinostraat 3. Het Studielandschap bestaat uit een aantal ruimten met een specifieke functie. Er is een kleine stilteruimte, er zijn overleg- en PC-ruimten. Alle ruimten hebben een eigen kleur (behalve de forumruimte). De kleuren van de deuren corresponderen hiermee. Bordjes aan de ingang wijzen je de weg. In een van de zalen, de infotheek, vind je ook boeken. Instructies voor het gebruik en het reserveren van de PC’s worden je aan het begin van het studiejaar uitgereikt. Beheer Het Studielandschap wordt overdag beheerd door mw. M. Kokkeler-Hakvoort en mw. L. Laeven; in de avonduren door student-assistenten. Openingstijden De openingstijden van het Studielandschap zijn: • maandag t/m donderdag van 08.45-20.00 uur • vrijdag van 08.45-16.30 uur. Het Studielandschap is telefonisch bereikbaar op (024) 361 59 25. Na sluitingstijd staat de voicemail aan. Beperkte openstelling Tijdens tentamen- en onderwijsvrije perioden is het Studielandschap vanaf 16.30 uur gesloten. In de zomervakantie, tot de introductieweek (19 aug), is het Studielandschap vanaf 12.30 uur gesloten. Eventuele afwijkingen van deze regels zijn in overleg mogelijk. Lockerkastjes De faculteit beschikt over enkele honderden lockerkastjes om je in staat te stellen je spullen (jassen en tassen) veilig op te bergen. Lockerkastjes zijn te huur voor € 15,- per jaar. Je betaalt eenmalig € 5,- borg voor de sleutel. Informatie kun je verkrijgen bij de bode op kamer 3.0.48. De lockerkastjes kun je vinden in de kelder. Bibliotheek voorzieningen De faculteitsbibliotheek De faculteitsbibliotheek is gevestigd in de Thomas van Aquinostraat 1.0.16. De bibliotheek is geopend op maandag t/m donderdag van 08.30-20.00 uur en op vrijdag van 08.30-17.30 uur. De bibliotheek beschikt over een leeszaal met 70 studieplaatsen en er zijn kopiëerfaciliteiten. Informatie Informatiebalie (024) 361 59 50 Uitleenbalie (024) 361 21 01. Email:
[email protected] Website: www.kun.nl/ubn
Bibliotheekmedewerkers: mw. J. van Keeken (024) 361 16 88 Faculteitsbibliothecaris dhr. G. Tummers (024) 361 21 13 Assistent-bibliothecaris dhr. T.H. Jonkheer (024) 361 59 50 Informatiemedewerker mw. M. Schipperheijn-Teunissen (024) 361 21 13 Bibliotheekmedewerker mw. B. Mašina-Coppes (024) 361 21 13 Bibliotheekmedewerker dhr. P. van Vondelen (024) 361 21 13 Bibliotheekmedewerker Lenen van publicaties Met uitzondering van naslagwerken, statistische werken, tentamenliteratuur, tijdschriften en de verzameling kaarten, atlassen en doctoraalscripties kun je op vertoon van je collegekaart publicaties lenen. Inclusief boeken uit andere bibliotheeklocaties mag je in totaal 29 publicaties lenen. De uitleentermijn bedraagt vier weken. Uitgeleende werken kunnen worden gereserveerd. Verlenging van uitleentermijn is alleen mogelijk als het werk niet door een ander is gereserveerd en het niet meer dan 10 maal is verlengd. Verlengen en reserveren kun je doen via de Publieksstations in alle bibliotheken van de KUN en via www.kun.nl/ubn, kies voor Zoeken in collectie KUN. Wanneer een publicatie niet op tijd is teruggebracht, worden rappelkosten in rekening gebracht: Het eerste rappel bedraagt € 0,45, het tweede € 1,10, het derde € 1,80. Het eerste rappel kun je ook per email ontvangen, dan kost het € 0,35 (zie voor elektronisch formulier www.kun.nl/ubn). Als extra service ontvang je 2 dagen voor het verstrijken van de uitleentermijn een gratis waarschuwing. Leners, die na drie rappels de publicatie(s) nog niet hebben teruggebracht, worden van verder leenverkeer uitgesloten. De collectie De bibliotheek bevat collecties op alle vakgebieden van de faculteit: Bedrijfswetenschappen, Bestuurskunde, Economie, Politicologie, Milieumaatschappijwetenschappen, Sociale Geografie en Planologie. De collectie is toegankelijk via de volgende catalogi op www.kun.nl/ubn: • De Catalogus van de KUN, voor met name boeken en tijdschriften, die aanwezig zijn op de KUN. • De Scriptiecatalogus, een geautomatiseerde catalogus waarin titelbeschrijvingen van scripties van de laatste 5 jaar van de faculteit Managementwetenschappen te vinden zijn. • Nederlands Centrale Catalogus. Deze catalogus bevat de bibliografische gegevens en de vindplaatsen van boeken en tijdschriften van o.a. alle wetenschappelijke bibliotheken in Nederland. • Online Contents, een bestand met inhoudsopgaven van wetenschappelijke tijdschriften. • NetFirst, een catalogus van Internetbronnen. • PiCarta: een geintegreerde catalogus van de Nederlandse Centrale Catalogus, Online Contents en NetFirst. PiCarta geeft beschrijvingen van tijdschriftartikelen, boeken en andere documenttypen op alle wetenschapsgebieden. Bij veel publicaties zijn links opgenomen naar de volledige teksten. Homepage Bibliotheek Managementwetenschappen heeft een eigen 'homepage', met o.a. verwijzingen naar bestanden die relevant zijn voor de vakgebieden van deze faculteit: www.kun.nl/ubn, Vestingen, Managementwetenschappen. De Universiteitsbibliotheek De centrale universiteitsbibliotheek aan de Erasmuslaan 36 is voor iedereen toegankelijk. De uitleen geschiedt op vertoon van de collegekaart. De collectie staat voor het grootste gedeelte in gesloten magazijn: dit houdt in dat het aanvragen van boeken en tijdschriften uit de collectie van deze bibliotheek via de Publieksstations moet geschieden. De collectie naslagwerken in de Cataloguszaal en de Leeszaal is rechtstreeks voor het publiek toegankelijk. In de Cataloguszaal staan bibliotheekcatalogi, bibliografieën en adresboeken. In de Leeszaal zijn
woordenboeken, encyclopedieën, biografisch materiaal, speciale bibliografieën, handschriften- en oude drukcatalogi te raadplegen. De centrale Universiteitsbibliotheek is geopend van maandag t/m donderdag van 08.30-22.00 uur (na 17.30 uur is het uitleenbureau gesloten), vrijdag van 08.3020.00 uur (na 17.30 uur is het uitleenbureau gesloten) en op zaterdag van 09.0017.00 uur. Informatievoorziening Steeds meer informatie zal worden verspreid via Internet en Intranet. Je kunt gratis een e-mail adres krijgen en zowel vanuit de faculteit als vanaf het huisadres onbeperkt gebruik maken van Internet. Hier staat tegenover dat je nimmer mag zeggen dat je niet over bepaalde informatie beschikt omdat je geen Internetaansluiting en e-mail hebt. Studenten die vanaf het huisadres surfen, dienen zelf een (kabel) modem aan te schaffen. Ook de telefoonkosten zijn voor eigen rekening. Bij geregeld gebruik kan het voordelig zijn om Internet via de kabel te betrekken. Via het Universitaire Centrum voor Informatievoorziening kan een kabelaansluiting verkregen worden tegen een zeer voordelig tarief. Voor het aanvragen van een emailadres moet je zijn bij de Infotheek Studentenzaken. Internet De faculteit beschikt over een eigen internet waarop je allerlei informatie over de faculteit en activiteiten van de faculteit kunt vinden: www.nsm.kun.nl Intranet faculteit der Managementwetenschappen De Faculteit beschikt over een intranet voor studenten en medewerkers van de faculteit. Het intranet is opgezet om de informatie-uitwisseling tussen de faculteit, jou en je medestudenten zo gemakkelijk mogelijk te maken. Wat biedt het Intranet jou? Met het intranet van de faculteit kun je • je tentamenresultaten raadplegen; • je inschrijven voor cursussen en tentamens; • up-to-date blijven van nieuws van de faculteit of je studievereniging; • studiegidsinformatie raadplegen; • collegerooster raadplegen; • een eigen webpagina maken en publiceren op het intranet; • afspraken maken met je tutor of docent; • sheets opvragen die tijdens de colleges zijn gebruikt; • emailen via webbased email zoals hotmail of studmail van de KUN; • je eigen documenten opslaan en later via een andere computer opvragen. De komende jaren zullen de diensten van het Intranet nog aanzienlijk worden uitgebreid. Hierover raadplegen we je natuurlijk geregeld. KISS of Intranet? KISS is een besloten site die door de universiteit is opgezet voor studenten van alle faculteiten. Bij KISS kun je je ook inschrijven voor tentamens. Ons intranet biedt hetzelfde maar gaat verder omdat het ook cursusinformatie bevat. Daarmee is het een interactief medium tussen student en docent. Wij raden je aan ons intranet te gebruiken om ook op de hoogte te blijven van ontwikkelingen en nieuws van de faculteit. Password / inloggen Om in te kunnen loggen volg je de volgende procedure: 1 Start Netscape of Internet Explorer op en ga naar www.nsm.kun.nl (in het Studielandschap wordt dit adres automatisch opgestart). Klik dan op de ‘vingerafdruk’. Let op: hier vind je ook de handleiding van het intranet! 2 Toets bij naam je 7-cijferige studentnummer in voorafgegaan door een ‘s’, bijvoorbeeld s9876543. 3 Toets daarna je wachtwoord in.
4
Als je een eerste keer hebt ingelogd, kun je je wachtwoord veranderen bij je persoonlijke instellingen. Indien je je wachtwoord bent vergeten, dan kan een nieuw wachtwoord worden aangevraagd middels een aanvraagformulier dat verkrijgbaar is bij de Balie van het Studielandschap. Neem wel je studentkaart mee ter legitimatie. Binnen enkele dagen zal dan een nieuw wachtwoord schriftelijk worden toegestuurd. Stoppen met internetten? Sluit altijd de webbrowser af als je stopt met internetten. Daarmee voorkom je dat door middel van het ‘terugklikken’ anderen in jouw webmail kunnen kijken. Inloggen computers Studielandschap Alle computers in het Studielandschap kunnen alleen gebruikt worden door studenten van onze faculteit. Dat betekent dat je met een persoonlijk account moet inloggen op deze computers. Jouw inlogaccount voor deze computers is tevens je studentnummer voorafgegaan door een ‘s’ en je persoonlijke wachtwoord. Let er wel op dat wanneer je je wachtwoord voor het studielandschap wijzigt je wachtwoord voor het intranet niet wijzigt. Informatiebalie De medewerksters van het studielandschap beheren tevens de facultaire informatiebalie. Je kunt hier terecht voor de volgende zaken: • Inleveren van werkstukken en opdrachten; • Aanvragen van het propedeutisch en het bachelorexamen; • Doorgeven van adreswijzigingen; • Maken van afspraken met de studieadviseurs; • Informatie over incidentele roosterwijzigingen. De Informatiebalie is dagelijks geopend van 08.45-16.30 uur. Kabelkrant Op vijf plaatsen in de faculteit hangen monitoren waarop actuele berichten geplaatst worden over het lopende onderwijs. Berichten hiervoor kunnen worden opgegeven bij de Informatiebalie. De Dienst Studentenzaken Heb jij vragen over je inschrijving aan de universiteit of loop je vast in je studievoortgang? Wil je meer weten over regels op het gebied van studiefinanciering of ben je op zoek naar studentencultuur? De medewerkers van de Dienst Studentenzaken zijn er om jou op weg te helpen op onder andere het gebied van studentenadministratie, studentenbegeleiding en studentencultuur. Hieronder worden de centrale studentenvoorzieningen van de Dienst Studentenzaken per onderwerp besproken. Balie Studentenzaken De centrale ingang van de Dienst Studentenzaken wordt gevormd door de Balie. Hier kun je onder meer terecht voor informatie over de studentendecanen, de studentenpsychologen en de Studie en Loopbaan Advies Groep. Ook kun je via de balie een afspraak maken met een decaan of psycholoog of je aanmelden voor een studievaardigheidscursus. Verder kun je bij de balie terecht voor alle vragen met betrekking tot je in- of uitschrijving aan de KUN, voor informatie en aanvraag van het Afstudeer- of het Noodfonds, voor melding van studievertraging wegens bijzondere omstandigheden, voor basisinformatie over studiefinanciering, voor het aanvragen van je examen via het Examenbureau van de A-Faculteiten en voor diverse folders, formulieren en brochures. Ook de KISS-Helpdesk is ondergebracht bij de Balie van Studentenzaken. De Balie is dagelijks geopend van 10:00 tot 17:00 uur, met uitzondering van de eerste vrijdagmiddag van elke maand. Je vindt de Balie aan de Comeniuslaan 4 op de campus. Ook kun je de medewerkers van de Balie op werkdagen van 8:30 tot 12:30 uur en van 13:30 tot 17:00 uur telefonisch bereiken via telefoonnummer 024-3612345. Je kunt je vragen ook per e-mail stellen via adres
[email protected]. Verder vind je Studentenzaken natuurlijk ook op het Internet via www.kun.nl/studentenzaken. Studentenadministratie Inschrijving aan de KUN De Centrale Studentenadminstratie verzorgt de inschrijving van alle KUN-studenten. Voor de aanvang van een nieuw collegejaar ontvangt iedere ingeschreven student een herinschrijvingsformulier. Om tijdig in het bezit te komen van je collegekaart kun je dit formulier het beste voor 15 juli terugsturen. Wegens grote drukte bij de Balie, juist aan het begin van het studiejaar, wordt aangeraden de herinschrijving per post terug te sturen. Je moet je inschrijfformulier wel ondertekenen, anders is je inschrijving ongeldig. De collegekaart ontvang je doorgaans gemiddeld zes weken nadat je de inschrijfformulieren opgestuurd hebt. Meer informatie rondom inschrijving vind je in het Vademecum en in het Studentenstatuut. De uitschrijving bij je afstuderen regel je bij het Examenbureau. KISS (KUN Internet Studenten Service) Iedere KUN-student heeft toegang tot KISS. Via KISS kun je onder andere je eigen tentamenresultaten raadplegen, je inschrijven voor werkgroepen en tentamens, je adres wijzigen, e-mail ontvangen en verzenden, een eigen webpagina maken en toegang tot internet krijgen door je in te bellen. Ook wordt via KISS de maandelijkse nieuwsbrief verzonden aan alle studenten van de KUN. Hierin staan allerlei belangrijke nieuwtjes die te maken hebben met de KUN. Aan het begin van je eerste jaar krijg je de informatie over je KISS-account toegestuurd met je persoonlijke inlogcode. Deze inlogcode moet de eerste keer omgezet worden in een persoonlijk wachtwoord. Als je je wachtwoord kwijt bent, kun je op vertoon van je collegekaart bij de Balie Studentenzaken een nieuwe aanvragen. Je vindt het KISSprogramma op het internet via www.student.kun.nl. Als je via de KUN op internet wilt, kun je voor installatie van de inbelverbinding bij de balie de cd-rom Surfkit ophalen. Voor vragen en problemen met je KISS-account kun je terecht bij de Balie. Ook kun je mailen naar
[email protected]. Studentenbegeleiding Studentendecanen Voor vragen of informatie over wetten en regelingen kun je terecht bij de studentendecanen. De decanen geven advies en begeleiding bij problemen op bijvoorbeeld financieel gebied, bij ziekte, bij het stopzetten van je studie, bij problemen met de studiefinanciering, met huisvesting of omdat je je onrechtvaardig behandeld voelt bij een tentamen of examen. Ook meldingen van studievertraging worden via de studentendecaan ingediend. Voorts treedt een van de studentendecanen op als vast aanspreekpunt voor aan de KUN ingeschreven topsporters. Onder de studentendecanen bestaan bovendien bepaalde specialisaties, bijvoorbeeld voor studenten met een functiestoornis of een buitenlandse vooropleiding. De decanen hebben een geheimhoudingsplicht tegenover anderen. Je kunt een afspraak met een studentendecaan maken via de Balie. Ook is er op werkdagen van 9:00 tot 10:00 en van 16:00 tot 17:00 uur telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024-3612345. Studentenpsychologen Bij de studentenpsycholoog kun je terecht met klachten die verband houden met je studie. Als je bijvoorbeeld last hebt van concentratieproblemen of van examenangst kan het weleens helpen een afspraak te maken met een studentenpsycholoog. Ook andere persoonlijke problemen die je studie belemmeren, zoals depressiviteit of sociale onzekerheid, kun je bespreken met een van de psychologen. Je hoeft niet zwaar in de problemen te zitten voor een afspraak met een studentenpsycholoog. Je kunt ook met persoonlijke vragen terecht die betrekkelijk eenvoudig lijken. Na een intakegesprek is individuele of groepsgewijze hulpverlening mogelijk. In een aantal gevallen zal doorverwijzing plaatsvinden naar een andere therapeut of instantie. Ook kan het intakegesprek alleen voldoende zijn voor informatie, advies
of bemiddeling. Je kunt een afspraak met een studentenpsycholoog maken via de Balie. Ook is er op werkdagen van 8:30 tot 9:00 uur en van 12:00 tot 12:30 telefonisch spreekuur via telefoonnummer 024-3612345. Vertrouwenspersoon en Klachtencommissie Ongewenst Gedrag Twee studentenpsychologen fungeren als vertrouwenspersoon Ongewenst Gedrag voor studenten. Je kunt bij hen terecht in geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en geweld, pesten en treiteren. Je kunt kiezen of je wil spreken met de vrouwelijke of mannelijke vertrouwenspersoon. Je kunt een afspraak maken met de Vertrouwenspersoon via de Balie. Als de tussenkomst van de vertrouwenspersoon geen oplossing biedt, kun je een klacht indienen bij de universitaire Klachtencommissie. Ongewenst Gedrag. Je kunt dat overigens ook rechtstreeks doen. Klachten moeten binnen twee jaar nadat het ongewenst gedrag plaatsvond schriftelijk zijn ingediend. Deze termijn geldt niet als het om een strafbaar feit gaat. De Klachtencommissie, waarin ook een student zitting heeft, onderzoekt de klacht en hoort zowel de klager als de aangeklaagde. Binnen zes weken na ontvangst van de klacht wordt het onderzoek afgerond. Uiterlijk twee weken later rapporteert de commissie aan het College van Bestuur en adviseert ze over eventuele maatregelen. De Klachtenregeling is aan het Studentenstatuut toegevoegd als bijlage 9 van het Vademecum. Een folder met nadere informatie is verkrijgbaar bij de Infotheek Studentenzaken en bij de Vertrouwenspersoon. Het adres voor formele klachten is: Secretaris Klachtencommissie Ongewenst Gedrag KUN, Postbus 9102, 6500 HC Nijmegen. Vermeld op de envelop: 'persoonlijk'. De SLAG: Studie en Loopbaan Advies Groep Voor vragen, advies en begeleiding op het gebied van je studie en loopbaan kun je terecht bij de medewerkers van de SLAG. In de SLAG werken de Infotheek, de trainers, de studie- en beroepskeuzeconsulent en het Servicepunt Hoger Opgeleiden nauw met elkaar samen om jou zo goed mogelijk te kunnen adviseren en te helpen. Infotheek In de Infotheek vind je alle informatie en documentatie over opleidingen binnen en buiten de KUN, over de arbeidsmarkt en over studeren en stage lopen in het buitenland. Ook beschikt de Infotheek over uitstekende computervoorzieningen waarmee je (eventueel met behulp van speciale zoekprogramma’s) informatie op het Internet kunt opzoeken. De Infotheek is op werkdagen geopend van 11:00 tot 17:00 uur. Je kunt de medewerkers van de Infotheek ook bereiken via telefoonnummer 0243612975 of via email-adres
[email protected]. Studie- en beroepskeuzeconsulente Als je twijfelt over je huidige studie of overweegt te stoppen kun je je door middel van een onderzoek bij de studie- en beroepskeuzeconsulente oriënteren op alternatieven. Je kunt hierbij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn gezien je vooropleiding of vakkenpakket en/of waar je interesse naar uitgaat. Ook als je geen keuze kunt maken tussen twee studies of als je twijfelt of een studie haalbaar is, kun je de consulente raadplegen. Bovendien kun je haar raadplegen bij vragen over de invulling van de bijvakruimte, voorbereiding op de arbeidsmarkt, om- en bijscholing of post-wo/hbo opleidingen. Het is mogelijk om een beroepskeuzeonderzoek te doen. Het onderzoek bestaat uit een aantal tests en een gesprek met de studie- en beroepskeuzeconsulente. Behalve individueel kun je ook in groepsverband meedoen met een oriëntatiecursus studie- en beroepskeuze. Voor zowel het beroepskeuzeonderzoek als de oriëntatiecursus wordt €10,- gevraagd. Informatie en aanmelding bij de Balie Studentenzaken. Servicepunt Arbeidsmarkt voor Hoger Opgeleiden Het Servicepunt Arbeidsmarkt Hoger Opgeleiden richt zich op de studenten die bijna klaar zijn met hun studie en op degenen die net zijn afgestudeerd. De activiteiten van het Servicepunt bereiden je in een vroeg stadium voor op wat je na je studie allemaal te wachten staat en bevorderen een goede aansluiting van je studie op de arbeidsmarkt. Je kunt bij het Servicepunt onder meer terecht voor informatie over werkgevers en vacatures, over sollicitatieprocedures en over werving en selectie.
Het Servicepunt heeft op maandagmiddag, dinsdagmiddag en donderdagmiddag open spreekuur van 13:30 tot 17:00 uur. Je kunt de medewerkers van het Servicepunt telefonisch bereiken via 024-3615804 of via emailadres
[email protected]. Studievaardigheidstrainingen De trainers van de Dienst Studentenzaken verzorgen cursussen en trainingen op het gebied van studievaardigheden, sociale en beroepsgerichte vaardigheden. Je kunt bijvoorbeeld denken aan een cursus scriptie schrijven of aan een sollicitatiecursus, maar ook aan een training presenteren of aan een training zelfmanagement. In het Vademecum vind je alle trainingen kort beschreven. De balie heeft een overzicht met de data waarop de cursussen gepland zijn. In VOX staan geregeld vooraankondigingen Voor sommige trainingen maak je vooraf een afspraak voor een intakegesprek. Iedere cursus kost €10,-. Aanmelding loopt via de Balie Studentenzaken. Studentencultuur: Cultuur op de Campus Er is op de campus van alles te doen op het gebied van live-muziek, cabaret, theatersport, toneel, film, beeldende kunst, fotografie en literatuur! Bij de Dienst Studentenzaken kun je met al je vragen en ideeen op het gebied van studentencultuur terecht bij het team van Cultuur op de Campus. Zij brengen jou buiten de college-uren om in aanraking met kunst en cultuur. In samenwerking met de Studenten Programmerings Commissie, Stichting Breedbeeld en andere culturele (studenten-) organisaties presenteert zij een divers en hedendaags maandprogramma op verschillende lokaties van de campus. Ook organiseert zij gedurende het college-jaar verschillende festivals. Houd voor het programma de Cultuur op de Campus folder en de tafelkaartjes in de kantines van de KUN in de gaten! En natuurlijk kun je altijd surfen naar www.cultuuropdecampus.nl. Je kunt Cultuur op de Campus bereiken via telefoonnummer 024-3615912 of via email-adres
[email protected]. Natuurlijk kun je ook gewoon langskomen op de kamer van Cultuur op de Campus bij Studentenzaken. Overige voorzieningen Noodfonds Het Noodfonds helpt studenten die aan de KUN zijn ingeschreven via een renteloze lening wanneer er sprake is van financiële noodsituaties. Deze dienen incidenteel te zijn: dat wil zeggen dat het niet gaat om structurele (permanente) problemen met de (studie)financiering. Bij de Balie Studentenzaken kun je direct een lening tot €350,- aanvragen. Het maximaal te lenen bedrag is €700,-, in uitzonderingsgevallen kan dit verhoogd worden tot €900,-. Leningen boven €350,worden op afspraak via een studentendecaan verstrekt. Financiële ondersteuning bij studievertraging door bijzondere omstandigheden Als je door omstandigheden studievertraging dreigt op te lopen en daardoor in de problemen komt met studiefinanciering kun je in aanmerking komen voor financiële ondersteuning. Onder de bijzondere omstandigheden worden onder andere verstaan ziekte, bijzondere familieomstandigheden, een functiestoornis, de inrichting van de opleiding of topsportbeoefening. Je moet hierover binnen drie maanden melding maken bij de Balie Studentenzaken. Hierbij is het noodzakelijk dat je overlegt met je studieadviseur - in verband met studieplanning en eventuele begeleiding - én met een studentendecaan. De afspraken hierover vermeld je op een meldingsformulier, die verkrijgbaar is bij de Balie. Na afloop van het studiejaar ontvang je een registratieformulier om de studievertraging vast te leggen. Dit stuur je samen met bewijsstukken en een verklaring van de studieadviseur terug. Hierna krijgt je een beschikking van het College van Bestuur met aanspraak op een aantal maanden financiering uit het fonds. Deze maanden kun je opvragen zodra je door het beursgedeelte van je studiefinanciering bent en nog niet bent afgestudeerd. Voor dit aantal maanden ontvang je dan een uitkering uit het afstudeerfonds. Bij de balie kun je hiervoor een aanvraagformulier krijgen. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum).
Financiële ondersteuning bij studievertraging door bestuursaktiviteiten Voor KUN-studenten die bestuurswerk doen in facultaire raden, commissies of studentenverenigingen worden maanden gereserveerd in het Afstudeerfonds. Dat betekent dat je zodra het beursgedeelte van de studiefinanciering afloopt je deze maanden als vervangende uitkering uit het afstudeerfonds van de KUN kunt laten uitkeren. Hetzelfde geldt voor bestuursleden van studie- en andere verenigingen, die met de KUN verbonden zijn (deze verenigingen staan in de bijlage bij de regeling Fonds). Jaarlijks krijgen deze verenigingen een aantal ‘maanden’ die zij over hun bestuursleden verdelen. Om de drie jaar wordt getoetst in hoeverre het aantal toegekende maanden aan deze vereniging nog van toepassing is. Nieuwe verenigingen kunnen een aanvraag doen om ook voor maanden uit het afstudeerfonds in aanmerking te komen. Als individuele student kun je de gereserveerde maanden aanvragen zodra je bijna door het beursgedeelte van je studiefinanciering bent en nog niet bent afgestudeerd. Voor dit aantal maanden ontvang je een uitkering uit het Afstudeerfonds. Aanvraagformulieren kun je bij de balie krijgen. Informatie over de voorwaarden voor verenigingen en organisaties en ook over de aanvraagprocedure van de vervangende uitkering is te krijgen bij de Balie. De hele regeling Financiële Ondersteuning Studenten staat als bijlage in het studentenstatuut (opgenomen in het Vademecum). Vademecum en het Studentenstatuut voor KUN-studenten Het Vademecum voor studenten van de KUN bevat algemene informatie over wonen, leven, welzijn, studiefinanciering, studeren, rechten en plichten van studenten, dienstverlening, verenigingen en organisaties voor studenten. Bovendien zijn er nuttige adressen en telefoonnummers in te vinden. Ook is het Studentenstatuut opgenomen in het Vademecum. Dit bestaat uit een beschrijving van de rechten en plichten van alle aan de KUN ingeschreven studenten die voortvloeien uit wettelijke en universitaire regelingen. Het Vademecum is gratis verkrijgbaar bij de Balie Studentenzaken, alle Dictatencentrales en Adviespunt Letteren. De tekst is ook op internet te vinden: http://www.kun.nl/studentenzaken/vade.html. Het aanschaffen van studieboeken en ander studiemateriaal Het op tijd bezitten van de vereiste studieboeken en aanvullende literatuur geldt op universitair niveau als een verantwoordelijkheid van de studenten zelf. Zorg er daarom voor dat je aan het begin van elke periode alle benodigde boeken en aanvullende literatuur (studiehandleidingen en readers)in bezit hebt. De cursusbeschrijvingen in deze gids bevatten informatie over de aan te schaffen literatuur. Vanaf het huidige studiejaar kun je naast studieboeken (met korting te verkrijgen voor leden van alle studieverenigingen) ook blokboeken en readers (literatuurbundels) kopen bij Boekanin. Boekanin Boekanin is een stichting die onder SMV Phoenix valt, die door en voor, toen nog studenten beleidswetenschappen, is opgericht en verzorgt de verkoop van boeken en readers op de faculteit. Voor boeken en readers die je nodig hebt voor alle verplichte vakken, kun je bij Boekanin terecht. Op boeken krijg je zelfs korting, als je van een studievereniging van deze faculteit lid bent. Aangezien het vaak moeilijk is om na te gaan hoeveel studenten een cursus zullen gaan volgen, worden er aan de hand van het aantal inschrijvingen readers gedrukt. Door je in te schrijven voor een cursus, reserveer je meteen een reader bij Boekanin. Nadat de eerste twee weken van een onderwijsperiode voorbij zijn, vervalt deze reservering en mogen ook studenten die zich niet of te laat hebben ingeschreven de readers kopen die nog over zijn. We raden je dan ook ten zeerste aan om je tijdig voor een vak in te schrijven en in de eerste twee weken van de onderwijsperiode je readers te kopen, want op is op! Voor boeken hoef je niet ingeschreven te staan; deze kun je dan ook niet reserveren. Ook hierbij raden we je aan ze tijdig aan te schaffen. Tevens kun je voor studieboeken terecht bij de academische boekhandel Dekker v.d. Vegt (Thomas van Aquinostraat 1a, tegenover het Collegezalencomplex en op Plein 1944). Boekanin bevindt zich in de hal van Thomas van Aquinostraat 3.
Openingstijden In principe is Boekanin elke werkdag geopend van 12.15-13.30 uur. Vooral aan het begin van een nieuwe periode zullen de openingstijden meer uitgebreid zijn, maar daarover kan actuele informatie worden gevonden op het informatiebord naast het ‘loket'. Naar het buitenland De Faculteit der Managementwetenschappen acht het een goede zaak wanneer studenten een deel van hun studie aan een buitenlandse universiteit volgen. Volgens het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen levert internationalisering ‘een belangrijk aandeel in de vorming van het individu tot Europees en mondiaal burger. Het verrijkt de opleiding met kennis en vaardigheden die nodig zijn om te functioneren in een internationaal georiënteerde en multiculturele samenleving, een mondiale economie en arbeidsmarkt’. Om een dergelijk buitenlands verblijf mogelijk te maken zijn er allerlei financiële ondersteuningsmogelijkheden. Een van de voornaamste mogelijkheden om naar het buitenland te gaan levert het Socrates/Erasmus-programma van de Europese Unie. De beurzen uit dit programma stellen studenten in staat om voor een periode van drie maanden tot een jaar aan een buitenlandse universiteit te studeren. De faculteit heeft met een groot aantal universiteiten in West- en Centraal-Europa overeenkomsten gesloten en kan elk jaar ongeveer tachtig studenten uitzenden. Informatie over deze universiteiten is te vinden op de website www.kun.nl/fbw/exchange en in de Internationaliseringsbank in het Studielandschap. Daar hangt ook een kaart met een overzicht van alle universiteitssteden, waarmee de faculteit contacten heeft en kan via een computer direct gezocht worden op de websites van buitenlandse universiteiten. Andere mogelijkheden om naar het buitenland te gaan, zijn beurzen die men kan krijgen op basis van bilaterale verdragen. Wie een jaar in de Verenigde Staten wil studeren, kan meedingen naar een plaats via het zogenaamde ISEP-programma. Voor het Verenigd Koninkrijk zijn er de British Chevening Scholarships. Andere landen waarvoor men een beurs kan krijgen, zijn o.a. Frankrijk en Japan. Studeren in het buitenland is geenszins tot Europa beperkt. Naast deze beurzenprogramma’s zijn er nog andere mogelijkheden. Men kan een stage lopen in het buitenland of bij een internationale organisatie of bedrijf. Men kan deelnemen aan zogeheten ‘summer schools’ of ‘intensive programs’, waarbij men zich in de zomervakantie enkele weken lang met studenten uit verschillende landen over een bepaald onderwerp buigt. Ook pas afgestudeerden kunnen proberen een tijdlang verder te studeren aan een buitenlandse universiteit of universitaire instelling. Hiervoor moet men meedingen naar beurzen uit o.a. het Talentenprogramma, het NAVO-beurzenprogramma, een VSBbeurs, de NIZA-scriptieprijs (voor Zuidelijk Afrika). Ook kan men proberen een plaats te krijgen aan het Europees Universitair Instituut in Florence (Italië), het Europa College in Brugge (België) en Natolin (Polen) of het Instituut voor Europese Geschiedenis in Mainz (Duitsland). Kortom, er zijn volop mogelijkheden. Informatie hierover verschijnt op de valvae-borden in het studielandschap, Intranet en op de kabelkrant. Van tevoren lijkt het soms veel werk, maar tijdens het verblijf en na afloop blijkt dat heel erg mee te vallen. Bovendien helpt het International Office NSM met de voorbereiding. Studenten keren doorgaans enthousiast terug. Zij hebben er veel van opgestoken. Ook houden zij er een internationaal netwerk van bekenden aan over. Alle regelingen en procedures betreffende het studeren in het buitenland, en een overzicht van alle steden waarmee de NSM contracten heeft, zijn te vinden in de brochure Studeren in het buitenland. Een praktische gids voor studenten Managementwetenschappen, die ook via Internet is te raadplegen (www.kun.nl/fbw/exchange). Hierin zijn de procedures bij de voorbereiding en planning beschreven, alsmede zaken als studiefinanciering, taalvaardigheid (zeer belangrijk), huisvesting en wat te doen na terugkomst. Studenten die mee willen werken aan de opvang van buitenlandse studenten die in Nijmegen arriveren (het 'In Touch with the Dutch'-programma), kunnen dit regelen via hun studievereniging of het International Office.
Het International Office NSM bevindt zich op de Thomas van Aquinostraat 3.0.40. Contactpersoon is mevrouw Elly de Jonge, tel. (024) 361 59 27, E-mail:
[email protected]). Haar vaste inloopspreekuur is op dinsdagmorgen van 10.00 tot 12.00 uur. Vreemde talen leren spreken Voor afgestudeerden van onze faculteit is de actieve beheersing van een of meer vreemde talen onmisbaar. Bovendien brengen steeds meer studenten - in het kader van internationale uitwisselingsprogramma's - een deel van hun studietijd in het buitenland door. En vrijwel elke student maakt tijdens zijn of haar studie een buitenlandse excursie of studiereis. De Faculteit der Managementwetenschappen biedt haar studenten - in samenwerking met het Universitair Talencentrum Nijmegen (UTN) - de mogelijkheid om talencursussen Engels en Spaans, na Engels de tweede wereldtaal, te volgen, waarin het voeren van conversaties centraal staat. Engels bouwt voort op het vwoeindexamenniveau, de cursus Spaans is voor beginners. Deze cursussen maken geen deel uit van het reguliere onderwijsaanbod en moeten derhalve betaald worden; je kunt er ook geen studiepunten mee verdienen. De faculteit wil de drempel om aan deze talencursussen deel te nemen zo laag mogelijk houden. Daarom geeft de faculteit een subsidie van € 100,- op de toch al lage cursusprijs van € 300,-. Je komt voor deze subsidie in aanmerking, zodra je een testimonium voor succesvolle deelname aan een talencursus kunt overleggen. Een formulier om de subsidie aan te vragen haal je aan de informatiebalie. De cursussen bestaan uit 14 wekelijkse bijeenkomsten van drie uur; daarnaast moeten deelnemers rekening houden met minimaal twee uur zelfstudie per week. De cursussen starten in september en in februari. Bij de informatiebalie is vanaf de start van het studiejaar een informatiefolder verkrijgbaar met meer gedetailleerde gegevens over deze talencursussen en ook een inschrijfformulier. Universitair Talencentrum Nijmegen (UTN) Het UTN, Erasmusplein 1 - Kamer E 0.25, verzorgt taalvaardigheidscursussen, vertalingen en taaladviezen. Het aanbod omvat Engels, Frans, Duits, Spaans, Italiaans en Nederlands (zowel moedertaal als tweede taal). Voor het gebruik van de faciliteiten van het UTN wordt voor studenten een speciaal tarief berekend. Taalbegeleiding voor buitenlandse studenten Naast de moderne vreemde talen worden er op verschillende niveaus cursussen Nederlands als tweede taal aangeboden, o.a. een cursus schrijf- en spreekvaardigheid voor (ver)gevorderden. Buitenlandse studenten van de KUN voor wie de Nederlandse taal nog problemen oplevert, kunnen ook (kosteloos) voor individuele begeleiding bij het UTN terecht. Zij kunnen bijvoorbeeld hulp krijgen bij het maken van een werkstuk of het houden van een referaat. Je kunt hiervoor een afspraak maken via het secretariaat. Secretariaat: (024) 361 21 59 Openingstijden: maandag t/m vrijdag 9.00-17.00 uur Website: www.kun.nl/utn E-mail:
[email protected] Instituut voor Leraar en School (ILS) De universitaire lerarenopleiding leidt op tot eerstegraads bevoegd docent. Deze opleiding bevat zowel een predoctoraal als een postdoctoraal deel. Studenten verwerven hier door intensieve training en begeleiding de bekwaamheden die zij nodig hebben om met succes het beroep van leraar te gaan uitoefenen. Voorwaarden voor toelating tot de postdoctorale lerarenopleiding zijn: • Een doctoraaldiploma in één van de schoolvakken; • Het gevolgd hebben van de predoctorale lerarenopleiding tijdens de studie (8 studiepunten, inclusief stage). Meer informatie over ILS is te vinden in het Vademecum en Studentenstatuut voor KUN-studenten en op internetadres www.ils.kun.nl. Voor nog meer informatie en/ of een aanmeldingsformulier kun je terecht op het secretariaat van het Instituut voor Leraar en School.
Adres: Erasmusplein 1 - Kamer E.20.18A Telefonische bereikbaarheid: (024) 361 55 72 E-mail:
[email protected] Universitair Centrum voor Informatievoorziening (UCI) Het UCI verzorgt automatisering in het klein en in het groot. Studenten kunnen bij het UCI terecht voor computercursussen, software en advies over de aanschaf van hardware. Computercursussen Het UCI organiseert computercursussen voor beginners en gevorderden. Voor KUNstudenten geldt een gereduceerd tarief. Meer informatie over UCI-cursussen vind je op de UCI-site of in de cursusfolder, verkrijgbaar bij het UCI. Software Als student kun je voordelig software aanschaffen waarvoor de KUN een speciaal contract met de softwareleverancier heeft gesloten. Een overzicht van de software vind je op de UCI-site, onder ‘Diensten’. ENTER ENTER is het gratis mededelingenblad van het UCI en verschijnt vijf keer per jaar. In ENTER vind je nieuws over ontwikkelingen op het gebied van informatietechnologie, ‘tips and tricks’ en aankondigingen van UCI-activiteiten. Je kunt ENTER gratis ophalen in de hal van het UCI. Meer informatie vind je op de website van het UCI: www.uci.kun.nl Adres: Geert Grooteplein 41 Openingstijden: Maandag t/m vrijdag: 9.0013.00 uur en 13.30-17.00 uur Telefonische bereikbaarheid: (024) 361 79 49 E-mailadres:
[email protected] Website: www.uci.kun.nl Studenten NSM en Computervaardigheden De pc is niet meer weg te denken uit onze maatschappij en functioneren binnen die maatschappij betekent: weten hoe je met die pc om moet gaan. En dat geldt dus ook voor studeren. Bij je studie aan onze faculteit kom je regelmatig in aanraking met de pc. En dan wordt er van je verwacht, dat je de basisvaardigheden onder de knie hebt. En als je ze nog niet beheerst, dan moet je die vaardigheden alsnog opdoen. Maar wat zijn dan die basisvaardigheden? Voor jou moet het allereerst duidelijk zijn welke eisen de opleiding stelt aan je vaardigheden op de pc. En over welke ‘basisvaardigheden' we praten, wat het niveau van de gewenste bekwaamheid is en hoe jij ervan verzekerd kunt zijn dat je over die vaardigheden beschikt. Dit geldt niet alleen voor jou als student, maar bijvoorbeeld ook voor menigeen op de arbeidsmarkt. Werkgevers en werkzoekenden in heel Europa zijn het er dan ook over eens dat een standaard voor praktische vaardigheden in de informatietechnologie een noodzaak is. Om tot een algemeen geaccepteerde standaard te komen is het European Computer Driving License ingesteld. Waarom een rijbewijs? Met een rijbewijs toon je aan dat je met een auto kunt omgaan en weet welke verkeersregels gelden, maar je hoeft niet echt te weten wat er onder de motorkap gebeurt. Met het Europees Computer Rijbewijs toon je aan dat je met een computer kunt omgaan. Handelingen die je regelmatig nodig kunt hebben. Het Europees Computer Rijbewijs is opgebouwd rond een modulekaart. De vaardigheden die je moet beheersen zijn verdeeld over 7 modules, te weten: • Basisbegrippen van informatietechnologie (ICT); • De computer gebruiken en bestanden beheren; • Tekstverwerking; • Spreadsheets; • Databases en bestanden; • Presenteren;
•
Netwerkinformatiediensten.
Hoe haal je het? Je behaalt het Europees Computer Rijbewijs door voor iedere module een test met goed resultaat af te leggen. Wanneer je een test gehaald hebt, krijg je een aantekening op je modulekaart. Alle modules, behalve de eerste, zijn een test van praktische vaardigheden. De rode draad is realiteit; het gaat met name om je praktische vaardigheden en niet om je theoretische kennis. De vaardigheden die per module getest worden, zijn beschreven in zogenaamde eindtermen. Je kunt de beschrijving opvragen bij het Testcentrum van de Faculteit der Managementwetenschappen óf op de website www.ecdl.nl. De zeven tests kunnen in elke gewenste volgorde worden afgelegd binnen de geldigheidsduur van de modulekaart (3 jaar). Heb je alle testen gehaald, dan krijg je het Europees Computer Rijbewijs. Wat moet je investeren? De faculteit der Managementwetenschappen vindt het belangrijk dat haar studenten over de juiste vaardigheden beschikken. Vandaar dat er voor jou een speciale financiële regeling is opgezet. Bij het ter perse gaan van deze studiegids is de regeling voor studiejaar 2002/2003 nog niet bekend. Meer informatie hierover vind je op de website. • Je moet een modulekaart aanschaffen. • Testgelegenheden worden bijtijds aangekondigd middels de reguliere kanalen. Je moet je per test inschrijven. De hoeveelheid tijd die het je gaat kosten is natuurlijk afhankelijk van je huidige vaardigheden. Per toets moet je in ieder geval rekenen op een half uur tot 3 kwartier deelnametijd. Hoe meld je je aan? Een modulekaart kun je aanschaffen met behulp van een aanvraagformulier. Dit formulier kun je afhalen bij Stef Migchelbrink of Trudie Benschop (Th. van Aquinostraat 3), printen vanaf de website (www.kun.nl/bw/ecdl), of aanvragen per email (
[email protected]). De modulekaart kun je afhalen zodra de kosten voldaan zijn. Het is raadzaam om de modulekaart (en dus ook de geldigheidsperiode van 3 jaar) pas te laten ingaan op het moment dat je ook daadwerkelijk klaar bent voor het afleggen van de eerste test. Ook voor deelname aan testen kun je je inschrijven middels een formulier. Deze formulieren zijn verkrijgbaar op dezelfde wijze als de aanvraagformulieren modulekaart. Inschrijvingen worden in volgorde gehonoreerd, je krijgt zo spoedig mogelijk bevestiging of er een plaats vrij is op de door jou gewenste datum. Je kunt je ook inschrijven per email. Stuur daarvoor een email naar
[email protected] met als onderwerp ‘deelname test'. Vermeld verder je cursistnummer (= nummer modulekaart), datum en tijd toetsgelegenheid en aan welke module je wilt deelnemen. Je krijgt de bevestiging teruggestuurd op het email-adres waarop je de aanvraag verzendt. Wanneer en waar zijn de eerste testen? Het Testcentrum van de faculteit is gesitueerd in zaal Groen van het Studielandschap, begane grond Thomas van Aquinostraat 3. Een overzicht van actuele data en tijden van de testgelegenheden vind je op de website. Kwaliteitszorg De KUN hecht veel waarde aan de kwaliteit van het onderwijs. Zowel van de opleiding zelf als van de studenten worden een aantal inspanningen verwacht om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen. Inspanningen van de opleiding Voor de opleiding is er sprake van interne en externe kwaliteitszorg. De interne kwaliteitszorg richt zich op het hele scala van activiteiten voor behoud en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs binnen een faculteit of opleiding. Belangrijk instrument daarbij zijn de evaluaties die standaard na elke cursus worden gehouden. Ook vinden er geregeld pannels plaats waarin studenten hun mening
geven over het onderwijs in een heel semester. De resultaten van deze evaluaties worden altijd besproken in de onderwijsdirectie. Deze doen voorstellen om eventuele problemen aan te pakken. De opleidingscommissies wordt gevraagd hierover advies te geven. De externe kwaliteitszorg heeft betrekking op het zogenaamde visitatiestelsel. Een stelsel dat eind jaren 80 door de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse universiteiten (VSNU) is opgezet en waarmee de kwaliteit van opleidingen één maal per zes jaar door deskundigen van buiten wordt beoordeeld. Rechten en plichten van de student Zowel de opleiding als de faculteit spannen zich in om te voldoen aan de eis studenten kwalitatief goede en studeerbare programma's te bieden. Van de student worden tegenprestaties verwacht: de student is verplicht zichzelf goed te informeren. Dit betekent dat hij of zij wordt geacht kennis te nemen van de inhoud van de studiegids, het Vademecum en Studentenstatuut voor KUN-studenten en overige informatie die door de opleiding verstrekt wordt. Docenten mogen er van uit gaan dat studenten van een voltijdsopleiding gemiddeld 40 uur per week aan de opleiding besteden. Zo staat voor een vak van 3 studiepunten 120 uur werk. In deze uren is het voorbereiden van colleges, het lezen van boeken, het doen van practica, het maken van opdrachten en werkstukken en het studeren voor tentamens opgenomen. Collectief klachtrecht en klachtenkaart Alle medewerk(st)ers van de faculteit doen hun best om goed onderwijs aan te bieden en afgesproken procedures zo goed mogelijk uit te voeren. Toch kun je vinden dat je niet terecht behandeld bent. Het kan gaan om individuele docenten, om de uitvoering van het onderwijs, om roosters, zalen, informatie et cetera. In veel gevallen is rechtstreeks praten met de verantwoordelijke medewerk(st)er de beste oplossing. Als een gesprek niet mogelijk is of niet tot een oplossing leidt, kun je een klachtenkaart invullen. Je kunt dit alleen of met een aantal medestudenten doen. Het klachtenformulier is verkrijgbaar bij de balie van het Studielandschap. Op deze kaart kun je melding maken van je klacht. Lever het formulier in bij de balie van het Studielandschap. Je krijgt in de regel binnen een maand antwoord. Om ongewenste doublures met andere bezwaar- en beroepsmogelijkheden te voorkomen neemt de klachtencommissie overigens niet alle mogelijke soorten klachten in behandeling. Op het klachtenformulier is aangegeven wanneer je wel/geen beroep kunt doen op de commissie. Heb je een klacht over de inhoud van een tentamen of over het toegekende cijfer, wend je dan in ieder geval niet tot de klachtencommissie. Overleg eerst met de betrokken docent tijdens de inzage van de betreffende toets. Levert dit overleg niets op, dan kun je bezwaar aantekenen bij de examencommissie van de betreffende opleiding. De werkwijze en gedragscode van de klachtencommissie kan worden ingezien bij de balie van het Studielandschap. De klacht wordt namens de decaan van de faculteit behandeld door de klachtencommissie. De commissie bestaat uit een voorzitter (prof. dr. B. Prakken), een secretaris (ir. L. Meijssen), een studentlid en een ambtelijk secretaris (mw. E. Veneman). Medezeggenschap Studenten hebben op diverse lagen binnen de faculteit en verschillende momenten inspraak in de besluitvorming. Welke studenten op de verschillende lagen actief zijn in de medezeggenschap is te zien op een bord dat in het studielandschap hangt. Hierop staan foto’s en namen van de desbetreffende studenten. Voor opleidingspecifeke zaken zijn er de diverse opleidingscommissies. In de opleidingscommissies kunnen studenten meepraten over de kwaliteit van het onderwijs. Zij adviseren wat betreft het onderwijsprogramma en praten mee over de gevolgen van facultair beleid voor hun opleiding. In de desbetreffende hoofdstukken van deze studiegids staan de diverse opleidingscommissies genoemd. Tevens staat daarin opgenomen wie de leden zijn en hoe deze zijn te bereiken. Op facultair niveau bestaat de Facultaire Studentenraad. De Studentenraad is er voor alle zaken in het belang van de student managementwetenschappen die de diverse lagen overschrijden. Zij praten mee over de invulling en ontwikkeling van het facultaire beleid. Zij zijn bereikbaar op het e-mail adres
[email protected]. Ook kunnen studenten langskomen op kamer 3.0.09B (zijingang TvA 3) voor vragen, opmerkingen of klachten. De studentenraad wordt bijgestaan door een studentassessor. Deze assessor neemt tevens zitting in het managementteam (de directie van de faculteit), en heeft daar adviesrecht. Tot slot praten studenten ook mee op universitair niveau in de Universitaire Studentenraad. Er bestaat een gekozen deel en een benoemd deel die in overleg treden met het College van Bestuur. Naast de medezeggenschapsorganen op opleiding, facultair en universitair niveau bestaan er per semester ook panelgroepen. Voor elk semester wordt een panelgroep samengesteld die het semester evalueert. Zij kijken naar de inhoud en opbouw van een semester en kunnen aanbevelingen doen om de kwaliteit van de semesters te verbeteren. Faculteitsvereniging Phoenix "Phoenix was een fabelachtige vogel met schitterend gekleurde veren die zich, na vijfhonderd jaar geleefd te hebben, liet verbranden op een door de zon ontstoken brandstapel van welriekend hout en verjongd herrees uit de eigen as." SMV Phoenix staat voor "Samenwerkingsverband der Managementverenigingen Phoenix". SMV Phoenix is een federatie van de studieverenigingen aan de Faculteit der Managementwetenschappen: BOW, ESV, Ismus, Milieuprisma, Mundus en Synergy. Het samenwerkingsverband is door de bovengenoemde studieverenigingen op 1 september 2001 opgericht. Via SMV Phoenix vindt er zeer regelmatig overleg en afstemming plaats tussen al deze verenigingen. Op die manier wordt het mogelijk gemaakt om kwalitatief goede activiteiten aan te bieden, zonder dat de verenigingen daarbij in elkaars vaarwater komen. In de afgelopen 14 jaar is zij uitgegroeid tot een volwassen, actieve en bloeiende vereniging met ongeveer 800 leden. SMV Phoenix staat zowel voor gezelligheids- als studiegerichte activiteiten op facultair niveau. De activiteiten worden georganiseerd door verschillende commissies binnen de vereniging. Naast de organisatie van feesten, films, lezingen, excursies en de jaarlijkse studiereis, houdt Phoenix zich door middel van de Onderwijscommissie ook bezig met belangenbehartiging van studenten op facultair niveau. SMV Phoenix verkoopt tegen een geringe vergoeding uittreksels. Boeken kan je goedkoop kopen bij de stichting Boekanin. Deze stichting behoort tot SMV Phoenix. Boekanin bevindt zich op Thomas van Aquino 3.0.34. Wil je recht hebben op deze korting dan moet je lid zijn van een van de studieverenigingen die bij SMV Phoenix aangesloten Lijkt het je wat om naast je studie bezig te zijn met het organiseren van activiteiten? Loop dan gerust onze kamer binnen op Thomas van Aquino 1.0.34. Het Honours Programma Voor studenten met een brede kijk op de wereld. In het studiejaar 2002-2003 gaat het Honours Programma van de KU Nijmegen van start. Met dit programma biedt de Katholieke Universiteit Nijmegen studenten van alle opleidingen de mogelijkheid om op een gestructureerde manier en intensief begeleid over de grenzen van hun eigen vakgebied heen te kijken. Het gaat daarbij niet om de oppervlakkige bestudering van een willekeurig onderwerp, maar om het zelfstandig en met vrije en brede blik onderzoeken van belangrijke wetenschappelijke, culturele, maatschappelijke en levensbeschouwelijke thema’s zonder dat je je op voorhand laat begrenzen door het perspectief van je eigen vakwetenschap. Wie kunnen er deelnemen? Het Honours Programma is bedoeld voor alle studenten van de KU Nijmegen die hun propedeusediploma hebben behaald en die extra gemotiveerd zijn om zich op een niet vrijblijvende manier breed te oriënteren. Aan deelname zijn geen kosten verbonden. Het programma maakt geen deel uit van de reguliere opleidingen van faculteiten. Studenten die zich inschrijven krijgen een prestigieus programma aangeboden, dat voor hun studietijd en verdere loopbaan van een toegevoegde waarde is.
Een prestigieus programma De cursussen worden verzorgd door topdocenten van de faculteiten van de KU Nijmegen. Zij laten in hun cursussen vaak docenten van andere wetenschappen aan het woord en in enkele gevallen ook gerenommeerde sprekers uit bijvoorbeeld het maatschappelijke of culturele veld. Het aantal deelnemers per cursus is doorgaans beperkt tot maximaal 25 studenten. De begeleiding is dus intensief en persoonlijk. Wanneer dat voor de bestudering van de thema’s zinvol is, maken ook studiedagen of -weekenden, excursies en werkbezoeken deel uit van het programma. Het spreekt vanzelf, dat er veel aandacht wordt besteed aan de kwaliteit van het cursusmateriaal, dat studenten gratis ter beschikking wordt gesteld. Een prestigieus programma betekent ook dat van deelnemende studenten actieve betrokkenheid en studie wordt gevraagd. Het Honours Programma heeft een totale omvang van ongeveer 600 uur verdeeld over vier cursussen (een cursus per semester). Het is in geval van een buitenlandse stage of om andere geldige redenen natuurlijk mogelijk om het programma in meer dan twee studiejaren af te ronden. Van studenten die aan het programma beginnen wordt nadrukkelijk verwacht dat ze het ook afronden. De cursussen vinden in de regel plaats op de dinsdag- of de woensdagavond tijdens de collegeweken, van 18.00 uur tot uiterlijk 21.00 uur in het Aula-Congresgebouw. In de pauze wordt studenten een gezamenlijke broodmaaltijd aangeboden. Zelf samenstellen Elk semester wordt een gevarieerd cursusprogramma aangeboden. Daaruit kun je vrij een cursus kiezen. Zo breng je zelf een inhoudelijke samenhang aan in je persoonlijke traject van het Honours Programma. In sommige gevallen hebben cursussen, die over opeenvolgende semesters geprogrammeerd zijn een zodanige samenhang dat het wenselijk is ze in de voorgestelde volgorde te volgen. Maar je kunt ook deze cursussen als afzonderlijke onderdelen opnemen in je eigen Honours Programmatraject. Voor advies over de samenstelling van je Honours Programma kun je natuurlijk altijd terecht bij de programmaleider, die je eventueel ook in contact kan brengen met docenten die in komende semesters een cursus zullen verzorgen. Toetsing Elke cursus wordt afgesloten met een toets. De leerdoelen en de wijze van toetsing staan in de uitgebreide cursusbeschrijvingen vermeld. Deze kun je verkrijgen bij het bureau van het Honours Programma. Aanwezigheid bij de colleges en deelname aan studiedagen en excursies zijn verplicht. Presentielijsten en toetsingsresultaten worden bijgehouden door het bureau van het Honours Programma. Je hebt het Honours Programma afgerond als je vier toetsen met goed gevolg hebt afgelegd. Honoursbul Als je het Honours Programma hebt afgerond ontvang je tijdens een officiële academische plechtigheid uit handen van de Rector Magnificus een speciale Honoursbul, waarop de aard en de studielast van het programma staan beschreven. De universiteit zal de grote betekenis, die zij aan het Honours Programma hecht, uitdragen naar beursverstrekkende instanties in binnen- en buitenland. Studenten die hun Honoursbul hebben behaald, kunnen bovendien bij het bureau van het Honours Programma een verzoek indienen voor een aanbevelingsbrief (een zogenaamde letter of recommendation) van de Rector Magnificus ten behoeve van bijvoorbeeld een stage aan een buitenlandse universiteit. Nadere informatie Voor nadere informatie over het Honours Programma, het cursusprogramma en de manier waarop je je kunt inschrijven, kun je terecht bij het Bureau van het Honours Programma dat gevestigd is bij het Adviespunt Letteren op de begane grond van het Erasmusplein (links van de portiersloge). De balie is geopend op de dinsdag- en woensdagmiddag van 13.00 tot 17.00 uur en donderdag van 9.00 uur tot 17.00 uur. Veel informatie is ook terug te vinden op www.kun.nl/honoursprogramma. Je kunt natuurlijk ook bellen of e-mailen:
Bureau van het Honours Programma Telefoon: 024-3615955 E-mail:
[email protected]
HOOFDSTUK 2 BACHELOROPLEIDINGEN Bedrijfswetenschappen Bedrijfswetenschappen in Nijmegen Het vakgebied in vogelvlucht De complexiteit van problemen waarvoor het moderne management komt te staan, neemt steeds maar toe. Organisaties zijn voortdurend in verandering. Steeds verdergaande ontwikkelingen in de omgeving van organisaties, zoals toenemende concurrentie, veranderende rol van de overheid, nieuwe technologieën en internationalisering, zijn hier onder meer voor verantwoordelijk. Er is daarom behoefte aan hooggekwalificeerde professionals die in staat zijn om alle verschillende aspecten van voortdurend veranderende organisaties op elkaar te betrekken. Er is dan ook een toenemende behoefte aan bedrijfskundigen. Een bedrijfskundige ondersteunt een organisatie op het gebied van strategische beleidsvorming (afstemming tussen de organisatie en haar omgeving), van interne organisatieprocessen (afstemming tussen mensen, processen en systemen) en bij het (her)ontwerpen van organisatiestructuren. Het vakgebied van de bedrijfskunde wordt gekenmerkt door tenminste een tweetal hardnekkige dilemma's: • Bedrijfskunde tussen wetenschap en praktijk: de bedrijfskunde wordt verondersteld wetenschappelijke inzichten bruikbaar te maken voor het oplossen van praktijkproblemen. Dat betekent dat ze met één been in de wetenschap en met één been in de praktijk moet staan. Dit is een moeizame balanceeract. Indien ze zich teveel op de praktijk oriënteert wordt ze door de wetenschap niet serieus genomen en indien ze zich teveel op wetenschap oriënteert, is ze niet acceptabel voor de praktijk. • Bedrijfskunde tussen een aspectmatige benadering en integrale aanpak: de groeiende complexiteit van allerlei bedrijfskundige vraagstukken stelt steeds hogere eisen aan het besturen van organisaties. Organisaties hebben daarbij aan de ene kant behoefte aan gespecialiseerde deskundigheid op uiteenlopende terreinen, zoals bijvoorbeeld: het ontwerpen en veranderen van organisaties, de bedrijfseconomie, de informatiekunde, het human resource management en strategie en marketing. In toenemende mate is er daarnaast ook behoefte aan wetenschappers, stafmanagers, lijnmanagers en beleidsmedewerkers die in staat zijn om al deze verschillende facetten juist in hun onderlinge relaties te bekijken. Het is de uitdaging voor een bedrijfswetenschappelijke opleiding om deze dilemma's van het vak op een verantwoorde manier te betrekken in de keuze voor een bepaald curriculumontwerp. De Nijmegen School of Management biedt daarom een opleiding aan, waarin naast aandacht voor de praktijk van bedrijfsproblemen, ook vooral de wetenschappelijke benadering en reflectie op het handelen centraal staat. Tevens is de opleiding erop gericht om studenten te leren om specifieke bedrijfsproblemen te analyseren op basis van een breed en integraal inzicht in de complexiteit van organisatievraagstukken. Daarom is ervoor gekozen om studenten Bedrijfswetenschappen in de Bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen een breed en integraal pakket aan te bieden. Daarna kunnen studenten zich verder verdiepen in de Bedrijfswetenschappen door te kiezen voor één van de zeven specialisaties binnen de Masteropleiding Bedrijfswetenschappen. Profiel van de bacheloropleiding In het licht van de verhouding tussen een - integrale - Bacheloropleiding en een gespecialiseerde - Masteropleiding, kan het profiel van de bacheloropleiding als volgt worden getypeerd. Centraal staat: vanuit een integrale optiek het werken aan het structureren, managen en herontwerpen van processen binnen organisaties, alsook het onderzoeken van de relaties tussen een organisatie en zijn omgeving op nationaal en op internationaal niveau.
Om deze missie te realiseren, hanteert de Nijmegen School of Management een aantal uitgangspunten, waarmee zij zich onderscheidt van andere bedrijfskundige opleidingen in Nederland. Integrale benadering De Nijmeegse bedrijfswetenschappelijke benadering is gebaseerd op een integrale optiek die gehanteerd wordt bij het kijken naar organisaties en hun omgeving. Deze integrale optiek gaat uit van een multidisciplinaire benadering en is mede gebaseerd op principes van de moderne sociotechniek. De moderne sociotechniek richt zich op het integraal ontwerpen en veranderen van organisaties waarmee 'kwaliteit van de arbeid en' 'kwaliteit van de organisatie' in onderlinge samenhang kunnen worden verbeterd. Dit betekent niet alleen het afstemmen van afzonderlijke beleids- en kennisgebieden, maar een totaal nieuwe inrichting van de organisatie in al haar dimensies. De organisatie wordt zodanig ingericht dat medewerkers meer verantwoordelijkheid kunnen dragen en in staat worden gesteld om te 'leren' en zich te ontwikkelen. De organisatie kan zo flexibeler en innovatiever opereren. Een bekend concept in dit kader is het 'zelfsturende team' dat in steeds meer organisaties een belangrijke bouwsteen van de organisatiestructuur vormt. Praktische interventies en wetenschappelijke reflectie De bedrijfskunde is een interventiewetenschap die daarvoor, zoals alle kundes, gebruik maakt van de interventiecyclus. Kundes zijn dan ook gericht op het oplossen van praktijkproblemen met behulp van reeds bestaande kennis. Die bestaande kennis ligt bijvoorbeeld ten grondslag aan de gehanteerde diagnose- en evaluatiemodellen. Daarin onderscheiden ze zich van de wetenschap die met behulp van de empirische cyclus nieuwe kennis produceert. Haar methodologische identiteit ontleent de bedrijfskunde dus aan haar interventiemethodologie. Haar inhoudelijke identiteit ontleent ze aan het soort praktijkproblemen dat ze wil oplossen. Dat zijn bedrijfsproblemen. Een bedrijfskundige leert dus ten eerste de interventie- of DOVE-cyclus toepassen op bedrijfsproblemen, ten tweede te reflecteren op de toepassing van die cyclus en ten derde te reflecteren op de interventiecyclus zelf. Indien deze cyclus wordt gebruikt, kunnen bedrijfsproblemen worden waargenomen. Indien de cyclus niet toegepast, maar bestudeerd wordt, ontstaan geen bedrijfsproblemen, maar worden problemen zichtbaar van de cyclus zelf (metaniveau). In Nijmegen is gekozen voor een opleiding Bedrijfs"wetenschappen". Dit betekent dat naast interventiemethodologie, ook de empirische cyclus centraal staat. Studenten leren een onderbouwd consistent onderzoeksdesign op te zetten en oefenen het uitvoeren van fundamenteel kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Veranderkundige optiek De nadruk binnen de Bedrijfswetenschappelijke bacheloropleiding ligt op het verwerven van deskundigheid op het terrein van intern management, strategische beleidsvoering en veranderkundige benaderingen, waarbij participatie van betrokkenen een belangrijk uitgangspunt is. In deze zin kan de opleiding Bedrijfswetenschappen van de Nijmegen School of Management ook getypeerd worden als een opleiding die is gericht op de managementaspecten van de bedrijfskunde en minder op de technische kant ervan. De bovenstaande uitgangspunten leiden ertoe dat de kern van de bedrijfswetenschappelijke opleiding wordt gevormd door, de complexe en dynamische relatie tussen: • De structurering van organisatieprocessen, in het bijzonder de inrichting van de productiestructuur, de informatiestructuur en de besturingsstructuur; • het besturen en beheersen van organisatieprocessen, zoals bijvoorbeeld beheersen van de input, throughput en output van de verschillende functies binnen een organisatie; • de afstemming van verschillende organisatorische aspecten, zoals het commerciële, financiële, technische, economische en personele beleid; zowel onderling als in de interactie met de omgeving.
Afgestudeerden komen in uiteenlopende functies terecht, zowel bij ondernemingen, de overheid als bij zogenoemde non-profitinstellingen. De meeste afgestudeerden combineren in hun werk onderzoeksmatige en (beleids)adviserende werkzaamheden. Ze doen dit bijvoorbeeld als staflid binnen een onderneming of als consultant van een organisatieadviesbureau. De masterspecialisaties binnen de opleiding Bedrijfswetenschappen Na succesvolle afronding van de Bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen aan de Nijmegen School of Management kunnen de studenten zich verdiepen in een van de volgende specialisaties. Marketing De Masterspecialisatie Marketing leidt op tot wetenschappelijk onderlegde marketing specialisten. Het vertrekpunt is een brede bedrijfskundige visie. De filosofie achter de Masterspecialisatie Marketing is gestoeld op de volgende punten: • Marketing gaat om management van klantrelaties. • Marketing is ingebed in een bedrijfswetenschappelijke context met een sociaal-wetenschappelijke oriëntatie blijkend uit specifieke aandacht voor mens èn organisatie. Na een algemene inleiding waarin marktgerichtheid en het creëren van customer equity centraal staan is er ruimte voor keuze. Drie specialisaties, deels gericht op de arbeidsmarkt, worden aangeboden, te weten: (1) product and service management, (2) brand management en supply chain en (3) account management. Strategie Het vakgebied Strategische management houdt zich bezig met de positionering en beleidsontwikkeling van ondernemingen en andere organisaties in een dynamische omgeving. In het eerste deel van de master Strategie worden fundamentele vraagstukken bestudeerd: scholen en visies, achterliggende ontwikkelingen, concurrentieprincipes en hoofdvormen van strategieën. In het tweede deel van de opleiding wordt dit verder uitgewerkt en toegepast op belangrijke actuele ontwikkelingen en thema's. Als afgestudeerde kun je als adviseur/onderzoeker, staffunctionaris of manager bijdragen aan de ontwikkeling en uitvoering van het strategisch beleid van organisaties. Analyse, ontwerp en verandering van organisatie Deze Masterspecialisatie heeft de inrichting van arbeidsorganisatorische structuren als onderwerp. Vanuit een ontwerpkundige invalshoek worden die structuren geanalyseerd en herontworpen. Vanuit een veranderingskundige invalshoek worden weerstanden tegen arbeidsorganisatorische veranderingen geanalyseerd en interventie- of veranderingsstrategieën ontworpen. Studenten worden voorbereid op een loopbaan als regisseur en/of onderzoeker van veranderingsprocessen van organisaties. International management This programme aims to provide students with an analytical knowledge of international economic and business environments in which companies operate. Moreover, it provides students with a thorough knowledge of the role strategies used in international business and the role of the processes which take place in the management of international business operations. The overall aim of this master in international management is to meet the need for specialised study for undergraduate students, which help them to prepare for an internationally oriented career. Bedrijfseconomie De Masterspecialisatie Bedrijfseconomie leidt op tot een financieel economisch specialist en bedrijfswetenschappelijk generalist, oftewel tot bedrijfseconomisch bedrijfswetenschapper. Als afgestudeerde ben je niet alleen bedrijfseconoom die financieel economisch deskundig is, maar ook bedrijfswetenschapper die in staat is
strategieën te formuleren en deze kan vertalen in operationele processen en tevens kennis heeft van integraal management.
die
Strategisch personeelsmanagement De ontwikkelingen in organisaties stellen hoge eisen aan het strategische personeelsmanagement, zo is er steeds meer behoefte aan flexibel inzetbaar personeel. In de Masterspecialisatie Strategisch personeelsmanagement staan nieuwe inzichten op het gebied van personeels- en organisatievraagstukken centraal. In deze Masterspecialisatie wordt aandacht besteed aan de structurering van organisaties en werk je actuele thema's uit zoals: competentiemanagement, opleidingsmanagement en cultuurmanagement. Je bekwaamt je in praktische vaardigheden op het gebied van personeelsmanagement en organisatieontwikkeling. De Masterspecialisatie 'Strategisch personeelsmanagement' is interessant voor wie lijn - of stafmanager in de profit-, not-for-profit en overheidssector wil worden. Kennis- en informatiemanagement Meer en meer wordt de - strategische - positie van ondernemingen bepaald door hun kennis en informatievoorsprong. Met andere woorden, ondernemingen worden steeds kennisintensiever. Daarnaast neemt de veroudering van kennis en informatie voortdurend toe. Daarom wordt het uitermate belangrijk aan deze beide zaken expliciet aandacht te besteden door middel van daarop gerichte management tools, waaronder ICT, en vaardigheden. Afgestudeerden in dit masterprogramma zijn in staat tot het inrichten en doen functioneren van adequate kennis- en informatiestructuren binnen (kennisintensieve) organisaties. Zij zullen dan ook met name emplooi vinden op het terrein van het managen van kennis en informatie bij adviesbureaus en grotere ondernemingen waar kennis een centrale plaats inneemt. Eindtermen van de bacheloropleiding Het profiel van de bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen komt terug in de manier waarop het onderwijs in het curriculum wordt vormgegeven. In de opleiding staat competentiegericht leren centraal. Een competentiegericht curriculum kenmerkt zich door gerichtheid op: • zelfstandig en verantwoordelijk leren • aandacht voor reflectie en professionalisering • uitdagende en motiverende opdrachten • confrontatie met realistische problemen in realistische praktijksituaties • ontwikkeling van persoonlijke, professionele bekwaamheden Diverse teams van docenten ontwikkelen een samenhangend opleidingsprogramma voor de bachelorfase. Een concentrische opbouw kenmerkt de competentieontwikkeling, evenals de op studentenconcerns gebaseerde themakeuze. Per semester begeleiden docentteams het leren van studenten door het ontwikkelen van gevarieerde, uitdagende taken c.q. (praktijk)opdrachten en projecten. Het onderwijs is interactief van opzet, waarbij onderlinge feedback op de individuele en gezamenlijke leeractiviteiten en -resultaten een belangrijke plaats inneemt. Ook het samenwerken en leren in projectteams draagt hiertoe bij. De docenten nemen afwisselend de rollen van expert, coach en beoordelaar aan. Steeds blijft het doel gericht op het optimaliseren van actief, constructief, competentiegericht en zelfverantwoordelijk leren van de student. Een student die de bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen succesvol heeft afgerond, heeft een basaal inzicht in de geschiedenis van de bedrijfskunde en in recente ontwikkelingen in vakgebieden die gerekend worden tot de sociale bedrijfskunde. Het gaat daarbij om: Sociale systeemtheorie, Moderne sociotechniek, Human resource management, Bedrijfsinformatiekunde, Strategie, Marketing, Kosten, Winst en financiering, Bedrijfsethiek, Logistiek/operations management. Een bachelor Bedrijfswetenschappen is in staat om deze vakspecifieke inzichten in verband te brengen met elkaar en met ontwikkelingen in disciplines waaraan de sociale bedrijfskunde 'schatplichtig' is (bijv. filosofie, sociologie, psychologie, bestuurskunde, economie, methodologie). Ook kan de afgestudeerde de relatie leggen met maatschappelijke ontwikkelingen die van invloed zijn op het
functioneren van organisaties of beïnvloed worden door het functioneren van organisaties Tot slot zal een bachelor Bedrijfswetenschappen in staat zijn om deze inzichten en verbanden in te zetten bij het methodologisch verantwoord beoordelen en produceren van theorie- of praktijkgerichte bedrijfskundige kennis en bij het interveniëren (diagnosticeren, ontwerpen, veranderen en evalueren) in organisaties. Hoofdlijnen van het curriculum Het onderstaande overzicht toont het bedrijfskundeprogramma in de bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen. De onderdelen in de grijze cellen vormen tezamen het integratieprogramma. Meer informatie is verkrijgbaar via Internet www.nsm.kun.nl.
