ralisatie
Onderzoek naar cliëntgroepen van voorzieningen ân
nt
s
D ec e
Heerenveen in beeld 2013
Frys
l
op het gebied Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo
Heerenveen in beeld 2013
Onderzoek naar cliëntgroepen van voorzieningen op het gebied Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo
Colofon Heerenveen in beeld 2013 Onderzoek naar cliëntgroepen van voorzieningen op het gebied Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo Opdrachtgever Provincie Fryslân Projectleiding Dr. E.C.M. (Bernie) van Ruijven Dr. G.H. (Truus) de Witte Projectmedewerkers A. H. (Anke) Hoekstra MA MSC I. (Inge) de Vries MSC Uitgave Partoer, Fries bureau voor sociaal economische vraagstukken Leeuwarden, juni 2013 Postbus 298 8901 BB Leeuwarden T. (058) 234 85 00 F. (058) 234 85 01 E.
[email protected] I. www.partoer.nl
2
Kort woord vooraf Gemeenten hebben in de voorbereiding van de drie decentralisaties behoefte aan inzicht in de mate en aard van de stapeling van de huidige voorzieningen op het brede terrein van Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. In dit onderzoek zijn de cliëntgroepen en voorzieningen in kaart gebracht. Het onderzoek naar de cliëntgroepen en het voorzieningen gebruik vormt de basis voor een aantal logische vervolgmodulen: 1. Trendanalyse De module ‘Trendanalyse’ geeft inzicht in de ontwikkeling van het voorzieningengebruik in uw gemeente. De module brengt cijfers van meerdere jaren in kaart, en vervolgens worden deze met elkaar vergeleken. Wordt er meer of minder gebruik gemaakt van bepaalde voorzieningen? Wat valt op onder het voorzieningengebruik? Wat zijn de globale kenmerken van de gebruikers? Deze informatie draagt bij aan het maken van passend beleid. 2. Cliëntprofielen Deze module geeft concreter zicht op de kenmerken van cliëntgroepen. Waar vindt vermoedelijk overlap in voorzieningengebruik plaats? Welke cliëntgroepen maken waarschijnlijk gebruik van dezelfde voorzieningen? Op deze manier worden verschillende cliëntprofielen geformuleerd. De cliëntprofielen geven eerste inzichten in waar ontschotting de meeste toegevoegde waarde kan hebben. 3. Focusgroepen In deze module worden instanties en gemeentelijke diensten uitgenodigd om in focusgroepen de verschillende cliëntprofielen en doelgroepen te bespreken. Herkennen we de doelgroep? Waar komen we deze doelgroep tegen? En hoe kunnen we deze doelgroep het beste helpen? Deze module geeft enerzijds inzicht in de mensen en problematiek achter de verschillende cliëntprofielen. Anderzijds draagt ze ontschottingsmogelijkheden aan. 4. Feitelijke cumulatie Deze module heeft tot doel de verschillende cliëntbestanden van instellingen en gemeentelijke diensten te koppelen. Eerst wordt de mogelijkheid en bereidheid om cliëntbestanden te koppelen onderzocht. De koppeling van verschillende cliëntbestanden laat de feitelijke cumulatie zien. U weet na de koppeling bijvoorbeeld hoeveel personen met een laag inkomen gebruik maken van huishoudelijke hulp. Deze informatie helpt u bij het maken van beleidskeuzes. 5. Doorrekening In de module ‘Doorrekening’ worden de financiële gevolgen van verschillende beleidskeuzes doorberekend. Door deze doorrekening wordt het duidelijk welke eventuele besparingen bepaalde beleidskeuzes tot gevolg hebben. De verschillende beleidskeuzes worden in overleg met u op maat samengesteld. Gebundeld vormen de modulen de DecentralisatieScan. Afhankelijk van de vraag kunnen de modulen ook los worden afgenomen. Wilt u meer weten over de DecentralisatieScan of heeft u vragen over het voorzieningengebruik, de doelgroepen of stapeling van het voorzieningengebruik? Praat dan eens met een onderzoeker van Partoer. Tijdens een kennismakingsgesprek adviseren wij u graag over de mogelijkheden.
3
4
Inhoudsopgave Inleiding 1. Heerenveen in beeld
7 07 08
1.1 Inwoners en huishoudens 1.2 Werkgelegenheid
2. Werk en inkomen 2.1 Inkomensvoorzieningen 2.2 Inkomensvoorzieningen naar huishouden 2.3 Gemeentelijk minimabeleid
3. Jeugdzorg 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Jeugdzorg in het kort Jeugdhulp Gesloten Jeugdzorg Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jeugd GGZ Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Voortijdig schoolverlaters
4. AWBZ/Wmo 4.1 Ondersteuning, Begeleiding, Verzorging naar Wmo 4.2 Scheiden wonen en zorg (ZZP 1-4 extramuraal) 4.3 Huishoudelijke hulp, voorzieningen, hulpmiddelen en Wmo
5. Bijlagen 5.1 Lijst met afkortingen 5.2 Toelichting inkomensvoorzieningen 5.3 Toelichting AWBZ
5
9 9 10 11 13 13 14 15 15 16 16 17 19 19 24 27 29 29 30 37
Inleiding Heerenveen heeft in de voorbereiding van de drie decentralisaties behoefte aan inzicht in de mate en aard van de stapeling van de huidige voorzieningen op het brede terrein van Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo. Stapeling is momenteel een belangrijk thema in maatschappelijke- en beleidsdiscussies. Het gaat daarbij over ‘stapeling van beleidseffecten’ en ‘stapeling in het gebruik van voorzieningen’. In deze rapportage gaat het om de laatste vorm van stapeling: welke groepen zijn het die vooral gebruik maken van een of meerdere voorzieningen, en hoe zien die groepen er uit (inkomen, geslacht, leeftijd, andere kenmerken)? In deze rapportage zijn de cliëntgroepen en voorzieningen in Heerenveen in kaart gebracht, voorafgegaan door een korte impressie van Heerenveen (hoofdstuk 1). In het tweede hoofdstuk volgt het beeld over Werk & inkomen. In het derde hoofdstuk gaan we dieper in op de Jeugdzorg. In het vierde hoofdstuk staat de decentralisatie van de AWBZ centraal. Alle gegevens in deze rapportage betreffen, tenzij anders vermeld, de gemeente Heerenveen. Aan deze rapportage zijn drie bijlagen met relevante achtergrondinformatie toegevoegd.
6
1. Heerenveen in beeld In dit eerste hoofdstuk geven we een korte impressie van Heerenveen. Het gaat hier om een beschrijving van het aantal inwoners, huishoudens en type huishoudens. Aansluitend volgt een aantal kerncijfers over de werkgelegenheid in Heerenveen.
1.1
Inwoners en huishoudens
Heerenveen telt 43.514 inwoners. Tabel 1.1 brengt het aantal inwoners, het aantal huishoudens, de gemiddelde grootte van de huishoudens en het aandeel jongeren en ouderen in beeld. Tabel 1.1: Aantal inwoners, huishoudens, jongeren en ouderen % van totale aantal inwoners
2012 Aantal inwoners
43.514
Aantal huishoudens
19.449
Gemiddelde huishoudgrootte
2,24
Jongeren en ouderen Aantal jongeren (< 20 jaar) Aantal 65-plussers
10.025
23%
8.339
19%
Bron: Monitor Fryslân, 2013
Wat valt op: • Gemiddeld telt een huishouden in Heerenveen 2,24 personen. Dit is iets meer dan het landelijke gemiddelde (2,23). • Bijna een kwart van de inwoners van Heerenveen is jonger dan 20 jaar, terwijl bijna een vijfde 65+ is. • Er zijn een vijfde meer jongeren dan ouderen in de gemeente Heerenveen. Type huishoudens Tabel 1.2: Huishoudens naar type (in percentages) Heerenveen (N=19.449)
Landelijk (N=7.512.824)
34,6%
36,8%
Eenoudergezin
6,1%
6,8%
Samenwonenden zonder kinderen
32%
29,2%
Samenwonenden met kinderen
27,3%
27,3%
Totaal
100%
100%
Alleenstaand
Bron: Monitor Fryslân, 2013
Wat valt op: • Het aandeel samenwonenden met kinderen is precies gelijk aan het landelijke gemiddelde. Er zijn in Heerenveen iets meer samenwonende huishoudens zonder kinderen. • In vergelijking met het landelijke beeld is het aandeel alleenstaanden en eenoudergezinnen iets kleiner in Heerenveen.
7
1.2 Werkgelegenheid Tabel 1.3: Aantal banen naar bedrijfstak (2011) aantal banen (absoluut) Aantal banen landbouw/visserij Aantal banen industrie/delfstoffenwinning Aantal banen nutsbedrijven
aandeel
437
2,1%
3.224
15,6%
259
1,3%
Aantal banen bouwnijverheid
1.173
5,7%
Aantal banen handel en reparatie
3.135
15,1%
Aantal banen vervoer, opslag en communicatie
1.725
8,3%
Aantal banen horeca
440
2,1%
Aantal banen financiële instellingen
539
2,6%
2.688
13,0%
Aantal banen zakelijke dienstverlening Aantal banen openbaar bestuur en overheid
667
3,2%
Aantal banen onderwijs
1.603
7,7%
Aantal banen gezondheids- en welzijnszorg
3.916
18,9%
893
4,3%
20.699
100,0%
Aantal banen overige dienstverlening Totaal aantal banen in gemeente Heerenveen Bron: Monitor Fryslân, 2013
Wat valt op: • In gemeente Heerenveen is de meeste werkgelegenheid in de gezondheids- en welzijnszorg (18,9%). Daarna volgen de industrie/delfstoffenwinning (15,6%) en handel en reparatie (15,1%), • Er zijn weinig banen bij nutsbedrijven (1,3%) en landbouw/visserij en horeca (beide 2,1%).
Vacatures Tabel 1.4: Aantal vacatures (peilmaand januari) Aantal vacatures (absoluut)
2012
Aantal nieuw
116
Aantal openstaand
145
Bron: UWV, 2013
Wat valt op: • In januari 2012 zijn 116 nieuwe vacatures ontstaan, 145 vacatures bleven openstaan.
8
2.
