Maatschappijleer voor de bovenbouw
havo handboek
Eindredactie Ingrid Faas Sander Groen Auteurs Hay Janssen Rob van Otterdijk Ivo Pertijs Hans van Tartwijk Aad Zuiderwijk
www.dilemma-malmberg.nl Eerste druk Malmberg ’s Hertogenbosch
pakketsamenstelling Havo Havo handboek
Havo werkboek
Maatschappijleer voor
Maatschappijleer voor
de bovenbouw
de bovenbouw
havo handboek CLASS APTENT
HAVO WERKbOEK
Maatschappijleer voor de bovenbouw havo werKboeK
Maatschappijleer voor de bovenbouw havo handboek
Class aptent taciti sociosqu ad litora torquent per conubia nostra, per inceptos himenaeos. In at nibh metus. Aenean est erat, scelerisque quis scelerisque at, pretium sit amet eros. Nulla ullamcorper dignissim lorem tristique consectetur. Cum sociis natoque penatibus et magnis dis parturient montes, nascetur ridiculus mus. Suspendisse justo dolor, porttitor sed dignissim ac, consequat ac mauris. Pellentesque id felis sed urna mollis malesuada a sed velit. In libero velit, condimentum ut lobortis vel, porta eu quam.
Havo ePack
ISBN 978 90 345 XXXX X
9 789034 537249
XXXXXX
ISBN 978 90 345 XXXX X
9 789034 537249
XXXXXX
Vwo Vwo handboek
Vwo werkboek
Maatschappijleer voor
Maatschappijleer voor
de bovenbouw
de bovenbouw
vwo handboek CLASS APTENT
VWO WERKbOEK
Maatschappijleer voor de bovenbouw vwo werKboeK
Maatschappijleer voor de bovenbouw vwo handboek
Class aptent taciti sociosqu ad litora torquent per conubia nostra, per inceptos himenaeos. In at nibh metus. Aenean est erat, scelerisque quis scelerisque at, pretium sit amet eros. Nulla ullamcorper dignissim lorem tristique consectetur. Cum sociis natoque penatibus et magnis dis parturient montes, nascetur ridiculus mus. Suspendisse justo dolor, porttitor sed dignissim ac, consequat ac mauris. Pellentesque id felis sed urna mollis malesuada a sed velit. In libero velit, condimentum ut lobortis vel, porta eu quam.
Vwo ePack
ISBN 978 90 345 XXXX X
9 789034 537249
XXXXXX
ISBN 978 90 345 XXXX X
9 789034 537249
XXXXXX
2
inhoudsopgave werken met dilemma
4
1 parlementaire democratie
3 verzorgingsstaat
wie heeft het voor het zeggen?
waar moet de overheid voor zorgen?
Casus 1 Wie lost onze problemen op?
Casus 1 Wie moet er helpen?
8
96
2 Beslissen we zelf?
14
2 Waarom doet de overheid zo veel?
101
3 Kiezen we voor meer vrijheid of meer gelijkheid?
20
3 Wat is echt noodzakelijk?
107
4 Wie heeft de macht?
26
4 Is school ook noodzakelijk?
113
5 In het stemhokje is iedereen gelijk. Maar daarbuiten? 32
5 Is onze verzorgingsstaat de beste?
119
6 Meer of minder Europa?
38
6 Is er toekomst voor de verzorgingsstaat?
125
7 Is onze democratie af?
45
Kernbegrippen
Kernbegrippen
131
52
2 rechtsstaat
4 pluriforme samenleving
Zo veel mogelijk vrijheid voor iedereen?
hoe moeten we omgaan met verschillen?
Casus
Casus
1 Wat heb ik aan al die regels?
56
1 Zijn wij allemaal Nederlanders?
134
2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
62
2 Waarom doe je wat je doet?
139
3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
68
3 Zijn verschillen een probleem?
144
4 Hoeveel rechten hebben verdachten en gevangenen?
74
4 Moeten we de verschillen opheffen?
149
Hoe gaan we om met verschillende (rechts)staten?
81
5 Hoe tolerant zijn wij eigenlijk?
154
87
6 Is iedereen welkom?
158
5
6 Staat onze rechtsstaat onder druk? Kernbegrippen
93
Kernbegrippen register colofon
3
163 164 168
werken met dilemma Samenlevingen veranderen voortdurend. Gebeurtenissen, conflicten en problemen die in het nieuws komen, zoals geweld op straat of te hoge overheidsuitgaven aan de zorg hebben vaak te maken met die veranderingen. Bij maatschappijleer ga je je verdiepen in veranderingen en de daarmee samenhangende vraagstukken in de samenleving.
Maatschappijleer voor
CLaSS aPTenT
de bovenbouw
havo handboek
Maatschappijleer voor de bovenbouw havo handboek
Class aptent taciti sociosqu ad litora torquent per conubia nostra, per inceptos himenaeos. In at nibh metus. Aenean est erat, scelerisque quis scelerisque at, pretium sit amet eros. Nulla ullamcorper dignissim lorem tristique consectetur. Cum sociis natoque penatibus et magnis dis parturient montes, nascetur ridiculus mus. Suspendisse justo dolor, porttitor sed dignissim ac, consequat ac mauris. Pellentesque id felis sed urna mollis malesuada a sed velit. In libero velit, condimentum ut lobortis vel, porta eu quam.
Het begrip dilemma staat voor ‘een keuze uit twee of meer gelijkwaardige alternatieven’ en dat is juist waar het bij dit vak om gaat. Bij het oplossen van problemen moet je vaak keuzes maken, keuzes die zoals in de genoemde voorbeelden ook weer gevolgen hebben op andere terreinen van de samenleving, bijvoorbeeld voor privacy, kwaliteit van de zorg of inkomen. Over wat het beste is, zijn de meningen meestal verdeeld. Bij Dilemma begin je altijd met vragen stellen bij een
ISBN 978 90 345 XXXX X
voorbeeld uit de praktijk. Van de praktijk ga je naar theorie en weer terug. Het gaat om het leren
9 789034 537249
XXXXXX
herkennen van tegengestelde oplossingen en belangen en de vraag wat de verschillende waarden en overtuigingen zijn waar het om draait. Je krijgt inzicht in het hoe en waarom van keuzes, ook dus in de keuzes die je zelf maakt. Met Dilemma leer je verder te kijken dan het nieuws van de dag, en ga je op zoek naar de dilemma’s die áchter die actuele kwestie liggen.
opbouw van dilemma
handboek
Bij het bestuderen van onze samenleving is er een indeling casus
gemaakt in vier grote vragen. Deze hangen sterk met elkaar samen, want ze gaan steeds over de dilemma-keuzes die wij
2 Rechtsstaat
moeten maken of in het verleden hebben gemaakt over hoe wij Zo veel mogelijk vrijheid voor iedereen?
onze samenleving (willen) organiseren. Je ziet die onderwerpen terug in het beeld op het omslag van dit boek en in de uitwerking
Casus
54
1 Wat heb ik aan al die regels?
van die vragen in de vier hoofdstukken:
56
2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
62
3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
68
4 Hoeveel rechten hebben verdachten en gevangenen?
Wie heeft het voor het zeggen? Deze vraag gaat over hoe
74
5 Hoe gaan we om met verschillende (rechts)staten?
81
6 Staat onze rechtsstaat onder druk?
87
Kernbegrippen
93
we samen beslissingen moeten nemen en wat je politieke
Nederlandse be ller nog vaak afgeluisterd In Nederland worden nog altijd veel telefoons afgetapt door opsporingsdiensten. Familie en vrienden van verdachten worden daarbij nauwelijks gespaard. Van internettaps wordt daarentegen nog weinig gebruik gemaakt. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland per duizend telefoons er één wordt afgeluisterd. Nederland is daarmee nog altijd koploper in vergelijking
rechten zouden moeten zijn.
54
met omliggende landen. Dat terwijl de effectiviteit van telefoontaps de afgelopen jaren is afgenomen door onder meer mobiele telefoons en sociale media. Vaak worden ook de telefoons van vrienden en familie van een verdachte getapt. Daarbij wordt per gesprek tijdstip, locatie, gespreksduur en de naam van degene aan de andere kant van de lijn getapt. Om de privacy van afgeluisterden toch wat te
beschermen, zijn er wel beperkingen gesteld aan hoe lang een telefoon getapt mag worden. Voor minder ernstige misdrijven en voor mensen die niet worden verdacht, worden kortere termijnen aangehouden dan voor zwaardere misdrijven en voor verdachten in strafzaken. Sinds enkele jaren kunnen de opsporingsdiensten ook een internettap inzetten. Daarmee kunnen alle gegevens worden
onderschept die van en naar een bepaald IP-adres lopen, maar ook kan alleen de binnenkomende e-mail worden onderschept. De verwachting is dat de inzet van dit opsporingsmiddel flink zal toenemen en de telefoontap zal vervangen, maar zover is het nog lang niet. Bron: www.volkskrant.nl, 23 mei 2012.
55
Zoveel mogelijk vrijheid voor iedereen? Oftewel de vraag
hoofdstuktitel: iedere titel stelt
naar wat je vrijheidsrechten zouden moeten zijn.
een overkoepelende vraag over het hoofdstukonderwerp. De casus is een concreet
Waar moet de overheid voor zorgen? Het is de vraag op
voorbeeld wat deze vraag in praktijk kan betekenen.
welke manier we sociale rechten willen vormgeven en wat dat dan weer betekent voor onze vrijheid en gelijkheid. paragrafen: in de paragrafen verdiep je je stap voor stap in
Hoe moeten we omgaan met verschillen? Hier komen alle
het onderwerp. Eerst vorm je een breed beeld en kijk je om
drie de rechten gezamenlijk aan de orde. Het is de vraag
welk vraagstuk het gaat, welke groepen, visies en belangen
welke politieke, vrijheids- en sociale rechten burgers
daarbij betrokken zijn. Vervolgens kijk je naar mogelijke
zouden moeten hebben om ervoor te zorgen dat groepen
oplossingen, vergelijk je de te maken of gemaakte keuzes en
mensen met verschillende waarden en normen, toch
kom je tot beantwoording van de paragraafvraag.
vreedzaam met elkaar kunnen samenleven. 4
Paragraaftitel: dit is steeds een
4 Pluriforme samenleving / 5 Hoe tolerant zijn wij eigenlijk?
5 Hoe tolerant zijn wij eigenlijk?
deelvraag die aangeeft wat er aan de orde komt; elke paragraaf start met een intro: bron 1 in het handboek samen met opdrachten in het werkboek. Na deze opdrachten ga je weer verder met de lesstof in het handboek en verdiep je je in het achterliggende dilemma.
Polen in Nederland spreken de Nederlandse taal vaak slecht of hebben andere gewoonten en opvattingen. Bij tolerantie gaat het erom dat je die verschillen accepteert en dat je mensen het recht geeft die andere mening te uiten. Dat betekent niet dat je maar kritiekloos alle gedrag accepteert en alle cultuuruitingen toelaat. Steeds meer mensen, waaronder ook politici, gaan uit van het universalisme: bepaalde waarden en normen, zoals de klassieke grondrechten, gelden voor iedereen. Binnen het kader van de Grondwet is er echter wel ruimte voor (culturele) verschillen. Het tegenovergestelde van universalisme is relativisme. Cultuurrelativisten beschouwen de verschillende culturen als onvergelijkbaar, maar wel gelijkwaardig. Waarden en normen zijn niet universeel; ze zijn alleen te begrijpen vanuit de cultuur waarin ze zijn ontstaan.
Verschillen tussen groepen in de samenleving zijn van alle tijden. Hoe gaan we daarmee om als individu en als samenleving? bron 1 Wie zijn de echte gastarbeiders?