Semester 1. 1: Meer dan overheid en markt / General Introduction to Public and Private Management
stp
ECT S
Meer dan overheid en markt 1 (MOM 1)/ Beyond the Public and Private Divide De innovatieve onderneming (MOM 2)/ Studenten kiezen een van de volgende onderwerpen: • Competentiemanagment • Uitbesteding • De lerende organisatie • The global firm Ontwerpen van onderzoek/ Research Design Bedrijfswetenschappelijk project (MOM 3)/ Project
6 3
8,6 4,3
Inleiding in de Organisatie Theorie / Introduction to Organisation Theory Communicatieve vaardigheden /Communication Skills Filosofie/ Philosophy
3 1,5 1,5
4,3
Bedrijfswetenschappelijke thema’s (Integratiemodule) / Issues in Business Science (integration module) Beschrijvende en inductieve statistiek /Descriptive and Inductive Statistics Bedrijfswetenschappelijk Project / Business Issues Project
6
8,6
3
4,3
3
4,3
Accounting principles I / Accounting principles I (English) Accounting principles II / Accounting principles II (English) Communicatieve vaardigheden /Communication Skills Filosofie / Philosophy
3 3 1,5 1,5
4,3
3 3
4,3 4,3
2,1 2,1
Semester 1.2: Organisatie in bedrijf / The Organisation: Business Issues
4,3 2,1 2,1
Semester 2. 1: Het primaire proces / The Primary Process Integration Program: The Primary Process / Integration Program: The Primary Process (English) Diagnosemethoden / Diagnostic Methods
6 3
8,6 4,3
Operations management en logistiek / Operations Management and Logistics (English) Human resource management en organisational behaviour / Human Resource Management and Organisational Behaviour (English) Management Control / Management Control (English) Keuzevak / Optional Course
3
4,3
3
4,3
3
4,3
3
4,3
Group model building en scenario-ontwikkeling (integratiemodule) / Group Model Building and Scenario Development (Integration Module) Methoden van marktonderzoek / Marketing Research Methods Project: managementgame / Project: strategy and environment
3
4,3
Strategie / Strategy Marketing / Marketing (English) Informatiekunde / Business Information Management Keuzevak / Optional Course
3
4,3
3
4,3
3
4,3
3
4,3
Systeem en organisatieverandering (integratiemodule) / Systems Theory and Organisational Change (Integration Module) Methoden van organisatieverandering / Methods of Organisational Change Project: Systeem en organisatieverandering / Project: Systems and Organisational Change
3
4,3
3
4,3
3
4,3
Sociotechniek / Sociotechnical Systems Design Systeemtheorie / Systems Theory Kennismanagement / Knowledge management Keuzevak / Optional Course
3
4,3
3
4,3
3
4,3
3
4,3
Semester 2. 2: Strategie en omgeving / Strategy and Environment
3 3
4,3 4,3
Semester 3. 1: Systeem en organisatieverandering / Systems and Organisational Change
Semester 3.2: Het innovatieve proces / The Innovation Process
Innoverende organisaties / Innovating Organisations Methodologie en innoverende organisaties / Methodology for Innovation Project en bachelorthesis / Project and Bachelor Thesis (English)
1.1
Keuzevak / Optional Course
2
2,9
2
2,9
11
15,7
3 3
4,3 4,3
Een uit de volgende drie cursussen: • Financieel-economisch management II • Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen • Informatie, besluitvorming en macht
Het HBO-instroomprogramma (Het HBO-overbruggingsjaar) Afgestudeerde HBO-ers met een aansluitende vooropleiding die een masteropleiding Bedrijfswetenschappen willen volgen binnen onze faculteit kunnen twee wegen kiezen. Zij kunnen kiezen voor een driejarig traject waarbij de Hbo-student instroomt in het tweede jaar van de bacheloropleiding, na twee jaar een academisch bachelordiploma haalt en vervolgens wordt toegelaten tot één van de bedrijfswetenschappelijke specialisaties. Veel Hbo-studenten kiezen voor een tweejarig traject, waarbij de Hbo-student zich in één zogeheten overbruggingsjaar prepareert voor een van de masterspecialisaties. In het overbruggingsjaar gaat de aandacht vooral uit naar het op niveau brengen van wetenschappelijke en methodische kennis en vaardigheden. Het jaar bestaat uit twee semesters waarin, naast een aantal cursorische vakken, ook methodecursussen worden aangeboden. Deze onderdelen komen samen in een project. Semester 1 (sept.-jan.) Het thema van dit semester is: Organiseren en reflecteren. Dit semester kent drie cursussen die voor alle Hbo-instromers verplicht zijn. Dat zijn Systeemtheorie (overbruggingsjaar), Filosofie (overbruggingsjaar), en Strategie (overbruggingsjaar), Afhankelijk van de keuze van de masterspecialisatie en van de specifieke vooropleiding van de HBO-student kan daar nog Financieel-economisch Management I, Kennismanagement en/of Human resource management bijkomen. Als methodencursussen zijn er een kwalitatieve cursus Methoden van onderzoek en een kwantitatieve cursus (Statistiek) opgenomen. Het project zal ingaan op vraagstukken op het snijvlak van de bedrijfsethiek en thema's uit de bedrijfswetenschappelijke praktijk. Semester 2 (febr.-juli) Het thema is: Organisatie en innovatie. In dit semester is een basiscursus voor alle studenten verplicht: Sociotechniek(overbruggingsjaar). De overige cursussen zijn weer afhankelijk van de vooropleiding van de HBO-student en de keuze voor de masterspecialisatie. Het kan gaan om vakken zoals Marketing concepts (overbruggingsjaar), Financieel-economisch management II, Management Control, Operations management en logistiek(overbruggingsjaar), Informatie, besluitvorming en macht en Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen. Afhankelijk van de keuze van de masterspecialisatie dient het methodevak Methoden van marktonderzoek (overbruggingsjaar) of het vak Methoden van organisatieverandering (overbruggingsjaar). Ook het project is gekoppeld aan de keuze van de Master. Recht & Management In 5,5 jaar meester in het Nederlands Recht en doctorandus in de Bedrijfswetenschappen. Dat is in het kort de nieuwe dubbelstudie Recht & Management van de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Managementwetenschappen. Deze in Nederland unieke dubbelstudie is in september 2000 van start gegaan. Met het studieprogramma is de afgestudeerde straks als geen ander in staat te opereren in het grensgebied van recht en management. Een gebied dat steeds belangrijker wordt. Bedrijven krijgen bij de strategische afstemming met hun omgeving steeds vaker te maken met juridische vraagstukken. En grote bedrijven nemen vaak juristen in
dienst om zich door hen te laten adviseren. Werknemers die thuis zijn op het grensgebied van recht en management zijn echter schaars. Er zijn maar weinig mensen die zowel juridische kanttekeningen kunnen plaatsen bij het betoog van een bedrijfskundige, als de bedrijfskundige gevolgen van een juridisch standpunt kunnen aangeven. Voor de faculteiten Rechtsgeleerdheid en Managementwetenschappen aanleiding om gezamenlijk een samenhangend studieprogramma op te zetten. Hiermee wordt de student optimaal voorbereid om maatschappelijke problemen vanuit verschillende perspectieven te benaderen. Zo kan een afgestudeerde zich onderscheiden op de arbeidsmarkt. Van groot belang bij de inrichting van het studieprogramma is de studeerbaarheid. Het programma is zodanig ingericht dat de studielast op een aanvaardbaar niveau blijft. In het bijzonder is veel aandacht uitgegaan naar de aansluiting van de opleidingen Nederlands Recht en Bedrijfswetenschappen in de nieuwe combinatie. Om die aansluiting zo goed mogelijk te waarborgen staan de volgende uitgangspunten centraal: In het eerste jaar worden de volledige propedeuse Nederlands Recht en twee vakken van Bedrijfswetenschappen gevolgd. In het tweede jaar ligt ook nog het accent op de rechtenstudie, maar wordt daarnaast al een aantal vakken uit de propedeuse van Bedrijfswetenschappen gevolgd. Het eerste gezamenlijk onderzoeksproject wordt uitgevoerd in het tweede jaar. Ook na afloop van het tweede jaar kan de student nog zonder noemenswaardig 'studieverlies' ervoor kiezen om alleen verder te gaan met de rechtenstudie. In het derde jaar wordt slechts een beperkt aantal vakken Nederlands Recht gevolgd. In dit jaar ligt het accent op de vakken van Bedrijfswetenschappen. In het derde jaar is er eveneens een gezamenlijk onderzoeksproject. Ook in het vierde jaar vormt Bedrijfswetenschappen de hoofdmoot van het programma. In dit jaar wordt door de student binnen Bedrijfswetenschappen gekozen voor een van de afstudeerspecialisaties. In het vijfde jaar verschuift het accent weer naar de rechtenstudie. De student kiest een specialisatievak voor rechten. Het laatste half jaar van de studie is geheel gewijd aan het afstudeerproject. Daarin verricht de student op basis van een praktijkstage een onderzoek waarin zowel een juridische component als een bedrijfskundige component is opgenomen. Voor vragen over Recht & Management kan contact worden opgenomen met (een van) de studieadviseurs: Lucas Meijssen, studie-adviseur faculteit der Managementwetenschappen Telefoon: 024 - 3611747 E-mail:
[email protected] Annet Hahn, studie-adviseur faculteit der Rechtsgeleerdheid Telefoon: 024 - 3611195 E-mail:
[email protected] Op de volgende pagina is het studieschema van Recht en Management afgebeeld.
Studieschema Recht & Management In dit schema zijn per semester (half studiejaar) de vakken, met tussen haakjes het aantal bijbehorende studiepunten, opgenomen. Er kunnen aan dit schema geen rechten worden ontleend: de gegevens zijn onder voorbehoud. Sem. Nederlands recht
Bedrijfswetenschappen
1.1
Inleiding in de organisatie theorie (3)
25
ECT S 35,8
Beschrijvende en inductieve statistiek (3)
23
32,9
24
34,3
25
35,8
23
32,9
20
28,6
Ontwerpproject (6)
22
31,5
Bachelor’s thesis (6)
22
31,5
Afstudeerproject (21)
20 19 21
28,6 27,2 30
3.1
Inleiding tot de rechtswetenschap I en II (7) Privaatrecht (4) Staats- en Bestuursrecht (6) Europees Recht (2) Practicum (3) Rechtsfilosofie (5) Privaatrecht (3) Straf- en procesrecht (6) Europees Recht (2) Tutoraat; Bibliotheekinstructie; Strafrecht rota (1) Practicum (3) Staatsrecht (5) Bestuursrecht I (5) Strafprocesrecht (5) Belastingrecht (3) Staatsrecht (5) Bestuursrecht II (5) Strafprocesrecht (6) Burgerlijk recht I (8)
3.2
Burgerlijk recht II (8)
4.1
Burgerlijk procesrecht (4)
4.2
Ondernemingsrecht (6) Keuzevak (10) Mededingings- en ecnomisch recht (6) Geschiedenis van (Europees) privaatrecht (4)
1.2
2.1
2.2
5.1 5.2 6.1
Ontwerpen van onderzoek (3)
Gezamenlijke vakken
Onderzoeksproject (3)
Bedrijfswetenschappelijke thema’s (6) Accounting Principles I (3) Operations Management en Logistiek (3) Human Resource Management and Organizational Behaviour (3) Diagnosemethoden (3) Marketing (3) Informatiekunde (3) Strategie (3) Accounting Principles II (3) Systeemtheorie (3) Sociotechniek (3) Kennismanagement (3) Methoden van organisatieverandering (3) Bachelor’s degree Bedrijfswetenschappen
Onderzoeksproject (6)
Specialisatieprogramma (15) Specialisatieprogramma (15)
stp
Propedeuseverklaring Bedrijfswetenschappen De student Recht en Management die een propedeutisch examen van de opleiding Nederlands Recht heeft behaald alsmede de vakken Inleiding Bedrijfswetenschappen (3 sp/4,3 ECTS), Statistiek (3 sp/4,3 ECTS), Ontwerpen van Onderzoek (3 sp/4,3 ECTS), Het bedrijfsleven in rechtssociologisch perspectief (3 sp/4,3 ECTS), Bedrijfswetenschappelijke thema’s (6 sp/8,6 ECTS) en Accounting Principles I (3 sp/4,3 ECTS) met voldoende resultaat heeft afgesloten, kan een propedeuseverklaring voor de opleiding Bedrijfswetenschappen worden verstrekt, welke toegang geeft tot de postpropedeutische fase van de bacheloropleiding Bedrijfswetenschappen. De student Recht en Management die aan de bovenvermelde eisen voldoet, dient schriftelijk bij de heer ir. L. Meijssen (Thomas van Aquinostraat 3, 6525 GD Nijmegen) een propedeuseverklaring Bedrijfswetenschappen aan te vragen en bij dit verzoek dient een kopie van het propedeutisch examen van de opleiding Nederlands Recht en een uitdraai uit KISS van de hierboven genoemde vakken te worden bijgevoegd. Indien aan de hiervoor genoemde voorwaarden is voldaan, wordt per post een propedeuseverklaring Bedrijfswetenschappen aan de student verstuurd. De studievereniging: Synergy Synergy is de studievereniging van bedrijfswetenschappen met ruim 1100 leden. Synergy organiseert tal van activiteiten zoals bedrijfsbezoeken, lezingen, trainingen, symposia, congressen, bedrijvendagen, een internationale studiereis
en het gala. Via de vereniging leer je veel mensen kennen bij borrels en feesten. Synergy biedt haar leden korting op boeken en activiteiten, driemaal per jaar het verenigingsmagazine de Synjaal en maandelijks een nieuwsbrief. Voor meer informatie kijk op internet: www.synergy.nu Economie Economie in Nijmegen Profiel van de opleiding De Nijmeegse economieopleiding kenmerkt zich door haar beleidsgerichtheid en richt zich primair op het verwerven van kennis en vaardigheden op het terrein van de theorie en de praktijk van economisch beleid bij het bedrijfsleven en de overheid. Economie in Nijmegen is een economisch-wetenschappelijke opleiding die het niet alleen als haar taak ziet de hedendaagse economische theorie aan een nieuwe generatie studenten door te geven. Zij wil ook studenten de mogelijkheid bieden dié economisch-wetenschappelijke en dié communicatieve en professionele vaardigheden te ontwikkelen waar een adequate behandeling van economische beleidsvraagstukken om vraagt. De inbedding in de Nijmegen School of Management onderstreept de beleidsgerichtheid van de opleiding. De Nijmeegse economieopleiding kenmerkt zich namelijk niet alleen door een duidelijke wisselwerking tussen theorie en praktijk, maar ook door een multidisciplinaire oriëntatie. Op basis van een grondige studie van de economische theorie leer je in de eerste plaats economische beleidsvraagstukken te analyseren en de resultaten hiervan oplossingsgericht te presenteren. Daarnaast wordt echter ook aandacht besteed aan theorieën over beleid uit belendende disciplines als de politicologie en de bestuurskunde. Beroepsgerichtheid De opleiding bereidt voor op de functie van economisch beleidsmedewerker bij financiële instellingen (het bank- en verzekeringswezen), internationale instellingen, de overheid en het bedrijfsleven. De student leert het economisch beleid van bedrijven, overheden en non-profit instellingen voor te bereiden en te beoordelen. Hij/zij verwerft een grondige kennis van de economie en leert om in samenwerking met deskundigen van andere disciplines probleem georiënteerd onderzoek te verrichten en de resultaten helder en inzichtelijk voor een breed publiek van politici, bestuurders en belanghebbenden te presenteren. De opleiding voorziet in de behoefte op de arbeidsmarkt aan praktijkgerichte economisch beleidsmedewerkers. De wederzijdse betrokkenheid van theorie en praktijk in de opleiding garandeert een academisch gerichte beleidsoriëntatie. Bovendien sluiten de accenten Internationale Economie en Financiële Economie in de masteropleiding aan bij respectievelijk de internationalisering van de economie en de nieuwe ontwikkelingen in de financiële en monetaire sfeer. Het curriculum in hoofdlijnen De economische opleiding in Nijmegen verschaft een grondige kennis van de economie. Het programma beperkt zich echter niet tot de traditionele vakken, zoals micro- en macro-economie en openbare financiën. De gerichtheid op concrete economische beleidsvraagstukken impliceert niet alleen dat de grenzen tussen de algemene economie en de bedrijfseconomie vervagen. Ook gaat deze oriëntatie op concrete beleidsproblemen gepaard met een verruiming van de grenzen van de economisch-wetenschappelijke analyse of beter met een conceptuele en methodologische heroriëntatie van die analyse. Economische beleidsvraag- stukken worden als het ware in dialoog met de verschillende scholen van economisch, politiek en bestuurlijk denken beschreven en geanalyseerd. De opleiding bereidt studenten voor op de functie van economisch beleidsmedewerker/manager. Deze functie stelt hoge eisen ten aanzien van de communicatieve vaardigheden en het vermogen om in veelal multidisciplinair samengestelde projectgroepen met anderen samen te werken. In de opleiding heeft de ontwikkeling van deze vaardigheden permanent de aandacht. Ontwikkeling van beroeps- en communicatieve vaardigheden vindt met name plaats in speciaal daarvoor ingerichte programmaonderdelen, de
zogeheten integratieprogramma's. Dit geldt overigens ook voor de uitgebreide training in de onderzoeksmethodologie van het vakgebied. In het projectdeel van deze programma's, die ieder semester anders zijn ingericht en ook multidisciplinair van aard kunnen zijn, krijgen professionele en communicatieve vaardigheden telkens weer bijzondere aandacht. Bijvoorbeeld tijdens het schrijven van een essay of beleidsnota en/of het houden van een mondeling referaat over een concreet economisch beleidsprobleem. Ook geeft het projectdeel voldoende ruimte voor het toepassen van opgedane kennis inzake de onderzoeksmethodologie. Uiteraard neemt het opleidingsdoel van goede beroeps- en communicatie vaardigheden een minder prominente rol in bij het cursorisch onderwijs van de opleiding, waar met name de kennisverwerving centraal staat. Door de manier van onderwijs geven - veelal interactieve hoorcolleges in kleine groepen - is ook daar echter voldoende ruimte aanwezig voor het ontwikkelen van een breed scala aan beroeps- en communicatieve vaardigheden. De structuur van de opleiding Het karakter van de opleiding komt zowel in de inhoud als in de opzet van het curriculum tot uitdrukking. De bachelorfase biedt, naast een brede oriëntatie op relevante aspecten van beleidsvraagstukken in het algemeen en van economische beleidsvraagstukken in het bijzonder, een gedegen programma economie aan dat opleidt tot een volwaardige bachelor economie. Daarna kunnen studenten hun academische opleiding in de economie vervolmaken door het volgen van een éénjarige master opleiding economie (drs.), waarin een accent kan worden gelegd in de richting van de internationale dan wel de financiële economie. De bacheloropleiding economie De bachelor opleiding economie bestaat uit een propedeutisch jaar en een tweetal bachelorjaren. Kenmerkend voor alle drie de jaren is het geïntegreerde karakter waarin het onderwijs wordt aangeboden. Het cursorisch economieonderwijs is per semester ingebed in een integratieprogramma dat voldoende mogelijkheden biedt tot een gedegen mono- en multidisciplinaire aanpak van een diversiteit aan beleids- en onderzoeksproblemen. Terwijl studenten zich door het volgen van disciplinaire cursussen verder bekwamen op het vakgebied van de economie, maakt het integratie programma het niet alleen mogelijk dat cursussen in hun onderlinge samenhang worden toegepast, maar geeft het ook ruimte voor een (inter)disciplinaire invulling en reflectie op het semester thema. Tijdens elk integratie programma komt ook het methodologieonderwijs uitvoerig aan bod. Het eerste bachelorjaar (de propedeuse) In het eerste bachelorjaar maak je kennis met de beginselen van de economie. In het eerste semester leer je onder het integratiethema "Meer dan overheid en markt" (MOM) dat in de moderne samenleving overheid en markt sterk met elkaar samenhangen. Je bekijkt dit in eerste instantie met behulp van algemene theorieën over het management van organisaties en de relaties tussen overheden, bedrijven, burgers en belangengroepen (MOM1). Maar al snel spits je je toe op hoe er vanuit de economische wetenschap gekeken wordt naar de relatie overheid en markt (MOM2: Visies op markteconomie). In het project pas je deze en andere inzichten toe op een onderwerp voor een eigen onderzoek (MOM3). Daarbij word je methodologisch ondersteund door het vak "Ontwerpen van onderzoek", waarin je wordt geleerd hoe je een onderzoek moet opzetten. Het vak "Inleiding in de economie" helpt je op weg door in te gaan op de basisbeginselen van de economische wetenschapsbeoefening. In het tweede semester van de propedeuse verdiep je je in ons unieke poldermodel: een geïntegreerd beleid van loonmatiging en arbeidsmarktpolitiek, lastenverlichting en terugdringing van de collectieve uitgaven en koppeling van de gulden aan de Duitse mark. Is ons poldermodel inderdaad zo bijzonder? Na een inleiding over de thematiek aan het begin van het semester volgt een project waarin de nadruk wordt gelegd op het analyseren van economische kerngegevens. Uitkomsten in Nederland worden daarbij vergeleken met resultaten uit de ons omringende landen. Het integratieprogramma wordt analytisch ondersteund door de basisvakken Micro- en Macro-economie I en het onderdeel Wiskunde voor economen.
Op methodologisch gebied word je ingewijd in de geheimen van de beschrijvende en inductieve statistiek. Het tweede en derde bachelorjaar In het tweede en derde studiejaar verdiep je je kennis en vaardigheden op het gebied van de economie en haar toepassingen op het beleid van bedrijven en overheidsinstellingen. Ook in deze periode komt het eigen karakter van de Nijmeegse opleiding naar boven. In vergelijking met opleidingen elders besteed je meer aandacht aan de bestuurlijke en politieke aspecten van de economie, maar je staat ook uitvoerig stil bij wiskundige modellen en technieken. De opbouw in semester thema's toont een toenemende complexiteit in bestuurlijke arrangementen. In semester 1 van jaar 2 verdiep je in het politiek-bestuurlijk systeem van de Europese Unie (thema 'European governance'; Nederland in Europa Europa in Nederland) en doe je een verkennend beleidsonderzoek dat uitmondt in een policy issue paper. In het methodologieprogramma van dit semester staat inductieve statistiek / beleidsonderzoek centraal. Verder krijg je apart methodologieonderwijs op het gebied van het uitvoeren van regressie analyses. De analytische grondslag voor het paper kun je halen uit de cursussen die in dit semester worden verzorgd, te weten: "Internationale Economische Betrekkingen I", "Geld-, kredieten bankwezen", en "Openbare financiën". In semester 2 van jaar 2 is het integratiethema International governance. Dit semester bouwt voort op inzichten die zijn verworven tijdens de integratiemodules van de voorgaande semesters. Centraal staan de beschrijving en verklaring van verschillende vormen van internationale samenwerking en conflict. De kerngedachte is dat het ontbreken van een centraal gezag op mondiaal niveau grote gevolgen heeft voor de manier waarop allerlei actoren (zoals staten, internationale organisaties, multinationale ondernemingen en non-gouvernementele organisaties) met elkaar omgaan. Tegelijkertijd hebben al deze actoren te maken met ontwikkelingen in de wereldeconomie en technologie. In het kader van de integratiemodules besteed je aandacht aan het (gebrek aan) internationale samenwerking op terreinen als handel en monetaire relaties, veiligheid, milieu, migratie enz. In het projectwerk dat je voor dit semester moet doen kun je analytische inzichten benutten uit de vakken "Internationale Economische Betrekkingen II", "Arbeidsmarkten arbeidsverhoudingen" en "Inleiding recht". Methodologisch staan dit semester kwalitatieve onderzoeksmethoden centraal. Bovendien word je onderwezen op het gebied van tijdsreeksanalyses. In semester 1 van jaar 3 gaat de aandacht uit naar economische, bestuurlijke en politieke stelsels in vergelijkend perspectief. Dit betekent dat je analyseert hoe in verschillende landen bestuurlijke arrangementen, economische en politieke systemen functioneren. Het vergelijkend aspect wordt benadrukt door aandacht te besteden aan de ratio van comparatief onderzoek, waarbij zowel de politicologische, bestuurskundige als economische aspecten aan de orde zullen komen. Het thema dat daarbij gekozen wordt, varieert per jaar. Ter verdieping van de analyse voor projectwerk waarin dit semester uitmondt, lopen op de achtergrond methodologieonderdelen als regressieanalyse, factoranalyse, clusteranalyse, en co-integratieanalyse. Verder staat het vergelijkend perspectief ook centraal in vakken als "Institutionele economie", "Economische integratie in theorie en praktijk" en "Geschiedenis van het economisch denken". Semester 2 van jaar 3 is het afsluitende semester van de bachelor economie. Dan schrijf je een individuele scriptie over een onderwerp dat aansluit bij het semester thema "Grenzen aan de markt?". Standaard economische theorie zegt dat de markt een goed allocatiemechanisme is, maar aan het eind van de bachelor opleiding is het belangrijk na te gaan of dit altijd zo is. Zijn er bijvoorbeeld sectoren waar juist minder marktwerking wenselijk is? Wat gebeurt er als de markt niet groot genoeg is, zodat bepaalde goederen niet worden voortgebracht? Is meer markt nou goed of slecht voor economische groei? Enzovoort, enzovoort. Gevoed door een aantal gastcolleges rondom de thematiek van het semester en de
cursussen Micro-economie II en Macro-economie II, kies je een eigen invalshoek en werk je die uit. Omdat elke scriptie wordt gepresenteerd en bediscussieerd tijdens een afsluitende conferentiedag, ontstaat daardoor een goed beeld waar de grenzen van de markt nu werkelijk liggen. Schematisch overzicht Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de invulling van de diverse semesters en een beschrijving van de integratieprogramma's verwijzen we je naar de semesterbeschrijvingen in hoofdstuk 3, een overzicht van de cursussen vind je in hoofdstuk 4. Een schematisch overzicht van het bachelorprogramma volgt hieronder. In dit schema vormen de onderdelen in de grijze cellen tezamen het integratieprogramma. De disciplinaire cursussen economie zijn weergegeven in de witte velden. Meer informatie hierover vind je op Internet www.nsm.kun.nl.
Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt (MOM 1) Visies op markteconomie (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Inleiding in de economie Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: National governance: het poldermodel National Governance; het poldermodel (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: national governance Wiskunde voor economen Macro-economie I Micro-economie I Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: European governance; Nederland in Europa – Europa in Nederland European governance (integratiemodule) Inductieve statistiek / beleidsonderzoek (Methodologie 3) Project: european governance Internationale economische betrekkingen I Geld-, krediet- en bankwezen Openbare financiën Keuzevak Jaar 2, semester 2: International governance International governance (integratiemodule) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 4) Project: international governance Internationale economische betrekkingen II Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen Inleiding recht Keuzevak Jaar 3, semester 1: Comparative governance; economische, bestuurlijke en politieke stelsels in vergelijkend perspectief Comparative governance (integratiemodule) Verklarende statistiek (Methodologie 5) Project: comparative governance Institutionele economie Geschiedenis van het economisch denken Economische integratie in theorie en praktijk Keuzevak Jaar 3, semester 2: Integratieprogramma economie Grenzen aan de markt?
stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
Macro-economie II (integratiemodule 1) Micro-economie II (integratiemodule 2) Bachelorthesis: economie Keuzevak Gebonden keuzevak, keuze uit: • Internationale organisaties • Management van het openbaar bestuur
3 3 9 3 3
4,3 4,3 12,9 4,3 4,3
DE MASTEROPLEIDING ECONOMIE (PER 1 SEPTEMBER 2002) De Masteropleiding Economie, zoals die 1 september 2002 van start gaat, richt zich op de toegenomen internationalisering en in het bijzonder op de rol van financiële markten. Onderwerpen die aan de orde komen zijn economische en monetaire integratie, economische groei, de werking van financiële markten en van de arbeidsmarkt. Tijdens deze Master verricht je zelf onderzoek door het houden van presentaties en het schrijven van papers over beleidsrelevante zaken als globalisering, de implicaties van de EMU, ICT en de 'nieuwe economie', het verloop van aandelenprijzen en wisselkoersen en de beheersing van financiële risico's. In het tweede deel van de Master kun je een accent leggen op de internationale of financiële economie. Bij de financiële economie verwerf je meer specifieke kennis over onderwerpen als de financiering van ondernemingen, de beheersing van financiële risico's en over de mogelijkheden gelden te beleggen. De internationale economie richt zich meer op onderwerpen als: de oorzaken en gevolgen van globalisering, de betekenis van de EMU, de macro- en microeconomische achtergronden van de Nieuwe Economie, locatiebeslissingen van bedrijven, en de relevantie van internationale kapitaalstromen. De Masteropleiding Economie bereidt je voor op staffuncties bij bedrijven en financiële instellingen alsmede op beleidsfuncties zoals de Ministeries van Financiën en Economische Zaken en De Nederlandsche Bank. Eindtermen van de opleiding De doelen van de opleiding zijn verwoord in de vorm van competenties. Deze competenties zijn het uitgangspunt voor de bepaling van de eindtermen van de opleiding, zowel voor wat betreft de bachelor opleiding als wat betreft de master opleiding. In het navolgende wordt elke competentie niet alleen in algemene zin verwoord, maar wordt per competentie tevens aangegeven hoe ver studenten na afronding van de bachelor fase dienen te zijn. Concreet inzicht in welke aanscherping nodig is voor een succesvolle afronding van de master fase is vanwege de start van de master opleiding per 1 september 2002 nu nog niet relevant. Competentie "Actieve beheersing van de economisch-wetenschappelijke taal" Studenten kunnen de conceptuele en methodologische uitgangspunten van de economische wetenschap beschrijven en interpreteren en erover discussiëren met vakgenoten. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Interpreteren en waarderen van de visies van de verschillende economische scholen op economisch beleid; • Beoordelen van algemeen economische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en -methoden op hun relevantie voor de economie. Competentie "Verbinden van de economische theorie en praktijk" Studenten kunnen met behulp van de conceptuele en methodologische uitgangspunten van de economische wetenschap gebeurtenissen, verschijnselen en problemen in de economie interpreteren en verklaren. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Toepassen van algemeen economische concepten, theorieën, onderzoekstechnieken en -methoden, inclusief het gebruik van statistieken van
relevante nationale en internationale economische organisaties in het onderzoek van concrete economische beleidsproblemen; • Analyseren, verklaren en beoordelen van het gevoerde economische beleid van en studies daaromtrent van erkende nationale en internationale organisaties. Competentie "Reflectie" Studenten kunnen de economisch-wetenschappelijke benaderingswijzen en modellen beoordelen op hun interne consistentie, empirische validiteit en verklarende potentie en kunnen mede hierdoor een bijdrage leveren aan het voortgaande proces van theorievorming. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Vergelijken en relateren van verschillende theorieën m.b.t. economische beleidsproblemen; • Het kritisch reflecteren op de grondslagen van het economisch beleid en van de economische wetenschap. Competentie "Onderzoek" Studenten kunnen op basis van de methodologische uitgangspunten van de economische wetenschap zelfstandig en in teamverband een probleemstelling formuleren en kunnen door informatieselectie en informatieverwerking hierover conclusies formuleren. Studenten zijn in staat het belang en de reikwijdte van deze conclusies juist in te schatten. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Afbakenen en definiëren van een economisch onderzoek; • Formuleren en operationaliseren van onderzoeksvragen; • Selecteren en gebruiken van de relevante kwalitatieve en/of kwantitatieve onderzoeksmethode; • Efficiënt en effectief gebruik van databanken, waaronder internet en bibliotheken, ten behoeve van de gegevensverzameling; • Kiezen van relevante economische analyse technieken ten behoeve van gegevensverwerking; • Verwerken van de verzamelde gegevens en trekken van conclusies ten aanzien van de probleemstelling op basis van de verwerkte gegevens. Competentie "Ontwerpen van beleidsadviezen" Studenten kunnen op basis van langs economischwetenschappelijke weg verkregen inzichten voorstellen formuleren waarmee als zodanig ervaren problemen kunnen worden opgelost. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Economische beleidsproblemen diagnosticeren; • Op basis van onderzoeksresultaten formuleren van uitgangspunten voor beleid gericht op de oplossing van concrete economische problemen. Competentie "Doorvoeren van veranderingen" Studenten kunnen inschatten in hoeverre de door hen vastgestelde beleidsaanbevelingen haalbaar en uitvoerbaar zijn. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Aangeven van mogelijke knelpunten bij de tenuitvoerlegging van beleidsaanbevelingen; • Beredeneerd inschatten van de omvang van de effecten van het voorgestelde beleid. Competentie "Samenwerking" Studenten kunnen professioneel en doelgericht samenwerken in teams van uiteenlopende karakter (monodisciplinair, multidisciplinair), met erkenning van een ieders belang, positie en waarden. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen van verschillende structuur (monodisciplinair-multidisciplinair); • Vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken;
• Omgaan groep.
met
de
(spanning)relaties
tussen verschillende actoren in de
Competentie "Communicatie" Studenten kunnen op heldere en professionele wijze, schriftelijk en mondeling communiceren met personen en groepen van uiteenlopende aard. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Presenteren van onderzoek, onderzoeksresultaten en beleidsadviezen in zowel schriftelijke als mondelinge vorm; • Onderscheiden van hoofdzaken en bijzaken in de mondelinge en schriftelijke presentatie; • Correct en verantwoordelijk argumenteren; • Het maken van keuzes met betrekking tot de manier en vorm van presenteren, e.e.a. afhankelijk van de aard van de gelegenheid en/of het publiek. Competentie "Zelfsturing" Studenten kunnen de eigen sociale en intellectuele ontwikkeling sturen en zijn in staat om zich blijvend te profileren als een verantwoordelijk en academisch professional. Na de bachelor zijn studenten in staat tot het: • Innemen en verantwoorden van de eigen positie t.a.v. sociaal-economische ontwikkelingen en problemen. Het HBO-instroomprogramma Na het HBO is het mogelijk om aan de Nijmegen School of Management van de Katholieke Universiteit Nijmegen een academische Master Economie te behalen. Deze Master, met een accent naar keuze op de internationale of de financiële economie, geeft tevens recht op de titel drs. Mits je beschikt over een goede vooropleiding kan dit diploma in twee jaar behaald worden. Voordat je tot de eenjarige Masteropleiding wordt toegelaten volg je een doorstroomprogramma dat in twaalf maanden kan worden afgerond. Studenten met de volgende HBO-diploma’s worden automatisch toegelaten tot het doorstroomprogramma per 1 september 2002: ♦ HEAO BE, HEAO CE, HEAO IM, HEAO MER, HEAO LE, HEAO EL, HEAO Accountancy, HEAO Fiscale economie, HEAO Marketing Management ♦ Hogere Hotelschool ♦ Lerarenopleiding combinatie AE/BE Voor andere HBO-diploma’s kan een doorstroomprogramma worden aangevraagd bij de Examencommissie Economie. Dit kan betekenen, dat onderdelen worden toegevoegd aan dit programma. Het doorstroomprogramma economie (per 1 september 2002) In onderstaand schema vind je de onderdelen, die deel uitmaken van het doorstroomprogramma voor studenten die opteren voor de Master Economie. Het programma heeft een studiebelasting van 43 of 46 studiepunten, afhankelijk van de specialisatie die is gevolgd op de HEAO. Semester 1 September 2002 Januari 2003 MicroMethoden: economie - M1, Ontwerpen van onderzoek (3 sp/4,3 ECTS) voor HBO- M5, Verklarende statistiek (3 sp/4,3 ECTS) instromers Geld-, krediet- en bankwezen*(3 sp/4,3 ECTS) (2 sp / 2,9 ECTS) Internationale economische Betrekkingen I (3 sp/4,3 ECTS)
Methoden en technieken van economisch onderzoek (2 sp/2,9 ECTS)
Institutionele economie (3 sp/4,3 ECTS) Economische integratie in theorie en praktijk (3 sp/4,3 ECTS) Geschiedenis van het economisch denken (3 sp/4,3 ECTS) Totaal 22/25 sp* (31,5/35,8 ECTS) *Indien op de HEAO de specialisatie Bank- en Verzekeringswezen is gevolgd: vrijstelling voor Geld-, krediet -en bankwezen. Het aantal studiepunten in het eerste semester bedraagt dan 22 (31,5 ECTS). Semester 2 februari 2003 Wiskunde voor economen (3 sp/4,3 ECTS)
juni 2003
Internationale economische betrekkingen II (3 sp/4,3 ECTS) Integratieprogramma: - Macro-economie II (3 sp/4,3 ECTS) - Micro-economie II (3 sp/4,3 ECTS) - Bachelor thesis (9 sp/12,9 ECTS)
Totaal 21 sp (30 ECTS) Studenten die in de Master opteren voor het accent in de financiële economie wordt aangeraden om kennis te nemen van de inhoud van Financieel-economisch management II. De Economische Studenten Vereniging (ESV) ESV streeft er sinds haar oprichting in 1990 haar studenten de kans te geven iets te ondernemen naast hun studie. Kennis en contacten haal je namelijk niet alleen uit je studieboeken. ESV organiseert een breed scala aan activiteiten. Centraal staan daarin hedendaagse economische ontwikkelingen. Via lezingen, excursies, symposia, congressen en studiereizen kunnen de leden zich binnen ESV met economie bezighouden. De verschillende activiteiten sluiten goed aan op het studieprogramma van de opleiding. Maar naast leerzame activiteiten is ook gezelligheid een belangrijk aspect van de ESV en leer je als lid je medestudenten beter en op een andere manier kennen. Voor meer informatie kun je langskomen op de ESV-kamer, Thomas van Aquinostraat 5.1.11.
Bestuurskunde Profiel van de bacheloropleidingen Vakgebied in vogelvlucht De bacheloropleiding bestuurskunde is gericht op vraagstukken van besturen en organiseren in brede zin. De aandacht gaat in het bijzonder uit naar processen van beleidsvorming die het niveau van de afzonderlijke organisatie overstijgen. Studieobject Het object van de bacheloropleiding bestuurskunde kan kortweg worden omschreven als 'organisaties in en om het openbaar bestuur'. Aan de opzet van het curriculum ligt de gedachte ten grondslag dat organisaties op talloze wijzen in verbinding staan met hun omgeving. Organisaties in het openbaar bestuur onderhouden betrekkingen met andere actoren, zoals het bedrijfsleven en particulier initiatief, die dikwijls medeverantwoordelijk zijn voor de
uitvoering van overheidsbeleid. Daarnaast staan organisaties in het openbaar bestuur in wisselwerking met meervoudige factoren in de 'contextuele omgeving' (sociaal-culturele context, politieke context, juridische context, economische context, etc.) Beroepsgerichtheid De beroepsgerichtheid van de bacheloropleiding bestuurskunde komt tot uitdrukking in de brede inzetbaarheid van onze afgestudeerden. Zij zijn in allerlei typen organisaties inzetbaar, veelal in staffuncties. De toespitsing van de studie op de publieke sector blijkt niet zonder meer te leiden tot een functie bij de overheid. Een 'bestuurskundige' kan zeer geschikt zijn voor een baan in het bedrijfsleven. Vanwege de beroepsgerichtheid besteedt de opleiding aandacht aan de verschillende soorten vaardigheden, die nodig zijn voor het vervullen van de functie van beleidsmedewerker dan wel, als men later wetenschappelijk onderzoek wil gaan doen, voor het verrichten van (toegepast) wetenschappelijk onderzoek. Hierbij gaat het om vaardigheden met betrekking tot beleidsanalyse, ontwerpen en evalueren van beleid, advisering en interventie in organisaties, ontwerpen en uitvoeren van onderzoek, vergaderen, onderhandelen, argumenteren, mondelinge presentaties, het schrijven van allerlei beleidsnota's, etc. Eindtermen van de bacheloropleiding Tijdens de bacheloropleiding verwerft de student kennis en vaardigheden op het gebied van de beleidswetenschappen in het algemeen en op het vakgebied van de bestuurskunde in het bijzonder. Dit stelt hem in staat tot een zelfstandige beroepsuitoefening c.q. laat hem in aanmerking komen voor een masteropleiding bestuurskunde of eventueel een andere masteropleiding. De doelstellingen van de opleiding Bestuurskunde hebben zowel betrekking op de kennis die studenten zich eigen moeten maken, als op de vaardigheden waarover een afgestudeerde bestuurskundige, mede dankzij vorenbedoelde kennis, dient te beschikken. De opleiding verschaft studenten kennis van de volgende terreinen: Structuur en functioneren van organisaties • structuur en functioneren van overheidsorganisaties op lokaal, regionaal, provinciaal, nationaal, Europees en internationaal niveau; • de verschillen en overeenkomsten in structuur en functioneren tussen overheids-, semi-overheids- en particuliere organisaties; • het besturen van overheids-, semi-overheidsen particuliere organisaties; • de ontwikkeling, uitvoering en evaluatie van beleid; • het managen van publieke organisaties (planning, organisatie, sturing, controle); • typen en toepassingsmogelijkheden van beleidsinstrumenten. Overheid en haar omgeving • ontwikkelingen in de omgeving van de overheid; • de externe afstemming van overheidsorganisaties op hun omgeving (strategieontwikkeling); • de wisselwerking tussen overheids-, semi-overheids- en particuliere organisaties in beleidsnetwerken; • de relatie tussen overheidsorganisaties en politieke organen (politiekambtelijke verhoudingen); • veranderingen in bestuur, organisatie en beleid op een aantal concrete beleidsterreinen. Wetenschappelijke ontwikkeling • de ontwikkeling in het bestuurskundig denken; • de belangrijkste wetenschappelijke stromingen en hoofdfiguren van de bestuurskunde; • filosofische zienswijzen op met name normatieve aspecten van bestuur, beleid en organisatie;
• sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethodologie, met inbegrip van beschrijvende en inductieve statistische technieken. Ondersteunende disciplines • openbaar bestuur en maatschappij; • openbaar bestuur en politiek • kernbegrippen van de economie; • openbare financiën; • het functioneren van het recht in de Nederlandse samenleving; • kernbegrippen van het Nederlandse staats- en bestuursrecht. Een bachelor-bestuurskundige is, mede dankzij vorenbedoelde kennis, in staat tot: Cognitieve vaardigheden • het analyseren, interpreteren en verklaren van beleidsproblemen; • het analyseren, interpreteren en verklaren van de juridische, economische en maatschappelijke context van beleidsproblemen; • het analyseren, interpreteren en verklaren van interacties tussen overheids-, semi-overheids- en particuliere organisatie. Professionele vaardigheden • het analyseren en ontwerpen van beleid; • het zelfstandig opzetten en uitvoeren van bestuurskundig onderzoek; • het analyseren van en interveniëren in overheidsorganisaties; • het ontwerpen van een organisatiestrategie; • het kritisch en verantwoordelijk omgaan met de (spannings)relaties tussen eigen waarden, professionele waarden, waarden opgelegd door de organisatie waarbinnen men werkzaam is, en centrale, maatschappelijke waarden. Communicatieve vaardigheden • het analyseren en schrijven van beleidsnota's; • het houden van een voordracht; • het voorbereiden en uitvoeren van interviews; • efficiënt en effectief vergaderen en onderhandelen; • het werken in multi-disciplinair teamverband; • correct en verantwoordelijk argumenteren; • het efficiënt en effectief gebruik van databanken en bibliotheken. Hoofdlijnen van het curriculum Het onderstaande overzicht toont het bestuurskunde programma in de bacheloropleiding. De onderdelen in de grijze cellen vormen tezamen het integratieprogramma. Meer informatie is verkrijgbaar via Internet: www.nsm.kun.nl. Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt 1 (MOM 1) Visies op openbaar bestuur (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Kernthema's bestuur en organisatie Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: National governance: het poldermodel National governance; het poldermodel (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: national governance
stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3
4,3 4,3 4,3
Openbaar bestuur en maatschappij Lokale politiek en lokaal bestuur Inleiding recht Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: European governance; Nederland in Europa – Europa in Nederland European governance (integratiemodule) Inductieve statistiek / beleidsonderzoek (Methodologie 3) Project: european governance Hoofdfiguren bestuurskunde Openbaar bestuur en politiek Openbare financiën Keuzevak Jaar 2, semester 2: International governance International governance (integratiemodule) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 4) Project: international governance Management van het openbaar bestuur Besturen in netwerken Inleiding in de economie voor niet-economen Keuzevak Jaar 3, semester 1: Comparative governance; economische, bestuurlijke en politieke stelsels in vergelijkend perspectief Comparative governance (integratiemodule) Verklarende statistiek (Methodologie 5) Project: comparative governance Beleidscyclus Staats- en bestuursrecht Keuzevak Jaar 3, semester 2 Advisering en interventie (integratiemodule) Stage Project: Bestuurskunde Besturen in het informatietijdperk Keuzevak
3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 6 3
4,3 4,3 4,3 4,3 8,6 4,3
3 3 9 3 3
4,3 4,3 12,9 4,3 4,3
De bacheloropleiding bestuurskunde bestaat uit drie studiejaren, waarin per jaar een bepaald opleidingsdoel wordt gerealiseerd. Studiejaar 1 Oriëntatie en basiskennis Het eerste studiejaar staat in het teken van het verwerven van basiskennis, zowel op het gebied van de bestuurskunde als de 'ondersteunende disciplines'. De kennis van de werking en inrichting van het openbaar bestuur in relatie tot haar omgeving staat centraal in 'Meer dan overheid en Markt', 'Visies op het openbaar bestuur', 'kernthema's van bestuur en organisatie', en 'Openbaar bestuur en maatschappij'. Tevens is een cursus gewijd aan 'Lokale politiek en lokaal bestuur'. Cursussen die vanuit ondersteunende disciplines belangrijk zijn, zijn 'Filosofie' en 'Recht'. Hier naast worden studenten geoefend in communicatieve en onderzoeksvaardigheden. In de tweede helft van dit eerste studiejaar worden de cursussen ingebed in een integratieprogramma waarin het kenmerkende van het Nederlandse politiek-bestuurlijke stelsel centraal staat, namelijk het poldermodel. Studiejaar 2 Verdieping In het tweede studiejaar worden de kennis en vaardigheden die in het eerste jaar zijn opgebouwd verder uitgebouwd. Het openbaar bestuur en de kennis daarover worden in een Europese en een zich globaliserende context geplaatst. In de verschillende cursussen komt aan de orde in hoeverre ontwikkelingen daarin van invloed zijn op het management, het beleid en de politieke aspecten van het openbaar bestuur, alsmede op de problemen die zich voordoen als het besturen
minder autonoom en meer in netwerken plaatsvindt. Hiernaast wordt ingegaan op de ontwikkelingen binnen de bestuurskunde en komen de belangrijke bestuurskundige theorieën aan de orde. Vanuit de ondersteunende disciplines wordt de cursus 'Economie' en ‘Openbare financiën’aangeboden en de onderzoeksvaardigheden worden verder uitgebouwd met kennis over kwalitatieve onderzoeksmethoden, beleidsonderzoek en inductieve statistiek. Studiejaar 3 Verbreding en toepassing In het derde studiejaar wordt de nadruk gelegd op de vergelijkende bestuurskunde. Er wordt verder aandacht besteed aan de verschillende fases van de beleidscyclus, aan de informatisering van het openbaar bestuur en aan vraagstukken verband houdend met staats- en bestuursrecht. Op basis van deze kennis moeten studenten in staat zijn om organisaties te adviseren. De kennis van methoden en technieken wordt verder uitgebouwd, onder andere door verklarende statistiek. In de tweede helft van dit studiejaar wordt de bachelorsfase afgesloten door de opgedane kennis en vaardigheden toe te passen. Dit gebeurt in de stage en het project dat tot afsluiting van de bachelorsfase dient. De master Bestuurskunde Nadat de bachelorsfase is voltooid kunnen studenten zich in het vierde jaar verder specialiseren in de bestuurskunde. Deze master Bestuurskunde is een wetenschappelijke en op de praktijk georiënteerde verdieping in de bestuurskunde. In vergelijking met de bacheloropleiding is de masteropleiding gespecialiseerder en sterker gericht op verdieping van de kennis en op het in brede zin verder trainen van studenten in de academische vaardigheden van het vak als geheel. Afhankelijk van de voorkeuren en interesse van de student kan hij of zij zich specialiseren in Bestuurlijk juridische richting, Publiek management dan wel Bestuurswetenschap. De master Bestuurskunde heeft een gemeenschappelijk programma waarin klassieke bestuurskundige thema's, bestuurlijke ethiek en onderzoeksmethoden centraal staan. Hierna vindt differentiatie en specialisatie plaats. De specialisatie in 'Publiek Management' is gericht op 'practitioners', studenten die in de toekomst in het openbaar bestuur in brede zin werkzaam willen zijn. Het doel is hieraan gerelateerd en deze masters richt zich op het verwerven van op die praktijk gerichte vaardigheden, overigens met inbegrip van op de bestuurswetenschappen georiënteerd reflexief vermogen. Het laatste betreft zowel het persoonlijk functioneren als de ontwikkeling van het openbaar bestuur. 'Bestuurswetenschap' is bestemd voor studenten die meer (afstandelijke) kennis van en inzicht in het openbaar bestuur en de bestuurskunde willen, met het oog op een mogelijke carrière als organisatie of beleidsadviseur, dan wel zich vooral met onderzoek naar of ten behoeve van het openbaar bestuur willen bezighouden. Bij dit laatste gaat het zowel om het meer wetenschappelijke onderzoek (bijvoorbeeld als AiO) als het meer toegepaste organisatie en beleidsonderzoek in opdracht van/ten behoeve van het openbaar bestuur. Het doel van deze variant is gericht op het ontwikkelen van 'wetenschappelijk inzicht', 'onderzoeksvaardigheden''kritisch reflectie', en 'kennis van ontwikkelingen in het openbaar bestuur en in de bestuurskunde'. Werkvormen, toetsingsvormen en evaluatieprocedures In de bacheloropleiding bestuurskunde wordt gewerkt met traditionele en moderne onderwijsvormen. 'Traditioneel' zijn vakken die bestaan uit zelfstandige literatuurstudie met ondersteunende hoorcolleges. Toetsing vindt in dat geval plaats door middel van een schriftelijk tentamen met open vragen. 'Modern' zijn vakken waarin activerende werkvormen worden gehanteerd. Het is kleinschalig, taakgericht onderwijs, waarin studenten individueel en gezamenlijk studieopdrachten en oefeningen voorbereiden, uitvoeren en nabespreken. Veelal bestaat de toetsing uit logboekverslagen, werkstukken en een schriftelijke toets.
Het HBO-instroomprogramma In het academisch jaar 2002-2003 volgen Hbo-instromers Bestuurskunde eerst een overbruggingsjaar waarna zij kunnen instromen in de reguliere Master. Dit jaar is bedoeld om de studenten een goede inhoudelijke voorbereiding te bieden om zich te kunnen voorbereiden op de Master. Het cursorisch onderwijs bestaat daarom alleen uit bestuurskundige cursussen. In principe is dit het standaard overbruggingsjaar voor Hbo-studenten. Heeft een student(e) echter erg weinig voorkennis of heeft hij/zij juist een zeer goed aansluitende vooropleiding, dan kan het nodig zijn dat het programma enigszins wordt aangepast (bijvoorbeeld door het verlenen van vrijstellingen). Voor maatwerk dienen de Hbo-instromers dan ook contact op te nemen met de studieadviseur. Studievereniging BOW BOW is de studievereniging van studenten bestuurskunde. Voor studenten die deze opleiding hebben gekozen wil BOW de onderlinge contacten bevorderen en hun belangen behartigen. De vereniging organiseert studiegerichte activiteiten, waaronder excursies, lezingen, workshops en stagevoorlichting. Hiernaast is ook de gezelligheid van belang (borrels, feesten, e.d.). Het lidmaatschap van BOW kost € 7,50 per collegejaar en € 22,50 voor meerdere jaren (de gehele studie). Nieuwe (actieve) leden zijn van harte welkom! Bezoekadres: Thomas van Aquinostraat 5.1.11 Postadres: Postbus 9108, 6500 HK Nijmegen.Tel: 024-3611939
Politicologie Politicologie in Nijmegen Het vakgebied in vogelvlucht Politicologie is de studie naar de manieren waarop groepen individuen gemeenschappelijke problemen waarvoor geen standaardprocedures of regels bestaan proberen op te lossen. Dergelijke problemen zijn 'politieke' problemen, ter onderscheiding van voor de politicoloog minder interessante 'administratieve' problemen. Werknemers die ten gevolge van een faillissement van het bedrijf waarvoor ze werkten worden ontslagen hebben zonder meer problemen, maar dergelijke problemen zijn voor de politicoloog niet interessant zolang het oplossen van die problemen niet meer vergt dan het toepassen van standaardprocedures (b.v. inschrijven bij het Arbeidsbureau) en de betrokkenen bereid zijn zich aan die standaardprocedures te houden. Zodra echter aan deze laatste voorwaarde niet meer wordt voldaan de ontslagenen verzetten zich door middel van 'ludieke' dan wel 'harde' acties tegen hun ontslag dan wordt het voor de politicoloog interessant. De Tweede Kamer is voortdurend bezig met het bedenken van regels voor problemen waarvoor die regels nog ontbreken (misschien wel de voornaamste reden waarom de verbinding tussen politicologie en 'de' politiek zo snel wordt gelegd). Toch is het niet zo dat de politicologie louter neerkomt op de studie van 'de' politiek het politieke bedrijf zoals dat zich afspeelt in de Tweede Kamer en andere politieke organen. Daarnaast betreft de politicologie in het bijzonder de studie naar de voorwaarden die bepalen of die groepen van individuen er ook daadwerkelijk in slagen de gemeenschappelijke problemen op te lossen. Dat is namelijk niet vanzelfsprekend. Het besef een gemeenschappelijk belang te hebben leidt niet spontaan tot samenwerking en gezamenlijke actie. De politicologie bestudeert de voorwaarden waaronder collectieve actie mogelijk is. Dit blijkt samen te hangen met de omvang van de groep en de bestaande machtsverschillen. Daarmee zijn we aangeland bij wat in de ogen van politicologen onmisbaar is voor een goed begrip van het verloop van deze collectieve besluitvormingsprocessen, namelijk de rol die macht en invloed daarin spelen. De machtsverhoudingen tussen de leden van de groep bepalen of er oplossingen voor gemeenschappelijke problemen gevonden worden en wat voor soort oplossingen dat zijn.
Voor een goed begrip van de beslissingen die een kabinet neemt op het gebied van de milieuwetgeving is het niet voldoende om de institutionele context te kennen in dit geval: Op wat voor manier vergadert het kabinet? Wordt er gestemd of streeft men naar consensus? Hoe leidt de premier de vergadering? naast de standpunten en argumenten van de betrokken ministers. Men zal ook moeten weten hoe de machtsverhoudingen binnen het kabinet liggen. Wat is de positie van de minister van Economische Zaken tegenover de minister van VROM? Hoe is hun verhouding tot de Minister-president? Dit gaat ook op voor beslissingen die in de Raad van Bestuur van een onderneming worden genomen en ook voor die van een College van Bestuur van een universiteit. In het algemeen geldt de regel dat, hoe machtiger een deelnemer aan het besluitvormingsproces is, hoe minder de kwaliteit van zijn argumenten ertoe doet. Machtsrelaties (ofwel invloedsrelaties het is de vraag of 'macht' en 'invloed' wel zinvol onderscheiden kunnen worden) zijn psychologische relaties. Er is sprake van een machtsrelatie tussen twee individuen wanneer het ene individu zich anders gedraagt dan het in eerste aanleg zou hebben gedaan, in de verwachting zo bij het andere individu in een goed blaadje te komen staan, of diens woede te voorkomen. Een liefdesrelatie is in deze zin wel het fraaiste voorbeeld van een machtsrelatie al houden politicologen zich verder niet bezig met liefdesrelaties, tenzij deze effecten hebben op collectieve besluitvormingsprocessen (de affaire van Bill Clinton met Monica Lewinsky is natuurlijk een voorbeeld van het laatste; velen hebben de relatie gelegd tussen de Amerikaanse bombardementen in de zomer van 1998 van doelen in Soedan en in Afghanistan en de problemen waarin de President was geraakt als gevolg van zijn amoureuze avonturen. Andere bekende voorbeelden uit het verleden zijn de verhoudingen tussen tsarina Catharina de Grote en graaf Potemkin en die tussen Elizabeth I en Robert Dudley, graaf van Leicester). Dat een liefdesrelatie een prachtig voorbeeld is van een machtsrelatie, klinkt natuurlijk 'mooi' (al kunnen liefdesrelaties ons ook tot wanhoop brengen), maar toch is in laatste instantie de dreiging met geweld de belangrijkste machtsbron. Dit geldt zowel voor de internationale politiek als de nationale politiek. Dit verklaart tevens waarom vele politicologen zich bij hun onderzoekingen bijna als vanzelf richten op de staat (of de overheid) en het openbaar bestuur. De staat beschikt gewoonlijk over een aanzienlijk overwicht aan geweldsmiddelen (in de vorm van een politieen een legermacht) tegenover de bevolking die op zijn grondgebied leeft. Voortdurend zullen groepen individuen trachten het geweldsoverwicht van de staat in te zetten om de door hen gevonden oplossingen voor hun gemeenschappelijke problemen aan anderen op te leggen. Het gaat overigens nadrukkelijk om de dreiging met geweld. Wanneer één van de partijen er daadwerkelijk toe over gaat geweld te gebruiken om zijn of haar zin te krijgen, dan houdt de machtsrelatie althans voor het moment op te bestaan. Twee voorbeelden uit de internationale politiek kunnen dit laatste punt verhelderen. Dat de Verenigde Staten voor de bevrijding van Koeweit daadwerkelijk geweld moesten gebruiken, is tekenend voor de zwakke machtspositie van de Verenigde Staten toentertijd. Dat Groot-Brittannië in de vorige eeuw conflicten in verre vreemde landen kon beslechten door het sturen van een kanonneerbootje, tekent hoe groot het Britse machtsoverwicht toen was. Een voorbeeld uit de nationale politiek is wanneer de overheid moet overgaan tot het plegen van geweld tegen burgers die genomen politieke besluiten niet wensen uit te voeren: denk aan boeren die zich verzetten tegen het ruimen van vee of actievoerders die zich vastketenen aan treinrails om een transport van giftige stoffen te voorkomen. Om misverstanden te voorkomen: na het daadwerkelijk gebruik opnieuw een machtsrelatie tussen de betrokkenen ontstaan.
van
geweld
kan
Samenvattend: politicologen houden zich bezig met de studie van de manieren waarop groepen van individuen gemeenschappelijke problemen waarvoor geen regels bestaan, proberen op te lossen. Zij zijn daarbij in het bijzonder geïnteresseerd in machtsverhoudingen, aangezien macht een cruciale rol speelt bij het oplossen van dergelijke problemen. In Nijmegen hanteren we dus een brede definitie van de politicologie, ter onderscheiding van de zogenaamde 'smalle definitie', waar in de politicologie beperkt wordt tot de studie van 'politieke verschijnselen, met name van de partijpolitiek en van de werking van het openbaar bestuur' (vgl. de 'dikke' Van Dale). Politicologie beperkt zich dus niet tot de bestudering van 'de'(Haagse)politiek. Politieke problemen en politieke processen spelen overal waar groepen individuen met elkaar te maken hebben en op alle niveaus. In de visie van de Nijmeegse bachelor- en masteropleidingen zijn beleid, bestuur, organisatie en management onlosmakelijk verbonden met politiek. Niet alleen omdat bestuur, beleid, management en organisatievormen niet los kunnen worden gezien van de politiek-maatschappelijke context waarin zij gestalte krijgen, maar ook en vooral omdat de totstandkoming van beleid en de praktijk van bestuur en management altijd gepaard gaan met processen van machtsvorming. De opleiding besteedt daarbij in het bijzonder aandacht aan de gevolgen van de internationalisering van maatschappij, politiek en economie, zoals deze zich manifesteert op alle beleidsniveaus (internationaal, nationaal, regionaal en lokaal). De plaats van de opleiding in de Faculteit der Managementwetenschappen is vanuit deze visie min of meer vanzelfsprekend. Aan de ene kant, omdat naast politicologie in deze faculteit vakgebieden zijn ondergebracht die qua theoretische uitgangspunten veel met politicologie gemeen hebben en die, doordat zij beleid, bestuur, organisatie en management in al hun uiteenlopende verschijningsvormen onderzoeken, vele raakvlakken met politicologie hebben. Aan de andere kant, omdat die vakgebieden in hun onderzoek en bij hun interventies onvermijdelijk stuiten op de processen van besluitvorming en machtsvorming, die weer het object vormen van de politicologie. De bijdrage van politicologie is dan vooral gelegen in de eigen manier van wetenschappelijk denken gericht op besluitvorming en macht op ieder van de vier genoemde beleidsniveaus. Profiel van de bacheloropleiding Nederland kent vier universiteiten met een volwaardige opleiding politicologie: de Universiteit van Amsterdam, de Rijksuniversiteit te Leiden, de Vrije Universiteit en de Katholieke Universiteit Nijmegen. De Nijmeegse bacheloropleiding politicologie onderscheidt zich van de overige drie opleidingen allereerst door haar plaats binnen de Faculteit der Managementwetenschappen. Het gedeeltelijk gemeenschappelijke eerste semester van het eerste jaar, het interdisciplinaire karakter van de integratiemodules en de semesterthema's in alle jaren en het facultaire aanbod aan keuzevakken bieden de Nijmeegse bachelorstudenten politicologie een gerichtheid op politiek, beleid, bestuur en management die uniek is voor Nederland. Zo kennen alle semesters, naast vakken die een brede oriëntatie bieden op de politicologie, semesterthema's die studenten de mogelijkheid bieden hun politicologische kennis toe te passen in nauw contact met bijvoorbeeld economieen bestuurskundestudenten. In de integratiemodules worden de theoretische grondslagen die politicologie deelt met andere wetenschappelijke disciplines in hun onderlinge samenhang onderwezen in de vorm van kleinschalig en activerend onderwijs. De opbouw van het curriculum van de bacheloropleiding politicologie is steeds zo, dat de politicologische vakken inhoudelijk direct aansluiten bij de semesterthema's. Zo is 'het poldermodel' het thema van het tweede semester van het eerste jaar en in dat semester volgen studenten dan de politicologische vakken 'Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief' en 'Lokale politiek en lokaal bestuur'. Een ander voorbeeld is het tweede semester van het tweede jaar, waarvan het thema 'International governance'(Internationaal bestuur) is. In dat semester volgen studenten vakken als 'Leer der internationale betrekkingen' en 'Geschiedenis van de internationale betrekkingen'.
De Nijmeegse bacheloropleiding onderscheidt zich ook doordat studenten disciplinaire vakken volgen op de drie hoofdterreinen die binnen de 'brede' politicologie een belangrijke rol spelen: 1 De Politieke Theorie of Politieke Filosofie houdt zich in het bijzonder bezig met de vraag of de manieren waarop gemeenschappelijke politieke problemen worden opgelost en de oplossingen zelf, vallen te verenigen met fundamentele normatieve principes als vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, rationaliteit en ideeën over 'de goede samenleving'. 2 De Vergelijkende Politicologie of de studie van Nationale Politieke Stelsels richt zich in het bijzonder op de vraag hoe collectieve besluitvormingsprocessen verlopen in nationale systemen, dat wil zeggen, hiërarchische systemen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van een overheid die in staat is, desnoods met geweld, bepaalde oplossingen van gemeenschappelijke problemen aan de leden van het systeem op te leggen. 3 De studie van de Internationale Betrekkingen houdt zich bezig met collectieve besluitvormingsprocessen in het internationale systeem, een anarchistisch systeem dat zich juist kenmerkt door het ontbreken van een overheid die in staat is, desnoods met geweld, bepaalde oplossingen voor gemeenschappelijke problemen aan de leden van het systeem op te leggen. De laatste jaren vindt een toenadering plaats tussen de sub-disciplines als gevolg van twee ontwikkelingen: enerzijds het succes van de Europese Unie, anderzijds de toenemende internationalisering en globalisering (onder andere ten gevolge van de revolutie in communicatiemiddelen). Beide ontwikkelingen lijken zowel de beleidsruimte van nationale staten in te perken als de waarde van hun geweldsmonopolie te verminderen. Op deze manier vervaagt het onderscheid tussen nationale systemen en het internationale systeem en ontstaan er allerlei nieuwe normatieve kwesties. De Nijmeegse bacheloropleiding politicologie is dus bijzonder goed toegerust om veel aandacht te besteden aan deze belangrijke ontwikkelingen. Masteropleiding In masteropleiding politicologie staat een verdere verdieping van het vakgebied voorop. De drie subdisciplines die in de Nijmeegse bacheloropleiding vertegenwoordigd zijn (Politieke theorie, Leer der internationale betrekkingen, Vergelijkende politicologie/Nationale politieke stelsels) vormen in samenhang met elkaar het hart van de masteropleiding politicologie. In vergelijking met de bacheloropleiding is de masteropleiding gespecialiseerder en sterker gericht op verdieping van de kennis en op het in brede zin verder trainen van studenten in de academische vaardigheden van het vak als geheel. De master start met een kentheoretisch georiënteerde cursus, die criteria aanreikt op grond waarvan een oordeel zou kunnen worden geveld over de geldigheid van verschillende standpunten in debatten in de politicologie. Vervolgens bestuderen studenten klassieke teksten op het terrein van de politicologie die tot de basiskennis van een master behoren. Daarna richten de studenten zich op de moderne klassieke debatten die van wezenlijk belang zijn geweest voor de ontwikkeling van de politicologie en haar subdisciplines. Deze cursussen 'Klassieken' geven een stevige en noodzakelijke grondslag om de contemporaine debatten goed te kunnen doorgronden en te beoordelen. In een aantal cursussen zal de huidige stand van zaken op enkele politicologische deelterreinen aan de orde komen. Dit gebeurt niet alleen door een aantal belangrijke boeken en artikelen uit toptijdschriften te lezen, maar bijvoorbeeld ook door binnen de cursussen ruimte te reserveren voor onderdelen die gericht zijn op het leren doen van theoretisch gestuurd (empirisch) onderzoek. Direct hieraan wordt een cursus 'Voorbereiding thesis' gekoppeld, waarin een theoretisch interessante en relevante probleemstelling voor de thesis wordt ontwikkeld. Tenslotte schrijft men de master's thesis. Bij de cursus 'Hedendaagse debatten', de cursus 'Voorbereiding thesis' en de thesis is er ruimte voor inhoudelijke differentiatie naar de vertegenwoordigde subdisciplines. Men zou kunnen zeggen dat het gehele curriculum toewerkt naar de ontwikkeling van een probleemstelling voor de master-thesis. Tijdens het schrijven van de thesis komen de studenten één maal per week bijeen voor het
seminar. Hier presenteert men zijn of haar werk, rapporteert men over de voortgang van de thesis en debatteert men over de wetenschaps-theoretische en wetenschapsfilosofische kwesties die van belang zijn voor de reflectie op de politicologie als wetenschap en voor de theses die op dat moment geschreven worden. Iedere cursus of module is als workshop of seminar georganiseerd, waarbij de masters-in-spe, na intensieve bestudering en actieve verwerking van de politicologische literatuur, onderling en met de begeleidende docent(en) in gesprek gaan over de geldigheid van verschillende standpunten in debatten in de politicologie. Eindtermen van de bacheloropleiding Studenten zijn aan het einde van de bachelor's fase in staat tot het: • Hanteren van de centrale theorieën, begrippen en benaderingen op het terrein van de politieke theorie, i.h.b. het beschrijven en verklaren van de normatieve grondslagen van de politiek; • Hanteren van de centrale theorieën en begrippen op het terrein van de vergelijkende politicologie, i.h.b. het beschrijven en verklaren van nationale politieke stelsels in hun maatschappelijke context met een accent op de werking van politieke instituties, de totstandkoming van beleid en de beleidsresultaten; • Hanteren van de centrale theorieën en begrippen op het terrein van de leer der internationale betrekkingen, i.h.b. de ontwikkeling van het statensysteem; • Beschrijven en verklaren van politieke veranderingen, het Nederlandse politieke bestel, de relatie tussen politiek en openbaar bestuur, de relatie tussen politiek en beleid, de politieke stromingen in de twintigste en eenentwintigste eeuw en de relatie tussen politiek en economie; • Beschrijven en verklaren van de relatie tussen staat en markt in de internationale betrekkingen, de rol van internationale organisaties in de internationale politiek, macht en politieke besluitvorming in nationaal en internationaal (met name Europees) perspectief, de politieke aspecten van het proces van Europese eenwording, de aard van de structuur van het internationale systeem en de mogelijkheden voor internationale samenwerking en de politieke gevolgen van de globalisering van de internationale arbeidsdeling; • Analyseren van lokale, regionale, nationale en internationale politieke verschijnselen en veranderingen op deze niveaus met behulp van centrale politicologische begrippen als politiek, macht, besluitvorming, staat en beleid; • Reconstrueren van processen van politieke besluitvorming en uitvoeringsprocedures; • Beschrijven en verklaren van de rol van diverse actoren in de nationale politieke stelsels, in het bijzonder het Nederlandse politieke bestel; • Beschrijven en verklaren van het gedrag van staten in het internationale systeem; • Het analyseren van de internationale samenwerking in het kader van het proces van de West-Europese samenwerking; • Doorzien van de consequenties van de verschillende vooronderstellingen voor politicologische theorievorming; • Doorzien van de consequenties van de theoretische en empirische vooronderstellingen in politicologisch onderzoek; • Herkennen van en kritisch nadenken over de wetenschapstheoretische uitgangspunten in politieke analyses en beleidsvoorstellen; • Het plaatsen van recent politicologisch onderzoek in het kader van de (historische) ontwikkeling van de politicologie; • Zelfstandig formuleren van een voor de politicologie relevant probleem dat nader onderzoek verdient; • Beschrijven van de wijze waarop een oplossing voor dit probleem gevonden kan worden, inclusief het bedenken van een onderzoeksdesign, de formulering van hypotheses en de wijze waarop de data vergaard en geanalyseerd moeten worden; • Maken van een (voorlopige) opzet van een onderzoeksverslag; • Het uitvoeren van een (beperkt) theoretisch gestuurd onderzoek met behulp van de zelfstandig geformuleerde probleemstelling; • Het schrijven van een onderzoeksrapport waarin de voor politicologische theorievorming relevante conclusies worden uiteengezet;
• Werken met recente politicologische databestanden; • Het toepassen van statistische procedures; • Evalueren van onderzoeksverslagen; • Samenwerken met medestudenten in taakgerichte groepen. Zij nemen in deze groepen verschillende rollen in en stellen hun handelen daarop af; • Vergaderen op effectieve en efficiënte wijze, notuleren en bewaken van de follow-up van afspraken; • Het presenteren (schriftelijk en mondeling) van resultaten van politicologisch onderzoek; • Het communiceren naar uiteenlopende doelgroepen van politicologisch onderzoek • Innemen en verantwoorden van de eigen positie ten aanzien van politieke ontwikkelingen en problemen. Hoofdlijnen van het curriculum Het onderstaande overzicht toont het politicologieprogramma in de bacheloropleiding. De onderdelen in de grijze cellen vormen tezamen het integratieprogramma. Meer informatie is verkrijgbaar via Internet: www.nsm.kun.nl Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt (MOM 1) Visies op de politiek (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Inleiding in de politicologie Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: National governance: het poldermodel National governance; het poldermodel (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: national governance Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief Lokale politiek en lokaal bestuur Inleiding recht Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: European governance; Nederland in Europa – Europa in Nederland European governance (integratiemodule) Inductieve statistiek / beleidsonderzoek (Methodologie 3) Project: european governance Politieke stromingen van de 20e eeuw Politieke aspecten van de West-Europese samenwerking Gebonden keuzevak, keuze uit: • Openbare financiën • Internationale economische betrekkingen I Keuzevak Jaar 2, semester 2: International governance International governance (integratiemodule) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 4) Project: international governance Leer der Internationale betrekkingen Internationale organisaties Geschiedenis internationale betrekkingen Macro-economie I Jaar 3, semester 1: Comparative governance; economische, bestuurlijke en politieke stelsels in vergelijkend perspectief
stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3
4,3
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
Comparative governance (integratiemodule) Verklarende statistiek (Methodologie 5) Project: comparative governance Nationale politieke stelsels Benaderingen van de politiek Gebonden keuzevak, keuze uit: • Institutionele economie • Economische integratie in theorie en praktijk Keuzevak Jaar 3, semester 2 Politieke filosofie (integratiemodule) Stage Project: politicologie Keuzevak Keuzevak
3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3
4,3
3 3 9 3 3
4,3 4,3 12,9 4,3 4,3
Het HBO-instroomprogramma Het programma gaat uit van Hbo-studenten met een relevante vooropleiding, bijvoorbeeld Academie voor Journalistiek of Geschiedenis. De Hbo-studenten volgen eerst een overbruggingsjaar (om de benodigde vakinhoudelijke kennis op te doen) en stromen daarna in in de reguliere master. In dit overbruggingsjaar volgen zij één overbruggingssemester en één bestaand semester, waarbij de keuzeruimte benut wordt om politicologische cursussen te volgen. Bij zeer goed aansluitende vooropleidingen kunnen studenten vrijstellingsverzoeken indienen bij de examencommissie. Overleg van tevoren met de studieadviseur wordt in dat geval aanbevolen. Na het behalen van de 42 stp (54,6 ECTS)in het overbruggingsjaar, kunnen de studenten instromen in het reguliere master-programma.