Werk en Inkomen
2.1
Inkomensvoorzieningen
Nederland telt zestien inkomensvoorzieningen1. Drie daarvan zijn direct gerelateerd aan de in te voeren Participatiewet: de Wet werk en bijstand, de Wajong en de voorziening WSW. Vier regelingen betreffen arbeidsongeschiktheid, drie zijn inkomensvoorzieningen voor ouderen, waaronder de AOW. In tabel 2.1 worden de inkomensvoorzieningen weergegeven naar leeftijdsgroep en geslacht. In tabel 2.2 worden de voorzieningen weergegeven in percentages en naar geslacht. Inkomensvoorzieningen naar leeftijd en geslacht 2
Tabel 2.1: Inkomensvoorzieningen naar leeftijd en geslacht (absolute aantallen ) Inkomensvoorziening2012 Participatiewet WW Arbeidsongeschiktheid en voor ouderen WWB
Wajong WSW
Mannen/vrouwen
950
730
< 25 jaar
100
190
25 tot 35 jaar
140
35 tot 45 jaar
IOW3
900
IOAW/ IOAZ 30
AOW WAO WAZ 8.350
WIA WGA
WIA IVA
880
70
150
70
30
-
-
-
-
210
140
10
-
20
0
240
170
200
80
0
30
10
45 tot 55 jaar
240
100
280
250
20
50
20
55 tot 65 jaar
150
50
250
540
50
40
40
480
50
70
40
65 jaar of ouder
399
WW
50
Mannen
420
420
520
20
< 25 jaar
50
130
20
-
-
-
-
25 tot 35 jaar
70
110
80
10
-
10
0
35 tot 45 jaar
110
100
110
30
0
10
0
45 tot 55 jaar
110
60
160
120
10
20
10
55 tot 65 jaar
50
30
160
320
30
20
30
65 jaar of ouder
20 410
30
80
20
10
3.660
Vrouwen
530
310
380
4.690
< 25 jaar
50
60
10
-
-
-
-
25 tot 35 jaar
70
100
60
0
-
10
0
35 tot 45 jaar
130
80
100
50
0
20
0
45 tot 55 jaar
130
50
120
130
10
30
10
55 tot 65 jaar
90
20
90
220
20
20
10
65 jaar of ouder
30
Bron: CBS (2013), Panteia (2012), Monitor Fryslân (2013)
1
In bijlage 5.2 worden alle inkomensvoorzieningen toegelicht. Cijfers over inkomensvoorzieningen zijn door het CBS afgerond op tientallen. 3 Gegevens over IOW zijn niet beschikbaar. 2
9
Verdeling inkomensvoorzieningen naar geslacht Tabel 2.2: Verdeling inkomensvoorziening naar geslacht (in percentages) Inkomensvoorziening4 Participatiewet WW en voor ouderen
Arbeidsongeschiktheid
Totaal 12.130
WWB 7,8%
Wajong 6,0%
WW 7,4%
IOW -
IOAW/ IOAZ 0,2%
WA AOW O WAZ 68,8% 7,3% 0,6%
WIA WIA WGA IVA 1,2% 0,6%
Mannen
5.680
7,4%
7,4%
9,2%
-
0,4%
64,4% 8,5% 0,9%
1,2% 0,7%
Vrouwen
6.460
8,2%
4,8%
5,9%
-
0,2%
72,6% 6,3% 0,5%
1,2% 0,3%
Mannen en vrouwen
Bron: CBS (2013), bewerking Partoer
Wat valt op: • Van alle inwoners in Heerenveen zijn er ruim 12.100 aangewezen op een inkomensvoorziening. Dit is 28% van de totale bevolking in de gemeente5. • Van de inkomensvoorzieningen wordt het meest een beroep gedaan op de AOW (68,8% van de voorzieningen), meer door vrouwen (72,6%) dan door mannen (64,4%). • Er zijn meer vrouwen dan mannen aangewezen op de WWB en AOW. Op de andere inkomensvoorzieningen doen meer mannen dan vrouwen een beroep. Alleen WIA/WGA krijgen evenveel mannen als vrouwen. • In totaal maken meer vrouwen dan mannen gebruik van een inkomensvoorziening.
2.2 -
Inkomensvoorzieningen naar huishouden Huishoudens naar inkomen Inkomensbron minima Langdurige minima Inkomen van langdurige minima
Huishoudens naar inkomen Tabel 2.3: Huishoudens naar inkomen in Heerenveen, 2010 Aantal (N=19.500)
Aandeel
Subtotaal tot 120%
2800
6
14%
tot 105%
1.600
8%
105 tot 120%
1.200
6%
16.700
86%
overig Bron:CBS (2013), bewerking Partoer
Wat valt op: • Van alle huishoudens in Heerenveen leeft 14% van een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm. • 86% van de huishoudens in Heerenveen heeft een inkomen hoger dan 120% van de bijstandsnorm.
4
Over WSW zijn geen gegevens naar geslacht beschikbaar. In de verdeling zijn de gegevens van de WSW dan ook niet opgenomen. 5 IOW- en WSW-cijfers missen hierin. 6 Cijfers laag inkomen zijn door het CBS afgerond op honderdtallen.
10
Inkomensbron minima Tabel 2.4: Inkomensbron minima, inkomen tot 120% van de bijstandsnorm 2013 N= 12.130 7,8%
WWB AOW
68,8%
7
23,3%
Ander inkomen Bron: CBS (2013), bewerking Partoer
Wat valt op: • Bijna 70% van de mensen met een minima-inkomensbron heeft een AOWuitkering. • Een kleine kwart van de minima ontvangt inkomen uit een andere bron. Het gaat hier om mensen met een WW-uitkering, een arbeidsongeschiktheidsuitkering of inkomen uit werk.
2.3
Gemeentelijk minimabeleid
Over minimaregelingen en haar gebruikers zijn door de gemeente geen gegevens overlegd. Schuldhulpverlening Tabel 2.7: Aantal cliënten in schuldhulpverlening 2011 absoluut 530 268
Totaal aantal cliënten Beëindiging dossiers
relatief 1,2% 0,6%
Bron: gemeente Heerenveen (2013)
Wat valt op: • 1,2% van de inwoners van Heerenveen kreeg in 2011 schuldhulpverlening. • Er zijn in 2011 268 dossiers beëindigd. Dit hoeft niet te betekenen dat de uitstroom succesvol was: cliënten kunnen het traject ook op eigen verzoek verlaten (dit gebeurde 43 keer in 2011), houden zich niet aan de afspraken (32 keer) of reageren niet op herhaalde uitnodigingen (59 keer). 38 cliënten stroomden in 2011 succesvol uit.
7
Er zijn ook huishoudens die naast hun AOW een aanvullende bijstandsuitkering ontvangen. Dit zijn voornamelijk allochtone huishoudens die niet vanaf hun vijftiende jaar in Nederland wonen en daarom geen recht hebben op een volledige AOW-uitkering.
11
12
3.
Jeugdzorg
In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan de jeugdigen, die aangewezen zijn op de jeugdzorg. We beginnen met een korte beschrijving van de Jeugdzorg en de veranderingen hierin. Aansluitend volgen de aantallen jeugdigen, die aangewezen zijn op een van de vormen van jeugdhulp. Hiervoor worden gegevens gebruikt uit Startfoto 1 en Startfoto 2 Gespecialiseerde Jeugdzorg.8 De informatie voor de startfoto’s is aangeleverd door verschillende bronhouders9. Om de gemeentelijke cijfers beter te kunnen interpreteren zijn, daar waar mogelijk, ook de provinciale cijfers vermeld10. Tevens zijn, ook daar waar mogelijk, de cijfers tegen het totaal aantal jongeren woonachtig in Fryslân en de gemeente Heerenveen afgezet.
3.1 Jeugdzorg in het kort Op dit moment is de verantwoordelijkheid voor jeugdzorg verdeeld over verschillende overheden. In het nieuwe jeugdstelsel, dat per 1 januari 2015 van kracht zal gaan, krijgen de gemeenten de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp. Overzicht 1: Financiering jeugdzorg in het huidige en het nieuwe jeugdstelsel Voorziening
Huidige financiering
Geïndiceerde jeugdhulp Gesloten Jeugdzorg (Jeugdzorg Plus)
Provincie
Jeugdreclassering en jeugdbescherming
Provincie
Jeugd-GGZ
AWBZ/Zvw
Jeugd-VB Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
AWBZ
Decentralisatie-uitkering via het Gemeentefonds
Provincie
Wmo
Provincie
Per 1 januari 2015 Harmonisatie financiering in de Jeugdwet
Volgens de concept Jeugdwet wordt onder jeugdhulp verstaan: ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij alle denkbare opgroei-, opvoedings- en psychische problemen. Dit kan variëren van een simpel advies, of een opvoedcursus tot verblijf bij pleegouders of psychiatrische zorg. De leeftijdsgrens voor jeugdhulp is 18 jaar, met een doorloopmogelijkheid tot 23 jaar indien hulp via een andere wet niet mogelijk is. Veranderingen in de Jeugdzorg (in het kort) Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor preventief jeugdbeleid. In het nieuwe jeugdstelsel krijgen de gemeenten de regie over alle vormen van jeugdhulp, waaronder: - Jeugd-ggz (zowel AWBZ als Zorgverzekeringswet); - Provinciale jeugdzorg; - Gesloten jeugdzorg (Jeugdzorg Plus); - Jeugdreclassering; - Jeugdbescherming; - Zorg voor verstandelijk beperkten (Jeugd-VB). De rol van Bureau Jeugdzorg (BJZ) als toegangspoort komt te vervallen. De huisarts wordt bevoegd om door te verwijzen naar alle vormen van jeugdhulp.
8
Startfoto 1 en 2 Gespecialiseerde Jeugdzorg in beeld (Partoer, 2012/2013). De bronhouders hebben de gegevens met de grootst mogelijke zorgvuldigheid geordend en aangeleverd. Onder meer door verschillende registratiesystemen kunnen de gegevens kleine foutmarges bevatten. 10 Alle cijfers hebben, tenzij anders vermeld, betrekking op het jaar 2011. 9
13
Gemeenten moeten de toegang tot herkenbare en laagdrempelige jeugdhulp regelen. Dat geldt ook voor de specialistische jeugdhulp. Het ligt in de lijn dat gemeenten, huisartsen en zorgverzekeraars hierover afspraken maken op landelijk en lokaal niveau. In de decentralisatie wordt het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) met het Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) samengevoegd tot een bovenlokaal Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling (AMHK). Het AMHK komt onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te vallen.