Polen zijn de echte gastarbeiders Inwoners van de Duin- en Bollenstreek voelen zich onbehaaglijk over de toevloed van Polen naar hun streek. Er komen Poolse supermarkten, cafés, kerken, en zelfs een eigen parochie. Nederlanders hebben soms het gevoel dat hun omgeving overgenomen wordt. Is dat terecht? De dorpelingen die over die supermarkten klagen, zijn vaak dezelfde die het hebben over ‘die vreemde snoeshanen’ uit het naburige dorp. De Polen om wie het gaat, komen alleen voor seizoensarbeid in de tuinbouw en de bollenteelt, en gaan daarna weer weg. Ze werken keihard als ze hier zijn. Logisch dat je ze dan nauwelijks op straat tegenkomt, om er een praatje mee te maken. De Polen zijn nu al pendelaars; dat gold destijds niet voor Turken en Marokkanen. De afstanden zijn veel korter, en de reismogelijkheden zijn uitgebreider vergeleken met dertig,
Zijn we wel tolerant?
veertig jaar geleden. Het is maar de vraag of buitenlanders die hier tijdelijk zitten, zich moeten identificeren met de Nederlandse samenleving. Het kabinet zou het liefst willen dat iedereen gezellig in een grote kring gaat zitten om daar de Nederlandse identiteit te benadrukken. Maar je kunt ook over Nederland denken als een plek waar wordt gewerkt, waar iedereen aan bijdraagt én baat bij heeft. Hoeveel solidariteit heb je als samenleving nodig om voorzieningen en welvaart op peil te houden? Er dreigt misschien verdringing van de Nederlandse laagopgeleiden, al weten we niet hoe groot die verdringing is. Het is en blijft lastig om deze mensen met een geringe opleiding en arbeidsmotivatie aan een baan te helpen. Vergeleken met hen werken de Polen veel harder.
bron 3 Sire heeft in een campagne de positieve
effecten van meer tolerantie naar voren willen brengen: ‘Hoe meer mensen het product Tolerantie® gebruiken hoe meer Nederland daarvan opknapt.’
Vrij naar: NRC Handelsblad, 25 februari 2006.
bron 2 Omstreden meldpunt.
Uit onderzoek blijkt dat 69% van de Nederlanders niet blij is met de komst van Polen naar Nederland. Ze voelen zich door hen bedreigd in hun economische situatie. Ook voelt ruim een kwart van de Polen zich niet thuis en niet geaccepteerd in Nederland. Dat is niet zo vreemd, want meer dan de helft van de Nederlanders denkt dat de Polen ’de baantjes inpikken’. Economische omstandigheden kunnen sterk bepalen hoe er over een groep wordt gedacht. In 2012 werd een ‘Meldpunt Midden- en OostEuropese werknemers’ opgericht. Nederlanders konden het daar melden wanneer ze overlast van Polen, Roemenen of Bulgaren ondervonden. Het meldpunt was internationaal omstreden: het zou bijdragen aan een klimaat van intolerantie. Twee derde van de Nederlanders vindt ‘tolerantie’ een belangrijke waarde, maar in hoeverre handelen we naar deze waarde? En wat is tolerantie eigenlijk?
Er kwam vanuit verschillende hoeken kritiek op bovenstaande campagne. Wat SIRE precies onder tolerantie verstaat, is niet duidelijk, maar verschillen worden in ieder geval als een verrijking beschouwd. Door het ‘gebruik van tolerantie’ ontdek je allemaal nieuwe mensen en gewoonten, zo
is de boodschap. De campagne van SIRE gaat voorbij aan het feit dat tolerantie om een actieve houding vraagt. Het is niet voldoende om ‘elkaar te tolereren’, zonder enige bemoeienis met elkaar. Je zult met elkaar in discussie moeten, ook over onderlinge verschillen. Het begrip ‘tolereren’ komt van het Latijn en betekent ‘verdragen’ of ‘verduren’. Echte tolerantie is dus hard werken. Tolerantie kun je omschrijven als de mate waarin groepen en/of individuen met afwijkende meningen of gedragingen worden geaccepteerd. Bij een zuiver tolerante houding vind je dat iemand het recht heeft om vrijuit te spreken over opvattingen die je zelf verafschuwt.
universalisme tolerantie discriminatie stereotypen
Hoe erg is intolerantie? Intolerantie ten aanzien van groepen in de samenleving kan uiteindelijk leiden tot discriminatie. Van de Polen in Nederland ervaart ruim een derde discriminatie. In ongeveer de helft van de gevallen gebeurt dit op het werk, bij het vinden van een baan en op straat. Onder discriminatie verstaat men het anders behandelen van mensen of groepen op basis van kenmerken die er niet toe doen. Je kunt dan bijvoorbeeld denken aan afkomst, ras, huidskleur, geloof, politieke overtuiging, seksuele geaardheid of leeftijd. Als je discrimineert, zondig je tegen het grondbeginsel dat zegt dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden in gelijke gevallen (artikel 1 van de Grondwet). Discriminatie begint vaak met het indelen van mensen in hokjes, bijvoorbeeld: Polen drinken veel en ze pikken onze banen in. Deze beeldvorming geldt uiteraard niet voor alle Polen: het zijn stereotypen. Het betreft vaak een versimpeling of een overdrijving van de werkelijkheid. Het is onduidelijk of het beeld klopt dat de Polen de baantjes inpikken van de Nederlanders. Wel lijken de Polen het werk van andere groepen, vooral illegale migranten, over te nemen. Cartoon- of striptekenaars maken vaak dankbaar gebruik van zo’n stereotypering.
154
Begrippen: deze zijn per pagina in
relativisme
de kantlijn genoteerd en de betekenis wordt in de context van de theorie verduidelijkt. De belangrijkste begrippen van het hoofdstuk zijn bovendien met een definitie opgenomen in het overzicht kernbegrippen aan het eind van het hoofdstuk. In de tekst zijn deze vet weergegeven; de overige begrippen
155
staan cursief.
Uitleg staat daarbij nooit los van de bronnen; praktijk en theorie vormen in de lesstof één geheel.
Werkboek Intro: verkennende vragen bij bron 1 uit je handboek.
4 Pluriforme samenleving / 5 Hoe tolerant zijn wij eigenlijk?
5 Hoe tolerant zijn wij eigenlijk?
na of je de lesstof uit de
3 Bron 1 suggereert dat je niet kunt verwachten dat gastarbeiders zich identificeren met de Nederlandse samenleving. Ben jij het daarmee eens? Beargumenteer je mening.
bron 7 Spotprent van Abttoy.
b
Wat wordt er bedoeld met doelgroepenbeleid?
c
Waarom is de overheid afgestapt van het doelgroepenbeleid? Vul de juiste woorden in. Het denken in (A) werkt stigmatiserend. Mensen kregen een (B) opgedrukt. Men dacht dat het beter was om mensen voortaan als (C) te beschouwen, ieder met zijn eigen mogelijkheden en beperkingen.
en bronnen die je gelezen hebt. Maar je doet dit ook op a In bron 7 is sprake van stereotypering. Leg dit uit.
(B) (C)
Stereotypen kunnen zowel positief als negatief zijn. Welke stereotypen ken jij over de onderstaande groepen? Over Italianen:
De volgende vragen en opdrachten gaan over de hele paragraaf. 1 Er was sprake van een economische crisis toen onderzocht werd hoe Nederlanders over Poolse gastarbeiders dachten. Denk je dat Nederlanders een andere mening over Poolse gastarbeiders zullen hebben als de economie aantrekt? Beargumenteer je antwoord.
nieuwe voorbeeldsituaties. Je geeft zelf de stappen aan die
(A)
b
kennis en begrip
en inzicht uit de paragraaf toe aan de hand van de stof
7 Vind jij het Meldpunt Midden- en Oost-Europeanen een uiting van intolerantie? Beargumenteer je mening.
paragraaf ook begrepen hebt en kunt herhalen.
Cartoonisten maken graag gebruik van stereotypen en/ of vooroordelen. Soms kan een cartoon juist tegen een vooroordeel of stereotypering ingaan.
6 De overheid wil graag tolerantie bevorderen, bijvoorbeeld door emancipatieprojecten te subsidiëren. a Wat wordt er bedoeld met emancipatie?
3 Intolerantie kan leiden tot discriminatie. Wanneer is er sprake van discriminatie? Kruis het juiste antwoord aan. □ Wanneer mensen of groepen mensen niet dezelfde normen en waarden delen. □ Wanneer er sprake is van ongelijke behandeling van mensen of groepen mensen, op basis van kenmerken die er niet toe doen. □ Wanneer mensen openlijk hun afkeuring uitspreken over de waarden, normen en gedragingen van andere mensen. □ Wanneer mensen afwijkende gedragingen melden bij het meldpunt discriminatie. 4 Discriminatie begint vaak met het indelen van mensen in hokjes en met het denken in stereotypen. a Leg uit waarom de bewering ‘Polen pikken de baantjes in van Nederlanders’ een voorbeeld is van stereotypering.
2 Hoe staan eigenaren van tuindersbedrijven tegenover de Poolse gastarbeiders denk je? Beargumenteer je antwoord.
Toepassen: je past kennis
Opdracht 1
Lees in je handboek eerst paragraaf 5 tot en met bron 1. Maak daarna de opdrachten. 1 Hoe komt het dat laagopgeleide Nederlanders vaak meer moeite hebben met de aanwezigheid van Poolse gastarbeiders dan hoogopgeleide Nederlanders? 2 Schrijf in je eigen woorden op wat er wordt bedoeld met tolerantie.
Kennis en begrip: je gaat
toepassen
Over Surinamers:
5 In moeilijke tijden zijn mensen vaak op zoek naar een zondebok. Leg uit waarom mensen juist in een economische crisis behoefte hebben aan een zondebok.
intro
b Tegen welk stereotype wordt in bron 7 ingegaan?
je zet om naar oplossingen te komen bij dilemma-vragen.
Over Amsterdammers:
150
151
Reflectie: met de kennis en het
Vaardigheden: belangrijke vaardigheden
inzicht die je hebt opgebouwd, kijk
die je bij maatschappijleer nodig hebt, 1 Parlementaire democratie / 7 Is onze democratie af?
zijn hier uitgelicht. Je gaat daarmee oefenen, steeds op een hoger niveau.
je aan het eind van het hoofdstuk
reflectie
vaardigheden drogredenen herkennen In paragraaf 4 maakte je kennis met vijf drogredenen die mensen bij argumentatie kunnen gebruiken. In bron 13 vind je nog vijf voorbeelden van drogredenen.
1 In een samenleving doen zich problemen voor die moeten worden opgelost. Hierbij spelen verschillen in waarden, belangen en macht altijd een rol. Welke waarden en belangen spelen in de casus een rol. En welke actoren kun je daarbij plaatsen? Waarden:
Opdracht 6 bron 13 6 Verschuiven van de bewijslast. Zelf geen argumenten noemen maar bij voorbaat al argumenten van de ander verlangen. Voorbeeld: ‘Ik vind dit een goed plan. Als jij het er niet mee eens bent moet je met argumenten komen.’
3 De anti-rookmaatregel is er gekomen ondanks verzet van de horeca en de tabakslobby. Sommige cafés hebben geweigerd de maatregel uit te voeren. Vind je dat acceptabel? Licht je antwoord toe.
8 Persoonlijke aanval. In plaats van over iemands argument na te denken, val je diegene persoonlijk aan. Voorbeeld: ‘Wie ben jij, om als roker vóór rookvrije cafés te zijn?’
Mindmap: een veelgebruikte manier om veelomvattende stof te ordenen en te leren, is het werken met een mindmap. Je kunt een mindmap natuurlijk helemaal zelf maken, maar in Dilemma bieden we een hulpvorm
nogmaals naar de hoofdstukvraag en de openingscasus.
7 Cirkelredenering. Het argument is hetzelfde als het standpunt. Voorbeeld: ‘Ik heb dat niet gestolen, want ik ben geen dief.’
Belangen:
9 Niet erkende autoriteit. Bij deze drogreden gebruikt iemand de autoriteit van een persoon of instantie als argument voor de juistheid van zijn bewering, in de veronderstelling dat die autoriteit door iedereen wordt erkend. Voorbeeld: ‘Oom Piet zegt dat de criminaliteit in Nederland weer gestegen is, dus ...’ Of: ‘Graancirkels van buitenaardse wezens bestaan echt, want het staat op internet.’
4 ‘Wie heeft het voor het zeggen?’ luidt de titel van dit hoofdstuk. Wie heeft het volgens jou voor het zeggen als het gaat om de anti-rookmaatregel? 2 De overheid is op vier verschillende manieren betrokken bij het probleem van het roken in de horeca. Welke vier manieren zijn dat? Licht je antwoord toe.
10 Selectief gebruik van gegevens. Voorbeeld: ‘Mijn opa rookte als een ketter en is 94 geworden. Roken kan dus niet ongezond zijn.’