Sociale geografie en planologie Sociale geografie en planologie in Nijmegen De opleidingen Sociale Geografie en Planologie zijn aan de KU Nijmegen gevestigd vanaf 1958 respectievelijk 1962. Vele veranderingen hebben zich sedertdien voorgedaan. Met ingang van september 2000, is door een landelijke herindeling van disciplines de naam van de opleidingen veranderd. De twee voorheen zelfstandige opleidingen Sociale Geografie en Planologie zijn toen verenigd tot één opleiding die nu de naam Sociale Geografie en Planologie draagt. De herindeling en daarop volgende naamsverandering betekent niet dat de afzonderlijke studies Sociale geografie en Planologie verdwijnen. Het blijft mogelijk zich, overigens net als op andere universiteiten, in Nijmegen te bekwamen als sociaal geograaf of planoloog door binnen de opleiding Sociale Geografie en Planologie te kiezen voor de studierichting Sociale Geografie of de studierichting Planologie. Belangrijker dan de naamsveranderingen is dat het samengaan in één opleiding, wederom net als elders, wel gevolgen heeft voor het studieprogramma. Meer dan vroeger worden onderdelen gemeenschappelijk gevolgd door studenten Sociale Geografie en Planologie. De vakgebieden in vogelvlucht Sociale Geografie Sociale Geografie is een onderdeel van wat men vroeger ook wel aardrijkskunde noemde. De aardrijkskunde houdt zich zoals de naam al zegt bezig met het bestuderen van alle verschijnselen op en om het aardoppervlak. Dat zijn aan de ene kant dingen als bodem, water, lucht, levende natuur (fauna en flora), en allerlei landschapsvormen (gebergtes, dalen, vlakten, kusten, eilanden etc.) en aan de andere kant mensen, culturen, steden, dorpen, platteland, menselijke levensvormen en menselijke activiteiten. De eerstgenoemde aspecten worden ook wel samengevat onder het begrip fysische geografie Die laatstgenoemde aspecten hebben betrekking op de mens en zijn activiteiten op deze aarde en worden vaak samengevat onder het begrip sociale geografie. De
sociale geografie houdt zich dus bezig met de cultuurwetenschappelijke kant van al die op en rond het aardoppervlak voorkomende (door de mens gemaakte) verschijnselen. Dit onderdeel van de aardrijkskunde (geografie) omvat daarom ook vakken als bevolkingsgeografie, economische geografie, nederzettingsgeografie en stadsgeografie, geografie van het landelijk gebied (rurale geografie), politieke geografie, ontwikkelingsgeografie, etc. In deze vakken worden onderdelen van aanpalende disciplines zoals economie, sociologie, psychologie, politicologie, volkenkunde etc. bijeengebracht en met elkaar in verband gebracht. Zowel de fysische geografie als ook de sociale geografie houden zich vereenvoudigd uitgedrukt bezig met het beschrijven, verklaren en begrijpen van de (ruimtelijke) spreidingspatronen van al die natuurlijke en culturele verschijnselen op en rond het aardoppervlak. Als zodanig is de aardrijkskunde of geografie een eeuwenoude wetenschap met een lange traditie. In de loop der eeuwen is er echter ook een heleboel veranderd. Zo hebben vooral in deze eeuw de fysische en sociale geografie zich steeds meer onafhankelijk van elkaar ontwikkeld. De sociale geografie en de fysische geografie zijn nu dan ook veelal twee volledig gescheiden studierichtingen. De sociale geografie is zich steeds meer gaan toeleggen op het verklaren van de wijze waarop de mens met zijn omgeving omgaat oftewel de wijze waarop de mens de ruimte om zich heen inricht en gebruikt. Op basis van deze kennis begon ze ook al snel voorstellen te doen, hoe men de ruimte of de omgeving beter in kon richten. De sociale geografie bestudeert dus met name het ruimtelijk gedrag van mensen, bedrijven en organisaties. De ruimte in al zijn facetten en geledingen: als fysieke ruimte, als culturele ruimte, als beleefde ruimte, als sociale ruimte, maar ook ruimte als ordeningsprincipe voor het menselijk handelen, speelt daarbij een centrale rol. Binnen de moderne maatschappij, waarin wij leven neemt 'ruimte' en ook het conflict rondom de verschillende aanspraken op ruimte een steeds belangrijkere plaats in. Een enkele blik op de nieuwsmedia laat zien, dat de omgang van mens en maatschappij met de schaarse ruimte nu al en binnenkort in nog sterkere mate één van de 'hot spots' is, waar bepaald gaat worden hoe de samenleving er in de naaste en verre toekomst uit zal gaan zien. De sociale geografie bevindt zich als wetenschappelijke discipline dan ook meer dan ooit in het brandpunt van een aantal centrale en uiterst spannende ontwikkelingstendensen. Te denken is bij voorbeeld aan processen als Europese integratie en mondialisering (met parallel daaraan het opnieuw opleven van regio's), verschuivingen in de internationale arbeidsdeling, duurzame (regionale) ontwikkeling, vermarkting van steden en regio's, verstedelijking van het platteland, problematiek van grote steden, migratie en mobiliteit, de ontwikkeling van de omgang met natuur en natuurlijke hulpbronnen en ga zo maar door. De sociale geografie houdt zich vooral bezig met het beschrijven, analyseren en verklaren van het ruimtelijk gedrag van mensen, bedrijven en organisaties. Ze laat zich daarbij expliciet leiden door de actuele maatschappelijke problemen. De moderne sociale geografie is dan ook een geëngageerde wetenschap, die de kennis ter beschikking en ter discussie stelt, op basis waarvan bijvoorbeeld beleidsmakers gezamenlijk met alle relevante actoren oplossingen kunnen ontwerpen en implementeren. Zij beperkt zich daarbij niet tot één ruimtelijk schaalniveau, b.v. die van de stad, regio, of natie, maar onderzoekt het ruimtelijk gedrag van mensen, bedrijven en organisaties juist in samenhang met ontwikkelingen en invloeden op andere schaalniveaus en op andere plaatsen, zowel binnen de westerse wereld als ook b.v. in ontwikkelingslanden. De sociale geografie is een subdiscipline van de geografie en zet daarmee de eeuwenoude traditie van geografiebeoefening voort. Desalniettemin is de sociale geografie een vrij jonge en dynamische wetenschap. Hoewel ze dus als een specialisering binnen deze traditie opgevat kan worden heeft ze het voor de geografie als geheel zo kenmerkende 'multi-disciplinaire' karakter behouden. Sociale geografie is dan ook een typische integratieve wetenschap. De sociale geografie is een uitstekend uitgangspunt voor de integratie van kennis uit verschillende buurdisciplines zoals sociologie, economie, psychologie, politicologie, bestuurs- en bedrijfskunde, antropologie, en tot op zekere hoogte
ook biologie, geologie, klimatologie etc.. En het is deze integratieve kennis waaraan in onze complexe maatschappij toenemend behoefte bestaat. Planologie Planologen willen bijdragen aan het oplossen van sociaalruimtelijke problemen. Daartoe analyseren ze sociaal-ruimtelijke structuren en processen. Niet als doel op zich maar om sociaalruimtelijke problemen op te sporen. Ze richten zich op de maatschappelijke processen, organisatorische en functionele veranderingen die gevolgen hebben voor de ruimtelijke structuur van stad en land en de sociaalruimtelijke problemen die daaruit voortvloeien. Problemen die zich hier en nu voordoen maar vooral ook problemen die in de toekomst zouden kunnen ontstaan. Want de planoloog wil vooruitzien en anticiperen op ontwikkelingen en problemen. Sociaal-ruimtelijke problemen hebben altijd te maken met spanningsverhoudingen tussen activiteiten en gedragingen van actoren en de ruimte (omgeving) waarin die activiteiten en gedragingen zich afspelen. Het kan simpel gaan om een tekort aan ruimte voor groeiende activiteiten. Bijvoorbeeld een tekort aan ruimte voor de groeiende vraag naar woningen, kantoren e.d. Maar het kan ook gaan om het vinden van een geschikte locatie voor uiteenlopende activiteiten. Of om een stadsbuurt die in verval dreigt te raken. Maar ook om conflicterend gebruik van de ruimte. Bijvoorbeeld het complexe conflict van de uiteenlopende ruimteclaims op het Groene Hart van de Randstad: verdere verstedelijking (nieuwe locaties voor wonen en bedrijvigheid), doorsnijding met nieuwe infrastructuur, natuur en natuurontwikkeling (waaronder nieuwe watermilieu's), landbouw, tuinbouw, (kassenverplaatsing) recreatie en behoud waardevolle cultuurlandschappen. Kenmerkend voor sociaal-ruimtelijke problemen is dat er vrijwel altijd meerdere actoren met vaak tegenstrijdige belangen bij betrokken zijn. De analyse van sociaalruimtelijke structuren en processen is erop gericht problemen te onderkennen, inzicht te krijgen in de processen en factoren die ze veroorzaken en de vaak complexe probleemstructuur inclusief de betrokken actoren en hun belangen te doorgronden. Want de analyse moet een zo volledig mogelijk inzicht in de structuur van het sociaal-ruimtelijk probleem opleveren. Een onvolledige en onjuiste probleemdefinitie kan immers nooit tot een goede oplossing leiden. Planologen maken zich druk over de vraag hoe ze sociaalruimtelijke problemen het best kunnen oplossen. Ze volgen daartoe een min of meer systematische aanpak en noemen dat het planningproces. Lange tijd is daarbij een rationeelmechanistische werkwijze gevolgd. De gedachte is dat als je in een goede probleemanalyse de oorzaken van het op te lossen probleem hebt gevonden, je die oorzaken kunt wegnemen door het juiste beleid en de juiste beleidsinstrumenten te kiezen (een beleidstheorie te ontwikkelen) en daarmee het probleem op te lossen. Zoals een dokter na het stellen van een diagnose voor een therapie en medicinatie kiest. Maar planologen zijn er zich van bewust geworden dat bij complexe sociaalruimtelijke problemen een dergelijke aanpak vaak niet werkt. Op de eerste plaats omdat het inzicht in de processen en factoren die tot de problemen hebben geleid vaak te beperkt is en bijgevolg de effecten van beleid en beleidsinstrumenten vaak niet met zekerheid voorspeld kunnen worden. Op de tweede plaats, en dat is belangrijker, omdat de oplossing van en interventie in sociaal-ruimtelijke problemen verloopt via sturing van actoren die bij dat probleem betrokken zijn. Planningprocessen zijn daardoor, mede met het oog op maatschappelijk draagvlak en legitimiteit, veel meer maatschappelijke sturingsprocessen en veel minder alleen technisch-wetenschappelijke ontwerpprocessen geworden. Hoe je het planningproces inricht en hoe je tewerk gaat bij het vinden van een oplossing voor sociaal-ruimtelijke problemen wordt tegenwoordig veel meer afhankelijk gesteld van de omgevingskenmerken (contingentietheorie). De omgevingskenmerken die een rol spelen zijn bijvoorbeeld de aard, complexiteit en urgentie van het probleem, de betrokken actoren en belangen, de positie van de overheid ten opzichte van marktpartijen, ook bij de uitvoering van gekozen beleid, de maatschappelijke en politiekideologische tegenstellingen rond het probleem en dergelijke meer. De contingentiebenadering is in de planologie steeds meer de ingang voor de wijze van inrichting van het planningproces en de keuze van sturingsfilosofie, sturingsconcepten en sturingsinstrumenten.
De inrichting van het planningproces en het sturingsvraagstuk zijn zeer belangrijk maar in de praktijk van de planologie draait het toch om de inhoudelijke vraagstukken en de kwaliteit van de oplossingen die worden bedacht en gerealiseerd. Dus om de kwaliteit van het product dat uit het planningproces resulteert. Er moet uiteindelijk een ruimtelijke orde worden nagestreefd die op elk moment in de tijd voldoet aan functionele en kwaliteitsnormen die zijn terug te voeren op de klassieke doelstellingen van ruimtelijk beleid. Het gaat daarbij om een effectief en efficiënt functionerende ruimtelijke structuur, die de doeleinden van actoren in de samenleving op rechtvaardige wijze dient, hun activiteiten faciliteert en waarin ze zich welbevinden. Een en ander binnen grenzen van haalbaarheid, veiligheid en duurzaamheid. Het bijdragen aan een dergelijke ruimtelijke orde is het ultieme doel van de planologie. Eindtermen en profiel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie De studierichtingen Sociale Geografie en Planologie hebben een duidelijke missie geformuleerd. De algemene doelstelling van Sociale Geografie is studenten op te leiden tot wetenschappers die zich bezighouden met het op verschillende ruimtelijke schaalniveaus analyseren van het plaatsgebonden karakter van menselijke activiteiten en de daarmee samenhangende ruimtelijke ontwikkelingen in steden, regio's en landen. Planologie wil als wetenschappelijke beroepsopleiding studenten voorbereiden op actieve deelname aan ruimtelijke beleidsvoering op basis van een universitaire vorming, waarin ruime aandacht wordt geschonken aan theorie en methodologie voor zowel het analyseren van sociaal- en fysiek ruimtelijke probleemsituaties (met het oog op interventie) als voor het inrichten van beleidsprocessen, het ontwikkelen van ideeën en het ontwerpen van plannen en maatregelen dienaangaande. Planologie ziet het derhalve als haar taak studenten bij te staan in het verwerven van die wetenschappelijke kennis, inzichten en vaardigheden die nodig zijn om een prominente deskundige bijdrage te leveren aan het ruimtelijk beleid: een verantwoorde maatschappelijke besluitvorming over inrichting, ge bruik en beheer van onze leefomgeving, zowel in nationaal als in Europees verband. Het voornaamste verschil tussen beide opleidingen is een wetenschappelijkanalytische tegenover een wetenschappelijk-beleidsmatige oriëntatie. Gemeenschappelijk hebben beide de occupatie met de wisselwerking tussen menselijke activiteiten en de fysische en fysieke ruimte, de procesmatige ontwikkelingen daarin en de problemen die daar uit voortvloeien. Het verschil en de overeenkomst worden zichtbaar in de eindtermen en het profiel van de bacheloropleidingen Sociale Geografie en Planologie. De competenties en eindtermen worden vaak gedeeld en zijn soms meer specifiek voor een van beide. Zoals ze in deze gids zijn opgenomen spoort de formulering volledig met die van het Onderwijsen Examenreglement van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie. Competenties en eindtermen 1 Het vermogen om sociaal-geografische en/of planologische begrippen, benaderingswijzen en methoden te interpreteren en te beschrijven en hierover te discussiëren met vakgenoten. • Beschrijven en verklaren van sociaalruimtelijke processen en structuren in wisselwerking met relevante maatschappelijke processen en het sociaalruimtelijk handelen van individuen en instituties; • Beschrijven en verklaren van sectorale ontwikkelingen en ontwikkelingen op demografische, sociaal-culturele, economische, milieu en andere gebieden, voor zover relevant voor de te bestuderen ruimtelijke verschijnselen en problemen; • Beschrijven van de praktijk, inclusief wetgeving, met betrekking tot de ruimtelijke ordening in Nederland (planologen); • Beschrijven en verklaren van sociaalruimtelijke ontwikkeling en de interactie met relevante institutionele regimes en processen op verschillende schaalniveaus (sociaal-geografen);
• Beschrijven van de ontwikkeling van de wetenschap der planologie en haar stromingen, inclusief de maatschappelijke, filosofische en wetenschapstheoretische achtergronden (planologen); • Beschrijven van de ontwikkeling van de geografie en haar stromingen, inclusief de maatschappelijke, filosofische en wetenschapstheoretische achtergronden (sociaal-geografen). 2 Het vermogen om verschijnselen en problemen met betrekking tot de inrichting van de ruimte en het beleid dienaangaande te interpreteren, te verklaren en te evalueren met behulp van begrippen en benaderingswijzen uit de sociale geografie en de planologie. • Benoemen van problemen bij de inrichting en (sociale) structurering van de ruimte (waaronder ook milieuproblemen), alsmede het benoemen van de mogelijke en reeds in praktijk gebrachte oplossingen voor deze problemen op verschillende schaalniveaus in binnen- en buitenland; • Analyseren en beoordelen van de praktijk en de ruimtelijke en maatschappelijke gevolgen van ruimtelijke beleid in en buiten Nederland. 3 Het vermogen om sociaal-geografische en planologische benaderingswijzen te beoordelen op hun interne consistentie, empirische validiteit en kracht en mede hierdoor een bijdrage te leveren aan het voortgaande proces van theorievorming. • Vergelijken en relateren van verschillende theorieën m.b.t. sociaalruimtelijke structuren alsmede vormen van hun representatie en identiteit en daarvoor relevante sociaalwetenschappelijke theorieën (sociaal geografen); • Vergelijken en relateren van verschillende theorieën m.b.t. de publieke (collectieve) ruimtelijke beleidsvoering en planning op verschillende bestuurlijke niveaus (inclusief het supranationale niveau) inzake sociaalruimtelijke ontwikkelingen (planologen); • Onderzoeken van de betekenis van het handelen van individuen en instituties voor sociaalruimtelijke problemen en problemen van ruimtelijke inrichting. 4 Het vermogen om met gebruik van voor de sociale geografie en de planologie relevante theorieën, methoden en technieken zelfstandig en in teamverband een probleemstelling voor onderzoek te formuleren, informatie te selecteren, te verwerken en conclusies te formuleren en op waarde te schatten. 5 Het vermogen om mede op basis van onderzoek voorstellen te formuleren waarmee als zodanig ervaren concrete sociaalruimtelijke problemen kunnen worden opgelost met name door gebruik te maken van sociaalruimtelijke relevante theorie (geografie), van beleidstheorieën (geografen en planologen)en het toepassen van methodologieën en daarbij passende methoden en technieken voor planvorming en ruimtelijke beleidsvoering (planologen). 6 Het vermogen een bijdrage te leveren aan maatschappelijk afgewogen, breed gedragen en realiseerbaar ruimtelijk beleid. • Ontwerpen, vorming en realisering van ruimtelijk beleid in samenwerking met betrokkenen (planologen); • Integratie van ruimtelijk relevante maatregelen van verschillende aard in een samenhangend gebiedsgericht omgevingsbeleid (planologen en geografen); • Ex ante en ex post evaluatie van de gevolgen van het gevoerde beleid (geografen en planologen). 7 Het vermogen om professioneel en doelgericht samen te werken in uiteenlopende sociale verbanden (teams van deskundigen, maatschappelijk overleg en onderhandeling) met erkenning van een ieders belang, positie en waarden. 8 Het vermogen om op professionele wijze, schriftelijk en mondeling te communiceren met personen en groepen van uiteenlopende aard.
9 Sturen van de eigen sociale en intellectuele ontwikkeling om zich bewust van veranderende maatschappelijke omstandigheden, waarden en normen verder te profileren als een verantwoordelijk en academisch professional. • Verantwoorden van de eigen positie t.a.v. ruimtelijk relevante maatschappelijke ontwikkelingen en problemen; • In uiteenlopende situaties effectief kunnen handelen door inzichten, vaardigheden en een bepaalde attitude met elkaar te verbinden en hierop te kunnen reflecteren. Het profiel van de bacheloropleiding Sociale Geografie en Planologie Gedurende de zes semesters van de bacheloropleiding verdiepen studenten zich in de sociale geografie en de planologie. Het programma van het eerste semester (1.1) is grotendeels hetzelfde voor alle eerstejaarsstudenten binnen de faculteit. Niettemin maken studenten op verschillende manieren kennis met de inhoud en de benaderingswijze van de opleiding van hun keuze, en kunnen zij zich op de verschillende opleidingen oriënteren. Dit laatste doen zij tijdens semester 1.1 met name door het volgen van het vak "Inleiding in de planologie" respectievelijk "Inleiding in de sociale geografie". De thema's van de semesters 1.2-3.1 zijn voor beide studierichtingen grotendeels gezamenlijk. Binnen de gemeenschappelijke cursussen zal er echter steeds aandacht zijn voor de verschillende benaderingswijzen van sociaal geografen en planologen. Naast dit gezamenlijke onderwijs biedt elke opleiding ook 'eigen' onderwijs aan. Semester 3.2 is zo ingericht dat studenten in staat zijn vanuit hun eigen discipline het voorafgaande in samenhang te bezien en in de bachelor's thesis kunnen aantonen in staat te zijn tot een integratie van uiteenlopende inzichten en kenniselementen binnen een zelf gekozen thema. De semesterthema's zijn met veel zorg gekozen met het oog op het leerproces van de studenten van de twee betrokken vakgebieden. Bij het vaststellen van de thema's zijn twee dimensies onderscheiden. De eerste dimensie betreft de kennis van (aspecten van) het materiële object. Er zijn vier onderwerpen gekozen met betrekking tot het object, die voor elk van de opleidingen van belang zijn. Deze onderwerpen zijn: 1 Stad en land; urbane en rurale transformatieprocessen. 2 Regionale ontwikkeling; groei en duurzaamheid. 3 Ruimtelijke interactieprocessen; instituties, actoren en discoursen. 4 Omgevingsbeleid en verandering; projecten en processen. De tweede dimensie betreft een viertal perspectieven van waaruit het materiële object kan worden belicht. Deze zijn: 1 Verkenning: het exploreren van de wisselwerking tussen maatschappij en omgeving gericht op een beschrijving van situaties en ontwikkelingen. 2 Verklaring: sociaal-wetenschappelijke verklaringen (en hun impliciete normatieve uitgangspunten) met betrekking tot de sociaalruimtelijke ontwikkelingen en verschijnselen die we in maatschappij en omgeving waarnemen. 3 Institutionalisering: actuele maatschappelijke en politieke instituties en discoursen waarbinnen en van waaruit sociaalruimtelijk handelen en beleid plaatsvinden. 4 Beleid en uitvoering: processen en projecten die door (her)structurering van de omgeving het sociaal-ruimtelijk functioneren van de samenleving beïnvloeden. De semesters 1.2-3.1 zijn in eerste instantie vernoemd naar de vier materiële velden. In de tweede plaats is in elk semester een bepaald perspectief dominant. Weliswaar is in elk semester aandacht voor alle vier voornoemde perspectieven, maar dan zodanig dat steeds één van die perspectieven bijzondere aandacht krijgt. De aandacht voor een bepaald perspectief kan bovendien verschillen per vakgebied. Studenten die kiezen voor de studierichting sociale geografie zullen meer nadruk leggen op het analyseren en verklaren van de ruimtelijke structureringsprocessen. Planologen zullen zich meer bezighouden met het ontwerpen van ruimtelijk beleid en het beïnvloeden van menselijk handelen. Op vergelijkbare wijze kunnen deze en andere perspectiefverschillen tussen de disciplines tot uitdrukking komen in het projectwerk, in de disciplinaire verdieping en soms in het methodologieonderwijs.
Een schematische weergave maakt de themakeuze van de semesters duidelijk. Zij geeft aan dat in elk semester één materieel veld en één perspectief domineren, uiteraard met een doorkijk naar het bredere materiële veld enerzijds, en met voldoen de aandacht voor de andere perspectieven anderzijds. Tot****** OPMERKING OPMAAK:SCHEMA sociale geografie en planologie pijlenschema invoegen vanuit ander (bijgevoegd) bestand Van****** Het realiseren van deze aanpak vereist een zorgvuldige opbouw van de afzonderlijke semesters. De verhouding tussen de afzonderlijke perspectieven zal in elk semester duidelijk worden aangegeven. Ook wordt de koppeling met de verschillende schaalniveaus waar mogelijk geëxpliciteerd. Op het integratieprogramma wordt meteen teruggekomen. Van de drie verplichte cursussen búiten het integratieprogramma zijn één of twee cursussen bestemd voor studenten van de twee opleidingen gezamenlijk. Deze gezamenlijke cursussen zijn gewijd aan het uitdiepen van aspecten van het materiële object, mede in relatie tot het voor dat semester centrale perspectief en die van de overige perspectieven. In de overige cursussen maken studenten zich in de opeenvolgende semesters de specifieke benaderingswijze(n) van hun discipline eigen of zij volgen een aanvullende cursus over het materiële object. In de semesters 2.1. tot en met 3.2 is telkens ruimte voor tenminste één keuzevak opgenomen. Het integratieprogramma bestaat uit een cursorisch deel, een methodologie cursus en een project. In het cursorische deel van het integratieprogramma staat het perspectief centraal: studenten krijgen onderwijs over meerdere concepten, theorieën en paradigma's waarmee het betreffende materiele object kan worden belicht. In het project vindt, mede ondersteund door het methodologieonderwijs, de 'toepassing' van die concepten en benaderingen op een beperkter materieel veld plaats. De combinatie van perspectief en veld is kenmerkend voor het betreffende semester en typerend voor de betreffende studierichting. Voor sociaal-geografen is dat het uitdiepen van de relatie tussen ruimtelijk gedrag, ruimtelijke structureringsprocessen en maatschappij, voor planologen gaat het om het ontwerpen van ruimtelijk beleid. Deze uitgangspunten betekenen overigens niet dat projecten met een gemengde studentensamenstelling ondenkbaar zijn. In dat geval zal elke deelnemer een eigen inbreng hebben. Mastersopleidingen Er zijn twee Mastersopleidingen Sociale Geografie en Planologie met varianten. Planologie In de Masters ligt het accent op het inrichten van ruimtelijke beleidsprocessen en het vormen van ruimtelijk beleid in functie van de ruimtelijke plannings- en beleidspraktijk. De Mastersopleiding planologie richt zich op de wisselwerking tussen theorie en praktijk. De praktijk moet rekening houden met kritiek en suggesties uit de (innovaties in) theorieën, en de theorieën moeten aansluiten op de nieuwste c.q. meest innovatieve c.q. meest effectieve praktijken. In de opleiding wordt deze wisselwerking wetenschappelijk bestudeerd. Tegelijk en in het licht hiervan leren studenten praktijkvaardigheden: zij leren hoe je de nieuwe theorieën (voor zover die relevant en nuttig zijn) kunt toepassen in een praktijksituatie (met de bijbehorende bestuurlijke omstandigheden) om de praktijk beter uit te oefenen. Het eerste semester richt zich op dit onderwerp in het algemeen en wordt door alle studenten gevolgd. Het tweede semester heeft twee varianten: ruimtelijk inrichtingsbeleid en strategische beleidsontwikkeling. Tussen mei en september wordt de doctoraalscriptie geschreven. Dit Mastersprogramma kan ook langs een duaal traject worden gevolgd een combinatie van studeren aan de universiteit en werken bij een goedgekeurde praktijkinstantie. Sociale Geografie
In de masteropleiding sociale geografie specialiseer je je en geef je richting aan je eigen persoonlijke profiel. Er zijn vier varianten die overigens voor een deel uit gemeenschappelijke onderdelen bestaan. • Global Urban Development Deze variant houdt zich bezig met steden in ontwikkelingslanden, overgangslanden en Westerse landen, die door mondialisering meer en meer onderdeel uitmaken van wereldomspannende netwerken. • Society and Space Het accent ligt op de theoretische en fundamentele bestudering van het proces van globalisering en (Europese) eenwording in het licht van (ruimtelijke) grenzen die mensen zich zelf in hun handelen opleggen en tot uitdrukking komen in ruimtelijke identiteiten van naties, regio's en plaatsen. • Regional and Corporate Location Management Globalisering brengt bedrijven en regio's steeds nader tot elkaar. Bij toenemende concurrentie is een optimale interactie van bedrijven met de omgeving essentieel. Bijvoorbeeld in de vorm van kennisstromen, het aantrekken van arbeid, relaties met toeleveranciers en logistiek. • Educational Geography Verzorgd door het Instituut voor Leraar en School van de KUN, richt deze variant zich op het opleiden van aardrijkskundeleraren met een eerste-graadsbevoegdheid, maar ook op het ontwikkelen van brede competenties op het gebied van kenniscommunicatie in het algemeen.
Hoofdlijnen van het curriculum van de bacheloropleidingen Planologie Het onderstaande overzicht toont het planologieprogramma in de bacheloropleiding. De onderdelen in de grijze cellen vormen tezamen het integratieprogramma. Voor meer informatie zie: www.nsm.kun.nl. Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt 1(MOM 1) De geïnspireerde ruimte (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Inleiding in de planologie Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: Stad en land; urbane en rurale transformatieprocessen Stad en land (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: stad en land Stad en land: stedelijke ontwikkeling Stad en land: milieu, natuur en landschap Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: Regionale ontwikkeling; groei en duurzaamheid Regionale ontwikkeling (integratiemodule) Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse (Methodologie 3) Project: regionale ontwikkeling Bedrijf en regio De regio: identiteit en beleid Overheid en ruimtelijk beleid Keuzevak* Jaar 2, semester 2: Ruimtelijke interactieprocessen; instituties, actoren en discoursen
stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3
4,3 4,3
3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
Ruimtelijke interactieprocessen (integratiemodule) 3 4,3 Methoden en technieken bij ruimtelijke planvorming (Methodologie 3 4,3 4) Project: ruimtelijke interactieprocessen 3 4,3 Mobiliteit en Maatschappij 3 4,3 Mobiliteit en beleid 3 4,3 Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 Jaar 3, semester 1: Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) 3 4,3 Methoden van interactieve beleidsvoering (Methodologie 5) 3 4,3 Project: omgevingsbeleid en verandering 3 4,3 Milieu en ruimte 3 4,3 Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen 3 4,3 Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 Jaar 3, semester 2 Integratieprogramma planologie 15 21,5 Keuzevak* 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 *een van de vijf keuzevakken moet worden ingevuld met het vak Geografische Informatiesystemen (GIS 1). Sociale geografie Het onderstaande overzicht toont het programma voor sociale geografie in de bacheloropleiding. De onderdelen in de grijze cellen vormen tezamen het integratieprogramma. Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt 1(MOM 1) De geïnspireerde ruimte (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Inleiding in de sociale geografie Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: Stad en land; urbane en rurale transformatieprocessen Stad en land (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: stad en land Stad en land: stedelijke ontwikkeling Stad en land: milieu, natuur en landschap Ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: Regionale ontwikkeling; groei en duurzaamheid Regionale ontwikkeling (integratiemodule) Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse (Methodologie 3) Project: regionale ontwikkeling Bedrijf en regio De regio: identiteit en beleid Globalisation and developing countries Keuzevak* Jaar 2, semester 2: Ruimtelijke interactieprocessen; instituties, actoren en discoursen
stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3
4,3 4,3
3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
Ruimtelijke interactieprocessen (integratiemodule) 3 4,3 Multivariate statistiek (Methodologie 4) 3 4,3 Project: ruimtelijke interactieprocessen 3 4,3 Mobiliteit en Maatschappij 3 4,3 Mobiliteit en beleid 3 4,3 Ruimtelijk gedrag 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 Jaar 3, semester 1: Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) 3 4,3 Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 5) 3 4,3 Project: omgevingsbeleid en verandering 3 4,3 Milieu en ruimte 3 4,3 Ruimtelijk handelen 3 4,3 Europese identiteiten en ruimten 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 Jaar 3, semester 2 Integratieprogramma sociale geografie: Mijn wetenschappelijke bril 3 4,3 Gemeenschappelijke voorbereiding op de Bachelor thesis 3 4,3 Bachelor thesis 6 8,6 Buitenlandse excursie 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 Keuzevak* 3 4,3 *een van de vijf keuzevakken moet worden ingevuld met het vak Geografische Informatiesystemen (GIS 1). Het HBO-instroomprogramma Voor Sociale Geografie en Planologie zijn HBO instroomprogramma's 2002-2003 vastgesteld. Voor Sociale Geografie is dat voor de instroom uit de Lerarenopleiding Aardrijkskunde. Voor Planologie zijn er twee instroomprogramma's. Een voor studenten met de opleiding Hogeschool Utrecht: Ruimtelijke ordening en planologie of de NHTV-opleiding Ruimtelijke ordening en planologie te Breda; Saxion Hogeschool Ijselland Deventer: Ruimtelijke ordening en Planologie. En een voor studenten met Fontys Eindhoven HEAO Management, economie en Recht; afstudeerrichting makelaardij. Sociale Geografie De opleiding bestaat uit de volgende vakken: Filosofie, semester 1.1, 3sp (4,3 ECTS); Ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze, semester 1.2, 3sp (4,3 ECTS); Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse, semester 2.1., 3 sp(4,3 ECTS); Methodologie 4: Multivariate statistiek, semester 2.2,3 sp(4,3 ECTS); Ruimtelijk gedrag semester 2.2 3sp (4,3 ECTS); Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule), semester 3.1. 3sp (4,3 ECTS); Methodologie 5: Kwalitatieve onderzoeksmethoden, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Project: omgevingsbeleid en verandering, semester 3.1., 3sp(4,3 ECTS); Ruimtelijk handelen, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Europese identiteiten en ruimten, semester 3.1. 3sp (4,3 ECTS); Integratieprogramma (incl. scriptie), semester 3.2., 15 sp (21,5 ECTS); Masterprogramma Sociale Geografie, 4e jaar, 42 sp (60,2 ECTS). Het programma omvat in totaal 87 studiepunten (124,4 ECTS). Planologie De opleiding voor studenten uit de HBO-opleidingen Ruimtelijke ordening en Planologie bestaat uit de volgende vakken: Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse, semester 2.1, 3 sp(4,3 ECTS); Methodologie 5: Methoden van interactieve beleidsvoering, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule), semester 3.1. 3sp (4,3 ECTS); Project: omgevingsbeleid en
verandering, semester 3.1., 3sp(4,3 ECTS); Masterprogramma Planologie, 4e jaar, 42 sp(60,2 ECTS). Het programma omvat in totaal 57 studiepunten (85,5 ECTS). De cursussen uit het overgangsjaar worden alle 5 in het eerste semester aangeboden. Als de Hbo-er die dit verkorte overgangsjaar volgt dat wil, kan hij/zij in het tweede semester het integratieprogramma uit het 3de jaar volgen. In dit integratieprogramma schrijven de studenten een bachelors scriptie (15 sp (21,5 ECTS). Ook bestaat de mogelijkheid dat die student van mei t/m augustus gebruik maakt van de werkervaringsperiode van het duale traject masters Planologie. De opleiding voor HEAO studenten bestaat uit de volgende vakken: Methodologie 2: Beschrijvende en inductieve statistiek semester 1.2., 3 sp(4,3 ECTS); Inleiding in de Planologie semester 1.2., 3 sp(4,3 ECTS); Geschiedenis van ruimtelijke planning en ordening, semester 1.2., 3 sp (4,3 ECTS); Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse 3 sp(4,3 ECTS); Mobiliteit en Maatschappij semester 2.2., 3 sp(4,3 ECTS); Mobiliteit en beleid, semester 2.2., 3 sp(4,3 ECTS); Overheid en ruimtelijk beleid semester 2.2., 3 sp(4,3 ECTS); Methodologie 4: Methoden en technieken bij ruimtelijke planvorming, semester 2.2., 3 sp(4,3 ECTS); Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen, semester 2.2., 3 sp(4,3 ECTS); Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule), semester 3.1. 3sp (4,3 ECTS); Methodologie 5: Methoden van interactieve beleidsvoering, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Milieu en ruimte, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen, semester 3.1., 3 sp(4,3 ECTS); Masterprogramma Planologie, 4e jaar, 42 sp. (60,2 ECTS) Het programma omvat in totaal 84 studiepunten (120,1 ECTS). Studievereniging Mundus Mundus is het Latijnse woord voor wereld, letterlijk het onderzoeksgebied van Sociaal Geografen en Planologen. Niet vreemd dus dat de studievereniging voor Sociale Geografie en Planologie de naam Mundus draagt. Wij zijn op 28 augustus 2001 opgericht en maken deel uit van het Samenwerkingsverband der Managementwetenschappen Phoenix. Mundus heeft zo’n 125 leden en een enthousiaste groep actieve leden. Wij organiseren activiteiten waarin actuele Sociaal Geografische en Planologische ontwikkelingen centraal staan: excursies, lezingen, winteravondverhalen etc. Daarbij hoort ook de nodige ontspanning waarin natuurlijk wordt voorzien door middel van bijvoorbeeld de BBQ, de borrelende kennisquiz, een weekend weg, etc. Daarnaast bieden wij ook nog activiteiten die een link leggen met de actuele situatie in ons onderwijs (studievoorlichting, teambuildingsdag, tentamenbank, etc.) Om de koppeling te maken tussen de studie en de beroepspraktijk organiseren wij bedrijfsbezoeken en bedrijfscontactdagen. Om breed en actueel georiënteerd te blijven hebben wij vruchtbare contacten met verenigingen voor Planologen en Sociaal Geografen door heel Nederland. Daarnaast bieden wij onze leden 10% boekenkorting en krijg je korting op de activiteiten die wij organiseren. Als je meer wilt weten over wat er nu op de agenda staat, als je lid wilt worden of zelf iets wilt gaan organiseren dan kun je voor meer informatie kijken op www.kun.nl/mundus of mailen naar
[email protected]. Iedereen is altijd van harte welkom! Milieu-maatschappijwetenschappen Milieu-maatschappijwetenschappen in Nijmegen De opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen in Nijmegen is de voortzetting van de opleiding Beleidsgerichte milieukunde die al in 1990 van start is gegaan. Die opleiding bouwde zelf weer voort op de ervaring die vanaf 1984 was opgedaan met
de afstudeerrichting Milieugeografie. Kortom: milieu-maatschappijwetenschappen is een sociaal-wetenschappelijke milieu-opleiding die prat gaat op bijna 20 jaar ervaring, en waarvan inhoud en vormgeving tegelijkertijd voortdurend zijn vernieuwd. Het vakgebied in vogelvlucht Wij beschouwen milieuproblemen niet als technische of natuurwetenschappelijke, maar als (complexe) maatschappelijke vraagstukken. Milieuvraagstukken werden, toen zij in de jaren '70 en '80 in de aandacht kwamen, gezien als vooral technische vraagstukken, die dan ook met toegevoegde technologie omkeerbaar waren. Tegenwoordig heeft iedereen ingezien dat het om maatschappelijke vraagstukken gaat: de oorzaken en effecten van milieukwesties hangen samen met zowel de persoonlijke levenssfeer als met de structuur van de samenleving. Enerzijds nemen individuen dagelijks allerlei beslissingen met milieugevolgen. Anderzijds maken die beslissingen deel uit van 'systemen': de economie, het toerisme enz. Oorzaken en effecten liggen dus verweven in allerlei maatschappelijk, dat wil zeggen, gestructureerd handelen. En dat geldt ook voor de aanpak van milieuvraagstukken. Het kernprobleem bij het oplossen van milieuvraagstukken is immers niet het milieu, maar de mensen, de samenleving. Een aanpak daarvan vergt dus een lange adem voor (a) gedegen onderzoek van ingewikkelde mechanismen en processen, en (b) creatieve interventies gericht op sociale verandering op alle niveaus: in individueel gedrag, in het functioneren van organisaties, en in de structuur en cultuur van de samenleving als geheel. Met andere woorden, voor milieu-maatschappijwetenschappers zijn er aangrijpingspunten voor analyse en interventie op micro-, meso- en macroniveau. Met de opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen beogen wij een bijdrage te leveren aan het vergroten van het wetenschappelijke en maatschappelijke vermogen om milieuvraagstukken via gedegen analyses en gerichte interventies aan te pakken. Analyse en interventie zijn onlosmakelijk verbonden kernbegrippen in de opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen. Analyse impliceert dat de opleiding gericht is op het beschrijven, analyseren en verklaren van milieuvraagstukken op basis van maatschappijwetenschappelijke paradigma's, concepten en theorieën. Interventie betekent dat milieu-maatschappijwetenschappers ambiëren een bijdrage te leveren aan de aanpak van milieu vraagstukken. Dit laatste brengt ons meteen bij het begrip 'beleid'. Dat moet hier niet worden opgevat als overheidsbeleid, maar als een verzamelbegrip voor een veelheid aan strategische activiteiten in de samenleving die voor milieuvraagstukken relevant zijn, ongeacht wie de initiator daarvan is. Naast de overheid, kunnen ook marktpartijen of maatschappelijke organisaties en burgers (de 'civil society') dergelijke interventies initiëren. Juist de combinatie van een brede, maatschappijwetenschappelijke oriëntatie enerzijds (met een breed gamma aan sociaal-wetenschappelijke disciplines) en een expliciete beleids- of interventiegerichtheid anderzijds, is kenmerkend voor onze opleiding. Afgestudeerden moeten dus niet alleen toegerust zijn om de maatschappelijke oorzaken van en de sociale processen rond de milieuproblematiek te analyseren en te verklaren, maar tevens in staat zijn deze kennis en inzichten relevant te maken voor beleidsinterventies. Als pendant van het kunnen analyseren van milieurelevante sociale verschijnselen op micro-, meso- en macro-niveau, staat de ambitie studenten te leren interventiestrategieën op die niveaus te laten ontwerpen, te helpen uitvoeren en te beoordelen. Doelstellingen en eindtermen van de opleiding De opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen in Nijmegen is één van de weinige in Nederland en zelfs in Europa die zich zo uitdrukkelijk richt op de sociaal-wetenschappelijke aspecten van milieu vraagstukken. Die positiebepaling is vanzelfsprekend weerspiegeld in de inhoud en de vormgeving van het onderwijs. Die zijn, op basis van de doelstellingen van de opleiding, formeel vastgelegd in de Onderwijs en Examenregeling. De doelstellingen geven aan dat de opleiding vooral de volgende specifieke kennis wil overbrengen:
• de ontwikkelingen in het denken binnen de Milieu-maatschappijwetenschappen, met inbegrip van filosofische grondslagen; • de relevante paradigma's, theorieën en concepten uit de maatschappijwetenschappen die van belang zijn bij het analyseren en verklaren van milieuvraagstukken; • de grondbeginselen van beleidsprocessen in organisaties van uiteenlopende aard, met inbegrip van methoden van beleidsontwikkeling en de organisatie en de evaluatie van het beleid; • de grote lijnen van het milieubeleid, zoals dat door de Nederlandse overheid en de overheden uit verschillende andere landen wordt gevoerd, op verschillende schaalniveaus, van lokaal naar mondiaal; • de sociaal-wetenschappelijke onderzoeksmethodologie, met inbegrip van beschrijvende en inductieve statistische technieken; • de bijdrage van andere wetenschapsgebieden aan de analyse en aanpak van milieuvraag stukken. En wat de vaardigheden betreft wil de opleiding studenten inleiden en inwijden in: • het toepassen van paradigma's, theorieën en concepten uit de maatschappijwetenschappen bij de analyse en verklaring van milieuvraag stukken; • het verrichten en rapporteren van onderzoek gericht op de analyse en verklaring van milieuproblemen en op de analyse, het ontwerp en de evaluatie van milieubeleid; • het ontwerpen van oplossingen voor milieuproblemen op basis van een grondige analyse van hun oorzaken en verschijningsvormen; • het kritisch en verantwoordelijk omgaan met de (vaak gespannen) relaties tussen eigen waarden, professionele waarden, waarden opgelegd door de organisatie waarbinnen men werkzaam is en centrale maatschappelijke waarden; • het communiceren en leiding geven; • het efficiënt en effectief vergaderen en onderhandelen. Natuurlijk klinken deze doelstellingen, op deze wijze geformuleerd, wat abstract. Zij kunnen als volgt worden toegelicht. Eigenlijk kunnen de kennis en vaardigheden die in het curriculum van de opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen worden aangeboden, worden ingedeeld in drie (groepen van) terreinen. In de eerste plaats is er behoefte aan inhoudelijke kennis van de milieuproblematiek en van het milieubeleid. Milieu-maatschappijwetenschappers moeten op de hoogte zijn van de aard van de milieuproblemen, in Neder land, in Europa en daarbuiten. Zij behoren te weten hoe het met milieu, natuur en landschap gesteld is, bijvoorbeeld op basis van Nationale Milieuverkenningen en andere 'state of the environment'-rapporten; zij behoren te weten welke fysieke processen schuilgaan achter de thema's verzuring, vermesting enzovoort. Evenzeer behoren zij te weten welke maatschappelijke activiteiten (actoren, factoren en dieper liggende 'driving forces') aan die effectprocessen ten grondslag liggen. En behalve een goed overzicht van de milieuproblematiek behoren milieu-maatschappijwetenschappers een goed inzicht te hebben in het tot nu toe ontwikkelde milieubeleid, beter, in totnogtoe uitgezette strategische interventies op micro-, meso en macroniveau, en geïnitieerd door zowel overheid, marktpartijen en samenleving. De aandacht gaat daarbij vooral naar traditie en innovatie op een aantal specifieke beleidsvelden, zoals natuur(ontwikkelings)beleid, gebiedsgericht beleid, doelgroepenbeleid, maar ook Lokale Agenda 21, bedrijfsinterne milieuzorg enzovoort. De aandacht voor de voortdurende vernieuwing van beleidsarrangementen in het onderzoek, komt vanzelfsprekend ook in ons onderwijs terug. Bovendien is er ruim aandacht voor de overeenkom sten en verschillen in het milieubeleid in Nederlands en Europees verband, en voor het toenemend aantal internationale arrangementen op milieugebied. In de tweede plaats behoren diegenen die de opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen heb ben afgerond te beschikken over een stevige kennis van de sociale wetenschappen en de beleidswetenschappen. Die kennis is nodig voor het beantwoorden van vragen als: waarom handelen actoren (automobilisten, bedrijfsleiders, veehouders en ambtenaren) zoals zij handelen? Welke visies, beelden en discoursen bestaan er over 'milieu', 'duurzaamheid' en
'natuur'? Hoe doelrationeel is sociaal handelen? Hoe valt dat sociale handelen, in het bijzonder voor zover milieurelevant, te veranderen? Het gaat hierbij niet zozeer om het handelen en het gedrag van individuen, maar juist om geïnstitutionaliseerd en georganiseerd handelen. Voorts: welke strategieën van sociale verandering of beleidsstrategieën zijn er? Welke instrumenten kunnen voor interventie worden ingezet? Deze vragen maken, ten overvloede, duidelijk hoe interventiegericht denken en handelen moet steunen op analytisch en verklarend onderzoek. Behalve inzicht in milieuproblemen en -beleid enerzijds, in de relevante concepten en benaderingen uit de sociale en de beleidswetenschappen anderzijds, vormen methodische kennis en vaardig heden een derde cruciaal onderdeel van de opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen. Milieu-maatschappijwetenschappers moeten vooral ook academische ambachtslieden zijn. Zij behoren dus te beschikken over kennis en vaardigheden omtrent het opzetten, organiseren en uitvoeren van empirisch onderzoek, goed thuis te zijn in de beleidsanalyse en de interventiemethodologie, en een aantal methoden en technieken voor probleemstructurering, doelformulering, strategieontwikkeling, organisatie, implementatie en evaluatie te kennen en te kunnen toepassen. Behalve aan de 'klassieke' onderzoeksvaardigheden, besteedt de opleiding ruim aandacht aan (mondelinge en schriftelijke) communicatieve vaardigheden, aan overleg en onderhandelingsvaardigheden enzovoort. Een en ander moet afgestudeerden toelaten sociale situaties mede te beoordelen op hun geschiktheid voor de inzet van bepaalde analyse en interventiemethoden en daarbij tevens de meest geschikte vormen van rapportage en interactie te bezigen. Profiel van de bacheloropleidingen De hiervoor beschreven doelstellingen en eindtermen lijken misschien nog wat verheven. Toch hebben ze wel degelijk mede de inhoud en op bouw van het bachelor-programma vormgegeven. De opbouw van de bachelor Milieu-maatschappijwetenschappen kan als volgt worden samengevat. In semester 1.1 krijgen studenten in essentie een inleiding in de sociale en de beleidswetenschappen enerzijds, en in het sociaal-wetenschappelijk perspectief op milieuvraagstukken anderzijds. Het project brengt beide lijnen samen. In semester 1.2 maken de studenten kennis met het fenomeen milieuvraagstukken zoals die zijn gerelateerd aan ontwikkelingen in de hedendaagse samenleving. Ontwikkelingen in het landelijke gebied, verstedelijking en andere zijn immers maatschappelijke 'driving forces' achter milieuvraagstukken. Tevens nemen studenten kennis van de fysieke aspecten van milieuvraagstukken, en van verklaringsmechanismen van milieurelevant gedrag op microniveau. In semester 2.1. gaat die verklaring verder op macroniveau: regio's zijn een goed kader om de verwevenheid van milieuvraagstukken met allerlei economische, politieke en culturele mechanismen te laten zien. Milieuvraagstukken worden gekarakteriseerd als een verschijningsvorm van de 'risk society', maar daarmee tevens als een 'bewijs' van het beperkte maatschappelijke en bestuurlijke vermogen met dit soort problemen om te gaan. In semester 2.2 2 is de geleidelijke institutionalisering en verzelfstandiging van milieubeleid, van het lokale tot het internationale aan de orde. Milieu is immers, vanaf de jaren '70, ook een terrein van overheidszorg geworden. Bij die kennismaking wordt ook aandacht besteed aan de beperkte sturingscapaciteit van het milieubeleid. In semester 3.1 stellen we een aantal velden aan de orde waarin milieu en milieubeleid geleidelijk gedifferentieerd zijn. Het gaat dan om de ontwikkeling van milieu naar omgevingsbeleid, van milieuzorg tot 'corporate social responsibility', van milieuzorg tot duurzame ontwikkeling. In 3.2. krijgen studenten de kans alle tot dan toe opgedane kennis en vaardigheden te combineren en te laten culmineren in een bachelorthesis. Het curriculum bevat hiermee een geleidelijke opbouw van een exploratie via meer theoretische verklaring naar interventie. Die opbouw zit niet alleen in de kennisinhoud, maar ook in de per semester aangeboden methodologie. De projecten sluiten daarbij aan. De jaren 1, 2 en 3 kunnen als labels heel goed respectievelijk verkenning, verklaring en verandering meekrijgen.
Hoofdlijnen van het curriculum Het onderstaande overzicht toont het programma van de bacheloropleiding Milieu-maatschappijwetenschappen. De onderdelen in de grijze blokken vormen tezamen het integratieprogramma. In semester 3.2 vormt de thesis de hoofdmoot. In alle daaraan voorafgaande semesters speelt telkens het project een cruciale rol als verbinding tussen theorie en praktijk enerzijds, tussen inhoud en methode anderzijds. Meer informatie is verkrijgbaar via Internet: www.nsm.kun.nl. Curriculum 2002 – 2003 Jaar 1, semester 1: Meer dan overheid en markt Meer dan overheid en markt 1(MOM 1) De nieuwe natuur (MOM 2) Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) Project (MOM 3) Inleiding in de milieu-maatschappijwetenschappen Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 1, semester 2: Stad en land; urbane en rurale transformatieprocessen Stad en land (integratiemodule) Beschrijvende en inductieve statistiek (Methodologie 2) Project: stad en land Stad en land: stedelijke ontwikkeling Stad en land: milieu, natuur en landschap Milieu en actor Filosofie Communicatieve vaardigheden Jaar 2, semester 1: Regionale ontwikkeling; groei en duurzaamheid Regionale ontwikkeling (integratiemodule) Inductieve statistiek / methoden van de milieukunde (Methodologie 3) Project: regionale ontwikkeling De regio: identiteit en beleid Milieu en samenleving Natuurwetenschap voor milieumanagement Keuzevak Jaar 2, semester 2: Ruimtelijke interactieprocessen; instituties, actoren en discoursen Ruimtelijke interactieprocessen (integratiemodule) Beleidsanalyse en interventiemethodologie (Methodologie 4) Project: ruimtelijke interactieprocessen Mobiliteit en Beleid International environmental politics Milieu samenleving en beleid Keuzevak Jaar 3, semester 1: Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 5) Project: omgevingsbeleid en verandering Milieu en ruimte Gebonden keuzevak, keuze uit: • Milieu en bedrijf • Milieu en ontwikkeling • Milieu en sociale verandering Keuzevak Jaar 3, semester 2
Stp 6 3 3 3 3 1,5 1,5
ECTS 8,6 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3 3 3 3 3 1,5 1,5
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 2,1 2,1
3 3
4,3 4,3
3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3 3 3 3 3 3
4,3 4,3 4,3 4,3 4,3 4,3
3
4,3
Module voorbereiding bachelorthesis Bachelorproject: milieu-maatschappijwetenschappen Excursie: milieu-maatschappijwetenschappen Gebonden keuzevak Keuzevak
3 9 3 3 3
4,3 12,9 4,3 4,3 4,3
Het HBO-instroomprogramma De opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen (en haar voorganger: de opleiding Beleidsgerichte milieukunde) heeft een ruime ervaring met Hbo-instromers. In principe kunnen Hbo'ers altijd in de opleiding instromen. Naar gelang hun opleiding inhoudelijk beter aansluit bij de opleiding Milieumaatschappijwetenschappen kunnen zij voor een groter of kleiner gedeelte van deze laatste vrijstelling krijgen. Voor enkele Hbo-opleidingen waarvan de aansluiting bekend is en redelijk groot is, is een standaard vrijstellingsprogramma gemaakt. Dit komt er op neer dat er gedurende één studiejaar cursussen uit het bachelorprogramma gevolgd dienen te worden. Daarna kan worden doorgestroomd naar de masteropleiding. Het standaard vrijstellingsprofiel geldt in ieder geval voor de opleidingen: 1 Saxion Hogeschool IJselland Deventer: Instituut Ruimtelijke ordening en milieu; de opleiding Milieukunde en de opleiding Ruimtelijke ordening en planologie. 2 Internationale Agrarische hogeschool Larenstein; opleidingen Bos en Natuurbeheer, Land, Water en Milieubeheer en Tuin- en landschapsinrichting. Studenten met een vergelijkbare HBO-vooropleiding krijgen een vergelijkbaar vrijstellingsprofiel. Ondanks het bestaan van een standaard vrijstelingsprofiel, worden per student extra vrijstellingen verleend. Deze zijn echter afhankelijk van ondermeer de gevolgde keuzevakken op het hbo en de inhoud van het hboafstudeerproject. Voor studenten met een andere HBO-vooropleiding wordt het vrijstellingsprofiel individueel vast gesteld. Maak hiervoor een afspraak met de studieadviseur. Hieronder wordt de inhoud van het overgangsjaar behandeld. In semester 1 van het overgangsjaar worden in principe de volgende cursussen gevolgd: Filosofie 3 sp/4,3 Methodologie 1: Ontwerpen van onderzoek 3 sp/4,3 Methodologie 3: Inductieve statistiek/methoden van de milieukunde3 sp/4,3 Milieu en Samenleving 3 sp/4,3 Alle cursussen uit bachelorsemester 3.1: Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) Methodologie 5: Kwalitatieve onderzoeksmethoden Project Milieu en ruimte Twee cursussen uit de volgende drie: Milieu en Bedrijf, Milieu en Ontwikkeling of Milieu en Sociale verandering
3 3 3 3
totaal
sp/4,3 sp/4,3 sp/4,3 sp/4,3
ECTS ECTS ECTS ECTS
ECTS ECTS ECTS ECTS
6 sp/8,6 ECTS
In semester 2 van het overgangsjaar worden in principe de volgende cursussen gevolgd: Milieu en actor Methodologie 2: Beschrijvende statistiek Methodologie 4: Beleidsanalyse en interventiemethodologie International environmental politics Milieu, samenleving en beleid Buitenlandse excursie
3 3 3 3 3 3
sp/4,3 sp/4,3 sp/4,3 sp/4,3 sp/4,3 sp/4.3
ECTS ECTS ECTS ECTS ECTS ECTS
Master opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen De master-opleidingen aan de Faculteit der Managementwetenschappen gaan per september 2002 van start. Dat geldt ook voor de master Milieu-maatschappijwetenschappen. De master Milieu-maatschappijwetenschappen bouwt voort op de bacheloropleiding en heeft tegelijkertijd een eigen karakter. Het inhoudelijk kernpunt daarvan is de vaststelling dat het milieu op steeds meer terreinen een aanleiding is voor sociale en politieke verandering. Enkele voorbeelden: milieu dringt door bij de burger en is inmiddels deels geroutiniseerd in gedrag dat 20 jaar geleden excentriek was; milieu dringt door in ruimtelijk beleid, in huisvesting, in landbouw, in industrie, in verkeer en vervoer, in internationale handel en ontwikkeling. Het milieu evolueert daarbij van randvoorwaardenstellend naar 'geïntegreerd', en daarmee, gezien de onvermijdelijke afweging van belangen, noodzakelijker wijze van command and control naar interactief. Milieu wordt een belang naast andere, dat moet worden voorzien van eigen kennisvoorraden (monitoring en expertisesystemen, beoordelings- en afwegingskaders) en van eigen, nieuwe strategische instrumenten (of: managementtools). Het gaat bijvoorbeeld om garanties voor het meenemen van het milieubelang in product en proceseisen, variërend van certificatie en rapportering via strategische m.e.r. tot joint implementation e.a.). De eis het milieubelang mee te laten wegen in al die andere velden leidt tot de ontwikkeling en toepassing van nieuwe vormen van procesvoering, organisatie en instrumentering (= de vernieuwing op strategisch niveau). Maar de veranderingen in en rondom het milieu thema komen niet alleen van binnenuit. Het milieu beleid is, als jong beleidsterrein, extra gevoelig voor meer algemene veranderingen in politiek en samenleving. De verhoudingen tussen (de ordes van) staat, markt en civil society verschuiven, en leiden tot nieuwe, vaak hybride vormen van institutionalisering en sturing, tot nieuwe arrangementen: nieuwe vormen van beleid (of: management) ontstaan uit de samenwerking van bedrijven en milieuorganisaties, van overheid en privé-sector, van overheden met burgers. Die nieuwe arrangementen vergen nadere studie, analyse, vergelijking, beoordeling op hun effectiviteit en legitimiteit, en toetsing op hun contingentie en transfermogelijkheden. Tegelijkertijd is sprake van trans en subnationalisering: ook milieubeleid wordt, door actoren in verschillende samenstellingen en in verschillende institutionele contexten, ontwikkeld en uitgevoerd in en vanuit verschillende beleidsarena's, variërend van mondiale regimes tot lokale arrangementen. Ook langs die as ontstaat zowel differentiatie als convergentie. Ook die ontwikkelingen verdienen nadere analyse. Op grond hiervan zijn voor de master-opleiding Milieu-maatschappijwetenschappen volgende eindtermen en competenties geformuleerd: Afgestudeerden zijn in staat om relevante paradigma's, theorieën en concepten uit de sociale en politieke wetenschappen, in het bijzonder uit de beleids- en managementwetenschappen, op kritische wijze en zowel in empirische, theoretische als normatieve zin, toe te passen bij de analyse en verklaring van milieuvraagstukken, en bij het ontwerpen van maatschappelijk aanvaardbare oplossingen. Dit betekent dat studenten: • inzicht hebben in (de dynamiek van) de verhouding tussen milieu, natuur, samenleving en beleid, zowel op (sub)nationaal als op internationaal niveau, en deze dynamiek kunnen plaatsen in zowel historisch-empirische als wetenschappelijk-theoretische kaders; • in staat zijn (grensoverschrijdende) milieuproblemen te analyseren en te verklaren tegen de achtergrond en in de context van maatschappelijke, economische, culturele en politieke processen, zoals globalisering, europeanisering, lokalisering individualisering, politieke modernisering, nieuwe vormen van sturing (governance), ongelijke verdeling van welvaart, etcetera; • in staat zijn om het tot nu toe gevoerde milieu beleid (in de zin van doelbewuste interventie strategieën van wie ook) in verschillende soorten beleidsarrangementen en op uiteenlopende schaalniveaus, te analyseren en te beoordelen in termen van doeltreffendheid, contingentie, efficiëntie, rechtvaardigheid, legitimiteit en andere politieke en beleidswetenschappelijke criteria;
• in staat zijn veranderingsstrategieën ter verbetering van milieusituaties op contingente wijze te ontwerpen, en projecten en processen op dit terrein te begeleiden en te evalueren. Gegeven de in Nijmegen aanwezige expertise, willen we studenten de kans bieden zich binnen deze master Milieu-maatschappijwetenschappen, na een gemeenschappelijk deel, te oriënteren op drie mogelijke velden: (a) milieu en beleid (environmental politics), (b) milieu, bedrijf en samenleving (environment, business and society) en (c) natuur, milieu en ontwikkeling (nature, environment and development). Daarbij zijn telkens de innovatie van het betreffende veld en de daarop toepasselijke strategieën aan de orde. Schematisch gaat het onder (a) om het management van milieuvraag stukken door overheden, van lokaal tot mondiaal schaalniveau, onder (b) om de milieuzorg van en door bedrijven, in een context van geleidelijk uitbreidende verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven, en onder (c) om maatschappelijke en politieke processen in ontwikkelingssituaties, waar bij milieuthema's verweven zijn met traditionele of juist met nieuwe vormen van 'management'. De studievereniging: Milieuprisma Milieuprisma is de vereniging voor in Nijmegen studerende en afgestudeerde milieuwetenschappers. Sinds 1989 organiseert zij leuke en leerzame activiteiten voor studenten Milieu-natuurwetenschappen, Milieu-maatschappijwetenschappen, en Milieugezondsheidskunde en voor andere geïnteresseerden. Er zijn bijvoorbeeld excursies georganiseerd naar kerncentrales en naar natuurbeschermingsorganisaties. Ook staat elk jaar een studiereis op het programma. Er worden films gedraaid en elke maand is er het 'Prispilsje'. Ongeveer één keer in de zes weken verschijnt de Prismailing, met milieunieuwtjes en verslagen van activiteiten. Kortom: Milieuprisma biedt je de gelegenheid om je naast je studie te ontspannen, met studiegenoten activiteiten te organiseren en deze activiteiten mee te beleven. Heb je belangstelling, dan kun je lid worden voor € 10,- per jaar. Kom voor meer informatie gerust eens langs op de Prismakamer (Thomas van Aquinostraat 5.01.05), bel even: tel. 024-3616107, of e-mail:
[email protected] Kijk ook eens op onze homepage: http://www.kun.nl/milieuprisma. Duitslandstudies Sinds enkele jaren kent de KUN de interdisciplinaire opleiding DuitslandStudies, met een multidisciplinair studieprogramma; het driejarig doctoraalprogramma is ook toegankelijk voor studenten met een propedeuse in één van de opleidingen van de faculteit der Managementwetenschappen. Profiel van de opleiding Verschillende eenheden van de faculteit leveren een bijdrage aan het programma. De opleiding wordt gecoördineerd door de faculteit der Letteren. DuitslandStudies vormt samen met het Zentrum für Niederlande-Studien van de universiteit Münster de gezamenlijke binationale opleiding Duitsland-Studies/ NiederlandeStudien met een dubbele diplomering. De reden voor de opleiding ligt voor de hand. Duitsland is in velerlei opzichten het belangrijkste buurland van Nederland. Ons land onderhoudt op uiteenlopende terreinen intensieve contacten met Duitsland, niet alleen in bilateraal, maar ook in supranationaal verband (EG). De markante positie van Duitsland en zijn invloed en betekenis in de Europese Gemeenschap maken de bestudering van Duitsland bijzonder belangrijk. Dit geldt temeer nu Duitsland in Europa de functie van intermediair tussen Oost en West is gaan vervullen. Met een goederenstroom ter waarde van 60 miljard euro is Duitsland tevens de grootste handelspartner van Nederland. Het wegvallen van de Europese binnengrenzen leidt tot intensievere contacten op handelsgebied. Toch blijkt met name het regionale bedrijfsleven vaak niet verder te kijken dan de grens. Deze houding blijkt in veel gevallen ingegeven door het ontbreken van kennis van de politieke, economische en sociale verhoudingen aan de andere kant van de grens. Toch blijkt uit initiatieven van de provincie Gelderland, het regionale bedrijfsleven, middelbare scholen en de KUN (activiteiten Transferbureau,
Eurotransfer, Centrum voor Duitsland-Studies) dat er een groeiende behoefte bestaat aan contacten met het naburige Duitsland. Arbeidsmarkt en beroepsperspectief De intensivering van de relaties tussen Nederland en Duitsland versterkt de behoefte aan academici die niet alleen de Duitse taal perfect beheersen, maar daarnaast ook kennis bezitten van de cultuur, de geschiedenis, de economie, de bedrijfscultuur, het recht, de ruimtelijke en politieke verhoudingen en diverse maatschappelijke organisaties van Duitsland. Afgestudeerden komen terecht bij nationale, regionale en locale overheidsinstellingen, grotere en kleinere bedrijven die met Duitstalige gebieden contacten hebben en instellingen op sociaal terrein. Door hun kennis van de Duitse taal in combinatie met nadere specialisatie op een bepaald gebied zijn zij in staat op adequate wijze te functioneren, contacten te leggen en te onderhouden, terwijl zij tevens adviserende taken op een specifiek terrein kunnen vervullen, bijvoorbeeld als bedrijfs- en beleidsadviseur. Programma Het driejarig doctoraalprogramma is toegankelijk voor studenten met een propedeuse van een van de genoemde opleidingen. Studenten met een relevante Hbo-opleiding kunnen voor een verkort vrijstellingsprogramma in aanmerking komen. Het programma is opgebouwd uit thematische clusters, die de student inzicht geven in de (cultuur)historische, politieke, economische, juridische, geografische, sociale en communicatieve aspecten van Duitsland en de Duitse samenleving. Deze thematische blokken bouwen op elkaar voort. Verder wordt in alle jaren ruime aandacht besteed aan mondelinge en schriftelijke communicatieve vaardigheden. Daarnaast is een korter of langer verblijf in de Bondsrepubliek Duitsland of een ander Duitstalig gebied in de vorm van een stage bij een bedrijf, bij een organisatie of in de vorm van een studie aan een Duitstalige universiteit een wezenlijk onderdeel van Duitsland-Studies. De colleges van het 5de semester worden aan de universiteit van Münster gevolgd. Binnen het studieprogramma dienen studenten regelmatig keuzes te maken bij de opbouw van hun studie. Na een gemeenschappelijk eerste doctoraaljaar (basisjaar) moeten zij kiezen tussen de sociaal-culturele en de politiek-economische variant van DuitslandStudies. Binnen beide varianten worden vervolgens specialisaties gekozen. Hieronder volgt een overzicht van het doctoraalprogramma van de sociaaleconomische variant. Deze is voor Managementwetenschappers het meest interessant. Hoofdlijnen doctoraalprogramma politiek-economische variant In de politiek-economische afstudeervariant wordt allereerst veel aandacht besteed aan mondelinge en schriftelijke taalvaardigheden Duits, toegespitst op de afstudeervariant, evenals aan overige vaardigheden, zoals bibliograferen, rapporteren, documenteren, het gebruik van ICT. Naast de verplichte disciplinaire cursussen kiest de student(e) het zwaartepunt Economie of Politicologie. Deze specialisatie neemt binnen de politiek-economische afstudeervariant een ruime plaats in (40 sp./52 ECTS). Tel daarbij de inleidende cursussen behorend tot de verschillende specialisaties op, dan heeft één specialisatie een omvang van 45-50 stp. (65 ECTS), verspreid over heel de studie. Het onderwijs in de vakgebieden en de vakspecialisaties wordt verzorgd door docenten uit diverse vakgroepen en faculteiten. Veelal gaat het hier om vakgroepen binnen de faculteit Managementwetenschappen. In het kader van de gekozen specialisatie wordt ook de stage gedaan en de doctoraalscriptie geschreven. De doctoraalscriptie wordt in het Duits geschreven. Aan het eind van de opleiding ontvangt de student(e) een Nederlands en een Duits getuigschrift. Stage/leeronderzoek
Het doel van de stage is de student kennis te laten maken met de praktijk van bepaalde aspecten van de studie en daarbij persoonlijk ervaring te laten opdoen in een arbeidsorganisatie. De stage biedt de student tevens de mogelijkheid, zich kort voor zijn afstuderen op de arbeidsmarkt te presenteren. Het leeronderzoek tijdens de stage kan tevens gebruikt worden als basis voor een onderzoeksrapport, dat de status van een doctoraalscriptie kan hebben. Informatie- en documentatiecentrum Duitsland-Studies Het Centrum voor Duitsland-Studies beschikt over een eigen breed opgezet informatie- en documentatiecentrum, dat ook door de studenten van Managementwetenschappen regelmatig bezocht wordt. Men kan er terecht voor handboeken, naslagwerken, bibliografieën, rapporten, jaarverslagen, overheidspublicaties etc. Er zijn twee p.c.'s voor bezoekers aanwezig waar c.d.roms en internet geraadpleegd kunnen worden. De documentaliste geeft een intensieve en professionele begeleiding. Documentaliste: mw. drs. M. Waldekker; bezoekadres: Geert Grooteplein 9, tel. 0243612066; e-mail:
[email protected]; openingstijden: ma. tm. do. 09.00-13.00 en 14.00-17.00 uur. Overzicht opleiding Propedeuse (Bachelor):Propedeuse Duitse Taal en Cultuur of propedeuse van de faculteiten der Managementwetenschappen, Rechtsgeleerdheid, Sociale Wetenschappen, of Wijsbegeerte. Doctoraal Tweede studiejaar Bachelor (algemeen jaar) (in Nijmegen) • Taalvaardigheid Duits • Nederland, Duitsland en Europa in het verleden (3 sp./4,3 ECTS) • Duitse Economie in Europees Perspectief (3 sp./4,3 ECTS) • Duitse Politiek in Europees Perspectief (3 sp./4,3 ECTS) • Economie voor Alfa's (3 sp./4,3 ECTS) • Staatsen bestuursrecht in Duitsland (3 sp./4,3 ECTS) • Landeskunde (3 sp./4,3 ECTS) • Historische Documentatiekunde (3 sp./4,3 ECTS) • Sociaal-economische Geschiedenis van Europa in vergelijkend Perspectief (3 sp./4,3 ECTS) • Wijsbegeerte (3 sp./4,3 ECTS) • Inleiding Bedrijfscommunicatie (3 sp./4,3 ECTS) Derde studiejaar (bachelor) Taalvaardigheid (6 sp./8,6 ECTS) Gegenwartsliteratur (3 sp./4,3 ECTS) Landeskunde (3 sp./4,3 ECTS) Disciplinaire cursussen (6 sp./8,6 ECTS) Keuzepakketten (9 sp./12,9 ECTS): Keuzedeel Economie: Economie v.d. Ndl. en Dts. publieke sector vergeleken (3 sp./4,3 ECTS) Macro-economie (3 sp./4,3 ECTS) Ndl.-Dts. econ. Betrekkingen (3 sp./4,3 ECTS) Keuzedeel Politiek: Politieke aspecten v.d. W.-Europ. Samenwerking (3 sp./4,3 ECTS) Dts. politiek in vergelijkend perspectief (3 sp./4,3 ECTS) Actuele ontwikkelingen in de Dts. en Ndl. politiek vergeleken (3 sp./4,3 ECTS) Werkstuk (6 sp./8,6 ECTS) Bijvakruimte (9 sp./12,9 ECTS) Vierde studiejaar Politieke en economische vaktaal (6 sp./8,6 ECTS) Mondelinge presentatie (3 sp./4,3 ECTS) Landeskunde (3 sp./4,3 ECTS) Keuzepakketten (9 sp./12,9 ECTS): Keuzedeel Economie:
Economie v.d. Ndl. en Dts. publieke sector (3 sp./4,3 ECTS) Economische ontwikkelingen in Dl. en Nl. (3 sp./4,3 ECTS) Seminar Dts. en Ndl. economie (3 sp./4,3 ECTS) Keuzedeel Politiek: Politieke aspecten v.d. W.-Europ. Samenwerking (3 sp./4,3 ECTS) Politieke instituties in Europa (3 sp./4,3 ECTS) Politiek en welvaartstaat (3 sp./4,3 ECTS) Stage (6 sp./8,6 ECTS) Scriptie (15 sp./21,5 ECTS) De organisatie De opleiding wordt verzorgd onder verantwoordelijkheid van het interfacultaire Centrum voor Duitsland-Studies (faculteiten: Letteren, Managementwetenschappen, Sociale Wetenschappen). Hoogleraar-directeur is prof. dr. R.H. Lieshout; Huize Heyendael, k. 2.10; tel. 024-3615847; e-mail:
[email protected] Studieadviseur, studiecoördinator: dr. J. Meurders; Huize Heyendael, k. 2.05; tel. 0243615518; e-mail:
[email protected] Secretariaat: Huize Heyendael, Geert Grooteplein 9, k. 2.06; tel.: 024-3611278; fax: 024-3613006. Postadres: Postbus 9103, 6500 HD Nijmegen. Internet: www.kun.nl/cds
HOOFDSTUK 3a SEMESTERS VWO-instromers Semester 1.1 Meer dan overheid en markt Toelichting bij het semesterthema Het thema 'Meer dan overheid en markt' is een actueel en overkoepelend thema in het onderzoek en onderwijs van de Faculteit der Managementwetenschappen. Centraal staat de aandacht voor de sturing van maatschappelijke vraagstukken en van private en publieke organisaties waarin nieuwe manieren van samenwerken tussen vele partijen tot stand komen, die niet zijn terug te brengen op hetzij 'overheid' of 'markt', op een keuze tussen hiërarchische regulering enerzijds of het vrije spel der concurrerende krachten anderzijds. In de praktijk van bijvoorbeeld de energiesector, de telecommunicatie, of de gezondheidszorg zie je nieuwe combinaties ontstaan van politieke regelgeving en zelfsturing, van concurrentie en toezicht, van juridische, financiële en communicatieve instrumenten, van macht, geld en kennis. Dergelijke hedendaagse combinaties in beleid en organisatie kun je beschouwen als oplossingen voor de problemen die een toenemende maatschappelijke en organisatorische complexiteit en dynamiek met zich meebrengen. Aan de nieuwe sturingsvormen worden namen gegeven als bijvoorbeeld 'netwerkmanagement', 'interactief beleid', 'de lerende organisatie' of de 'derde weg'. Ook op het niveau van bedrijven, gemeenten, departementen en ziekenhuizen ontwikkelen zich alternatieve samenwerkingsvormen, tussen werknemers en afdelingen (taakgroepen, teams), tussen toeleveranciers en afnemers (uitbesteding, netwerken) tussen producenten, consumenten en belangenorganisaties. Het semesterthema wordt vanuit verschillende vragen onderzocht. Bijvoorbeeld: hoe zijn de nieuwe praktijken en visies op sturing en management ontstaan, wat zijn de verschillen en overeenkomsten met klassieke theorieën over beleid en organisatie, welke partijen zijn erbij betrokken, hoe werken zij samen en welke voor- en nadelen brengt dat mee vanuit verschillende perspectieven en criteria, en wat is de betekenis van 'oude' en 'nieuwe' visies voor het oplossen van organisatievraagstukken en maatschappelijke problemen. Opbouw semester In het eerste semester willen we je op verschillende manieren met het semesterthema laten kennismaken. Elke student start met een algemene inleiding in de theorie en praktijk van de managementwetenschappen (Meer dan overheid en markt 1). Na enkele weken wordt daarnaast vanuit elke discipline een introductie in de belangrijkste begrippen en stromingen in het eigen vakgebied aangeboden (Disciplinaire inleiding). Wanneer Meer dan overheid en markt 1 is afgerond, volgt elke student een themacursus (Meer dan overheid en markt 2) waarin het semesterthema is uitgewerkt naar theorieën, voorbeelden en discussies in de eigen discipline. Het semester wordt afgesloten met een project (Meer dan overheid en markt 3) waarin je de opgedane kennis en inzichten verwerkt in een eigen onderzoek en verslag. Naast de integratiemodule Meer dan overheid en markt (1,2,3) en de disciplinaire inleiding wordt er een inleiding in de methodologie (Ontwerpen van onderzoek), een inleiding in de filosofie en een cursus communicatieve vaardigheden aangeboden, mede ter ondersteuning van de leerstof en vaardigheden in andere vakken in het semesterprogramma. Integratiemodule Meer dan overheid en markt De integratiemodule 'Meer dan overheid en markt' bestaat uit drie onderdelen, namelijk 1) een algemene introductie in de managementwetenschappen, 2) een thema dat hierop voortbouwt vanuit de eigen discipline en 3) een project. Meer dan overheid en markt 1
De algemene introductie (6 stp) bevat een inleiding in de managementwetenschappen, gebaseerd op de organisatietheorie en de beleidswetenschap. In deze cursus wordt een overzicht gegeven van klassieke benaderingen van organisatie en beleidsontwikkeling en van hedendaagse, nieuwe vormen en visies. Terwijl 'klassieke' theorieën worden geassocieerd met hiërarchische structuren, rationele besluitvorming en instrumentele toepassingen, lijken 'nieuwe' visies zich te baseren op netwerken, een procesgerichte aanpak en meer nadruk op cultuur en symbolen. De wetenschappelijke discussie en de praktijk van 'klassieke' en (post)moderne opvattingen over management wordt onderzocht op twee niveaus, namelijk a) de afzonderlijke organisatie en b) de onderlinge relaties tussen overheden, ondernemingen, belangenverenigingen, non-profit organisaties en burgers. Studenten worden geconfronteerd met klassieke en hedendaagse managementvisies door een analyse te maken van een bedrijf (NedCar), een lokale overheid (Tilburg) en een beleidsproces (Betuwelijn). Deze cursus zal studenten niet alleen een stevige basiskennis bezorgen van de kernbenaderingen in de organisatietheorie en de beleidswetenschap, maar hen ook leren hoe zij theoretische perspectieven kunnen toepassen op empirische cases. Het onderwijs geschiedt aan de hand van opdrachten die worden besproken in werkgroepen (2x per week). Deze opzet wordt geflankeerd door enkele hoor- en gastcolleges. Meer dan overheid en markt 2 Bedrijfswetenschappen
schappen
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Bedrijfsweten
Opbouw semester
Inleiding in de Organisatie Theorie
Communicatieve vaardigheden
Filosofie
Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie september
oktober
november
december
januari
De themacursus (3 stp) in het integratieprogramma wordt aangeboden vanuit de eigen discipline. In totaal zijn er 8 cursussen in Meer dan overheid en markt 2, waarvan elke student het thema van de eigen discipline volgt. De studenten bedrijfswetenschappen kunnen daarbij hun voorkeur aangeven voor een van de drie bedrijfswetenschappelijke thema's (competentiemanagement, uitbesteding of de lerende organisatie). Ook kan een beperkt aantal studenten deelnemen aan het Engelstalige thema The Global Firm. MOM 2 Bedrijfswetenschappen Hoofdthema: De innovatieve onderneming
Sub-thema 1 Competentiemanagement Competentiemanagement is één van de managementspecialisaties binnen de personeelswetenschappen en de bedrijfskunde, waarin specifiek aandacht wordt besteedt aan de rol van de mens in de organisatie. Dat die menselijke factor steeds belangrijker is voor de prestaties van organisaties, daarover is iedereen het wel eens. Maar hoe je gericht mensen in organisaties stimuleert en aanzet tot het zo goed mogelijk benutten van hun talenten, is een moeilijk terrein. Is competentiemanagement de zoveelste modieuze term voor wat vroeger 'gewoon' personeelsbeleid werd genoemd of worden personeelsvraagstukken binnen bedrijven op een nieuwe wijze vorm gegeven? In dit sub-thema gaan we terug naar klassieke benaderingen in de organisatiekunde en kijken we naar de theorie en praktijk van (post-)moderne organisatieconcepten. Sub-thema 2 Uitbesteding Eén van de manieren om de organisatie slank en beheersbaar te maken in deze tijd van toenemen de concurrentie en complexiteit van productieprocessen is uitbesteding: het inkopen van allerlei kant-en-klare onderdelen, of zelfs complete producten, en zich beperken tot assemblage en verkoop. Allerlei management tools zijn voorhanden om de 'make or buy' beslissing te nemen en een keuze te maken uit de verschillende toeleveranciers. Maar uitbesteding is meer: het gaat steeds minder om de toelevering van kant-en-klare producten en onderdelen en steeds meer om het ontwikkelen van nieuwe producten en systemen op specificatie van de afnemer. Dit vereist intensief overleg en de bereidheid tot samenwerken en het investeren in de voor die samenwerking benodigde productiemiddelen. Intensieve samenwerking heeft immense voordelen. De schade voor de ene partij is echter enorm wanneer de andere partij de samenwerking verbreekt. Partijen moeten elkaar (kunnen) vertrouwen en tegelijkertijd dat vertrouwen niet beschamen. Zie hier in een notendop de onderwerpen die in het subthema Uitbesteding aan de orde komen. De cursus is opgebouwd rondom het bedrijf Afa Polytek BV, een bedrijf dat zowel toeleverancier is als zelf uitbesteedt. Via opdrachten maak je stap voor stap kennis met dit bedrijf en met de rol van uitbesteding daarbinnen. Subthema 3 De lerende organisatie In deze cursus wordt voortgebouwd op het onderscheid tussen klassieke en (post)moderne opvattingen over de bedrijfsorganisatie uit de algemene introductie. Het concept lerende organisatie wordt daarbij gezien als een tegenpool van de klassieke mechanistische visie en wordt gekenmerkt door o.a. flexibiliteit, openheid, innovatie en reflectief vermogen. In de cursus wordt ingegaan op de vraag of en hoe organisaties kunnen leren en welke organisatorische randvoorwaarden (zoals structuur, cultuur, leiderschap, communicatie) daarbij een rol spelen. Voorts wordt aandacht besteed aan verschillende visies op leren en de consequenties daarvan voor leren binnen organisaties. Het onderwijs vindt plaats in de vorm van wekelijkse werkcolleges, waarin opdrachten worden besproken en wordt gereflecteerd op de bestudeerde literatuur. Het thema kent bovendien een vloeiende overgang naar het project, waarin studenten in groepjes een organisatieonderzoek verrichten.