3.2
Jeugdhulp
De indicatiebesluiten voor Jeugdhulp worden afgegeven door Bureau Jeugdzorg Friesland. Jeugdhulpverlening kent vier vormen, Ambulante hulpverlening, Dagbehandeling, Pleegzorg en 24-uurszorg (zie tabel 3.1). Het betreft unieke cliëntaantallen voor jeugdigen tot en met 17 jaar. De zorgvormen zijn afgenomen bij Jeugdhulp Friesland, de grootste zorgaanbieder voor Jeugdhulp in Fryslân. Tabel 3.1 Indicatiebesluiten Jeugdhulpverlening Fryslân (N=140.862) absoluut relatief Ambulante hulp 657 0,5% Dagbehandeling 228 0,2% Pleegzorg 384 0,3% 24-uurszorg 347 0,2% Totaal 1.616 1,1%
Heerenveen (N=9.128) absoluut Relatief 46 0,5% 7 0,1% 33 0,4% 24 0,3% 110 1,2%
Wat valt op: • Gemiddeld gezien is het aantal indicatiebesluiten voor dagbehandeling in Heerenveen lager dan het provinciale beeld. Er zijn meer indicatiebesluiten pleegzorg en 24-uurszorg verleend. • Het relatieve aantal verleende indicaties ambulante hulp is in Fryslân en Heerenveen gelijk. In tabel 3.2 is het zorggebruik in termen van zorgmodules gegeven. Anders dan in de voorgaande tabel gaat het bij zorgmodules niet om unieke aantallen. Jeugdigen kunnen namelijk meerdere zorgmodules afnemen: opeenvolgend/opgestapeld binnen hetzelfde zorgprogramma (bijvoorbeeld twee modules binnen ambulante hulp) of binnen verschillende zorgprogramma’s (bijvoorbeeld een module binnen ambulante hulp en een module binnen dagbehandeling). Ook is de omvang van de kosten berekend op basis van een voorlopige globale kostenindicatie 2011. Tussen de zorgprogramma’s is qua kosten een forse afwijking tussen de lichte (ambulante hulp € 5.000,-) en zwaarste zorg (24-uurszorg € 50.000,-). Tabel 3.2: Zorggebruik naar zorgmodules en omvang kosten
Ambulante hulp
Heerenveen 115
Globale kostenindicatie 5.000
Totale kosten € 575.000
Dagbehandeling
29
7.500
€ 217.500
Pleegzorg
66
10.000
€ 660.000
24-uurszorg
38
50.000
€ 1.900.000
Totaal
248
Zorgmodules
€ 3.352.500
14
Wat valt op: • Verreweg de meeste zorgmodules worden afgenomen in de ambulante hulp. • Ondanks dat er veel minder gebruik wordt gemaakt van de 24-uurszorg is dit wel de grootste kostenpost: het slokt meer dan de helft van de totale kosten op.
3.3
Gesloten Jeugdzorg (Jeugdzorg Plus)
Gesloten jeugdzorg (Jeugdzorg Plus) is een intensieve vorm van jeugd- en opvoedhulp, bedoeld voor jeugdigen met ernstige gedragsproblemen die zich aan de noodzakelijke hulpverlening dreigen te onttrekken. Bij Jeugdzorg Plus wordt via een machtiging van de kinderrechter hulp onder dwang en drang gegeven. Naast de gesloten jeugdzorg biedt Bureau Jeugdzorg Friesland onder de noemer van Regiemodules nog drie modulen aan, te weten Veiligheidsregie, Gespecialiseerde zorgcoördinatie, Casemanagement Volgen en Toezicht11. Tabel 3.3 Jeugdzorg Plus en regiemodules Fryslân absoluut
Heerenveen
Gesloten Jeugdzorg
76
relatief 0,1%
absoluut
relatief n.v.t.
Veiligheidsregie
275
0,2%
26
0,3%
Gespecialiseerde zorgcoördinatie
455
0,3%
28
0,3%
Casemanagement V&T
866
0,6%
64
0,7%
*
Wat valt op: • Vergeleken met het Friese gemiddeld wordt er in Heerenveen meer beroep gedaan op Veiligheidsregie en Casemanagement Volgen en Toetsen. • Voor Gespecialiseerde zorgcoördinatie is zijn de gemeentelijke en provinciale getallen gelijk.
3.4
Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
Bureau Jeugdzorg Friesland voert de maatregelen Jeugdbescherming (OTS en Voogdij) en Jeugdreclassering uit. Het betreft unieke cliëntaantallen met de kleine aantekening dat ongeveer tien jeugdigen (over geheel Fryslân) dubbel zijn meegeteld omdat zij zowel onder OTS als Jeugdreclassering vallen (dit wordt ‘samenloop’ genoemd). Tabel 3.4 Aantal jeugdigen Jeugdbescherming en Jeugdreclassering Fryslân Onder toezichtstelling (OTS) Voogdij Reclassering Totaal
Heerenveen
absoluut 725
relatief 0,5%
absoluut 32
relatief 0,4%
170
0,1%
7
0,1%
206
0,1%
14
0,2%
1.101
0,8%
53
0,6%
Wat valt op: • Het aantal jeugdigen in Heerenveen dat te maken heeft met een maatregel OTS is lager dan het provinciale gemiddelde. Voor Voogdij is dit gelijk aan, en voor Reclassering is het hoger dan het Friese beeld.
11
Aantallen kleiner dan 10 zijn niet in het databestand opgenomen. In onze tabellen zijn deze aangegeven met een *. Betreffende aantallen zijn wel meegeteld in de totalen.
15
Jeugdbescherming wordt ook -onder mandaat van Bureau Jeugdzorg Frieslanduitgevoerd door Landelijk Werkende Instellingen: de William Schrikker Groep, het Leger des Heils, de Stichting Gereformeerd Jeugdwelzijn en het Nidos. Het aantal jeugdigen ondergebracht bij de Landelijk Werkende Instellingen is op gemeenteniveau echter nog niet beschikbaar. De cijfers in tabel 3.4 betreffen dus alleen de maatregelen uitgevoerd door Bureau Jeugdzorg Friesland.
3.5
Jeugd GGZ
Bureau Jeugdzorg geeft indicaties af voor jeugdigen tot en met 17 jaar met een psychiatrische aandoening. Een indicatie omvat het aanmeldingsproces, de diagnostiek naar de aard en ernst van de problematiek en het afgeven van een indicatiebesluit. Tabel 3.5 Aantal unieke indicatiebesluiten Zvw en AWBZ (BJZ) Fryslân
Heerenveen
absoluut
relatief
absoluut
relatief
Tweedelijns zorgaanbod (Zvw)
1.242
0,9%
83
0,9%
AWBZ (PGB/ZIN)
1.798
1,3%
98
1,1%
Wat valt op: • Het aantal afgegeven indicatiebesluiten Zvw is in Heerenveen gelijk aan het provinciale gemiddelde. • In Heerenveen zijn minder indicatiebesluiten AWBZ afgegeven dan gemiddeld in Fryslân. Voor een indruk over de omvang, het zorggebruik en de kosten zijn in onderstaande tabel de aantallen declaraties jeugd-GGZ12 via de Zorgverzekeringswet vermeld. Tabel 3.6: Declaraties Jeugd-GGZ naar leeftijd Fryslân
Heerenveen
0-18 jaar
aantal 6.755
bedragen € 20.201.726,-
18-23 jaar
2.223
€ 7.758.995,-
166
€ 571.443,1
Totaal
8.978
€ 27.960.721,-
562
€ 1.952.804,4
3.6
aantal 396
bedragen € 1.381.361,3
Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
De cijfers over Advies- en Meldpunt Kindermishandeling zijn uitgesplitst naar vijf deeltaken (zie tabel 3.7). De eerste twee deeltaken (onderzoek zorgmeldingen en onderzoek kindermishandeling) zijn niet te relateren aan het aantal jeugdigen, omdat de onderzoeken naar zorgmelding en kindermishandeling ook gezinnen met meerdere kinderen betreffen.
12
Het gaat hier om de cijfers van De Friesland Zorgverzekeraar (marktaandeel van 65%)
16
Tabel 3.7: Meldingen en onderzoeken in het kader van AMK
13
Fryslân Onderzoek zorgmeldingen
absoluut 588
Heerenveen relatief n.v.t.
absoluut 58
relatief n.v.t.
Onderzoek Kindermishandeling
1198
n.v.t.
96 (195)
n.v.t.
Raadsmeldingen
184
0,1%
*
n.v.t.
Spoedeisende hulp
275
0,2%
27
0,3%
Specialistische diagnostiek
69
0,0%
*
n.v.t.
Wat valt op: • Bij de onderzoeken naar kindermishandeling in Heerenveen (96 onderzoeken) waren 195 kinderen betrokken. • Er zijn in Heerenveen relatief iets meer spoedeisende hulpmeldingen geweest dan gemiddeld in Fryslân.
3.7
Voortijdig schoolverlaters
Voortijdig schoolverlaters zijn alle jongeren tot 23 jaar die de school verlaten zonder startkwalificatie. Een jongere heeft een startkwalificatie als hij een havo- of vwo-diploma of een diploma op niveau 2 van het mbo haalt. Dit laatste betekent dat hij na het vmbo nog een beroepsopleiding van minimaal twee jaar moet hebben gevolgd. Leerlingen die na het behalen van een vmbo-diploma geen onderwijs meer volgen, worden daarom ook als voortijdig schoolverlaters beschouwd. Ook leerlingen tot 23 jaar die langer dan een maand zonder reden van school wegblijven, vallen onder de voortijdig schoolverlaters. Tabel 3.8: Voortijdig schoolverlaters naar onderwijssoort 2011/12 Totaal aantal leerlingen VO en MBO Absoluut aantal voortijdig schoolverlaters Voortgezet Onderwijs Middelbaar Beroeps Onderwijs Percentage
14
3.728 98 14 84 2.6%
Bron: VSV-Verkenner Zoom in op schooluitval Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Wat valt op: • Het MBO kent een veel grotere uitval (2,3%) dan het voortgezet onderwijs (0,4%). • Het percentage voortijdig schoolverlaters is in Heerenveen bijna gelijk aan het Nederlands gemiddelde (2,6% versus 2,7%).
14
Voorlopige cijfers
17
18
4.
AWBZ/Wmo
In het laatste hoofdstuk behandelen wij de decentralisatie van de AWBZ naar de Wmo. Het hoofdstuk is ingedeeld in drie paragrafen. In de eerste paragraaf staat de ondersteuning en begeleiding centraal. In de tweede paragraaf gaan we dieper in op de gevolgen van scheiding van wonen en zorg. In de derde paragraaf volgen de cijfers die betrekking hebben op de Wmo voorzieningen, die in het kader van de decentralisatie ook een verandering zullen ondergaan.
4.1
Ondersteuning, Begeleiding, Verzorging naar Wmo
Geldige indicatie voor AWBZ-zorg naar grondslag en leeftijd Per 2014 wordt de functie15 Begeleiding in de AWBZ beperkt door de aanspraak op Dagbesteding te laten vallen. Het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 maanden vervalt bij de functie Persoonlijke Verzorging, de norm voor gebruikelijke zorg wordt van 60 naar 90 minuten per week verhoogd. Met ingang van 2015 worden gemeenten geheel verantwoordelijk voor activiteiten op het gebied van ondersteuning, begeleiding en verzorging. Om een indruk te geven van het aantal mensen om wie het gaat, wordt in de onderstaande tabellen het aantal cliënten (gemeente Heerenveen) weergegeven die in 2012 een geldige AWBZ indicatie hadden (naar dominante grondslag)16. Tabel 4.1: Aantal cliënten met een geldige indicatie voor AWBZ-zorg 2012 Heerenveen
% van inwoners
Nederland
% van inwoners
2.580
5,93%
781.210
4,67%
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • Heerenveen heeft 2.580 indicaties op 43.514 inwoners. Dat is 5,93% van de bevolking in Heerenveen. Nederland heeft 781.210 indicaties op een bevolking van 16.730.632. Dat is 4,67% van de bevolking. Heerenveen ligt qua indicaties boven het landelijke gemiddelde. Tabel 4.2: Aantal cliënten met een geldige AWBZ-indicatie naar dominante grondslag
2012
Somatische aandoening/beperking (SOM)
1.175
Psychogeriatrische aandoening/beperking (PG)
280
Psychiatrische aandoening/beperking (PSY)
395
Lichamelijke handicap (LG)
185
Verstandelijke handicap (VG)
520
Zintuiglijke handicap (ZG)
20
Totaal
2.580
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
•
Wat valt op: De cliëntgroep Somatische aandoening/ziekte (SOM) is de grootste cliëntgroep, gevolgd door Verstandelijke handicap (VG).