In de discussie vóór en tegen invoering van het referendum worden allerlei argumenten gebruikt. Enkele voorbeelden van zulke argumenten: 1 Ik ben tegen het referendum want in Zwitserland heeft men daarmee jarenlang het vrouwenkiesrecht kunnen tegenhouden. 2 Ik ben tegen het referendum want het past niet in een vertegenwoordigende democratie. 3 Ik ben voor het referendum want professor Janssen is er ook voor. 4 Ik ben voor het referendum, want uit een onderzoek blijkt dat de meerderheid van de Nederlandse bevolking er voor is. 5 Ik ben tegen het referendum omdat ieder weldenkend mens toch weet dat het de democratie ondermijnt. Welke van de argumenten zou je als een drogreden kunnen beschouwen? Leg uit waarom. Gebruik de bron over drogredenen in het werkboek paragraaf 4 en die in paragraaf 7.
mindmap Je gaat nu de mindmap verder vullen die aan het eind van dit hoofdstuk in je werkboek staat (p. 46/p. 47). De volgende begrippen moeten worden ingevuld in de vakjes waarin het cijfer 7 staat. • (onvoldoende) participatie • (onvoldoende) representativiteit • afstand kiezer-gekozene • kiesstelsel
Ga naar je ePack voor de Verdiepende paragraaf bij dit hoofdstuk.
Maak op je ePack de oefentoets van deze paragraaf. Ga naar je ePack voor de Praktische opdracht bij dit hoofdstuk.
44
45
aan. Per paragraaf zet je een aantal ePack: op het digitale deel van deze lesmethode vind je:
belangrijke begrippen, zinnen en relaties in een mindmap. Op deze
•
manier krijg je goed overzicht
paragraaftoets: een andere manier om te checken of je de stof van de paragraaf beheerst, is het maken van een digitale
van het hoofdstuk en breng je de
oefentoets.
samenhang in kaart.
5
•
verdiepende paragraaf
•
praktische opdracht
casus
2 rechtsstaat
Zo veel mogelijk vrijheid voor iedereen? Casus
54
1 Wat heb ik aan al die regels?
56
2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
62
3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
68
4 Hoeveel rechten hebben verdachten en gevangenen?
74
5 Hoe gaan we om met verschillende (rechts)staten?
81
6 Staat onze rechtsstaat onder druk?
87
Kernbegrippen
93
Nederlandse be In Nederland worden nog altijd veel telefoons afgetapt door opsporingsdiensten. Familie en vrienden van verdachten worden daarbij nauwelijks gespaard. Van internettaps wordt daarentegen nog weinig gebruik gemaakt. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland per duizend telefoons er één wordt afgeluisterd. Nederland is daarmee nog altijd koploper in vergelijking
54
ller nog vaak afgeluisterd met omliggende landen. Dat terwijl de effectiviteit van telefoontaps de afgelopen jaren is afgenomen door onder meer mobiele telefoons en sociale media. Vaak worden ook de telefoons van vrienden en familie van een verdachte getapt. Daarbij wordt per gesprek tijdstip, locatie, gespreksduur en de naam van degene aan de andere kant van de lijn getapt. Om de privacy van afgeluisterden toch wat te
beschermen, zijn er wel beperkingen gesteld aan hoe lang een telefoon getapt mag worden. Voor minder ernstige misdrijven en voor mensen die niet worden verdacht, worden kortere termijnen aangehouden dan voor zwaardere misdrijven en voor verdachten in strafzaken. Sinds enkele jaren kunnen de opsporingsdiensten ook een internettap inzetten. Daarmee kunnen alle gegevens worden
55
onderschept die van en naar een bepaald IP-adres lopen, maar ook kan alleen de binnenkomende e-mail worden onderschept. De verwachting is dat de inzet van dit opsporingsmiddel flink zal toenemen en de telefoontap zal vervangen, maar zover is het nog lang niet. Bron: www.volkskrant.nl, 23 mei 2012.
2 Rechtsstaat / 1 Wat heb ik aan al die regels?
1 wat heb ik aan al die regels? Regels, regels en regels. Wetboeken worden steeds dikker en voor elk nieuw probleem komt er een nieuwe regel. bron 1 Eigen risico.
Kritiek op uitspraken staatssecretaris over dode inbreker
verdedigen, maar daar moet vervolgens wel verantwoording over worden afgelegd. Daar beslist de rechter over.’ Tweede Kamerlid Nine Kooiman vindt dat de staatssecretaris oproept tot geweld. ‘Als mensen geweld gebruiken tegen inbrekers, komen die beter bewapend. En dan kunnen de bewoners slachtoffer worden.’ Onder leiding van staatssecretaris Teeven zijn politie en justitie gestopt met het direct oppakken van belaagden die een overvaller of een inbreker ernstig verwonden of doden. Als achteraf blijkt dat er buitensporig geweld is gebruikt, kunnen ze alsnog worden opgepakt. De inwoners van Diessen worden dan ook nog wel als verdachten beschouwd. Zij betrapten de 37-jarige inbreker uit Tilburg waarop een vechtpartij ontstond. Agenten troffen de inbreker bewusteloos aan. Hij werd gereanimeerd, maar overleed in het ziekenhuis.
Verschillende politieke partijen hebben kritiek op de uitspraak van staatssecretaris Fred Teeven dat de inbreker die omkwam bij een vechtpartij met de bewoners van een huis in het NoordBrabantse Diessen zelf het risico heeft gezocht. In de Telegraaf zei de staatssecretaris: ‘Het is treurig dat er iemand dood is gegaan, maar dat is wel een inbrekersrisico.’ Het is volgens hem goed dat de bewoners niet zijn aangehouden. ‘Zij zijn de slachtoffers, de verdachte hoort daar niet te zijn.’ Tweede Kamerlid Ahmed Marcouch is het met de staatssecretaris eens dat de bewoners zichzelf mochten verdedigen, maar waarschuwt ook dat de staatssecretaris niet de suggestie moet wekken dat eigenrichting, het recht in eigen hand nemen, zomaar kan. ‘Mensen hebben het recht om zichzelf te
Bron: www.nu.nl, 26 september 2012.
bron 2 Spotprent van Sjaak Klunder naar
aanleiding van de uitspraken van de staatssecretaris.
Regels zijn regels of toch niet? Dat je niet mag stelen, krijg je al op jonge leeftijd te horen en je leert ook dat je problemen zonder geweld moet oplossen. Wat doe je op het moment
dat er een inbreker in de keuken staat? Wie moet zich aan welke regels houden? Dit is een lastig dilemma. Ook in de politiek lopen de meningen hierover uiteen. De staatssecretaris vond na het incident in Diessen dat de inbreker zelf een groot risico nam om betrapt te worden door boze bewoners. Zo’n confrontatie kan weleens gewelddadig eindigen. Kritische Kamerleden vrezen juist dat inbrekers zich na de oproep van de staatssecretaris beter op een confrontatie met bewoners gaan voorbereiden door een wapen mee te nemen. Moeten de bewoners zich dan ook weer beter gaan beveiligen tegen inbrekers? Voor allerlei situaties zijn er regels. Regels zijn nodig om ervoor te zorgen dat mensen vreedzaam kunnen samenleven. De meeste regels krijgen kinderen al op jonge leeftijd van hun ouders te horen. Van jongs af aan leer je hoe om te gaan met andere mensen en wat er van je verwacht wordt. Je hele leven lang leer je aan welke normen je je moet houden en hoe je je moet ge56
dragen binnen een groep. Dat begint thuis, gaat verder op school en later op het werk. Dit proces, waarbij je bewust of onbewust de normen en waarden van een groep leert, heet socialisatie. De meeste omgangsregels staan nergens opgeschreven. Dit zijn de ongeschreven regels. Wie zich op straat of op school onaangepast gedraagt en zich niet aan de ongeschreven regels houdt, heet al snel ‘asociaal’. Er zijn ook geschreven regels. Deze regels zijn nodig om serieuze conflicten tussen mensen te voorkomen en de orde in een samenleving te handhaven. De geschreven regels staan in verschillende wetboeken. De geschreven regels die voor het hele land gelden, worden gemaakt door het parlement en het kabinet. In het Wetboek van Strafrecht staat dat diefstal verboden is. Dat geldt ook voor mishandeling. De inbreker en de boze bewoners overtraden allebei de wet. Toch is er discussie over de vraag of de boze bewoners gestraft moeten worden voor de dood van de inbreker. Door deze discussie denkt de politiek opnieuw na over de regels. Misschien zijn er nieuwe regels nodig om discussie in de toekomst te voorkomen.
Hoe word je gedwongen al die regels te volgen? De meeste mensen hoeven nauwelijks na te denken over de vraag hoe ze zich moeten gedragen. In Nederland fiets je automatisch aan de rechterkant van de weg en houd je afstand achter iemand die geld opneemt bij een pinautomaat. De gewenste gedragingen zijn dan geïnternaliseerd. Dat betekent dat gedragingen volledig eigen zijn gemaakt. Door zelfcontrole houden mensen zichzelf aan de meeste regels. Sociologen spreken ook wel van het agentje van binnen. Dit ‘agentje’ grijpt in bij dreigend ongewenst gedrag. Zo zijn er maar weinig mensen die een onbekende woning waarvan de deur openstaat binnenstappen. Naast zelfcontrole is er nog de sociale controle. Bij sociale controle zorgt de omgeving ervoor dat iemand zich gedraagt zoals het hoort. Een buurman waarschuwt een spelend kind voor gevaar op de weg, een mentor spreekt leerlingen aan op storend gedrag en vrienden zorgen
ervoor dat ze na een gezellig avondje uit samen veilig thuiskomen. Stel dat je jezelf niet corrigeert en je omgeving doet dat ook niet, wie doet het dan? Wie de geschreven regels overtreedt, krijgt te maken met de instanties die namens de overheid de orde handhaven. De politie houdt een dronken fietser aan of neemt een verdachte mee naar het bureau, de ME grijpt in bij rellen en de marechaussee houdt toezicht op de Nederlandse grenzen. Wie de geschreven regels overtreedt, kan daarvoor gestraft worden, bijvoorbeeld door bekeuringen, de inname van een rijbewijs of een straatverbod. bron 3 Draaideurcriminelen.
Amsterdam zet in een jaar tijd 168 zware veelplegers vast Ruim een kwart van de 600 criminele veelplegers die Amsterdam sinds een jaar opjaagt, oppakt, vastzet en behandelt, zit in detentie. Zestien zijn er jonger dan 18 jaar. Dit heet de Top600. Het zijn er 612: 599 jongens en mannen en 13 meisjes die de afgelopen jaren de Amsterdammers het leven zuur hebben gemaakt. De meesten zijn tussen de 18 en 26 jaar. In 5 jaar waren ze goed voor vijftienduizend politiecontacten, waaronder arrestaties voor gewelddadige misdrijven als straatroof en overvallen. De politie heeft het afgelopen jaar 885 keer een Top600-klant gearresteerd. 330 konden vanwege de aard van het vergrijp langer dan zes uur worden vastgehouden. Zitten ze langer vast, dan gaan ze door de ‘wasstraat’ en wordt een plan van aanpak opgesteld, inclusief een psychologische test. Elke ‘behandeling’ begint met het geven van lik op stuk: snel en streng straffen. Al tijdens de gevangenisstraf volgt de persoonlijke aanpak. Bij de een ligt de nadruk op zorg en behandeling, bij de ander op werk en school. Als de veelpleger niet meewerkt, draait hij alsnog de bak in. Bron: www.volkskrant.nl, 12 mei 2012.
Er zijn dus allerlei manieren waardoor mensen zich gedwongen voelen om zich aan de gemaakte afspraken te houden. Meestal lukt dat zonder overheidsdwang, maar soms zijn er instanties nodig om mensen te dwingen zich aan de regels te houden. 57
socialisatie ongeschreven regels geschreven regels sociale controle
2 Rechtsstaat / 1 Wat heb ik aan al die regels?
Hoe komt het dat we zo veel regels hebben? Samenlevingen zagen er vroeger heel anders uit. Veel mensen woonden op het platteland. Elke streek had zo zijn eigen regels. Dit veranderde toen mensen op grote schaal van het platteland naar de stad verhuisden. Mensen gingen dichter op elkaar leven en werkten steeds meer samen waardoor er ook sneller conflicten ontstonden. Het duurde lang voordat er geschreven regels waren die voor alle inwoners van een land golden en waar iedereen zich aan moest houden. In de middeleeuwen leken de vorsten oppermachtig. Ze regeerden immers in naam van God. In de praktijk hadden de vorsten echter niet zoveel te vertellen over de burgers. Dit veranderde met de opkomst van moderne staten. In de late middeleeuwen ontstonden de eerste staten. De overheid kreeg meer controle over het land en maakte wetten die voor alle burgers golden. In de moderne staten handhaafde de politie de orde in het land en verdedigde het leger de landsgrenzen. Een aantal zaken werd lange tijd nog lokaal geregeld, bijvoorbeeld het innen van belastinggeld. Later in de achttiende en negentiende eeuw trokken de centrale overheden in deze staten alle macht naar zich toe. Er kwamen steeds meer regels bij en steeds meer instanties controleerden of mensen zich aan deze regels hielden. bron 4 De politie beboet wildplassers.