Bestuurskunde, Politicologie en Economie Semester opbouw
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Politicologie
Bestuurskunde
Economie Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Inleiding in de economie Kernthema’s bestuur en organisatie
Inleiding in de politicologie
Communicatieve vaardigheden
Filosofie Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie september
oktober
november
december
januari
De themacursus (3 stp) in het integratieprogramma wordt aangeboden vanuit de eigen discipline. In totaal zijn er 8 cursussen in Meer dan overheid en markt 2, waarvan elke student het thema van de eigen discipline volgt. De studenten bedrijfswetenschappen kunnen daarbij hun voorkeur aangeven voor een van de drie bedrijfswetenschappelijke thema's (competentiemanagement, uitbesteding of de lerende organisatie). Ook kan een beperkt aantal studenten deelnemen aan het Engelstalige thema The Global Firm. MOM 2 Bestuurskunde Visies op openbaar bestuur In dit college staan centraal visies op het openbaar bestuur, zowel historisch (ideeëngeschiedenis) als internationaal-comparatief. Aan de orde komen de belangrijkste kenmerken van en vraagstukken achter de inrichting van het openbaar bestuur: centraal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk en de voor de duiding van die vraagstukken benodigde kernbegrippen (bestuur, beleid, macht, gezag, bureaucratische en collegiale organisatie, centralisatie en decentralisatie). Daarnaast is er aandacht voor de bijzondere kenmerken van de bekleders van openbare ambten (politici en ambtenaren) waar het gaat om hun taken, rolopvattingen, recrutering en representativiteit. De relatie overheidburger vormt tevens een belangrijk ijkpunt in de beoordeling van het overheidshandelen, een beoordeling die mede is geënt op normatieve visies op het openbaar bestuur. MOM 2 Politicologie Visies op politiek In MOM1 wordt er al op gewezen dat er 'meer' is dan overheid en markt, en dat moderne theorieën over politiek en beleid daarom afstappen van denken in termen van hiërarchische sturing en sturing door de markt. 'Visies op politiek' (MOM2) bouwt hierop verder door te laten zien dat de keuze voor Overheid of Markt een morele keuze is, een die gelegitimeerd moet worden en dat er alternatieven zijn ('Meer'dan overheid en markt) die eveneens gerechtvaardigd kunnen zijn. In Visies op Politiek worden verder onder andere de redenen onderzocht (1) om überhaupt samen te werken en samen te leven; (2) om dat al of niet via
democratische structuren te doen; (3) om daarbij bepaalde interpretaties van waarden als vrijheid, gelijkheid en rechtvaardigheid na te streven. Literatuur en onderwijsvorm zijn zo gekozen dat je niet alleen kennis neemt van verschillende visies op waarden, maar dat je je er ook moet inleven en ze moet verdedigen of bestrijden. Het project Politicologie (MOM 3), zal aan de in MOM 1, MOM 2 en de Inleiding Politicologie aangesneden thema’s aansluiten. MOM 2 Economie Visies op markteconomie De cursus maakt deel uit van het programma ‘Meer dan overheid en markt’en sluit aan bij de cursus ‘Inleiding in de economie’. Na een vergelijkende oriëntatie op visies op de markteconomie wordt nader ingegeaan op de neoklassieke en de Keynesiaanse benadering. Dit gebeurt aan de hand van studie van een aantal hoofdstukken uit respectievelijk de neoklassieke micro-economie en de Keynesiaanse macro-economie. (studielast: 3 stp; coördinator: Dr. J. Peil; docenten: Drs. Ch. van Hooijdonk en Dr. J. Peil)
Mmwetenschappen
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Sociale Geografie
Planologie
Sociale Geografie, Planologie en Milieu-maatschappijwetenschappen Semester opbouw
Inleiding in de Sociale Geografie Inleiding in de Planologie
Inleiding in de Mm-wetenschappen
Communicatieve vaardigheden
Filosofie Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie september
oktober
november
december
januari
De themacursus (3 stp) in het integratieprogramma wordt aangeboden vanuit de eigen discipline. In totaal zijn er 8 cursussen in Meer dan overheid en markt 2, waarvan elke student het thema van de eigen discipline volgt. De studenten bedrijfswetenschappen kunnen daarbij hun voorkeur aangeven voor een van de drie bedrijfswetenschappelijke thema's (competentiemanagement, uitbesteding of de lerende organisatie). Ook kan een beperkt aantal studenten deelnemen aan het Engelstalige thema The Global Firm. MOM 2 Sociale Geografie & Planologie De geïnspireerde Ruimte Onze leefruimte verandert voortdurend onder invloed van het ruimtelijk handelen van individuen, marktpartijen, bedrijven en organisaties. Ze hebben vaak tegenstrijdige en conflicterende belangen bij de inrichting van de leefruimte
(denk bijvoorbeeld aan de veelheid van ruimteclaims op het Groene Hart van de Randstad: verstedelijking, landbouw, natuur en natuurontwikkeling incl. het scheppen van nieuwe watermilieu's, recreatie, behoud van waardevolle cultuurlandschappen, doorsnijding met nieuwe infrastructuur e.d.m.). Samen met overheden voeren ze, elkaar beïnvloedend, min of meer bewust beleid ten aanzien van de omgang met en inrichting van de leefruimte. Ze zijn dus met elkaar in beleidsprocessen verwikkeld. Doelstelling van MOM-2 is de beleidswetenschappelijke theorie over beleidsprocessen (van klassiek naar modern) van MOM-1 uit te diepen en toe te passen op beleidsprocessen die beogen onze leefruimte te veranderen in functie van de wensen en doelstellingen van alle betrokkenen. De student analyseert die concrete beleidsprocessen en krijgt zo drieërlei inzicht. In de bruikbaarheid van de beleidswetenschappelijke theorie voor de analyse, in het verloop en de kwaliteit van het gevolgde beleidsproces, in de effecten van het gevoerde beleid voor de (kwaliteiten van) de leefruimte. In het onderwijs programma bestudeert de student nieuwe literatuur over beleidsprocessen en sturingsfilosofieën aan de hand van opdrachten die ontleend zijn aan concrete vraagstukken (bijvoorbeeld de problemen van de grote steden) betreffende de leefruimte, waarover eveneens literatuur wordt bestudeerd. De opdrachten worden in werkgroepen besproken. Het leerproces in de werkgroepen wordt door enkele kaderstellende hoorcolleges ondersteund. MOM 2 Milieu-maatschappijwetenschappen Nieuwe natuur Natuur doet het goed in de samenleving. Iedereen houdt ervan en bijna elk gezin in Nederland is lid van Natuurmonumenten. Natuurbeleid is mede daardoor ook een aansprekend deelterrein van het bredere milieubeleid. Wat niet betekent dat dat beleid meteen succesvol is. Er moet nog altijd flink gestreden worden voor het behoud van natuurgebieden zoals de Waddenzee of voor het voortbestaan van wilde dieren in Nederland zoals dassen en hamsters. Natuurbeleid is een actief beleidsveld dat meegaat met zijn tijd. Nieuwe ideeën over beleid die in MOM1 behandeld zijn vind je ook terug in het natuurbeleid. Natuurlijk gekleurd door het onderwerp natuur, want natuurbeleidsmakers denken niet alleen na over beleid maar ook over natuur. Zij hebben bepaalde voorstellingen, natuurbeelden, over goede natuur en slechte natuur, over ruige oernatuur of boerennatuur. Die beelden bepalen mede welk beleid waar gevoerd wordt. Natuurbeleidsmakers willen tegenwoordig ook graag weten welke natuurbeelden er onder de burgers leven en of en hoe het beleid daarop kan inspelen, zodat de mensen de natuur krijgen die ze willen. In MOM2 De nieuwe natuur en het daarop aansluitende MOM3-project zullen we proberen de werelden van de natuurbeelden en het natuurbeleid met elkaar in verband te brengen. Zo krijg je een goede indruk van de twee kanten van de Milieu-maatschappijwetenschappen: het analytische onderzoek en het prescriptieve onderzoek. Door eerst grondig te onderzoeken wat er waarom in de samenleving speelt (analyse van natuurbeelden) kun je gefundeerde overheidsmaatregelen voorstellen (prescriptie) om de gewenste natuur te beschermen of te ontwikkelen, kortom: een beter natuurbeleid maken. Semester 1.2 Organisatie in bedrijf Toelichting bij het semesterthema In dit semester komt het brede scala van de bedrijfswetenschappen aan de orde. Het is de bedoeling dat de student overzicht krijgt van de gehele discipline 'bedrijfswetenschappen' en de verschillende thema's die hierin te onderscheiden zijn. Vervolgens wordt de student uitgedaagd na te denken over de manier waarop deze verschillende thema's met elkaar samenhangen. Dit semester biedt de student een eerste ordeningskader dat hij of zij kan gebruiken om de thema's van de daarop volgende semesters te kunnen plaatsen. Je zou dus kunnen zeggen dat in dit semester een totaalbeeld wordt geschetst. In de semesters 2.1, 2.2, 3.1 en 3.2 wordt vervolgens steeds een deel van dit totaalbeeld verder uitgewerkt. Het semester gaat van start met een introductie waarbij een management game gespeeld wordt. Het programma vervolgt in drie lijnen. De eerste lijn is een verkenning van verschillende vakgebieden binnen de bedrijfswetenschappen in het
vak 'bedrijfswetenschappelijke thema's'. In dit vak maak je tevens kennis met enkele bedrijfswetenschappelijke methoden. De tweede lijn richt zich specifiek op de basis beginselen van het financieel economisch beheer van de organisatie in de vakken 'Accounting principles I' en 'Accounting principles II'. De derde lijn tenslotte richt zich op de (statistische) methoden van onderzoek. Naarmate het programma vordert, ga je samen met een mede-student een concreet bedrijfskundig probleem bij de kop pakken. Dit probleem wordt volgens de richtlijnen van de methodologie uitgewerkt in de integratiemodule 'Project'. Docententeam • Drs. J.P. Groot (coördinator & Bedrijfswetenschappelijke Thema's) • Drs. J.P. Groot (Bedrijfswetenschappelijk project) • Drs. R.A. Minnaar (Accounting principles I & II) • Drs. C.A.M. Visscher (Methodologie 2) • Drs. L. Ruscitti (Accounting principles I & II)
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Bedrijfswetensc happen
Opbouw semester
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Filosofie
Communicatieve vaardigheden
Accounting principles I
Accounting principles II Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Vakkenoverzicht Het integratiedeel bestaat uit de vakken: • Bedrijfswetenschappelijke thema's (integratiemodule) (6 stp.) • Beschrijvende en inductieve statistiek (3 stp.) • Bedrijfswetenschappelijk Project (3 stp.) Het cursorisch onderwijs bestaat uit de vakken: • Accounting principles I (3 stp.) • Accounting principles II (3 stp.) Tevens worden de volgende vakken uit semester 1.1 voortgezet: • Communicatieve vaardigheden (1,5 stp.) • Filosofie (1,5 stp.) Beschrijving van de integratiemodule, het methodologievak, en het projectvak Introductie De introductie heeft tot doel om de studenten warm te maken voor het studieprogramma van semester 1.2. De introductie zal enerzijds bestaan uit een informatief gedeelte waarin de vakken, literatuur, roosters, e.d. toegelicht worden. Anderzijds bestaat de introductie uit een management game waarbij de veelzijdigheid en de onderlinge relaties van bedrijfswetenschappelijke aspecten centraal staan. Het management game vormt tevens de casus die in de eerste bijeenkomst van Bedrijfswetenschappelijke thema's verder uitgewerkt wordt.
Bedrijfswetenschappelijke thema's (Issues in business science) Het vak Bedrijfswetenschappelijke Thema's (BWT) heeft tot doel om de studenten kennis te laten maken met het brede veld van de bedrijfswetenschappen. Vraagstukken op het terrein van strategie, marketing en distributie, analyse, ontwerp en verandering, bedrijfseconomie, kennis & informatiemanagement, strategisch personeelsmanagement en international management komen hierbij aan de orde. De thema's zijn geordend naar de verschillende afstudeerrichtingen binnen bedrijfswetenschappen. Naast de Bedrijfswetenschappelijke thema's staat de bedrijfswetenschappelijke onderzoeks- en interventiecyclus centraal. Het vak begint met een opdracht waarin organisatieproblemen (die voortvloeien uit het management game dat tijdens de introductie gespeeld is!) geordend worden. Aan het einde van dit vak kiezen de studenten een van de thema's om verder uit te werken in het vak Bedrijfswetenschappelijk project. Beschrijvende en inductieve statistiek / Descriptive and Inductive Statistics Dit vak biedt de studenten een grondige kennismaking met de beschrijvende statistiek en een eerste kennismaking met de inductieve statistiek. Tevens leren de studenten omgaan met het softwarepakket SPSS for Windows. Tijdens het vak 'Bedrijfswetenschappelijk project' leren de studenten het pakket toe te passen op een bestaande dataset. Bedrijfswetenschappelijk project (Business Issues Project) Dit vak integreert de kennis van de vakken Bedrijfswetenschapplijke thema's en Beschrijvende en inductieve statistiek. Op basis van verschillende vragenlijsten (en de bijbehorende datasets) kiezen de studenten in duo's een thema dat zij verder uitdiepen. Zij doen dit door een (aantal) hypothese(s) te stellen, en deze vervolgens te toetsen aan de dataset (secundaire analyse) en de literatuur (literatuuronderzoek). Op basis van deze bronnen gaan studenten op zoek naar overeenkomsten en discrepanties tussen literatuur en de onderzoeksgegevens. Tevens geven ze mogelijke verklaringen voor deze verschillen en overeenkomsten. In feite leren de studenten dus om: • een onderzoek te ontwerpen • gegevens te verzamelen en analyseren; • er conclusies uit te trekken; • deze te ondersteunen met behulp van de literatuur; • en hierover beredeneerd te rapporteren. Praktische informatie In de loop van semester 1.1 wordt het rooster, de onderwijsvorm, de literatuur en de methode van beoordeling nader bekend gemaakt. Semester 1.2 National Governance Toelichting bij het semesterthema In semester 1.1 heb je geleerd dat er meer is dan overheid en markt. Semester 1.2 heeft als thema National governance en bouwt voort op deze kennis. Met betrekking tot National governance in Nederland wordt veelal gesproken van het poldermodel. In de media in binnen- en buitenland wordt het gevoerde beleid in Nederland geprezen. Beleidsmakers zien Nederland als lichtend voorbeeld. Het poldermodel is naast bloemen en groenten een belangrijk exportproduct geworden. Dit poldermodel vormt de rode draad die door dit semester loopt en staat centraal in de projecten. Het poldermodel refereert aan een voor Nederland unieke combinatie van beleid, instituties en cultuur. Essentiële onderdelen van het poldermodel zijn geïnstitutionaliseerd overleg en samenwerking en consensusvorming. In de loop van het semester wordt het begrip poldermodel toegespitst op de beleidsvelden economie, bestuur en politiek nader gedefinieerd en getypeerd. Echter in dit semester wordt verder gegaan. Het begrip poldermodel wordt bovendien geoperationaliseerd met als doel te onderzoeken op welke punten Nederland verschilt van een aantal andere landen en vervolgens de impact en de relatieve effectiviteit te bepalen. Typisch voor Nederland evenals de omringende landen zijn de corporatistische vormen van besturing. Corporatisme betreft het gezamenlijk vormgeven en implementeren door de diverse actoren van het sociaal-
economisch beleid op nationaal, sectoraal en bedrijfsniveau en/of lokaal niveau. Hierbij gaat het om politieke partijen, het parlement, de regering, de sociale partners, provincies, gemeenten, maar ook om het kiesstelsel en de verkiezingen.
Politicologie
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Filosofie Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Bestuurskunde
Economie
Opbouw semester
Communicatieve vaardigheden Wiskunde voor economen Macro-economie I Micro-economie I Openbaar bestuur en maatschappij Lokale politiek en lokaal bestuur Inleiding recht Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
febuari
maart
april
mei
juni
Programma-overzicht Coördinator Integratiemodule National Governance: Het poldermodel: dr. L. Delsen, drs. C. van Hooijdonk Methodologie 2: beschrijvende en inductieve statistiek: drs. Ch. Visscher Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief (POL): mw. Dr. M. Leijenaar Lokale politiek en lokaal bestuur (POL, BK): mw. Dr. M. Leijenaar Openbaar bestuur en maatschappij (BK): mw. prof.dr. M.L. Bemelmans-Videc Inleiding recht (POL, BK): Mr. N. Visee Wiskunde voor economen (EC): drs. L. Buijs Macro economie I (EC): prof.dr. H. Garretsen Micro economie I (EC): dr. J. Peil Beschrijving van de integratiemodule, het methodologievak, en het projectvak De integratiemodule In dit integratieprogramma verdiepen studenten uit de drie disciplines zich verder in de voor Nederland en ook andere landen zo typische corporatistische vormen van besturing en de invloed daarvan op de functioneren en de effectiviteit van de nationale en de lokale politiek en het lokaal bestuur. Studenten verwerven inzicht in de theoretische en empirische 'ins' en 'outs' van het poldermodel. De eerste 2 weken volgen de studenten gezamenlijke inleidende hoor-, gasten werkcolleges over het semesterthema. Ook wordt al een aanzet tot het project gegeven. In de daarna volgende 7 weken (week 3 t/m 9) starten de disciplinaire vakken en wordt wekelijks door de docenten van elk van de disciplinaire vakken binnen het semester een hoorcollege gewijd aan de relatie tussen het disciplinaire vak en het semesterthema. Deze colleges worden door alle studenten gevolgd. In het afsluitende project doen studenten zelfstandig empirisch onderzoek in groepen binnen het projectvak tijdens de laatste drie weken van het semester. Dit empirisch onderzoek wordt per discipline uitgevoerd. Het methodologievak
Binnen het methodologievak van semester 1.2 staan elementen uit de beschrijvende en inductieve statistiek centraal. Hierbij gaat het onder meer om: populatie, classificatie frequentieverdeling, bi- en univariate analyses, correlatie- en associatiematen, tijdreeksen, indexcijfers, analyse van nominale, ordinale en metrische data. Het methodevak kent een grotendeels gezamenlijk gedeelte met toespitsing op de afzonderlijke disciplines middels opdrachten. Het projectvak In de weken 10 tot en met 12 van het semester wordt het project voorbereid; de uitvoering vindt plaats op het einde van het semester (week 17 t/m 20). In week 21 worden de uitgevoerde projecten gepresenteerd. De projecten vormen een reflectie op de gevolgde hoor- en gastcolleges. In het project ligt naast de literatuurstudie, de nadruk vooral op het analyseren met behulp van statistische technieken van datasets met betrekking tot verschillende beleidsvelden (economie, bestuur en politiek) in Nederland. Nederland is geen eiland. Doel van het project is te onderzoeken op welke punten Nederland verschilt van een aantal andere landen en welke gevolgen dit heeft voor de inhoud en effectiviteit van het gevoerde beleid. De impact van corporatistische besturingsvormen kan worden aangetoond door het vergelijken van kerngegevens uit verschillende perioden en uit verschillende landen. In dit semester hebben de statistische technieken betrekking op beschrijvende statistiek. Daarnaast wordt een aantal communicatieve vaardigheden geoefend, zoals het presenteren van onderzoeksresultaten. In het project vindt een verbijzondering naar disciplines plaats. Voor economiestudenten ligt de nadruk op het definiëren en operationaliseren van het begrip corporatisme en het berekenen van rangordecorrelaties met macroeconomische kernvariabelen en het analyseren, verklaren en interpreteren van de gevonden relaties. Voor studenten politicologie wordt onderzocht in hoeverre het gedachtegoed over het poldermodel terug te vinden is in de politieke praktijk. Door studenten bestuurskunde wordt in het project ingegaan op de institutionalisering van de arbeidsverhoudingen, de invloed van werkgevers- en werknemersassociaties op de overheid, resp. onderzoek naar waarden en normen (sociale cultuur) ter verklaring van de samenwerkingsformules in het poldermodel. Het project en daarmee het semester wordt afgesloten met een of meerdere plenaire bijeenkomsten waarin de drie opleidingen de resultaten van de verschillende projecten presenteren. Praktische informatie De eerste 2 weken van de integratiemodule aan het begin van het semester zijn arbeidsintensief. Alle studenten volgen de inleidende gasten hoorcolleges over het onderwerp. Gedurende de weken 3 t/m 9 wordt per week door een van de docenten van de 7 disciplinaire vakken binnen het semester een hoorcollege gewijd aan de relatie tussen het disciplinaire vak en het semesterthema. In deze 7 colleges wordt een of meerdere individuele oefenopdrachten of -taken uitgereikt als voorbereiding op en aanloop naar het project, die een week na het betreffende hoorcollege worden nabesproken. Er vindt geen aparte tentaminering van het cursorisch deel van de integratiemodule plaats. De uitwerkingen van de opdrachten worden beoordeeld en de gezamenlijke beoordelingen worden uitgewerkt tot eindcijfer. Dit betreft het gemeenschappelijke cursorische deel. Gedurende de weken 17 t/m 21 vindt vervolgens in het afsluitende project een specialisatie, c.q. een verbijzondering naar discipline economie, politicologie en bestuurskunde plaats. Het project bestaat uit een werkstuk van 20-25 pagina's. Semester 1.2 Stad en Land: Urbane en rurale transformatieprocessen Het semesterthema We leven in een samenleving die gekenmerkt wordt door een hoge dynamiek in zowel het tijd- als het ruimteperspectief. Verschillende betekenissen van plaats, locatie en ruimte volgen elkaar in snel tempo op. Ook de betekenis van afstand is aan verandering onderhevig door de snelle verplaatsing van goederen,
kapitaal, personen en ideeën van de ene plek naar de andere, maar ook van het ene schaalniveau naar het andere. Personen, bedrijven en instituties dienen een grote mate van flexibiliteit aan de dag te leggen om telkens weer in te spelen op nieuwe perspectieven. Hierdoor lijken grenzen te vervagen, niet alleen tussen gebieden, schaalniveaus, functies etc, maar ook tussen traditionele concepten stad en platteland, urbane en rurale processen, de stedeling en de plattelander. Deze concepten zijn lange tijd in sterke mate grondlegger geweest van klassieke identiteiten, die op hun beurt weer het handelen van personen, groepen en organisaties bepaalden. In dit semester komen de ingrijpende en samenhangende processen van verandering in zowel de steden als de rurale milieus aan de orde. Enerzijds komen steeds meer mensen in een stedelijke ruimte te wonen en te werken, en anderzijds ondergaan de rurale gebieden, deels onder invloed van deze dynamiek, ook ingrijpende veranderingen. Deze veranderingen zijn een bron van sociale en milieuproblemen, maar zij scheppen tevens kansen in de sfeer van welvaart, voorzieningen en levenskwaliteit. De urbane en rurale transformatieprocessen en hun gevolgen voor milieu en omgeving worden in dit semester beschouwd als exemplarisch voor de dialectiek tussen samenleving en omgeving. Het accent ligt op beschrijving en analyse van de wederzijdse invloed van samenleving en omgeving. Vroeger leek het vrij gemakkelijk om 'stad' en 'platteland' aan te duiden. De stad deed zich voor als ommuurde handelsplaats met een concentratie van bevolking. Het 'platteland' lag daarbuiten, telde slechts weinig mensen en was buiten de landbouwgebieden woest en ontoegankelijk. Tegenwoordig hebben de bevolkingsgroei, de technologische ontwikkeling, de toename van economische betrekkingen, de welvaart, de hoge mobiliteit e.d. er toe geleid dat de 'stad' zich niet alleen heeft uitgebreid, maar in feite overal te vinden is. Meer dan vroeger lopen 'stad' en 'platteland' in elkaar over. Natuur wordt binnen de 'stad' gebracht in de vorm van groene zones en parken, bedrijven en huishoudens vestigen zich in verstedelijkte landschappen buiten de eigenlijke steden. Zowel 'stad' als 'land' zijn open systemen geworden die in toenemende mate van elkaar afhankelijk zijn en elkaar wederzijds beïnvloeden. Studenten maken kennis met zowel onbedoelde invloeden van maatschappelijke ontwikkelingen op de ruimtelijke inrichting en het milieu, als met bedoelde, beleidsmatige interventies, en met de gevolgen daarvan. Studenten maken kennis met de fysieke en natuurlijke systemen die, evenals verschillende institutionele contexten, de kaders vormen voor het menselijk handelen. Studenten bestuderen de gevolgen van het menselijk handelen voor de omgeving en het milieu. Tevens realiseren ze zich dat er drijvende krachten zijn in de ontwikkeling van de samenleving. Deze variëren van demografische ontwikkelingen tot internationalisering, van welvaartsstreven tot natuurbeelden, en van industrialisatie tot mobiliteit. Semester 1.2 richt zich dus op het thema stedelijke en rurale transformatie, waarbij met name kennis en vaardigheden aan bod komen op het terrein van de beschrijving en analyse van de processen. Het is bedoeling dat je na dit semester: 1 een degelijk inzicht hebt in: a. de begrippen stad en platteland en de veranderende sociaalruimtelijke realiteiten die daarmee worden aangeduid; b. inzicht in de maatschappelijke processen die de stad en het platteland én hun onderlinge verhouding hebben beïnvloed en nog steeds beïnvloeden, kortom inzicht in urbane en rurale transformatieprocessen; 2 belangrijke urbane en rurale transformatieprocessen kunt benoemen en beschrijven; 3 stad en platteland begrijpt als gevolgen van het ruimtelijk handelen van individuen, groepen en organisaties in veranderende institutionele en fysieke contexten; 4 urbane en rurale transformatieprocessen kunt beschrijven en analyseren vanuit een sociaalgeografisch, planologisch en milieuwetenschappelijk denkkader; 5 tamelijk zelfstandig urbane en/of rurale transformatieprocessen kunt onderzoeken vanuit een door jezelf opgesteld analysekader. Opbouw semester
Mmwetenschapp en
Sociale Geografie
Planologie
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Filosofie Communicatieve vaardigheden Stad en Land: stedelijke ontwikkelingen Stad en land: milieu, natuur en landschap Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening Ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze Milieu en actor Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Semester 1.2 is opgebouwd uit zes cursussen van elk 3 studiepunten en de cursussen Filosofie en Communicatieve vaardigheden die samen in dit semester 3 studiepunten beslaan. Verder is er onderscheid tussen drie cursussen die in de eerste 14 weken van het semester worden afgerond en een integratieprogramma van 9 studiepunten dat aan het einde van het semester wordt afgerond. Voor alle cursussen wordt een afstemming nagestreefd op het thema van het semester. Cursussen • Stad en land: Stedelijke ontwikkelingen (MMW, PL, SG) • Stad en land: Milieu, natuur en landschap (MMW, PL, SG) • Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening (PL) • De ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze (SG) • Milieu en actor (MMW) • Filosofie (MMW, PL, SG) • Communicatieve vaardigheden (MMW, PL, SG) Integratieprogramma (MMW, PL, SG) Het integratieprogramma is opgebouwd uit: • een integratiemodule • het project • methodologie De integratiemodule wordt voor een groot deel parallel aan de cursussen in de eerste 12 weken van het semester afgewikkeld in de vorm van onderwijsgroepen. In dezelfde tijd wordt in practica een deel van de methodologie (beschrijvende en inductieve statistiek) verzorgd. Het project krijgt vooral in de weken na Pinksteren de volle aandacht. Het projectwerk wordt uitgevoerd in bij voorkeur multidisciplinaire groepjes van 2 personen. Integratiemodule en Project Doel van het integratiemodule van semester 1.2 is het in onderlinge samenhang leren toepassen van de kennis uit de cursussen. Deze toepassing vindt zijn culminatie in beschrijvend en analytisch onderzoek van transformaties in stad en land. Gegeven deze centrale doelstelling worden de volgende stappen doorlopen: 1 het bestuderen en toepassen van begrippen van stedelijke en rurale transformatie; 2 het verwerven van kennis en vaardigheden gericht op thematische beschrijving en ontleding van urbane en rurale ontwikkelingen en structuren;
3 het toepassen en verder ontwikkelen van eerder verworven kennis, inzichten en vaardigheden in het onderzoeksproject. Deze stappen worden hoofdzakelijk uitgevoerd in het cursorisch deel van de integratiemodule met toepassing van kennis uit de cursussen in het eerste deel van het semester. De studenten schrijven enkele werkstukken, mede als aanloop naar het project. Deze worden opgenomen in een dossier. In het project wordt een beschrijving en verdiepende analyse gemaakt van een zelfgekozen gebied; te denken valt aan een stad en omgeving (stadsgewestelijk gebied). Deze beschrijving en analyse behelst de ontwikkeling over een periode van globaal vijftig tot honderd jaar, de 20e eeuw, waarbij de nadruk komt te liggen op de laatste 25 jaar. Het uitgangspunt vormt de transformatie van het gebied waarbij zelf de selectie voor de verdieping op enkele processen wordt gemaakt. Methodologie In dit semester staat de beschrijvende en inductieve statistiek centraal, met begrippen als populatie, classificatie, frequentieverdelingen, typologieconstructie, centrale tendentiematen, spreidingsmaten, steekproeven, kansverdelingen, schatten en toetsen, etc. Tevens wordt aan de weergave van gegevens in kartografische vorm aandacht besteed. Onderwijswerkvormen en toetsing Het onderwijs in dit semester omvat een grote diversiteit aan werkvormen. Naast hoorcolleges, onderwijsgroepbijeenkomsten en practica, bestuderen en bewerken de deelnemers literatuur, kartografische en statistische bronnen. Tevens verrichten de deelnemers onder begeleiding van een docent een tweetal observatie-oefeningen in de vorm van een geïnstrueerde wandeling door respectievelijk een stad en een landelijk gebied. De verwerking van literatuur en ander bronnenmateriaal vindt deels plaats in de vorm van opdrachten en de opname van de resultaten in een dossier. Dit dossier wordt beoordeeld en deze beoordeling telt mee in de bepaling van het eindcijfer van het integratieprogramma. De overige onderdelen van het integratieprogramma (literatuurstudie en project) worden eveneens apart beoordeeld, respectievelijk op basis van een schriftelijk tentamen en een beoordeling van het projectverslag. De overige cursussen worden apart getoetst door middel van een schriftelijk tentamen. Semestercoördinatie Drs J. Klaver, tel. 024-3612096, e-mail: j.klaver@ nsm.kun.nl. Kamer:Thomas van Aquinostraat 3.1.60 Drs G. van Vilsteren, tel. 024-3613055, e-mail:
[email protected]. Kamer:Thomas van Aquinostraat 3.2.25 Semester 2.1 Het Primaire proces Het eerste semester van het tweede studiejaar heeft als thema het primaire proces. Elk bedrijf heeft als doel te voorzien in een maatschappelijke behoefte. Hiertoe worden producten of diensten geproduceerd en geleverd. Om die producten of diensten te kunnen maken vindt er een transformatie plaats. Inputfactoren als grondstoffen en onderdelen, informatie, financiële middelen en arbeidsinzet worden gebruikt om output in de vorm van producten, diensten en afval te produceren. Het omvormen van de input in een output noemen we het transformatieproces. De uitvoer van dat proces zijn de producten of diensten, waaraan de organisatie haar bestaansrecht in de maatschappij ontleent en waarmee ze geld verdient. Soms zijn transformatieprocessen fysiek zichtbaar, bijvoorbeeld in een autofabriek. Soms is dit in mindere mate het geval, zoals bij een adviesbureau of in een supermarkt. Vaak leveren bedrijven combinaties van producten en diensten en varieert de verhouding tussen die twee afhankelijk van het type bedrijf. Denk bij het product computer aan de handleiding en de helpdesk. Of bij 'uit eten gaan' aan de maaltijd (product) en de sfeer en de (vriendelijke) bediening (diensten). In elk bedrijf vinden transformaties plaats. De
activiteiten van mensen en middelen die direct verband houden met het transformatieproces worden aangeduid als het primaire proces.
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Bedrijfswetensc happen
Opbouw semester
Keuzevak
Management control Human resource management en organizational behaviour Operations management en logistiek Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Opzet semester 2.1 In dit semester wordt in de volgende onderdelen het primaire proces integraal behandeld: • Human resource management en organizational behaviour • Management control • Operations management en logistiek • Diagnosemethoden • Integration Programm: The Primary Process - Integratiemodule: 'De organisatie centraal' - Project: 'Diagnose van het primaire proces' Elk van deze onderdelen gaat in op bepaalde aspecten van het primaire proces. Tijdens de introductieweek komt de samenhang tussen deze aspecten aan de orde en licht het docententeam de opzet van het semester toe. In het vak operations management/logistiek wordt bestudeerd hoe het primaire proces organisatorisch en technisch in elkaar zit en hoe de producten hun gebruikers bereiken via een aantal organisaties, die samen een supply chain vormen. Het sturen en beheersen van een organisatie, waaronder het primaire proces met behulp van financiële en niet financiële maatstaven en de administratieve organisatie wordt behandeld in het vak Management control. Er bestaan geen organisaties zonder mensen. Human resource management en organizational behaviour gaat in op een aantal voor organisaties relevante aspecten van menselijk gedrag, als individu en als lid van een groep. Het vak diagnosemethoden behandelt methoden om het primaire proces van een bedrijf in kaart te brengen en te onderzoeken. Parallel aan deze vakken loopt het integratieprogramma: The Primary Process waarin studenten in teams een programma volgen met lezingen, workshops en opdrachten en deelnemen aan een project, waarbij ze zelf een onderzoek doen naar het primaire proces van een bedrijf en waarin de verschillende vakken worden geïntegreerd. Docententeam Drs. Reinald Minnaar (coördinator) Drs. Sylvia Baard RC
Dr. Geert Braam RA Dr. Michiel Schoemaker Drs. Rienk van Marle Drs. Öcge Pala Dr. Philip Barbonis Semester 2.1 European governance Toelichting bij het semesterthema In semester 1.2 stond 'National governance; het poldermodel' centraal. In semester 2.1. staat de invloed van 'Europa' op 'Nederland' (en omgekeerd) centraal. De Europese Unie heeft veel invloed op het openbaar bestuur in Nederland. De Europese Unie is te beschouwen als de vierde bestuurslaag, naast gemeenten, provincies en het rijk. Omgekeerd trachten Nederlandse overheden, bedrijven en instellingen invloed uit te oefenen in de Europese Unie. Verdeeldheid en conflict kenmerken de geschiedenis van Europa. Na de Tweede Wereldoorlog resulteerde het streven naar meer internationale samenwerking in het ontstaan van de Europese Unie. Mijlpalen in de ontwikkeling van de Europese Unie waren het Verdrag van Parijs (1951) waarbij de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht en de Verdragen van Rome (1957) waarbij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Euratom tot stand kwamen. In de loop der jaren heeft de Europese samenwerking zich verdiept. Na opeenvolgende wijzigingen van de oorspronkelijke verdragen (de Europese Akte in 1986; het Verdrag van Maastricht in 1992; het Verdrag van Amsterdam in 1997; het Verdrag van Nice in 2000) houdt de Europese Unie zich bezig met vrijwel alle beleidsterreinen. Er is Europees beleid op sociaal-economisch terrein (de zogenaamde eerste pijler), op het terrein van buitenlands beleid en veiligheid (tweede pijler) en op het terrein van justitie en binnenlandse zaken (derde pijler). Met de introductie van één Europese munteenheid, in het kader van de Europese Monetaire Unie (EMU), is de Europese integratie een nieuwe fase ingegaan. De Europese samenwerking heeft zich de afgelopen decennia ook verbreed. De oorspronkelijke 6 lidstaten (België, Nederland, Luxemburg, Duitsland, Frankrijk en Italië) hebben achtereenvolgens gezelschap gekregen van Groot-Brittannië, Denemarken en Ierland (in 1973), Griekenland (1981), Spanje en Portugal (1986), Oostenrijk, Finland en Zweden (1995). Binnen enkele jaren zullen diverse landen uit Midden- en Oost-Europa toetreden. De verdieping (naar beleidsterreinen) en verbreding (in ledental) van de Europese Unie is een ingewikkeld proces geweest, dat heeft geresulteerd in een uniek politiek-bestuurlijk systeem, dat in menig opzicht bovengeschikt is aan de nationale staten die er deel van uit maken. Instituties die een belangrijke rol spelen in de besluitvorming in de Europese Unie zijn de Europese Commissie, het Europees Parlement, de Raad van Ministers, het Comité van permanente vertegenwoordigers (Coreper), de Europese Raad en het Europese Hof van Justitie. In de Europese Unie zijn verschillende besluitvormingsprocedures van kracht (raadplegingsprocedure, co-decisieprocedure, samenwerkingsprocedure, begrotingsprocedure). De wetenschappelijke studie van de Europese Unie heeft geresulteerd in uiteenlopende theoretische benaderingen van het integratieproces en het functioneren van de Europese Unie als politiekbestuurlijk systeem. Deze benaderingen (o.a. functionalisme, intergouvernementalisme) zijn geworteld in de leer van de internationale betrekkingen, de vergelijkende politicologie en de beleidswetenschap. Met behulp van deze theorieën wordt getracht Europese processen te beschrijven, te verklaren en te voorspellen. De historische ontwikkeling van de Europese Unie, zijn politieke systeem (Europese Raad, Raad van Ministers, Europese Commissie, het Europese Hof van Justitie, belangengroepen, besluitvorming), zijn beleid op uiteenlopende terreinen (economisch en monetair; buitenlands- en veiligheidsbeleid; justitie en binnenlandse zaken) en zijn wisselwerking met Nederlandse actoren staan centraal in dit semester. In het projectwerk ligt de nadruk op toegepast beleidsonderzoek ten behoeve van Nederlandse opdrachtgevers. Daarnaast is er aandacht voor de toekomst van de Europese Unie: Europa quo vadis?
Politicologie
Bestuurskunde
Keuzevak Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Economie
Opbouw semester
Internationale economische betrekkingen I Geld-, krediet- en bankwezen Openbare financien Hoofdfiguren bestuurskunde Openbaar bestuur en politiek Politieke stromingen van de 20e eeuw Politieke aspecten van W. Europese samenwerking Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Cursussen per opleiding De studenten volgen in elk semester in principe vier cursussen (elke cursus met een omvang van 3 studiepunten; parallelgroepen zodra er meer dan 45 studenten deelnemen; in de regel één bijeenkomst per cursus per week, geen colleges in week 1 van 2 t/m 6 september 2002). Economie: Internationale economische betrekkingen I (De Vaal & Stibora) Geld-, kredieten bankwezen (Van Hooijdonk) Openbare financiën (Van Hooijdonk & Delsen) Keuzevak Bestuurskunde: Hoofdfiguren bestuurskunde (Nelissen) Openbaar bestuur en politiek (Goverde) Openbare financien (van Hooydonk & Delsen) Keuzevak Politicologie: Politieke stromingen van de 20ste eeuw (Slomp) Politieke aspecten van de West-Europese samenwerking (Lieshout & Van der Vleuten) Internationale economische betrekkingen OF Openbare financiën Keuzevak Week 2 t/m 12: colleges Week 13 t/m 14: tentamens Methodologie (3): Inductieve statistiek (2 studiepunten) Beleidsonderzoek (1 studiepunt) Week 2 t/m 12: colleges • Inductieve statistiek in week 2 t/m 8 • Beleidsonderzoek in week 9 t/m 12 Week 13 t/m 14: tentaminering
Week 15 t/m 21: koppeling methodologie aan project (methodologiedocenten zijn beschikbaar als consulent van de projectteams). Bij inductieve statistiek zal gebruik worden gemaakt van publicaties van het Bureau voor de Statistiek/Eurostat. Bij het onderdeel 'Beleidsonderzoek' ligt de nadruk op toegepast beleidsonderzoek, 'policy analysis' (deel 2 van Dunn). Docenten Inductieve statistiek: Visscher Beleidsonderzoek: Rouwette Verplichte literatuur J.T. McClave, Statistics, Englewood Cliffs, Prentice Hall, 2000. William N. Dunn, Public Policy Analysis. An introduction, Englewood Cliffs, Prentice Hall, 1994 (Part II). De integratiemodule (3 studiepunten) Week 1 Introductieweek • inleidend college integratiemodule (plenair) • eerste bijeenkomst onderwijsgroep Week 2 t/m 12 • bijeenkomsten onderwijsgroepen • gastcollege Week 13 t/m 14 • tentaminering Onderwijsvorm • homogene onderwijsgroepen van max. 15 studenten van dezelfde opleiding; • één bijeenkomst per week; • alle studenten bestuderen de verplichte basisliteratuur aan de hand van probleemtaken, discussietaken en toepassingstaken; • de bijeenkomsten kennen daarnaast ook een opleidingsspecifieke invulling (voor economiestudenten: Econometric Views) • onder leiding van een docent, die tevens het projectwerk begeleidt; • halverwege het semester wordt een begin gemaakt met het projectwerk; • onderwijsgroepen bestaan uit projectteams van in de regel 5 studenten. Doelstellingen integratieprogramma Het verwerven van kennis op het gebied van het semesterthema en het relateren daarvan aan de kennis die wordt verworven in het cursorisch onderwijs. Het opstarten van het werk aan de afzonderlijke projecten. Docenten voor economiestudenten: Buijs voor bestuurskundestudenten: Goverde, De Goede voor politicologiestudenten: Segers Toetsing • logboek met uitwerkingen van taken Verplichte literatuur Wordt later bekend gemaakt Project (3 studiepunten) Het projectwerk is een groepsgewijs uitgevoerde onderzoekopdracht. Projectteams van max. 5 studenten voeren het onderzoek uit, waarbij zij de ruimte krijgen om binnen bepaalde kaders hun eigen keuzen te maken. Het gaat om toegepast beleidsonderzoek naar een realistisch beleidsprobleem voor een externe opdrachtgever of 'stakeholder'. Het dient te gaan om (een onderdeel van) een Nederlandse gemeente, provincie, departement, bedrijf, politieke partij, actiegroep, etc. Het resultaat is een 'policy issue paper' (zie Dunn, p. 423432) waarbij gebruik wordt gemaakt van diverse beleidsanalytische methoden (o.a. probleemstructurering, monitoring, beleidsevaluatie). In samenwerking met het Europees Documentatie Centrum (bibliotheek Rechtsgeleerdheid) en de bibliotheek Beleidswetenschappen zullen de studenten in een vroeg stadium wegwijs gemaakt worden in Europese internetsites, databanken, publicaties en statistieken. Week 15 t/m 20 Uitvoering
• uitvoering van het project in projectteams (regelmatig feedback door projectdocent) • mogelijkheid tot excursie (bijv. naar Brussel; per opleiding of per projectgroep) Week 21 Afsluiting • afsluitende bijeenkomst (per onderwijsgroep), waarin projectteams aan elkaar de bevindingen presenteren • plenaire activiteit: (conferentie) 'Europa Quo Vadis?' Literatuur Handleiding/issue dossier (met basisinformatie over de stakeholder en het te onderzoeken beleidsprobleem). Praktische informatie Spreekuren semestercoördinatoren: P. de Goede, TvA 5.01.38, maandag 9.00-11.00 uur H. Goverde, TvA 5.01.52, maandag 10.00-11.00 uur Betrokken docenten bij semester 2.1: Buijs, Delsen, de Goede, Goverde, van Hooijdonk, Lieshout, Nelissen, Rouwette, Slomp, Stibora, de Vaal, Visscher, van Vleuten, de Vries, vacature economie N.B. De weeknummering in deze notitie (1 t/m 21) komt overeen met week 36 (2 t/m 6 sept. 2002) tot en met week 4 (20 t/m 24 januari 2003). Semester 2.1
Regionale ontwikkeling
Het semesterthema In dit semester komen begrippen en theorieën aan de orde op het gebied van regionale ontwikkeling. Het thema richt zich met name op het spanningsveld tussen economische, ecologische en sociale ontwikkeling vanuit het perspectief van duurzaamheid, op het niveau van de regio. Het begrip 'regio' staat hierbij voor een geografische schaal tussen het lokale en het (inter)nationale in. De regio vormt binnen het semester zowel conceptueel als analytisch het centrale object van studie. Veel aandacht zal worden besteed aan de rol van actoren en processen (maatschappelijk en beleid) die vorm geven aan regionale ontwikkeling. Ten opzichte van semester 1.2 (Stad en Land) verschuift het perspectief in dit semester van beschrijving naar verklaring en evalueren. Bij verklaren gaat het om
het
analyseren
van
regionaal-ruimtelijke
milieukwaliteits-analyse, structuuranalyse)
als
processen,
regionaal-economische
integraal
(ontwikkeling
zowel
analyse, van
een
thematisch ruimtelijke
regiovisie
waarin
ruimtelijke, economische, milieu- en andere dimensies worden geintegreerd en vertaald in beleidsprioriteiten). Evalueren betreft het ontwikkelen van afwegingskader
waarmee,
beleidsrelevante
keuzes
uitgaande
kunnen
worden
van gemaakt
een met
een
duurzaamheidsperspectief, betrekking
tot
regionale
ontwikkeling. Semester 2.1 richt zich dus op het thema 'duurzame regionale ontwikkeling', waarbij met name kennis en vaardigheden aan bod zullen komen op het terrein van verklaren en evalueren. Dit betreft: 1 het kunnen toepassen van diverse regioconcepten en begrippen.
2 het kunnen ontleden van regionale ontwikkeling in basisonderdelen van (thematische en integrale) analyse, visievorming en beleid. 3 het toepassen van thematische kennis en vaardigheden op gebied van ruimtelijk-economische ontwikkeling (PL+SG) en milieuaspecten (MMW) binnen regionale analyse en visievorming 4 gebruik van het duurzaamheidsbegrip in de context van regionale ontwikkeling 5 het ontwikkelen van een normatief afwegingskader voor beleid gericht op regionale duurzame ontwikkeling 6 het ontwikkelen van een integrale regionale visie en het vertalen daarvan in beleid, mede gebaseerd op het evalueren van de analyseuitkomsten aan de hand van het normatieve afwegingskader.
Mmwetenschapp en
Sociale Geografie
Planologie
Opbouw semester
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak Bedrijf en regio De regio: identiteit en beleid Overheid en ruimtelijk beleid Globalisation and developing countries Natuurwetenschap voor milieumanagement Milieu en samenleving Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Semester 2.1 is opgebouwd uit vier cursussen van elk 3 studiepunten en een integratieprogramma met eveneens 3 studiepunten voor elk van de drie onderdelen. Cursussen •
De regio: identiteit en beleid (PL+SG+MMW)
•
Bedrijf en regio (PL+SG)
•
Globalisation and developing countries (SG)
•
Overheid en ruimtelijk beleid (PL)
•
Milieu en samenleving (MMW)
•
Natuurwetenschap voor milieumanagement (MMW)
De cursussen worden verzorgd in de eerste 14 weken van het semester. Naast de drie verplichte vakken van zijn of haar opleiding kiest de student een keuzecursus binnen of buiten de faculteit. Qua onderwijsvormen bestaan cursussen voornamelijk uit literatuurstudie, 11 colleges en soms een kleine opdracht.
Integratieprogramma Het
integratieprogramma (zie onder) is opgebouwd uit (1) een
integratiemodule, (2) methodologie en (3) het project. De integratiemodule wordt voor een groot deel parallel aan de cursussen in de eerste 12 weken van het semester afgewikkeld in de vorm van onderwijsgroepen. In dezelfde tijd wordt in werkcolleges een groot deel van de methodologie (inductieve en verklarende statistiek) verzorgd. Het project (in projectgroepen van ong. 5 studenten) krijgt vooral in de weken voor en na de Kerst de volle aandacht.
Integratiemodule en project Doel van de integratiemodule van semester 2.1. is het in onderlinge samenhang leren
toepassen
evaluerend
van
de
onderzoek
kennis
van
uit
regio's
en
de
cursussen
hun
in
concreet
ontwikkeling.
verklarend
Gegeven
de
en
centrale
doelstelling worden de volgende stappen doorlopen: 1
het bestuderen en toepassen van begrippen van ruimtelijke schaal en regio,
2
het verwerven van (a) kennis en (b) methodische vaardigheden gericht op
thematische ontleding van regionale ontwikkelingen en patronen (economie, ruimtelijke inrichting, milieu, en dergelijke) 3
het bediscussiëren van het duurzaamheidsbegrip
4
de uitwerking daarvan binnen een normatief kader voor regionaal-ruimtelijke
ontwikkeling 5
het ontwikkelen van een regionale visie voor een specifieke regio
gebaseerd op analyseuitkomsten en het normatief kader, alsook methoden voor integrale analyse 6
het vertalen van de regionale visie richting beleid
In de eerste vier stappen ligt het accent op de integratie en toepassing van de kennis uit de integratiemodule en de cursussen. Deze stappen behoren tot de eerste 14 weken van het semester. In werkgroepverband schrijft men een aantal werkstukken, mede als aanloop naar het project. In de kleine projectgroepen (5 studenten)
staan
stap
5
en
6
centraal;
toegepast
op
een
concrete
regio
integreert men de eerder opgedane kennis met de methodologie. De kern van het project
is
zelfgekozen
het
opstellen
regio,
in
lijn
van met
een de
Nederland en elders worden opgesteld.
regionaal regionale
strategische
visie
structuurplannen
voor
zoals
die
een in
Methodologie Methodologie valt in dit semester uiteen in twee onderdelen. Het eerste onderdeel is uitgesplitst naar discipline. Voor planologen en geografen wordt het onderdeel ruimtelijke structuuranalyse met technieken zoals 'shift & share', ruimtelijke kengetallen en -maten en 'input-output'analyse aangeboden. Milieuwetenschappers volgen in dezelfde weken Methoden van de milieukunde. Het gaat om methoden die typisch en specifiek met milieuvraagstukken samenhangen, zoals Problem in Context (PiC), Life Cycle Analysis (LCA)en Substance Flow Analysis (SFA). Na de disciplinaire methodologie volgen de studenten een gezamenlijk onderdeel over
inductieve
en
verklarende
statistiek.
Statistische
technieken
zoals
bivariate correlatie, enkelvoudige regressie-analyse en (een korte kennismaking met) multiple regressie passeren de revue. Tevens wordt aandacht besteed aan de manier waarop bovenstaande statistische technieken kunnen worden toegepast op ruimtelijke gegevens.
De toepassing van de aangeleerde methoden en technieken in het project is een belangrijk onderdeel van de laatste weken van semester 2.1. Semestercoördinatie Voor Planologie en sociale geografie: Dr. Arnoud Lagendijk, Tel. 024-3616204, E-mail:
[email protected]. Kamer Thomas van Aquinostraat 3.01.11 Voor Milieumaatschappijwetenschappen: Drs. Jaap Gersie, Tel. 024-3612119, E-mail:
[email protected]. Kamer: Thomas van Aquinostraat 3.01.18 In dit semester zal een mededelingen- en discussielijst worden gebruikt. Aanmelden, afmelden en het inzien van berichten kan op website http://listserv.surfnet.nl/archives/dro.html. is
[email protected]
Het emailadres van de lijst
Mocht je dit semester gaan volgen, meld je dan
alvast aan op website http://listserv.surfnet.nl/archives/dro.html ('join')! Semester 2.2 Strategie en Omgeving Elke organisatie heeft als doel te voorzien in een maatschappelijke behoefte. Hiertoe worden producten of diensten geproduceerd en geleverd. Het transformatieproces van input naar output in een organisatie vindt altijd plaats in relatie tot een omgeving. Deze omgeving wordt gekenmerkt door zeer uiteenlopende ontwikkelingen en vele betrokken actoren met ieder hun eigen belangen. Om de eigen koers in die turbulente omgeving uit te kunnen zetten en de omgeving te manipuleren wordt een sterk beroep gedaan op het interne vermogen van een organisatie. Dat is het centrale thema van dit semester: strategie en omgeving. Opbouw semester
Integratie programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Bedrijfs-wetenschapp-en Integratie programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak
Strategie
Marketing
Informatiekunde
Integratie programma (Group model building & Scenario-ontwikkeling) taken, opdrachten, cases, project Methoden van marktonderzoek
februari
maart
april
mei
juni
Tijdens de eerste week van het semester wordt de student ingeleid in het thema van het semester door het uitvoeren van een integrale startopdracht waarin een ondernemingsplan moet worden opgesteld met daarin aandacht voor de verschillende vakgebieden. Het vak Strategie geeft op verschillende niveaus inzicht in hoe een organisatie haar omgeving en concurrenten in kaart kan brengen en welke tactieken een organisatie kan gebruiken om toegevoegde waarde te creëren voor haar klanten. In het vak marketing gaat het om positionering van het bedrijf ten aanzien van haar omgeving en segmentatie van groepen (doel)consumenten in de markt. Daarnaast moet een organisatie die wil overleven een effectieve marketingkoers bepalen waarin aan de orde komt welke producten de organisatie wil, of moet produceren, welke prijs daarvoor gevraagd kan worden, hoe het product gedistribueerd moet worden en hoe het product zo goed mogelijk gepromoot kan worden. Het zal duidelijk zijn dat het betrekken van omgevingsvariabelen en het onderzoeken van consumentengedragingen hierbij onontbeerlijk zijn. In het vak marktonderzoek worden methoden en technieken aangereikt die gebruikt kunnen worden om die consumentengedragingen in kaart te brengen en te analyseren. Het vak informatiemanagement gaat in op de rol, structuur en het managen van informatie, informatiesystemen en informatiestructuren in organisaties. Veel informatie is afkomstig uit de omgeving van de organisatie. In de cursus wordt uitgebreid ingegaan op het stroomlijnen van bedrijfsprocessen en informatiestructuren met de externe omgeving. De verbindende schakel in dit semester wordt gevormd door het integratieprogramma en het project. Om alle vakgebieden met elkaar in verband te brengen en de afhankelijkheid tussen de disciplines te tonen ten aanzien van de bedrijfsvoering, wordt in het integratieprogramma ingegaan op het trainen van vaardigheden: je leert groepsprocessen te begeleiden en een strategische dialoog in/bij managementteams (in organisaties) te ondersteunen met behulp van Group Model Building en je ontwikkelt uitgebreide integrale scenario’s in organisaties als basis voor strategisch beleid. Het project bestaat uit een management game over een bedrijf met de illustere naam ‘Lumiere’. Het is een levensecht ‘game’. Alles wat aan beslissingen genomen moet worden in zo’n bedrijf en alle informatie die je nodig hebt om te managen en strategische beslissingen van het bedrijf te onderbouwen en te sturen, worden in dit spel aangereikt. Het succes van de bedrijfsvoering tijdens dit managementgame is voor een belangrijk deel gebaseerd op theorieën, concepten en benaderingen die je tijdens de disciplinaire vakken in dit en het vorige semester hebt opgedaan.
Semester 2.2 International governance Toelichting op het semesterthema International governance International governance komt als thema na National governance en European governance. Dit betekent dat nader moet worden ingegaan op governance als begrip en op de samenhang tussen de drie thema's. a Governance Governance is een meerduidig begrip waarover in de literatuur geen overeenstemming bestaat. Grofweg vallen vier clusters van betekenissen te onderscheiden. Ten eerste governance als weerspiegeling van de bestaande machtsverhoudingen. Ten tweede governance als de vorming, verandering en (gebrek aan) naleving van normen, regels en waarden op een bepaald beleidsterrein. Ten derde governance als het oplossen van maatschappelijke problemen vaak uitmondend in een idee van orde en stabiliteit. Ten vierde governance als een situatie waarin beleid wordt bepaald (en uitgevoerd) door een samenstel van actoren die (a) opereren op verschillende analyseniveaus (subnationaal, nationaal, internationaal) en/of die (b)zowel publiek (statelijk), privaat of hybride van aard kunnen zijn. b plaats van het thema International governance onderscheidt zich van national governance in die zin dat national governance veronderstelt dat sprake is van een overkoepelend gezag op een bepaald territorium, vaak gekenschetst als de centrale overheid die het legitieme monopolie op de geweldsmiddelen bezit. De overheid is in staat uiteindelijk naleving van regels e.d. af te dwingen. International governance kenmerkt zich juist door de afwezigheid van een dergelijk centraal gezag. Dit wordt wel een anarchistische situatie genoemd. Dit kenmerk heeft grote gevolgen voor de aard, timing, en specifieke vorm van governance op internationale beleidsterreinen (ongeacht welke betekenis van governance men verkiest). European governance lijkt een soort van tussenvorm.