15 16
Zie bijlage 5.3 Toelichting AWBZ: grondslagen, functies, klassen en zorgzwaartepakketten. De aantallen en totalen kunnen licht van elkaar afwijken, omdat het CIZ de aantallen afrondt op 5-tallen.
19
•
Slechts twintig cliënten hebben de grondslag Zintuiglijke handicap (ZG).
Tabel 4.3: Aantal cliënten naar dominante grondslag en leeftijd
2012
%
SOM 0-64 jaar
115
5%
SOM 65-75 jaar
150
5%
SOM 75 jaar en ouder
920
35%
PG 65 jaar en ouder
275
10%
PSY 18 jaar en ouder
395
15%
VG 0-17 jaar
120
5%
VG 18 jaar en ouder
405
15%
ZG
20
0%
LG
185
5%
2.580
100%
Totaal Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • De meeste indicaties worden voor de grondslag SOM afgegeven (45%). • Binnen de grootste cliëntgroep Somatische aandoening/ziekte (SOM) is de leeftijdsgroep 75 jaar en ouder meer dan zeven maal groter dan de SOMcliëntgroepen 0-64 jaar. Tabel 4.4: Verstrekte indicaties per leeftijdsgroep leeftijdsgroep 0-11 jaar
range
aantal
%
11 jaar
65
0%
12-17 jaar
6 jaar
70
5%
18-49 jaar
32 jaar
625
25%
50-64 jaar
15 jaar
280
10%
65-74 jaar
10 jaar
260
10%
75-84 jaar
10 jaar
565
20%
710
30%
2.580
100%
85 jaar en ouder Totaal Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • De meeste indicaties worden verstrekt aan cliënten van 75 jaar en ouder (50%). • Meer dan de helft van deze groep wordt gevormd door 85-jarigen en ouder (30%).
20
Begeleiding in indicatiebesluit Op 1 november 2012 telde de gemeente Heerenveen 765 met Begeleiding (BG) in hun indicatiebesluit, of begeleiding ontvangend. De volgende tabel brengt het aantal cliënten in beeld naar grondslag en leeftijd, met de functie Begeleiding in hun indicatiebesluit. Tabel 4.5: Aantal cliënten met al dan niet indicatie voor de functie Begeleiding Wel begeleiding
%
Geen begeleiding
%
SOM 0-64 jaar
25
5%
75
10%
SOM 65-75 jaar
10
0%
110
15%
SOM 75 jaar en ouder
45
5%
565
70%
PG 65 jaar en ouder
45
5%
10
0%
PSY 18 jaar en ouder
270
35%
5
0%
75
10%
-
0%
215
30%
-
0%
VG 0-17 jaar VG 18 jaar en ouder ZG
15
0%
-
0%
LG
65
10%
45
5%
765
100%
815
100%
Totaal
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • De grootste groep cliënten met Begeleiding in hun indicatiebesluit heeft PSY als grondslag (35%), gevolgd door de cliënten die VG als grondslag hebben en 18 jaar of ouder zijn (30%). • De meeste cliënten die wel SOM als grondslag hebben (95%), hebben geen Begeleiding in het indicatiebesluit. De meesten van hen zijn 75 jaar of ouder (70%). Binnen de functie Begeleiding wordt onderscheid gemaakt tussen Begeleiding Individueel (BGI) en Begeleiding Groep (BGG). De BGG (Dagbesteding) kan verstrekt worden met of zonder door het zorgkantoor georganiseerd vervoer. Tevens kan Kortdurend Verblijf (KVB) (maximaal 3 etmalen) in het indicatiebesluit zijn opgenomen. De omvang van de functie Begeleiding wordt uitgedrukt in klassen, wijzend naar het aantal uren of dagdelen waarin Begeleiding wordt gegeven. De volgende tabel geeft aan hoeveel uren, dagdelen en etmalen begeleiding er worden afgenomen. Tabel 4.6: Totaal aantal uren, dagdelen en etmalen begeleiding Functiegroep
Aantal cliënten Gemiddeld gebruik
BGI
635
4,2
BGG
290
5,2
KVB
50
1,3
Totaal
Totaal uren Totaal dagdelen Totaal etmalen 2.667 1.508
975
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • In totaal werden 975 indicaties afgegeven voor Begeleidingsfuncties.
21
65
Functies naar grondslag Tabel 4.7: Cliënten, grondslag en gemiddeld gemaakte uren per cliënt naar functie Begeleiding Cliënten BGI
Uren
Cliënten BGG
Uren
SOM 0-64 jaar
15
11,3
10
6,1
SOM 65-75 jaar
5
20,6
-
-
SOM 75 jaar en ouder
20
15,0
25
4,7
PG 65 jaar en ouder
15
2,7
35
5,6
PSY 18 jaar en ouder
255
2,9
40
4,8
55
3,6
55
2,7
200
4,3
75
7,4
ZG
15
1,9
5
3,2
LG
45
3,1
40
4,5
635
4,2
290
5,2
VG 0-17 jaar VG 18 jaar en ouder
Totaal
CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Tabel 4.8: Cliënten, grondslag en gemiddeld gemaakte uren per cliënt naar functie PV en VP Cliënten PV
Uren
Cliënten VP
Uren
SOM 0-64 jaar
65
7,3
50
3,2
SOM 65-75 jaar
100
4,9
40
3,4
SOM 75 jaar en ouder
570
5,5
140
3,0
PG 65 jaar en ouder
45
7,5
5
2,6
PSY 18 jaar en ouder
25
4,8
5
4,0
VG 0-17 jaar
30
6,2
-
-
VG 18 jaar en ouder
45
5,4
10
3,5
ZG
5
6,1
-
-
LG
90
10,2
25
4,1
970
6,1
280
3,2
Totaal
CIZ Basisrapportage AWBZ-zorg, peildatum 1 juli 2012 – bewerking Partoer
Wat valt op: • De meeste cliënten die individuele begeleiding ontvangen hebben PSY (18+) als grondslag (40%), gevolgd door cliënten met VG (18+) als grondslag (31%). • De meeste cliënten die groepsbegeleiding ontvangen hebben als grondslag VG (18+) (26%). • De meeste cliënten die PV in hun indicatiebesluit hebben, hebben SOM als grondslag en zijn 75 jaar of ouder (59%). • Dezelfde groep, SOM 75+, maakt ook het meest gebruik van VP (50%). Functies en stapeling van functies Verschillende cliënten maken gebruik van zowel Begeleiding Individueel als Begeleiding Groep, al dan niet in combinatie met een andere functie (Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Behandeling). In de onderstaande tabel wordt het aantal cliënten in beeld gebracht dat gebruik maakte van enkele (sec) of meerdere functies 2012.
22
Tabel 4.9: Aantal cliënten met functies en stapeling van functies functiecategorie
aantal
%
PV-sec
585
37%
VP-sec
75
5%
PV+VP
145
9%
10
1%
BGI-sec
360
23%
BGI+PV/VP/BH
105
7%
BGG-sec
45
3%
BGG+PV/VP/BH
75
5%
BGI+BGG (sec)
70
4%
BGI+BGG(+PV/VP/BH)
55
3%
KVB(+PV/VP/BH/BGI/BGG)
50
3%
BH(+PV/VP)
Totaal
1.575
100%
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ, peildatum 1 juli 2012 –bewerking Partoer
Wat valt op: • Het meest wordt gebruik gemaakt van alleen BGI (BGI sec) en PV (PV sec), resp. 360 (23%) en 585 (37%) cliënten. • Van de combinaties komt de combinatie PV met VP het meest voor (9%), gevolgd door BGG met PV/VP/BH (7%).
23
4.2
Scheiden Wonen en Zorg (ZZP1-4 extramuraal)
Tijdpad Per 1 januari 2013 blijven cliënten met een lichte zorgvraag langer thuis wonen.[1] De maatregel wordt gefaseerd ingevoerd. Nieuwe cliënten krijgen geen AWBZ-indicatie[2] meer voor intramurale zorg, maar voor extramurale zorg in functies[3] en klassen[4]. Intramurale zorg wordt verleend als de zorgvraag gepaard gaat met een noodzakelijkerwijs beschermende woonomgeving, therapeutisch leefklimaat of permanent toezicht. Intramurale indicaties worden geformuleerd in zorgzwaartepakketten (ZZP’s). Intramurale besluiten kunnen in drie sectoren worden onderverdeeld: Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), Gehandicaptenzorg (VG) en Verpleging en Verzorging (VV). Van deze sectoren worden de lichtere zorgvragen geëxtramuraliseerd[5], met ingang van: • 1 januari 2013: Verpleging en Verzorging, de zorgzwaartepakketten 1 (VV1) en 2 (VV2). Geestelijke Gezondheidszorg, de zorgzwaartepakketten 1 (GGZ1) en 2 (GGZ2). Verstandelijke Gehandicaptenzorg, de zorgzwaartepakketten 1 (VG1) en 2 (VG2). • 2014: Verpleging en Verzorging, zorgzwaartepakket 3 (VV3). • 2015: Verstandelijke Gehandicaptenzorg, zorgzwaartepakket 3 (VG3) voor 50 %. • 2016 (plan): Verpleging en Verzorging, zorgzwaartepakket 4 (VV4) voor 50 %. Verstandelijke Gehandicaptenzorg, zorgzwaartepakket 4 (VG4). Geestelijke Gezondheidszorg, zorgzwaartepakket 3 (GGZ3). Korte omschrijving van de ZZP’s De grondslag voor VV3 is een omvangrijke somatische problematiek en behoefte aan begeleiding en intensieve verzorging in een beschutte omgeving. De huidige cliënten met de indicatie VV4 hebben vooral een psychogeriatrische grondslag. Bij VV3 en VV4 wordt gemiddeld 9,5 (3) tot 13,5 (4) uur zorg per week verleend. Verreweg het grootste deel van deze uren wordt besteed aan BG en PV. Bij GGZ3 is de grondslag de aard van de psychiatrische aandoening/beperking die vraagt om een voortdurende nabijheid van begeleiding. Ook kan er sprake zijn van gedragsproblematiek. Bij GGZ4 is intensieve begeleiding nodig op basis van een ernstige psychiatrische aandoening, gezondheids- en gedragsproblemen. Bij GGZ3 en GGZ4 wordt gemiddeld 10,5 (3) tot 15,5 (4) uur zorg per week verleend. Verreweg het grootste deel van deze uren wordt besteed aan BG. Daarnaast ontvangen veel cliënten dikwijls 4-8 dagdelen BH of BGG (dagopvang). Bij VG3 is de grondslag de verstandelijke beperking die leidt tot beperkt sociaal functioneren met sociaal-emotionele problemen. De cliënten hebben, om goed te kunnen functioneren, een veilige en vertrouwde omgeving nodig. Bij een VG4 is deelname aan het maatschappelijk leven alleen mogelijk onder begeleiding. Bij beide groepen is weinig gedrags- of psychiatrische problematiek aanwezig.