120
Tegenwoordig vallen in Nederland allerlei controlerende instanties onder de Rijksoverheid. Denk daarbij aan bijvoorbeeld de politie, de Belastingdienst, de leerplichtambtenaar, de Onderwijsinspectie en de douane. Door de eeuwen heen zijn er steeds meer regels bij gekomen. Al die regels moeten ervoor zorgen dat de steeds verder groeiende bevolking vredig met elkaar kan samenleven. De overheid beschikt over het geweldsmonopolie waardoor zij de wil aan het volk kan opleggen. Alle in Nederland verblijvende personen moeten zich houden aan de wetten die de Nederlandse overheid heeft opgesteld. Wie zich niet aan de regels houdt en wordt betrapt, kan worden gestraft. Naast macht moet de overheid ook gezag hebben. Mensen vinden het terecht dat een inbreker wordt opgepakt en dat hij zich voor een rechter voor zijn gedrag moet verantwoorden.
Hebben we alleen maar plichten? Iedereen moet zich aan de wet houden. Het slaan van een inbreker is strikt genomen verboden. Maar mensen hebben ook het recht op zelfverdediging. In dit geval lopen de meningen uiteen over wat zwaarder weegt: het recht op zelfverdediging of de plicht om niet te slaan. In andere gevallen is het voor burgers normaal dat ze bepaalde rechten hebben. De meeste mensen vinden dat ze niet zomaar afgeluisterd mogen worden, dat ze een eigen mening mogen hebben of een eigen godsdienst. Rechten zijn eigenlijk de regels waar de overheid zich aan moet houden en die mensen moeten beschermen tegen willekeurig optreden van de overheid. Het is goed dat al die rechten er zijn, want als een overheid alleen maar regels maakt waar burgers zich aan moeten houden, dan zou het volk slechts bestaan uit rechteloze onderdanen. Aan alle rechten die burgers vandaag hebben, gaat een lange geschiedenis vooraf. Een belangrijk jaar is 1215. In dat jaar dwongen leenmannen de Engelse koning Jan zonder Land het document Magna Carta te ondertekenen. De koning stond daarmee een deel van zijn macht af en er kwamen bepaalde rechten en vrijheden voor burgers. Zo kregen burgers het recht op een 58
rechten
eerlijk proces en heerste de koning niet langer over de kerk. Voor die tijd was dat bijzonder. In de achttiende eeuw kregen mensenrechten steeds meer aandacht. In deze periode, de Verlichting, discussieerden filosofen over de rechten van de mens en de relatie tussen overheid en burgers. In 1789 brak de Franse Revolutie uit. Tijdens deze opstand zette het volk de alleenheersende koning af. De Franse Revolutie zou het denken over vrijheid voorgoed veranderen. De leus vrijheid, gelijkheid en broederschap werd symbool voor de grondrechten. De inwoners van een land golden niet langer als onderdanen, maar als burgers met eigen rechten waar de overheid rekening mee moest houden. Na de Franse Revolutie kregen de burgerrechten ook buiten Frankrijk meer aandacht. Burgers kwamen steeds vaker op voor hun eigen rechten. Deze rechten kwamen in grondwetten: de grondrechten. Het zijn de fundamentele rechten die niet door de overheid geschonden mogen worden. De eerste Grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden stamt uit 1814. In de Grondwetswijziging van 1815 werd de vrijheid van gods-
dienst en vrijheid van drukpers opgenomen. Dat lijkt heel wat, maar in de praktijk lag alle macht bij de koning en hadden burgers weinig tot niets in te brengen. Dit veranderde in 1848. In dat jaar braken er in heel Europa opstanden uit. Koning Willem II liep daardoor het risico bij een opstand al zijn macht te verliezen. Daarom ging hij akkoord met een nieuwe grondwet, waarmee hij een deel van zijn macht kon behouden. Een ander deel van zijn macht stond hij af aan het volk. De Grondwet van 1848 vormt de basis voor onze huidige Grondwet. De Grondwet is sinds 1848 nog vaak gewijzigd. Er kwamen steeds meer grondrechten bij, zoals het kiesrecht. Het duurde nog tot 1917 voordat alle mannen mochten stemmen. In 1919 kregen alle vrouwen dit recht. bron 6 Gelijkheidsbeginsel. Artikel 1 Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezondheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Bron: Grondwet.
bron 5 Logo van de Franse republiek.
59
2 Rechtsstaat / 1 Wat heb ik aan al die regels?
Wat heb ik met die rechten te maken?
De klassieke grondrechten worden soms ook mensenrechten of fundamentele rechten genoemd. Dit zijn de belangrijkste regels die de basis voor allerlei wetten vormen. De klassieke grondrechten zijn als volgt onder te verdelen: 1 gelijkheidsrechten 2 politieke rechten 3 vrijheidsrechten
In de huidige Grondwet staan veel grondrechten die burgers beschermen tegen machtsmisbruik van de overheid. Toch barst regelmatig een discussie los over de grondrechten. In sommige landen is het dragen van een boerka of een nikaab verboden. Ook in Nederland werd hierover gediscussieerd. Tegenstanders van het verbod vonden dat mensen het recht hadden op vrijheid van godsdienst. De overheid mag zich daar niet mee bemoeien. Voorstanders van het verbod vonden dat het dragen van een boerka een teken van vrouwenonderdrukking was. Als we het over grondrechten hebben, dan gaat het meestal over de klassieke grondrechten.
Het belangrijkste gelijkheidsrecht staat in artikel 1 van de Grondwet. Dit gelijkheidsbeginsel verbiedt de overheid om in gelijke gevallen mensen anders te behandelen vanwege herkomst, geloof of seksuele voorkeur. De politieke rechten maken het voor burgers mogelijk om aan de democratie mee te doen door te gaan stemmen (actief kiesrecht) of door zich verkiesbaar te stellen (passief kiesrecht). De overheid mag mensen niet zomaar het kiesrecht afnemen of verbieden dat iemand aan verkiezingen meedoet. De meeste discussies gaan over de vrijheidsrechten. Deze rechten
De laatste grote Grondwetswijziging was in 1983. Vanaf die tijd staat in de Grondwet dat alle mensen in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Dit klinkt nu vanzelfsprekend, maar dat was het lange tijd zeker niet.
bron 7 Spotprent van Tom Janssen.
60
klassieke grondrechten gelijkheidsrecht politieke rechten vrijheidsrechten
bieden burgers bepaalde vrijheden, zoals de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting. Door de vrijheid van meningsuiting mag de overheid niet zomaar iemand straffen voor het hebben van een bepaalde mening. Een krant hoeft berichten niet vooraf door de overheid te laten controleren. In principe mag de overheid zich hier niet mee bemoeien.
sociale grondrechten heeft de overheid een inspanningsverplichting op het gebied van onderwijs, huisvesting, volksgezondheid en bestaanszekerheid. Dat betekent dat de overheid verplicht is om zorg aan deze terreinen te besteden, maar dat burgers niet bij de rechter deze rechten kunnen claimen.
bron 8 Vrijheid van meningsuiting.
Waarom zouden we ons aan de regels houden?
Artikel 7 Niemand heeft voorafgaand verlof nodig om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens iedere verantwoordelijkheid volgens de wet. Voor het openbaren van gedachten of gevoelens (…) heeft niemand voorafgaand verlof nodig wegens de inhoud daarvan, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Bron: Grondwet.
Alle burgers maken gebruik van de grondrechten. Ook als je de Grondwet niet kent, ga je ervan uit dat je bepaalde rechten hebt. Zelfs kleine kinderen vinden dat ze het recht op een eigen mening hebben of mogen geloven waarin ze willen geloven. Dat betekent niet dat burgers onder het mom van vrijheid van meningsuiting alles mogen zeggen. De woorden ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet’ zijn er niet voor niets aan toegevoegd. Burgers mogen andere wetten niet overtreden als ze een mening uiten. Naast de klassieke grondrechten zijn er ook sociale grondrechten. Deze werden in 1983 aan de Grondwet toegevoegd. Bij
De samenleving is altijd in beweging en verandert voortdurend. Ook de waarden en normen veranderen. Als we het tegenwoordig normaal vinden dat inbrekers door bewoners gedood kunnen worden, kan de overheid de regels aanpassen. Burgers en de overheid moeten zich aan de nieuwe regels houden. Elk jaar maken politici nieuwe wetten waar burgers zich aan moeten houden. Tegelijkertijd komen burgers op voor rechten die ze misschien nog niet hadden. Zo stond in de Grondwet wel dat de overheid niet zomaar telefoons mocht afluisteren, maar er stond niets in over het e-mailverkeer. Daar komt verandering in. Net als de samenleving veranderen ook de regels. En al die regels samen zorgen voor orde in de samenleving waardoor iedereen weet wat er wel en niet kan. Regels in de vorm van grondrechten bieden burgers veel vrijheden. De overheid zal voorzichtig zijn met het schenden van de rechten van burgers. Een overheid die zichzelf niet aan de regels houdt, verliest haar gezag. De macht van de overheid zal dan niet langer door de burgers geaccepteerd worden.
61
sociale grondrechten
2 Rechtsstaat / 2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
2 wie kan de macht van de overheid controleren? De overheid bedenkt en handhaaft de regels waar burgers zich aan moeten houden. De overheid zelf moet zich ook aan allerlei regels houden. bron 1 Vreemdelingendetentie.
‘Nederlandse vreemdelingenbewaring onmenselijk’ De vreemdelingenbewaring in Nederland is inhumaan (onmenselijk). Dat vindt de Nationale ombudsman Alex Brenninkmeijer. Hij pleit in een rapport voor volwaardige alternatieven voor de huidige vreemdelingenbewaring. ‘Het is niet behoorlijk dat de overheid vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven, onderbrengt in een gevangenis met strafrechtelijke beperkingen. De inperkingen op de mensenrechten zijn te groot’, vindt Brenninkmeijer. In Nederland zouden zo’n 6000 mensen in vreemdelingendetentie (gevangenschap) op hun uitzetting wachten. In het rapport staat dat in principe mensen in hun vrijheid beperkt mogen worden om ze succesvol uit te zetten. ‘Maar de wijze waarop die vrijheidsbeperking vorm krijgt met het huidige regime van vreemdelingenbewaring tast die legitimiteit echter aan’, aldus Brenninkmeijer. De wijze waarop vreemdelingen nu opgesloten worden, botst met het wettelijke gezag van de overheid, omdat de overheid de rechten van de vreemdelingen te veel inperkt.
komen’, aldus de zegsman van de minister. Hij wijst erop dat de minister is begonnen met het testen van alternatieven. Het gaat daarbij onder meer om een meldplicht in combinatie met terugkeerbegeleiding, een meldplicht met verblijf op betrouwbare adressen en een borgsom die de vreemdeling terugkrijgt als hij zelf vertrekt.
Vreemdelingen kunnen zelf ook gevangenschap voorkomen. ‘Wie gewoon meewerkt, hoeft niet in detentie terecht te
Kan de overheid zomaar mensen opsluiten? De Nationale ombudsman maakt zich zorgen over de opsluiting van illegale vreemdelingen in Nederland. De ombudsman vindt dat de rechten van de vreemdelingen worden geschonden. De minister vindt dat vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven mee moeten werken aan hun vertrek. Om te voorkomen dat ze alsnog illegaal in Nederland blijven, worden de vreemdelingen voor een tijd opgesloten. Burgers accepteren de macht van de overheid
Vrij naar: www.trouw.nl, 7 augustus 2012
om mensen die een gevaar vormen voor de samenleving op te sluiten. Maar wat is in dit geval belangrijker: illegalen weren of het recht op vrijheid van alle burgers? De Nationale ombudsman komt op voor burgers die zich door de overheid slecht behandeld voelen. In de Grondwet staat dat iedereen in gelijke gevallen gelijk behandeld moet worden. Het maakt dus niet uit of je in Nederland geboren bent, illegaal in Nederland verblijft of als toerist het land bezoekt. Dat betekent niet dat iedereen dezelfde rechten heeft. Zo kan een toerist geen uitkering 62
vragen en heeft een illegaal geen kiesrecht. De ombudsman vindt het niet behoorlijk om mensen zonder veroordeling op deze manier op te sluiten. In de vreemdelingendetentie zitten mensen tenminste zestien uur per dag samen met andere vreemdelingen opgesloten in een ruimte van minder dan tien vierkante meter. De duur van de detentie kan oplopen tot achttien maanden. Ter vergelijking, de gemiddelde gevangenisstraf die rechters opleggen aan criminelen is ongeveer vijf maanden. bron 2 Artikel 15. a. Buiten de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, mag niemand zijn vrijheid worden ontnomen. b. Hij aan wie anders dan op rechterlijk bevel zijn vrijheid is ontnomen, kan aan de rechter zijn invrijheidsstelling verzoeken. Hij wordt in dat geval door de rechter gehoord binnen een bij de wet te bepalen termijn. De rechter gelast onmiddellijke invrijheidsstelling, indien hij de vrijheidsontneming onrechtmatig beoordeelt. Bron: Grondwet.