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Internationale economische betrekkingen II Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen Inleiding recht Management van het openbaar bestuur Besturen in netwerken Inleiding in de economie voor niet economen Leer der Internationale betrekkingen Internationale organisaties Geschiedenis internationale betrekkingen Macro-economie I Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
Politicologie
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Keuzevak
Bestuurskunde
Economie
Opbouw semester
febuari
maart
april
mei
juni
Programma-overzicht Integratiemodule International governance (EC, BK, POL) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (EC, BK, POL) Management van het openbaar bestuur (BK) Besturen in netwerken (BK) Inleiding in de economie voor niet-economen(BK) Internationale economische betrekkingen II (EC) Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen (EC) Inleiding recht (EC) Leer der internationale betrekkingen (POL) Internationale organisaties (POL) Geschiedenis internationale betrekkingen (POL) Macro-economie I (POL) Keuzevak Beschrijving van de integratiemodule, het methodologievak, en het projectvak Integratiemodule De centrale doelstellingen van de integratiemodule zijn (a) dat studenten van de drie disciplines in teams zowel als in grotere groepen inzicht verwerven in patronen van samenwerking en conflict op internationale beleidsterreinen; (b) dat zij inzicht verwerven in de theoretische benaderingen ten aanzien van dat onderwerp en de methodologische problemen die daarmee verbonden zijn. Het gaat daarbij ook om de confrontatie van de vier betekenissen die aan governance kunnen worden gegeven; (c) dat zij in staat zijn zelfstandig een onderzoek te ontwerpen en uit te voeren naar governance op een door hen gekozen internationaal beleidsterrein; (d) dat zij daarbij leren de samenhang te analyseren tussen (processen tussen) actoren die handelen op subnationaal, nationaal en internationaal niveau; (e) dat zij instaat worden gesteld zich de inzichten van de aanpalende disciplines eigen te maken. Deze doelstellingen worden bereikt langs de volgende weg: 1 Intensief onderwijs in hoor- en werkcolleges voor alle drie de disciplines gezamenlijk. 2 Specifiek methodologie onderwijs toegespitst op de problematiek van international governance. 3 Ontwikkeling en uitvoering van een onderzoeksproject (zie hieronder). 4 Het recenseren van een studie naar international governance. Studenten lezen daarvoor een studie die dicht bij hun discipline ligt. Methodologievak Het methodologievak kent gedeelten die gezamenlijk voor de drie disciplines worden verzorgd, en gedeelten die afzonderlijk worden gegeven. Deel I: Gezamenlijk De eerste vier weken staan voor studenten politicologie, bestuurskunde en economie kwalitatieve onderzoeksmethoden centraal. Het gaat daarbij in eerste instantie om criteria voor case selectie en case study methodologie (single case zowel als multiple case study). Deel II: Afzonderlijke programma's Daarna splitsen de studenten zich in de volgende groepen: Groep 1 (Economiestudenten) wordt getraind in tijdreeksanalyse. Groep 2 (Bestuurskunde en Politicologie studenten) maken zich inhoudsanalyse en netwerkanalyse eigen. Projectvak In het algemeen wordt van studenten verwacht dat zij de aard van 'International governance' op een bepaald internationaal beleidsterrein in kaart brengen. Dit impliceert dat zij allereerst een duidelijke afbakening maken van wat voor hen het begrip 'International governance' betekent en hoe dat gemeten kan worden. Vervolgens kiezen zij een beleidsterrein. Zij verrichten groepsgewijs een onderzoek naar onderdelen van het internationale beleidsproces. Dat betekent
dat zij zich kunnen richten op typische aspecten uit de bestuurskundige beleidscyclus, zoals agendavorming, besluitvorming, implementatie en terugkoppeling, maar ook dat zij zich kunnen richten op typisch politicologische vragen als de invloed van binnenlandse actoren op internationaal beleid, of de invloed van staten op intergouvernementele organisaties etc. etc. Bovendien kunnen studenten economie zich richten op onderwerpen zoals of, en de mate waarin, veranderingen in beleid worden beïnvloed door technologische ontwikkelingen of ontwikkelingen van de markt in bepaalde producten of sectoren. Studenten economie kunnen zich ook richten op de samenwerkings- of conflictrelaties tussen overheden, internationale organisaties en typisch private economische actoren zoals producenten en consumenten, maar ook op samenwerking of conflict tussen bedrijven (strategic business alliances; kartelvorming e.d.) of bedrijven en consumenten. Studenten passen de in het methodologieonderwijs opgedane onderzoeksvaardigheden toe op het door hen gekozen project. Praktische informatie Het is belangrijk dat studenten beseffen dat de integratiemodule International governance tijdens de eerste twee weken van het semester een zeer intensief karakter kent. Studenten zijn verplicht deel te nemen aan de hoorcolleges en werkcolleges die tijdens die eerste twee weken in het kader van dit vak zullen worden verzorgd. De stof van de integratiemodule zal apart worden getoetst in de vorm van een boekrecensie en een opdracht. De docenten van de integratiemodule streven ernaar gastlezingen te laten verzorgen door experts uit de dagelijkse praktijk van internationale (politieke, bestuurlijke en economische) betrekkingen. Voor alle onderdelen van de integratiemodule wegen aanwezigheid en participatie mee bij de vaststelling van het cijfer. Semester 2.2 Ruimtelijke interactieprocessen: Instituties, actoren en discoursen Het semesterthema We verplaatsen ons allemaal en dit heeft gevolgen voor de ruimtelijke inrichting en het milieu in Nederland. Hoe kunnen we die mobiliteitsbehoefte nu begrijpen en bijsturen? Daarvoor hebben we inzicht nodig in bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen: wat er verandert en wat er stabiel blijft in de samenleving. Het begrip 'discoursen' verwijst naar de dynamiek van visies, perspectieven, opvattingen, wereldbeelden die uiteindelijk worden vastgelegd in 'instituties' zoals rechtsregels en beleidsuitgangspunten, en worden uitgevoerd door 'actoren', individuen en organisatorische verbanden. Zo,'n discours is bijvoorbeeld 'Nederland distributieland'. Onze samenleving functioneert dankzij de (ruimtelijke) uitwisseling van personen, goederen, diensten en ideeën met als fundament de fysieke leefomgeving. Dit geldt voor het laagste ruimtelijke niveau van (onderdelen van) de woning en het bedrijfspand evenzeer als voor het momenteel hoogste schaalniveau, de wereld als geheel. De afgelopen decennia zijn gekenmerkt door een zeer hoge dynamiek in zowel tijd- als ruimteperspectief. De verschillende betekenissen van plaats, locatie en ruimte volgen elkaar hierdoor snel op. Evenzeer geldt dit voor het begrip afstand. Sommige deskundigen spreken zelfs al van de 'dood van de afstand', waarbij ze de oorzaak vooral zoeken in de snelle ontwikkelingen in de ICT-sector en de consequenties daarvan voor de samenleving in al haar geledingen. Het lijkt wel alsof de fysieke verplaatsingen van personen, goederen etc., in hoog tempo minder belangrijk zijn geworden ten gunste van virtuele verplaatsingen van diensten e.d. Door dit alles lijken grenzen te vervagen, tussen gebieden maar ook tussen ruimtelijke schaalniveaus. In dit semester staan ruimtelijke interacties en dan met name de processen die zich daarin voordoen centraal. Deze worden met behulp van een drietal ingangen meer in detail behandeld: • via de relevante instituties; • via de actoren die binnen het gehele terrein van ruimtelijke interactie aanwezig zijn, en tenslotte
•
via de diverse discoursen die gevoerd en aangehangen worden.
Ruimtelijke interactie (in een bepaald gebied) willen we als volgt samenvatten: Het geheel van ruimtelijke patronen dat aanwezig is gegeven de ruimtelijke inrichting, het verkeer- en vervoersysteem, de individuele behoeften, de hulpbronnen en de sociaal-culturele kenmerken. De ruimtelijke interactie in de samenleving is afhankelijk van veranderingen en de effecten daarvan in sociaal-economische en sociaal-culturele structuren in de maatschappij, in het aanbod en gebruik van het verkeer- en vervoersysteem en in het beleid op diverse terreinen (verkeer en vervoer, milieu en natuur, ruimtelijke ordening, economie). Eén van de belangrijkste ruimtelijke interactieprocessen is mobiliteit. Hierin komt de spanning naar voren tussen collectieve omgevingskwaliteiten en individuele preferenties van actoren. Om een duurzame omgevingskwaliteit te garanderen dient het aanbodgerichte beleid (gericht op infrastructurele accommodatie van geaggregeerde trends) aangevuld te worden met vraaggericht beleid (beïnvloeding van de individuele handelingsbeslissingen van actoren). Als niet duidelijk is hoe preferenties en handelingen tot stand komen en beïnvloed kunnen worden, zal veel 'officieel' beleid, zoals het stimuleren van het openbaar vervoer en het terugdringen van het gebruik van de auto, niet veel meer dan retoriek blijven. Het waarom van mobiliteit of het maken van verplaatsingen verklaart het ontstaan van ruimtelijke interactieprocessen. Opbouw van het semester
Social Planol e Georg ogie rafie
mmweten schap pen
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak Mobiliteit en Maatschappij Mobiliteit en beleid Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen Ruimtelijk gedrag Milieu, samenleving en beleid International environmental politics Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Semester 2.2 is opgebouwd uit een integratieprogramma van 9 studiepunten en een cursorisch deel van 12 studiepunten. In totaal worden (voor alle opleidingen) 6 cursussen aangeboden van elk 3 studiepunten binnen het thema van het semester en is er de verplichting één keuzevak te volgen. De cursussen in het cursorisch deel worden in de eerste 14 weken van het semester afgerond. Het integratieprogramma van 9 studiepunten loopt gedurende het hele semester door. Cursussen • Mobiliteit en maatschappij (PL, SG)
• • • • • •
Mobiliteit en beleid (PL, SG, MMW) Milieu, samenleving en beleid (MMW) Ruimtelijk gedrag (SG) Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen (PL) International environmental politics(MMW) Keuzevak (MMW, PL, SG)
Integratieprogramma (MMW, PL, SG) Het integratieprogramma is opgebouwd uit: • een cursorisch deel • het project • methodologie. In het cursorisch deel van het integratieprogramma wordt in onderwijswerkgroepen ingegaan op de achterliggende maatschappelijke ontwikkelingen die de ruimtelijke interactie beïnvloeden en bepalen. De samenleving verandert door globalisering en individualisering. Als gevolg van deze processen verschuiven ook onze opvattingen en percepties van tijd en ruimte. Aan de hand van sociaalwetenschappelijke literatuur in brede zin (waaronder sociaal-geografische en planologische theorievorming) schetsen we de samenhang tussen deze ontwikkelingen, de invloed op de fysieke leefomgeving en de (eveneens veranderende) rol van drie essentiële sferen van de de basisinstituties in de samenleving: markt, staat en civil society. Deze veranderingen werken door op de vorming van nieuwe instituties, nieuwe discoursen en de relatie tussen actoren betrokken bij ruimtelijke interactieprocessen en de actuele mobiliteitsproblematiek. De studenten Milieu-maatschappijwetenschappen werken in het werkgroepdeel van het integratieprogramma aan een onderhandelingsspel rondom de besluitvorming over een infrastructureel project. Het cursorisch deel wordt voor een groot deel parallel aan de cursussen in de eerste 12 weken van het semester afgewikkeld in de vorm van onderwijsgroepen. In dezelfde tijd wordt in practica een deel van de methodologie 4(Methoden en technieken bij ruimtelijke planvorming (PL), Multivariate statistiek (SG), Beleidsanalyse en interventiemethodologie (MMW) verzorgd. Het project krijgt vooral in de weken na Pinksteren de volle aandacht. Het projectwerk wordt multidisciplinair uitgevoerd in groepjes van ca. 5 studenten. Nadere uitwerking integratieprogramma Het semester is gericht op de volgende doelstellingen: 1 het bestuderen en toepassen van begrippen van ruimtelijke interactie, in het bijzonder de relatie tussen maatschappelijk handelen en de fysieke leefomgeving; 2 het verwerven van kennis en vaardigheden gericht op thematische beschrijving en analyse van ruimtelijke interactie met nadruk op de rol van instituties, actoren en discoursen; 3 het toepassen en verder ontwikkelen van eerder verworven kennis, inzichten en vaardigheden in het project. Deze doelstellingen worden deels verwezenlijkt in het cursorisch deel van het integratieprogramma met toepassing van kennis uit de cursussen in het eerste deel van het semester. De studenten maken enkele opdrachten die worden opgenomen in een dossier. Project Het project gaat uit van een bepaald gebied of bedrijf, waarbij recent een markante verandering heeft plaatsgevonden of wordt aangenomen dat deze in de nabije toekomst zal plaats vinden. Deze verandering kan op de infrastructuur betrekking hebben (zoals nieuwe dan wel uitbreiding van bestaande wegen, rail, waterwegen, glasvezelnetten), de gebouwde omgeving (zoals nieuwe woonwijk, nieuw bedrijventerrein of individueel bedrijf) of de politiek (nieuw locatiebeleid, verzelfstandiging openbaar vervoer etc.). Bij de uitvoering van het project staan twee opdrachten centraal:
• allereerst de beschrijving en de analyse van het mobiliteitsvraagstuk, aan de hand van een modelmatige analyse van de vervoersmarkt, waarbij de verplaatsings- en verkeersmarkt in de beschouwingen worden betrokken; • vervolgens een analyse van de relevante maatschappelijke en beleidscontext betrokken bij de betreffende ruimtelijke interactieverandering in het gebied of bij het bedrijf. Methodologie In dit semester wordt door elk van de drie disciplines (MMW, PL, SG) een aparte methodologiecursus aangeboden. In de oefeningen binnen deze cursussen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de centrale projectthematiek. Onderwijswerkvormen en toetsing Het onderwijs in dit semester omvat een grote diversiteit aan werkvormen. Naast hoorcolleges, onderwijsgroepbijeenkomsten en practica, bestuderen en bewerken de deelnemers primair en secundair bronnenmateriaal. Voor de opleiding planologie/sociale geografie geldt dat de verwerking van literatuur en ander bronnenmateriaal deels plaats vindt in de vorm van opdrachten en de opname van de resultaten in een dossier. Dit dossier wordt beoordeeld en deze beoordeling telt mee in de bepaling van het eindcijfer van het integratieprogramma. De overige onderdelen van het integratieprogramma (literatuurstudie en project) worden eveneens apart beoordeeld, respectievelijk op basis van een schriftelijk tentamen en een beoordeling van het projectverslag. Voor de studenten Milieumaatschappijwetenschappen bestaat de beoordeling van het integratieprogramma (9 stp) uit: de beoordeling van de opdracht ‘onderhandelingsspel’(3 stp), de beoordeling van de module Beleidsanalyse en interventiemethodologie (3 stp), en de beoordeling van het project (3 stp). Daarnaast wordt de module Mobiliteit en maatschappij gevolgd, die gemeenschappelijk voor alle opleidingen is. De overige cursussen worden apart getoetst door middel van een schriftelijk tentamen. Semestercoördinatie Dr. D. Drenth, tel. 024-3613051, e-mail:
[email protected], kamer: TvA 3.2.21 Drs. H. de Weert, tel. 024-3613053, e-mail:
[email protected], kamer: TvA 3.1.28 Dr. M. Wiering, tel. 024-36115567, e-mail:
[email protected], kamer: TvA 3.1.54 Semester 3.1 Systeem en organisatieverandering Toelichting bij het semesterthema Bedrijfskundig adviseur passen de interventiecyclus toe op problemen van organisaties in het algemeen en economische organisaties of ondernemingen in het bijzonder. Daarin verschillen ze van bedrijfskundig onderzoekers die de empirische cyclus toepassen: in een voortdurende dialoog tussen idee en bewijs, tussen theorie en empirie, proberen ze nieuwe bedrijfskundige kennis te ontwikkelen. De interventiecyclus, ook wel de DOVE cyclus (Diagnose, Ontwerp, Verandering, Evaluatie) genoemd, staat centraal in dit semester. Deze cyclus wordt toegepast op organisaties, die opgevat worden als systemen die integraal herontworpen moeten worden. De interventiecyclus bestaat uit een diagnose van het probleem, het ontwerpen van een oplossing, het invoeren van de verandering en het evalueren van de resultaten van de interventie. Alhoewel we als bedrijfskundig adviseur diagnostisch en evaluatieonderzoek uitvoeren, verschilt dit van het onderzoek dat door de bedrijfskundig onderzoeker uitgevoerd wordt. Een bedrijfskundig onderzoeker intervenieert niet, maar onderzoekt bijvoorbeeld de interventiepraktijk van anderen. Het verschil zit hem hierin, dat een bedrijfskundig adviseur bestaande bedrijfskundige kennis, modellen en instrumenten gebruikt in het kader van het oplossen van organisatieproblemen, terwijl de bedrijfskundig onderzoeker verondersteld wordt nieuwe bedrijfskundige kennis te ontwikkelen. De toepassing van een SWOT analyse
of van het vijf krachten model van Porter in het kader van de interventiecyclus levert nieuwe kennis op voor het desbetreffende bedrijf, niet voor de bedrijfskunde. Het bestuderen van de overeenkomsten en verschillen tussen een SWOT analyse en het Porter model en van de toepassingen ervan levert kennis op voor de bedrijfskunde als praktische wetenschap. Toegepast op de interventiecyclus betekent dit bijvoorbeeld dat de bedrijfskundig onderzoeker constateert dat de meeste interventieprojecten mislukken (volgens Boonstra 70% van alle veranderingsprojecten). Dat kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan het zijn dat we als adviseurs een verkeerde diagnose gemaakt en een verkeerde oplossing ontworpen hebben. Het kan echter ook zo zijn dat onze diagnoses en oplossingen prima waren, maar dat de invoering ervan op weerstanden tegen verandering stuiten. We zijn dan als ontwerpers wel juist te werk gegaan, maar we hebben als veranderingskundigen vergeten om een goede diagnose van de weerstanden tegen verandering te maken en een daarop afgestemde interventiestrategie te bepalen. Dit alles wijst erop dat de interventiecyclus twee vormen van kennis en vaardigheden vereist: ontwerpkundige kennis en vaardigheden en veranderingskundige kennis en vaardigheden. Als ontwerper worden we geacht verstand te hebben van de inhoudelijke problemen. Als veranderingskundigen worden we geacht verstand te hebben van het proces van verandering, de weerstanden die dat kan oproepen en van de wijze waarop we met die weerstanden om moeten gaan. Vandaar dat ook wel gezegd wordt dat het hier om inhoudelijke kennis en vaardigheden en om proceskennis en vaardigheden gaat. Als bedrijfskundigen zijn we zonder inhoudelijke, ontwerpkundige kennis blind: we weten dan niet waar het over gaat. Zonder veranderingskundige kennis zijn we echter machteloos: we kunnen onze oplossingen dan niet ingevoerd krijgen. We hebben dus beide nodig. Over de verhouding tussen deze twee vormen van kennis wordt echter druk gediscussieerd in de bedrijfskunde. Zo is de sociotechniek zoals die beschreven wordt in het boek 'Synergetisch produceren' van De Sitter een zuivere ontwerptheorie. De Sitter is namelijk van mening dat je eerst moet weten wat de aard van de verandering zal zijn, voordat je een daarop afgestemde interventiestrategie kunt ontwerpen. Daarbij maakt het niet uit of de ontwerpkundige diagnose en het herontwerp uitgevoerd worden door experts of, zoals in een participatieve aanpak, door de betrokkenen zelf. In beide gevallen worden de diagnose en het herontwerp gestuurd door de diagnose modellen en ontwerpregels van de sociotechniek. Aan het andere eind van het spectrum staan bepaalde 'Large Scale Intervention' technieken. De achterliggende gedachtegang is hier dat de betrokkenen zelf moeten bepalen hoe ze diagnoses maken en oplossingen ontwerpen. Als veranderaar bied je alleen een procedure of werkwijze aan, waarbinnen dit alles plaats moet vinden. Zo'n interventie is dus per definitie participatief maar onthoudt zich van elke inhoudelijke sturing. Tussen deze twee uitersten, waarin in het ene geval inhoudelijke ontwerpkennis en in het andere geval veranderingskundige proceskennis centraal staat, bevinden zich vele mengvormen. Zoals gezegd staat de toepassing van de interventiecyclus, het veranderen van organisaties, centraal in dit semester. Daarbij speelt de spanning tussen ontwerpkunde en veranderingskunde een belangrijke rol. In het vak sociale systeemtheorie keert deze spanning terug als de discussie tussen zogenaamde harde en zachte systeembenaderingen. In het vak methoden van organisatieverandering krijgen studenten te maken met een breed scala van veranderingsmethoden. In het vak sociotechniek kunnen studenten stap voor stap volgen hoe een zuivere ontwerptheorie 'ontworpen' wordt. En in het vak kennismanagement worden al deze vraagstukken behandeld vanuit de constatering dat kennis een steeds belangrijker onderdeel van organisaties vormt. De vraag is dan welke eisen het managen van kennis stelt aan het ontwerpen en veranderen van organisaties en vooral van kennisintensieve organisaties. Opbouw semester
Sociotechniek
Systeemtheorie
Kennismanagement
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Bedrijfswetensc happen Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak
Integratie programma taken, opdrachten, cases, project, thesis Methodologie
september
oktober
november
december
januari
In de introductieweek krijgen studenten een college waarin het semesterthema nader toegelicht en de semester docenten voorgesteld worden. Het cursorisch gedeelte bevat de vakken systeemtheorie, kennismanagement, sociotechniek en een keuzevak. Parallel aan het cursorisch gedeelte loopt de integratiemodule en het vak methoden van organisatieverandering. Het semester wordt afgesloten met een integratieproject. Programma-overzicht Systeemtheorie Kennismanagement Sociotechniek Keuzevak Methoden van organisatieverandering Systeem en organisatieverandering (Integratiemodule) Project: Systeem en organisatieverandering Beschrijving van de integratiemodule, het methodologievak, en het projectvak In de integratiemodule werken studenten in groepen aan opdrachten die ontleend zijn aan de stof van het cursorisch onderwijs. Studenten houden een logboek bij aan de hand waarvan hun werk en ontwikkeling beoordeeld kan worden. In het methodologievak komen de verschillende vormen van organisatieverandering aan de orde. In het project doorlopen studenten aan de hand van een case de interventiecyclus. Zij maken een diagnose van de structuurgerelateerde problemen van het case bedrijf. Vervolgens ontwerpen ze een nieuwe organisatiestructuur en ten slotte ontwikkelen ze een interventiestrategie. Semester 3.1. Comparative governance Semestercoördinator: Michiel de Vries
[email protected] Toelichting op het semesterthema Comparative governance wordt een steeds belangrijker onderwerp. Het gaat er daarbij met name om hoe de politieke, bestuurlijke en economische structuur en het beleid en bestuur in verschillende landen wordt vormgegeven en wat daaruit te leren is. Steeds vaker zien we dat ontwikkelingen in het buitenland als benchmark worden gebruikt om ook in Nederland zaken anders vorm te geven. Het antwoord op de vraag of dit altijd een verbetering betreft varieert. Het vereist een vergelijking van de verschillen alsmede een verklaring waarom de verschillen
bestaan, hoe zij zo gegroeid zijn en wat de consequenties van de onderscheiden structuren zijn. Dit is het thema dat in semester 3.1. centraal staat.
Politicologie
Bestuurskunde
Keuzevak Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Economie
Opbouw semester
Institutionele economie Geschiedenis van het economisch denken Beleidscyclus Staats- en bestuursrecht Nationale politieke stelsels Benaderingen van de politiek Economische integratie in theorie en praktijk Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
De eerste week in semester 3.1. De invulling van het integratiethema alsmede het project in dit semester is afgestemd op dit thema. In de eerste week (week 36) wordt het thema geïntroduceerd. De exacte tijden vindt u een week voor aanvang van de colleges op het intranet. Het is de bedoeling twee algemene bijeenkomsten te organiseren. Tijdens de eerste bijeenkomst komen de disciplinaire groepen (economie, politicologie en bestuurskunde studenten) bij elkaar bij de drie project / integratievakdocenten. Tijdens deze bijeenkomst wordt duidelijk gemaakt hoe de invulling van de integratiecolleges in de daarop volgende weken vorm zal krijgen en wat de bedoeling zal zijn van het project in semester 3.1. De tweede bijeenkomst betreft gastcolleges over nut en noodzaak van verklarend en vergelijkend onderzoek in de economie, bestuurskunde en politicologie Hierna zal dit concreter worden ingevuld en toegepast op een actueel onderwerp door gastdocenten. Het onderwerp zal nader bekend worden gemaakt. In 2001 was het onderwerp het asielbeleid. Aspecten die hierbij aan de orde komen zijn de economische, politieke en bestuurlijke aspecten van zulk beleid, een vergelijking met het betreffende beleid in andere landen en de verklaring voor deze verschillen. Tijd en datum worden via het intranet tijdig bekend gemaakt. Deze bijeenkomsten nemen gezamenlijk anderhalve dag in beslag. Het doel van deze twee dagen met gastcolleges is de introductie van het semesterthema. Hiernaast zullen de studenten de eerste colleges volgen van de verplichte cursussen in dit semester. Tijdens de eerste week wordt een introductie gegeven op de collegereeks die in de erop volgende weken zal volgen. Door de cursusdocenten zal in deze eerste week ook speciale aandacht worden besteed aan de wijze waarop de door hun gegeven cursus past binnen het semesterthema. Voor een aantal cursussen ligt deze samenhang met het thema voor de hand. Bij de politicologiestudie gaat het bijvoorbeeld om nationale politieke stelsels, benaderingen van de politiek en institutionele economie, waarin het comparatieve aspect reeds ligt opgesloten. Bij de economiestudie gaat het eveneens om cursussen waarin het comparatieve element inherent is aan het onderwerp van de cursussen, namelijk institutionele economie, geschiedenis van het economische
denken en economische integratie. Bij bestuurskunde is dit het geval bij het vak Beleidscyclus en Staats en Bestuursrecht. Ook bij methodologie zal de nadruk liggen op vergelijkend en verklarend onderzoek. De onderwerpen die daar behandeld worden zijn regressieanalyse, factoranalyse en clusteranalyse, alsmede voor de economen co-integratiemodellen. In de 10-11 onderwijsweken (week 37-47) zullen de studenten de voor hun bestemde cursussen volgen, alsmede methodologie 5 (verklarende statistiek) en het integratievak. Hiernaast geldt natuurlijk voor alle studenten dat zij een keuzevak dienen te volgen. Het integratieprogramma in semester 3.1. In week 37-47 loopt ook het integratieprogramma door, waarvoor dan nog circa 1,5-2 sp beschikbaar is. Gegeven dat in de cursussen meer analytisch te werk wordt gegaan en het comparatieve element voornamelijk thematisch is ingevuld, zal het integratieprogramma gericht zijn op beschrijvende aspecten van comparative governance. Het integratieprogramma gedurende deze weken is disciplinair georiënteerd. Het ligt in de bedoeling dat bestuurskundestudenten zich verdiepen in de bestuurlijke structuur van een acht- tot tiental OECD landen. Politicologiestudenten oriënteren zich op de politieke structuur in een aantal niet-Europese landen, en economiestudenten op de economische structuur in verschillende landen. Dit gebeurt onder begeleiding van de projectdocent uit de betreffende disciplines. De zelfwerkzaamheid van de studenten staat hierbij echter voorop. Telkens zal een kleine groep studenten de bijeenkomst voorbereiden, een presentatie geven over de betreffende structuur in het betreffende land, aangeven wat specifiek is in de structuur van een land, waarna een meer algemene discussie kan volgen over die inrichting, de merites en de vergelijking met Nederland. Het doel hiervan is de descriptieve kennis van nationale (economische, politieke, bestuurlijke) structuren te vergroten, alsmede het oefenen in praktische vaardigheden. (Samenvatten, presenteren, argumenteren, et cetera). Afhankelijk van de actieve participatie en grondigheid van de voorbereiding door de studenten kan een tentamen over deze stof achterwege blijven. Eveneens zal één (of indien noodzakelijk twee) van deze bijeenkomsten worden gereserveerd voor de voorbereiding op de projectweken (hieronder volgt daar meer over) Twee tentamenweken. De studieweken 49-50 zijn bedoeld als tentamenweken voor de gevolgde cursussen, methodologie en eventueel de inhoud van het tot dan toe gevolgde integratieprogramma. De projectweken in december 2002 en januari 2003 De laatste week voor de kerst en drie weken in januari zijn bestemd voor projectwerk en daarmee sluit het semester af. Het doel van het project is dat groepjes van maximaal 5 studenten een paper schrijven over de ontwikkelingen op een bepaald beleidsterrein in verschillende landen gedurende het laatste decennium en verklaren waarom in vergelijkend perspectief die ontwikkelingen in de gevonden richting hebben plaatsgevonden. Dit doen zij op basis van kennis over de ontwikkeling op dat beleidsterrein tot 1990 Het kan daarbij gaan om onderwijsbeleid, gezondheidszorgbeleid, huisvestingbeleid, economisch beleid, belastingbeleid, inkomensbeleid, stadsplanning, of milieubeleid. De studenten dienen gedurende dit project zelf de gegevens te verzamelen van na 1990 alsmede de gegevens die deze ontwikkelingen zouden kunnen verklaren. Het ligt in de rede dat bestuurskundestudenten de verklaring zullen zoeken in de bestuurlijke structuren, de politicologiestudenten die zullen zoeken in politieke structuren en economiestudenten die zullen zoeken in economische structuren. In workshops (masterclasses) aan het einde van de projectweken zullen de papers met elkaar worden geconfronteerd, waarbij de verklaringskracht van de onderscheiden structuren centraal staat.
Programma-overzicht exclusief keuzevakken Bestuurskundestudenten Integratievak Beleidscyclus Staats en bestuursrecht Practicum verklarende statistiek Politicologiestudenten Integratievak Institutionele economie of Economische integratie in theorie en praktijk Nationale politieke stelsels Benaderingen van de politiek Practicum verklarende statistiek Economiestudenten Integratievak Institutionele economie Geschiedenis van het economisch denken Economische integratie in theorie en praktijk Practicum verklarende statistiek Semester 3.1 Omgevingsbeleid en verandering Toelichting bij het semesterthema In de voorgaande semesterthema's zijn de regels en instituties voor het ruimtelijk en milieubeleid al aan de orde geweest. Dit semester stelt studenten in staat om, gebruik makend van de opgedane kennis over de analyse van maatschappelijke processen enerzijds, over beleidsdiscoursen en de institutionalisering van beleid anderzijds, de volgende stap te zetten en zich in de beleidsvoering te verdiepen. Beleid is er, qua inhoud, organisatie en vormgeving, in vele soorten en maten: interactieve planvorming en Tracéwet, impulsen tot stedelijke vernieuwing en Vinex-plus zijn allemaal concepten die naar omgevingsbeleid en de hedendaagse vormgeving daarvan verwijzen. Het begrip 'verandering' in dit semesterthema heeft betrekking op verandering in de vormen van beleidsvoering enerzijds, maar natuurlijk ook op veranderingen in de samenleving, én op de veranderende wisselwerking tussen samenleving en beleid. In dit semester gaat het om de wijze waarop beleid gevoerd en uitgevoerd wordt, en met name om de wijze waarop dat in projecten en processen gestalte krijgt. De geografen zullen daarbij dieper ingaan op de wijze waarop de beleidsmatige structurering van de ruimte fungeert als een belangrijke determinant van de wijze waarop de samenleving functioneert. Planologen en milieuwetenschappers zullen wat meer nadruk leggen op het ontwerpen van beleid, op de juiste keuze van de instrumenten en organisatie van beleid, en op de adequate toepassing van inzichten daarover bij het ontwerpen en uitvoeren van nieuw beleid. Studenten gebruiken vanuit dit perspectief objectkennis die samenhangt met specifieke ruimtelijke inrichtingsprocessen. Deze kunnen variëren van projecten voor buurtontwikkeling, via de transformatie van het platteland als gevolg van veranderingen in de intensieve varkenshouderij tot de opzet en uitvoering van natuurontwikkelingsprojecten.
Keuzevak Milieu en ruimte
Sociale Geografie
Mmwetenschappen Progra mma Verslagl egging, presenta ties, discussi
Integrat ie Progra mma Seminar s, lezingen , teambuil ding
Planologie
Opbouw semester
Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten Ruimtelijk handelen Europese identiteiten en ruimten Milieu en ontwikkeling Milieu en bedrijf Milieu en sociale verandering Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie september
oktober
november
december
januari
Programma-overzicht Alle studenten volgen het vak 'Milieu en ruimte' en één keuzevak. Studenten planologie volgen de vakken: 'Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten', 'Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen'. Studenten sociale geografie volgen de vakken: 'Ruimtelijk handelen', 'Europese identiteiten en ruimten'. Studenten Milieu-maatschappijwetenschappen volgen twee uit de drie vakken: 'Milieu en bedrijf', 'Milieu en ontwikkeling', 'Milieu en sociale verandering'. Beschrijving van de integratie module, het methodologievak, en het projectvak Het object van de integratiemodule is het beleid van overheidsinstanties voor de fysieke leefomgeving. Bestudeerd wordt de verantwoording die voor dat beleid wordt gegeven, de manier waarop dat beleid en de uitvoering ervan tot stand komen, hoe de uitkomsten van dat beleid kan worden verklaard. Aandacht wordt gegeven aan de verbanden tussen het beleid van overheidsinstanties en de fysieke leefomgeving, aan het evalueren van het beleidsproces en aan het verklaren van het beleidsproces. De integratiemodule begint met het bestuderen van dossiers over bepaalde beleidsprocessen. De belangrijkste theoretische thema's worden ingevoerd met een hoorcollege. Ieder hoorcollege wordt gevolgd door werkgroepen waarin literatuur over dat thema wordt bestudeerd en waarin verbanden worden gelegd tussen het thema en de bestudeerde praktijkdossiers. In dit semester worden twee methodologievakken aangeboden: 'Methoden voor interactieve beleidsvoering', gevolgd door studenten Planologie; 'Kwalitatieve onderzoeksmethoden' gevolgd door studenten Sociale geografie en studenten Milieumaatschappijwetenschappen. Bij de invulling van het project is er nogal wat vrijheid. In de loop van de integratiemodule kiest een student een beleidsproces betreffende een project voor de fysieke leefomgeving: deze keuze moet worden goedgekeurd. Voor het project wordt dit proces bestudeerd en een rapport erover geschreven. De nadruk kan worden gelegd op een analyse van het beleidsproces: waarom is het zo ingericht, hoe kunnen de gang van zaken en de uitkomst worden verklaard? Of de nadruk kan worden gelegd op aanbevelingen voor een betere beleidsproces. Semester 3.2 Innoverende organisaties Opbouw semester
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Bedrijfswetensc happen Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen Financieel-economisch management II Informatie, besluitvorming en macht Integratie programma taken, opdrachten, cases, project, thesis Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Toelichting bij het semesterthema Het studietraject voorafgaande aan semester 3.2 bevat een reeks vakken die zich enerzijds concentreren rond de interne bedrijfsvoering en management, de strategische opties en de marktpositionering rond de relatie bedrijf en omgeving en anderzijds rond het ontwerpen en beoordelen van oplossingen voor problemen van de organisatie/onderneming/bedrijf. Theoretische reflectie en methodologische 'tools' zijn de revue gepasseerd. Deze kennis en vaardigheden zijn voldoende om stabiele organisaties en de daarbij behorende routine in strategie, marketing en management te kunnen begrijpen. Wat nog (te) weinig aan bod kwam zijn inzichten nodig voor de noodzakelijke alertheid en slagkracht kenmerkend voor moderne ondernemende organisaties in een turbulente omgeving. Vandaar dat innovatie en innovatiemanagement de trefwoorden zijn van semester 3.2. Het karakter van dit semester kan het beste worden uitgedrukt in een drietal stellingen. 1 De eerste stelling betreft de inhoud: alle kennis en vaardigheden tot nu toe opgedaan, zijn als bagage zeer zinvol, maar bij snelle veranderingen in bedrijf en omgeving is dat pakket niet voldoende om de continuïteit en de slagvaardigheid van het bedrijf te garanderen en te vergroten; daarvoor heb je innovatie en het managen van innovatie nodig. 2 De tweede stelling betreft de vorm en de probleemaanpak: je moet niet alleen de dingen goed doen, maar je moet vooral de goede vragen stellen om de goede dingen te kunnen doen. En die vragen stellen we rechtstreeks aan de werkelijkheid door in dit semester nauw samen te werken met bedrijven en organisaties. 3 De derde stelling betreft de toekomst: deze finale bachelorsact van 3.2. leidt tot nog meer vragen. Het leidt ook tot het inzicht dat je voor een wetenschappelijk voortgang beargumenteerde meer-kennis en vooral meer dieptekennis nodig hebt, zowel naar theoretisch inzicht als naar methoden van onderzoek en van probleemoplossing. Deze 3 elementen vormen tevens de steunpilaren voor en zijn de uitvalsbasis van de afsluitende bachelorthesis. Het programma bereidt zeer nadrukkelijk voor op een succesvolle start in één van de 7 varianten van de aansluitende Masteropleiding binnen het cluster bedrijfswetenschappen of daaraan verwante clusters. De werkterreinen van de vervolgopleidingen fungeren logischerwijze als thema's voor dit semesterprogramma. Opbouw programma
De opbouw van het programma gaat uit van de volgende doelen: • het onderwijselement geeft inzicht in (de noodzaak van) innovatie en het managen daarvan; • het onderwijselement verzorgt een verwerking van de kennis opgedaan in de alle tot dan gevolgde vakken; • het onderwijselement verzorgt een synergie tussen cursorische elementen en herkenning in de praktijk; • het onderwijselement verzorgt vaardigheden in structurering en presentatie. Het geheel aan onderwijselementen mondt uit in een bachelorthesis. Daarin wordt blijk gegeven van kennis, kritisch reflexief vermogen, methodologische kennis en de toepassing daarvan in een onderzoeksmodel en van vaardigheden via een op wetenschappelijke (gestructureerd, controleerbaar, generaliseerbaar) wijze gepresenteerde eindverhandeling. Daarmee geeft de bachelor blijk van zowel vakspecifieke bekwaamheden (analyse van complexe problemen van de besturing van organisaties, ontwerpen van adequate oplossingen, etc.) alsook van generieke bekwaamheden die betrekking hebben op vakinhoudelijke thema's (kritische reflectie, bijdrage aan en doorgroei als professional in het vakgebied van de bedrijfswetenschap). De opbouw van het programma volgt deze doelen: Het eerste element (2 studiepunten) van het programma richt zich op de inhoud en de (diversiteit in) verschijningsvormen van innovatie, innovatieve ondernemers en innovatieve ondernemingen. Dit element start met enkele informatieve hoorcolleges waarin een denkstructuur wordt aangereikt voor het werken in thematische groepen van ongeveer 15 deelnemers. Het tweede element (2 studiepunten) van het programma richt zich op de toepassing van verworven methodologische kennis en (onderzoeks)vaardigheden. Ook dit element start met enkele hoorcolleges ter opfrissing en verdieping van alle methodologische vakken in hun onderling verband, die in de onderwijsonderdelen daarvoor zijn gegeven. Hoofdvraag is hier: bij welk soort probleem en optiek hoort welke methodische aanpak. Beide elementen worden afgerond met een toets (tentamen danwel werkstuk)als voorbereiding op het projectwerk en (in het verlengde daarvan) de bachelorthesis (11 studiepunten). Het projectwerk wordt uitgediept o.l.v. een tutor in werkgroepen. De beoordeling gebeurt aan de hand van werkstukken. De thema's worden aangeboden vanuit de diverse mastervarianten en hebben een sterke relatie met de wereld van bedrijven en organisaties.1 De thema's worden zoveel mogelijk in overleg met een bedrijf en in relatie tot de thematiek van de diverse mastervarianten vooraf vastgesteld. Bij de bewerking van deze thema's worden de keuzevakken (6 studiepunten) betrokken. Deze zijn onderverdeeld in een gebonden keuzevak (3 studiepunten) en een vrij keuzevak (3 studiepunten). Over de wetenschappelijke verdieping aan de hand van deze thema's wordt voortdurend onderling gerefereerd (aanwezigheid en participatie op refereerbijeenkomsten zijn verplicht en onderdeel van de beoordeling). Het werken aan groepswerkstukken en de begeleiding daarvan bereidt tevens voor op de bachelorthesis. Hiervoor wordt gewerkt in duo's rond een afgebakend onderwerp. Praktische informatie Het programma van semester 3.2 vereist een volledige weekbelasting in de zin van werkuren en aanwezigheid. Uitzonderingen daarop worden niet toegestaan. Actieve participatie met name in het projectwerk, referentiebijeenkomsten, etc. is verplicht. 1 Ten behoeve daarvan wordt samengewerkt met de Synergy-bedrijvendagen waar contacten met bedrijven worden gelegd en ervaring met opdrachtgevers kan worden opgedaan. Semester 3.2 Integratieprogramma economie Toelichting bij het semesterthema In het afsluitende semester van de bachelor economie schrijf je een individuele scriptie over een onderwerp dat aansluit bij het semester thema 'Grenzen aan de markt?'. Standaard economische theorie zegt dat de markt een goed
allocatiemechanisme is, maar aan het eind van de bachelor opleiding is het belangrijk na te gaan of dit altijd zo is. Zijn er bijvoorbeeld geen omstandigheden denkbaar die de markt als efficiënt allocatiemechanisme diskwalificeren? En wat zijn die omstandigheden dan? Zijn op basis van theorie en empirie algemene inzichten te genereren die aangeven onder welke omstandigheden het aannemelijk is dat een markt niet tot een goede allocatie van middelen leidt? En kan op basis van diezelfde theorie en empirie ook aangegeven worden welk alternatief coördinatiemechanisme voorhanden is? Kortom: zijn er grenzen aan de markt, waardoor zijn er grenzen aan de markt, en wat zijn de beleidsconsequenties die daaruit volgen? Bij de nadere concretisering van deze vragen kan het begrip grens op verschillende manieren gestalte worden gegeven. Zo is het denkbaar dat de grenzen aan het functioneren van de markt te maken heeft met fysieke grenzen. Is de wereld inderdaad een 'global village' of vindt concurrentie op een veel beperktere schaal plaats? Hoe hangt dat samen met de aard van productie en wat voor gevolgen heeft dat voor organisatie van een bedrijfstak? En: wat gebeurt er als de markt eenvoudigweg niet groot genoeg kan zijn om een bepaald product voort te brengen? Is er dan reden voor overheidsbeleid, bijvoorbeeld door het stimuleren van economische groei? Dit roept de vraag op of ongebreidelde groei van een markt wel mogelijk is (zowel geografisch als fysiek)? Hoe komt economische groei tot stand en wat zijn de grenzen aan de groei? Wat is de rol van technologische ontwikkelingen (bijv. ICT) in dit opzicht? En opnieuw: is er een rol voor overheidsbeleid? De antwoorden op deze en vele andere vragen zullen besloten liggen in het geheel aan scripties dat dit semester worden geschreven. Om daar vooraf enige sturing aan te geven zullen aan het begin van het semester een aantal colleges worden verzorgd over het thema. Bovendien worden inzichten ten behoeve van de thematiek aangereikt door de beide cursussen die bij het integratieprogramma horen (te weten Micro-economie II en Macro-economie II). Elke scriptie wordt uiteindelijk tijdens plenaire zittingen gepresenteerd en bediscussieerd op een afsluitende conferentiedag, waardoor een goed beeld ontstaat waar de grenzen van de markt nu echt liggen. Het ligt in de bedoeling samenvattingen van de gepresenteerde scripties te bundelen en beschikbaar te stellen aan alle deelnemers van de conferentie.
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Economie
Opbouw semester
Keuzevak
Internationale organisaties
Management van het openbaar bestuur Integratie programma taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Het semester begint met een aantal inleidende colleges die als doel hebben een nadere toelichting te geven op het semesterthema. In de weken daarna worden, naast het reguliere cursorische onderwijs (dit semester een keuzevak en een
gebonden keuzevak), in het kader van het integratieprogramma de vakken Microeconomie II en Macro-economie II aangeboden. Zoals blijkt uit de cursusbeschrijvingen van beide vakken hieronder bieden beide cursussen een scala aan inzichten die gebruikt kunnen worden bij de concrete invulling van de scriptie. Geïnspireerd door de inleidende colleges en deze beide cursussen, bepaal je vervolgens uiterlijk begin april je definitieve onderwerpkeuze en krijg je een begeleidend docent toegewezen. Tot die tijd zijn er regelmatig groepsgewijze bijeenkomsten gepland met de semestercoördinator om te praten over de mogelijkheden omtrent de onderwerpkeuze. Onder supervisie van je begeleidend docent zorg je ervoor dat uiterlijk eind april een definitieve opzet van je scriptie voorligt. Deze opzet is uitgebreid in die zin dat niet alleen de probleemstelling helder is verwoord en gemotiveerd, maar dat je er bovendien blijk van geeft dat je jezelf al uitvoerig hebt ingelezen op het onderwerp en dat je weet welke literatuur en gegevens je zult gaan gebruiken voor je scriptie. Ook ligt de structuur van de scriptie dan al grotendeels vast. Na de tentamenperiode, ga je voluit aan de slag met het schrijven van je scriptie. Die moet uiterlijk 27 juni verspreid zijn onder docenten en tenminste twee van je medestudenten. Elke scriptie wordt namelijk gepresenteerd en becommentarieerd tijdens één of twee afsluitende conferentiedagen aan het einde van het semester (einde week 30 juni). Het commentaar wordt daarbij gegeven door een team van coreferenten bestaande uit twee studenten. Tijdens de conferentiedagen is bovendien voor alle deelnemers aan de conferentie een bundel beschikbaar met (uitgebreide) samenvattingen van de inhoud van alle scripties. Conferentiedag en bundel stellen de deelnemers in staat daadwerkelijk een idee te krijgen waar de grenzen aan de markt liggen. Tijdsplanning semester Week 7 Twee of drie inleidende lezingen over semesterthema. Eerste bijeenkomsten onderwijsgroep. Week 8 t/m week 20 Cursorisch onderwijs: • Integratiemodulen Micro-economie II en Macro-economie II; • Gebonden keuzevak (Management van het openbaar bestuur of Internationale organisaties); • Keuzevak. Onderwijsgroepen: Tweewekelijkse bijeenkomsten t/m week 16 ter ondersteuning bepaling scriptieonderwerp, daarna individuele begeleiding door scriptiedocent. Scriptieonderwerp moet 18 april duidelijk zijn (einde week 16); definitieve opzet moet uiterlijk 16 mei (einde week 20) goedgekeurd zijn door begeleidend docent. Week 21 en week 22 Tentamenperiode 2. Week 23 t/m week 26 Schrijven scriptie. Verspreiding scriptie uiterlijk einde week 26. Week 27 Conferentiedag(en) semester thema met presentaties alle scripties, alsmede voorbereiding studenten presentatie en co-referentie. Handleiding semester Een handleiding voor het semester, met daarin een gedetailleerde beschrijving van de eisen aan en procedures rondom de bachelorthesis, alsmede een gedetailleerde beschrijving van de logistiek van het semester is uiterlijk december 2002 beschikbaar via de gebruikelijke kanalen. Aan de bachelorthesis worden onder meer de volgende (minimum) eisen gesteld:
• Het onderwerp (probleemstelling) is wetenschappelijk interessant en sluit aan bij de thematiek van het semester; • de beantwoording van de probleemstelling vindt plaats aan de hand van relevante theoretische en empirische inzichten. Het uitvoeren van (een beperkt) eigen onderzoek is niet noodzakelijk, maar wordt wel gewaardeerd. Beschrijving van de integratiemodulen Naast inleidende lezingen over het semesterthema, worden de scripties analytisch ondersteund door de vakken Micro-economie II en Macro-economie II. Een korte beschrijving van de inhoud van deze vakken vindt je hieronder. Meer details over aard en opzet van beide integratiemodulen volgt in de handleiding bij het semester in december 2002. Micro-economie II Het vak Micro-economie II behandelt verschillende stijlen van micro-economische denken en gaat in op hun mogelijkheden inzake de analyse van welvaartsvraagstukken. Achtereenvolgens komen aan de orde: 1. De micro-economische analyse van de markteconomie. Naast de partiële analyse van de markten van eindproducten en productiefactoren wordt, in aansluiting op de cursus micro-economie I, aandacht besteed aan de algemene evenwichtsanalyse; 2. Het deelgebied van de industriële economie. Na een verkenning van de verschillende stromingen in de industriële economie wordt aandacht besteed aan (1) theorieën over de onderneming, en (2) marktstructuur en vestigingsplaats van ondernemingen in Europees perspectief. Tot slot komt de Europese industriepolitiek in vergelijkend internationaal perspectief aan bod; 3. Het deelgebied van de sociale keuzetheorie. Behandeld worden (1) externaliteiten en collectieve goederen, (2) collectieve besluitvormingsprocedures, (3) strategisch gedrag en collectieve besluitvorming. Na de cursus kunnen studenten: • het grondpatroon van de walrasiaanse algemene evenwichtsanalyse beschrijven en in relatie tot de marshalliaanse partiële evenwichtsanalyse beoordelen; • aan de hand van de theorie van de industriële economie markten, concentratiegraad en concurrentie in sectoren beschrijven, analyseren en beoordelen in relatie tot het gevoerde of het te voeren industrie- en mededingingsbeleid. • de rol van de overheid analyseren en beoordelen m.b.t. externaliteiten en collectieve goederen; collectieve besluitvormingsprocessen in termen van de sociale keuzetheorie beschrijven en analyseren.
Het vak wordt gecoördineerd door dr. J. Peil en samen met hem gedoceerd door dr. A. van Deemen. De studiebelasting is 3 studiepunten. Informatie over de aan te schaffen literatuur en wanneer de colleges plaatsvinden volgt in de handleiding bij het semester die eind december 2002 verschijnt. Macro-economie II Tijdens de cursus Macro-economie II wordt dieper ingegaan op de recente macroeconomische theorie die ontwikkeld is door de 'school' der nieuw klassieken. R. Barro behoort tot deze 'school'. Bij deze theorie spelen (in tegenstelling tot de Keynesiaanse theorie) rationele verwachtingen en marktruiming een essentiële rol. De wereld is in de jaren '70 en '80 geconfronteerd met het verschijnsel stagflatie (= inflatie en stagnatie). Vanuit de nieuw klassieke theorie wordt beargumenteerd waarom Keynesiaanse politiek ('vergroten van de geldhoeveelheid en vergroten van de overheidsbestedingen') op zijn best ineffectief is om deze
problemen op te lossen uitgaande van economische agenten met rationele verwachtingen. Tijdens de hoorcolleges komen verschillende dynamische micro-economisch gefundeerde macro-economische modellen aan de orde. Voorbeelden daarvan zijn: een gesloten economie met of zonder overheid; een open economie met 1 of meerdere munteenheden; een gesloten economie met onvolledige informatie. Verder zal worden ingegaan op de actuele economische ontwikkelingen die 'relatief grote' landen zoals de USA of een Verenigd Europa doormaken en komen economische ontwikkelingen van kleine open economieën zoals de Nederlandse economie aan de orde. Na de cursus zijn studenten in staat tot het: • analyseren van macro-economische vraagstukken, zoals werkloosheid en inflatie, op een dynamische manier (tijdfactor); • analyseren van macro-economische modellen, d.w.z. op basis van dynamische macro-economische modellen, met als centrale veronderstellingen perfect werkende markten en rationele verwachtingen, komen tot uitspraken (evt. berekeningen) over de effecten van economisch beleid; • laten zien op welke wijze de macro-economische ontwikkeling in diverse landen elkaar wederzijds beïnvloedt. Het vak wordt gecoördineerd en gedoceerd door drs. L. Buijs. De studiebelasting is 3 studiepunten. Informatie over de aan te schaffen literatuur en wanneer de colleges plaatsvinden volgt in de handleiding bij het semester die eind december 2002 verschijnt. Praktische informatie Voor alle vragen over de praktische invulling van het semester en de bijbehorende onderdelen kun je terecht bij de semestercoördinator, dr. A. de Vaal (
[email protected]). Semester 3.2 Integratieprogramma Bestuurskunde Toelichting bij het semesterthema In het afsluitende semester van de bachelor bestuurskunde schrijf je een individuele scriptie over een onderwerp dat aansluit bij het semester thema 'Organisatieverandering bij de overheid'. Het denken over organiseren en de gewenste overheidsorganisatie heeft tot veel veranderingsprocessen bij de overheid geleid. De ontwikkeling van ICT bij de overheid versterkt die processen nog. Kennis over organisatieveranderingsprocessen stelt je in staat beter te overzien welke problemen zich hierbij kunnen voordoen en welke oplossingen denkbaar zijn. Door de cursus Besturen in het informatietijdperk te volgen doe je meer kennis op over het effect van ICT op de overheidsorganisatie. Een korte stage bij een overheidsinstelling (b.v. een gemeente) stelt je in staat korte tijd deel te nemen aan zo'n veranderingsproces. De opleiding bemiddelt bij toedeling van de stageplaatsen aan de deelnemende studenten. De onderwerpen die studenten tijdens de stage bestuderen kunnen van uiteenlopende aard zijn: ontwikkeling van kwaliteitssystemen, verzelfstandiging, ontwikkeling van zelfsturende teams, ontwikkeling van e-government etc. Over de stage en het door jou bestudeerde onderwerp schrijf je een scriptie. Ten behoeve van een goede systematische aanpak wordt aan het begin van het semester een reeks colleges en opdrachten over Advisering en Interventie verzorgd. Daar naast worden in de cursus Besturen in het informatietijdperk een aantal nuttige inzichten aangereikt. Elke scriptie wordt uiteindelijk tijdens een plenaire bijeenkomst gepresenteerd, waardoor er een goed overzicht ontstaat over actuele veranderingsprocessen bij de overheid. Van de gepresenteerde scripties worden door de auteurs samenvattingen gemaakt die beschikbaar worden gesteld aan alle studenten. Opbouw semester
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Bestuurskunde Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Keuzevak
Besturen in het informatietijdperk Integratie programma taken, opdrachten, cases en project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Het semester begint met de integratiemodule Advisering en Interventie die bestaat uit een aantal colleges en een aantal oefeningen met opdrachten. In de daaropvolgende weken wordt in het kader van het integratieprogramma de cursus Besturen in het informatietijdperk aangeboden. Enkele gastcolleges over actuele thema's van het integratieprogramma completeren het geheel. Met de ondersteuning van de colleges en de cursussen bespreek je vervolgens jouw ideeën voor de scriptie met de beoogde begeleider. Uiterlijk half maart bepaal je de definitieve onderwerpkeuze. Onder supervisie van jouw begeleider zorg je ervoor dat uiterlijk begin mei een opzet van de scriptie gereed is. In deze opzet is de probleemstelling helder verwoord en gemotiveerd, maar ook wordt eruit duidelijk dat je jezelf al uitvoerig hebt ingelezen op het onderwerp en dat je weet welke literatuur en gegevens relevant zijn voor jouw scriptie. Ook de structuur van de scriptie wordt dan al grotendeels vastgelegd. Elke scriptie wordt gepresenteerd en becommentarieerd tijdens afsluitende symposia aan het einde van het semester. Twee studenten becommentariëren de presentaties. Handleiding semester Een handleiding voor het semester, met daarin een gedetailleerde beschrijving van de eisen aan en procedures rondom de bachelors thesis, alsmede een gedetailleerde beschrijving van de logistiek van het semester is vermoedelijk in december 2002 beschikbaar via de gebruikelijke kanalen. Aan de thesis worden onder meer de volgende minimumeisen gesteld: • het onderwerp is wetenschappelijk interessant en sluit aan bij het thema van het semester; • de beantwoording van de probleemstelling vindt plaats aan de hand van relevante theoretische en empirische inzichten. Daarbij is de exacte balans tussen theorie en empirie uiteraard afhankelijk van zowel het onderwerp als van de voorkeur van de auteur, maar beide onderdelen dienen in voldoende mate aanwezig te zijn. Beschrijving van de integratiemodule In deze module leert de student het werk van de organisatie-adviseur op waarde te schatten. De cursus volgt de indeling in fasen van het advieswerk en wordt voorafgegaan door een plaatsbepaling van het advieswerk. Waarom wordt geadviseerd, waarover en wie zijn erbij betrokken; dit zijn enkele vragen die in deze plaatsbepaling aan de orde komen. In het tweede deel van de cursus wordt aandacht besteed aan de relatie tussen opdrachtgever en de adviseur, de problemen die zich daarin kunnen voordoen en de middelen die kunnen worden aangewend om deze problemen op te lossen. Voordat een advies kan worden gegeven, moet een organisatie onderzocht worden.
De adviseur moet zich een beeld vormen van de organisatie en de vraag die aan hem is voorgelegd. Hij kan dat doen aan de hand van eigen waarnemingen, maar hij kan ook leden van de organisatie zelf laten participeren in de dataverzameling. Hierop wordt ingegaan in het derde deel van de module. Het vierde deel van de module is gewijd aan de verschillende strategieën die de adviseur kan gebruiken alsmede aan de criteria bij de strategiekeuze. In het vijfde en laatste deel van de module wordt besproken wat het effect van de inschakeling van de adviseur kan zijn en uiteengezet hoe adviesopdrachten kritisch beoordeeld kunnen worden. Tijdens de module worden naast colleges en gastcolleges ook andere onderwijsvormen gebruikt: casussen met opdrachten en vaardigheidstrainingen. Praktische informatie Voor alle vragen over de praktische invulling van het semester en de bijbehorende onderdelen kun je terecht bij de semestercoördinator, dr. C.J. Lako(
[email protected]). Semester 3.2 Integratieprogramma politicologie Toelichting bij het semesterthema In het afsluitende semester van de bachelorfase van de opleiding politicologie staat een project centraal, met als afsluiting de 'bachelor thesis'. Deze thesis of scriptie sluit qua thematiek aan bij het semesterthema. Dit thema is: 'Governance, rationaliteit en rechtvaardigheid'. Het basisprincipe is dat ieder student in staat dient te zijn om op basis van wat hij/zij heeft bestudeerd en geleerd in de semesters 1.1 t/m 3.1 daarover kritisch na te denken en goed met de in de opleiding verworven kennis om te gaan. Hij/zij laat zien dat dit kan, o.a. door middel van de individuele scriptie. Deze scriptie heeft dus de vorm van een wetenschappelijke reflectie op een concreet omschreven, door de student zelf gekozen politiek/politicologisch probleem. Dit probleem dient te worden geanalyseerd in termen van de bovengenoemde criteria van (individuele en collectieve) rationaliteit bij voorbeeld, hoe rationeel is een bepaalde beleidskeuze van de overheid of van een andere gezaghebbende instantie, en volgens welke criteria van rationaliteit? en hoe rechtvaardig, volgens welke criteria van de rechtvaardigheid? Het geheel vereist aldus een combinatie van empirische en filosofische vaardigheden. Het gaat in ieder geval niet om de toepassing van een 'readymade' methode, maar om een zelfstandig uitgevoerd onderzoek, waar een brug wordt geslagen tussen empirie en theorie. Voorafgaande aan het schrijven van de thesis wordt een integratiemodule aangeboden over het semesterthema. Daarnaast is er projectwerk. Studenten moeten een ‘interview-project’ maken. Dit mag bij een instantie buiten de universiteit. Dit mini-project mag worden gebruikt voor het ad hoc contact leggen met personen en organisaties die de bron kunnen zijn van informatie die verwerkt wordt in de scriptie.
Keuzevak
Keuzevak
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen
Politicologie
Opbouw semester
Integratie programma taken, opdrachten, cases en project Methodologie februari
maart
april
mei
juni
Het semester begint bij een korte inleiding. Vervolgens wordt de integratiemodule aangeboden in de vorm van een cursus, die bestaat uit hoor- en discussiecolleges (8 weken). Tijdens deze periode vindt het projectwerk ook plaats. De student denkt al na over zijn keuze van scriptieonderwerp en bespreekt zijn ideeën met zijn thesisbegeleider. Aan het eind van de integratiemodule vindt tevens een wetenschapsfilosofische overgang plaats, waar de kwestie van de criteria voor de wetenschappelijkheid van de thesis wordt besproken in plenaire bijeenkomsten. Tenslotte wordt de thesis zelf voorbereid, geschreven en ingeleverd. In alle gevallen vindt er na inlevering feedback plaats. Handleiding semester Een semesterhandleiding, met gedetailleerde informatie rondom alle onderdelen van het integratieprogramma, is beschikbaar in december 2002. Semester 3.2 Integratieprogramma planologie Semester 3.2 vormt de afronding van de bachelors opleiding. Studenten moeten de eerder opgedane kennis en vaardigheden zelfstandig en op een creatieve manier kunnen integreren en toepassen. • Studenten verdiepen hun vaardigheden om verbanden te leggen tussen bepaalde benaderingswijzen, maatschappelijke interesses en wetenschappelijke interpretaties. • Zij doen dit in aansluiting op actuele ontwikkelingen binnen het vakgebied van de planologie, steunend op wetenschappelijke inzichten en met een link met de planningpraktijk. • Centraal staat de bachelors thesis: een oefening in het maken van een probleemstelling, een goed gestructureerde onderzoeksopzet en de consequente uitwerking daarvan in een voor de praktijk zinvol onderzoek. • Tastbaar resultaat is een rapport van het onderzoek, afgesloten met zinvolle conclusies en aanbevelingen. Toelichting De nadruk ligt op de individuele 'bachelors scriptie' als een min of meer zelfstandig project binnen een groter geheel. De opzet van het programma is dus niet louter individueel, er is sprake van een sandwich-formule: met een gezamenlijk begin, een individueel middenstuk en een plenaire afsluiting. Er wordt een beperkt aantal themagroepen gevormd, waarbij de studenten zich voor een van deze groepen inschrijven. Iedere groep kent een maximaal aantal deelnemers en heeft een stafbegeleider. De themagroepen sluiten wat betreft hun inhoud bij voorkeur aan op de eerdere studie-onderdelen van het bachelors programma: • Stad en land; urbane en rurale transformatieprocessen • Regionale ontwikkeling, groei en duurzaamheid • Ruimtelijke interactieprocessen; instituties, actoren en discoursen • Omgevingsbeleid en verandering; projecten en processen
Planologie
Opbouw semester
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen
Keuzevak
Keuzevak
Integratie programma taken, opdrachten, cases en project Methodologie februari
maart
april
mei
juni
Opbouw van het programma Er zijn globaal drie fasen te onderscheiden: de fasen van voorbereiding, uitvoering en presentatie van de individuele bachelor scripties. Oriëntatiefase De eerste weken van het semester verkent men groepsgewijs het thema, op twee manieren: Door zich inhoudelijk te oriënteren op het thema via het opzoeken en met elkaar bespreken van literatuur, waarbij zowel concrete informatie als relevante inhoudelijke theorie aan bod komen. Een tweede soort verkenning betreft de aanpak van een onderzoek. Planningmethodologie en methoden en technieken van (ruimtelijk) onderzoek en planning spelen hier de hoofdrol. Beide verkenningen vormen zinvolle startpunten voor het maken van de individuele bachelor scriptie. De keuze van het onderwerp moet door de begeleider worden goedgekeurd. Een excursie van beperkte omvang (duur maximaal 1 week) past ook goed in het begin van deze verkenningsfase. De inhoudelijke oriëntatie op het thema, eventueel in een andere dan de Nederlandse context, staat centraal. Scriptiefase Dan begint de eigenlijke fase van individuele werkzaamheid, begeleid door de docent, gelardeerd met enkele groepsbijeenkomsten waarin de studenten van dezelfde themagroep hun 'work in progress' bespreken. Zo'n moment is met name aangebroken na enkele weken, als studenten in een tussentijdse notitie hun concrete werkplannen (probleemstelling, onderzoeksopzet, werkprogramma, inhoudsopgave, korte indruk van het te maken eindproduct) gereed hebben. Afrondings- en presentatie-fase Het semester besluit met het presenteren van de scriptie voor een groter forum. De themagroep, de begeleider, eventuele andere stafleden en deskundigen van buiten. Men presenteert en 'verdedigt' het eigen werkstuk in de groep. Combinaties van themagroepen zijn denkbaar, afhankelijk van inhoudelijke verbanden en de omvang van de groepen. Een mogelijkheid is de organisatie van een 'mini-congres', met een inleider uit de praktijk, de presentatie van de individuele scripties en een afsluiting met een plenaire discussie. Omvang van de onderdelen oriëntatie-fase (inclusief beperkte excursie): 4 studiepunten scriptiefase : 9 studiepunten afrondingsen presentatiefase: 2 studiepunten Semester 3.2 Integratieprogramma Sociale geografie In semester 3.2 staat het verband tussen de theorie en de praktijk van wetenschappelijk onderzoek centraal. De doelen van dit semester zijn dus niet op een nieuw inhoudelijk zwaartepunt gericht, maar op het consolideren, integreren en toepassen van alle reeds opgedane kennis:
• In dit semester reflecteren de studenten op verschillende wetenschapsfilosofische posities om daardoor zich van hun eigen positie bewust te worden. • De studenten verdiepen hun vaardigheden om verbanden te kunnen leggen tussen bepaalde benaderingswijzen, maatschappelijke interessen en wetenschappelijke interpretaties. • De studenten oefenen hoe ze vanuit een algemene wetenschappelijke belangstelling een volledig en goed gestructureerde onderzoeksopzet kunnen vervaardigen. • De studenten integreren hun vakkennis en leren deze op een bepaald probleem toe te passen. • De studenten ontwikkelen en voeren een individueel onderzoek uit. • Bovendien krijgen ze inzicht in de complexiteit van sociaal-ruimtelijke processen in een buitenlandse regio. Toelichting Met de bachelor thesis, die in het centrum van dit semester staat, bereikt de student een voorlopig hoogtepunt in zijn opleiding. Deze spannende taak biedt de mogelijkheid, alle opgedane vakkennis in een project te laten samenkomen. Op basis van deze ervaring zal de student in het volgende semester in staat zijn, zich binnen één van de master-varianten te specialiseren. Semester 3.2 is dus naast de afronding van de bachelorfase ook de schakel tussen het algemene en het gespecialiseerde deel van de sociaal-geografische opleiding. In dit opzicht heeft dit semester een sleutelfunctie voor de hele opleiding! Voordat de feitelijke bachelor's thesis wordt aangepakt, worden nog twee cursorische vakken aangeboden. Ze bouwen beide voort op de kennis uit eerdere cursussen over empirisch onderzoek en de analyse van data, en ze voegen een verdieping toe in de vorm van persoonlijke reflectie, wetenschapsfilosofische achtergrond en de toepassing van de kennis en methoden. In groepsverband worden de studenten voor het individueel uitvoeren van een empirisch onderzoek voorbereid. De bachelor's thesis wordt een zelfstandig project dat in een groter geheel is geïntegreerd. De onderwerpen zullen aansluiten op de drie op onderzoek gerichte master-varianten van de sociale geografie: a Global Urban Development (stedelijke ontwikkeling, multiculturele maatschappij, mondialisering) b Society and Space (grenzen, territoria, conflicten, identiteiten, discoursen etc.) c Regional and Corporate Location Management (regionale economische structurering, mobiliteit van bedrijven, netwerken etc). Onze vierde master 'Educational Geography' is niet op onderzoek gericht en is dut niet geschikt om er met een onderzoeksproject op aan the sluiten. De studenten mogen zelf een onderwerp kiezen. Docenten uit de master-programma's zullen teams, die zich met samenhangende thema's bezig houden, intensief begeleiden. Daardoor profiteren de studenten niet alleen van de ervaringen van hun collega's, maar krijgen ze ook een dieper inzicht in de praktijk en problematiek van verschillende benaderingswijzen en empirische werkwijzen. De onderzoeken worden middels een scriptie en presentatie van het eindproduct afgerond. Vanouds tellen excursies tot de meest profilerende en leukste onderdelen van een opleiding in de sociale geografie. In dit semester wordt dan ook ruimte gereserveerd voor een buitenlandse excursie. Een groepsreis naar het buitenland biedt de kans sociaal-ruimtelijke processen binnen een bepaalde regio en wellicht een andere maatschappleijke context door de eigen wetenschappelijke bril te bekijken en met lokale deskundigen erover te discussiëren. Behalve dit programma rond om de bachelor's thesis bieden twee keuzevakken de gelegenheid de vakkennis uit te breiden. Een inhoudelijke relatie met de eigen onderzoeksinteresses (respectievelijk één van de master-varianten) is aan te bevelen. Integratieprogramma:
• Mijn wetenschappelijke bril (3 stp) • Gemeenschappelijke voorbereiding op Bachelor's thesis (3 stp) • Bachelor's thesis (6 stp) • Buitenlandse excursie (3 stp) Cursorisch onderwijs: • Keuzevak (3 stp) • Keuzevak (3 stp) Handleiding bachelorthesis De handleiding wordt in het najaar 2002 op het intranet en op de www-homepage van sociale geografie gepubliceerd. Beschrijving van het integratieprogramma Mijn wetenschappelijke bril Coördinatie: M. van der Velde. In deze cursus wordt op een reflexieve manier getracht de studenten zich bewust te laten worden waar zij zich vanuit een wetenschapsfilosofisch perspectief het meest thuis voelen. De cursus begint daartoe met een herhaling/ verdieping van de belangrijkste benaderingswijzen in de sociale wetenschappen. Aan de hand van teksten over onderzoeksprojecten en wetenschappelijke artikelen zullen de studenten de samenhang tussen wetenschapstheoretische benaderingswijzen, onderzoeksvragen, onderzoeksdesign en argumentatievormen analyseren en reflecteren. Het uiteindelijke doel van deze cursus is de studenten in staat te stellen hun eigen standpunten over en posities in de wetenschap te representeren en verdedigen, met name waar het gaat om de keuzes voor onderzoeksvragen en methoden. Gemeenschappelijke voorbereiding op bachelor's thesis Coördinatie: M. van der Velde. In deze cursus wordt tegen de achtergrond van de verschillende onderzoekprogramma's van de leerstoelgroep Sociale Geografie, de mogelijke opzet, uitvoering en rapportage van een ruimtelijk onderzoek behandeld, uitmondend in een concreet projectvoorstel dat in/voor de bachelor's thesis zal worden uitgevoerd. Deze cursus bouwt voort op en is nauw geïntegreerd met de cursus 'Mijn wetenschappelijke bril', waarin getracht wordt de studenten zich bewust te laten worden van hun wetenschapsfilosofische positie. Wanneer de cursus met goed gevolg wordt afgerond kan vervolgens een 'vliegende' start worden gemaakt met het uitvoeren van de bachelor's thesis. Bachelor's Thesis Coördinatie: M. van der Velde, F. Boekema, T. van Naerssen. De studenten voeren een individueel empirisch onderzoek uit dat in een wetenschappelijk verantwoorde scriptie uitmondt. Er wordt grote speelruimte toegestaan voor eigen onderzoeksideeën en -voorkeuren, maar om een goede begeleiding te kunnen garanderen moeten de projecten toch qua thematiek zoveel mogelijk bij één van de mastervarianten van de sociale geografie aansluiten. De projecten worden in kleine teams uitgevoerd en begeleid. De scriptie wordt individueel geschreven. Buitenlandse excursie Coördinatie: H. de Weert. Er wordt nadrukkelijk naar gestreefd een inhoudelijke afstemming tussen de thema's van de excursie en de bachelor's projecten te realiseren. Onze gedachten gaan uit naar werkstukken binnen de gemeenschappelijke voorbereiding op bachelor's thesis die tevens als voorbereiding kunnen dienen op de excursie. De excursie zal ongeveer tien dagen duren en waarschijnlijk in de eerste weken van mei plaatsvinden. Ze heeft een samenvattend, synthetiserende functie voor de opleiding, en haar centrale thema's zullen zo goed mogelijk aansluiten bij de zwaartepunten van zowel de bachelor's thesis als de master-varianten. Praktische informatie Semestercoördinator: dr. M. van der Velde, e-mail:
[email protected], kamer 3.1.34, tel. (024 36) 130 34.