[1]
Instemming ministerraad dd. 28 september 2012 met maatregel Begrotingsakkoord 2013 betreffende het extramuraliseren van lichte zorgzwaartepakketten (ZZP’s). [2] Indicaties worden afgegeven door Bureau Jeugdzorg en Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). [3] Zie bijlage AWBZ: grondslagen, functies, klassen en zorgzwaartepakketten. [4] Zie bijlage AWBZ: grondslagen, functies, klassen en zorgzwaartepakketten. [5] De ZZP’s voor cliënten t/m 22 jaar en die voor jeugdige licht verstandelijk gehandicapten met gedragsproblematiek (LVG1 en LVG2) worden voorlopig niet geëxtramuraliseerd, maar meegenomen in de nieuwe wet Zorg voor jeugdigen.
24
Bij LVG is er wél sprake van bijkomende (ernstige) gedrags- of psychiatrische problematiek, die een beschermde en soms gesloten setting noodzakelijk maakt. Bij VG2 en VG4 wordt gemiddeld 10,5 (3) tot 15,5 (4) uur zorg per week verleend. Het grootste deel van deze uren wordt besteed aan BGI en BGG. Voor de LVG-cliënten gaat het om 22-33 uur, inclusief dagbesteding.17 De nieuwe cliënten ervaren n.a.v. de maatregelen vooral financiële (huur, huishoudelijke kosten, energie, vaste lasten) en organisatorische gevolgen (organisatie huishouden, administratie, zorg). Door het scheiden van wonen en zorg verschuift deze zorg van de zorginkoop door het Zorgkantoor naar de Wmo-verantwoordelijkheid van gemeenten: doordat mensen langer thuis blijven wonen kan het zijn dat zij een groter beroep op gemeentelijke Wmovoorzieningen doen.18 Op peildatum 1 juli 2012 hadden landelijk 42.825 cliënten (waaronder ook de cliënten t/m 22 jaar die buiten de maatregel vallen, doch dit betreft een klein aantal) een ZZP1 of ZZP2 indicatie voor de sectoren Verzorging en Verpleging, Verstandelijke Gehandicaptenzorg of Geestelijke Gezondheidszorg.19 Het ministerie van VWS schat dat aan het eind van 2013 ongeveer 9800 nieuwe cliënten zijn ingestroomd, vooral in de sector Verzorging en Verpleging.20 Persoonlijke Verzorging (PV), Verpleging (VP), Begeleiding Individueel (BGI), Begeleiding Groep of Dagbesteding (BGG) en Behandeling (BH) zijn zorgfuncties binnen het ZZPpakket. Bij extramuralisering van ZZP1 t/m ZZP4 wordt voor deze functies geïndiceerd. De extramuralisering van ZZP1 en ZZP2 heeft nauwelijks effect, omdat er gedurende de afgelopen jaren niet veel indicaties ZZP1 en ZZP2 werden afgegeven. De meeste cliënten bleven thuis wonen en kregen thuis zorg via een Volledig Pakket Thuis (VPT) of via de niet-ZZP-indicaties zoals BGI, BGG en/of KV. Vooral cliënten met ZZP4 hebben te maken met een beginnend tot ernstig regieverlies, waardoor intensieve begeleiding noodzakelijk is. Daarnaast hebben cliënten met VV3 en VV4 dikwijls veel geplande en ongeplande hulp nodig bij allerlei dagelijkse activiteiten: wassen, aankleden, toiletbezoek, eten en drinken, huishoudelijke verzorging, enz. Deze cliënten krijgen in de toekomst niet meer een intramurale indicatie, maar (al dan niet) een indicatie voor zorgfuncties als PV, VP, BGI, BGG of KV. Als gevolg van de extramuralisering van ZZP1 t/m ZZP vier verandert er veel voor gemeenten: • De cliënten hebben veel begeleiding, dagbesteding en persoonlijke verzorging nodig, waarvan de financiering wordt overgeheveld naar de gemeente. • Daarnaast zal er een groter beroep op de Wmo worden gedaan wat betreft huishoudelijke hulp, hulpmiddelen en woningaanpassingen.21
17
Extramuraliseren ZZP1 t/m 4, Partoer, januari 2013. Begeleiding, vervoer en zorg blijven (voorlopig) onder de AWBZ vallen. 19 Bron: Basisrapportage AWBZ, CIZ. 20 Bron: Brief Ministerie VWS aan de Tweede Kamer, 28 september 2012. 21 Bron: Extramuraliseren ZZP1 t/m 4, Partoer, januari 2013. 18
25
Cliënten met een geldige ZZP 1 t/m 4 indicatie Om een schatting te kunnen maken van het aantal cliënten dat te maken krijgt met de nieuwe maatregel van extramuralisering van de ZZP’s 1 t/m 4 worden de reeds verstrekte indicaties (gemeente Heerenveen) in de volgende drie tabellen weergegeven. Tabel 4.10: Cliënten met een geldige VV ZZP1-4 indicatie 2012 VV1
20
VV2
70
VV3
105
VV4
95
Totaal
290
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ, peildatum 1 juli 2012 - bewerking Partoer
Wat valt op: • Er zijn vooral indicaties VV3 in de gemeente Heerenveen verstrekt. Tabel 4.11: Cliënten met een geldige GGZ ZZP1-4 indicatie 2012 GGZ1
-
GGZ2
10
GGZ3
20
GGZ4
20
Totaal
50
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ, peildatum 1 juli 2012 - bewerking Partoer
Wat valt op: • In 2012 werden geen indicaties GGZ1 verstrekt. Tabel 4.12: Cliënten met een geldige VG ZZP1-4 indicatie 2012 VG1
5
VG2
15
VG3
50
VG4
35
Totaal
105
Bron: CIZ Basisrapportage AWBZ, peildatum 1 juli 2012 - bewerking Partoer
Wat valt op: • Er zijn vooral VG3 indicaties verstrekt.
26
4.3 Huishoudelijke hulp, Voorzieningen, Hulpmiddelen en Wmo Hulp bij Huishouden en Hulpmiddelen en Voorzieningen Per 1 januari 2014 kunnen nieuwe cliënten niet meer een beroep op de bestaande huishoudelijke hulp doen in het kader van de Wmo. Voor bestaande cliënten wordt de hulp per 2015 beëindigd. Huishoudelijke hulp wordt daarna alleen nog vergoed voor cliënten met de laagste inkomens. Per 1 januari 2013 verdwijnt de uitleen van hulpmiddelen uit de AWBZ, en wordt deze ondergebracht bij de Zorgverzekeringswet en de Wmo. Eenvoudige hulpmiddelen (looprek, rollator, krukken, wandelstok) komen voor eigen rekening van de cliënt. Om een indruk te geven van het aantal mensen om wie het gaat, wordt in de onderstaande tabel het aantal cliënten weergegeven die in 2012 gebruik maakten van de productie Hulp bij Huishouden (zorguren) en Hulpmiddelen en voorzieningen (bedragen), naar leeftijds- en inkomensgroep. Tabel 4.13: Aantal cliënten naar leeftijd en zorguren HbH en bedrag H&V 2012 Leeftijd tot 19 jaar
Aantal
Zorguren HbH
Aantal
Bedrag H&V
-
-
-
-
20-29 jaar
-
-
-
-
30-34 jaar
2
23
1
€ 330,00
35-39 jaar
6
47
6
€ 1.838,57
40-44 jaar
5
49
7
€ 1.755,60
45-49 jaar
8
93
13
€ 2.944,00
50-54 jaar
10
117
9
€ 1.054,88
55-59 jaar
17
158
19
€ 2.515,00
60-64 jaar
19
178
20
€ 3.502,26
65-69 jaar
28
258
17
€ 2.241,00
70-74 jaar
41
395
30
€ 3.507,00
75-79 jaar
73
648
22
€ 1.673,40
80-84 jaar
113
987
39
€ 4.741,96
85-89 jaar
85
686
25
€ 2.831,57
90+ jaar
61
465
19
€ 1.344,33
468
4.104
227
€ 30.279,57
Totaal
Bron: CAK rapportages Wmo gemeente Heerenveen - bewerking Partoer
Wat valt op: • In Heerenveen maakten 468 cliënten gebruik van Hulp bij Huishouden, 227 van Hulpmiddelen en Voorzieningen. • De meeste cliënten HbH (80%) zijn ouder dan 70 jaar, 55% van alle cliënten HbH is ouder dan 80 jaar. • De meeste cliënten H&V (67%) zijn ouder dan 65 jaar, 46% van alle cliënten H&V is ouder dan 75 jaar. • Cliënten, jonger dan 30 jaar, ontvangen geen HbH.
27
Tabel 4.14: Aantal leefeenheden naar inkomenscategorie en zorguren HbH en bedrag H&V 2012 Inkomen
Aantal
Zorguren HbH
Aantal
Bedrag H&V
2
5
3
€ 1.049,00
€5.000-10.000
15
130
5
€ 580,96
€10.000-12.500
17
140
6
€ 1.668,00
€12.500-15.000
99
841
36
€ 4.449,66
€15.000-16.000
52
404
36
€ 6.560,50
€16.000-17.500
49
433
24
€ 2.609,00
€17.500-20.000
57
583
22
€ 2.312,57
€20.000-22.500
42
383
16
€ 2.500,28
€22.500-25.000
35
324
13
€ 1.273,00
€25.000-30-000
29
253
12
€ 683,00
€30.000-35.000
16
123
8
€ 1.499,00
€35.000-40.000
10
67
14
€ 2.918,60
€40.000-45.000
7
69
4
€ 599,00
€45.00-50.00
5
58
2
€ 61,00
vanaf €50.000
12
95
9
€ 865,00
maximaal
20
192
12
€ 651,00
-
-
-
-
467
4.100
222
€ 30.279,57
tot €5.000
negatief Totaal
Bron: CAK rapportages Wmo gemeente Heerenveen - bewerking Partoer
Wat valt op: • De aantallen gebruikers wijken zowel voor HbH als H&V licht af als het om aantallen gaat qua leeftijd en inkomensgroep. Dit is ook in andere gemeenten het geval, en heeft te maken met peilmomenten en –procedures. • De cliënten uit de inkomensgroep €15.000-€17.500 maken het meest gebruik van HbH (22%), gevolgd door de inkomensgroep €12.500-€15.000 (21%). • De cliënten uit de inkomensgroep €15.000-€17.500 maken het meest gebruik van H&V (27%), gevolgd door de inkomensgroep €12.500-€15.000 (16%).
28
5.