Artikel 15 van de Grondwet zegt dat niemand zomaar opgesloten kan worden. In de Grondwet staat ook dat iedereen die vindt dat hij of zij onterecht vastzit, bij de rechter om vrijlating kan vragen. Als de rechter oordeelt dat de overheid zich niet aan de regels heeft gehouden bij het vastzetten en vasthouden van iemand, moet die persoon worden vrijgelaten. Rechters controleren en corrigeren dus overheidsinstanties.
Overtreedt de overheid de wet? De minister baseert zijn beleid op wetgeving, in dit geval de Vreemdelingenwet. De Vreemdelingenwet staat toe dat illegalen tot achttien maanden kunnen worden opgesloten. Dat mag echter niet zomaar. Er moeten wel aanwijzingen zijn dat een vreemdeling niet wil meewerken aan zijn uitzetting. Een vreemdeling kan bijvoorbeeld onderduiken en illegaal in Nederland blijven. Als er een gegronde reden is, mag de overheid deze mensen opsluiten. Mensenrechtenadvocaten vinden de duur van de
opsluiting veel te lang en onmenselijk. Zij vragen zich af of er een gegronde reden is om illegalen op te sluiten. Daarom dienden zij een klacht in bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman is onafhankelijk en onpartijdig. De ombudsman is geen rechter, maar naar zijn oordeel wordt wel geluisterd. Dat komt doordat ombudsman veel gezag heeft. In het geval van de vreemdelingendetentie vond de ombudsman de duur te lang en de omstandigheden te slecht. Hij riep de minister op om hier iets aan te doen. Als de minister in een dergelijk geval zou vinden dat zijn beleid gerechtvaardigd is en het niet wil wijzigen, kunnen mensenrechtenorganisaties naar de rechter stappen. De rechter is net als de ombudsman onafhankelijk, maar in tegenstelling tot de adviezen van de ombudsman is een uitspraak van de rechter bindend. Als de rechter vindt dat illegalen zijn opgesloten zonder dat daar een gegronde reden voor is, moeten zij worden vrijgelaten. De rechter tikt dan de overheid op de vingers. De minister zal het beleid moeten wijzigen of hij dat nu leuk vindt of niet. De rechter controleert daarmee de uitvoering van de wetten die door de overheid zijn gemaakt. Op deze manier wordt de overheid gecontroleerd.
Hoe weet de overheid wie wat mag doen? Dat Nederland een Nationale ombudsman en een onafhankelijke rechtspraak heeft, kan alleen omdat Nederland een rechtsstaat is. In het woord rechtsstaat worden twee begrippen met elkaar verbonden: ‘recht’ en ‘staat’. We spreken van een staat als een overheid macht en gezag uitoefent over een bepaald volk op een bepaald grondgebied. In een rechtsstaat is deze staat gebonden aan het recht: het geheel van geldende rechtsregels. Rechtsregels worden voor de hele samenleving gemaakt, niet voor een enkel individu. Verschillende instanties, zoals de politie, de Belastingdienst, de Immigratie- en Naturalisatiedienst en natuurlijk de rechter beslissen aan de hand van de rechtsregels of iemand ergens recht op heeft of dat iemand de wet heeft overtreden. Op basis van rechtsregels geven gemeenten vergunningen 63
rechtsstaat rechtsregels
2 Rechtsstaat / 2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
doen of de wet in de praktijk goed wordt uitgevoerd. Op deze manier is er een balans tussen de machten. Een staat die zichzelf rechtsstaat wil noemen, moet de grondbeginselen van de rechtsstaat respecteren. Daarbij moet in principe voldaan worden aan vier kenmerken die met elkaar samenhangen: 1 de aanwezigheid van grondrechten 2 een machtenscheiding 3 het legaliteitsbeginsel 4 een onafhankelijke rechtspraak
bron 3 De FIOD, de opsporingsdienst van de belasting, aan het werk.
af, int de Belastingdienst belastingen en kan de politie iemand arresteren. Het is niet altijd duidelijk of en welke rechtsregels in bepaalde gevallen gelden. Dat levert regelmatig een discussie op die eindigt voor de rechter. Rechtsregels regelen niet alleen wat burgers wel of niet mogen of waar ze recht op hebben, ze regelen ook welke bevoegdheden overheidsinstanties hebben. Een rechter mag geen wetten maken, maar een politicus mag ook niet op de stoel van de rechter gaan zitten. Wat de Nationale ombudsman bijvoorbeeld wel of niet mag doen, is ook wettelijk geregeld. Zo staan de bevoegdheden van de ombudsman omschreven in de ‘Wet Nationale ombudsman’ en in de Grondwet. In de rechtsregels staat ook wanneer de overheid iemand mag opsluiten. Dat mag alleen als daar goede redenen voor zijn.
Mag elke staat zich een rechtsstaat noemen? In een rechtsstaat ligt de macht nooit bij één persoon of instantie. Het voorbeeld van de vreemdelingendetentie laat zien dat verschillende instanties zich over het vraagstuk buigen. De wet die door de politiek is gemaakt, kreeg kritiek van de ombudsman. Op basis van deze kritiek zou de wetgevende macht de wet kunnen aanpassen. De rechterlijke macht kan in een zaak uitspraak
Het eerste kenmerk is de aanwezigheid van grondrechten. De klassieke grondrechten beschermen burgers tegen machtsmisbruik door de overheid. Grondrechten beperken de macht van de overheid. Burgers kunnen zich bij een conflict met de overheid beroepen op bepaalde grondrechten. Het recht op privacy is zo’n grondrecht waarop burgers zich kunnen beroepen. bron 4 Privacy.
Big Brother-systeem De grensbewakingscamera’s die sinds een maand in werking zijn gesteld langs de Nederlandse grenzen, zijn omstreden. @migoBoras is bedoeld om criminelen op de korrel te nemen, maar de angst bestaat dat de onschuldige automobilist het slachtoffer wordt van dit Big Brother-systeem. Het camerasysteem heeft een flinke hap genomen uit de privacy van automobilisten langs de Nederlandse grens. @migoBoras kan iedere verdachte auto aan de kant laten zetten, zonder dat er sprake hoeft te zijn van enige vorm van verdenking. De Nederlandse overheid kan voor de rechter worden gedaagd wegens schending van het recht op privacy en schending van het Verdrag van Schengen. Dat overweegt de Stichting Privacy First: ‘Het systeem heeft nog steeds geen voldoende wettelijke basis en is niet noodzakelijk’, laat Vincent Böhre weten. @migoBoras dreigt bovendien binnenkort te worden uitgebreid met vier weken opslag van ieders reisbewegingen middels automatische nummerplaatherkenning. Bron: www.telegraaf.nl, 10 september 2012.
64
grondrechten
Andere bekende grondrechten zijn de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, het recht op betoging en het recht op de onaantastbaarheid van het lichaam. Het recht op een eerlijk proces staat niet in de Nederlandse Grondwet, maar wel in internationale verdragen waar Nederland zich aan moet houden. In de Grondwet staan ook de bevoegdheden van de overheidsinstanties geregeld. In een democratische rechtsstaat is het belangrijk dat er een machtenscheiding is. Deze verdeling van de macht staat ook bekend als de trias politica. De Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1755) vond dat drie machten elkaar moesten controleren en in balans houden. Hij onderscheidde daarbij de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de rechterlijke macht ofwel de wetgever, het bestuur en de rechter. Het idee van een machtenscheiding is in elke democratische rechtsstaat in meer of mindere mate terug te vinden. In de rechtsstaat is iets pas strafbaar als het in de wet staat. Ook mag de overheid alleen dat doen wat in de wet staat aangegeven dat ze mag doen. Dit heet het legaliteitsbeginsel. De overheid is dus gebonden aan de bevoegdheden zoals die in de wet omschreven staan. In het geval van de opgesloten illegalen werd de Vreemdelingenwet – waar ook de overheid zich aan moet houden – geraadpleegd om te bepalen of de overheid zich wel aan de regels hield. Voor burgers betekent dit een stukje zekerheid. Het vierde en laatste kenmerk is de rechterlijke controle. In een rechtsstaat moeten rechters onafhankelijk zijn. Niemand mag ze vertellen wat voor uitspraken ze moeten doen. Niemand mag ze ter verantwoording roepen of zomaar ontslaan. Rechters moeten onpartijdig zijn. Zij mogen zelf geen belang hebben in een zaak of te zeer betrokken zijn bij een van de partijen in een zaak. Rechters spreken recht in zaken tussen overheid en burgers, tussen burgers onderling of wanneer overheidsinstanties met elkaar botsen. De rechters baseren zich op de wetten die door de wetgevende macht zijn gemaakt.
bron 5 Poster ‘Nacht van de Rechtsstaat’. De Grondwet vormt de basis van onze rechtsstaat. Daar staan de belangrijkste uitgangspunten in. Andere wetten mogen niet botsen met artikelen uit de Grondwet. Het is bijvoorbeeld onmogelijk om een wet in te voeren die het verbiedt om alleen op basis van godsdienst mensen de toegang tot Nederland te weigeren, omdat artikel 1 van de Grondwet discriminatie verbiedt. De Grondwet kan gewijzigd worden, maar daar is een lange, democratische procedure voor nodig. In de Grondwet staat hoe de Grondwet gewijzigd kan worden (artikel 137-142). Kort samengevat komt het hier op neer: eerst moeten de Tweede en Eerste Kamer met een gewone meerderheid (de helft plus een) een Grondwetswijziging aannemen. Vervolgens moet de Tweede Kamer worden ontbonden. Dat betekent dat er verkiezingen komen en een nieuwe Tweede Kamer wordt gekozen. De nieuwe Tweede Kamer stemt dan samen met de (oude) Eerste Kamer opnieuw over de wijziging. Pas als er bij deze tweede stemming een tweederde meerderheid
65
machtenscheiding legaliteitsbeginsel
2 Rechtsstaat / 2 Wie kan de macht van de overheid controleren?
is, is de Grondwetswijziging aangenomen. De Grondwet verandert in de praktijk pas als er brede steun is voor de wijziging. Sinds de Grondwetswijziging van Thorbecke in 1848 is de Grondwet meerdere keren gewijzigd. Grondrechten, machtenscheiding, het legaliteitsbeginsel en onafhankelijke rechtspraak zijn de pijlers van de rechtsstaat. Toch zijn er ook grote verschillen tussen rechtsstaten. Landen kunnen bijvoorbeeld andere regels hanteren voor illegalen. Bovendien zijn er ook landen die weliswaar een grondwet hebben, maar die in de praktijk de grondrechten van burgers schenden. Een staat moet zich dus zowel in theorie (de Grondwet en andere wetten) als in de praktijk houden aan de beginselen van een rechtsstaat voordat deze zichzelf een rechtsstaat mag noemen.
Wetten zijn een belangrijke rechtsbron. De volksvertegenwoordigers op lokaal, provinciaal en nationaal niveau maken samen met het bestuur (College van B en W, de Gedeputeerde Staten en het kabinet) wetten op allerlei terreinen. Rechtspraak is een andere rechtsbron. Alle rechterlijke uitspraken samen noemen we de jurisprudentie. Als de rechtsregels niet helemaal duidelijk zijn, kan een rechter de wet op een eigen manier uitleggen of interpreteren. Alle uitspraken van rechters worden bewaard. Als er een soortgelijke zaak door een andere rechter behandeld wordt, kan de rechter de eerdere uitspraak volgen zodat mensen voor een vergelijkbaar delict een soortgelijke straf krijgen. bron 7 Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Waar kan ik het recht vinden? Het recht kun je op allerlei plaatsen vinden. Die noemen we de rechtsbronnen. De vijf rechtsbronnen zijn de Grondwet, wetten, de rechtspraak, verdragen en het gewoonterecht. Er zijn verschillende wetten waar burgers en de Nederlandse overheid zich aan moeten houden. Eerder zagen we hoe verschillende instanties elkaar controleren en in balans houden. Toch gaat het zelfs dan niet altijd goed. Het komt voor dat Nederland door het Europese Hof voor de Rechten van de Mens op de vingers wordt getikt. Dit gebeurt als een wet strijdig is met de Europese mensenrechten of als een rechter iemand veroordeelt, terwijl dat eigenlijk niet zou mogen.
De uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft volgens de advocaat van de Brit grote gevolgen voor enkele lopende strafzaken in Nederland. Als er in andere zaken ook mensen zijn veroordeeld op basis van één verklaring, dan zou dat net als in het geval van de Brit tot vrijspraak moeten leiden.
bron 6 Fouten.
Europees Hof voor de Rechten van de Mens Nederland heeft ernstige fouten gemaakt bij het berechten van een Brit zes jaar geleden. Dat blijkt uit een oordeel van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van ruim vier jaar voor de smokkel van xtc-pillen van Nederland en Duitsland naar Australië. De Nederlandse rechter deed een uitspraak op basis van een verklaring van een kroongetuige die in de rechtszaal geen
vragen van de verdediging wilde beantwoorden. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens had de Brit nooit op basis van die ene verklaring veroordeeld mogen worden. De veroordeelde Brit kan nu een schadevergoeding eisen voor de ruim vier jaar die hij onrechtmatig heeft vastgezeten. Volgens zijn advocaat heeft de uitspraak grote gevolgen voor enkele lopende strafzaken in Nederland. Bron: www.nos.nl, 16 juli 2012.
66
rechtsbronnen wetten jurisprudentie
De Nederlandse wetgeving mag niet botsen met de internationale verdragen die Nederland heeft geratificeerd. Een bekend verdrag is het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Nederland kan dus geen wetgeving maken die botst met afspraken uit dit verdrag. Hetzelfde geldt binnen onze landsgrenzen. Een wet op provinciaal niveau moet altijd rekening houden met landelijke wetgeving. En een gemeenteraad mag nooit een wet invoeren die strijdig is met een provinciale of een landelijke wet. Niet alle afspraken staan op papier. In de praktijk is ook de gewoonte een rechtsbron. Een voorbeeld van gewoonterecht is de kabinetsformatie. De volledige procedure staat niet in de Grondwet of in een andere wet beschreven. Als alle betrokken partijen de ongeschreven regels volgen, vormt de gewoonte
een rechtsbron waar mensen zich op kunnen beroepen bij een conflict.
gewoonterecht
Hoe worden we beschermd tegen machtsmisbruik? De rechtsstaat is zo georganiseerd dat de burger op allerlei manieren tegen machtsmisbruik van de overheid wordt beschermd. Bij de situatie rond de vreemdelingendetentie kwam de ombudsman in actie, bij de grensbewakingscamera’s kan de overheid aangeklaagd worden wegens de schending van privacy en de Brit haalde zijn gelijk bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Instanties controleren elkaar, wetten mogen niet botsen met elkaar of met de Grondwet en als een burger vindt dat hij onjuist door de overheid wordt behandeld, kan hij op allerlei manieren voor zijn rechten opkomen.
bron 8 Huis van de rechtsstaat.
De jaartallen 1848, 1919 en 1983 geven aan vanaf wanneer de liberale, democratische en sociale rechtsstaat zo goed als voltooid waren.
Huis van de rechtsstaat
Regels voor behoorlijk bestuur
Sociale grondrechten
Politieke rechten
Parlementair stelsel
De overheid moet bijvoorbeeld een besluit toelichten, procedures goed volgen, consequent regels toepassen, zich onpartijdig opstellen etc.
Vanaf 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen en vanaf 1919 ook voor vrouwen. Dat was een grote democratische stap vooruit voor Nederland.
Vrijheidsrechten
De overheid mag zich niet overal mee bemoeien. Burgers hebben vrijheden. Deze vrijheidsrechten worden ook wel de klassieke grondrechten genoemd.
Een sociaal grondrecht is bijvoorbeeld het recht op werk of een woning. Burgers moeten worden beschermd tegen slechte leefomstandigheden. De overheid moet haar best doen om hiervoor te zorgen, maar burgers kunnen deze rechten niet opeisen bij de rechter.
De uitvoerende macht moest verantwoording afleggen aan het parlement.
Trias politica
Scheiding der machten: wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. In 1848 werd in Nederland de macht van de koning serieus ingeperkt.
Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB)
De burger heeft het recht om te weten hoe de overheid werkt. De WOB zorgt ervoor dat journalisten (en burgers in het algemeen) documenten over het bestuur kunnen opvragen.
Ministeriële verantwoordelijkheid
Vertrouwensregel
Vanaf de grote Grondwetsherziening van 1848 werden ministers verantwoordelijk voor de daden van de regering en niet meer de koning.
Belangrijke regel in de parlementaire democratie die inhoudt dat een regering het vertrouwen van het parlement moet hebben en anders moet aftreden.
Rechtsbescherming
Legaliteitsbeginsel
Vooral op juridisch vlak kwam er aandacht voor rechtsbescherming. De Grondwet en de trias politica zorgden hier natuurlijk ook voor.
67
Vanaf 1983 sociale rechtsstaat
Vanaf 1919 democratische rechtsstaat
Vanaf 1848
Twee betekenissen: liberale 1. Je mag pas voor iets gestraft rechtsstaat worden als het strafbaar is gesteld. 2. De overheid is ook aan regels gebonden.
2 Rechtsstaat / 3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
3 tegen politie en justitie kun je toch niet op? Om hun werk te kunnen doen, moeten politie en justitie soms bepaalde rechten van burgers schenden. Hoever zij daarin mogen gaan, levert discussie op. bron 1 Schoppende agente.
Schoppende agente niet vervolgd De agente die in opspraak kwam door bij een arrestatie op een zwerver in te trappen, wordt niet vervolgd en hoeft zich niet voor de rechter te verantwoorden. Volgens de officier van justitie heeft de vrouw ‘goed en volgens de regels gehandeld’ en zijn daarbij geen strafbare feiten gepleegd, aldus het Openbaar Ministerie in Rotterdam. Een voorbijganger filmde het incident, waarna grote verontwaardiging ontstond. De politie Rotterdam-Rijnmond noemde het filmpje daarop ‘schokkend’ en stelde een onderzoek in. Volgens de politieagenten reageerde de zwerver agressief toen zij hem vroegen het portiek waar hij lag te slapen te verlaten. De maker van het filmpje zei echter dat de man dronken was en zich niet agressief gedroeg. De agente werkte de arrestant op de Riederlaan met enkele gerichte trappen tegen de grond omdat hij zich had losgerukt toen hem handboeien werden omgedaan. De boeien zaten daardoor maar aan een hand vast. Omdat pepperspray niet werkte, gebruikte de agente geweld met het oog op het gevaar van de rondzwaaiende boeien. Justitie erkent dat het geweld nodig was en vervolgt de vrouw daarom niet.
Waarom mag de politie zulk geweld gebruiken? Regelmatig verschijnen er filmpjes op internet waarop te zien is dat de politie geweld tegen verdachten gebruikt. Vaak vinden de incidenten in het buitenland plaats, maar soms ook in Nederland. Na het incident in Rotterdam ontstond er een discussie over de vraag of de schoppende agente te ver ging. In een rechtsstaat heeft de overheid het geweldsmonopolie. Alleen de overheid mag geweld tegen burgers gebruiken om de orde te
Screenshot van schoppende agente, gefilmd door een omstander.
Justitie bevestigt ook het verhaal van de agenten dat de 29-jarige arrestant zich agressief gedroeg; hij schopte en sloeg om zich heen toen de agenten hem tot bedaren probeerden te brengen. Dat is ook bevestigd door omstanders, onder wie de maker van het filmpje. In het filmpje was alleen het schopgedeelte te zien. De arrestant zegt zich niets meer van het incident te kunnen herinneren. Hij verklaarde tegenover de politie zeker dertig glazen bier en wodka te hebben gedronken. De man deed na het incident aangifte. Volgens justitie heeft hij geen letsel aan de schoppen overgehouden. Bron: www.nrc.nl, 26 juni 2012.
handhaven. Ordehandhaving is een taak van de politie en het leger die namens de overheid handelen. De politie moet ervoor zorgen dat burgers zich aan de regels en wetten houden. En soms is daar geweld voor nodig, hoewel bij het gebruik daarvan zeer strikte regels moeten worden gevolgd. Een van de regels is dat de politie niet meer geweld gebruikt dan nodig is. De meeste problemen kunnen pratend worden opgelost. Soms zijn woorden echter niet voldoende. Dan is het nodig om geweld te gebruiken. De politie 68
geweldsmonopolie
moet op dat moment zelf inschatten hoeveel geweld zij toepast en kan daarbij een keuze maken uit verschillende vormen van geweld. bron 2 Arrestatie.
Zo gebruikte de agente in Rotterdam pepperspray en schopte ze de verdachte, maar ze had ook kunnen kiezen voor de wapenstok of een taser. Een taser is een stroomstootwapen waarmee twee pinnen met stroomdraden van 50 000 volt in het lichaam van de verdachte worden geschoten. Op die manier kan de politie een verdachte uitschakelen en aanhouden. In landen zoals de Verenigde Staten en Australië grijpen agenten veel sneller dan in Nederland naar de taser. Door verschillende incidenten is er ook in Nederland regelmatig discussie over het gebruik van de taser. bron 3 Dodelijk taserincident.
Koekjesdief Bij onderzoek naar de dood van een koekjesdief in Australië is gebleken dat de politie hem 14 stroomstoten had gegeven met het stroomstootwapen taser. De 21-jarige man uit Brazilië was eerder al bespoten met pepperspray en geslagen met een wapenstok. Roberto Laudisio Curti was zelf ongewapend, aldus een onderzoekscommissie die de dood van de Braziliaan onderzocht. De man was ervan beschuldigd twee rollen biscuits te hebben gestolen uit een supermarkt in Sydney. Agenten hadden toen de achtervolging ingezet. Om hem op de grond te dwingen werd hij geslagen en beschoten met de taser, waarna hij echter stopte met ademen. Bron: www.volkskrant.nl, 8 oktober 2012.
In extreme gevallen heeft de politie het recht om het dienstwapen te gebruiken om een verdachte neer te schieten. Na het gebruik van een vuurwapen volgt er altijd een intern onderzoek om te bepalen of het vuurwapengebruik op dat moment ook echt nodig was. Ook bij andere geweldshandelingen wordt na afloop gekeken of het toegepaste geweld paste bij de situatie. Als een agent te veel geweld gebruikt, is hij strafbaar en kan, net als andere burgers, door een rechter worden veroordeeld voor het geweld. Daarvoor moet het slachtoffer eerst aangifte doen en moet uit intern onderzoek van het politiekorps blijken dat een agent te ver is gegaan. Als een agent zijn vuurwapen gebruikt waardoor iemand gewond raakt, volgt een onderzoek van de Rijksrecherche. Dit is een bijzondere rechercheafdeling die niet onder de Nationale politie valt en daardoor onafhankelijk haar werk kan doen. Door de strikte regels en de controle achteraf weten agenten dat zij niet zomaar geweld mogen gebruiken tegen burgers. Op deze manier worden burgers door de rechtsstaat beschermd tegen eventueel machtsmisbruik door de politie. De schoppende Rotterdamse agente hoefde zich niet voor de rechter te verantwoorden. Het geweld dat zij gebruikte paste binnen de regels, zo bleek uit intern onderzoek van de politie Rotterdam-Rijnmond. Critici vragen zich af of het terecht is dat een politiekorps zelf bepaalt of een van de agenten te ver is gegaan. Soms bemoeien media zich ermee of start de Nationale ombudsman een onderzoek naar politiegeweld. De discussie over politiegeweld past binnen een rechtsstaat. Het is belangrijk dat de politie ter verantwoording kan worden geroepen voor (mogelijk) buitensporig geweld. Tegelijkertijd is het ook belangrijk dat alleen de overheid geweld kan en mag gebruiken om te zorgen voor een veilige samenleving.