Semester 3.2 Integratieprogramma milieu-maatschappijwetenschappen Toelichting bij het semesterthema Dit afsluitende semester van de bacheloropleiding milieumaatschappijwetenschappen heeft niet zozeer een thema, zoals voorgaande semesters, maar een doel: integratie van alle reeds door de studenten opgedane kennis en vaardigheden in een, de bacheloropleiding afrondend, project. Dit project bestaat uit het individueel en zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en schrijven van een academisch verantwoorde scriptie (oftewel: bachelorthesis). Om dat mogelijk te maken, zal de student enerzijds 'oude' competenties opgedaan in eerdere semesters opnieuw moeten mobiliseren, anderzijds nog een aantal 'nieuwe' moeten opdoen. Vandaar dat een module Voorbereiden bachelorthesis (grotendeels) aan het onderzoeksproject voorafgaat. De keuze van het onderwerp voor de bachelorthesis betreft een 'gebonden keuze', want moet aansluiten bij een van de vier profielen van de opleiding (milieu en ruimte, milieu en bedrijf, milieu en ontwikkeling, milieu en sociale verandering). Binnen die profielen, echter, is de student vrij een meer specifieker thema te kiezen (bijv. 'Europees omgevingsbeleid', aansluitend bij het thema milieu en ruimte). De begeleiding van het bachelorproject zal groepsgewijs en profielgebonden plaats vinden. In gezamenlijke bijeenkomsten, onder begeleiding van de 'profieldocent', zal de voortgang van de projecten (onderzoek plus scriptie) besproken worden, zullen problemen aan de orde worden gesteld, kunnen theoretische en methodologische benaderingen die de studenten gebruiken worden bediscussieerd etc. Naast het bachelorproject en de voorbereidingsmodule, kent semester 3.2 nog de buitenlandse excursie naar Polen en een tweetal keuzevakken. De excursie staat in het teken van een vergelijking tussen Nederland en Polen als het om de aard en de aanpak van milieuproblemen gaat. Het zal blijken dat tussen die twee landen grote verschillen bestaan! Wat de keuzevakken betreft, is een ervan gebonden in die zin dat ze moet aansluiten bij het door de student gekozen profiel van het bachelorproject.
Integratie Programma Verslaglegging, presentaties, discussie en reflectie
Integratie Programma Seminars, lezingen, teambuilding
Mm-wetenschappen
Opbouw semester
Gebonden keuzevak
keuzevak
Integratie programma taken, opdrachten, cases en project Methodologie februari
maart
april
mei
juni
Het programma van semester 3.2 ziet er als volgt uit: Integratieprogramma • Voorbereiden bachelorthesis (VOBATE) (3 stp) • Bachelorproject milieu-maatschappijwetenschappen(9 stp) • Excursie milie-maatschappijwetenschappen(3 stp) Cursorisch onderwijs • Gebonden keuzevak (3 stp) • Keuzevak (3 stp)
We beginnen echter met een introductieprogramma in week 1. Dit zal onder meer bestaan uit lezingen over (de relevantie van) onderzoek doen, uit bijeenkomsten om gezamenlijk te reflecteren op mogelijke afstudeeronderwerpen, uit presentaties van oud-studenten (Hoe is het om af te studeren? Hoe schrijf je een scriptie?), en uit een tweetal binnenlandse excursie (ter voorbereiding van de vergelijking tussen Nederland en Polen). In de afsluitende week, daarentegen, zullen met name de presentaties van de bachelortheses centraal staan. Dit zal in de vorm van een tweedaags seminar geschieden, waarbij studenten elkaars onderzoek becommentariëren. Handleiding bachelorthesis In de loop van het najaar 2002 zal een studentenhandleiding voor semester 3.2 op het intranet van de NSM worden gepubliceerd, met daarin informatie over onder meer: de doelstellingen en eindtermen van het semester en de modulen, de vakspecifieke inhoud alsmede algemene structuur van het semester, het rooster en het draaiboek van het semester, en de wijze van toetsing. Praktische informatie Semestercoördinator Dr. B. Arts, kamer 3.01.20, tel. (024-36)12103,
[email protected], spreekuur: dinsdagmiddag van 15.00 tot 17.00 uur Docententeam (onder voorbehoud): Dr. B. Arts, Drs. R. van den Born, Drs. J. Gersie, Prof. dr. W. de Groot, Drs. J. Klaver, Drs. L. Knippenberg, Prof. dr. P. Leroy
HOOFDSTUK 3b SEMESTERS HBO-instromers HBO overbruggingsjaar Bedrijfswetenschappen Semester 1 Toelichting bij het semesterthema Het eerste semester van het overbruggingsjaar heeft als thema 'Organiseren en Reflecteren'. Dit thema weerspiegelt de vakken en vormt de rode draad door het semester. De cursorische vakken die je krijgt aangeboden benadrukken de sociaalorganisatorische invalshoek van de opleiding bedrijfswetenschappen. Strategie, financieel economisch management en systeemtheorie zijn kenmerkend voor de opleiding en geven inzicht in de wijze waarop je kunt organiseren. Hiernaast is het belangrijk, dat je over organisatorische vraagstukken kunt nadenken en reflecteren. Om die reden wordt in dit semester veel aandacht besteed aan reflectie op organiseren vanuit een bedrijfsethisch perspectief. Dit komt met name tot uitdrukking in het vak filosofie en het project. Bedrijven worden steeds vaker geconfronteerd met allerhande ethische vraagstukken. Denk aan het laten afzinken van de Brent Spar, voorkennis bij aandelenhandel of de MKZ crisis. Consumenten stellen steeds meer eisen aan hoe een bedrijf dient te handelen in bepaalde situaties en met welke normen en waarden rekening moet worden gehouden. In het project 'Organiseren en reflecteren' behandelen we twee benaderingen in de bedrijfsethiek die ingaan op de vraag hoe je met problemen om kunt gaan. In het project moet je nadenken over de relatie tussen dezebenaderingen in de bedrijfsethiek en de bedrijfskundige keuzes die je maakt. Vakkenoverzicht en docententeam Coördinator overbruggingsjaar: Ruth Clabbers Co-coördinator semester 1: Lilian Halsema
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Financieel Economisch Management I (overbruggingsjaar)
Systeemtheorie (overbruggingsjaar)
Strategie (overbruggingsjaar)
Project Verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Bedrijfswetensch appen
Filosofie (overbruggingsjaar)(3 stp): onbekend Project: Organiseren en reflecteren (overbruggingsjaar)(5 stp): Ruth Clabbers/Lilian Halsema (coördinatoren) en projectdocenten Methoden van onderzoek 1 (overbruggingsjaar) (3 stp): Etienne Rouwette/Marleen Mccardle Statistiek (Methodologie 2) (overbruggingsjaar) (3 stp): Chris Visscher Systeemtheorie (overbruggingsjaar) (3 stp): Jac Christis/Hans Lösscher Strategie (overbruggingsjaar) (3 stp): Arnold Godfroij/Ilse Schrijver Financieel Economisch Management I (overbruggingsjaar)(3 stp): Ward Kelder Kennismanagement (3 stp): Paul Hendriks/Dirk Vriens Human resource management en organizational behaviour (3 stp): Michiel Schoemaker
Filosofie (overbruggingsjaar) Een van de volgende cursussen, afhankelijk van de beoogde masterspecialisatie: Kennismanagement (KIM) Human resource management en organizational behaviour (P&O) Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Beschrijving van het methodologievaken het projectvak Het methodologieprogramma bestaat uit twee cursussen van 3 studiepunten. In de cursus Methoden van onderzoek (overbruggingsjaar) staat toegepast wetenschappelijk onderzoek centraal. In deze cursus wordt ingegaan op het onderscheid tussen onderzoekinterventie- en ontwerpmethodologie en het belang van probleemstructurering. De analyse van, met name kwantitatieve, gegevens is een onderwerp dat in de cursus statistiek (overbruggingsjaar) wordt behandeld. Bij het project 'organiseren en reflecteren' wordt gebruik gemaakt van deze methodologische kennis. Het project bestaat uit drie onderdelen. In het eerste onderdeel schrijf je een essay over het thema van je keuze en de relatie die dit heeft met bedrijfsethiek. Hierna maak je een onderzoeksopzet over de relatie tussen de bedrijfsethiek en het thema(hoe onderzoek je bijv. of er ethisch bewustzijn in een leiderschapsstijl aanwezig is). Dit onderzoek voer je uit bij een organisatie en je schrijft er een onderzoeksrapport over. Praktische informatie De cursussen Human resource management en organizational behaviour en kennismanagement sluiten aan bij het reguliere programma in de bachelor. Regelgeving en toelating master Om te worden toegelaten tot het tweede semester van het overbruggingsjaar dien je na de herkansingtentamens minimaal voor alle cursussen op twee na een voldoende te hebben gescoord. Dus je mag voor maximaal twee cursussen een vijf (5) halen. Hierbij mag slechts één methodologievak zijn. Het project moet voldoende zijn. Als je niet voldoet aan de norm van het eerste semester is het uitgesloten dat je in september 2003 met de masteropleiding kunt starten. Je mag daarom niet verder deelnemen aan het overbruggingsjaar en je mag het overbruggingsjaar een jaar later ook niet overdoen. Je kunt echter ook niet overstappen naar het driejarige programma. Je hebt al te veel onderdelen van semester 2.1. gemist om te mogen starten aan het integratieprogramma van semester 2.2. Je kunt wél vakken volgen uit het cursorisch aanbod van het driejarig programma. Die hoef je dan niet meer te doen als je in september 2003 alsnog aan het driejarige programma zou willen beginnen. Je krijgt dan bovendien vrijstelling voor de vakken die je al in het overbruggingsjaar hebt behaald. HBO Organisatie en Innovatie Semester 2B HBO Organisaties en Innovatie Toelichting bij het semesterthema Het tweede semester heeft als thema Organisaties en Innovaties. Dit thema weerspiegelt de rode draad door dit semester en met name het project hierin. Organisaties hebben te maken met een turbulente omgeving en veeleisende
stakeholders. Hun omgeving wordt steeds internationaler zowel aan de aanbod- als aan de afzetzijde. Zij hebben te maken met sterke krachten in het maatschappelijk denken over arbeid, zorg en milieu. Zij moeten steeds sneller kunnen reageren op de grillige eisen van consumenten, de wensen van aandeelhouders en de belangen van werknemers. Om aan dit alles te kunnen voldoen zijn effectieve en betrouwbare informatiesystemen nodig. Organisaties moeten dus voortdurend innoveren. Voor toekomstige Bedrijfswetenschappers is het van belang kritisch en innovatief te kunnen nadenken over problemen van organisaties in relatie tot hun externe omgeving. Dat bepaalt immers mede de innovatiekracht van bedrijven. Om die reden wordt in dit semester veel aandacht besteed aan innovaties in organisaties. Dit komt met name tot uitdrukking in het project. In het project wordt de koppeling gelegd tussen organisaties en innovatie. Het project vormt de afsluiting van het overbruggingsjaar en heeft de volgende leerdoelen: Het opzetten en uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek op basis van de onderzoekscyclus. Het analyseren en verklaren van verschijnselen in organisaties met behulp van wetenschappelijketheorieën, modellen en methoden. Het doelgericht rapporteren zowel schriftelijk als mondeling. Het zelfstandig en in groepsverband uitvoeren van activiteiten. In het project “Organiseren en Reflecteren” uit semester 1 heb je geleerd om op basis van een literatuurstudie een goede probleemstelling met bijbehorend conceptueel model op te stellen. In dit project gaan we een stap verder en wordt veel aandacht besteed aan het ontwerpen van een onderzoeksstrategie, het uitvoeren van een empirisch onderzoek en het verwerken en analyseren van de empirische data. Je moet daarbij theorie en praktijk met elkaar verbinden.Het project bereid je voor op de master die je gaat doen en integreert de vakken die je in semester 1 en 2 hebt gevolgd. Opbouw semester (het semesteroverzicht wordt later toegevoegd. Zie ook blz. 63 t/m 72 van de handleiding docententeams) Coördinator dr. B.G.M. Fruijtier prof. dr. B. Prakken dr. H. Slomp en dr. L.W. M. Delsen Operations Management en Logistiek (overbruggingsjaar) dr. P. Barbonis Financieel Economisch Management II drs. T. Welten Marketing Concepts ir. K.J. Dekker Management Control (overbruggingsjaar) drs. S. Baard RC Methoden van Organisatieverandering (overbruggingsjaar)drs. M. Kieft Methoden van Marktonderzoek (overbruggingsjaar) prof. dr. P. Verschuren Project Organisatie en Innovatie (overbruggingsjaar) ir. R.M.H.J. van Zijl
Sociotechniek (overbruggingsjaar)
Project Verslagl egging, present atie, discussi e en reflectie
Project Seminar s, lezingen , teambui lding
Bedrijfswetensch appen
Vakkenoverzicht Sociotechniek (overbruggingsjaar) Informatie, Besluitvorming en Macht Arbeidsmarkt en Arbeidsverhoudingen
Een of meer cursussen uit de volgende opsomming: •Marketing Concepts (S,M) • Operations Management and Logistics (overbruggingsjaar (AOV, IM) • Arbeidsmarkt en Arbeidsverhoudingen (AOV, SPM, IM) • Financieel-Economisch Management II (S, M, BE) •Informatie, Besluitvorming en Macht (KIM) • Management Control (overbruggingsjaar) (BE)
Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie Methoden van Organisatieverandering (overbruggingsjaar) (S, M, IM, BE) Methoden van Marktonderzoek (overbruggingsjaar) (AOV, SPM, KIM)
september
oktober
november
december
januari
Alle vakken zijn 3 sp. Het project is 5 sp. Beschrijving van de methodologievakken Methoden van Organisatieverandering (3 sp) De cursus methoden van organisatieverandering behandelt methoden en technieken die bruikbaar zijn tijdens het ontwikkelen en uitvoeren van veranderingstrajecten van organisaties. Een veranderingstraject in een organisatie bestaat uit drie fasen: diagnose, ontwerp en invoering van de verandering. In elke fase worden andere methoden en technieken ingezet. De cursus geeft inzicht in een aantal van deze methoden zoals workshops, (spel)simulaties, large scale interventions, delphi-onderzoek en scenarioontwikkeling. In het project pas je de kennis uit deze cursus toe. De cursus is verplicht voor studenten AOV, SPM en KIM. Methoden van Marktonderzoek (3 sp) De cursus Methoden van Marktonderzoek behandelt methoden en technieken om empirisch bedrijfswetenschappelijk onderzoek op te zetten en uit te voeren. In de cursus word je geleerd een probleemstelling conceptueel te analyseren en vervolgens een bijpassende strategie voor empirisch onderzoek te ontwerpen. Onderwerpen die aan de orde komen zijn hypothese toetsing, de constructie van meetschalen en een inleiding enkele multivariate statistische technieken als regressieanalyse en factoranalyse. In het project pas je de kennis uit deze cursus toe. De cursus is verplicht voor studenten S, M, IM en BE. Beschrijving van het project Organisatie en Innovatie (5 sp) In het project Organisatie en Innovatie ga je met twee medestudenten, die dezelfde masteropleiding doen, een empirisch onderzoek opzetten en uitvoeren. Het project gaat uit van de onderzoekscyclus ofwel empirische cyclus met de volgende fases: formuleren van een probleemstelling, ontwerpen van het onderzoek, gegevensverzameling, gegevensanalyse en conclusies en raportage. Je gaat daarbij niet uit van een handelings- of praktijkprobleem, maar onderzoekt wel verschijnselen, die zich in de praktijk voordoen. Voor elke master is een apart thema geformuleerd, waarin een relatie wordt gelegd met de centrale thematiek namelijk innovatie. Voorbeelden van thema’s zijn: De rol van strategische samenwerking in innovaties
Consumentengedrag bij de aankoop van nieuwe produkten of diensten De informatieve waarde van het externe financiele jaarverslag Innovatie en kennismanagement Innovatie en arbeidsorganisaties Competentiemanagement en innovatie Je moet je in de theorie achter het thema verdiepen door zelf wetenschappelijke artikelen te zoeken en te bestuderen. Dit leidt tot een onderzoeksvraag, conceptueel model en eventueel hypotheses. Vervolgens kies je een onderzoeksstrategie voor het empirische onderzoek. Daarna voer je het onderzoek uit. Je toetst het conceptueel model en de hypotheses met behulp van data uit secundaire bronnen, databestanden, simulatie of een zelf uit te voeren survey. Kennis van het ontwerpen van onderzoek en van beschrijvende en multivariate statistiek is onmisbaar voor dit onderzoek. In alle fasen van het onderzoek wordt verder een beroep gedaan op je creativiteit en academische vaardigheden. Toelatingsregeling tot de master Ook aan het einde van het tweede semester wordt gekeken of je voldoende resultaat hebt behaald om in te mogen stromen in de master. Hiervoor geldt een gelijke regeling als na het eerste semester alleen wordt nu gekeken over het gehele overbruggingsjaar (incl. de resultaten van het eerste semester). Je dient minimaal voor alle cursussen op twee na een voldoende te hebben gescoord. Maximaal twee cursussen mogen een vijf (5) hebben. Hierbij mag slechts één methodologievak zijn. Beide projecten moeten voldoende zijn. Als je niet voldoet aan de norm aan het einde van het overbruggingsjaar zijn er twee mogelijkheden. Of je besluit om te stoppen met de opleiding of je begint in september 2002 met het driejarige programma. Je krijgt dan vrijstelling voor de vakken die je in het overbruggingsjaar hebt behaald. HBO overbruggingsjaar Economie Na het HBO is het mogelijk om aan de Nijmegen School of Management van de Katholieke Universiteit Nijmegen een academische Master Economie te behalen. Deze Master, met een accent naar keuze op de internationale of de financiële economie, geeft tevens recht op de titel drs. Mits je beschikt over een goede vooropleiding kan dit diploma in twee jaar behaald worden. Voordat je tot de eenjarige Masteropleiding wordt toegelaten volg je een doorstroomprogramma dat in twaalf maanden kan worden afgerond.
Toegang tot doorstroomprogramma Studenten met de volgende HBO-diploma’s worden automatisch toegelaten tot het doorstroomprogramma per 1 september 2002: ♦ HEAO BE, HEAO CE, HEAO IM, HEAO MER, HEAO LE, HEAO EL, HEAO Accountancy, HEAO Fiscale economie, HEAO Marketing Management ♦ Hogere Hotelschool ♦ Lerarenopleiding combinatie AE/BE Voor andere HBO-diploma’s kan een doorstroomprogramma worden aangevraagd bij de Examencommissie Economie. Dit kan betekenen, dat onderdelen worden toegevoegd aan dit programma. Opbouw doorstroomprogramma Voor studenten met een HBO-diploma die automatisch worden toegelaten tot het doorstroomprogramma is het programma als volgt opgebouwd: Semester 1
September 2002 Januari 2003 Methoden: - M1, Ontwerpen van onderzoek (3 sp) - M5, Verklarende statistiek (3 sp) Geld-, krediet- en bankwezen*(3 sp) Microeconomie voor HBOinstromers (2 sp)
Internationale economische betrekkingen I (3 sp) Institutionele economie (3 sp) Economische integratie in theorie en praktijk (3 sp)
Methoden en technieken van economisch onderzoek (2 sp)
Geschiedenis van het economisch denken (3 sp) Totaal 22/25 sp* *Indien op de HEAO de specialisatie Bank- en Verzekeringswezen is gevolgd: vrijstelling voor Geld-, krediet -en bankwezen. Het aantal studiepunten in het eerste semester bedraagt dan 22. Semester 2 februari 2003 Wiskunde voor economen (3 sp)
juni 2003
Internationale economische betrekkingen II (3 sp) Integratieprogramma: - Macro-economie II (3 sp) - Micro-economie II (3 sp) - Bachelor thesis (9 sp)
Totaal 21 sp Studenten die in de Master opteren voor het accent in de financiële economie wordt aangeraden om kennis te nemen van de inhoud van Financieel-economisch management II. MASTER ECONOMIE (PER 1 SEPTEMBER 2002) Studenten die het doorstroomprogramma (nagenoeg) hebben afgerond worden toegelaten tot de Master Economie, Deze Master richt zich op de toegenomen internationalisering en in het bijzonder op de rol van financiële markten. Onderwerpen die aan de orde komen zijn economische en monetaire integratie, economische groei, de werking van financiële markten en van de arbeidsmarkt. Tijdens deze Master verricht je zelf onderzoek door het houden van presentaties en het schrijven van papers over beleidsrelevante zaken als globalisering, de implicaties van de EMU, ICT en de 'nieuwe economie', het verloop van aandelenprijzen en wisselkoersen en de beheersing van financiële risico's. In het tweede deel van de Master kun je een accent leggen op de internationale of financiële economie. Bij de financiële economie verwerf je meer specifieke kennis over onderwerpen als de financiering van ondernemingen, de beheersing van financiële risico's en over de mogelijkheden gelden te beleggen. De internationale economie richt zich meer op onderwerpen als: de oorzaken en gevolgen van globalisering, de betekenis van de EMU, de macro- en micro-
economische achtergronden van de Nieuwe Economie, locatiebeslissingen van bedrijven, en de relevantie van internationale kapitaalstromen. De Masteropleiding Economie bereidt je voor op staffuncties bij bedrijven en financiële instellingen alsmede op beleidsfuncties zoals de Ministeries van Financiën en Economische Zaken en De Nederlandsche Bank. HBO overbruggingsjaar Bestuurskunde Semester 1
Project Verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Bestuurskunde
Opbouw semester
Kernthema’s bestuur en organisatie
De beleidscyclus
Openbare financiën Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Vakkenoverzicht De studenten volgen in dit schakeljaar twee reguliere Integratieprogramma's, namelijk 2.1 en 2.2 en de methodologie-onderdelen Inductieve statistiek/beleidsonderzoek en Ontwerpen van Onderzoek en het project. Zij volgen echter niet het cursorisch onderwijs zoals dat voor reguliere studenten is opgenomen in deze semesters. In plaats daarvan volgen zij in het eerste semester van het overbruggingsjaar de cursussen Kernthema's van Bestuur en organisatie, De Beleidscyclus en Openbare Financiën. In principe is dit het standaard overbruggingsjaar voor HBO-studenten. Heeft de student echter erg weinig voorkennis of heeft hij of zij een zeer goed aansluitende vooropleiding, dan kan het nodig zijn dat het programma enigszins wordt aangepast (bijvoorbeeld door het verlenen van vrijstellingen). Praktische informatie Neem voor maatwerk contact op met de studieadviseur!
Bestuurskunde
Semester 2 Opbouw semester
Project verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Management van het openbaar bestuur
Besturen in het informatietijdperk
Besturen in netwerken
Lokale politiek en lokaal bestuur Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Vakkenoverzicht In het tweede semester volgen studenten het integratieprogramma van semester 2.2. Het cursorisch onderwijs voor de HBO-instromers wordt ingevuld met de cursussen Management van het Openbaar Bestuur, Besturen in het Informatietijdperk, Besturen in Netwerken en Lokale politiek & Lokaal bestuur. In principe is dit het standaard overbruggingsjaar voor HBO-studenten. Heeft de student echter erg weinig voorkennis of heeft hij of zij een zeer goed aansluitende vooropleiding, dan kan het nodig zijn dat het programma enigszins wordt aangepast (bijvoorbeeld door het verlenen van vrijstellingen). Praktische informatie Neem voor maatwerk contact op met de studieadviseur!
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Inleiding in de politicologie Politieke aspecten van de West-Europese samenwerking Nationale politieke stelsels
Benaderingen van de politiek
Project verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Politicologie
HBO overbruggingsjaar Politicologie Semester 1 Opbouw semester
Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Vakkenoverzicht Ontwerpen van onderzoek (Methodologie 1) (3 stp)
Inleiding in de politicologie (3 stp) Visies op politiek (MOM 2) (3 stp) Verklarende Statistiek (Methodologie 3) (3 stp) Politieke aspecten van de West-Europese samenwerking (3 stp) Nationale politieke stelsels (3 stp) Benaderingen van de politiek (3 stp) Aantal te behalen studiepunten: 21 Vanaf het academisch jaar 2001-2002 volgen HBO-instromers Politicologie eerst een overbruggingsjaar waarna zij kunnen instromen in de reguliere Master. Het schakeljaar is bedoeld om de studenten inhoudelijk voor te bereiden op de Master. Daarom is ervoor gekozen het eerste semester te vullen met inleidende cursussen politicologie, alsmede 2 methodologie-cursussen. Bovendien is de ruimte voor het cursorisch onderwijs ingevuld met politicologische cursussen: Politieke Aspecten van de West-Europese Samenwerking, Nationale Politieke Stelsels en Benaderingen van de Politiek. In principe is dit het standaard overbruggingsjaar voor HBO-studenten. Heeft de student echter erg weinig voorkennis of heeft hij of zij een zeer goed aansluitende vooropleiding, dan kan het nodig zijn dat het programma enigszins wordt aangepast (bijvoorbeeld door het verlenen van vrijstellingen). Praktische informatie Neem voor maatwerk contact op met de studieadviseur!
Politicologie
Semester 2 Opbouw semester
Project Verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief
Leer der internationale betrekkingen
Politieke filosofie Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
Februari
maart
april
mei
juni
Vakkenoverzicht International governance (Integratieprogramma, 2.2, integratieprogramma 3.2) (3 stp) Kwalitatieve onderzoeksmethoden (Methodologie 4) (3 stp) Project (3 stp) Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief (3 stp) Leer der internationale betrekkingen (3 stp) Politieke filosofie plus thesis (6 stp) Totaal te behalen studiepunten: 9 + 12 = 21 stp.
In het tweede semester van het schakeljaar volgen de HBO-instromers een regulier Integratieprogramma, namelijk Integratieprogramma 2.2: International Governance, met het bijbehorende methodologie-onderdeel en het project. Zij volgen echter niet het cursorisch onderwijs zoals dat voor reguliere studenten is opgenomen in deze semesters. In plaats daarvan volgen zij Nederlandse Politiek in Vergelijkend Perspectief en Leer der Internationale Betrekkingen. Bovendien volgen de studenten Politieke Filosofie (de integratiemodule die hoort bij semester 3.2) en schrijven zij naar aanleiding daarvan een thesis. Na het doorlopen van dit schakeljaar hebben de studenten kernonderdelen van zowel Nationale Politieke Stelsels, Leer der Internationale Betrekkingen als Politieke Theorie gevolgd, en hebben zij ook geproefd van het integratieonderwijs. Na het afronden van dit jaar, kunnen de studenten instromen in de reguliere Master. In principe is dit het standaard overbruggingsjaar voor HBO-studenten. Heeft de student echter erg weinig voorkennis of heeft hij of zij een zeer goed aansluitende vooropleiding, dan kan het nodig zijn dat het programma enigszins wordt aangepast (bijvoorbeeld door het verlenen van vrijstellingen). Praktische informatie Neem voor maatwerk contact op met de studieadviseur! HBO overbruggingsjaar Planologie HBO-instroomprogramma I: Voor studenten met de opleiding Hogeschool Utrecht: Ruimtelijke ordening en planologie of de NHTV-opleiding Ruimtelijke ordening en planologie te Breda of de opleiding Saxion Hogeschool Ijselland Deventer: Ruimtelijke ordening en Planologie bestaat het overbruggingsjaar uit de volgende 5 vakken: semester 1: Integratieprogramma • Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse (3 stp) • Methodologie 5: Methoden van interactieve beleidsvoering (3 stp) Cursorisch onderwijs: • Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen (3 stp) • Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) (3 stp) • Project: omgevingsbeleid en verandering(3 stp) De cursussen uit het overgangsjaar worden alle 5 in het eerste semester aangeboden. Als de Hbo-er die dit verkorte overgangsjaar volgt dat wil, kan hij/zij in het tweede semester het integratieprogramma uit het 3de jaar volgen. In dit integratieprogramma schrijven de studenten een bachelors scriptie (15 sp). HBO-instroomprogramma II: Voor de HBO-instromers, met Fontys Eindhoven HEAO Management, Economie en Recht; afstudeerrichting makelaardij, bestaat het overbruggingsjaar uit 42 studiepunten. De HBO-instromers, met Fontys Eindhoven HEAO Management, economie en Recht; afstudeerrichting makelaardij, beginnen in het overbruggingsjaar met het semester 3.1. Zij volgen het grootste gedeelte van dit semester. Thema van dit semester is: Omgevingsbeleid en verandering. Dit semester stelt studenten in staat om zich in de beleidsvoering te verdiepen. Beleid is er, in vele soorten en maten: interactieve planvorming en tracéwet, impulsen tot stedelijke vernieuwing en Vinex-plus zijn allemaal concepten die naar omgevingsbeleid en de hedendaagse vormgeving daarvan verwijzen. Het begrip ‘verandering’ in dit semesterthema heeft betrekking op verandering in de vormen van beleidsvoering enerzijds, maar natuurlijk ook op veranderingen in de samenleving, èn op de veranderende wisselwerking tussen samenleving en beleid.
In dit semester gaat het om de wijze waarop beleid gevoerd en uitgevoerd wordt, en met name om de wijze waarop dat in projecten en processen gestalte krijgt. Planologen leggen de nadruk op het ontwerpen van beleid, op de juiste keuze van de instrumenten en organisatie van beleid, en op de adequate toepassing van inzichten daarover bij het ontwerpen en uitvoeren van nieuw beleid. Studenten gebruiken vanuit dit perspectief objectkennis die samenhangt met specifieke ruimtelijke inrichtingsprocessen. Deze kunnen variëren van projecten voor buurtontwikkeling, via de transformatie van het platteland als gevolg van veranderingen in de intensieve varkenshouderij tot de opzet en uitvoering van natuurontwikkelingsprojecten.
Planologie
Semester 1 Opbouw semester
Inleiding in de planologie
Seminars, lezingen, teambuilding
Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse
Overheid en ruimtelijk beleid
Milieu en ruimte
Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteit van ruimten
taken, opdrachten, cases Methodologie 5
september
oktober
november
december
januari
Integratieprogramma Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) (3 stp) Methodologie 5: Methoden van interactieve beleidsvoering (3 stp) Cursorisch onderwijs Inleiding in de planologie (3stp) Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuuranalyse (3stp) Overheid en ruimtelijk beleid (3stp) Milieu en ruimte (3stp) Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocessen (3 stp) Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten (3 stp) Vakkenoverzicht Overgangsjaar: tweede semester
Om Hbo-instromers goed voor te bereiden op de Masters Planologie is er voor gekozen om een aantal cursussen uit het eerste en tweede jaar verplicht te stellen. Het gaat om de cursussen ‘Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening’ (een beknopt overzicht van de geschiedenis van het denken over de ruimtelijke ordening en beleid) en ‘Theorie en praktijk van ruimtelijk plannen’ (een studie over hoe de formele instrumenten-bestemmingsplan, structuurplan streekplan- in de praktijk worden gebruikt alsmede een oefening in de beleidsvorming door middel van die planvormen.) Verder zijn verplicht gesteld de cursussen: ‘Mobiliteit en maatschappij’ en ‘Mobiliteit en beleid’. In ‘Mobiliteit en maatschappij’ worden de vele vormen van mobiliteit in de loop van de culturele ontwikkeling onderzocht. Er wordt naar de milieuproblematiek van moderne activiteitenpatronen gekeken en naar actuele ontwikkelingen van telecommunicatie. Aan de hand van voorbeelden leren wij hoe activiteitenpatronen door een institutioneel kader bepaald worden en hoe organisaties, door discoursen worden gereproduceerd of veranderd. Bij de cursus ‘Mobiliteit en beleid’ wordt gekeken naar de bemoeienis van de overheid in ons land met mobiliteit. Op het landelijke schaalniveau zijn naast het oorspronkelijke departement van Verkeer en Waterstaat andere op het mobiliteitstoneel verschenen. Ook Brussel en op regionaal en lokaal niveau houdt men zich steeds nadrukkelijker met mobiliteit bezig. Daarnaast is een groeiende rol weggelegd voor private actoren. In een historisch perspectief worden actoren, instituties en discoursen op het veld van de mobiliteit behandeld en gewogen. Tijdens dit semester moeten de Hbo-instroomstudenten nog een methodologiecursus uit het tweede en vierde jaar volgen.
Planologie
Semester 2 Opbouw semester
Methodologie 2: Beschrijvende en inductieve statistiek Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening Mobiliteit en maatschappij
Mobiliteit en beleid* Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen
Methodologie 4 februari
maart
april
mei
juni
Integratieprogramma Semester 2: • Methodologie 2: beschrijvende en inductieve statistiek (3stp) • Methodologie 4: Methoden en technieken bij ruimtelijke planvorming (3 stp) Cursorisch onderwijs
• • • •
Geschiedenis van de ruimtelijke planning en ordening (3stp) Mobiliteit en maatschappij (3 stp) Mobiliteit en beleid (3 stp) Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen (3stp)
Project Verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Sociale Geografie
HBO overbruggingsjaar Sociale Geografie Semester 1 Opbouw semester
Theorie van het ruimtelijk handelen
Europese identiteiten en ruimten
Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Vakkenoverzicht Overgangsjaar: eerste semester De Hbo-instromers beginnen met het semester 3.1. Zij volgen het grootste gedeelte van dit semester. Thema van dit semester is: Omgevingsbeleid en verandering. Dit semester stelt studenten in staat om zich in de beleidsvoering te verdiepen. Beleid is er in vele soorten en maten: interactieve planvorming en tracéwet, impulsen tot stedelijke vernieuwing en Vinex-plus zijn allemaal concepten die naar omgevingsbeleid en de hedendaagse vormgeving daarvan verwijzen. Het begrip ‘verandering’ in dit semesterthema heeft betrekking op verandering in de vormen van beleidsvoering enerzijds, maar natuurlijk ook op veranderingen in de samenleving, èn op de veranderende wisselwerking tussen samenleving en beleid. In dit semester gaat het om de wijze waarop beleid gevoerd en uitgevoerd wordt, en met name om de wijze waarop dat in projecten en processen gestalte krijgt. De geografen zullen daarbij dieper ingaan op de wijze waarop de beleidsmatige structurering van de ruimte fungeert als een belangrijke determinant van de wijze
waarop
de
samenleving
functioneert.
Om
Hbo-instromers
goed
voor
bereiden op dit thema is er voor gekozen om cursussen uit het 1ste en 2de
te
jaar
verplicht te stellen. Het gaat in dit semester om een methode cursus: Inductieve statistiek en multivariate analyse.
Integratieprogramma Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen • Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) (3 stp) • Methodologie 3: Inductieve statistiek en ruimtelijke structuur analyse (3 stp) • Methodologie 5: Kwalitatieve onderzoeksmethoden (3 stp) • Project Omgevingsbeleid en verandering(3 stp) Cursorisch onderwijs • Filosofie (3stp) • Ruimtelijk handelen (3 stp) • Europese identiteiten en ruimten (3 stp)
Project Verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Sociale Geografie
Semester 2 Opbouw semester
Ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze
Ruimtelijk gedrag
GIS 2 Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Vakkenoverzicht In dit tweede semester van het derde jaar staat het verband tussen de theorie en de praktijk van wetenschappelijk onderzoek centraal. De doelen van dit semester zijn dus niet op een nieuw inhoudelijke zwaartepunt gericht, maar op het consolideren, integreren en toepassen van alle reeds opgedane kennis. Van dit tweede semester is voor HBO-instromers verplicht gesteld: de bachelorthesis en de buitenlandse excursie. Toelichting Met de bachelor thesis, die in het centrum van dit semester staat, bereikt de student een voorlopig hoogtepunt in zijn opleiding. Deze spannende taak biedt de mogelijkheid, alle opgedane vakkennis in een project te laten samenkomen. Op basis van deze ervaring zal de student in het volgende semester in staat zijn, zich binnen één van de master-varianten te specialiseren. Semester 3.2 is dus naast de afronding van de bachelor fase ook de schakel tussen het algemene en het gespecialiseerde deel van de sociaal-geografische opleiding. In dit opzicht heeft dit semester een sleutelfunctie voor de hele opleiding! De bachelors thesis wordt een zelfstandig project dat in een groter geheel is geïntegreerd. De onderwerpen zullen al aan de drie master-varianten van de sociale geografie aansluiten (voorlopige titels): a Global Urban Development (stedelijke ontwikkeling, multiculturele maatschappij, mondialisering)
b Society and Space (grenzen, territoria, conflicten, identiteiten, discoursen etc.) c Regional and Corporate Location Management (regionale economische structurering, mobiliteit van bedrijven, netwerken etc). Zo mogelijk worden (delen van) bestaande en nieuwe onderzoeksprojecten ingezet, maar er is ook ruimte voor individuele voorstellen. Docenten uit de masterprogramma's zullen teams van vier tot acht studenten, die zich met samenhangende thema's bezig houden, intensief begeleiden. Daardoor profiteren de studenten niet alleen maar van de ervaringen van hun collega's, maar krijgen ze ook een diepere inzicht in de praktijk en problematiek van verschillende benaderingswijzen en empirische werkwijzen. De onderzoeken worden middels een scriptie en presentatie van het eindproduct afgerond. Vanouds tellen excursies tot de leukste onderdelen van een opleiding in de sociale geografie. In dit semester wordt dan ook ruimte gereserveerd voor een buitenlandse excursie. Een groepsreis naar het buitenland biedt de kans sociaalruimtelijke processen binnen een bepaalde regio door de eigen wetenschappelijke bril te bekijken en met lokale deskundigen erover te discussiëren. De centrale thema's binnen de excursie zullen zo goed mogelijk aansluiten bij de zwaartepunten van zowel de bachelors thesis als de master-varianten. Verder wordt er in dit semester voor HBO-instromers nog aandacht besteed aan een aantal cursussen uit het eerste en tweede jaar. Het gaat in dit semester om de methode cursus: 'Multivariate statistiek' (methodologie 4). Verder wordt er nog aandacht besteed aan de belangrijkste geografische theorieën en -modellen, ter verklaring van het ruimtelijk gedrag van mensen en organisaties in de cursus 'Ruimtelijk gedrag'. In de cursus 'Geografische beschouwingswijze' worden de verschillende beschouwingswijzen van de Sociale geografie door de tijd heen behandeld. Integratieprogramma • Integratieprogramma van semester 3.2: • Mijn wetenschappelijke bril (3stp) • Gemeenschappelijke voorbereiding op Bachelor’s thesis (3stp) • Bachelor’s thesis (6stp) • Excursie (3stp) Cursorisch onderwijs • Geografische beschouwingswijze (3 stp) • Ruimtelijk gedrag (3 stp) • Multivariate statistiek (methodologie 4) (3 stp)
Milieu en ruimte
Twee cursussen uit de volgende drie: Milieu en bedrijf; Milieu en ontwikkeling; Milieu en sociale verandering
Project verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
Milieumaatschap pijwetenschappe n
HBO overbruggingsjaar Milieu-maatschappijwetenschappen Semester 1 Opbouw semester
Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
september
oktober
november
december
januari
Vakkenoverzicht De HBO-instromers beginnen in het overbruggingsjaar met het semester 3.1. Zij volgen het grootste gedeelte van dit semester. Thema van dit semester is: Omgevingsbeleid en verandering. Dit semester stelt studenten in staat om zich in de beleidsvoering te verdiepen. Beleid is er, qua inhoud, organisatie en vormgeving, in vele soorten en maten: interactieve planvorming en Tracéwet, impulsen tot stedelijke vernieuwing en Vinex-plus zijn allemaal concepten die naar omgevingsbeleid en de hedendaagse vormgeving daarvan verwijzen. Het begrip 'verandering' in dit semesterthema heeft betrekking op verandering in de vormen van beleidsvoering enerzijds, maar natuurlijk ook op veranderingen in de samenleving, én op de veranderende wisselwerking tussen samenleving en beleid. In dit semester gaat het om de wijze waarop beleid gevoerd en uitgevoerd wordt, en met name om de wijze waarop dat in projecten en processen gestalte krijgt. Studenten Milieu-maatschappijwetenschappen leggen de nadruk op het ontwerpen van beleid, op de juiste keuze van de instrumenten en organisatie van beleid, en op de adequate toepassing van inzichten daarover bij het ontwerpen en uitvoeren van nieuw beleid. Studenten gebruiken vanuit dit perspectief objectkennis die samenhangt met specifieke ruimtelijke inrichtingsprocessen. Deze kunnen variëren van projecten voor buurtontwikkeling, via de transformatie van het platteland als gevolg van veranderingen in de intensieve varkenshouderij tot de opzet en uitvoering van natuurontwikkelingsprojecten. Om HBO-instromers goed voor te bereiden op dit thema is er voor gekozen om een aantal cursussen uit het eerste en tweede jaar ook verplicht te stellen. In dit semester wordt er met name aandacht gegeven aan een extra methodencursus: Inductieve statistiek en methoden van milieukunde (Methodologie 3) en twee extra inhoudelijke cursussen: Milieu en samenleving, en filosofie. Integratieprogramma Omgevingsbeleid en verandering: projecten en processen • Omgevingsbeleid en verandering (integratiemodule) (3 stp) • Kwalitatieve onderzoeksmethoden (methodologie 5) (3 stp) • Inductieve statistiek en methoden van milieukunde (Methodologie 3) (3 stp) • Project (3 stp) Cursorisch onderwijs • Milieu en ruimte (3 stp) • Twee cursussen uit de volgende 3 (samen 6 stp): • Milieu en bedrijf • Milieu en ontwikkeling • Milieu en sociale verandering • Milieu en samenleving (3 stp) • Filosofie (1,5 stp)
Milieumaatschap pijwetenschappe n
Semester 2 Opbouw semester
Project verslaglegging, presentatie, discussie en reflectie
Project Seminars, lezingen, teambuilding
International environmental politics
Milieu, samenleving en beleid
Project taken, opdrachten, cases, project Methodologie
februari
maart
april
mei
juni
Vakkenoverzicht Dit afsluitende semester van de bacheloropleiding milieumaatschappijwetenschappen heeft niet zozeer een thema, zoals voorgaande semesters, maar een doel: integratie van alle reeds door de studenten opgedane kennis en vaardigheden in een, de bacheloropleiding afrondend, project. Dit project bestaat uit het individueel en zelfstandig uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en schrijven van een academisch verantwoorde scriptie (oftewel: bachelorthesis). Om dat mogelijk te maken, zal de student enerzijds 'oude' competenties opgedaan in eerdere semesters opnieuw moeten mobiliseren, anderzijds nog een aantal 'nieuwe' moeten opdoen. Vandaar dat een module Voorbereiden bachelorthesis (grotendeels) aan het onderzoeksproject voorafgaat. De keuze van het onderwerp voor de bachelorthesis betreft een 'gebonden keuze', want moet aansluiten bij een van de vier profielen van de opleiding (milieu en ruim te, milieu en bedrijf, milieu en ontwikkeling, milieu en sociale verandering). Binnen die profielen, echter, is de student vrij een meer specifieker thema te kiezen (bijv. 'Europees omgevingsbeleid', aansluitend bij het thema milieu en ruimte). De begeleiding van het bachelorproject zal groepsgewijs en profielgebonden plaats vinden. In gezamenlijke bijeenkomsten, onder begeleiding van de 'profieldocent', zal de voortgang van de projecten (onderzoek plus scriptie) besproken worden, zullen problemen aan de orde worden gesteld, kunnen theoretische en methodologische benaderingen die de studenten gebruiken worden bediscussieerd etc. Daarnaast bevat semester 3.2 een buitenlandse excursie naar Polen. De excursie staat in het teken van de vergelijking tussen Nederland en Polen als het om de aard en de aanpak van milieuproblemen gaat. Het zal blijken dat tussen die twee landen grote verschillen bestaan! Wat de keuzevakken betreft, is een ervan gebonden in die zin dat ze moet aansluiten bij het door de student gekozen profiel van het bachelorproject. Opbouw semester In dit semester voor HBO-instromers wordt aandacht besteed aan een aantal cursussen uit het eerste jaar: 'Milieu en actor' en 'Filosofie' en uit het tweede jaar: 'Beleidsanalyse en interventiemethodologie', 'International environmental politics' en 'Milieu, samenleving en beleid'. In 'International environmental politics' worden de belangrijkste internationale milieuproblemen behandeld en wordt de studenten geleerd om de hoofdlijnen van de ontwikkeling en organisatie van Europees en mondiaal milieubeleid te beschrijven. In 'Milieu, samenleving en beleid' wordt de ontwikkeling en inhoud van het Nederlandse milieubeleid, nationaal en sub-nationaal, tegen de achtergrond van het milieubeleid in andere landen bekeken. Semester 2 van het overbruggingsjaar omvat de volgende onderdelen. Integratieprogramma
• Beleidsanalyse en interventiemethodologie (methodologie 4) (3 stp) Cursorisch onderwijs • International environmental politics (3 stp) • Milieu, samenleving en beleid (3 stp) • Milieu en actor(3 stp) • Filosofie (1,5 stp) • Methodologie (1,5 stp) • Buitenlandse excursie (3 stp)
HOOFDSTUK 4 CURSUSBESCHRIJVINGEN Leeswijzer: Vakken geschikt als keuzevak Hier icoontje plaatsen: Zondermeer geschikt als keuzevak: voor alle studenten van deze faculteit en daar buiten. Hier icoontje plaatsen: Geen Keuzevak: deze cursus staat alleen open voor inschrijving voor studenten van het betreffende semester (in hoofdstuk 3a wordt aangegeven welke cursussen behoren bij een semester) Hier icoontje plaatsen: Eventueel geschikt als keuzevak: er zal ook een aantal cursussen zijn die niet is te vangen in deze twee categorieen. Deze ‘overige’ cursussen staan wel open voor inschrijving als keuzevak, maar het ligt ter beoordeling van de student om te bepalen of deze cursus voor hem/haar geschikt is. Wanneer een student niet zeker is van zijn keuze kan hij/zij zich wenden tot de studieadviseur / cursuscoördinator. Semester 1 Actuele vraagstukken van oorlog en vrede: analyse van conflict en perspectief op vrede Cursuscode: CI04/a Semester:1 Cursuscoördinator: Drs. M. Cras Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In deze collegereeks wordt getracht aan te sluiten bij actuele gebeurtenissen op het terrein van oorlog en vrede, in het bijzonder vredes- en conflictprocessen. Aangezien de actualiteit per definitie moeilijk valt te plannen, wordt het definitieve programma pas enkele weken voor het begin van de collegereeks samengesteld. Diverse deskundigen, zoals politici, beleidsambtenaren en militairen, worden als gastsprekers uitgenodigd. Zo werden in de voorgaande reeks colleges verzorgd door onder meer: A. Bakker, gen.maj. C. Homan, gen. b.d. G.L.J. Huijser, prof.dr M. van Rossem, mr A. Stemerdink, prof.dr R. de Wijk. American Political System Cursuscode: AM Semester: periode 1 en 2 Cursuscoördinator: Dr. H. Slomp Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: The fundamentals of American politics are similar to those of the Netherlands and Europe: democracy through popular representation. However, the outline is different: the European "parliamentary" versus the American “presidential” system. Typical characteristics of the latter are the powerful position of the president, the strong division of power between president and Congress, and the importance of the judiciary (the Supreme Court). The first part of the course deals with the functioning of the American political system and its backgrounds, comparing them with national politics in European countries, and the Netherlands in particular. The second part concerns governmental policies in the United States on areas like civil rights, health care and social security. Why do Americans have a dislike of "'big government" and why do they oppose strong social policies like those in most European countries? Other issues will also be discussed, like the American attitude towards the sale of firearms and the death penalty, all of them in a comparative way: Why do the United States have different policies from those in Europe? Finally, we discuss recent debates and controversies in the USpolitics, for instance on social policies, and the US-view on politics in the
Netherlands and Europe. Are Americans right in claiming to be the most democratic country in the world? Inschrijving: secretariaat Amerikanistiek (E.5.03) Inlichtingen: bij de docent, TvA 5.01.33; e-mail:
[email protected] Bedrijf en regio Cursuscode: BCU277 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. dr. F.W.M. Boekema Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Er bestaan grote (sociaal-economische) verschillen tussen regio's op geografische schaalniveaus. Deze verschillen kunnen met behulp van diverse indicatoren worden duidelijk gemaakt, zoals het (bruto) regionaal produkt, het regionaal inkomen, de regionale arbeidsmarkt etc. De opbouw en samenstelling van de regionale bedrijvigheid speelt in dit verband ook een belangrijke rol. In vaktaal wordt dan wel gesproken over de regionale produktiestructuur en het produktiemilieu. Tussen regio's en bedrijven bestaan dus wederzijdse relaties. Bedrijven beïnvloeden hun omgeving (regio) en omgekeerd geldt tevens dat tal van factoren op regionaal niveau een rol kunnnen spelen ten aanzien van het functioneren van bedrijven. Dat blijkt bijvoorbeeld al bij de vestigingsplaatskeuzevraagstukken. De vraag naar en het aanbod van vestigingsmogelijkheden zal per regio sterk verschillen. Locatietheorieën spelen derhalve bij dit vak een belangrijke rol. Daarnaast zal er aandacht worden besteed aan zaken als clusters, netwerken en innovatie in regionaal verband. Daarmee komen we terecht bij de regionale groeien ontwikkelingsvraagstukken. Met andere woorden, waarom zijn de ontwikkelingsmogelijkheden van de ene regio veel beter dan de andere? De theorieën die aan de orde komen zullen op diverse manieren geconfronteerd worden met concrete voorbeelden van regio's en bedrijvigheid. In de colleges zullen veel voorbeelden van regionale ontwikkelingen en locatiegedrag aan bod komen. De regionale dynamiek is de resultante van het complexe en wederzijdse samenspel tussen geografische entiteiten (lokale en regionale gebieden) en de regionale actoren (overheden, het bedrijfsleven en de intermediaire sector). Bedrijfsethiek Cursuscode: BCU279 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. M. Becker Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus onderzoekt eerst de rol van de morele motivatie binnen de harde economische praktijk. Ook al gaat het in het bedrijfsleven primair om geld verdienen, men kan niet heen om ethische overwegingen. Dit blijkt ook uit (binnen de populaire management-literatuur) veel voorkomende begrippen als 'bedrijfsintegriteit', 'authentiek leiderschap' en 'verantwoordelijkheid'. In een kritische dialoog met de praktijk krijgen deze termen een invulling, en ethische theorieën en hun toepassingen een bespreking. De cursus kent een drietal onderdelen. In het eerste deel maakt de student kennis met aard en structuur van moraliteit. Hij leert hoezeer moraliteit aanwezig is in bedrijfsactiviteit, onder andere in zaken als arbeidsethos en de bedrijfscodes. Een (h)erkenning van de morele dimensie leidt tot fundamenteel inzicht in de spanning tussen ethiek en bedrijfsmatige activiteit. In het tweede deel krijgen morele theorieën als plichtsethiek, gevolgenethiek en deugdethiek aandacht. In het derde deel staat casuïstiek centraal. Men dient dit in brede zin op te vatten: er worden enkele grotere thema's gepresenteerd waarbinnen bespreking van de concrete gevallen een plaats kan vinden. Aan bod komen onder andere corruptie, bedrijfscultuur, marketing/advertentie en morele problemen bij multinationale ondernemingen.
Beleidscyclus Cursuscode: BCU211 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. M. de Vries Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In deze cursus gaat het om het begrijpen en verklaren waarom overheidsbeleid op een specifieke wijze vorm heeft gekregen. Ook wordt aandacht geschonken aan de analyse van en voor een beleidsproces. Centraal staat hoe beleid wordt ontworpen en hoe dat kan worden geanalyseerd. Hierbij wordt eerst ingegaan op de historie van beleidsanalyse en de rol van informatie. Vanuit een analytisch perspectief worden vervolgens aspecten van de agendavorming, de beleidsvoorbereiding, de besluitvorming, uitvoeringevaluatie en beleidsbeëindiging besproken. Duidelijk zal worden dat op verschillende manieren tegen het proces van beleidsontwikkeling kan worden aangekeken. Het geheel wordt concreet gemaakt met voorbeelden van complex internationaal beleid. Benaderingen van de politiek Cursuscode: BCU251 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. G. Lock Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: In het blok "benaderingen van de politiek" worden een aantal wetenschappelijke manieren vergeleken om het object "politiek" te bestuderen. De volgende benaderingen zullen i.h.b. aan de orde komen: de politiek-economische de juridische de ethische de sociologische de antropologische de groepspsychologische de filosofische; dit aan de hand van korte maar representatieve teksten. Burgeroorlogen op de Balkan: van Kosovo tot Bosnië Cursuscode: CI02-a-b Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr E. Bakker Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) of 5 (7,2 ECTScredits) Keuzevak: ja Beschrijving: Sinds de val van de communistische regimes in Oost-Europa worden we geconfronteerd met voorheen min of meer onbekende tegenstellingen en conflicten tussen verschillende nationale of etnische bevolkingsgroepen. Met name op de Balkan hebben dergelijke conflicten geleid tot politieke instabiliteit en zelfs tot burgeroorlogen (Slovenië, Kroatië, Bosnië, Kosovo) en het uiteenvallen van staten (voormalig Joegoslavië, Bosnië). In deze cursus wordt aan de hand van de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië ingegaan op de volgende vragen: hoe ontstaat een burgeroorlog en wat waren de diepere oorzaken van de burgeroorlogen in ex-Joegoslavië, hoe verliepen die conflicten en wat was de rol van de 'internationale gemeenschap'? De climax van de cursus is een spelsimulatie waarin een conferentie (b.v. Dayton) of een fictief nieuw conflict op de Balkan centraal staat (b.v. een onafhankelijkheidsverklaring van Montenegro of een internationaal militair ingrijpen in Macedonië). Communicatieve vaardigheden Cursuscode: BIN108 Semester: 1 (en 2) Cursuscoördinator: Drs. M. Smits Studiepunten : 3 (4,3 ECTS-credits)
Keuzevak : nee Beschrijving: In deze cursus gaat het om vaardigheden die van belang zijn voor een succesvolle studie en voor het functioneren in een latere beroepspraktijk. In het eerste studiejaar komen de volgende vaardigheden aan bod: schriftelijke informatie verzamelen en verwerken, een wetenschappelijk referaat schrijven, interviewen, projectverslagen schrijven, voordrachten houden, mondeling argumenteren en feedback geven en ontvangen. De cursus omvat ca. 18 werkgroepbijeenkomsten. De vaardigheden worden praktisch geoefend en beoordeeld aan de hand van kernopdrachten. Binnen het programma Communicatieve Vaardigheden vindt ook de (eerstelijns)studiebegeleiding plaats. Conflict Analysis and Management Cursuscode: CI05 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. M. Cras Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Conflict prevention, (military) intervention and conflict management are prominent features of international politics. The scope and character of efforts to deal with inter-state and intra-state conflicts have undergone significant changes since the end of the Cold War. In the decade following the fall of the Berlin Wall, the world has been confronted with many calls for intervention: former Yugoslavia, Rwanda, Angola, Cambodia, or anywhere where there is evidence (or the threat of) war, disorder, genocide, disaster or any other kind of large scale suffering. It is not always easy to make and keep a distinction between humanitarian and military intervention. This course aims to provide an introduction to the changing field of conflict studies in general and developments regarding conflict prevention and intervention in particular. Topics include: causes of conflict, minority issues as a source of conflict, intervention in conflicts, legitimacy of peace-keeping operations, the role of international organisations and NGOs in conflict prevention and intervention. Because of the multidisciplinary character of conflict studies, all (exchange) students who are interested in conflict analysis and management may participate (Political Science, International Relations, Public Administration, Law, History, Geography, Environmental Studies, Middle-East Studies, Mediterranean Studies, Anthropology, Development Studies, Sociology, Medical Sciences, Philosophy and Sciences). De regio: identiteit en beleid Cursuscode: BCU278 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. A. Lagendijk Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Wat is een regio? Wat is er zo uniek aan een regio, en wat bepaalt wat de grenzen zijn van een regio? En waarom maken we niet alleen op regio's beleid, maar maken regio's ook zelf steeds meer beleid? De cursus 'de regio: identiteit en beleid' besteedt aandacht aan zowel meer conceptuele als praktische vragen rondom de thema's van regiovorming en regionaal beleid, gericht op de Nederlandse en Europese situatie. In lijn met het semesterthema wordt de regio hierbij ook beschouwd als een niveau waar op een strategische manier kan worden omgegaan met aspecten van ruimtelijke ontwikkeling en duurzaamheid. In de cursus komen achtereenvolgens vier onderwerpen aan bod: (1) het concept 'regio' en de betekenis van regionale identiteit; (2) regionaal beleid in Nederland en Europa; (3) het duurzaamheidsconcept; en (4) het, mede op basis van duurzaamheid, ontwikkelen van afwegingskaders voor regionaal beleid. Terwijl bij de eerste
drie aspecten het vergroten van inzicht centraal staat, zal bij het laatste aspect meer aandacht worden besteed aan vaardigheden gericht op het gezamenlijk ontwikkelen van een normatieve basis voor regionaal beleid, waarbinnen de eerder verkregen inzichten kunnen worden toegepast. Voor uitwisseling van informatie over deze cursus zal een electronische discussielijst worden gebruikt, met als email-adres '
[email protected]'. Voor aanmelding en het inzien van berichten, zie website: listserv.surfnet.nl/archives/dro.html. Docenten: Henk van Houtum (tel. 3612725,
[email protected]) en Arnoud Lagendijk (tel. 3616204,
[email protected]) Economie en waarde. De calculerende burger en diens pluralisme Cursuscode: Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. J. Peil Studiepunten: Keuzevak: ja, bedoeld als keuzevak voor studenten economie, wijsbegeerte, theologie, laatste jaar baccalaureaat en voor studenten master Beschrijving: Francis Fukuyama, de auteur van Het einde van de geschiedenis schrijft in zijn boek Welvaart. De grondslagen van het economisch handelen dat in de economie zich de strijd om erkenning afspeelt in onze breekbare burgermaatschappijen. In deze collegereeks willen we dit onderwerp bestuderen. We gaan in op een aantal (klassieke en hedendaagse) voorbeelden van economische theorieën die zich rekenschap geven van het feit dat noties als vrijheid en groei wijsgerige begrippen zijn die (ook) in de economische wetenschap het einde inluiden van haar ´naturalisme´ (Heilbroner) en de vraag stellen naar de kenmerken van de homo oeconomicus als een interpreterende agent (V.d Hoogen en Peil). Er ontstaat in de economie aandacht voor pluralisme in de beleving van behoeften en behoeftenbevrediging en voor pluraliteit in leefstijlen (Sen). Dit roept de vraag op of economische preferenties niet onderzocht dienen te worden als waarde-aspecten van een wereldbeeld (Heidegger). Speciale aandacht is er voor de vraag welke bouwstenen kunnen worden aangedragen vanuit een religieuze traditie om deze economische vragen te onderzoeken. Literatuur:Wordt tijdens het college opgegeven. Docenten: Prof.dr. T. van den Hoogen en Dr. Peil Vorm: Hoor- en werkkollege Tentamenvorm: Paper, presentatie en afsluitend gesprek Economische integratie in theorie en praktijk Cursuscode: BCU247 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. A. de Vaal Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Steeds meer landen kiezen ervoor met andere landen economische samenwerkingsverbanden aan te gaan. Deze toenemende economische integratie tussen landen kan op verschillende wijzen worden vormgegeven. Zo kunnen landen er voor kiezen alleen de handelsrelaties aan te halen door wederzijdse handelsbarrières af te breken, maar ook op vele andere economische terreinen is integratie mogelijk (bijv. een gemeenschappelijke markt met vrij verkeer van goederen, diensten personen en kapitaal). Tijdens deze cursus worden de verschillende vormen van economische samenwerkingsverbanden besproken in het licht van de theorievorming op dit gebied. Met behulp van economische theorie zal worden ingegaan op de effecten van wederzijdse vrijhandel in goederen en diensten op het handelspatroon en de welvaart van de betreffende landen en de rest van de wereld, alsmede op de effecten van monetaire integratie tussen
landen. Ook wordt de vraag beantwoord in hoeverre en onder welke omstandigheden economische integratie wenselijk is. Daarbij zal telkens een koppeling worden gelegd met bestaande samenwerkingsverbanden in de we reld, zoals de EU en NAFTA. Europese identiteiten en ruimten Cursuscode: BCU256 Semester: 1 Cursuscoördinator: dr. H. van Houtum Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Het thema van deze cursus betreft de boeiende en belangrijke relatie tussen identiteiten van georganiseerde groepen mensen en het maken en/of bevestigen van regionale en nationale ruimten in de Europese Unie. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de betekenis van (lands-)grenzen voor regio's en naties (en staten). Grenzen worden opgevat als strategische politieke middelen om ongewenste elementen te weren en/of uit te sluiten en de beleefde eenheid van een ruimte te controleren en te communiceren. Een belangrijke kwestie die daarbij aan de orde komt is wat een Europa zonder grenzen inhoudt, in welke mate dat haalbaar is en wenselijk geacht wordt. De cursus wordt afgesloten met een excursie naar Brussel. De belangrijkste thema's die in de cursus aan de orde komen zijn: de ruimtelijke, grensoverschrijdende dynamiek van de Europese integratie; productie en reproductie van nationale en regionale grenzen; identiteit en het belang van ruimte; Europa grenzeloos?; de toekomst van staat, natie en regio in de EU. Docenten: dr. H. van Houtum en dr. M. van der Velde. Website voor de cursus: www.kun.nl/socgeo/EurIdent Filosofie Cursuscode: BIN110 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. G. Lock Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: In dit filosofieprogramma leer je te reflecteren op fundamentele kwesties van de rationaliteit en normativiteit van het verschijnsel management, zoals dit bestudeerd wordt in de managementwetenschappen. Zoals het wordt gepraktiseerd in de werelden van business en administratie. Wat de inhoud van het programma betreft, ligt de nadruk naast management op de begrippen burgerlijke maatschappij en politiek, cliënt en burger, dit allemaal in het licht van wat een aantal 'grote denkers' over deze en soortgelijke thema's hebben geschreven. Je maakt in hoorcolleges kennis met deze denkers en denkstromingen. In een reeks werkcolleges, ingeleid door een instructiecollege waarin geleerd wordt hoe een filosofische tekst gelezen moet worden, worden teksten van een aantal van deze denkers gelezen en besproken, waarbij de deelnemers om beurten een presentatie moeten verzorgen. Alle deelnemers schrijven een kort werkstuk (+/4 blz. A4), dat over een aspect van de in het programma behandelde issues gaat. De opzet van dit werkstuk wordt in twee van de bovengenoemde bijeenkomsten van de werkgroepen besproken. Filosofie (overbruggingsjaar) Cursuscode: BCU272 Semester : 1 Cursuscoördinator: onbekend Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: In dit filosofieprogramma worden een aantal filosofische kernthema's en grondbegrippen in verband gebracht met management en organisatie. Aan de orde komen o.a. de begrippen argumentatie, causaliteit, finaliteit, effectiviteit en technocratie. Ingegaan wordt op filosofische kwesties met betrekking tot
management en organisatie, bijv. de (on)verenigbaarheid van gelijkheid en vrijheid, de (on) mogelijkheid van normatieve consensus, de liberaaldemocratische rechtsstaat, de verdeling van verantwoordelijkheid van organisaties en van mensen. Aandacht wordt besteed aan de opbouw van een redenering, redeneervormen en drogredenen. Financieel Economisch Management I (overbruggingsjaar) Cursuscode: Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. E.H. Kelder Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: In de cursus FEM I wordt vanuit een integrale optiek aandacht besteed aan de onderdelen kosten en opbrengsten, resultaat- en vermogensbepaling en financiering (management accounting & control, financial accounting and finance). De stof van de cursus bestaat uit de volgende onderwerpen: inleiding, kosten(soorten), kostprijsberekening, integrale en variabele kostencalculatie, budgettering en verschillenanalyse, beslissingscalculaties, vormen van eigen en vreemd vermogen, analyse van de financiële structuur, resultaat- en vermogenbepalingsmethoden en externe verslaglegging. Geheimen der Liefde: Cultuur, gender, wetenschap Cursuscode: VS 9002 Semester: 1, vanaf dinsdag 3 september t/m 3 december 2002, van 15.45-17.30 uur Cursuscoördinator: dr. G. Dresen, Facultaire Unie Filosofie & Theologie, Erasmusplein 1, kr. 13.10, tel. 024-3612488, e-mail:
[email protected] Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Niveau: doctoraal Beschrijving: Of het nu om popmuziek, soaps of roddelbladen gaat: de liefde wordt er breed uitgemeten, en kan rekenen op een geïnteresseerd publiek. En dat is niets nieuws. In muziek, literatuur en beeldende kunst van alle tijden wordt de liefde verbeeld en bezongen. In religies van alle tijden wordt zij gevierd en gevormd. Moderne managementtheorieën noemen ‘liefde’ zelfs de sleutel tot succesvolle bedrijfsvoering. Maar wordt hier steeds over dezelfde liefde gesproken? Wat is liefde? Ze doet goed, maar doet ook veel kwaad. Ze geeft kracht en maakt zorgzaam, maar maakt ook afhankelijk en kwetsbaar. Liefde is, in sociobiologisch opzicht, een levensbehoefte; maar is er één andere levensbehoefte die tegelijkertijd zo’n centrale, en zo’n ondefinieerbare plaats in het leven inneemt? En zijn er, wat dat betreft, belangrijke verschillen tussen mannen en vrouwen? Zijn de invullingen die in verschillende tijden en culturen aan het begrip liefde gegeven zijn, met specifieke beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid verweven? Wat is liefde, en hoe krijgt zij vorm? Is het een ongrijpbare, strikt persoonlijke gemoedsbeweging, of wordt zij allereerst bepaald door de cultuur waarin wij leven? Gaat het allereerst om paarvorming, of uiten het liefdesverlangen en liefdesvermogen van mensen zich ook in andere vormen? Speelt de liefde vooral in het privé-leven een rol, of zijn er ook bredere, sociale of politieke vertalingen denkbaar? Speelt ze voor mannen en vrouwen dezelfde rol? En, tot slot: welke vormen van liefde (m/v) doen goed, in individuele of sociale zin, en welke minder? Of zijn algemene uitspraken daarover niet mogelijk, ja zelfs niet wenselijk? In deze collegereeks gaan we vanuit verschillende invalshoeken op bovenstaande vragen in. We vertrekken daarbij vanuit moderne, in de westerse cultuur gangbare voorstellingen van liefde. Waar komen deze vandaan? Zijn ook andere vormen van liefde denkbaar, of in andere culturele contexten gangbaar? Hoe hangen liefde en seksualiteit samen, en hoe werken beelden van mannelijkheid en vrouwelijkheid daarin door? Na dit eerste, historiserende en begripsverkennende deel volgt een tweede deel, vanuit het perspectief van de sociale wetenschappen. Centraal in
dit deel staat de vraag hoe de fundamentele relationele instelling (het op liefde ‘ingesteld’ zijn) van mensen in onze tijd individueel en maatschappelijk vorm krijgt, en hoe die - cultureel uiteenlopende - vormen uitwerken. Onderwijsvorm: hoorcollege, gecombineerd met werkstuk/werkstukpresentatie Toetsingsvorm: in de beoordeling worden verdisconteerd: presentie, paper/beeldpresentatie en een kort evaluatief eindpaper aan de hand van richtvragen Nadere informatie: bij het Centrum voor Vrouwenstudies is een informatiestencil met een uitgebreide beschrijving van het interdisciplinaire reeks beschikbaar Inschrijving: Ad Valvas Centrum voor Vrouwenstudies, Th.v. Aquinostraat 2.01.l22, tel. 024-3612339 Bijzonderheden: de cursus kan ook als contractonderwijs gevolgd worden. Neem hiervoor contact op met het Academisch Centrum FSW, Opleiding en Nascholing, tel. 024-3612710. Geld-, krediet-, en bankwezen Cursuscode: BCU207 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. Ch. van Hooijdonk Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In deze cursus wordt ingegaan op de veranderende rol van het bankwezen als gevolg van financiële vernieuwing, deregulering, liberalisatie, internationalisatie en het functioneren van financiële instellingen en markten. Tevens worden de bronnen van geldschepping geanalyseerd aan de hand van de balansen van de centrale bank en het collectieve bankwezen. Daarbij komt eveneens de invloed van de overheid en het buitenland aan de orde. Ook wordt ingegaan op de werking van de Nederlandse kapitaal- en geldmarkt, intermediatie(-theorie) en het proces van monetaire transmissie. Van groot belang is uiteraard de voortgaande monetaire integratie in Europa: Nederland heeft zijn monetaire autonomie moeten afstaan aan de Europese Centrale Bank in Frankfurt. Ook zal het monetaire beleid worden beinvloed door de uitbreiding van de EU met landen die in een later stadium ook deel gaan uitmaken van de monetaire unie. Van de student wordt verwacht, dat hij/zij monetaire theorie en praktijk aan elkaar kan koppelen, waardoor een beter inzicht ontstaat in het monetaire beleid en de achtergronden daarvan. Bovendien kan de student een relatie leggen tussen effecten van internationalisering en veranderingen in het monetaire beleid. Gender in organisaties Cursuscode: BCU269 Semester: periode 1 en 2 Cursuscoördinator: Dr. Y.W.M. Benschop Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus biedt een overzicht van de belangrijkste theorieën, begrippen en debatten op het terrein van gender in organisaties. Met behulp van het concept gender kunnen betekenissen van onderscheidingen tussen vrouwen, mannen, vrouwelijkheid en mannelijkheid in de context van organisaties geanalyseerd worden. Aangezien organisaties zich niet in een vacuüm bevinden, komen vragen aan de orde over horizontale en verticale seksesegregatie op de arbeidsmarkt, over arbeidsdeling naar sekse in verschillende sectoren, over beeldvorming, macht en leiderschap en over gender en identiteit in organisaties. De cursus biedt een analysekader om de complexe processen die ten grondslag liggen aan de (re)productie van het genderonderscheid in organisaties in kaart te brengen. Daarbij wordt aandacht besteed aan de wijze waarop de structuur en cultuur van de organisatie van invloed zijn op hoe organisatieleden met elkaar omgaan en zichzelf en anderen identificeren. Na afloop van de cursus kunt u verschillende verschijningsvormen van genderonderscheid in de dagelijkse praktijk van organisaties herkennen en analyseren. Tevens kun je een analyse maken van de
organisatieprocessen waardoor het genderonderscheid steeds opnieuw gereproduceerd wordt. Tenslotte kunt u de veronderstellingen over gender herkennen die ten rondslag liggen aan vormen van personeelsmanagement en kunt u deze veronderstellingen op hun merites beoordelen. De cursus bestaat uit een combinatie van theoretische verdieping en praktische toepassing. De bijeenkomsten zijn een combinatie van hoor- en werkcolleges, waarin de bestudeerde literatuur en de tijdens de colleges uitgereikte vragen en opdrachten worden bediscussieerd. Geografie van geweld: macht, territoria en conflicten Cursuscode: CI.18 (3 studiepunten) / CI.18a (4 studiepunten) Semester: 1, 4 september- 30 oktober 2002, woensdag 14:45 – 16:30 uur cursuscoordinator: Dr. Edwin Bakker Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Na de val van de Muur in 1989 was sprake van een dramatische stijging van het aantal gewelddadige intrastatelijke conflicten. Het hoe en waarom van deze conflicten en hun specfieke ruimtelijke dimensie staan centraal in deze cursus. Aan de hand van enkele cases (o.a. Joegoslavië, Ierland, Israel/Palestina) wordt gekeken naar het discours rond de aard van conflicten (b.v. etnisch, religieus, territoriaal); het spectrum van de conflictpartijen en hun belangen (b.v. grondstoffen, macht, strategische locaties) en de fasen van conflict en oorzaken van conflictescalatie. Kernbegrip van de cursus is het begrip ‘territorium’, dat binnen de politieke geografie geldt als de geografische uitdrukking van macht. De dimensies en relevantie van territoria en territoriale ‘oplossingen’ ter beheersing van conflicten komen ruim aan bod. De collegereeks wordt, bij gebleken belangstelling, afgesloten met een simulatiespel met als onderwerp de vredesonderhandelingen in Dayton (1995) waar de huidige politieke kaart van Bosnië-Hercegovina werd bepaald (http://www.nato.int/maps/ifor/dayton1.gif). Inschrijving op het secretariaat van het Centrum voor Internationaal Conflictanalyse en –Management, TvA 5.0.42. Inlichtingen bij de docent, TvA 5.0.35 of
[email protected]. Geschiedenis van het economisch denken Cursuscode: BCU246 Semester: 1 Cursuscoördinator: dr. J. Peil Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Aan de hand van voordrachten en werkstukken leert de student de theoretische, de methodologische en de ethisch-politieke discussies over economie reconstrueren in relatie tot achterliggende visies op mens, maatschappij en wetenschap. Daartoe wordt aandacht besteed aan de uitgangspunten en de hoofdlijnen van: - het mercantilisme, de klassieke en de neoklassieke economie - de historische school en het Amerikaans institutionalisme - Keynes en de neoklassieke synthese - de neo-institutionalistische school, de evolutionaire economie en 'social economics' - het monetarisme, de nieuwklassieke en de nieuw-Keynesiaanse school, en de nieuw-institutionele economie. Docenten: drs. J. Brakkee en dr. J. Peil Geschiedenis van ruimtelijke planning en ordening (HBO) Cursuscode: BCU274 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. M.G.J. Ganzevles Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving:
Kijken we terug in de tijd dan is de dynamiek van menselijke activiteiten ervoor verantwoordelijk dat zich in de wisselwerking tussen samenleving en ruimte telkens andere problemen naar aard en schaal hebben voorgedaan. De problemen van de steden ten tijde van de industriële revolutie bijvoorbeeld zijn heel andere dan die van de moderne steden. Op de verschuivingen in ruimtelijke problemen hebben planologen gereageerd door ze te (her)definiëren, te analyseren en er oplossingen voor te bedenken in de vorm van ruimtelijke plannen, beleidsconcepten, maatregelen en regelingen. Over de combinatie van zich feitelijk voordoende ruimtelijke problemen, hun analyse en definitie en het bedenken en ontwerpen van oplossingen in hun maatschappelijke en tijdscontext is door planologen veelvuldig nagedacht. Zo heeft zich planningtheorie, theorie over het plannend handelen ontwikkeld. Er dienen zich dus met verloop van tijd contextspecifieke combinaties van ruimtelijke problemen, hun planmatige aanpak en theorieën daarover aan. Doel van de cursus is dat studenten inzicht krijgen in de historisch-contextuele ontwikkeling en onderlinge samenhang van ruimtelijke problemen, hun planmatige aanpak en de planningtheorie. Hoewel, voor zover nodig voor een goed begrip verder in de tijd wordt teruggegaan, ligt het accent toch op de ontwikkelingen in de 20e eeuw. Er worden hoor- en werkcolleges gegeven aan de hand van H.van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijke Ordening. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland, Aulaboek, Utrecht, 1993, 2e druk, en N.Taylor Urban Planning Theory since 1945, Sage London, 1998. Tentamen: mondeling. GIS 1 Cursuscode: BCU267 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. P. de Klein Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Doel: het leren kennen van de uitgangspunten en principes van geografische informatie-verwerking en het kunnen omgaan met ruimtelijke analyse -en presentatiemethoden van (Raster-)GIS. Inhoud: Deze basiscursus GIS, Geo-analyse en Cartografie is een introductie in de Mainstream GIS. Studenten maken kennis met principes van de geo-informatiekunde en geografische of ruimtelijke analyse en presentatie met behulp van GIS. Behandeld wor den de theoretische en praktische behoeften en componenten van GIS als computer-systeem voor het bijeenbrengen, opslaan, bewerken en presenteren van geografisch georiënteerde informatie. Via het rasterpakket IDRISI wordt aandacht besteed aan het specifieke veld van "spatial analysis" en het maken van thematische kaarten, waar bij de introductie in de cartografische 'grammatica' dient als onderlegger voor verantwoorde GISpresentaties. Vaardigheid: Aan het eind van de cursus kun je werken met het IDRISI-Raster pakket. Je kunt eenvoudige ruimtelijke analyses maken op basis van de selectie en manipulatie van diverse soorten data. Je kunt omgaan met cartografische projectie en schaalniveaus en op verantwoorde wijze thematische kaarten maken. Opzet van de cursus: De cursus wordt gegeven in de vorm van instructiecolleges (een digitale 'open' intranet of webversie is in voorbereiding) gevolgd door zelfstudie en een reeks van zelfsturende practica aan de hand van een werkboek/ gebruikershandleiding. Individuele begeleiding en ondersteuning vindt plaats in de vorm van periodieke feedbackbijeenkomsten of via e-mail. Globalisation and developing countries Cursuscode: BCU215 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. A. van Naerssen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus gaat over de problematiek van ontwikkelingslanden in het perspectief van processen van mondialisering. De cursus begint met een overzicht van de
economische, demografische, politieke en culturele dimensies van mondialisering. Daarna wordt ingegaan op de situatie van de ontwikkelingslanden binnen de wereldeconomie en op diverse benaderingen (en theorieën) van het ontwikkelingsvraagstuk. Vervolgens komen verschillende aspecten aan bod: bevolking, land bouw, industrie, handel en migratie. Bij voldoende deelname van buitenlanders is de voertaal Engels. Er wordt gestreefd naar uiteenlopende werkvormen. Schriftelijk tentamen. Geen paper. Voor eventuele verder info zie: www.kun.nl/soc.geo/glodevcou Litt.: Robert Pot ter, Tony Binns e.a. (1999) Geographies of Development. Harlow. Addison Wesley Longman. Docenten: Dr.A.van Naerssen, Drs. M. Maas en gastdocenten. Hoofdfiguren bestuurskunde Cursuscode: BCU209 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. N.J.M. Nelissen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Voor ieder vakgebied is het van belang om te weten welke ideeën in het verleden naar voren zijn gebracht die ook vandaag nog van betekenis zijn. In deze cursus worden de hoofdfiguren van de bestuurskunde behandeld. De nadruk valt op de vertegenwoordigers van de belangrijkste 20e eeuwse stromingen. Tot deze stromingen behoren: Scientific Administration, Rational Approach, Human Relations Movement, Critical Theory, Policy Analysis, New Public Management, Postmodernism en Supermodernism. Van elk van die stromingen zullen een of meer representanten worden besproken, zodat men na afloop een goed overzicht heeft van de geschiedenis van de bestuurskunde. Human resource management en organizational behaviour Cursuscode: BCU202 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. M.J.R. Schoemaker Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Human Resource Management (HRM) en organizational behaviour zijn altijd al belangrijke thema's geweest, zowel voor managers en adviseurs als voor wetenschappelijke onderzoekers in arbeids en organisatievraagstukken. Maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkelingen in de afgelopen jaren plaatsen deze thema's in een nieuw licht. De opkomst van de kenniseconomie, het toenemende belang van de 'menselijke factor' in de concurrentiepositie van organisaties en de noodzaak tot meer klantgericht en dynamisch organiseren stellen hoge eisen aan het management van personeel en organisatie: er is behoefte aan flexibel inzetbaar personeel en aan vergroting van het innovatievermogen van de organisatie. In dit vak wordt de thematiek van HRM en organizational behaviour belicht vanuit meerdere invalshoeken, waarbij niet alleen recente theorieën worden besproken, maar ook de 'wortels van het vak' aan bod komen. Achtereenvolgens komen de volgende thema's aan bod: de organisatorische context, individuen en teams in de organisatie (o.m. leren, communicatie en motivatie) en organiseren (o.m. organisatie-ontwikkeling, cultuur, diversiteit, leiderschap en macht). De cursus wordt gegeven in de vorm van hoorcolleges ondersteund met (discussie)opdrachten per thema. Docenten: Dr. Y.W.M. Benschop, Prof. dr. W.F. de Nijs en Dr. M.J.R. Schoemaker (kamer T.v.A. 1.1.22, tel. 024-3611604, email:
[email protected] ) Inleiding in de bedrijfswetenschappen Cursuscode: BIN100 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. N. van Gestel Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee
Beschrijving: Het doel van deze cursus is de studenten een eerste maar grondige en fundamentele inleiding te geven in kernthema's van de organisatietheorie. De kennis en vaardigheden opgedaan tijdens deze inleiding, vormt de basis voor de cursussen Bedrijfswetenschappelijke thema's en het Bedrijfswetenschappelijk project. Inleiding in de economie Cursuscode: BIN102 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. J. Peil Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: De cursus bestaat uit twee delen. In het eerste deel vindt een historischinstitutioneel georiënteerde verkenning plaats van de Amerikaanse en de WestEuropese markteconomieën. Aan de orde komen onderwerpen als ‘opkomst van de markteconomie’, ‘economische crises en reacties’, en ‘globalisering en ontwikkelingsproblematiek’. Het tweede deel van de cursus start met een vergelijking van de neoklassieke, de Keynesiaanse en de institutionele kijk op economie. Daarna wordt dieper ingegaan op de uitgangspunten en een aantal hoofdthema’s van de nieuw-institutionele economie, zoals transactiekosten, eigendomsrechten en de principal-agent verhouding. Docenten: Drs. R. Maseland en Dr. J. Peil Inleiding in de milieu-maatschappijwetenschappen Cursuscode: BIN107 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. P. Leroy Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Deze inleiding geeft een oriëntatie op de opleiding Milieumaatschappijwetenschappen. Zij geeft een overzicht van de thema's en onderwerpen die verder op in de studie uitvoeriger worden behandeld, en laat zien hoe sociale wetenschappers naar milieuvraagstukken kijken. In deze cursus verwerf je kennis over de volgende onderwerpen: sociaal-wetenschappelijke begrippen voor het benoemen en beschrijven van milieuvraagstukken; begrippen en theorieën over de sociale en historische achtergronden van milieuvraagstukken en verschillende sociaal-wetenschappelijke visies daarop; analyses van verschillende maatschappelijke reacties op de milieuproblematiek (milieubesef, milieugedrag, milieubeweging) en theorieën ter verklaring daarvan; een eerste analyse van milieubeleid zoals verschillende actoren dat op verschillende niveaus ontwikkelen en uitvoeren. Na afloop van de cursus kun je: milieuvraagstukken vanuit sociaal-wetenschappelijk perspectief beschrijven; de maatschappelijke processen beschrijven die aan deze problemen ten grondslag liggen; verschillende visies op de oorzaken en achtergronden van milieuproblemen beschrijven; het milieubeleid dat op verschillende niveaus wordt gevoerd in grote lijnen beschrijven. De cursus bestaat uit een twaalftal bijeenkomsten, zowel hoorals werkcolleges. In deze laatste worden concrete milieuproblemen vanuit sociaalwetenschappelijk perspectief bediscussieerd. Ook de literatuur is aanleiding tot werkcolleges. De cursus wordt afgesloten met een schriftelijk tentamen. Daarbij horen behalve de literatuur ook de bijeenkomsten tot de tentamenstof. De verplichte literatuur bij de Inleiding Milieu-maatschappijwetenschappen bestaat uit: de bundel Inleiding Milieumaatschappijwetenschappen 2001-2002: E. Tellegen en M. Wolsink, Milieu en samenleving een sociologische inleiding, Leiden, 1992.E. Vermeersch, De ogen van de panda, Uitgeverij Pelckmans (Kapellen)/Stichting Leefmilieu (Antwerpen), 1999. Beide laatste boeken zijn verkrijgbaar via de docent.