Bijlagen
5.1
Lijst met afkortingen
AWBZ AMK AV BG BGG BGI BH CIZ GGZ KVP LG LVB OTS PG PGB PSY PV SOM VG VG VP VV Wmo ZG ZIN ZZP
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten Advies- en Meldpunt Kindermishandeling Aanvullende Verzekering Begeleiding (overkoepelende functiegroep) Begeleiding Groep (functie) Begeleiding Individueel (functie) Behandeling (functie) Centrum Indicatiestelling Zorg Geestelijke Gezondheidszorg (sector) Kortdurend Verblijf (functie) Lichamelijke Handicap (grondslag) Licht Verstandelijke Beperking Onder Toezicht Stelling Psychogeriatrische aandoening/ziekte (grondslag) Persoonsgebonden Budget Psychiatrische aandoening/ziekte (grondslag) Persoonlijke Verzorging (functie) Somatische aandoening/ziekte (grondslag) Verstandelijke Handicap (grondslag) Verstandelijke Gehandicaptenzorg (sector) Verpleging (functie) Verpleging en Verzorging (functie) Wet Maatschappelijke Ondersteuning Zintuiglijke Handicap (grondslag) Zorg in Natura Zorg Zwaarte Pakket
29
5.2 01. 02. 03. 04. 05. 06. 07. 08. 09. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Toelichting inkomensvoorzieningen (per 1 mei 2013)
AIO (SVB) Anw (SVB) AOW (SVB) BBZ (Gemeente) IOAW (Gemeente na UWV) IOAZ (Gemeente na UWV) IOW (Gemeente na UWV) Wajong (UWV) WAO (UWV) WAZ (UWV) WIA (UWV) WIA-WGA (UWV) WIA-IVA (UWV) WW (UWV) WWB (Gemeente na UWV) Wsw (voorziening)
direct Participatiewet X X X
indirect Participatiewet X X X X X X X X X X X -
1. AIO, Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen Uitgevoerd door: SVB Aanvulling op onvolledig AOW-pensioen of ander inkomen na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Voorwaarden: • Het inkomen lager dan het minimuminkomen. • Woonachtig in Nederland • Recht hebbend op AOW. Aanvulling uit de AIO of WWB (indien jonger) wordt niet uitgekeerd bij een eigen vermogen boven € 5.795,- (alleenwonend) of € 11.590,- (samenwonend)22. 2. Anw, Algemene nabestaandenwet Uitgevoerd door: SVB Iedereen die in Nederland woont of werkt en loonbelasting betaalt, is verzekerd voor de Anw. De Anw regelt: • De nabestaandenuitkering voor partner, van wie de (ex-)partner (echtgenoot, geregistreerd partner, samenwonende partner of huisgenoot) is overleden. Alleen personen die voor 1 januari 1950 geboren zijn ontvangen nog een nabestaandenuitkering tot hun pensioengerechtigde leeftijd. Personen die op of na die dag geboren zijn ontvangen de uitkering totdat het jongste kind 18 jaar is geworden. Echter, als de (jongere) nabestaande voor meer dan 45% arbeidsongeschikt is, ontvangt hij of zij wel een nabestaandenuitkering, ook al zijn er geen kinderen. • De halfwezenuitkering voor kinderen jonger dan 18 jaar van wie een ouder is overleden. • De wezenuitkering voor kinderen jonger dan 16 jaar van wie beide ouders zijn overleden. De nabestaandenuitkering staat los van een nabestaandenpensioen via de werkgever van de overleden partner of van een extra uitkering van een particuliere verzekeraar. De hoogte van de uitkering is afhankelijk van de eigen verdiensten van de nabestaande uit arbeid. Bij een inkomen beneden € 2.391,- (loon) of € 1.112,- (uitkering) wordt een (gedeeltelijke) nabestaandenuitkering verstrekt. Een halfwezenuitkering staat los van de loonverdiensten van de overblijvende ouder.
22
Alle genoemde bedragen zijn de bedragen die bekend zijn per december 2012.
30
Per 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking: De mogelijke aanvulling in de bijstand en de Algemene nabestaandenwet van 20% van het wettelijk minimum loon wordt voor alleenstaande ouders afgeschaft. De bijstand voor alleenstaande ouders komt daarmee maximaal op 70% van het wettelijk minimum loon. Het afschaffen van de Wwbtoeslag voor alleenstaande ouders wordt deels gecompenseerd door het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders te verhogen met € 2.800,- per jaar. De inkomensgrens vanaf welke het kindgebonden budget wordt afgebouwd en verlaagd naar de inkomensgrens van de zorgtoeslag. Tot slot wordt het bedrag voor het eerste kind met € 25,- verhoogd. Het bedrag voor het tweede kind wordt verhoogd met € 517,-. 3. AOW, Algemene Ouderdomswet Uitgevoerd door: SVB Basispensioen voor mensen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt. Iedereen die in Nederland woont of werkt bouwt jaarlijks 2% AOW-pensioen op. Bij 50 verzekeringsjaren wordt het volledige AOW-pensioen uitgekeerd. De AOW-leeftijd wordt momenteel stapsgewijs verhoogd. 4. BBZ, Besluit Bijstandsverlening Zelfstandigen Uitgevoerd door: gemeente Het BBZ zorgt voor inkomenshulp aan (startende) ondernemers die een bijstandsuitkering hebben. Zij behouden een jaar lang hun bijstandsuitkering terwijl zij het bedrijf starten, op voorwaarde dan zij minimaal 1225 uur per jaar (gemiddeld 23,5 uur per week) in het bedrijf werkzaam zijn en de bank of borgstellingsfonds geen hulp biedt. Ook vanuit de WW kan een aan aanvraag worden ingediend voor de BBZ. Gemeenten kunnen een starterskapitaal en een (renteloze) lening verstrekken. Ook zelfstandigen die in tijdelijke financiële problemen verkeren kunnen een beroep doen op de BBZ. Hoogte: 70% van het wettelijk minimumloon. 5. IOAW, Inkomensvoorziening voor oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers. Uitgevoerd door: gemeente, na aanvraag bij en behandeling door UWV Sinds de komst van de WIA geldt de IOAW niet meer voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. Betreft een aanvulling tot bijstandsniveau (inkomen van partner telt mee, dat van eventuele kinderen niet). Eigen vermogen, alimentatie en toeslagen worden niet meegeteld. Voorwaarden: • Werknemers die op of na hun 50e maar voor hun 60e werkloos zijn geworden en recht hebben op een loongerelateerde WW-uitkering met een duur langer dan drie maanden. Na afloop van deze WW-periode staat de IOAW voor hen open. • Werknemers die op/na hun 50e gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn geraakt en recht hadden op een loongerelateerde WGA-uitkering, maar na herkeuring voor minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn verklaard. • Werknemers die gedeeltelijk (minder dan 80%) arbeidsongeschikt zijn en op 28 december 2005 (komst van WIA) al een IOAW-uitkering ontvingen en geen recht hebben op de Toeslagenwet omdat zij een partner hebben die na 31 december 1971 is geboren en geen kind hebben dat jonger is dan twaalf jaar. • Plicht: sollicitatieplicht en aangeboden werk accepteren (ook partner, indien jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd). De IOAW vervalt in 2014 (plan kabinet). Mensen, die op of na hun 55e werkloos raken, kunnen recht krijgen op een IOW-uitkering.
31
6. IOAZ, Wet Inkomensvoorziening Oudere en gedeeltelijk Arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen Uitgevoerd door: gemeente, na aanvraag bij en behandeling door UWV Uitkering voor: • Zelfstandigen die ouder dan 55 jaar zijn en (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt, en willen stoppen met hun bedrijf (minimaal 1225 uur per jaar werkend) omdat de inkomsten te laag zijn (lager dan € 21.365,- per jaar). Zij hebben hun bedrijf minimaal tien jaar geleid, of minimaal drie jaar na daarvoor minimaal zeven jaar in loondienst te hebben gewerkt. • Zieke ondernemers tussen 18 en 65 jaar met recht op een WAZ-uitkering berekend naar een arbeidsongeschiktheid van maximaal 80%, die hun bedrijf moeten beëindigen vanwege een te laag inkomen. • Partners die in het bedrijf meewerken, voor wie bovengenoemde voorwaarden gelden. Plicht: er geldt een sollicitatieverplichting en de plicht passend werk te accepteren. Hoogte: de uitkering is gelijk aan het minimumniveau, waarbij eigen vermogen van de gewezen ondernemer (tot een maximum van € 124.902,-) in principe niet wordt aangesproken. Ook geldt er een pensioenvrijstelling. 7. IOW, Inkomensvoorziening Oudere Werklozen Uitgevoerd door: UWV Uitkering voor mensen die op of na hun 60e jaar werkloos zijn geworden en die geen WW-uitkering meer krijgen (plan kabinet: leeftijd verlagen naar 55 jaar). De uitkering bedraagt 70% van het minimumloon en loopt door tot de pensioengerechtigde leeftijd. Het eigen vermogen en het inkomen van de partner wordt niet meegerekend. De IOW vervalt per 1 juli 2016, het is een tijdelijke regeling. Voorwaarden: • 60 jaar of ouder zijn op het moment van werkloos raken. • Langer dan drie maanden een WW-uitkering hebben gehad. • Tussen 30 september 2006 en 1 juli 2011 werkloos zijn geraakt. • Ouderen kunnen ook IOW krijgen als hun loongerelateerde WGA (tijdelijke WIAregeling) stopt, als deze WGA startte na 31 december 2007 en voor 1 juli 2011 en zij op dat moment 60 jaar of ouder waren. • Plicht: sollicitatieplicht en aangeboden werk accepteren. 8. Wajong, Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten Uitgevoerd door: UWV Uitkering voor personen met een ziekte of handicap vanaf jonge leeftijd. Voorwaarden: • Ziekte of handicap gekregen vanaf 17e verjaardag of eerder, waarbij de persoon minstens 25% arbeidsongeschikt is. • Ziekte of handicap gekregen voor 30e verjaardag en voor minstens 25% arbeidsongeschikt geworden, maar in het jaar voorafgaand aan de ziekte of handicap volgde de persoon minimaal zes maanden een opleiding. In de Participatiewet, die ingaat per 1 januari 2015, worden de WWB, de Wsw en een deel van de Wajong samengevoegd. Voor de doelgroep wordt een systeem van loondispensatie geïntroduceerd zoals dat nu in de Wajong bestaat. Daardoor kan het door de werkgevers te betalen loon in overeenstemming worden gebracht met de arbeidsproductiviteit van alle betrokken medewerkers. Voor zover werknemers onder het wettelijk minimumloon werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en de aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon. Met ingang van 1 januari 2014 wordt de Wajong alleen toegankelijk voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Voor de groep ‘niet volledige en duurzame arbeidsongeschikten’ is de nieuwe Participatiewet beschikbaar. Huidige Wsw’ers en Wajongers worden niet herkeurd en voor de bestaande groep Wajongers wordt de uitkering niet verlaagd.