Wat mag de politie doen als ik mij gedraag? Veiligheid is een belangrijk thema waar vaak over gesproken wordt. Mensen vinden het belangrijk 69
2 Rechtsstaat / 3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
bron 4 Fouilleren. dat ze in een veilige omgeving wonen en veilig uit kunnen gaan. Criminaliteit moet dus zo veel mogelijk voorkomen worden. Dit heet preventie. Er zijn verschillende preventiemaatregelen, bijvoorbeeld camera’s ophangen, sneller fouilleren en meer agenten op straat inzetten. Door al deze maatregelen wordt iedereen extra in de gaten gehouden, dus ook de mensen die nergens van verdacht zijn. Dit plaatst de overheid voor een dilemma: kiezen we voor extra controle of houden we zo veel mogelijk rekening met de privacy van mensen? Een voorbeeld waarbij dit dilemma centraal staat, is preventief fouilleren. De politie maakt in wijken waar zich regelmatig incidenten voordoen, gebruik van deze bijzondere vorm van fouilleren. In 2002 is de wet gewijzigd waardoor de politie ook mensen mag fouilleren die niet verdacht zijn van het plegen van een delict. Dat mag niet zomaar. Preventief fouilleren mag alleen in zogenoemde risicogebieden. Dat zijn gebieden waar bijvoorbeeld veel wapen- of
drugsincidenten voorkomen. In steden als Rotterdam let de politie daarbij extra op bepaalde personen. bron 5 Selectief preventief fouilleren.
Jonge mannen tussen de 15 en 35 jaar Bij de eerste actie selectief fouilleren heeft de politie in Rotterdam-Oost 130 mannen gefouilleerd. De actie was vrijdagavond tussen 18.00 uur en 2.00 uur in Oosterflank en gericht op mannen tussen de 15 en 35 jaar. Agenten hielden drie mannen aan voor het bezit van een mes. Twee mannen werden aangehouden omdat zij onder invloed van alcohol waren en niet wilden meewerken. Ook werden er twee arrestaties verricht voor belemmering en fietsendiefstal. Selectief fouilleren is een uitbreiding op het preventief fouilleren. Er wordt niet alleen op tijd en plaats geselecteerd, maar ook op andere criteria zoals geslacht en leeftijd. Er zal niet worden geselecteerd op basis van huidskleur, nationaliteit, afkomst of religie. Bron: www.rijnmond.nl, 4 juli 2012.
70
preventie preventief fouilleren
De officier van justitie, die het politieonderzoek leidt, moet toestemming geven voor het preventief fouilleren. Hij geeft precies aan op welke dagen, tijden of in welke periode er gefouilleerd mag worden. Iedereen die zich die dag en op dat moment in het risicogebied bevindt, mag gefouilleerd worden. Preventief fouilleren schrikt mensen af én er kunnen wapens in beslag worden genomen die anders gebruikt zouden kunnen worden voor het plegen van delicten. Er is veel kritiek op het preventief fouilleren. Als je zomaar gefouilleerd kunt worden als je toevallig door een risicogebied loopt (of daar woont), gaat dat ten koste van je privacy en je lichamelijke integriteit. Dat betekent dat niemand zomaar aan je lichaam mag komen. Het recht op privacy en het recht op lichamelijke integriteit zijn belangrijke grondrechten. Door preventief fouilleren schendt de politie deze grondrechten. Maar in een rechtsstaat is een veilige samenleving ook bron 6 Discriminatie?
‘Preventief fouilleren lokt racisme uit’ Stel, je bent agent en hebt de bevoegdheid iedereen in een bepaald gebied te fouilleren. Zonder verdenking, maar ook zonder aanzien des persoons. Lukt het je om alle vooroordelen opzij te zetten? De Londense politie zakte voor die test: zij onderwierpen zwarten dertig maal vaker dan witten aan een ‘stop and search’. De chef van het Londense politiekorps vreest dat de rechter preventief fouilleren in strijd acht met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Aanleiding voor de discussie in Groot-Brittannië is de zaak tegen Ann Roberts, een 37-jarige zwarte vrouw die hardhandig werd aangepakt toen ze zich verzette tegen preventief fouilleren. Geboeid werd ze afgevoerd naar het bureau, terwijl er alleen wat problemen waren met haar buskaartje. Preventief fouilleren zou volgens haar advocaten niet alleen op gespannen voet staan met mensenrechtenartikel 14 (discriminatie), maar ook met artikel 5 (recht op vrijheid en veiligheid) en artikel 8 (recht op privacy).
belangrijk en mogen deze grondrechten door de overheid binnen strenge regels geschonden worden. In een rechtsstaat mag er geen verschil worden gemaakt op basis van leeftijd en geslacht. Dat staat in artikel 1 van de Grondwet. Maar de politie weet ook dat het vaker jonge mannen zijn die wapens bij zich hebben en in de fout gaan. Om deze jongens te pakken, fouilleert de politie alle jongens, ook diegenen die voor boodschappen naar de supermarkt gaan. Op die manier vergroten ze de kans dat mogelijke criminelen opgespoord worden en daarmee nieuwe delicten worden voorkomen. De Nederlandse wet staat het selectieve preventief fouilleren toe. Iemand die het daar niet mee eens is, kan de zaak voor de rechter laten komen, maar moet dan wel aantonen dat zijn rechten ten onrechte geschonden zijn, bijvoorbeeld als hij meent dat er sprake is van discriminatie op basis van leeftijd, afkomst of geslacht.
Wat mogen politie en justitie nog meer? In een rechtsstaat zijn er regels waar de politie zich aan moet houden. De politie controleert op haar beurt of burgers zich aan de wetten en regels houden. Naast ordehandhaving heeft de politie twee andere hoofdtaken: opsporing en hulpverlening. Bij hulpverlening biedt de politie bijvoorbeeld hulp aan een slachtoffer van een ongeval of een vechtpartij. Bij de opsporingstaak probeert zij misdaden op te lossen. Rechercheurs onderzoeken een zaak en hopen de dader te vinden. De politie heeft bij de verschillende taken een aantal bevoegdheden. Zo heeft zij bijvoorbeeld de bevoegdheid om iemand te vragen naar zijn of haar persoonsgegevens en verblijfadres. Dat noem je staande houden. Daar moet wel een reden voor zijn.
Bron: www.nrc.nl, 16 januari 2012.
71
officier van justitie ordehandhaving
2 Rechtsstaat / 3 Tegen politie en justitie kun je toch niet op?
bron 7 Klachtenregeling.
Identificatieplicht De identificatieplicht geeft de politie niet de bevoegdheid zonder reden mensen aan te houden om hun identiteit te controleren. Het verzoek om identificatie moet nodig zijn voor de uitvoering van de taken van de politie. Bijvoorbeeld bij verkeerstoezicht, hulpverlening bij een ongeluk of opsporing van strafbare zaken. Bent u het niet eens met het optreden van de politie bij het vragen om een identiteitsbewijs, dan kunt u hierover een klacht indienen. Dit doet u bij het regiokorps waar de betrokken politieambtenaar in dienst is. Elk korps heeft zijn eigen klachtenregeling. De politieambtenaar is verplicht u zijn naam op te geven en zijn legitimatiebewijs te laten zien, als u dat vraagt. In bijzondere gevallen kan een agent volstaan met het opgeven van een nummer (bijvoorbeeld leden van de Mobiele Eenheid). Bron: www.rijksoverheid.nl.
Mensen die vinden dat de politie ten onrechte naar het identiteitsbewijs vraagt, kunnen daarover achteraf een klacht indienen. Als zij de acceptgiro om de boete te betalen negeren, beslist de officier van justitie of iemand strafrechtelijk vervolgd wordt. In dat geval komt de zaak voor de rechter. In de rechtszaal luistert de rechter naar de argumenten en beslist dan of iemand wel of niet een boete moet betalen. Een andere bevoegdheid van de politie is het aanhouden (arresteren) van een verdachte. Iemand is verdacht als er een redelijk vermoeden van schuld bestaat dat iemand de wet heeft overtreden. Dit recht is niet alleen aan de politie voorbehouden. Elke burger mag een andere burger aanhouden, echter alleen als er sprake is van heterdaad: iemand overtreedt op dat moment de wet. Bij een burgerarrest moet de verdachte zo snel mogelijk aan de politie worden overgedragen. Aanhouden is de enige politiebevoegdheid die gewone burgers bij heterdaad ook hebben. De Rotterdamse zwerver is eerst door de politie staande gehouden en daarna aangehouden. De politie nam de zwerver na aanhouding mee naar het bureau voor verhoor. De politie mag
een verdachte ook fouilleren en op het bureau vasthouden. Een verdachte moet meewerken aan het politieonderzoek, bijvoorbeeld door zijn vingerafdrukken af te geven, maar heeft ook het recht om te zwijgen. Dat lijkt tegenstrijdig, maar juist door het recht om te zwijgen, kan de verdachte niet gedwongen worden om nadelige verklaringen over zichzelf af te leggen. Een ander recht van een verdachte is dat hij vóór het verhoor een advocaat mag spreken. Verdachten van een misdrijf waar minstens zes jaar celstraf op staat, hebben ook bij het politieverhoor recht op een advocaat. Als de politie goede redenen heeft om een verdachte langere tijd vast te houden, moet de officier van justitie daar toestemming voor geven. De officier van justitie werkt voor het Openbaar Ministerie (OM). Het OM is geen ministerie zoals bijvoorbeeld het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, maar het OM bepaalt wel grotendeels het opsporings- en vervolgingsbeleid. Binnen de trias politica neemt het OM, net als de regering, een bron 8 Strafrechtketen.
72
vreemde positie in en maakt het deel uit van twee van de drie machten. Enerzijds vormt het OM samen met de rechters de rechterlijke macht, maar anderzijds behoort het OM samen met de politie tot de uitvoerende macht. De officieren van justitie vallen onder de verantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie, maar zij nemen wel een behoorlijk onafhankelijke positie in. Voor het onderzoek van de politie speelt de officier van justitie een belangrijke rol. De politie moet aan de officier van justitie toestemming vragen voor bijvoorbeeld een huiszoeking, het afluisteren van telefoons, het opvragen van bankgegevens en het arresteren van een verdachte in zijn woning. Hierdoor wordt de macht van de politie beperkt. De officier van justitie weegt het belang van de samenleving af tegen dat van de verdachte.
Heeft de officier van justitie te veel macht? Het Openbaar Ministerie heeft verschillende taken: het geeft leiding aan het opsporingsonderzoek van de politie, bereidt strafzaken voor en treedt in de rechtszaal op als openbaar aanklager. Daarnaast is het Openbaar Ministerie de enige instantie in Nederland die verdachten voor de strafrechter kan brengen. De zwerver deed aangifte tegen de schoppende agente wegens mishandeling. De agente werd niet vervolgd. Volgens de officier van justitie handelde de agente volgens de regels en pleegde daarom geen strafbare feiten. Daarom besloot de officier van justitie om de zaak te seponeren. Dat betekent dat de zaak niet voor de rechter komt. De officier van justitie had de agente ook kunnen vervolgen. De officier van justitie bepaalt niet alleen of iemand vervolgd wordt, maar ook waarvoor. In het geval van de agente was het de vraag of er sprake was van mishandeling. Bij een
vervolging had de agente zich voor de rechter moeten verantwoorden. Een rechter had haar kunnen vrijspreken of kunnen veroordelen. Het recht om iemand wel of niet te vervolgen, geeft het Openbaar Ministerie veel macht. De officier van justitie bevindt zich ook op het terrein van de rechter. Sinds 2008 kan de officier van justitie in lichte zaken namelijk zelf een verdachte straffen zonder dat de zaak voor de rechter komt: de OM-afdoening. Het gaat om delicten waar maximaal zes jaar gevangenisstraf op staat. De officier van justitie mag geen vrijheidsstraf zoals gevangenisstraf opleggen, maar mag bijvoorbeeld wel een geldboete of een taakstraf geven, de verdachte een schadevergoeding laten betalen aan het slachtoffer of een stadionverbod opleggen. Als de verdachte niet akkoord gaat, kan hij verzet aantekenen en de zaak alsnog door een rechter laten beoordelen. Het Openbaar Ministerie neemt een machtige positie in. Voor allerlei politiehandelingen is toestemming van de officier van justitie nodig. En agenten die geweld gebruiken tegen een verdachte, kunnen door de officier van justitie worden vervolgd. De macht van de politie wordt hierdoor beperkt. In een rechtsstaat heeft iedere burger recht op een rechter. Dit recht beperkt uiteindelijk de macht van de officier van justitie. De rechter kan een door de officier van justitie opgelegde straf laten vervallen. Daarnaast beoordeelt de rechter of het aangeleverde bewijs tijdens een rechtszaak wel rechtmatig verkregen is. Ook de officier van justitie kan niet zomaar een huiszoeking laten doen of mensen afluisteren. De rechter kan soms besluiten om zo’n bewijsstuk te laten vallen als het niet volgens de regels is verkregen. Daarmee ligt de hoogste macht bij de onafhankelijke rechters.