Inleiding in de planologie Cursuscode: BIN105 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. M.G.J. Ganzevles Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: De inleiding planologie streeft een aantal kennis en inzichtsdoelstellingen na. De cursus begint met een kort overzicht van de geschiedenis van de ruimtelijke planning als opstap naar de vraag wat planologie is en wat de eigen aard van planologische problemen is. Er wordt een eerste conceptueel inzicht in het materieel object van de planologie, de ruimtelijke organisatie van de samenleving, gegeven. De aanpak van planologische problemen, de (opvattingen over de) inrichting van het planningproces en de daarbij gehanteerde principes van rationaliteit en integraliteit komen aan de orde. De vraag waarom ruimtelijke planning nodig en nuttig is voor de samenleving en de rol van planologen daarbij wordt belicht. Maar er wordt ook gerefereerd aan de beperkingen van de ruimtelijke planning als maatschappelijk-ruimtelijk sturingsinstrument. Tenslotte maakt de student kennis met het Nederlandse ruimtelijke beleidsstelsel en de hoofdlijnen van het nationale ruimtelijke beleid dat zich over een kleine halve eeuw ruimtelijke ordeningsnota's uitstrekt. In hoor- en werkcolleges worden deze onderwerpen behandeld. Meestal sluiten de colleges aan bij dezelfde onderwerpen in de literatuur voor het tentamen. De colleges hebben een ondersteunende en verduidelijkende functie bij die literatuurstudie. Soms betekenen de colleges een uitbreiding bij in de literatuur te summier behandelde onderwerpen. Tentamen: Schriftelijk Inleiding in de politicologie Cursuscode: BIN104 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. C. van Kersbergen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Politicologen houden zich bezig met de studie van de manieren waarop groepen van individuen gemeenschappelijke problemen waarvoor geen regels bestaan, proberen op te lossen. Zij zijn vooral geïnteresseerd in machtsverhoudingen, aangezien macht een cruciale rol speelt bij het oplossen van dergelijke problemen. In Nijmegen hanteren we een brede definitie van de politicologie, ter onderscheiding van de zogenaamde 'smalle definitie', waarin de politicologie beperkt wordt tot de studie van 'politieke verschijnselen, met name van de partijpolitiek en van de werking van het openbaar bestuur'. Politicologie beperkt zich dus niet tot de bestudering van 'de' (Haagse) politiek. Politieke problemen en politieke processen spelen overal waar groepen individuen met elkaar te maken hebben en op alle niveaus, zoals het internationale, het nationale en het subnationale niveau. De inleiding politicologie laat de studenten kennis maken met twee belangrijke onderdelen van deze wetenschap: 1. De vergelijkende politicologie of de studie van Nationale Politieke Stelsels richt zich op de vraag hoe collectieve besluitvormingsprocessen verlopen in nationale systemen, dat wil zeggen, hiërarchische systemen die gekenmerkt worden door de aanwezigheid van een overheid die in staat is, desnoods met geweld, bepaalde oplossingen van gemeenschappelijke problemen aan de leden van het systeem op te leggen. 2. De studie van de Internationale Betrekkingen houdt zich bezig met collectieve besluitvormingsprocessen in het internationale systeem, een anarchisch systeem dat zich juist kenmerkt door het ontbreken van een overheid die in staat is, desnoods met geweld, bepaalde oplossingen van gemeenschappelijke problemen aan de leden van het systeem op te leggen. Het contrast tussen de anarchie van het internationale statensysteem en de hiërarchie van de nationale staten en de centrale rol van macht vormen het centrale thema van het inleidingsprogramma.
Inleiding in de sociale geografie Cursuscode: BIN106 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H. Ernste Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Met dit vak proberen we jullie een beeld te verschaffen van wat sociale geografie als wetenschap is en kan. We doen dit door de belangrijkste concepten en probleemvelden van de sociale geografie aan te tippen. We willen dus niet systematisch en diepgaand theorieën stampen, maar jullie juist op zeer levendige wijze laten ruiken, voelen en beleven, hoe spannend sociale geografie in de praktijk en hoe belangrijk sociaal geografische inzichten kunnen zijn voor het oplossen van de brandende problemen van deze wereld. Bij ieder probleemveld hebben we daarom interessante praktische oefeningen bedacht. We blijven dus ook niet alleen in de collegezaal maar gaan er juist ook op uit en doen praktisch sociaal geografisch werk. Iedere week dus weer wat anders. Op deze manier krijg je een gedegen overzicht over de verschillende aspecten van het vakgebied, die dan in de latere onderdelen van de studierichting uitgediept zullen worden en in een zo breed vak als de sociale geografie is er niets belangrij ker dan juist dat goede overzicht. Studeren doe je overigens niet alleen, zeker niet als je sociale geografie studeert in Nijmegen. Nog vier of vijf jaar ga je met elkaar om, en daarom is het belangrijk dat je een band opbouwt met je medestudenten, en niet te vergeten met je docenten, want ook die zul je hard nodig hebben de komende vier tot vijf jaar. We organiseren daarom aan het begin van deze cursus de traditionele, alom bekende Teambuildingsdag voor Sociaal Geografen. Literatuur: Knox, P.L. & Marston, S.A. (2000) Human Geography. Places and Regions in Global Context. Prentice Hall, Upper Sadle River. ISBN 0-13-141491-7. Website: www.kun.nl/socgeo/inlsocgeo. Inleiding Polemologie Cursuscode: CI01-a Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. B. Schennink en Drs. L. Wecke Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Polemologie is een wetenschapseenheid, die diverse disciplinaire benaderingen omvat over oorzaken en functies van de oorlog en voorwaarden tot vrede. Aan de orde komen basisproblemen en begrippen uit de polemologie, alsmede theorieën die het grootschalig geweld in de wereld trachten te verklaren. Een oorlog, zoals bijvoorbeeld de Kosovo-campagne van de NAVO of de Afghanistan operatie van de VS hadden diverse formele en informele, overigens ook nog veranderende doelstellingen, oorzaken, functies, en legitimaties. Partijen van diverse aard spelen een rol, instrumenten van fysieke en mentale aard werden aangewend. De polemologie kan deze factoren vanuit verschillende wetenschappen nader aanduiden en dat geldt ook voor processen die tot stabiliteit, veiligheid en vrede leiden. Wat overigens te verstaan onder vrede, veiligheid, terrorisme, socialisatie, educatie en mobilisatie met betrekking tot vrede? Is er nog plaats voor vredesonderwijs en de vredesbeweging? Institutionele economie Cursuscode: BCU245 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H. Garretsen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De cursus institutionele economie heeft zowel een sterke internationale als comparatieve invalshoek. Uitgangspunt is de moderne institutionele economie van o.m. Nobelprijswinnaar Douglass North waarin centraal staat waarom en hoe
instituties de economische prestaties van een land kunnen beïnvloeden. Instituties vormen de formele en informele spelregels in de maatschappij en goed werkende instituties reduceren transactiekosten en onzekerheid, en bevorderen aldus de economische ontwikkeling. Als de economische en/of politieke omstandigheden zich wijzigen is dikwijls aanpassing van bestaande instituties gewenst. Institutionele verandering is echter een tijdrovend en moeizaam proces en in de cursus worden diverse voorbeelden van (een gebrek aan) institutionele dynamiek besproken. Nadat in de cursus de basisinzichten van de moderne en oude institutionele economie zijn behandeld, wordt vervolgens aandacht besteed aan concrete vraagstukken waarbij instituties een belangrijke rol spelen en zullen economische verschillen tussen landen worden teruggevoerd op verschillen in het institutionele raamwerk. Interfacultaire cursus milieu, vrede en duurzame ontwikkeling Cursuscode: CI.03 Semester: 1, 4 november-9 december 2002, maandag 13.45-15.30 uur, donderdag 10.45-12.30 uur Cursuscoördinator: Drs. P. Bruinsma Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 5 (7,2 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In deze cursus zal een tiental (gast)docenten vanuit verschillende disciplines nader ingaan op het begrip 'duurzame ontwikkeling' en de maatschappelijke betekenis daarvan. Dit begrip, met zijn ecologische, sociale, economische en institutionele componenten, heeft vooral algemene bekendheid gekregen door de publicatie van het Rapport Our Common Future van de World Commission on Environment and Development (de Commissie Brundtland), en door de UNCEDconferentie over Milieu en Ontwikkeling, die in 1992 in Rio de Janeiro plaatsvond. 'Duurzame ontwikkeling' is sindsdien niet meer weg te denken uit tal van beleidsvoornemens, organisaties en bedrijven. Ook universiteiten, waaronder de KUN, hebben zich door ondertekening van het University Charter for Sustainable Development gecommitteerd dit in onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering te integreren. Mede naar aanleiding van de World Summit on Sustainable Development (aug/sept 2002 te Johannesburg)heeft de KUN 2002 tot ‘duurzaamheidsjaar’ uitgeroepen. Dit vindt plaats in het kader van het internationale Copernicus-programma (Cooperative Programme in Europe for Research on Nature and Industry through Coordinated University Studies) Milieu en ontwikkeling, evenals sociale aspecten, hangen in onze samenleving nauw samen op micro- en macroniveau. Na een inleidend college zullen allereerst verschillende deelproblemen, zoals die rond water, klimaat, bossen, biodiversiteit, en landbouw, aan de orde worden gesteld. Vervolgens wordt uitgebreid gereflecteerd op het begrip duurzaamheid: de relatie met vrede en veiligheid, met economie en schaarste, met filosofie en spiritualiteit. Tenslotte richt de cursus zich op belangrijke oplossingsrichtingen, zoals die via nationaal en internationaal beleid, technologie, educatie en sociale bewegingen kunnen worden gerealiseerd. Internationale economische betrekkingen I Cursuscode: BCU206 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. A. de Vaal Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Deze cursus behandelt de theorie en empirie van internationale handel en internationaal handelsbeleid. Aan de hand van enkele eenvoudige modellen wordt verklaard hoe comparatieve kostenverschillen tussen landen of schaalvoordelen in productie kunnen leiden tot wederzijds voordelige handel. Daarnaast wordt uitvoerig stil gestaan bij het handelspatroon dat ontstaat bij vrijhandel en hoe de welvaartseffecten van handel zijn verdeeld over de diverse inkomensgroepen
van een land. De theorie wordt vervolgens gebruikt als context voor de analyse van het internationale handelsbeleid. Daarbij wordt niet alleen ingegaan op de werking van de handelspolitieke instrumenten die nationale overheden tot hun beschikking hebben, maar wordt uitdrukkelijk ook gekeken naar de effecten van de invoering ervan op de nationale en internationale welvaart. Bovendien wordt uitgebreid stilgestaan bij de motivering voor nationale overheden om handelspolitieke instrumenten te gebruiken. Na de cursus kun je: de diverse theorieën van internationale handel beschrijven en de verschillen tussen die theorieën benoemen; de behandelde theorieën gebruiken om (inter)nationale economische ontwikkelingen of gevoerd beleid te verklaren en analyseren; de theorie gebruiken om (inter)nationale economische ontwikkelingen of gevoerd beleid te verhelderen aan derden; de gevolgen analyseren en beoordelen van beleidsmaatregelen op het gebied van de internationale economische betrekkingen van een land, zowel voor het land als geheel als voor de diverse inkomensgroepen van een land; vanuit de theorie een standpunt beargumenteren voor en/of tegen handelsbescherming, met inachtneming van landspecifieke kenmerken. Kennismanagement Cursuscode: BCU244 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. P.H.J. Hendriks Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Kennis wordt steeds belangrijker voor organisaties, voor hun identiteit, hun processen en hun producten. Kennis is bijvoorbeeld nodig om organisaties flexibeler te kunnen laten reageren op veranderende omstandigheden, organisaties leveren ook steeds meer producten af waarvan kennis een integraal onderdeel is, hoe langer hoe meer werknemers zijn als kenniswerkers te karakteriseren. De betekenis van kennis is vooral groot als kennis geheel of voor het grootste gedeelte bepaalt wat het product of de dienst is: organisatieadviesbureaus, automatiseringsbedrijven, wetenschappelijk onderzoeksbureaus, ingenieursbureaus. Standaardisatie van de werkprocessen vindt er doorgaans bijvoorbeeld plaats aan de kant van de input en de output, niet bij de throughput, hiërarchische sturing werkt vaak averechts, innovativiteit en creativiteit liggen nooit ver weg van de dagelijkse gang van zaken. In die bijzondere kenmerken liggen ook de aanknopingspunten voor hoe management van dergelijke bedrijven vorm moet krijgen. Met het toenemen van de betekenis van kennis voor organisaties neemt ook de belangstelling toe voor kennismanagement. Kennismanagement betreft alle aspecten van de implementatie van geschikte maatregelen voor het optimaal toepassen, ontwikkelen, delen en behouden van de voor een organisatie relevante kennis. De meest in het oog springende maatregelen voor kennismanagement zijn in drie groepen te verdelen: maatregelen in de organisatorische sfeer (bijv. job rotation, laterale werkverbanden voor kennisuitwisseling, zelfsturende teams), op het terrein van HRM (bijv. loopbaanbegeleiding, competentiemanagement) en op het terrein van de informatiehuishouding (bijv. deelthema's als business of competitive intelligence; maar ook technologische maatregelen zoals client relation management, knowledge sharing tools, knowledge mining). Kernthema's bestuur en organisatie Cursuscode: BIN103 Semester: 1 Cursuscoördinator: dr. P.J.M. de Goede Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Centraal staan de volgende thema’s: - de wereld van het openbaar bestuur (het materiële object) - de wereld van de bestuurskunde (het formele object) - de bestuurlijke kaart van Nederland: gemeenten, provincies, ministeries, de Europese Unie
Organisatie en management in het openbaar bestuur: structuur en cultuur van publieke organisaties; de omgeving van publieke organisaties; managment van publieke organisaties Maatschappelijk ondernemen met grond en locaties Cursuscode: Semester: wordt nog bekend gemaakt Cursuscoordinator: prof.dr.ir. G.R.W. de Kam Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Wat is maatschappelijk ondernemen en hoe is de actuele belangstelling voor dit onderwerp te verklaren. Begripsafbakening ten opzichte van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Toelichting aan de hand van de praktijk van woningcorporaties en organisaties die wonen met zorg aanbieden, in het bijzonder met betrekking tot hun optreden op de grondmarkt en bij het (her)ontwikkelen van locaties. Wat betekent maatschappelijk ondernemen voor het management: bedrijfseconomisch (rendement, winstbestemming, waardering van activa, benchmarking, externe verantwoording), human resources, en als strategie om een bijzondere positie op de markt te krijgen. Welke condities mag de overheid stellen om maatschappelijke ondernemingen te steunen, in het licht van mededingingsregelingen en zich ontwikkelend Europees beleid? Al naar gelang de belangstelling van de deelnemers aan dit keuzevak wordt casuistiek uitgewerkt op het terrein van de grondmarkt en (her) ontwikkeling van locaties voor wonen en wonen met zorg. Het keuzevak wordt gegeven door prof George de Kam, met inschakeling van enkele gastdocenten uit de praktijk. Management Control Cursuscode: BIN Semester: 1 Coördinator: drs. S. Baard RC Aantal studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Deze cursus Management Control is voor studenten die het integratievak “The Primary Process” volgen. De cursus Management Control (MC) is gericht op sturing en beheersing van organisaties. In de cursus staat centraal: Het geven van inzicht in en overzicht van management control systemen en de daarover bestaande theorieën en de daartoe benodigde instrumenten, alsmede onderliggende maatregelen van administratief organisatorische aard. Het in praktische situaties kunnen toepassen van de kennis bedoeld bij a). In de cursus wordt een theoretisch MC framework uiteengezet. Aan dit framework wordt invulling gegeven met behulp van de volgende thema’s: Balanced scorecard (BSC); wat is de BSC en hoe en waarom wordt dit concept gebruikt? Budgettering; wat is budgettering, welke beslissingen worden genomen op basis van budgetten en welke invloeden hebben budgetteringsprocessen op het gedrag van managers? Administratieve organisatie (AO); wat is AO en welke organisatorische maatregelen (kunnen) worden gebruikt om de kwaliteit van informatieverzorging te waarborgen? Docent: drs. S. Baard RC en dr. G.J.M. Braam RA Milieu en bedrijf Cursuscode: BCU257 Semester: 1 Cursuscoördinator: drs. J. Klaver Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja
Beschrijving: In deze cursus staat de vraag centraal hoe organisaties (profit en non-profit) omgaan met de veranderende eisen en verwachtingen die vanuit hun omgeving worden gesteld, respectievelijk gekoesterd omtrent kwaliteits-,milieu- en arbo-zorg. Meer in het algemeen gaat het om een antwoord op de vraag hoe aan maatschappelijk verantwoord en duurzaam ondernemen en organiseren vorm en inhoud kan worden gegeven (en al wordt gegeven). Voor het bereiken van de doelstellingen zijn de volgende activiteiten voorzien: Plenaire bijeenkomsten: Voorzien is in 11 plenaire bijeenkomsten (1 per week) waarin de bestudeerde literatuur en documentatie wordt bediscussieerd, opdrachten worden besproken en videopresentaties worden bekeken en besproken. Een bedrijfsbezoek staat eveneens op het programma. Literatuurstudie zal plaatsvinden aan de hand van opdrachten en de nabespreking daarvan. Het schrijven van een casusreferaat. Dit referaat is gebaseerd op enkele interviews en op documentenstudie van een casus. Toetsing vindt plaats op basis van beoordeling van het casusreferaat. Nadere inlichtingen: drs. Jacques Klaver:
[email protected] Milieu en ontwikkeling Cursuscode: BCU258 Semester: 1 vanaf 13-09-2002 (introductie-college in week 36) Cursuscoordinator:Prof. Dr. W.T. de Groot; Drs. L. Knippenberg Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Niveau cursus: doctoraal Beschrijving: Doelstelling/inhoud: Milieuproblemen in de ontwikkelingslanden zijn een bedreiging voor het leven van miljoenen mensen en voor de mondiale duurzaamheid. De cursus Milieu en Ontwikkeling richt zich op op een aantal centrale problemen, met name ontbossing in de natte tropen, landdegradatie (‘verwoestijning’) in de droge gebieden, stedelijke milieuproblemen, milieu, armoede en conflict en het beheer van de kustwateren. Deze problemen en hun oorzaken zijn zo gekozen dat ze tevens veel laten zien van de context waarin bedrijven, ontwikkelingswerkers en natuurbeschermers in de ontwikkelingslanden werken. In de cursus wordt zover nodig gekeken naar de natuurwetenschappelijke kern van de problemen maar ligt de nadruk op de maatschappelijke oorzaken (‘driving forces’) van de problemen, mede omdat die gekoppeld zijn aan de mogelijke oplossingen. In het kader van die oplossingen wordt ook aandacht geschonken aan brede oplossingsstrategieën, die gekoppeld zijn aan theorieën over (onder-)ontwikkeling. Literatuur: reader (verkrijgbaar via Boekanin) Werkvorm: hoorcolleges en werkcolleges Rooster: vrijdag, 13.45-15.30 (onder voorbehoud) Inschrijven: periode 15 juni t/m 15 juli Toetsingsvorm: schriftelijk tentamen Toetsingdatum: week 49-51, hertentamen week 4-5 (2003) Inschrijven voor het tentamen: tot 1 week voor de tentamenperiode Bijzonderheden: • Voor studenten FSW die de cursus als keuzevak van 4 stp willen doen is er een ‘vierpuntsversie’ die bestaat uit het maken van een extra paper over een vrij te kiezen thema in relatie tot de literatuur. Het tijdstip waarop dat paper moet worden ingeleverd kan in overleg met de docent worden verplaatst naar het tweede semester. • Nadere informatie via secretariaat Sociaal-wetenschappelijke Milieukunde, TvA 4.01.65 (ochtenduren).
[email protected] Milieu en ruimte Cursuscode: BCU252 Semester: 1 Cursuscoördinator: drs. J. Gersie Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving:
Omgevingsbeleid is de gezamenlijke zorg voor de kwaliteit van onze fysieke leefomgeving van beleidsterreinen zoals de ruimtelijke ordening (r.o.), het wateren het milieubeleid en het verkeers- en vervoersbeleid. Dit beleid staat voor steeds complexere vraagstukken. Grote (Tweede Maasvlakte, Betuweroute) en kleine projecten (stadsvernieuwing, landinrichting) vragen om een geïntegreerde aanpak. Aan dit brede omgevingsbeleid wordt aandacht besteed in de literatuur van deze cursus en in andere onderdelen van het semester. In de colleges van Milieu en ruimte staat de relatie tussen milieubeleid en r.o. centraal. De beleidsproblematiek tussen deze twee beleidsterreinen kan beschouwd worden als de moeder van het moderne, brede omgevingsbeleid. Over de beleidsvoering op dit raakvlak is inmiddels veel nagedacht. Inzicht in deze 'body of knowledge' is onontbeerlijk voor een goed begrip van het huidige omgevingsbeleid. In de colleges wordt aandacht besteed aan de ruimtelijke aspecten van milieuproblemen en aan de verschillende kwaliteitsopvattingen binnen de r.o. en het milieubeleid. We vergelijken de twee beleidsvelden voor wat betreft hun historische ontwikkeling en institutionalisering. Typische verschillen in instrumentatie en beleidscultuur worden behandeld in de context van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Daarna komen aan de orde vraagstukken rond de inhoudelijke, instrumentele en organisatorische integratie van milieubeleid en r.o. Dat gebeurt mede via de analyse van een aantal min of meer succesvolle beleidsprojecten van vroeger en nu en steeds verwijzend naar situaties waarin ook andere beleidsterreinen bij de interactieve beleidsvoering zijn betrokken. Milieu en samenleving Cursuscode: BCU216 Semester: 1 Cursuscoördinator: drs. L. Knippenberg Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus gaat in op de relatie tussen milieu en samenleving, op de vraag hoe en waar zij in elkaar grijpen. Dat gebeurt om te beginnen aan de hand van het klassieke overzicht van deze relatie, het handboek van Tellegen en Wolsink. Daarna gaan we dieper in op een van de meest spraakmakende aspecten van die relatie, te weten het optreden van grootschalige milieurisico’s en de gevolgen daarvan voor de inrichting van de samenleving. Dat gebeurt in de eerste plaats aan de hand van een studie van Beck. Vervolgens wordt de aandacht gericht op het vermogen van mensen om door middel van collectieve actie hun gemeenschappelijke milieugoed te beheren. Dat gebeurt aan de hand van het boek ‘Governing the Commons’ van Ostrom. Tenslotte wordt aan de hand van een aantal korte theoretische teksten ingegaan op de implicaties van de nieuwe inzichten over de verwevenheid van de fysieke en sociale omgeving voor de definitie van de sociale werkelijkheid en verantwoord collectief gedrag. Dat gebeurt aan de hand van de ideeën van Giddens en Castells over de late moderniteit, de theorie van de actor-netwerk-structuur zoals ontwikkeld door onder meer Latour, en de ideeën van MacIntyre over de relatie tussen sociale structuur en moreel handelen. Milieu en sociale verandering Cursuscode: BCU259 Semester: 1, vanaf 11 september (introductie-college in week 36) Cursuscoordinator: Prof. Dr. Ir. W.T. de Groot Docenten: Drs. L. Knippenberg en Drs. R. van den Born Aantal studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Niveau cursus: doctoraal Beschrijving: Doelstelling/inhoud: Dit vak richt zich op het veranderingsgericht leren werken t.b.v. natuur en milieu in relatief kleinschalige settings. We zullen dit doen door een bepaald type probleem centraal stellen, en van daaruit te ontdekken wat verschillende theoretische invalshoeken kunnen betekenen voor het handelen in
een dergelijke situatie. Het type probleem dat we centraal stellen is iets dat vaak voorkomt in milieuland, namelijk dat iedereen ‘er wel voor is’, maar er toch erg weinig gebeurd. De theoretische invalshoeken die aan de orde komen zijn ontleend aan ondermeer de communicatiewetenschap, de vergelijkende cultuurwetenschap, sociale psychologie, de organisatie- en bestuurswetenschap en de rurale sociologie discoursen en co-management. De case om mee te oefenen is de Gelderse Poort. Deze case is gekozen op grond van criteria zoals rijkheid en beschikbaarheid van materiaal, fysieke nabijheid en dergelijke, en omdat er een behoorlijk diep cultuurverschil zit tussen de Nederlandse en Duitse visies op het landschap, natuur en landbouw, en bestuur, die samenwerking over de grens bemoeilijkt. De case is slechts een hulpmiddel voor de theoretische exploraties, en niet andersom. De cursus bestaat uit een kortcyclische afwisseling van werkgroepen en leesperioden. De agenda voor de werkgroepen is in principe steeds: (1) de studenten presenteren hun bevindingen van de voorafgaande leesperiode, (2) studenten en staf bespreken dit en (3) de taken worden verdeeld voor de volgende leesperiode. Het eindresultaat dient een individueel paper te zijn met als titel: “Gelderse Poort: grondslagen voor een nieuwe gezamenlijkheid”, waarin het merendeel van de bladzijden moet gaan over de theoretische invalshoeken en niet over de Gelderse Poort zelf. Ook geldt dat als er een boeiende theorie gevonden wordt die toepasbaar is op het algemene probleemtype maar toevallig niet geheel op de Gelderse Poort, deze theorie toch mag worden meegenomen. Literatuur: reader (verkrijgbaar via Boekanin) Werkvorm: hoor- en werkcolleges, woensdag, 10.45-12.30 (onder voorbehoud) Inschrijven: periode 15 juni t/m 15 juli Toetsingsvorm: paper Toetsingsdatum: n.v.t. Bijzonderheden: • Voor studenten FSW die de cursus als een keuzevak van 4 stp willen doen is er een ‘vierpuntsversie’ die in overleg met de docenten kan worden ingevuld. • nadere informatie via secretariaat Sociaal-wetenschappelijke Milieukunde, TvA 4.01.65 (ochtenduren).
[email protected] Nationale politieke stelsels Cursuscode: BCU250 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. C. van Kersbergen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Theorieën en methoden van de vergelijkende Politicologie. Waarom vergelijken we de politieke stelsels van verschillende landen? Hoe vergelijken we ze? Wat zijn de belangrijkste mogelijkheden en problemen van de vergelijkende politicologie? Is er een verband tussen economische ontwikkeling en democratisering? Zo ja, hoe verklaar je dat verband? Onder welke voorwaarden ontwikkelen landen een stabiel politiek bestel? Waarom zie je in sommige landen politiek geweld en in andere landen niet of veel minder? Waarom komen mensen in opstand tegen de regering? Waardoor ontstaat er in een land een revolutie? Waarom plegen militairen een coup? Waarom ontstaan er sociaal-politieke bewegingen als de vrouwenbeweging, de milieubeweging en de vredesbeweging? Hoe denken ze gedaan te krijgen wat ze willen? Waarom zijn dezelfde bewegingen in sommige landen succesvoller dan in andere landen? Waarom verschillen de democratische instituties per land zo sterk? Wat zijn hiervan de gevolgen voor de democratische kwaliteit van die landen? Dit zijn voorbeelden van de vragen die centraal staan in deze cursus. Aan de hand van een speciaal voor studenten geschreven tekstboek en geselecteerde artikelen wordt een breed maar toch grondig overzicht geboden van het terrein van de vergelijkende politicologie. Natuurwetenschap voor milieumanagement Cursuscode: BCU217
Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. J.C.M. Klaver Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In deze cursus staat het duurzaam beheren van natuur en milieu centraal. De uitgangspunten en wetmatigheden die aan dat beheer ten grondslag liggen hebben vaak ook een natuurwetenschappelijke basis. Natuurwetenschappers houden zich al heel lang bezig met bestudering van onze omgeving in brede zin. Hun onderzoek en benaderingswijzen hebben een stempel gedrukt op de manier waarop de problemen op dit terrein worden gedefinieerd en waarop oplossingen worden geformuleerd. Op basis van deze cursus kunnen de deelnemers de discussie met andere deskundigen en professionals op dit terrein goed voeren en kunnen zij hun eigen inbreng beter inbedden in multidisciplinaire projecten. Deze cursus is opgebouwd als een standaardcursus met elf bijeenkomsten. Samen bestrijken
die
bijeenkomsten
een
breed
scala
van
onderwerpen
uit
het
omgevingsbeheer. Onderwerpen als duurzame energievoorziening, normstelling, natuur-
en
achterliggende
waterbeheer, principes
onderwijswerkvormen
zijn
productgerichte en naast
milieuzorg,
wetmatigheden hoorcolleges:
passeren
ketenbeheer de
literatuurstudie
en
revue.
de De
endiscussie,
videopresentaties en dergelijke. Nederlands buitenlands beleid Cursuscode: Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. A. van der Vleuten Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Aan de hand van politicologische theorievorming analyseren we de ontwikkeling van het Nederlands buitenlands beleid, inclusief veiligheidsbeleid, Europese samenwerking en ontwikkelingssamenwerking. Sommige auteurs stellen dat het Nederlands buitenlands beleid sinds de 17e eeuw gekenmerkt wordt door ‘peace, profits and principles’: Nederland als dominee en koopman, als vredestichter en weldoener. Op basis waarvan komen zij tot dit oordeel – en is het correct? We onderzoeken, welke factoren de continuïteit respectievelijk veranderingen in het Nederlands buitenlands beleid verklaren. Daarnaast komen vragen aan de orde als: hoe verliep de besluitvorming over de uitzending van militairen naar Srebrenica en over de aanschaf van de JSF? en: hoe belangrijk zijn individuele ministers van buitenlandse zaken, van Johan van Oldebarnevelt tot Jozias van Aartsen? Ontwikkeling, vormgeving en kwaliteiten van ruimten Cursuscode: BCU254 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. J. Raggers Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Doel van de cursus is tweeledig. Enerzijds gaat het er om de studenten bewust te maken van de kwaliteiten die de gebouwde/ingerichte/aangelegde omgeving kenmerkt en van de veelheid aan aspecten die daarbij in het geding zijn alsmede studenten te leren op analytische wijze die omgeving te beoordelen. Anderzijds gaat het er om de studenten inzicht te geven in de wensen, handelingen en besluitvorming van diegenen die ruimten zoals woningen, bedrijven, kantoren en winkels gebruiken
alsmede diegenen die die ruimten bouwen, financieren en aanleggen, zoals aannemers, grondbedrijven, ontwikkelaars en beleggers. Ook de interacties tussen deze vragers en aanbieders zijn daarbij in het geding. Het belang hiervan is dat de kwaliteiten van de gebouwde/ingerichte/ aangelegde omgeving evenzeer door deze (interactieve) processen van marktpartijen als door het planologisch- en stedenbouwkundig beleid van de overheid worden beïnvloed. Naast een tiental hoorcolleges waarbij zowel de proceskant (verzorgd door Needham) als de kwaliteitskant (verzorgd door Raggers) aan bod komen dient er betreffende literatuur bestudeerd te worden. Tevens vindt een individuele oefening plaats. Hierbij dient de student met gebruikmaking van de literatuur en de tijdens de colleges aangereikte informatie en inzichten een analyse van zowel een woonomgeving, bedrijventerrein als winkelmilieu te maken en hierover schriftelijk te rapporteren. Daarbij legt de student een verband tussen waargenomen kwaliteiten en het proces van de totstandkoming van de omgeving. Openbaar bestuur en politiek Cursuscode: BCU210 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H.J.M. Goverde Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Openbaar bestuur wordt in de Nederlandse bestuurskunde veelal opgevat als het geheel van organisaties en activiteiten betrokken bij de besturing van de maatschappij. Startend bij deze omschrijving besteedt deze cursus aandacht aan twee hoofdthema's: a) 'the politics of bureaucracy': de politieke en beleidsmatige rol van publieke bureaucratieën in diverse landen en b) 'the state-civil society theme': de onderlinge beïnvloeding van de instituties en instellingen van openbaar bestuur en samenleving. In het eerste thema staan onderwerpen op de rol als bijvoorbeeld: politieke cultuur en administratie, methoden van recrutering van ambtenaren, problemen van administratieve structuren in verschillende landen, strategieën in bureaucratische politiek, dimensies van responsiviteit en verantwoording. Het thema staat-civil society gaat over onderwerpen als: hedendaagse theorieën over staat en civil society, relaties tussen bureaucratie en pressiegroepen en politieke partijen, burgerschap en politieke participation, uitdagingen voor de staat (globalisering, neo-liberalis me en nieuwe sociale bewegingen), 'global governance'. Openbare financiën Cursuscode: BCU208 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. Ch. van Hooijdonk Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Tijdens deze cursus wordt literatuur behandeld op het terrein van de openbare financiën, waarbij in het bijzonder wordt gekeken naar de Nederlandse actuele situatie. Tevens zullen aspecten van de Europese begroting en Europese begrotingssystematiek worden belicht. Ook Europese beleidsvraagstukken als de pensioenproblematiek en belastingharmonisatie zullen aan de orde worden gesteld. Tot de andere onderwerpen waarop deze cursus zich richt behoren: een nieuwe begrotingssystematiek: het baten-lasten-stelsel; de samenstelling en omvang van de collectieve sector in Nederland; theoretische verklaringen voor de groei en afname van de collectieve sector; de begrotingscyclus; begrotingsnormen (bijvoorbeeld de "Zalmnorm"), de achtergronden en ontwikkelingen van de overgang van een financieringstekort naar financieringsoverschot; staatsschuld en rentelasten; samenstelling en omvang van de hoogte van de sociale premiedruk en belastingen; de relatie tussen de centrale en de locale overheid, nationale en locale heffingen en bevoegdheden op decentraal niveau. Een belangrijke plaats is
tevens ingeruimd voor de Miljoenennota 2003 die op de derde dinsdag van september wordt gepresenteerd. Operations Management and Logistics Cursuscode: BCU201 Semester: 1 Cursuscoordinator: Dr. P. Barbonis, Thomas Van Aquinostraat 1.1.63, Tel. # 31 24 361 1265, E-mail:
[email protected] Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Level: Undergraduate Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Operations management and logistics is one of the disciplinary courses in the curriculum. The course fits in well with courses like Strategy, Systems Theory, Socio-Technology, Management Control, Human Resource Management and Financial Management. This course focuses on the strategic and integral approach to recognising and solving contemporary organisational problems. Objectives: This course attempts to give an overview of some of the more important issues in the field of operations management and logistics, all within a strategic context. Amongst the topics to be covered are the following: strategy (which serves as a unifying link to the various aspects of operations management and logistics), global operations, service operations, design of goods and services, as also process strategy. Other topics include inventory management, materials requirements planning, quality, customer services, physical distribution, and linear programming. The emphasis in Logistics will be on supply chain management issues. Teaching methods: Lectures and assignments. Examination: A three-hour examination. Literature: To be defined. Overheid en ruimtelijk beleid Cursuscode: BCU214 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. J.M.O. van Genugten Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus gaat over ruimtelijk beleid en sturing door de overheid in wisselwerking met veranderingen in de maatschappelijke context en de gevolgen daarvan voor de institutionele verhoudingen in en rond de ruimtelijk ordening (R.O.). Onderwerpen zijn: publieke taak, toedeling van verantwoordelijkheden, overheidsniveaus, facet en sector, coördinatie en integratie en het instrumentele stelsel. De Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO)en de voorgestelde veranderingen daarin worden behandeld, alsmede de ruimtelijk relevante wetgeving en de planfiguren, organen en instrumenten van ruimtelijk beleid. Belangrijk is dat in de cursus zichtbaar wordt dat het stelsel van de R.o. in beweging is, wat de oorzaken daarvan zijn, wat met de wijzigingen wordt beoogd en of die veranderingen ook als verbeteringen kunnen worden gezien. Kort gezegd: het ruimtelijk management van onze leefomgeving door de overheid staat centraal in deze cursus. Politieke aspecten van de West-Europese samenwerking Cursuscode: BCU213 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. J.M. van der Vleuten Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: In deze cursus staat het politieke karakter van de Europese samenwerking centraal. ‘Europa’ lijkt vooral te gaan over landbouwbeleid, de invoering van de euro en andere economische kwesties. Vaak wordt over het hoofd gezien dat het West-Europese samenwerkingsproces primair politiek van karakter is. We beschouwen het als een afgeleide van het Frans-Duitse toenaderingsproces, zoals
dat in het eerste decennium na de Tweede Wereldoorlog onder auspiciën van de VS gestalte kreeg. De voortgang van het Europese integratieproces wordt gekenmerkt door ‘grote politieke overeenkomsten’: het Verdrag van Parijs (1951), de Verdragen van Rome (1957), het gemeenschappelijk landbouwbeleid (1962), de verklaring van Luxemburg (1966), de Europese Akte (1986), de Economische en Monetaire Unie (1992, Verdrag van Maastricht) en de Verdragen van Amsterdam (1997) en Nice (2001). In deze cursus maak je kennis met verschillende theoretische visies op het ontstaan en de ontwikkeling van de samenwerking tussen staten zoals die gestalte heeft gekregen in de Europese Unie. Na afloop ben je in staat om met behulp van politicologische theorieën op het gebied van internationale betrekkingen de ontwikkeling van het West-Europese samenwerkingsproces te analyseren en te beargumenteren wat de sterke en zwakke punten van de verschillende politicologische benaderingen zijn. Politieke stromingen van de 20e eeuw Cursuscode: BCU212 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. J.F.W. Slomp Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Centraal staat een overzicht van belangrijke politieke stromingen in de 20e en 21e eeuw (liberalisme, conservatisme, sociaaldemocratie, christendemocratie, fascisme, communisme, feminisme, groen). De meeste van deze stromingen worden behandeld aan de hand van een typerende klassieke tekst, zoals van Lenin bij het communisme en een pauselijke encycliek bij de christendemocratie. In de colleges en in de overzichtsliteratuur worden de stromingen geplaatst tegen de achtergrond van maatschappelijke ontwikkelingen in de 20e eeuw. Voorbeelden daarvan zijn de invoering van het algemeen kiesrecht, de eerste en tweede wereldoorlog, de Russische revolutie, de crisis van de jaren dertig, de splitsing van Europa, de welvaartsstaat, de oliecrises, de Europese eenwording en het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Tevens komt kort aan de orde de ontwikkeling van de democratietheorie gedurende de 20e eeuw. Welke verschillende opvattingen over democratie hebben opgeld gedaan? Zo is er de Amerikaanse nadruk op "free elections" en de huidige nadruk op aktieve deelname van burgers aan het bestuur (interaktief bestuur, referendum). Ook hier bekijken we in hoeverre veranderingen in opvattingen samenhangen met belangrijke maatschappelijke en politieke gebeurtenissen en ontwikkelingen. Tijdens de laatste bijeenkomsten worden heel recente ontwikkelingen in de stromingen behandeld, zoals Tony Blairs "Third Way", de neergang van het communisme en de verwachtingen ten aanzien van democratie in Oost-Europa. Ruimtelijk handelen Cursuscode: BCU255 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H. Ernste Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Aan de basis van het ruimtelijk handelen en van ruimtelijk relevante beslissingen liggen de doelen en interpretaties van de situaties van de handelende personen. In interactie met andere personen worden deze subjectieve perspectieven gevormd en op elkaar afgestemd. Deze 'contextualiteit' van het handelen en interactieve besluitvorming, speelt een belangrijke rol bij moderne management-, bestuursen beleidsvormen. In deze cursus worden theorieën behandeld, die het conceptuele kader leveren waarmee men het ruimtelijk handelen in het algemeen maar ook moderne vormen van bestuur, beleid en management kan bestuderen. Wij zullen ons met de belangrijkste vertegenwoordigers van deze benaderingswijze bezighouden zoals: Max Weber, Alfred Schütz, Anthony Giddens, Jürgen Habermas, en hun invloed op onder andere de sociale geografie uiteenzetten. Daarnaast zullen ook een aantal theorieën aan de orde gesteld
worden die met de handelingstheorische benadering verwant zijn of in contrast daartoe staan, zoals de benadering van Pierre Bourdieu, Ulrich Beck, Niklas Luhmann en de ontwikkelingen zoals 'poststructuralisme' en 'actor-networktheory'. Darnaast zullen wij ook in oefeningen leren, bepaalde benaderingswijzen in onderzoek om te zetten en daarbij interpretatieve analysetechnieken te gebruiken. Aan het einde van deze cursus heb je grondige kennis van de belangrijkste theorieën en modellen ter verklaring van het ruimtelijk handelen van mensen en organisaties. Tevens ben je in staat deze theorieën voor de analyse op actuele probleemstellingen toe te passen en praktijksrelevante conclusies te trekken. Website: www.kun.nl/socgeo/ruimthand Sociotechniek Cursuscode: BCU242 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. Ir. M.H.H. Peeters Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De sociotechnische benadering van organisatieproblemen is een belangrijk onderdeel van het profiel van Bedrijfswetenschappen. Daarom is het vak Sociotechniek verplicht voor alle studenten van bedrijfswetenschappen. De sociotechniek combineert op voorbeeldige wijze theoretische beschouwingen over de aard van organisaties en organisatieproblemen met praktische regels voor de inrichting van organisaties. Studie van de sociotechniek biedt daarom ook een goede basis voor een kritische beoordeling van de waarde en bruikbaarheid van alternatieve benaderingen van organisatie-ontwerp. In de cursus wordt een kort overzicht gegeven van de historische ontwikkeling van deze benadering en de wijze waarop hij in Nederland is uitgewerkt. Daarna worden de sociotechnische theorie en concepten met betrekking tot het ontwerpen van organisaties uiteengezet. In de masterspecialisatie Analyse, Ontwerp & Verandering van organisaties (AOV) staat deze problematiek van het ontwerpen van organisaties volgens sociotechnische en andere methoden centraal. Staats- en bestuursrecht Cursuscode: BCU249 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Mr. C.A.J.M. Kortmann Studiepunten: 6 (8,6 ECTS-credits) Beschrijving: Bij het ter perse gaan van de studiegids was er geen cursusbeschrijving raadpleeg te zijner tijd Intranet of Internet: www.nsm.kun.nl.'
bekend,
Strategie (overbruggingsjaar) Cursuscode: BCU271 Semester: 1 Cursuscoördinator: Prof. Dr. A. Godfroy Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Strategisch management omvat drie onderdelen: strategische analyse, strategisch kiezen en implementatie. De volgende onderwerpen komen in de cursus aan de orde met betrekking tot strategisch management. Wat is strategisch management? Strategisch management richt zich op de centrale doelen en de koers van de onderneming (of andere organisatie), de plaatsbepaling ten opzichte van actoren in de omgeving en het ontwikkelen van eigenschappen die het succesvol opereren van de organisatie in de toekomst mogelijk maken. Er wordt duidelijk gemaakt wat het verschil en het verband is tussen strategisch management en andere managementgebieden, de bouwstenen van een strategieproces, verschillende situaties waarin strategisch management wordt toegepast, verschillende benaderingen of 'stijlen' en hun voor- en nadelen. De omgevingsanalyse richt zich op relevante kenmerken van de bedrijfstak en andere elementen die de aard
van de concurrentieverhoudingen bepalen, en op partijen en factoren in de omgeving waar rekening mee gehouden moet worden. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het 'corporate governance'-vraagstuk: invloedsmogelijkheden van belanghebbende partijen in de omgeving. Koers en plaatsbepaling veronderstelt dat zicht bestaat op de sterke en zwakke kanten van de eigen organisatie, en de mogelijkheden binnen concernverband en in samenwerkingsverbanden. Aan de orde komen methoden als hulpbronnen-analyse, competentie-analyse en benchmarking. Strategische keuzen worden gemaakt op twee niveau's: het "corporate level" (waar het gaat om de strategische hoofdlijn en de portfolio) en het "businesslevel" (waar het gaat om concurrentiestrategieen). Om tot een strategische keuze te kunnen komen moet niet alleen met doelen en mogelijkheden, maar ook met risico's rekening gehouden worden. Er worden enkele methoden besproken om dit te doen. Studiereis voor Bedrijfswetenschappen (International Research Project) Cursuscode: BIN Periode: 1 (oktober 2002) Aantal studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Cursuscoördinator: drs. A. van de Ven Docenten: dr. P. Barbonis, drs. P. Hoeken, drs. H. Joosten, dr. M. Peeters Keuzevak: ja/nee, alleen voor studenten Bedrijfswetenschappen Beschrijving: Doelstellingen: Verwerven van kennis van de sociaal-economische en culturele inbedding van bedrijfs- en organisatieontwikkelingen in andere landen. De excursie vindt dit jaar plaats in Canada en heeft als thema e-learning. Toelichting: Synergy, de studievereniging voor Bedrijfswetenschappen, organiseert in samenwerking met de Nijmegen School of Management jaarlijks een studiereis. Het thema sluit aan op het curriculum en de reisbestemming. In het verleden is onder meer aandacht besteed aan Sociotechniek in Zweden, Organisatieverandering in Tsjechië, Business Process Redesign in de Verenigde Staten, Cross-cultural management in Brazilië, E-business in de VS en Innovatiemanagement in Singapore. Onder begeleiding van docenten bestuderen de deelnemers in kleine groepen vier subthema's. Na de reis verschijnt een reisverslag, waarin de groepsrapportages zijn opgenomen. Ter afsluiting wordt een symposium over de bevindingen van de studiereis georganiseerd. Deelnemers verplichten zich tot deelname aan alle onderdelen van het programma, zowel voor als na de reis. Inschrijving: via Synergy Aan te schaffen literatuur: Geen verplichte literatuur. Onderwijsvorm: werkgroepen, excursie Tentamenvorm: onderzoeksverslag Systeemtheorie Cursuscode: BCU243 Semester: 1 Cursuscoördinator: Dr. J.H.P. Christis Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus heeft tot doel inzicht te verschaffen in de wijze waarop het probleem van organisatieverandering in de systeemtheorie behandeld wordt. Dit betekent dat organisaties worden gedefinieerd als sociale systemen waarvan de functies en structuren geanalyseerd en herontworpen (ontwerpkunde) en waarin weerstanden tegen verandering overwonnen moeten worden (veranderingskunde). In de cursus gaan we eerst na wat het betekent om organisaties als sociale systemen te definiëren. We bewegen ons hier op het vlak van de organisatietheorie. Aan bod komen definities van organisaties als rationele, als natuurlijke en als open systemen. Vervolgens worden enkele cybernetische modellen behandeld, die gebruikt kunnen worden voor het analyseren en herontwerpen van organisaties. We
bewegen ons hier op het vlak van de ontwerpkunde. We maken kennis met het cybernetische model van Ashby en met de wijze waarop dit model uitgewerkt wordt in het 'Viable Systems Model' van Beer en in het sociotechnische model van De Sitter. Tenslotte wordt de 'Soft Systems Theory' van Checkland behandeld. Deze 'zachte' systeembenadering is een voorbeeld van een meer veranderingskundige benadering. Na afloop van de cursus moeten studenten inzicht hebben in de verschillende systeemtheoretische visies op organisaties en moeten ze de modellen van Ashby, Beer, De Sitter en Checkland kunnen toepassen op het analyseren van organisatieproblemen. Theorie en praktijk van ruimtelijke beleidsprocesen Cursuscode: BCU253 Semester: 1 Cursuscoördinator: Drs. T. Ganzevles Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Veel ruimtelijke plannen worden in de praktijk niet of slechts ten dele uitgevoerd. Dit komt doordat overheden het planningproces en het resulterende plan te weinig verbinden met het ruimtelijk handelen van maatschappelijke actoren waarvan ze voor realisering van de plannen afhankelijk zijn. De handelingsgerichte benadering bepleit dit juist wel te doen. Ze past als zodanig in de bredere aanduiding van planningbenaderingen die als interactief, communicatief, collaboratief worden omschreven en die gericht zijn op het bereiken van overeenstemming en binding tussen betrokken partijen ('consensus planning'). Daarbij passen open ruimtelijke beleidsprocessen waarin overheden, marktpartijen en maatschappelijke actoren interactief participeren. De verwachting is dat dergelijke processen leiden tot vernieuwend ruimtelijk beleid dat op een groot draagvlak (legitimiteit) en commitment van betrokkenen kan rekenen en daardoor effectief en efficiënt is. Organisatie van de samenwerking tussen betrokkenen door proces- en projectmanagement is daarvoor een essentiële voorwaarde. De cursus wil studenten inzicht bieden in de (wisselwerking van de) theorie en de praktijk van interactieve ruimtelijke beleidsprocessen. Kernvraag daarbij is of de nieuwe theorie en nieuwe praktijken inhoudelijk goede oplossingen opleveren en bijdragen aan een betere ruimtelijke orde van de samenleving. De cursus zal voornamelijk bestaan uit literatuurstudie aan de hand van opdrachten die in werkcolleges worden bediscussieerd en uitgevoerd. Er is nauwe aansluiting op de M&T-cursus 'Methoden van interactieve beleidsvoering'. Semester 2 Accounting principles I Cursuscode: BCU172 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. R.A. Minnaar en Drs. L. Ruscitti Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: This Accounting Principles course serves as an introduction to accounting theory and practice using the models of sole proprietorships, partnerships, and corporations, with an emphasis on merchandising companies. It demonstrates why accounting information is important, how accounting information is produced and how it is used in making business decisions. Specific topics covered include the definition and scope of accounting; systems used to account for and control transactions; inventory costing; the measurement of income and equity; and financial reporting and analysis. Special emphasis will be placed on how accounting information is used by external decision-makers. This course is designed to encourage students to improve their analytic and communication skills. There may be group projects assigned during the term where students will analyze the financial statements of publicly listed entities and present their findings to the class members. The group projects are intended to pull together
all of the concepts of the course and to provide a coherent understanding of the course topics. Accounting principles II Cursuscode: BCU170 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. R.A. Minnaar en Drs. L. Ruscitti Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: The objective of the Accounting Principles II course is to familiarise students with the process of problem-solving and decision-making, using accounting and financial information as a basis. The focus of this course is on planning and control. Fundamentals of managerial accounting, profit and cost accumulation, and related terminology are introduced. Other topics include: cash flows, standard and normal costing systems, decision making techniques, using financial information, performance evaluation, differential costing and concepts related to the time value of money. American Foreign Policy Cursuscode: AM Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. J.A. Verbeek Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: After this course students: will have a better understanding of the development of the American foreign policy in the 20th century, and of its institutional framework; will have a better understanding of theoretical approaches (and their application) to analysing American foreign policy and its various sources; will be able to describe and assess the general line and major events in American foreign policy; will be able to analyse the decision-making process, including external and internal factors affecting that process; will be able to analyse the changing role of the United States as a leading nation in the world. Inschrijving: secretariaat Amerikanistiek (E.5.03) Inlichtingen: Dr. B. Verbeek , TvA 5.01.31 (office hours: Monday 11.00-12.00); e-mail: b.verbeek@ nsm.kun.nl. Drs. R. Verhofstad, TvA 3.00.29 (office hours: Monday 12.45-15.30); e-mail: r.verhofstad@ nsm.kun.nl. Arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen Cursuscode: BCU227 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. J.F.W. Slomp Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de arbeidsverhoudingen vormen de twee belangrijkste onderdelen van de "omgevingscontext" voor de praktijk van het personeelsmanagement. De arbeidsmarkt bepaalt strategische keuzen en mogelijkheden op het gebied van rekrutering, planning en ontwikkeling van het personeel in de organisatie. Arbeidsverhoudingen bepalen hoe de relatie tussen werkgever en werknemer in de onderneming vorm en inhoud kan worden gegeven. In deze cursus worden de belangrijkste ontwikkelingen en verschijnselen behandeld op het gebied van arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen. De nadruk ligt op Nederland en op Europa. Van Nederland is eerst het overlegstelsel in het algemeen aan de beurt, waarvoor een Nederlandstalig overzichtswerk wordt gebruikt. Vervolgens wordt het inmiddels internationaal vermaarde "Poldermodel" uitvoerig behandeld, aan de hand van een Nederlandstalig boek dat helemaal daaraan gewijd is. Besproken wordt onder meer in hoeverre er een achteruitgang
is van die overlegtraditie in de richting van een economie met minder ruimte voor samenwerking tussen werkgevers en vakbeweging en meer oog voor de belangen van de aandeelhouders. Het Nederlandse stelsel van arbeidsverhoudingen wordt vergeleken met dat in andere Europese landen. Dat gebeurt aan de hand van een Engelstalige inleiding in de Europese arbeidsverhoudingen. Nederland wordt daarin gerekend tot de Noord Europese overlegstelsels. Bovendien wordt ook kort aandacht besteed aan de Europese Unie. Welke invloed heeft die op de nationale arbeidsmarkten en arbeidsverhoudingen in de lidstaten. Is er al sprake van een Europees stelsel van arbeidsverhoudingen en van een Europese arbeidsmarkt?
Arbeidsmilieu en gezondheid; de rol van perceptie en communicatie cursuscode MK 12 (binnen de Faculteit der Beleidswetenschappen BK 3070) semester 2 (3 maart-29 maart; afronding kan in overleg anders gepland worden) studiepunten 4 (5,7 ECTS-credits) keuzevak : ja beschrijving Bij milieu-incidenten uiten omwonenden vaak allerlei gezondheidsklachten. Slechts een deel ervan is te begrijpen op grond van blootstelling aan schadelijke factoren. In werksituaties doet zich hetzelfde voor. Werknemers klagen over facetten van hun werk en gezondheid. Deskundigen kunnen hiervoor echter geen goede verklaring geven. Op basis van de beschikbare meetgegevens ontstaat dan al snel de indruk dat er geen serieus probleem bestaat. Dit is geen juiste conclusie: de betrokkenen maken zich echt zorgen en voelen zich echt ziek. In dit blok wordt besproken hoe dit kan. Dit gebeurt aan de hand van kennis en theorievorming vanuit verschillende vakgebieden, veelal aan de hand van casus. Ook wordt behandeld hoe je dit soort problematiek kunt voorkomen door een zorgvuldige risico-communicatie. De cursus sluit af met een project. Hoofddoelstelling - De student leert begrijpen hoe hinder, stress en onzekerheid door blootstelling aan milieufactoren de gezondheid(sbeleving) kan beïnvloeden. Hij leert een probleem te onderzoeken waarin de perceptie van milieu en gezondheid centraal staat. Onderwerpen In de cursus worden de volgende vragen behandeld: - Waarom krijgt men gemakkelijk gezondheidsklachten wanneer (men veronderstelt dat) er iets mis is met het (arbeids)milieu? - Welke sociale en psychologische processen spelen hierbij een rol? - Hoe wordt het probleem onderzocht? Op welke manier wordt hinder en gezondheid gemeten? Bestaan er normen? - Aan welke informatie hebben de betrokkenen zoals de omwonenden, politici, werkgevers, werknemers behoefte? Hoe kunnen deskundigen en onderzoekers een bijdrage leveren aan een oplossing? Literatuur De studiestof bestaat uit een blokboek en een reader. Leertraject Werkvormen die in de cursus zullen worden gehanteerd, zijn zelfstudie-opdrachten die in responsiecolleges en werkgroepen worden nabesproken. De te behandelen stof wordt veelal gepresenteerd aan de hand van casus. Gedurende de tweede helft van de cursus wordt een klein project uitgevoerd waarin men de bestudeerde theorie in praktijk kan brengen. Dit blok wordt georganiseerd voor studenten uit verschillende studierichtingen waaronder Milieumaatschappijwetenschappen, Milieu-natuurwetenschappen, Biomedische Gezondheidswetenschappen, Bedrijfswetenschappen, Arbeids- en Organisatiepsychologie, maar is ook relevant voor andere Bèta en Gammaopleidingen. De cursus wordt verzorgd in de periode 3-29 maart 2003. Om rekening te kunnen houden met de studieroosters in de verschillende opleidingen is het mogelijk voor op onderdelen een eigen tijdspad af te spreken met de docent. Daardoor is het mogelijk de cursus te volgen naast andere vakken of een stage in dezelfde periode. De studiebelasting is 4 studiepunten.. Er is een folder met meer informatie over deze module aan te vragen bij de blokcoördinator ingangseisen doctoraalfase contactpersoon drs. P.J.M. van den Heuvel telefoon 024 365 20 89 adres Toernooiveld 1 6525 ED Nijmegen e-mail
[email protected] WWW adres http://www.sci.kun.nl/UCM
Besturen in het informatietijdperk Cursuscode: BCU263 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. C.J. Lako Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De cursus beoogt studenten inzicht te geven in de gevolgen van informatisering voor het openbaar bestuur. Daartoe wordt eerst aandacht besteed aan een beschrijving van het fenomeen informatisering en het beleid dat informatisering tot object heeft. Vervolgens worden de consequenties van de informatisering voor de overheidsorganisatie geschetst. Het thema informatisering en democratie komt aan de orde als wordt ingegaan op de vraag of informatisering nu leidt tot een verhouding tussen bestuur en bestuurden als één van controleur versus gecontroleerde. Daarbij worden dan ook de (grond)rechten van de burgers betrokken. Het thema informatisering en rechtsbescherming behandelt een aantal rechtsvragen, o.a. die welke verband houden met de z.g. koppelingsdiscussie. Tot slot wordt ingegaan op zowel de kansen als de bedreigingen die informatisering biedt voor de dienstverlening van de overheid aan de burgers. Hoorcolleges en gastcolleges worden tijdens de cursus afgewisseld met andere onderwijsvormen: excursie en opdrachten. Besturen in netwerken Cursuscode: BCU230 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. B. Tholen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus ‘Besturen in netwerken’ beoogt de student kennis te laten maken met theorieën en onderzoeken die voorkomen en functioneren van beleidsnetwerken beschrijven, verklaren en beoordelen. Aan de orde komen o.a. perspectieven uit de graphentheorie en sociale netwerkanalyse, speltheorie, beleids- en besluitvormingstheorieën en democratietheorieën. Aan de hand van concrete onderzoeken wordt studenten een dieper inzicht geboden in de mogelijke toepassingen van deze perspectieven op diverse beleidsterreinen en diverse bestuurlijke niveaus. De student is na deze cursus beter in staat de functies, de structuur en het functioneren van beleidsnetwerken te herkennen, te analyseren en te beoordelen, alsmede condities te formuleren die kunnen bijdragen aan beter bestuur in netwerken. Capita selecta uit de polemologie: conflict en conflictpreventie Cursuscode: CI11;a Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. B.H.C. Schennink en Drs. L. Wecke Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Dit werkcollege is een nadere kennismaking met en analyse van een aantal polemologische theorieën en visies inzake conflict en conflictpreventie. Wecke besteedt aandacht aan: polemologische theorievorming, oorzaken van conflicten, legitimatieprocessen betreffende interventie in conflicten, en veiligheidstheorieën. Bij Schennink kiest de student een thema uit de volgende gebieden van polemologische theorievorming: democratisering van buitenlands beleid; vredesbeweging en sociale bewegingstheorie; oorlog en identiteit: strijd tussen civilisaties, rol van nationalisme; democratie, democratisering en vrede; de rol van non-gouvernementele organisaties in conflictpreventie en interventie. De student maakt een eigen probleemstelling en onderzoeksopzet betreffende het gekozen thema. De mogelijkheid bestaat om in overleg met de docenten een deel van de literatuur af te stemmen op de voorkeur of belangstelling van de student.