32
Hoogte: • Een Wajong-uitkering (en WAZ-, WAO- of WIA-uitkering) kan 100% bedragen als men dagelijks en blijvend hulp of verzorging van anderen nodig heeft bij persoonlijke verzorging of als men niet meer alleen kan zijn. • Kan men zich voor een deel alleen redden, dan wordt een uitkering van 85% verstrekt. • Een uitkering bedraagt 75% voor personen die minimaal vier dagen per week naar de dagopvang van een instelling gaan, in een woonvorm wonen waar hulp op afroep beschikbaar is, betaalde hulp ontvangen met of zonder PGB, of die speciaal onderwijs volgen. 9. WAO, Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgevoerd door: UWV De WAO regelde tot 29 december 2005 een inkomen voor werknemers die lang ziek waren. Wie na een wachttijd nog steeds niet voldoende kon werken, kreeg een WAOuitkering. De WAO kent twee soorten uitkering: • De tijdelijke loondervingsuitkering voor mensen die ouder zijn dan 33 jaar. Een volledige uitkering is maximaal 75% van het laatstverdiende loon, bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is dit percentage lager. • Een vervolguitkering na afloop van de loondervingsuitkering. Wie jonger is dan 33 jaar kreeg direct te maken met deze vervolguitkering. De WAO is overgegaan in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Werknemers die ziek zijn geworden in 2004 of daarna, komen na twee jaar in aanmerking voor een WIA-uitkering. Alleen werknemers die eerder een WAO-uitkering hebben gekregen, kunnen in sommige gevallen opnieuw een WAO-uitkering aanvragen. Als de WAO-uitkering is stopgezet of als een eerdere aanvraag is afgewezen en de werknemer toch weer ziek wordt door dezelfde oorzaak, dan kan opnieuw een WAOuitkering worden aangevraagd. Hoogte: • Een WAO-uitkering (en WAZ-, Wajong- of WIA-uitkering) kan 100% bedragen als men dagelijks en blijvend hulp of verzorging van anderen nodig heeft bij persoonlijke verzorging of als men niet meer alleen kan zijn. • Kan men zich voor een deel alleen redden, dan wordt een uitkering van 85% verstrekt. • Een uitkering bedraagt 75% voor personen die minimaal vier dagen per week naar de dagopvang van een instelling gaan, in een woonvorm wonen waar hulp op afroep beschikbaar is, betaalde hulp ontvangen met of zonder PGB, of die speciaal onderwijs volgen. De WAO loopt door tot de pensioengerechtigde leeftijd. 10. WAZ, Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen Uitgevoerd door: UWV Voorheen waren ondernemers (zelfstandige, freelancer, alfahulp, enz.) op basis van de WAZ verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Deze regeling werd per 1 augustus 2004 afgeschaft. Na die datum konden ondernemers zich vrijwillig bij een particuliere verzekeringsmaatschappij, en in sommige gevallen bij het UWV, tegen arbeidsongeschiktheid verzekeren. Er wordt gekeken naar het percentage arbeidsongeschiktheid (klasse). Op grond daarvan wordt een percentage uitkering berekend, een percentage van de z.g. grondslag. Deze grondslag is nooit hoger dan het wettelijk minimumloon. Het UWV kan helpen/begeleiden/vergoeden bij proefplaatsing in nieuw werk, voorzieningen op of rond de werkplek, vergoeden van begeleiding en vervoer en ondersteunen bij het starten van een eigen bedrijf.
33
Hoogte: • Een WAZ-uitkering (en WAO-, Wajong- of WIA-uitkering) kan 100% bedragen als men dagelijks en blijvend hulp of verzorging van anderen nodig heeft bij persoonlijke verzorging of als men niet meer alleen kan zijn. • Kan men zich voor een deel alleen redden, dan wordt een uitkering van 85% versterkt. • Een uitkering bedraagt 75% voor personen die minimaal vier dagen per week naar de dagopvang van een instelling gaan, in een woonvorm wonen waar hulp op afroep beschikbaar is, betaalde hulp ontvangen met of zonder PGB, of die speciaal onderwijs volgen. 11. WIA, Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen Uitgevoerd door: UWV Uitkering voor personen die door ziekte minder of niet meer kunnen werken. Aan te vragen als de ziekte bijna twee jaar (104 weken) duurt en het inkomen 65% of minder van het oude loon gaat bedragen. Plicht: werken naar vermogen. De WIA is per 1 januari 2004 in de plaats gekomen van de WAO. De WIA telt twee regelingen, de WGA en de IVA. Hoogte: • Een WIA-uitkering (en WAZ-, Wajong- of WAO-uitkering) kan 100% bedragen als men dagelijks en blijvend hulp of verzorging van anderen nodig heeft bij persoonlijke verzorging of als men niet meer alleen kan zijn. • Kan men zich voor een deel alleen redden, dan wordt een uitkering van 85% versterkt. • Een uitkering bedraagt 75% voor personen die minimaal vier dagen per week naar de dagopvang van een instelling gaan, in een woonvorm wonen waar hulp op afroep beschikbaar is, betaalde hulp ontvangen met of zonder PGB, of die speciaal onderwijs volgen. De WIA loopt door tot de pensioengerechtigde leeftijd. 12. WIA WGA, Werkhervatting Gedeeldelijk Arbeidsgeschikten Uitgevoerd door: UWV Er zijn drie verschillende WGA-uitkeringen, afhankelijk van de persoonlijke situatie. Meestal wordt eerst een tijdelijke loongerelateerde uitkering (LGU) verstrekt, met als voorwaarde dat men 26 van de laatste 36 weken heeft gewerkt. Deze LGU is gebaseerd op het vroegere loon, het arbeidsverleden en het verdiende loon. Diana volgt: • De loonaanvullinguitkering (LAU), als men 50% of meer kan verdienen van wat men nog kan verdienen, of 20% of minder maar met grote kans op een hoger percentage. • Of de vervolguitkering (VVU), als men 20% of minder kan verdienen en er geen kans is op een hoger percentage werkvermogen. Geen sollicitatie- of re-integratieverplichtingen, wel de verplichting om wijzigingen op het gebied van werk, inkomen, persoonlijke situatie door te geven aan het UWV. 13. WIA IVA, Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten Uitgevoerd door: UWV Voor personen die vanwege een ziekte niet meer kunnen werken (of maximaal 20% van het oude loon kunnen verdienen) en met een zeer kleine kans op herstel. Geen sollicitatie- en re-integratieverplichting. 14. WW, Werkloosheidswet Uitgevoerd door: UWV Iedereen die bij een werkgever in dienst is, is verzekerd voor de WW. Uitkering voor personen die vijf of meer (bij een contract van minder dan tien uur geldt minimaal de helft) van hun arbeidsuren verliezen en over die uren geen loon meer ontvangen.
34
Voorwaarden: • Men is direct beschikbaar voor ander werk en schrijft zich dus in bij het UWV Werkbedrijf. • Men heeft minstens 26 uur gewerkt in de laatste 36 weken voordat men werkloos werd. • De werkloosheid is niet ontstaan door eigen schuld of toedoen. • Men werkt actief mee aan het doel: werk, inkomen en re-integratie. De WW is loongerelateerd. Per 1 januari 2015 (voorgenomen maatregel Participatiewet) houdt dat in, dat gedurende het eerste jaar 80% van het laatst verdiende loon wordt verstrekt, en in het daaropvolgende jaar een uitkering op bijstandsniveau (70% van het wettelijk minimumloon). Na die twee jaar stopt de WW-uitkering. 15. WWB, Wet werk en bijstand Uitgevoerd door: gemeente, na aanvraag bij UWV Werkbedrijf Uitkering voor werkloze personen tussen 18 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd. De Wet werk en bijstand (WWB) is bedoeld voor mensen die niet of onvoldoende met werken in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Bijstand is bedoeld als een tijdelijke voorziening. Er moet zo snel mogelijk (weer) werk gezocht worden. De WWB wordt uitgevoerd door de gemeente. De sociale dienst van de gemeente bepaalt of aanvragers in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering, beslist hoe hoog deze uitkering is en zorgt voor de uitbetaling ervan. De gemeenten zijn ook verantwoordelijk voor de begeleiding bij het zoeken naar werk. Gemeenten mogen zelf bepalen hoe zij de WWB uitvoeren, zolang zij zich aan de wet houden. Er kunnen dus per gemeente verschillen bestaan in de uitvoering van de WWB.
Voorwaarden: • Aanvrager woont in Nederland. • Aanvrager is 18 jaar of ouder. • Aanvrager en eventuele gezinsleden hebben niet genoeg inkomen om in het levensonderhoud te voorzien (inkomen partner telt mee). • Aanvrager kan geen beroep doen op een andere uitkering. • Het eigen vermogen van de aanvrager en eventuele gezinsleden komt niet uit boven een bepaald bedrag. Verplichtingen: • Als werkzoekende ingeschreven staan bij het UWV Werkbedrijf; • Actieve inspanning om zelf in het levensonderhoud te voorzien (geldt ook voor partner en overige gezinsleden die onder de WWB vallen • Sollicitatieplicht, ook naar banen die niet direct aansluiten bij genoten opleiding en ervaring. • Meewerken aan de ondersteuning die de gemeente mogelijk geeft, zoals een sollicitatiecursus. • Meewerken aan huisbezoek en psychologische en medische onderzoeken als dit nodig is. • De gemeente voorzien van gevraagde en juiste informatie • Aangaan van een door de gemeente verlangde tegenprestatie, zoals onbetaald werk. In de Participatiewet, die ingaat per 1 januari 2015, worden de WWB, een deel van de Wajong, en de voorziening Wsw samengevoegd. Voor de doelgroep wordt een systeem van loondispensatie geïntroduceerd zoals dat nu in de Wajong bestaat. Daardoor kan het door de werkgevers te betalen loon in overeenstemming worden gebracht met de arbeidsproductiviteit van alle betrokken medewerkers. Voor zover werknemers onder het wettelijk minimumloon werken, is dat altijd tijdelijk en groeit het totaal van loon en de aanvullende uitkering toe naar het wettelijk minimumloon. De algemene sollicitatie-, arbeids- en re-integratieplicht in de WWB wordt aangescherpt door het gebruik van ontheffingen te beperken. Ook wordt vanaf 2014 de naleving en handhaving geïntensiveerd: regelgeving wordt geüniformeerd en sancties worden wettelijk voorgeschreven.