73
seponeren vervolgen
Kernbegrippen Censuur Controle (door de overheid) op voor publicatie bestemde artikelen, televisieuitzendingen, boeken en films; komt vaak in niet-rechtsstaten voor. Gelijkheidsbeginsel Het uitgangspunt dat alle burgers in gelijke gevallen gelijk behandeld moeten worden. Dit beginsel is verwerkt in het gelijkheidsrecht. Gelijkheidsrecht Verwerkt in artikel 1 van de Grondwet: ‘Allen die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ Het gelijkheidsrecht is gebaseerd op het gelijkheidsbeginsel. Geweldsmonopolie Alleenrecht van de overheid op het legitiem gebruik van geweld. Grondrechten Belangrijkste rechten van burgers die de staat moet respecteren. Er zijn klassieke en sociale grondrechten.
Klassenjustitie In het strafrecht bewust of onbewust verschil maken tussen burgers op basis van herkomst, leeftijd, opleiding of huidskleur.
Politieke rechten Rechten die het voor burgers mogelijk maken om aan de democratie deel te nemen, bijvoorbeeld kiesrecht en petitierecht.
Socialisatie Cultuuroverdracht: het proces waarin iemand de waarden, normen en andere kenmerken van de groep krijgt aangeleerd en zich eigen maakt.
Klassieke grondrechten Fundamentele rechten die vastgelegd zijn in de Grondwet om de vrijheid van burgers te beschermen tegen willekeurig overheidsoptreden.
Preventie Voorkomen; in dit geval voorkomen van criminaliteit.
Vrijheidsrechten Rechten die burgers belangrijke vrijheden bieden, zoals de vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting of de vrijheid van vereniging en vergadering.
Rechtsbronnen De plaatsen waar je het recht kunt vinden: de Grondwet, wetten, de rechtspraak, verdragen en het gewoonterecht.
Legaliteitsbeginsel Twee betekenissen: 1. Je mag pas voor iets gestraft worden als het strafbaar gesteld is. 2. De overheid is ook aan regels gebonden.
Rechtsstaat Een staat waarin de machten gescheiden zijn, het legaliteitsbeginsel geldt, er een onafhankelijke rechtspraak is en waar grondrechten (in theorie en in de praktijk) burgers beschermen tegen willekeurig overheidsoptreden.
Machtenscheiding (trias politica) Spreiding van de staatsmacht over drie machten: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.
Sociale grondrechten Grondrechten waarbij de overheid een zorgplicht heeft op het gebied van onderwijs, bestaanszekerheid, huisvesting en volksgezondheid.
Onschuldpresumptie Iemand is onschuldig totdat het tegendeel is bewezen en de rechter hem of haar veroordeelt.
93
Zelfcensuur Het zelf schrappen van (kritische) delen in een artikel of uitzending door journalisten om problemen met de autoriteiten te voorkomen.
Register
Achter elk begrip staat in zwart het paginanummer waarop het begrip in de tekst wordt uitgelegd. In vet staat aangegeven waar een begrip ook in de kernbegrippenlijst te vinden is.
A actiegroepen actoren agendafunctie allochtonen allochtoon amusementsfunctie arbeidersbeweging assimilatie autochtonen autochtoon
equivalentiebeginsel etnische groep Europees Parlement (EP) Europese Commissie Europese Raad Europese Unie
36 11, 52 34 145 163 34 104, 131 152 145 163
F formele sanctie
gedecentraliseerde eenheidsstaat gelijkheid gelijkheidsbeginsel gelijkheidsrecht geschreven regels geweldsmonopolie gewoonterecht gezag gezin globalisering grondrechten
9, 52 35, 52 27 35
C censuur christendemocraten c\hristendemocratie christendemocratie coalitie conservatief conservatiefcorporatistische verzorgingsstaat constitutionele monarchie cultuur
84, 93 100 52 25 30, 52 23, 52 120, 131 29, 52 135, 163
Hof van Justitie van de Europese Unie hoor- en wederhoor
43, 52 90
I ideaaltype identiteit illegaal indirecte democratie individualisering individuele rechten en plichten Individuele rechten en plichten industrialisering informatieve functie informele sancties integratie integratiebeleid intergouvernementeel internalisatie invloed
28 15, 52 102 155, 163 48, 52 137 110, 131 31, 52
E ecologisme eigen risico emigreren
18, 52 100, 120 82, 93 60, 93 57 11, 52, 68, 93 67 12, 52 120 128, 131 64, 93
H
D dertigledendebat dictaturen dilemma van de collectieve actie discriminatie districtenstelsel dominante cultuur draagkracht van de leefeenheid dualisme
142
G
B belangen belangengroepen budgetrecht burgerinitiatief
108, 131 149 42, 52 41, 52 42, 52 129
24, 52 111 162
164
152 135, 163 161 16, 52 125, 131, 141, 163 111 131 102 34 142 150, 163 153 42, 52 142 12, 52
J jurisprudentie
O 66
officier van justitie omslagstelsel onderhandelingshuishouden ongeschreven regels onschuldpresumptie ontgroening oppositie ordehandhaving overheid
K kabinet kabinetsformatie kamervragen kapitaaldekkingsstelsel Keynes klassenjustitie klassieke grondrechten Koning
29, 52 29, 52 28 112, 131 105 85, 93 60, 93 29, 52
P parlement parlementaire enquête particulier initiatief persoonlijke identiteit pluriformiteit Pluriformiteit politiek politieke participatie politieke rechten politieke stroming politiek probleem populisme pressiegroepen preventie preventief fouilleren progressief pull-factoren push-factoren
L legaliteitsbeginsel legitimiteit liberale verzorgingsstaat liberalisme links loondervingsfunctie
65, 93 50, 52 120, 131 22, 52, 100 24, 52 108, 131
M maatschappelijk probleem macht machtenscheiding machtenscheiding (trias politica) machtsbases mandaat markt meerderheidskabinet melting pot meningsvormende functie minimumbehoeftefunctie ministeriële verantwoordelijkheid ministers monisme motie
8 12, 53 65 93 12, 53 47, 53 97, 131 30, 53 151 34 108, 131 30, 53 29, 53 31, 53 28
17, 53 28 98, 131 135 136 163 11, 53 49, 53 60, 93 22, 53 11 23, 53 36, 53 70, 93 70 23, 53, 120 145 145
R Raad van de Europese Unie rechten rechterlijke macht rechts rechtsbronnen rechtsregels rechtsstaat recht van amendement recht van initiatief recht van interpellatie referendum regeerakkoord regering relativisme representativiteit
N naastenliefde naturalisatie niet-westerse allochtonen nivelleren normen
71 112, 131 141 57 76, 93 126, 131 30, 53 71 11, 53, 97, 131
98 160 147 117, 131 9, 53, 135, 163
165
42, 53 58 16, 43, 53 23, 53 66, 93 63 63, 93 27 27 28 14, 53 29, 53 29, 53 155 46, 53
Register
S
U
salad bowl 151 schijnprocessen 77 segregatie 150, 163 seponeren 73 sociaaldemocratie 24, 53 sociaaldemocratische 100 sociaaldemocratische verzorgingsstaat 120, 131 sociaal milieu 152 sociaal minimum 107, 131 sociale cohesie 106, 131, 138, 163 sociale controle 57, 141, 163 sociale druk 139 sociale grondrechten 61, 93 sociale identiteit 134 sociale integratie 120 sociale ongelijkheid 116, 131 sociale verzekeringen 110, 131 sociale voorzieningen 110, 131 sociale zekerheid 110, 131 socialisatie 57, 93, 140, 163 socialiserende instituties 141 socialisme 23, 53 soevereiniteit 10, 53 solidariteit 98 solidariteitsbeginsel 109, 131 staat 10, 53 staatssecretarissen 29, 30, 53 stelsel van evenredige vertegenwoordiging 48, 53 stereotypen 155 subculturen 137 supranationaal 39, 53 symbool 136
uitvoerende (bestuurlijke) macht uitvoerende macht universalisme
T
zelfcensuur zondeboktheorie
tegencultuur tolerantie
31, 53 41 155
V verbindingsfunctie vergrijzing verheffingsfunctie vertrouwensregel vervolgen verzekeringsfunctie verzorgingsfunctie verzorgingsstaat vierde macht vluchteling volksverzekeringen vooroordeel vrijheid vrijheidsrechten
116, 131 117, 126, 131 106, 131 18 73 106, 131 106, 131 96, 106, 131 37 158 109, 131 156 100, 120 60, 93
W waakhondfunctie waarden welfare triangle werknemersverzekeringen westerse allochtonen Wetboek van Strafrecht Wetboek van Strafvordering wetgevende macht Wet openbaarheid van bestuur wetten
34 9, 53, 135, 163 98, 131 109, 131 147 77 76 27, 42, 53 90 66
Z
137 155, 163
166
84, 93 156
Colofon
Ontwerp Buro de Kuijper, ‘s-Hertogenbosch Opmaak Redactiebureau Ron Heijer, Markelo Bronvermelding Don Wright, distributed by Tribune Media Services; 2011, Uitgesproken EO; AFP/ANP; Albert Hahn/IISG, Amsterdam; Algemene Rekenkamer (2012), Prestaties in de strafrechtketen/Joris Fiselier; Aloys Oosterwijk/ANP; Amnesty International; AP/Reporters; Arend van Dam; Bert Verhoeff/Hollandse Hoogte; Corbis/Hollandse Hoogte; Council of Europe; David Rozing/Hollandse Hoogte; De Designpolitie; De Nationale Ombudsman; Dex Foundation; Discriminatie.nl/LBA; Dutch Filmworks; Eric Lassen; Erik Franssen voor COC Nederland; Erik van der Burgt/Hollandse Hoogte; Evert Elzinga/ANP; Flip Franssen/Hollandse Hoogte; FredCavazza.net; Freek van Asperen/ANP; Gemeente Venlo; Ger Loeffen/Hollandse Hoogte; Getty Images; Hollandse Hoogte; Huis van de rechtstaat, Bovens, M.A.P. (2003). De digitale republiek: democratie en rechtsstaat in de informatiemaatschappij; IISG, Amsterdam; J.C.M. Vis en W.H. van Schuur (red.), Politieke problemen, Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek, 1998, pp. 25-27; Jan Dijkema; Jerry Lampen/ANP; Joost van den Broek/Hollandse Hoogte; Journal officiel de la République Française; Koen Suyk/ANP; Koninklijke Bibliotheek; Krewinkelkrijst.nl; Leef & geniet, Bouman GGZ, Heineken Nederland; Loesje; Marcel Jurriëns; Mark Kuipers/Hollandse Hoogte; Marlies Wessels/Hollandse Hoogte; Nationale Beeldbank; Novum Foto; Olaf Kraak/ ANP; Patrick de Roo; Peter Schrank; Phil Nijhuis/ANP; Poster van de Nacht van de Rechtsstaat, een jaarlijkse debatavond over de rechtsstaat georganiseerd door FORUM, Instituut voor Multiculturele Vraagstukken, en Felix Meritis, Europees Centrum voor Kunst, Cultuur en Wetenschap; Proshot/ANP; Reid, Geleijnse & Van Tol; Reuters/Novum Foto; Rijksoverheid/Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport; Robert de Hartogh/Nederlands Fotomuseum; Roel Rozenburg/ANP; Ronald Goedheer; RubenL.nl; Ruud Verhalle/ANP; Sabine Joosten/Hollandse Hoogte; Shutterstock; Sire; Sjaak Klunder; Tom Janssen; Valerie Kuypers/ANP; Veilig Verkeer Nederland; www.staygold.eu; www.volkskrant.nl; Yofial CC BY SA; Youtube. Technisch tekenwerk Redactiebureau Ron Heijer, Markelo Beeldverwerving Myra Muller, Nijmegen Tekstbijdrage Joke Noordstrand / Noordstrand Educatief, Haarlem
554716 ISBN 978 90 345 9002 2 Eerste druk, eerste oplage © Malmberg ’s-Hertogenbosch, 2013 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 j° het Besluit van 20 juni 1974, St.b. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, St.b. 471, en artikel 17 Auteurswet 1912, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Het is de uitgever, ondanks vele inspanningen, niet gelukt alle rechthebbenden te achterhalen. Denkt men rechthebbende te zijn, dan kan men zich wenden tot de uitgever. 168