Conflict Analysis and Management Cursuscode: CI05 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. M.F.A. Cras Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Conflict prevention, (military) intervention and conflict management are prominent features of international politics. The scope and character of efforts to deal with inter-state and intra-state conflicts have undergone significant changes since the end of the Cold War. In the decade following the fall of the Berlin Wall, the world has been confronted with many calls for intervention: former Yugoslavia, Rwanda, Angola, Cambodia, or anywhere where there is evidence (or the threat of) war, disorder, genocide, disaster or any other kind of large scale suffering. It is not always easy to make and keep a distinction between humanitarian and military intervention. This course aims to provide an introduction to the changing field of conflict studies in general and developments regarding conflict prevention and intervention in particular. Topics include: causes of conflict, minority issues as a source of conflict, intervention in conflicts, legitimacy of peace-keeping operations, the role of international organizations and NGOs in conflict prevention and intervention. Because of the multidisciplinary character of conflict studies, all (exchange) students who are interested in conflict analysis and management may participate (Political Science, International Relations, Public Administration, Law, History, Geography, Environmental Studies, Middle-East Studies, Mediterranean Studies, Anthropology, Development Studies, Sociology, Medical Sciences, Philosophy and Sciences). Conflicten rond minderheden: theorie en praktijk van preventie en interventie Cursuscode: CI10/a Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. E. Bakker Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Bijna ieder land kent autochtone minderheden. In veel landen leidt de aanwezigheid van verschillende nationale of etnische bevolkingsgroepen tot politieke instabiliteit. Met name in Oost-Europa (Bosnië, Kosovo, Tsjetsjenië) leidde dit tot een aantal zeer geweldadige etnische conflicten. Ook West-Europa en Canada kennen (gewelddadige) afscheidingsbewegingen (Quebec, Schotland, Baskenland, Noord-Ierland). Wereldwijd lijkt het aantal conflicten rond minderheden eerder toe dan af te nemen ondanks groeiende internationale bemoeienis inzake de positie van minderheden. In de cursus wordt onder andere ingegaan op de volgende vragen: waar is sprake van conflicten rond minderheden, hoe kan men bepalen of dergelijke conflicten dreigen te escaleren, hoe zou men dat kunnen voorkomen en welke oplossingen zouden kunnen worden aangedragen om deze conflicten te beheersen of op te lossen? Daarnaast wordt in de cursus aandacht geschonken aan methoden om conflicten te onderzoeken en manieren om actuele informatie te vinden over lopende conflicten en de partijen die direct of indirect bij dergelijke conflicten betrokken zijn. Dilemma's bij VN-vredesoperaties Cursuscode: CI07/a Semester: 2, donderdag 13.45 – 15.30 uur Cursuscoördinator: Prof. Dr. A. Pauwels Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving:
Het instrument ‘VN-vredesoperatie’ heeft in het recente verleden aan grote kritiek blootgestaan. Vooral de VN-vredesoperaties in Bosnië, Somalië en Rwanda hebben het gezag en de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties ernstig ondermijnd. De VN-Blauwhelmen konden in deze operaties hun mandaat niet of enkel in beperkte mate uitvoeren. Dat men zich in deze omstandigheden vragen ging stellen over de geschiktheid van dit instrument ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid was dan ook haast onvermijdelijk. De gretigheid waarmee de Veiligheidsraad na het einde van de Koude Oorlog VNvredesoperaties had ingesteld, maakte plaats voor scepticisme en twijfel. Was er nog wel een toekomst weggelegd voor VN-vredesoperaties? Waren VN-vredesoperaties nog zinvol? Met de instelling van de VN-vredesoperaties in Kosovo en Oost-Timor is de internationale gemeenschap getuige van een vrij radicale ommezwaai van het VNbeleid ten aanzien van VN-vredesoperaties. De zwarte bladzijde in de geschiedenis van VN-vredesoperaties lijkt definitief tot het verleden te behoren. In deze cursus wordt verder ingegaan op het VN-beleid ten aanzien van VNvredesoperaties en op de problemen die zich terzake stellen. Dit veronderstelt echter wel dat eerst een gedegen inzicht wordt verworven in het theoretischinstitutioneel kader waarbinnen VN-vredesoperaties zijn ontstaan en zich hebben ontwikkeld. Aan de hand van casestudies wordt vervolgens bestudeerd hoe de operaties zijn ontstaan en zich verder hebben ontwikkeld. De nadruk wordt daarbij vooral gelegd op de beleidsmatige dilemma’s die zich terzake hebben gesteld. Op basis van deze inzichten wordt vervolgens ingegaan op de nieuw ontwikkelingen in het VN-beleid ten aanzien van VN-vredesoperaties en dan met name op de nieuwe, ongekende dilemma’s die de VN-vredesoperaties in Kosovo en Oost-Timor met zich brengen. De besluiten die uit deze analyses worden getrokken, vormen tenslotte de basis voor de uitbouw van een visie over de toekomstperspectieven van VNvredesoperaties. Feministische Klassieken/ Feminist Classics Cursuscode: VS 9013 Semester: The period is still undecided: either the first term, thursday 15.4517.30 hours (from the 26th of september) or the second term, monday 15.45-17.30 hours. Cursuscoördinator: Dr. V. Vasterling, Erasmusgebouw 16.02, tel. 024-3612165. e-mail:
[email protected] Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: This course will focus on texts by and about classic feminist authors as, for example, Christine de Pisan, Mary Wollstonecraft, Virginia Woolf and Simone de Beauvoir. Though diverse in content and style, all texts start from the same basic assumption, i.e. that the subordinate or inferior position of women is unjustified. Feminist authors have different explanations and opinions concerning the reasons and possible remedies of this state of affairs. There is also continuity however, in the type of topics and issues that keep cropping up in the history of feminist ideas. The texts will be used to elucidate and analyse the development of ideas concerning the role and position of women in Western society and culture. Attention will be paid to topics that keep returning in the texts, for example education, marriage and morals. In order to understand where they come from the ideas will be situated in, and discussed from the viewpoint of their historical, political and philosophical contexts. Onderwijsvorm: seminar; students are expected to prepare and actively participate in class discussion. Onderwijsniveau: master, advanced bachelor Toetsingsvorm: preparation of and participation in class discussion; paper Bijzonderheden: indien zich buitenlandse studenten hebben ingeschreven, wordt het college in het Engels aangeboden.
Nadere informatie & inschrijving: Ad Valvas, Centre for Women’s Studies, Thomas van Aquinostraat 2.01.22 Financieel-economisch management II Cursuscode: BCU261 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. T.P.M. Welten Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De bedrijfseconomische opleiding binnen bedrijfswetenschappen kenmerkt zich door de concentrische opbouw. Dit betekent dat de inhoud van de cursus FEM II voortbouwt op de kennis die is verworven bij het vak FEM I en het vak Boekhouden. In de cursus FEM II wordt vanuit integrale optiek aandacht besteed aan de verdere verdieping van de onderdelen kosten, opbrengsten, performanceen resultaatbepaling (management accounting & control en financial accounting) en financiering (finance), de samenhang tussen deze onderdelen, alsmede de relatie met relevante aspecten uit het vakgebied strategie, marketing en distributie (SMD). De invulling van FEM II vindt zowel plaats vanuit accounting perspectief als vanuit economisch perspectief. De stof van de cursus bestaat uit de volgende thema's: van strategie naar management control en van management control naar masterbud-get; van masterbudget naar kostenen opbrengstencalculaties; kostenallocatie en verschillenanalyse; treasury management; financiële analyse, in het bijzonder van de externe financiële jaarrekening; integraal financieeleconomisch management; beslissingscalculaties; treasurymanagement. Gender Theories and Equality Policies Cursuscode: IPO3041 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. M. Verloo Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: The course starts with a series of current debates on gender (concepts and theories): 'beyond gender?', and gender and other structural inequalities. The course covers topics such as normative concepts, equality / freedom / autonomy / care; political participation of men and women; feminisms; the public and the private: labour, citizenship, sex and the family; distributive power and discursive power. The second part provides an introduction to gender equality policies in the public sector. It discusses theoretical concepts and texts dealing with the national, international and transnational levels. Special attention is given to recent developments such as gender mainstreaming and gender impact assessment. At the end of the course, students work on a paper (maximum of 20 pages), which analyses a specific (national, international or transnational) gender equality policy. Ms. Dr. Mieke Verloo; Th. van Aquinostraat 5.1.32; Tel: # 31 24 361 5634; E-mail:
[email protected] Global Shift: International Political Economy Cursuscode: Semester: 2 Cursuscoordinator: Dr. J.A. Verbeek Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Internationale Politieke Economie is de discipline die de relatie bestudeert tussen internationale economie en internationale politiek, tussen nationale politiek en internationale economie en tussen nationale economie en internationale politiek. Centraal staat de vraag of door het einde van de Koude Oorlog, de economische en financiële mondialisering en de gebeurtenissen sinds 11 september 2001 aard van de internationale politieke en economische relaties
hebben veranderd. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de het optreden van staten, (trans)nationale ondernemingen, intergouvernementele organisaties en (trans)nationale NGOs. De cursus wordt verzorgd in de Engelse taal. Geschiedenis internationale betrekkingen Cursuscode: BCU234 Semester: 2 Cursuscoördinator: drs. D.J. van Baar Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In de cursus komen verschillende interpretaties aan de orde van de ontwikkeling van het internationaal systeem door de eeuwen heen. Alhoewel het interpreteren voorop staat, zal ook worden ingegaan op de 'feitelijke' geschiedenis van de internationale betrekkingen. Op de hoorcolleges worden theorieën op het terrein van de internationale betrekkingen geconfronteerd met de geschiedenis en met rivaliserende theorieën. Studenten oefenen aan de hand van opdrachten in het onderkennen van de theoretische veronderstellingen die ten grondslag lijken te liggen aan een 'feitelijke' weergave van de geschiedenis. Geschiedenis van ruimtelijke planning en ordening Cursuscode: BCU183 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. T. Ganzevles Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Kijken we terug in de tijd dan is de dynamiek van menselijke activiteiten ervoor verantwoordelijk dat zich in de wisselwerking tussen samenleving en ruimte telkens andere problemen naar aard en schaal hebben voorgedaan. De problemen van de steden ten tijde van de industriële revolutie bijvoorbeeld zijn heel andere dan die van de moderne steden. Op de verschuivingen in ruimtelijke problemen hebben planologen gereageerd door ze te (her)definiëren, te analyseren en er oplossingen voor te bedenken in de vorm van ruimtelijke plannen, beleidsconcepten, maatregelen en regelingen. Over de combinatie van feitelijke ruimtelijke problemen, hun analyse en definitie, en het bedenken en ontwerpen van oplossingen in hun maatschappelijke en tijdscontext is door planologen veelvuldig nagedacht. Zo heeft zich een planningtheorie, een theorie over het plannend handelen ontwikkeld. Er dienen zich dus met verloop van tijd contextspecifieke combinaties van ruimtelijke problemen, hun planmatige aanpak en theorieën daarover aan. Doel van de cursus is dat studenten inzicht krijgen in de historisch-contextuele ontwikkeling en onderlinge samenhang van ruimtelijke problemen, hun planmatige aanpak en de planningtheorie. Hoewel voor zover nodig verder in de tijd wordt teruggegaan, ligt het accent toch op de ontwikkelingen in de 20e eeuw. Er worden hoor- en werkcolleges gegeven aan de hand van H.van der Cammen en L.A. de Klerk, Ruimtelijke Ordening. De ontwikkelingsgang van de ruimtelijke ordening in Nederland, Aulaboek, Utrecht, 1993, 2e druk, en N.Taylor Urban Planning Theory since 1945, Sage London, 1998. Tentamen: schriftelijk GIS 2 Cursuscode: BCU268 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. P.J.C.M. de Klein Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Doel: Studenten creëren hun persoonlijke facilitaire GIS-werkomgeving op basis van kennis en vaardigheid in gebruik van GIS-pakketten. Studenten leren het maken van toepassingen op studio-niveau, waarbij theorie tot een minimum beperkt blijft. Het instructiedeel van de GIS-cursus is vooral gericht op het leren
werken met verschillende pakketten. Inhoud: Nadat in GIS 1 kennis is gemaakt met de basisprincipes van de Geografische informatieverwerking en Cartografie; en nadat vaardigheid is verkregen in het werken met het Raster-georiënteerde GIS en met de sterk daarmee verbonden ruimtelijke analyse-methoden, wordt in GIS 2 vooral de nadruk gelegd op zogenaamde Vector-methoden. Deze tweede GIS-cursus richt zich op het vertrouwd raken met het gebruik van desktop GIS-pakketten (ArcView en MapInfo) om in relatie met andere software het hoofd te bieden aan allerlei vragen en problemen van regionaal en stedelijk beleid. Verdere verdieping en toepassing vindt plaats binnen de integratievakken en projecten. Opzet cursus: De GIS 2 cursus is vooral een training in het leren gebruiken van actuele GIS-pakketten. De cursus wordt gegeven in de vorm van computerpractica gebaseerd op handleidingen (Hands-on Tutorial), met voorbeeld-toepassingen in de steden Arnhem en Nijmegen. De handleidingen zijn zo opgebouwd dat studenten zoveel mogelijk zelfstandig kunnen werken. De moeilijkheidsgraad van de oefeningen en opdrachten neemt toe, terwijl de mate van instructieve ondersteuning geleidelijk afneemt. Studenten maken een logboekverslag van de gemaakte opdrachten, dat voldoende moet zijn en 60% van het eindcijfer bepaalt. De andere 40% wordt bepaald door het maken van een eindopdracht. Informatie, besluitvorming en macht Cursuscode: BCU260 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. B. Prakken Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Traditioneel wordt informatie meestal als een neutraal/technisch verschijnsel beschouwd, waarbij het de bedoeling van participanten in een besluitvormingsproces is om elkaar te informeren en de activiteiten die met elkaar verbonden zijn onderling af te stemmen. Wanneer mensen met informatie omgaan is er echter sprake van onbewuste en bewuste beïnvloeding van anderen. Onbewuste beïnvloeding treedt op doordat mensen verschijnselen selectief waarnemen vanwege de aanwezigheid van fysieke en mentale filters. Sommige signalen worden opgepakt terwijl andere worden genegeerd. Bewuste beïnvloeding betekent dat informatie dikwijls wordt gebruikt om bij anderen bepaalde gedragsuitingen tot stand te brengen met het oog op de realisatie van de eigen doeleinden. In dit verband speelt macht een belangrijke rol. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het management van ICT-projecten als belangrijke randvoorwaarde voor de slaagkans van investeringen in ICT. Informatiekunde Cursuscode: BCU222 Semester: 2 Cursuscoördinator: Ir. P. Hoeken Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: In deze cursus staan kennis en vaardigheden met betrekking tot het inrichten en onderhouden van de informatievoorziening in organisaties centraal. Eerst zal worden stilgestaan bij de rol die informatie in organisaties speelt en bij wat het 'voorzien in' informatie inhoudt. Vervolgens komt aan de orde hoe de informatievoorziening kan worden ingericht en onderhouden. Dat zal worden behandeld aan de hand van de interventiecyclus: diagnose, ontwerp, verandering en evaluatie van de informatievoorziening. Daarbij zal blijken dat bij het inrichten van de informatievoorziening niet alleen informatie en communicatietechnologie een rol speelt, maar dat ook de structuur van de organisatie van invloed is. Nadat methoden voor elk van de stappen van de interventiecyclus aan bod zijn gekomen, zal de student in staat zijn om een informatieplan op te stellen, waarin stapsgewijs duidelijk gemaakt wordt hoe de informatievoorziening van een organisatie kan worden ingericht en onderhouden.
Inleiding in de economie voor niet-economen (of stromingen in het economisch denken) Cursuscode: BCU231 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. J. Peil Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus start met een korte inleiding in geschiedenis van het economisch denken. Daarna wordt uitgebreider ingegaan op de neoklassieke, de Keynesiaanse, en de Institutionele economie. Van genoemde stromingen worden behandeld: - de visie op de markteconomie - de theorie over de productie en de verdeling van de rijkdom - de theorie over de rol van de overheid in de economie Docenten: Drs. Ch. van Hooijdonk, Drs. R. Maseland en Dr. J. Peil. Inleiding recht Cursuscode: BCU228 Semester: 2 Cursuscoördinator: Mr. N.C.E. Visée Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: 1. Wet en recht zijn geen synoniemen. In welke vorm moet een regel zijn gegoten, om het predikaat rechtsregel te krijgen? En met welke onderscheidingen naar aard en onderwerp kan men enige ordening aanbrengen in het veelsoortige geheel van rechtsregels? Wat zijn de belangrijkste deelgebieden van het recht en hoe verhouden zij zich tot elkaar? 2. Wetgeving en bestuur. In ons rechtsstelsel zijn vele overheidsorganen bevoegd wettelijke regels vast te stellen. Vaak - maar lang niet altijd - ontleent een orgaan die bevoegdheid aan een regel van een ander, hoger orgaan. Er bestaat met andere woorden een hiërarchie van wetgevers. Wat moet er gebeuren, wanneer een lagere regel in strijd is met een hogere regel? En wie bepaalt of er van strijd sprake is? Overheidsorganen zijn eveneens bevoegd om - op basis van wettelijke regels - besluiten te nemen die niet als wetgeving zijn aan te merken, omdat ze alleen voor een individueel geval gelden; denk aan vergunningen, subsidies, sociale uitkeringen, benoemingen, ontslagen, boetes en belastingaanslagen. 3. Verdragen en verdragsrecht. Ons rechtsstelsel is geen gesloten geheel; in toenemende mate wordt het nationale recht bepaald door verdragen tussen twee of meer staten. Hoe komt een verdrag tot stand? Schept een verdrag alleen bevoegdheden en verplichtingen voor de staten of werken verdragsbepalingen ook door in de nationale rechtsorde? En wat moet er gebeuren, als een regel van verdragsrecht in strijd is met een wettelijke regel? Worden deze vragen door het nationale of het internationale recht beantwoord? Bij verdrag kunnen staten hun bevoegdheden tot wetgeving, bestuur en rechtspraak ook ten dele overdragen aan een supranationale organisatie, zoals de Europese Unie. Hoe gaan de eigen rechtsorde van zo'n organisatie en het nationale recht van een lidstaat dan met elkaar samen? Innovatie zorgbeleid Cursuscode: BCU281 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. A.C.A. van den Hout Studiepunten: 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Het programma is gebaseerd op drie inhoudelijke opties. • Theoretische verdieping in ziekte en gezondheid en de organisatie daarvan leidt tot het begrijpen van beleidsontwikkeling en beleidsimplementatie (sociologische inzichten, economische inzichten zijn in de gezondheidszorg bijna nooit complementair of lineair);
•
Beleidsimplementatie en de effecten van gevoerd beleid worden zichtbaar op werkterreinen waar de zorgconsument en de zorgaanbieder elkaar ontmoeten; • Toekomstige beleidsontwikkeling kan niet worden voorspeld maar kan worden afgeleid uit een kritische beschouwing van de ontwikkelings- en innovatietrends in de concrete organisatie van de zorg zoals bijvoorbeeld in de idee van transmurale zorg en ketenzorg (micro- en mesoperspectief) en kan worden afgeleid uit soortgelijke trends in de stelselvernieuwing van de gezondheidszorg (macroperspectief). Vandaar dat ervoor is gekozen om te werken via werkcolleges en casussen die resulteren in een werkstuk rond een in gezamenlijk overleg gekozen thema (voorstel daartoe van studentenzijde in eerste bijeenkomst). Dit werkstuk wordt in duo's gerealiseerd. In de colleges wordt de stelling verdedigd: theoretische optieken inzake ziekte en zorg, hebben directe implicaties voor de inhoud en de vorm van het gezondheids(zorg)beleid. In het werkstuk gaat het om het toepassen van theoretische inzichten op het actuele en toekomstige beleid in de gezondheidszorg. De student moet aan het eind van de cursus een zorginstelling kunnen doorlichten voor wat betreft haar innovatiekracht (audit) en moet over het beleid van overheid en zorginstellingen kritisch in het publiek kunnen reflecteren. Het vak kan als vrij keuzevak gevolgd worden door studenten van andere studierichtingen zoals bedrijfswetenschappen, medicijnen, bestuurskunde, psychologie en pedagogiek. Toelichting: Opmerkelijk is dat in de gezondheidszorg zoveel voor vanzelfsprekend wordt aangenomen en dat centrale begrippen zo weinig zijn uitgekristalliseerd terwijl het beleid en het zorgen ziekenhuismanagement daarop wel zijn gebaseerd. De cursus richt zich zowel op het verwerven van inzicht in vraagstukken van gezondheid, zorg en ziekte als sociale fenomenen, als op het centrale begrippenkader en de betekenis daarvan voor het beleid. Kritisch en innovatief denken over veranderingen in het gezondheidsbeleid waar mogelijk met een internationale vergelijking is de hoofddoelstelling. International environmental politics Cursuscode: BCU239 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. B. Arts Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: After the course students should be able (1) to describe the main international environmental problems; (2) to describe the headlines of the development, substance and organization of European and global environmental politics; and (3) to use (some) proper theoretical concepts in analyzing international environmental politics. Topics: European integration and environmental policies; Environmental policy-making in the EU; Innovation of environmental policy in the EU; Globalization and environmental politics; Environmental policy-making in the UN; Innovation of environmental policy-making in the UN. Internationale Economische betrekkingen II Cursuscode: BCU226 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. L.J.P. Buijs Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja, mits voorkennis van macro-economie I Beschrijving: Deze cursus behandelt de macro-economische onderdelen van de internationale economie. Veel aandacht wordt besteed aan de wisselkoers. Zowel verklaringen en effecten van wisselkoersschommelingen als wisselkoersbeleid komen aan de orde. Andere onderwerpen zijn: het internationale monetaire systeem, macro-economisch beleidscoördinatie, internationale financiële markten en internationale problemen van ontwikkelingslanden en voormalige centraal geleide economieën.
Tijdens de colleges kunnen enkele opgaven uitgereikt worden die studenten dienen op te lossen; in dit geval maakt het cijfer van de opgaven onderdeel uit van het eindcijfer. Na afloop van deze cursus kunnen studenten: internationale macroeconomische verbanden analyseren behandelde modellen over wisselkoersvorming en coördinatie van economisch beleid toepassen op actuele ontwikkelingen op deze terreinen de gevolgen analyseren van monetair beleid en begrotingsbeleid voor hoogte van de wisselkoers en de economische groei. Internationale organisaties Cursuscode: BCU233 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. B. Reinalda Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus heeft de volgende doelstellingen: - overzicht van de wetenschappelijke benaderingen van internationale organisaties (theoretisch overzicht) met een uitwerking van het liberale perspectief: in debat met de realisten (terwijl realisten geen samenwerking tussen staten verwachten, komt toch internationaal publiek management / global governance tot stand, ondanks het ontbreken van een hoogste gezag in het anarchische internationaal systeem) - zicht op wat er binnen internationale organisaties gebeurt (actoren, agendavorming, invloedsuitoefening, besluitvorming en ‘international standard setting’): 'opening the black box' en het vraagstuk van de machtsverhoudingen - zicht op de samenhang tussen statelijke actoren (regeringen) en nietstatelijke actoren (bedrijfsleven; NGO's): transnationale naast internationale betrekkingen - zicht op de samenhang tussen internationaal beleid en nationale politieke stelsels, economieën en samenlevingen: totstandkoming en uitvoering van de internationale beleidscyclus - zicht op de algemene ontwikkeling van het fenomeen internationale organisaties (empirisch overzicht): een wegwijzer voor de talloze internationale organisaties, waaronder minder bekende als ECOWAS, Mercosur en ASEAN Regional Forum. Thema’s die in de cursus aan de orde komen: - internationale conferenties in de 19e en 20e eeuw en hoe multilaterale diplomatie belangrijker werd dan bilaterale diplomatie; - institutionalisering van internationale besluitvorming en de lastige / uitdagende positie van internationale ambtenaren en secretarissen-generaal; - multilateraal management van de internationale economie (IMF, Wereldbank, WTO, OECD en G7) en het politieke spel tussen de grote mogendheden; - multilateraal management van de veiligheid (Volkenbond, Verenigde Naties, Veiligheidsraad; bondgenootschappen) en de indirecte of functionalistische bijdrage tot veiligheid (stabiele economische en sociale verhoudingen) - mensenrechtenregimes en de ondergraving van het non-interventie-principe; - implementatie van internationaal beleid en de beslechting van geschillen daarover: waarom er toch sprake van naleving is; - regionale aaneensluiting van staten (integratie, samenwerking) en de internationale concurrentie tussen groepen staten (EU, NAFTA, Mercosur, SADC): staten kunnen gelijktijdig samenwerken en met elkaar concurreren. Literatuur: Bob Reinalda, Handboek Internationale Organisaties (2002) Leer der Internationale betrekkingen Cursuscode: BCU232 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. A. van der Vleuten Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving:
Doelstellingen: overzicht van de ontwikkeling van de Leer der internationale betrekkingen kentheorieën met betrekking tot het gedrag van staten in het internationaal systeem. Centraal staat het idee dat het internationaal systeem moet worden opgevat als een anarchisch systeem. De volgende zaken komen onder meer aan de orde: de structuur van het internationaal systeem, het machtsstreven van staten, het machtsevenwicht, het veiligheidsdilemma, bipolariteit en multipolariteit, (inter)dependentie, imperialisme en de rol van de diplomatie; visies op de voorwaarden waaronder voorkomen kan worden dat problemen tussen staten op gewelddadige wijze worden opgelost. Achtereenvolgens worden besproken: a) het belang van idealen en de rol die ze kunnen spelen bij een nietgewelddadige oplossing van problemen in het internationale systeem; b) de kracht en de zwakte van het(neo-)realisme; en c) de mogelijkheden en beperkingen van een empirisch-wetenschappelijke benadering, zoals die onder andere is ontwikkeld door Waltz en Keohane. Vaardigheden: het herkennen van verschillende uitgangspunten en het analyseren, mede vanuit kennistheoretisch perspectief, van de sterke en zwakke punten van die benaderingen; het kunnen beschrijven en verklaren van het gedrag van staten in de internationale politiek. Legitimatie van veiligheidsbeleid: de rol van de pers, vijandbeelden en maatschappelijke waarden Cursuscode: CI08/a Semester: 2 Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Cursuscoördinator: Drs. L. Wecke Beschrijving: Sinds het vallen van de Berlijnse Muur is het rechtvaardigen van een grote krijgsmacht en het uitvoeren van militaire acties door middel van de verwijzing naar een vijand een problematische aangelegenheid geworden. Zo werd de NAVO na het eindigen van de Koude oorlog "een oplossing op zoek naar een probleem". Bij gebrek aan een door burgers als zodanig ervaren grote bedreiging moeten overheden naar andere gronden ter rechtvaardi ging van hun bewapening en defensiebeleid omzien. In hoeverre is een maatschappelijk draagvlak voor leger en vredesoperaties echt nodig? En als het nodig is, hoe komt het thans tot stand? Wie overtuigt met welke middelen burgers en bondgenoten? Wat is de rol van de pers in het legitimatieproces. In hoeverre is sprake van voorlichting, propaganda, leugens en misleiding? In een serie hoorcolleges wordt getracht aan de hand van concrete voorbeelden de vraag te beantwoorden naar de inhoud en noodzakelijkheid van legitimatieprocessen ten behoeve van het veiligheidsbeleid en de krijgsmacht. Literatuurtentamen polemologie Cursuscode: PO9026 Semester: gehele jaar Cursuscoördinator: Dr. H.W. Bomert Studiepunten: variabel Keuzevak: ja Beschrijving: Voor studenten bestaat de mogelijkheid een literatuurtentamen op het terrein van de polemologie te doen. In overleg met de betrokken docent wordt het aantal studiepunten vastgesteld. Bij de vaststelling van de literatuurlijst kan rekening worden gehouden met de voorkeur van de student. Lokale politiek en lokaal bestuur Cursuscode: BCU178 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. M. Leijenaar Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving:
In deze cursus wordt het functioneren van het subnationale niveau bestudeerd vanuit een bestuurskundige en politicologische invalshoek. De cursus bestaat uit twee onderdelen. Allereerst bespreken wij aan de hand van de syllabus Een verkenning van strategie en regie verschillende aspecten van het lokale bestuur. In de eerste colleges wordt de gemeente in het geheel van het binnenlandse bestuur geplaatst en gaan wij nader in op taken en bevoegdheden van gemeenten. Dan volgt een bespreking van verschillende visies op de taakontwikkeling van gemeenten en het denken over het Binnenlands Bestuur. Vervolgens komt de discussie over de schaalvergroting en bestuurlijke reorganisatie aan de orde. Moet er nu een stadsprovincie komen en wat zijn de gevolgen van de herindelingen voor het lokale bestuur? Het reilen en zeilen van een gemeente wordt voor een belangrijk deel gedragen door ambtenaren. Wij bespreken enkele organisatie modellen van het lokale ambtelijke apparaat. In het tweede deel staat de lokale politiek centraal. De lokale politiek is de bakermat van de democratie. In bijna 500 gemeenten in Nederland wordt dagelijks politiek bedreven door verschillende actoren: burgers, raad, college, politieke partijen en maatschappelijke organisaties. Wij bespreken de werking van het lokale politieke systeem en de onderlinge relaties tussen de verschillende actoren. Wij gaan uitvoerig in op de politieke partijen op lokaal niveau en op de onderlinge verhoudingen tussen de raad en het College van B&W. Het functioneren van het lokale politieke systeem staat onder druk. In de jaren negentig is de discussie losgebarsten over politieke vernieuwing en met name op het lokale niveau heeft deze vernieuwing inhoud gekregen. Nieuwe vormen van (lokale) besluitvorming worden besproken, zoals teledemocratie en overlegdemocratie. We sluiten de cursus af met een bespreking van de nieuwe wet Dualisering van het gemeentebestuur. Lost deze wet de geconstateerde problemen op? Maatschappelijk ondernemen met grond en locaties Cursuscode: Semester: wordt nog bekend gemaakt Cursuscoordinator: Prof. Dr. Ir. G.R.W. de Kam Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Wat is maatschappelijk ondernemen en hoe is de actuele belangstelling voor dit onderwerp te verklaren. Begripsafbakening ten opzichte van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Toelichting aan de hand van de praktijk van woningcorporaties en organisaties die wonen met zorg aanbieden, in het bijzonder met betrekking tot hun optreden op de grondmarkt en bij het (her)ontwikkelen van locaties. Wat betekent maatschappelijk ondernemen voor het management: bedrijfseconomisch (rendement, winstbestemming, waardering van activa, benchmarking, externe verantwoording), human resources, en als strategie om een bijzondere positie op de markt te krijgen. Welke condities mag de overheid stellen om maatschappelijke ondernemingen te steunen, in het licht van mededingingsregelingen en zich ontwikkelend Europees beleid? Al naar gelang de belangstelling van de deelnemers aan dit keuzevak wordt casuistiek uitgewerkt op het terrein van de grondmarkt en (her) ontwikkeling van locaties voor wonen en wonen met zorg. Het keuzevak wordt gegeven door prof George de Kam, met inschakeling van enkele gastdocenten uit de praktijk. Macro-economie I Cursuscode: BCU175 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. J.H. Garretsen Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In de cursus Macro-economie I staat centraal hoe de werking van de economie als geheel kan worden begrepen aan de hand van een beperkt aan tal economische variabelen zoals het nationaal inkomen, de inflatie en de werkloosheid. Met name
wordt bestudeerd hoe deze variabelen samenhangen en wat de mogelijke invloed van begrotings- en monetair beleid is. Met behulp van eenvoudige modellen zullen de belangrijkste (Keynesiaanse en klassieke) macro-economische theorieën worden bestudeerd en toegepast. Tijdens de colleges zullen veel voorbeelden worden gebruikt en zal ook worden ingegaan op actuele ontwikkelingen in het macroeconomische beleid. Ook wordt aandacht besteed aan de economische ontwikkeling op lange termijn. Basisliteratuur: R. Dornbusch, S. Fischer en R.Startz, Macroeconomics, 8e editie, McGraw Hill, 2000. Management Control (overbruggingsjaar) Cursuscode: BCU204 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. S. Baard RC Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Deze cursus Management Control is voor studenten die het HBO overbruggingsjaar volgen en voor studenten die dit vak als keuzevak willen volgen. De cursus Management Control (MC) is gericht op sturing en beheersing van organisaties. In de cursus staat centraal: Het geven van inzicht in en overzicht van management control systemen, de daarover bestaande theorieën, de daartoe benodigde instrumenten, alsmede de onderliggende maatregelen van administratief organisatorische aard. In de cursus wordt een theoretisch MC framework uiteengezet. Aan dit framework wordt invulling gegeven met behulp van de volgende thema’s: Balanced scorecard (BSC); wat is de BSC en hoe en waarom wordt dit concept gebruikt? Budgettering; wat is budgettering, welke beslissingen worden genomen op basis van budgetten en welke invloeden hebben budgetteringsprocessen op het gedrag van managers? Administratieve organisatie (AO); wat is AO en welke organisatorische maatregelen (kunnen) worden gebruikt om de kwaliteit van informatieverzorging te waarborgen? Management van het openbaar bestuur Cursuscode: BCU229 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. M.J.W. van Twist Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: In het vak management van het openbaar bestuur wordt ingegaan op de samenstellende elementen van het leiding geven aan organisaties die deel uitmaken van het openbaar bestuur, onder meer: plannen, organiseren, bestaffen en coördineren. Hierbij is er aandacht voor zowel de voorals de achterkant van het openbaar bestuur. Niet alleen de formele kanten van het management van openbaar bestuur worden belicht maar ook de informele aspecten komen ruimschoots aan de orde. Marketing Cursuscode: BCU220 Semester: 2 Cursuscoördinator: Ir. N.G. Migchels Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Marketing is het managementproces waarin men zich richt op het winstgevend identificeren, anticiperen op en bevredigen van wensen van klanten door op het juiste moment, op de juiste plaats tegen een acceptabele prijs het juiste product beschikbaar te hebben. Dit vereist een goed begrip van de mix aan instrumenten die een bedrijf bij het bewerken van de markt voor handen heeft, te weten de 4 marketing p’s: product, plaats (distributie), prijs en promotie.
De cursus behandelt deze p’s (en aanvullende instrumenten) in detail en maakt je bekend met de belangrijkste concepten in het vakgebied. De cursus bestaat uit hoorcolleges en werkgroepbijeenkomsten. In de hoorcolleges wordt de literatuur in grote lijnen uiteengezet en geïllustreerd met voorbeelden uit de dagelijkse praktijk. In de werkgroepen ben je bezig met het toepassen van de stof door het maken en bediscussieren van cases. Docenten: N. Migchels, H. Joosten en M.Kieft. Literatuur: nog niet bekend Marketing Concepts Cursuscode: BCU225 Semester: 2 Cursuscoördinator: Ir. K.J. Dekker Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: nee Beschrijving: Doel van de cursus Marketing Concepts is het verdiepen van cognitieve vaardigheden op het gebied van de marketing. De cursus is bedoeld voor HBO instromers en incorporatie studenten, die de master marketing of strategie willen gaan volgen. In de cursus wordt het accent gelegd op de marketing in brede zin vanuit een wetenschappelijk perspectief. Er wordt een brug geslagen tussen de marketingkennis, die de student tijdens zijn of haar vooropleiding heeft opgedaan en de wijze waarop in de masteropleidingen het vakgebied marketing wordt benaderd. Dit wordt gedaan aan de hand van een aantal wetenschappelijke artikelen uit bekende Journals over marketing theorieën concepten en modellen. De artikelen worden bediscussieerd en becommentarieerd door studenten onder begeleiding van een docent. Leerdoelen zijn: Het kunnen interpreteren en beoordelen van wetenschappelijke marketing theorieën concepten en modellen. Het kunnen verbinden van nieuwe en bestaande marketing kennis en reflecteren hierop. Het scheppen van een denkkader voor het doen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de strategie en marketing. Voorkennis op het gebied van strategie en marketing in de vorm van inleidende cursussen op deze gebieden is noodzakelijk. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een aantal opdrachten. Er vindt geen schriftelijk tentamen plaats. Micro-economie I Cursuscode: BCU176 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. J. Peil Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De cursus sluit aan bij ‘Visies op de markteconomie’ en wel bij het onderdeel neoklassieke economie. In ‘Micro-Economie I’ wordt aandacht besteed aan de volgende onderwerpen: - ruil, markt en marktvormen - consumentengedrag en de vraag naar goederen en diensten - de ondernemingsgewijze productie, technologie en productiekosten - speltheorie - marktvormen en economisch handelen - handelen onder onzekerheid Docenten: Drs. J. Brakkee en Dr. J. Peil. Milieu en actor Cursuscode: BCU185 Semester: 2 (vanaf week 6) Cursuscoordinator: Drs. R. van den Born Docenten: Prof. Dr. W.T. de Groot, Dr. T. Jansen en Drs. J. Modde Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Niveau: doctoraal Beschrijving:
Doelstelling/inhoud: Mensen rijden in auto’s, of juist niet. Mensen zetten zich in voor het milieu of juist niet. Ligt dit aan innerlijke omstandigheden, bijvoorbeeld de attitudes van afzonderlijke mensen, of heeft het meer te maken met externe omstandigheden? En hoe is milieurelevant gedrag te veranderen? De cursus Milieu en Actor richt zich op de verklaring van milieugedrag en op de manieren om milieugedrag te beïnvloeden, bijvoorbeeld via attitude-verandering of leerprocessen. Dit wordt in verband gebracht met algemene theorieën over het menselijk handelen. De cursus begint met een breed overzicht van deze theorieën. Daarna worden twee invalshoeken verder uitgediept, namelijk die van de sociale psychologie en die van het sociaal leren. De cursus wordt afgesloten met een praktijkgerichte oefening waarin een plan van aanpak wordt gemaakt om individuen te betrekken bij verbetering van de woonomgeving (milieu, natuur, water) op wijkniveau. Literatuur: reader (verkrijgbaar via Boekanin) Werkvorm: werk- en hoorcolleges, woensdag (soms donderdag) 15.45-17.30 uur (onder voorbehoud) Inschrijven: in de eerste helft van januari 2003 Toetsingsvorm: presentatie en tentamen, toetsingsdatum: week 20-21 (2003) / hertentamen week 27-28 (2003) Inschrijven tentamen: tot 1 week voor de tentamenperiode Bijzonderheden: • Voor studenten FSW die de cursus als een keuzevak van 4 studiepunten willen doen is er een ‘vierpuntsversie’ die in overleg met de docenten nader kan worden ingevuld. • Nadere informatie via secretariaat Sociaal-wetenschappelijke Milieukunde, TvA 4.01.65 (ochtenduren)
[email protected] Milieu, samenleving en beleid Cursuscode: BCU240 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. M. Wiering Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De cursus 'milieu, samenleving en beleid' beoogt in de eerste plaats een beleids- en sociaal-wetenschappelijke analyse van het milieubeleid op verschillende schaalniveaus te geven, en in de tweede plaats een kritisch overzicht van beleidsinhoudelijke ontwikkelingen en veranderingen in sturing in de samenleving. Daartoe worden, na een eerste verkenning van het verschijnsel 'milieubeleid', relevante theorieën en concepten behandeld. Centraal staan de begrippen institutionalisering, politieke modernisering en beleidsarrangementen. Het begrip institutionalisering verwijst naar de structurering en stabilisering van de inhoud en organisatie van het milieubeleid in historisch perspectief. Dit institutionaliseringsproces verloopt via een aantal fasen van vernieuwing, hier politieke modernisering genoemd. Politieke modernisering uit zich enerzijds in nieuwe relaties tussen staat, markt en civiele samenleving, anderzijds in nieuwe opvattingen over sturing. Dergelijke veranderingen in relaties en sturing leiden tot vernieuwingen in beleid, organisatorisch en inhoudelijk, hier aangeduid met de innovatie van beleidsarrangementen. Docenten: dr. Mark Wiering en prof. dr. Pieter Leroy, spreekuur: op afspraak. Mobiliteit en beleid Cursuscode: BCU236 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. D. Drenth Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De bemoeienis van de overheid in ons land met mobiliteit is vele eeuwen oud. Het stelsel van trekvaarten in west- en noord-Nederland is een goed voorbeeld van een complexe, goed gestructureerde overheidsbemoeienis. Gedurende meer dan twee
eeuwen heeft dit systeem goed gefunctioneerd, tot het vanaf 1850 door de trein werd ingehaald en naar het openluchtmuseum verwezen. In de 20e eeuw heeft de rol van de overheid zich steeds verder verbreed en daarnaast verdiept tot het huidige niveau. Op het landelijke schaalniveau zijn, naast het oorspronkelijke departement van Verkeer en Waterstaat, andere op het mobiliteitstoneel verschenen. Hieruit blijkt tevens duidelijk dat het aanbieden van capaciteit en infrastructuur niet meer voldoende is. Ook Brussel (de EU) houdt zich steeds nadrukkelijker met mobiliteit bezig. Ook op het regionale en lokale niveau zijn de taken en bevoegdheden sterk toegenomen. Daarnaast is een groeiende rol weggelegd voor private actoren, ondernemingen zowel als organisaties. In een historisch perspectief worden actoren, instituties en discoursen op het veld van de mobiliteit behandeld en gewogen. Mobiliteit en maatschappij: tijdruimtelijke en sociale structureringsprocessen Cursuscode: BCU235 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. H. de Weert Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Beweging is een fundamentele voorwaarde voor het leven in de natuur en de maatschappij. Als we b.v. naar de exploitatie van fossiele energiedragers of de verplaatsing van genetische informatie kijken, zien wij dat natuur en maatschappij vaak door mobiliteit met elkaar vervlochten zijn. Uitgaand van een humaan-ecologisch en cultuurevolutionair perspectief, zullen wij de vele vormen van mobiliteit in de loop van de culturele ontwikkeling naspeuren om ons daarna uitgebreid met de belangrijkste ontwikkelingen van tijdruimtelijke en sociale structureringsprocessen binnen de moderne maatschappij bezig te houden. Wij zullen zowel naar de milieuproblematiek van moderne activiteitenpatronen kijken als naar actuele ontwikkelingen van telecommunicatie. Wij zullen bijvoorbeeld zien hoe het snelwegennet samenhangt met het feit dat auto's individueel bezit zijn, die benut worden om status en levensstijl te tonen. Ook kunnen we vaststellen, welke rol de verhouding tussen vaste en variabele kosten van verplaatsingen speelt in de 'modal split' en het succes van 'car sharing'. Aan de hand van dergelijke voorbeelden leren wij hoe activiteitenpatronen door een institutioneel kader bepaald worden en hoe institutionele structuren, vooral organisaties, door discoursen worden gereproduceerd of veranderd. Cursussite: www.kun.nl/socgeo/matss. Nederlandse politiek in vergelijkend perspectief Cursuscode: BCU179 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. M. Leijenaar Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: De cursus analyseert ontwikkelingen in de Nederlandse politiek vanuit een vergelijkende invalshoek. We kijken in het bijzonder naar de politieke instituties. Ener zijds gaat het hierbij om de geschreven en ongeschreven regels van het politieke spel, kort te typeren als het institutionele raam-werk van de politiek. Anderzijds gaat het om de politieke organisaties en instellingen die binnen dit raamwerk functioneren. We concentreren ons op het kiesstelsel en de verkiezingen, de politieke partijen, het parlement, de regering en het maatschappelijk middenveld. Vervolgens gaan we, gewapend met deze kennis, dieper in op de ontwikkeling van het Nederlandse politieke stelsel. Dit doen we door a) te bezien hoe politicologen in de loop der tijd geprobeerd heb ben de Nederlandse politiek theoretisch te analyseren en te verklaren en b) recente ontwikkelingen (denk aan electorale verschuivingen, institutionele veranderingen, staatkundige vernieuwing, beleidswijzigingen) binnen dit theoretisch kader empirisch te analyseren. Gekoppeld aan het project in dit
semester zal nader worden ingegaan op corporatistische structuren in Europese landen en op de ontwikkeling van en het functioneren van het poldermodel in Nederland. Ontwikkeling van de geografische beschouwingswijze Cursuscode: BCU184 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H. Ernste Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Deze cursus is een spannende en levendige kennismaking met de verschillende beschouwingswijzen binnen de geografie, zoals die ten dele heden ten dage nog actueel zijn. Om je goed en actief in de specifieke denkwijzen te kunnen inleven, zul je op basis van een bibliotheekonderzoek (1) een kort schriftelijk werkstuk moeten maken over één van deze benaderingswijzen en (2) deze benaderingswijze toepassen op een actueel vraagstuk, waarvan (3) de resultaten mondeling gepresenteerd worden. Ten slotte zal men (4) gevraagd worden een goed voorbereide mondelinge kritiek op een andere benaderingswijze te leveren. De werkstukken zullen op het internet worden gepubliceerd om zo stap voor stap een naslagwerk voor geografiestudenten en anderen op te bouwen. De cursus heeft hierdoor een sterk colloquiumachtige onderwijsvorm waarbij de actieve deelname van de studenten centraal staat afgewisseld met aanvullende commentaren van de docenten. Aan te schaffen literatuur Pater, B. de & van der Wusten H. (1996) Het geografisch huis. De opbouw van de wetenschap. Coutinho, Muiderberg. Johnston, R.J., Gregory, D. & Smith, D.M. (eds.) (1994,3rd edn. or later) The Dictionary of Human Geography. Blackwel, Oxford. ISBN: 0631181423 (paperback). Website: www.kun.nl/socgeo/geobesch. Openbaar bestuur en maatschappij Cursuscode: BCU177 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. M.L. Bemelmans-Videc Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Het college Openbaar bestuur en maatschappij biedt een inleiding in de bestuurssociologie. Na de kennismaking met object en benaderingswijze van de (algemene) sociologie komt een aantal theorieën en kernbegrippen aan de orde uit de algemene sociologie waaronder sociale structuur en cultuur, sociaal gedrag, groepen, organisaties en instituties, sociale stratificatie en mobiliteit, macht gezag en bureaucratie. Deze begrippen worden toegepast bij de analyse van het openbaar bestuur en van de voor de relaties tussen openbaar bestuur en maatschappij relevante thema's, onder andere ter beschrijving en verklaring van het z.g. 'poldermodel'. Literatuur: - Reader Openbaar Bestuur en Maatschappij. - J. van Hoof en J. van Ruysseveldt (red.) Sociologie en de moderne samenleving, Boom, Amsterdam/Meppel, 2001. - A. van Braam en M.L. Bemelmans-Videc, Leerboek Bestuurskunde, deel A Tekstboek, Coutinho, Bussum, 1988. Operations Management and Logistics (overbruggingsjaar) Cursuscode:BCU200A controleren Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. P. Barbonis Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: This course attempts to give an overview of some of the more important issues in the field of operations management and logistics, all within a strategic
context. Amongst the topics to be covered are the following: Strategy, which serves as a unifying link to the various aspects of operations management and logistics global operations, service operations, design of goods and services, as also process strategy. Other topics include inventory management, materials requirements planning, quality, customer services, physical distribution, and linear programming. The emphasis in Logistics will be on supply chain management issues. Operations management and logistics is one of the disciplinary courses in the curriculum. The course fits in well with courses like Strategy, Systems Theory, Socio-Technology, Management Control, Human Resource Management and Financial Management. This course focuses on the strategic and integral approach to recognizing and solving contemporary organizational problems.
ORIENTATIECURSUS MILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING Cursuscode
MK 3022
Semester:
2 (Voorjaar 2003)
Studiepunten 2 (2,9 ECTS-credits)
Keuzevak: 1.2
ja
Beschrijving:
In de huidige samenleving worden vraagstukken van milieu en duurzame ontwikkeling steeds belangrijker. Het concept duurzame ontwikkeling heeft met name sinds eind jaren 80 veel aandacht gekregen op lokaal, nationaal en internationaal niveau. Dat betekent ook dat niet-milieukundige afgestudeerden daar in hun toekomstig werk mee te maken zullen krijgen. De cursus is bedoeld om hen een inleiding te geven in de concepten en analyses van milieu en duurzame ontwikkeling. Daarbij wordt duurzame ontwikkeling gezien als het evenwichtig samengaan van ecologische, sociale, economische en institutionele aspecten; het heeft een interdisciplinair karakter. De cursus biedt met name een conceptueel kader.
In de cursus krijgen – na een algemene inleiding – aspecten van aard (incl. stad-platteland), schaal (incl. macro-micro), tijd (verleden, heden, toekomst) en verdeling (arm-rijk, Noord-Zuid) specifieke aandacht. Ook zal er worden gekeken naar de specifieke bijdragen van de eigen studierichtingen ten aanzien van duurzame ontwikkeling. De cursus bestaat uit een viertal colleges en werkcolleges, en wordt afgesloten met een werkstuk.
Werkvorm: hoorcolleges en werkcolleges Beoordeling: actieve participatie en afsluitend paper Aan te schaffen literatuur: wordt nader bekend gemaakt Ingangseisen: geen (de cursus is met name bedoeld voor niet-milieukunde studenten) Docenten: drs. J. Gersie en drs. I. Dankelman
Contactpersoon:
drs. Irene Dankelman, UCM, Toernooiveld 1, A-2044, tel.024-3652091, e-mail:
[email protected] Parlementaire Geschiedenis
Cursuscode: BCU280 Semester: 2 Cursuscoördinator: dr. C.C. van Baalen Studiepunten: 6 (8,6 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus begint met een aantal inleidende hoorcolleges over de parlementaire geschiedenis van Nederland sinds 1945. Vervolgens worden een aantal ‘verdiepingscolleges’ gegeven, onder meer over de monarchie, over verkiezingen en formaties, over onderzoek doen in de Handelingen der Staten-Generaal (college vindt plaats in de ‘Handelingen-studiezaal’ van de UB) en over: schrijven over de parlementaire geschiedenis. Daarnaast verzorgen enkele (oud-)politici een gastcollege. Ook vindt een excursie plaats naar de Tweede Kamer. Studieopzet: 14 colleges op de woensdag van 10.00-12.00 uur in de periode van 5 februari tot half mei 2003. Werkvorm: Inleidende hoorcolleges, werkcolleges, gastcolleges van (oud-)politici en een excursie naar de Tweede Kamer. Literatuur: Bosmans, J. (1999). Staatkundige vormgeving in Nederland, II, De tijd na 1940. Assen: Van Gorcum en enkele artikelen. Toetsingsvorm: 1) schriftelijk tentamen over de bestudeerde literatuur en de collegestof en 2) enkele opzoekvragen in de Handelingen der Staten-Generaal. Opmerking: Deze cursus is bedoeld voor studenten vanaf het derde jaar. Politiek, macht en gender Cursuscode: BCU270 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. M. Verloo Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Bij het ter perse gaan van de studiegids was er geen cursusbeschrijving bekend, raadpleeg te zijner tijd Intranet of Internet: www.nsm.kun.nl. Public Administration and Public Space Cursuscode: IBO9010 Semester: 2 Cursuscoordinator: Prof. Dr. H. Goverde Studiepunten: 4 (6 ECTS) Keuzevak: ja Level: Undergraduate (Bachelor’s) Beschrijving: The course aims at understanding the relationship between public administration and public space. The major topics are public organizations and public domain (key concepts), mechanisms of public space (economy, technology, arts), representation of power in the built environment, democracy and interiors of public buildings, architecture, power and national identity (parliaments),policy and public space in capitals (Berlin, Helsinki, London, Paris). Teaching Method: Lectures (16 hours), fieldwork and fieldtrip (16 hours); presentation book review and exam (8 hours); self-study (120 hours) Prerequisites: Students with a minimum of 3 semesters of Public Administration or Political Science or Spatial Planning Examination: Active preparation, oral examination and book review (1,200 words) Literature: •Hajer,M.and A.Reijndorp (2000),In search of New Public Domain ,Nai Publishers •Goodsell,Ch.T.,The Social Meaning of Civic Space.Studying Political Authority Through Architecture ,1988 •Vale,L.J.,Architecture,Power and National Identity ,1992 •Reader with recent articles and papers Language of instruction English Ruimtelijk gedrag Cursuscode: BCU238
Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. H. Ernste Studiepunten: 3(4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Bij ruimtelijke gedragstheorieën worden vooral de beperkingen ('restrictions') en mogelijkheden ('opportunities') die de omgeving het ruimtelijk gedrag oplegt en de wijze waarop deze worden waargenomen gethematiseerd. Het ruimtelijk beleid, dat op dit soort gedragsmodellen gericht is, maakt consequent vooral gebruik van allerlei materiële prikkels ('incentives') of van materiële beperkingen ('disincentives'). Ook voor ondernemingen zijn dit soort positieve en negatieve prikkels uit de omgeving van groot belang. Iedere managementbeslissing die op de 'opportunities' in de omgeving probeert in te spelen is dus ook een voorbeeld van ruimtelijk gedrag. De wet op de ruimtelijke ordening staat vol van 'incentives' en 'disincentives', maar ook allerlei economische beleidsmaatregelen hebben vaak dit karakter. Maar hoe gaat dat nu in zijn werk? Hoe reageren de ruimtelijke actoren nu daarop? De vele voorbeelden van mislukt ruimtelijk of economisch beleid laten zien dat we die reactie niet zonder meer als vanzelfsprekend mogen aannemen. De in deze cursus behandelde theorieën geven echter nu juist inzicht in deze processen en vormen als zodanig een belangrijke voorwaarde voor succesvol ruimtelijk beleid. Aan het einde van deze cursus heb je grondige kennis van de belangrijkste theorieën en modellen ter verklaring van het ruimtelijk gedrag van mensen en organisaties. Je bent ook in staat om de theorieën voor de analyse op actuele probleemstellingen toe te passen en beleids- of managementrelevante conclusies daaruit te trekken. Cursussite: www.kun.nl/socgeo/ruimtgedrag. Scriptie, stage Cursuscode: Scriptie: CI16=12 Stage: CI13=12 Semester: gehele jaar Cursuscoördinator: Dr. H.W. Bomert Studiepunten: 9-12 (12,9-17,2 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Voor studenten die in hun afstudeerfase een belangrijk accent op polemologie willen leggen, bestaat de mogelijkheid een stage en/of scriptie met een polemologische invalshoek te kiezen. De student moet in staat zijn ontwikkelingen en verschijnselen op het gebied van oorlog en vrede zelfstandig te kunnen analyseren op basis van kennis van polemologische begrippen en benaderingen. De thema's worden in overleg met de student vastgesteld. De hiermee verbonden onderdelen zijn: een polemologische stage, die zowel een onderzoeks- als een beleidskarakter kan hebben; een scriptie over een polemologisch onderwerp en het participeren in een practicum of werkcollege. Docenten: prof.dr. A. Pauwels, dr. E. Bakker, dr. H.W. Bomert, drs. B. Schennink, drs. L. Wecke. Sociotechniek (overbruggingsjaar) Cursuscode: BCU273 Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. B.G.M. Fruijtier Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De cursus Sociotechniek heeft als belangrijkste doel studenten kennis te laten maken met de theoretische uitgangspunten van de Sociotechnische ontwerpmethodiek en met de praktische mogelijkheden (en beperkingen!) van deze methodiek voor het analyseren en oplossen van bedrijfskundige problemen. De docenten stellen zich ten doel dat de deelnemers aan de cursus voor het behalen van het tentamen Sociotechniek kennis moeten hebben van én inzicht moeten hebben in: - de achtergronden van en discussies over de ontwikkeling van de sociotechniek;
- het begrip ‘kwaliteit van de arbeid’ en de belangrijke plaats die dit begrip inneemt in het sociotechnisch herontwerp; - de sociotechnische systeembegrippen om productieorganisaties te analyseren; - de belangrijkste (sociotechnische) (her)ontwerpprincipes; - de kenmerken van de sociotechnische productie- en besturingsstructuur in relatie tot de kenmerken van de Tayloriaanse productie- en besturingsstructuur; - de kenmerken en functies van ‘zelfsturende teams’ in sociotechnisch georganiseerde fabrieken en kantoren; - de structuurbouw van productieprocessen die zich kenmerken door een intensief gebruik en/of ontwikkeling van kennis. De cursus Sociotechniek bevat 9 colleges. De opbouw van de collegereeks is als volgt: er wordt een algemene inleiding gegeven over de sociotechniek (college 1). Onder de noemer “kwaliteit van de arbeid” zal in het tweede college toegelicht worden waarom deze kwaliteit naast efficiency en effectiviteit zo belangrijk is in de sociotechniek. De Sitter, de grondlegger van de Moderne Sociotechniek, heeft veel tijd en energie gestopt in een samenhangend raamwerk over wat organisaties zijn en hoe je ze kunt analyseren. Dat raamwerk staat in het derde college centraal. De gereedschapskist biedt de parameters, de ‘instrumenten’, waarmee het raamwerk van een organisatie geanalyseerd kan worden en het herontwerp ter hand genomen kan worden. De colleges 4 en 5 gaan over het sociotechnisch (her)ontwerp van de organisatiestructuur. In het vierde college staat de productiestructuur op de agenda, in het vijfde college het (her)ontwerp van de besturingsstructuur. Taakgroepen (of zelfsturende teams of groepswerk) vormen de kleinste bouwstenen van een moderne sociotechnische organisatie. In het zesde college wordt stilgestaan bij enkele uitgangspunten voor de vorming van taakgroepen en wordt ingegaan op problemen en ervaringen met het samenstellen van hele taakgroepen en de functie van leidinggeven. “Nederland kennisland”. Met deze kreet wordt door overheid en bedrijfsleven het toenemende belang van kennis voor onze economie benadrukt. Het toenemende belang van kennis in onze economie leidt vanzelfsprekend tot de vraag hoe productieprocessen waarin het gebruik en de ontwikkeling van kennis een dominante plaats innemen, georganiseerd moeten worden. Het zevende college heeft deze vraag als uitgangspunt. In het bijzonder zal worden geproblematiseerd in hoeverre de herontwerpprincipes van de sociotechniek ook opgeld doen in non-lineaire, kennisintensieve productieprocessen. The proof of the pudding lies in its taste: in het achtste college wordt een gastdocent uitgenodigd vanuit de praktijk de socioteckniek te beschouwen. Ter voorbereiding op het tentamen wordt in het negende en laatste college een aantal proefvragen behandeld. Ook is het mogelijk vragen te stellen over de eerdere colleges en de literatuur. Kernboek van het college is het boek van L.U. de Sitter, Synergetisch produceren. Human Resources Mobilisation in de productie een inleiding in structuurbouw. Van Gorcum, 1998 (2e en latere druk). Het behandelt stapsgewijs een plan om een productieorganisatie te ontwerpen en/of te verbeteren. Het boek bevat in totaal 10 stappen (in evenzovele hoofdstukken). Stad en land: milieu, natuur en landschap Cursuscode: BCU182 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. J. Gersie Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Milieu, natuur en landschap (MNL) gaat over de veranderingen die zich in de loop der tijd hebben voorgedaan in milieu, natuur en landschap in Nederland. Door de maatschappelijke ontwikkeling zijn sinds de 19e eeuw niet alleen milieu, natuur en landschap zelf sterk veranderd. Ook ons denken over dit trio en de problemen die wij daarin onderkennen waren en zijn nog steeds aan voortdurende veranderingen onderhevig. Kennis van deze dynamiek toen en nu is van belang voor een goed begrip van onze leefomgeving. Belangrijk aandachtsveld in MNL is de ruimtelijke variatie in milieu, natuur en landschap als oorzaak van natuurprocessen, als aangrijpingspunt voor maatschappelijk handelen en als bron
van specifieke problemen en hun gebiedsgerichte oplossing. Maatschappelijke activiteiten met een sterk fysieke component (b.v. de landbouw en de omgang met water) krijgen bijzondere aandacht. Milieu en natuur in zowel de stad als het landelijk gebied komen aan de orde, evenals de samenhang daartussen (b.v. de effecten van de verstedelijking op het platteland). MNL is een standaardcursus met 11 colleges en literatuurstudie plus een aantal korte opdrachten om de brug te slaan tussen de colleges en de literatuur, en naar andere onderdelen van het semester. Tentamen:schriftelijk Stad en land: stedelijke ontwikkeling Cursuscode: BCU181 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. G. van Vilsteren Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Deze cursus dient de basiskennis te verschaffen voor het stedelijke aspect van het thema in semester 1.2 Stad en land: Urbane en rurale transformatieprocessen. Studenten dienen de dynamiek in de sociale en fysieke omgeving te leren onderzoeken en begrijpen. Daarbij gaat het in deze cursus om veranderingen die optreden tussen en in steden. Steden over de hele wereld veranderen snel onder invloed van economische en culturele mondialisering en door krachten voor economische, sociale en ecologische duurzaamheid. Daardoor veranderen de economische grondslagen van de steden, de stedelijke landschappen, de beelden van en over steden, de milieukundige omgeving en de sociaal-ruimtelijke structuren van de steden. Dit omvormingsproces van de moderne stad naar de postmoderne stad vindt overal ter wereld plaats. De cursus beslaat zowel de algemene stedelijke processen in de wereld als processen in de meer nabije omgeving van Nederland en Nijmegen. In een variatie aan werkvormen van hoorcolleges, werkgroepbijeenkomsten voor behandeling van literatuur en enkele opdrachten in afstemming op het Integratievak wordt deze cursus afgewikkeld. Afsluiting vindt plaats door middel van een schriftelijk tentamen. Als basisboek wordt gehanteerd M. Pacione, Urban Geography. A global perpective, Routledge, 2001. Tentamen: schriftelijk Strategie Cursuscode: BCU218 Semester: 2 Cursuscoördinator: Prof. Dr. A. Godfroij Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Strategisch management omvat drie onderdelen: strategische analyse, strategisch kiezen en implementatie. Deze cursus richt zich met name op de eerste twee onderdelen. De volgende onderwerpen komen in de cursus aan de orde met betrekking tot strategisch management. Wat is strategisch management? Strategisch management richt zich op de koers van de onderneming (of andere organisatie), de plaatsbepaling ten opzichte van actoren in de omgeving en het ontwikkelen van eigenschappen die het succesvol opereren van de organisatie in de toekomst mogelijk maken. Er wordt duidelijk gemaakt wat het verschil en het verband is tussen strategisch management en andere managementgebieden, de bouwstenen van een strategieproces, verschillende situaties waarin strategisch management wordt toegepast, verschillende benaderingen of 'stijlen' en hun vooren nadelen De omgevingsanalyse richt zich op relevante kenmerken van de bedrijfstak en andere elementen die de aard van de concurrentieverhoudingen bepalen, en op partijen en factoren in de omgeving waar rekening mee gehouden moet worden. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan het 'corporate governance'vraagstuk: (invloedsmogelijkheden van belanghebbende partijen in de omgeving) Koersen plaatsbepaling veronderstelt dat zicht bestaat op de sterke en zwakke kanten van de eigen organisatie, en de mogelijkheden binnen concernverband en in
samenwerkingsverbanden. Aan de orde komen methoden als hulpbronnen-analyse, competentie-analyse en benchmarking. Strategische alternatieven worden besproken aan de hand van enkele hoofdtypen. Het gaat om kostprijs, toegevoegde waarde, differentiatie en terugtrekking. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen businessen concern-niveau. Om tot een strategische keuze te kunnen komen moet niet alleen met doelen en mogelijkheden, maar ook met risico's rekening gehouden worden. Er worden enkele methoden besproken om dit te doen. Theorie en praktijk van ruimtelijke plannen Cursuscode: BCU237 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. J. Raggers Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Doel van deze cursus is studenten te leren hoe en waarom formele planinstrumenten in de praktijk worden gebruikt, waarbij studenten ook zelf oefenen in het gebruik van die instrumenten. Het voornaamste middel om dit doel te bereiken is een praktijkoefening die speelt in de regio waarin tien gemeenten samenwerken in het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR). Voor dit gebied zijn recent een drietal scenario's ontwikkeld. Als eerste opdracht bestuderen de studenten naast het streekplan een tweetal formele plannen voor één van de bij het IOR aangesloten gemeenten. Als tweede opdracht wordt gevraagd voor de drie scenario's een globale ruimtelijke vertaling te maken. Tot slot wordt gevraagd welke consequenties de verschillende scenario's hebben voor de onderzochte formele plannen en hoe als dat nodig is de formele plannen aan de scenario's aangepast kunnen worden. Dit oefenen in het gebruik van planinstrumenten wordt ondersteund door enkele hoorcolleges, assistenties en het bestuderen van (een beperkte hoeveelheid) literatuur. De tentaminering bestaat uit de beoordeling van een integraal werkstuk per groep waarin de drie opdrachten met gebruikmaking van collegestof en literatuur zijn verwerkt. Tussen 'early warning' en militaire interventie: van conflictanalyse naar conflictmanagement Cursuscode: CI09-a Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. J. van der Lijn Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) of 4 (5,7 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: De laatste jaren is de aandacht van de internationale gemeenschap verschoven van conflicten tussen landen naar conflicten binnen staten. Gewelddadige conflicten tussen landen komen nog maar weinig voor terwijl bij 'intrastatelijke conflicten' nog altijd jaarlijks duizenden slachtoffers vallen. Op televisie en in de krant komen dit soort conflicten steeds weer aan de orde, denk aan Afghanistan, Israël, Joegoslavië of de Congo. Internationale organisaties zoals de VN, maar ook nationale regeringen zoals de Nederlandse geven aandacht aan het voorkomen en het beëindigen van dit soort conflicten. Soms volstaat hierbij het geven van ontwikkelingshulp, soms is een militaire interventie noodzakelijk om de vrede te herstellen. Deze cursus schenkt onder meer aandacht aan de volgende vragen: Wat zijn oorzaken van 'intrastatelijke conflicten'? Hoe kunnen deze conflicten vroegtijdig worden herkend? Welke middelen staan de internationale gemeenschap ter beschikking bij het omgaan met deze conflicten? Het doel van de cursus is de student inzicht te geven in conflictprocessen en de mogelijkheden voor de internationale gemeenschap om deze positief te beïnvloeden. Hiertoe wordt van de studenten verwacht dat zij een paper schrijven waarin zij de verworven kennis op het gebied van de theorie kunnen toepassen op een case studie uit de praktijk. Veiligheidsdiscussies in Europa Cursuscode: CI06/a
Semester: 2 Cursuscoördinator: Dr. H.W. Bomert Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja Beschrijving: Na het vallen van de Muur en de beëindiging van de Koude Oorlog is Europa met tal van ‘nieuwe’ bedreigingen van haar veiligheid geconfronteerd. Werd de veiligheid en stabiliteit in Europa gedurende de eerste decennia na de Tweede Wereldoorlog vooral bedreigd door de Oost-Westtegenstelling en de politiekmilitaire confrontatie tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie en hun respectievelijke bondgenootschappen, na 1990 is het bedreigingsbeeld diffuser geworden. Niet een grootschalig conflict tussen staten domineert de veiligheidsdiscussies in Europa, maar de dreiging van conflicten en gewelddadigheden binnen landen. Ook niet-statelijke actoren (terrorisme!) en niet-militaire bedreigingen van de veiligheid spelen een (steeds) belangrijkere rol in de discussies. In deze cursus wordt op basis van de ‘oude’ en ‘nieuwe’ bedreigingen van de veiligheid in en van Europa bestudeerd hoe de verschillende veiligheidsorganisaties een antwoord formuleren op de bedreiging van veiligheid en stabiliteit. Zo komen achtereenvolgens aan de orde: de NAVO, de Europese Unie, en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE). Van elk der organisaties wordt een ‘sterkte-zwakteanalyse’ gepresenteerd. Van de deelnemers aan de cursus wordt verwacht dat zij een kritische beschouwing schrijven over een aspect van de veiligheidsdiscussie in Europa. Wiskunde voor economen Cursuscode: BCU174 Semester: 2 Cursuscoördinator: Drs. L. Buijs Studiepunten: 3 (4,3 ECTS-credits) Keuzevak: ja/nee Beschrijving: Een econoom moet in staat zijn elementaire wiskundige technieken toe te passen in de micro-economie en de macro-economie. Wiskundige vaardigheden die aangeleerd worden tijdens deze cursus zijn: het differentiëren van polynomen en logaritmische en exponentiële functies, het maximaliseren en minimaliseren van functies onder nevenvoorwaarden en het gebruiken en analyseren van modellen van het Centraal Planbureau. De cursus start met het maximaliseren en minimaliseren van functies van 1 variabele en gaat daarna verder met het optimaliseren van functies van 2 variabelen (met en zonder nevenvoorwaarden). Bij het maximaliseren en minimaliseren van functies onder nevenvoorwaarden komen de substitutiemethode en de methode van Lagrange uitgebreid aan de orde. Daarna wordt het gebruik van wiskundige economische modellen in de beleidscontext uitgebreid toegelicht waarbij onder ander modellen van Tinbergen, modellen van het Centraal Planbureau en modellen van De Nederlandsche Bank aan de orde komen.