35
Wettelijk wordt voorgeschreven dat gemeenten de bijstandsuitkering drie maanden stopt als de arbeids- en re-integratieplicht niet wordt nagekomen. Per 1 januari 2014 wordt de Huishouduitkeringstoets ingevoerd. Het normbedrag van de WWB wordt verlaagd naarmate er meer inwonende volwassenen aanwezig zijn binnen een huishouden. De inkomsten van inwonende gezinsleden worden niet verrekend met de uitkering van de bijstandsontvanger, zodat werken lonend is. Wel wordt de bijstandsuitkering lager naarmate er meer boven bedoelde gezinsleden zijn. Elk van de gezinsleden blijft een zelfstandig recht op bijstand houden. Ook wordt de mogelijke aanvulling in de bijstand en de Algemene nabestaandenwet (Anw) van 20% van het wettelijk minimum loon voor alleenstaande ouders afgeschaft. De bijstand voor alleenstaande ouders komt daarmee maximaal op 70% van het wettelijk minimum loon. Het afschaffen van de WWB-toeslag voor alleenstaande ouders wordt deels gecompenseerd door het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders te verhogen met € 2.800,- per jaar. De inkomensgrens vanaf welke het kindgebonden budget geldt, wordt afgebouwd en verlaagd naar de inkomensgrens van de zorgtoeslag. Tot slot wordt het bedrag voor het eerste kind met € 25,- verhoogd. Het bedrag voor het tweede kind wordt verhoogd met € 517,-. De mogelijkheden voor individuele bijzondere bijstand (van daadwerkelijke kosten) worden verruimd en de mogelijkheden voor categoriale bijzondere bijstand (aannemelijke kosten) worden beperkt. Daarbij is er bijzondere aandacht voor werkenden met een laag inkomen en ouderen met een klein pensioen. Daarnaast kan categoriale bijzondere bijstand voor gezinnen met kinderen, in de vorm van een aanvullende zorgverzekering en een stadspas voor culturele/maatschappelijke/sportieve voorzieningen, worden uitgebreid. Tot slot wordt de langdurigheidstoeslag in de WWB vervangen door een individuele toeslag voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder zicht op verbetering. Van 1 oktober 2009 tot 1 januari 2012 kende Nederland de wet WIJ, Wet Investeren in Jongeren. Deze wet verplichtte gemeenten om jongeren (18-27 jaar), die zich meldden voor een uitkering, een baan, scholing of een combinatie van beide aan te bieden, afgestemd op de situatie van de betreffende jongere. Na 1 januari 2012 is de wet opgegaan in de WWB. Jongeren tussen 18 en 27 moeten eerst vier weken actief op zoek gaan naar werk. Ook moeten ze nagaan of ze onderwijs kunnen volgen of hun opleiding kunnen afmaken. In die vier weken ontvangen ze geen bijstandsuitkering. De WWB loopt in principe door tot de pensioengerechtigde leeftijd. 16. Wsw (Voorziening), Wet sociale werkvoorziening Uitgevoerd door: gemeente, na onderzoek en indicatiestelling door UWV De Sociale Werkvoorziening (SW) is bedoeld voor mensen die door lichamelijke, psychische en/of verstandelijke handicaps geen 'gewone' baan kunnen vinden. In de SW wordt het werk aangepast aan de mogelijkheden. De SW biedt een echte baan, waarbij met collega’s wordt gewerkt en een salaris wordt genoten. Ook kan een cursus of opleiding worden gevolgd naast het werk. Voor een werkplek in de SW wordt een Wsw-indicatie verstrekt, als personen aan de volgende voorwaarden voldoen: • Ze hebben een handicap waardoor ze niet in een gewone baan kunnen werken. • Ze kunnen wel werken in een aangepaste omgeving. • Ze zijn in staat om regelmatig te werken. • Ze willen zelf graag een baan. • Ze staan ingeschreven bij UWV. Per 1 januari 2014 stopt de instroom in de Wsw in zijn huidige vorm en onder de huidige voorwaarden. Gemeenten krijgen binnen de kaders van de Participatiewet de ruimte om zelf beschut werk te organiseren als voorziening. Er komen op termijn middelen beschikbaar voor structureel 30.000 beschutte werkplekken, dat is eenderde van het huidige aantal, afgestemd op 100% van het wettelijk minimumloon.
36
De huidige middelen in de Wsw zullen fors omlaag gaan, • enerzijds doordat er minder mensen in de regeling zullen stromen, • anderzijds omdat de rijksvergoeding zal worden afgestemd op 100% wettelijk minimum loon. Er moet rekening mee worden gehouden dat de rijksvergoeding zal dalen van € 25.750,naar € 22.050,- per jaar per Wsw’er: het regeerakkoord noemt de efficiencykorting, die wordt opgelegd op de sociale werkvoorziening. Deze efficiencykorting wordt verspreid over zes jaar. Re-integratie- en begeleidingsbudgetten worden samengevoegd in een gebundeld reintegratiebudget. Er wordt verder bezuinigd op het nu beschikbare WWB-werkdeel. Bronnen: UWV en SVB
5.3
Toelichting AWBZ
Vanuit een zorgbehoefte kan een beroep worden gedaan op AWBZ-zorg. Het Besluit Zorgafspraken AWBZ geeft aan dat er op zorginhoudelijke gronden slechts toegang tot AWBZ-zorg kan zijn als er sprake is van een of meer zogenaamde grondslagen. Een grondslag is een aandoening, beperking of handicap als gevolg waarvan de verzekerde op een of meerdere vormen van zorg aangewezen kan zijn. De grondslagen (en daarmee de cliëntgroepen) zijn: • Een somatische aandoening of beperking (SOM), onderverdeeld in: • SOM 0-64 jaar • SOM 65-74 jaar • SOM 75 jaar en ouder • Een psychogeriatrische aandoening of beperking, 65 jaar en ouder (PG) • Een psychiatrische aandoening of beperking, 18 jaar en ouder (PSY) • Een verstandelijke handicap (VG), onderverdeeld in: • VG 0-17 jaar • VG 18 jaar en ouder • Een zintuiglijke handicap, alle leeftijden (ZG) • Een lichamelijke handicap, alle leeftijden (LG) De AWBZ-zorg is vastgelegd in de functies: • Persoonlijke Verzorging (PV) • Verpleging (VP) • Begeleiding (BG), waaronder Individueel (BGI) en Groep (BGG) • Behandeling (BH), waaronder Individueel (BHI) en Groep (BGG) • Kortdurend Verblijf (KVB) De omvang van de zorg wordt bepaald door de behoefte van de verzekerde aan: • De gemiddelde tijd van de zorgmomenten • Zorg in Groepsverband • Zorg met Verblijf De omvang van de zorg zonder verblijf wordt uitgedrukt in een klasse op basis van een gemiddeld aantal uren zorg per week of op basis van dagdelen per week. De uitdrukking in klassen geldt voor PV, VP, BGI, BGG en BHG. De omvang van Behandeling wordt niet in klassen uitgedrukt. De klassen lopen, afhankelijk van de functie, op van klasse 0-9. • PV: 1 (0-1,9 uur per week) – 8 (20-24 uur per week) • VP: 0 (0-0,9 uur per week) – 7 (16-19,9 uur per week) • BGI: 1 (0,9-1,9 uur per week) – 8 (20-24,9 uur per week) • BGG: 1 (1 dagdeel per week) – 9 (9 dagdelen per week) • BHG: 1 (1 dagdeel per week) – 9 (9 dagdelen per week) • KVB: 1 (1 etmaal per week) – 3 (3 etmalen per week)
37
De omvang van de zorg met verblijf wordt uitgedrukt in zorgzwaartepakketten (ZZP). Een ZZP is naar aard, inhoud en omvang bij een cliëntprofiel passende samenhangende zorg. Intramurale zorg wordt geïndiceerd als de zorgvraag noodzakelijkerwijs gepaard gaat met een: • Beschermende woonomgeving • Therapeutisch leefklimaat of • Permanent toezicht Intramurale besluiten kunnen worden onderverdeeld in drie sectoren: • Verpleging en Verzorging (VV) • Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) • Gehandicaptenzorg (GH) Cliënten kunnen geïndiceerd worden voor een enkele of meerdere functies. Een aantal functies (of combinatie van functies) kan Begeleiding bevatten. Geen • • • • •
begeleiding: Alleen Persoonlijke Verzorging (PV-sec) Alleen Verpleging (VP-sec) Persoonlijke Verzorging plus Verpleging (PV+VP) Behandeling (BH) Behandeling plus Persoonlijke Verzorging en/of Verpleging (BH+PV/VP)
Wel begeleiding: • Alleen Begeleiding Individueel (BGI-sec) • Begeleiding Individueel plus Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Behandeling (BGI+PV/VP/BH) • Alleen Begeleiding Groep (BGG-sec) • Begeleiding Groep plus Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Behandeling (BGG+PV/VP/BH) • Begeleiding Individueel plus Begeleiding Groep (BGI+BGG) • Begeleiding Individueel plus Begeleiding Groep plus Persoonlijke Verzorging, Verpleging en/of Behandeling (BGI+BGG+PV/VP/BH) Voor de intramurale GGZ, GZ en VV wordt de functie Begeleiding niet apart aangemerkt omdat zorgfuncties binnen een intramurale setting altijd deel uitmaken van het totale ZZP. Bovendien bevat slechts een deel van de ZZP’s de functie Begeleiding. Per 2014 wordt de functie Begeleiding beperkt door de aanspraak op Dagbesteding te laten vallen. Het recht op zorg bij een indicatie korter dan 6 maanden vervalt bij de functie Persoonlijke Verzorging, de norm voor gebruikelijke zorg wordt van 60 naar 90 minuten per week verhoogd. Met ingang van 2015 worden gemeenten geheel verantwoordelijk voor activiteiten op het gebied van Ondersteuning, Begeleiding en Verzorging, en worden daarmee verantwoordelijk voor alle aanvragen èn voor alle cliënten die thuis wonen en begeleiding ontvangen in de AWBZ. Per 1 januari 2013 blijven cliënten met een lichte zorgvraag langer thuis wonen in het kader van scheiden wonen/zorg. De maatregel wordt gefaseerd ingevoerd. Nieuwe cliënten krijgen geen AWBZ-indicatie meer voor intramurale zorg, maar voor extramurale zorg in functies en klassen. Per 1 januari 2013: • Verpleging en Verzorging, de zorgzwaartepakketten 1 (VV1) en 2 (VV2). • Geestelijke Gezondheidszorg, de zorgzwaartepakketten 1 (GGZ1) en 2 (GGZ2). • Verstandelijke Gehandicaptenzorg, de zorgzwaartepakketten 1 (VG1) en 2 (VG2). Per 2014: • Verpleging en Verzorging, zorgzwaartepakket 3 (VV3).
38
Per 2015: • Geestelijke Gezondheidszorg, zorgzwaartepakket 3 (GGZ3). • Verstandelijke Gehandicaptenzorg, zorgzwaartepakket 3 (VG3). Per 2016 (uit te werken plan): • Verpleging en Verzorging, zorgzwaartepakket 4 (VV4). • Verstandelijke Gehandicaptenzorg, zorgzwaartepakket 4 (VG4). Bronnen: CIZ Basisrapportage AWBZ Staatscourant 26768, 21 december 2012 Regeerakkoord, 29 oktober 2012 Uitwerking extramuralisering lichte zorgzwaartepakketten, kamerbrief 28 september 2012 door staatssecr. VWS Gegevens-set Zorgkantoor/De Friesland
39
Onderzoek naar cliëntgroepen van voorzieningen ân
D ec e
ralisatie
s
nt
Frys
l
op het gebied Werk & inkomen, Jeugdzorg en AWBZ/Wmo
Partoer Westersingel 4 8913 CK Leeuwarden T (058) 234 85 00 www.partoer.nl